Verdegem Corentin 20033816
2008- 2009
MASTERPAPER BIOGRAFIE:
OSWALD DE SCHAMPHELAERE (1866- 1937)
Promotor: Dr. Christophe Verbruggen 1
INHOUDSTAFEL inleiding HOOFDSTUK 1: Jeugdjaren (1866 – 1882) 1. algemeen 1.1. Het liberalisme (1848 – 1878) 1.2. Gent, 2e helft 19e eeuw.
2. De familie en de firma De Schamphelaere 2.1. roots 2.2 Donatus De Schamphelaere (15/5/1810 – 1869) 2.3. Pol(ydoor) De Schamphelaere (Gent 14/3/1839 - Gent, 8/1/1904) 2.4. Edmond De Schamphelaere (1864-1926) 2.5. De jonge Oswald De Schamphelaere
HOOFDSTUK 2: De Laurentkringen, de Club Gymnastique de Gand en de Gentse chasseurs – éclaireurs.( 1882 – 1892) 1. Algemeen 1.1. De liberale ontwikkelingen 1878 - 1892 1.2. De schoolstrijd te Gent in 1878- 1884 2. De zaak en de familie. 3. Verenigingen 3.1. De eerste verenigingen: Geluk in‟t Werk (1882) en Vrijheidsliefde (1882). 3.2. De Club Gymnastique de Gand (1883). 3.3. De Nationale Militie, en andere verenigingen waar Oswald lid van werd in de periode 1882 - 1892 3.3.1. De Nationale Militie (1885-1886) 3.3.2. De Racing Club Gent (1886). 3.3.3. De Club Nautique de Gand (1886). 3.3.4. De Société Gantoise de Gymnastique (1889). 3.3.5. De Société l‟Union (1891). 3.4. De Gentse Burgerwacht (1891). HOOFDSTUK 3: De liberale strijd (1893 – 1900) 1. algemeen
2
1.1. De liberale partij 1.2.Gent 2. De zaak en de familie 3. Oswalds verenigingsleven 3.1. De Club Gymnastique de Gand (1893). 3.2. De « Section Vélocipédique » van de C.G.G.(1893) 3.3. De chasseurs- éclaireurs (1893) 3.4. A.A. La Gantoise (1894) 3.5. Sport Nautique de Gand. 3.6. Het Van Crombrugghes genootschap 3.7. De Romeinen (1898)
HOOFDSTUK 4: 1900- 1913 1.Algemeen 1.1.De liberalen (1900- 1913). 1.2. Gent (1900- 1913) 2. De zaak 3. Familieleven 3.1. Een huis en een dochtertje. 3.2. Een nieuwe passie: diafotografie. 3.3. Diploma‟s en filantropie. 4. verenigingen. 4.1. De Koninklijke Belgische Turnbond (K.B.T.) en “De Turner”.(1900) 4.2. De Club Gymnastique de Gand > Royal Club Gymnastique (1900) 4.3. De Chasseurs- éclaireurs (1900) 4.4. De « Société Royale de la Grande Harmonie ».(1900) 4. 5. Het Willemsfonds (1901) 4.6. De vriendenkring ‟T Jagerke (1906). 4.7. Nijverheid en wetenschappen (1907). 4.8. De Gentse tak van het Algemeen Nederlandsch Verbond (1907 – 1914) 4.9. De Club Nautique de Gand (1911). HOOFDSTUK 5: de wereldtentoonstelling van 1913 en de Groote Oorlog (1913 – 1918) 1. Algemeen: de Wereldtentoonstelling te Gent in 1913.
3
2. Verenigingsleven 1913- 1914. 2.1. De Koninklijke Belgische Turnbond. (1913) 2.2. „t Jagerke(1913) 2.3. Het Van Crombrugghes Genootschap (1913) 2. 4. ‟t Zal wel gaan (1914) 3. De Groote Oorlog. 3.1. De Gentse bezetting. 3..2. Het openbare leven. 3.3. De “Flamenpolitik”. 3.4. De Bevrijding. HOOFDSTUK 6: na WOI en het Willemsfonds (1918 – 1933)
1. Algemeen: het interbellum 1.1. Organisatie van de Gentse liberale wijkkringen tijdens het interbellum 1.2. Het taalvraagstuk 2. de zaak 3. de familie 4. het verenigingsleven. 4. 1. De Gymnastische volksmaatschappij van Gent (1919 - 1933) 4. 2. Nagalm van ‟t Jagerke (1919 - 1921) 4. 3. Het Van Crombrugghes genootschap (1920) 4. 4. het Willemsfonds (1921 – 1937) 4.4.1. geschiedenis en doelen van het Willemsfonds. 4.4.2. Werking 4.4.3. Oswald in de Gentse sectie het Willemsfonds, 1894 – 1933. 4.5. De Koninklijke Belgische Turnbond (1921), de Oost- Vlaanderengouw en het Gents Turnverbond. 4.5.1. De K.B.T. 4.5.2. De Oost-Vlaanderengouw 4.5.3. Het Gentsch turnverbond 4.5.4. De turner 4.6. De Nederlandse Schouwburg te Gent. (1921) 4.7. De heroplevende verenigingen “Geluk in‟t Werk” en “Vrijheidsliefde”(1921) 4.7.1. “Geluk in‟t Werk”. 4.7.2. “Vrijheidsliefde”.
4
4.8. Vriendschap (1921) 4. 9. Help u Zelve. 4. 10. Herdenking van de R.C.G. HOOFDSTUK 7: eind van zijn leven en dood. ( 1933 – 1937) 1. Algemeen 2. De zaak 3. Familie 4. Verenigingen 4.1. Vriendschap (1934) 4. 2. De K.B.T. en de Oost- Vlaanderengouw (1934) 4. 3. Vrijheidsliefde (1934) 4.4. Het Willemsfonds (1934) 4.5. De Liberale bond te Gent.(1935) 4.6. Royal Club Nautique (1936) 4.7. Van Crombrugghes genootschap. 5. Overlijden
besluit
bijlage: Stamboom AFB. voorkant: wenskaart, gefotografeerd en bewerkt door Oswald.Bron: familiearchief A-M Van Werveke. “De minder begunstigden helpen en steunen of aangenaam zijn, als daarvoor een gelegenheid is, bevat op zich zelf reeds een heerlijk gevoel van voldoening.” Oswald De Schamphelaere1.
AFB: Oswald De Schamphelaere, in 1925: Bron 75 jarig jubileum Willemsfonds
1
PLAKBOEK p. 78: De Turner, 13/5/ 1933.
5
INLEIDING De bekende Nederlandse historicus Jan Romein (1893- 1962) zei ooit: "de historicus ziet door een verrekijker, de biograaf door een vergrootglas“.In deze paper is deze stelling niet minder waar. Dankzij de methode van een biografie wordt er letterlijk een steekproef in de geschiedenis gehouden, het leven van een individu wordt op een bepaalde plaats in een bepaalde tijd intens onder de loep genomen, met daarbij het milieu en de context waarin hij leefde, systematisch onderzocht, en dan weer losgelaten2. De bedoeling hiermee is om langs iemands persoonlijk leven en zijn ervaringen te laten bijdragen tot een gekleurder beeld van de geschiedenis. Dit kan op verschillende manieren: ten eerste kan er gefocust worden op de persoonlijkheid van de gebiografeerde zelf, ten tweede, kan men de gebiografeerde bekijken in functie van zijn omgang met de mensen in zijn directe omgeving, of kan men de gebiografeerde vergelijken met de reeds gekende zaken over de algemene context en tijd waarin hij leeft. Met deze masterpaper worden alle drie de wegen geambieerd, aan de hand van de gekozen figuur, de Gentse (sociaal)liberaal Oswald De Schamphelaere (1866- 1937). Deze persoon was zeker geen liberale kopman of hoogvlieger voor zijn tijd (dat wil ik trouwens niet met deze paper bewijzen), maar hij biedt een uniek voordeel op andere kandidaat - gebiografeerden: hij zou namelijk zijn hele leven lang krantenknipsels, foto‟s, diploma‟s, medailles en correspondentie van hemzelf verzamelen en bundelen in een reusachtig plakboek. Dit geeft de kans om niet alleen in één klap te onderzoeken wat voor iemand hij persoonlijk was, maar ook zijn relatie tegenover zijn familie en vrienden, zijn verenigingsleven en carrièrekeuzes, en zijn positie in het licht van een bepaalde algemene woelige periode te reconstrueren (zoals dat er veel zijn in de tweede helft van de 19e, en de eerste helft van de 20e eeuw). Ten eerste wordt het mogelijk om deze persoon te situeren in de snel opeenvolgende algemene gebeurtenissen van zijn tijd, en zijn reacties daarop in zijn familiale, zakelijke en verenigingsleven. Aangezien hij liberaal was, wordt ook deze algemene politieke invalshoek in elk hoofdstuk verwerkt. Ten tweede is het dankzij de vele krantenartikels mogelijk om zijn directe familiale, en verenigingsleven te reconstrueren, en ook zo verenigingen die nog nooit besproken zijn, op de kaart te zetten (zoals de Gentse kring ‟t Jagerke). Ten laatste is informatie over de persoonlijkheid van de gebiografeerde zelf langs het plakboek mogelijk, maar voornamelijk onrechtstreeks. Daarom zal deze informatie vergeleken worden met verhalen van kleinkinderen en familie, om zo tot een zo correct mogelijk beeld te komen.
2
DRESDEN, de structuur van de biografie, Den Haag – Antwerpen, Bert Bakker – De Sikkel, 1956: p. 5 6
Vooral dit laatste is geen gemakkelijke opgave voor een biograaf, er zijn heel veel psychologische valkuilen waarin deze kan trappen. Sigmund Freud was de eerste die een aantal heel nieuwe uitroeptekens onderscheidde voor een biograaf, bij het maken van een variant van de biografie maakte over Leonardo Da Vinci, namelijk de psychobiografie3. Zo is het voor een (psycho)biograaf gevaarlijk om argumenten verder te bouwen op één simpel gegeven, het psychobiografisch subject (de gebiografeerde dus) te pathografiseren of te idealiseren, en sterke conclusies te trekken uit onvoldoende data4. Terwijl deze eerste en laatste inzichten min of meer vanzelfsprekend zijn of zijn geworden in de hedendaagse geschiedschrijving, was Freud uniek in zijn bemerking om het vermijden van pathografie ( het opzettelijk door het slijk halen van de gebiografeerde) 5 in, noch het idealiseren in een biografie. Het is inderdaad belangrijk om de focus zo breed en objectief mogelijk te houden in een biografie, en het overdreven vermenselijken van een persoon, of die nu een al dan niet belangrijke rol heeft gespeeld in de geschiedenis, door op zijn mentale of fysieke tekorten te hameren. Het mag, moet zelfs een aspect zijn van de biografie, maar mag geen doel worden op zichzelf. Hoe een gebiografeerde kan geïdealiseerd worden door een biograaf, werd verder uitgewerkt door Jan Fontijn. In zijn boek “Broeders in bedrog” zette deze immers op een overzichtelijke manier heel wat meer gevaren op een rijtje, waarmee een biograaf te maken mee kan hebben.6 Over het algemeen stelt hij dat bewust of onbewust de biograaf zijn leven met dat van zijn held of heldin vermengt, en die subjectiviteit is zowel zijn achilleshiel als zijn kracht. Het gevaar is dat de biograaf te veel het bronnenmateriaal mishandelt, de held onherkenbaar wordt, of aan de andere kant van het tweesnijdende zwaard, dat de biograaf zich zonder geen enkele betrokkenheid en fantasie de biografie tot een droog feitenrelaas omtovert.7 In de eerste plaats moet, zo zegt Fontijn, de mythologisering van de gebiografeerde door de auteur8 vermeden worden. Verder moet men opletten met de Zeitgeist van een periode, met eigen temporele trends en codes (én tegelijk bewust zijn van de trends en codes van de tijdsgeest van de biograaf)9, mag de biograaf geen romanschrijver worden uit drang naar verhaling, wat automatisch leidt tot vervalsing10. Ook mag een biografie geen persoonlijke therapie11 zijn voor, noch een politiek pamflet van de biograaf12, of, dat het werk geen geëxalteerd en allegorisch 3
ELMS, A.C., “Freud as Leonardo”. In W.T. Schultz (ed.), 2005, Handbook of psychobiography. Oxford: Oxford University Press, p. 210 – 222: jammer genoeg zou Freud in dit werk tegen deze door hem opgestelde „gevaren voor de biograaf‟ zelf zondigen, wegens voornamelijk zijn persoonlijke identificatie met Leonardo. 4 Ibid.: Respect. p. 214, 215 en 217. 5 Ibid.: p.215: al wou Freud hiermee vooral eerherstel beogen voor de grote figuren, die als enige in de 19 e eeuw werden gebiografeerd. 6 Fontijns visie is grosso modo een verderzetting, maar tegelijk ook een kritiek op het postmodernisme, en dan vooral op Roland Barthes (1915- 1980), in diens boek “la mort de l‟auteur” uit 1968; en op Foucault (19261984).Hij stelt dat de door de postmodernisten gedode auteur terug uit zijn graf opstaat, gezien de tegenwoordig hernieuwde belangstelling voor biografieën. 7 FONTIJN, J, broeders in bedrog. De biograaf en zijn held, Amsterdam, Querido, 1997, p. 17 - 18 8 Ibid.: p. 27 9 Ibid.: p.84 10 Ibid.: p.29 11 Ibid.: p.32 12 Ibid.: p.39
7
heldenverhaal wordt, vanuit de biograaf als diens voornaamste en nederige onderdaan, die vindt dat deze persoon een eerherstel moet hebben tegenover de grote figuren die reeds gebiografeerd zijn. Ook de commerciële agenda van de biograaf moet vermeden worden, wat het werk tot soap omvormt, en waarbij zelfs soms ethiek genegeerd wordt door een selectie in de primaire feiten op het criterium “spannend genoeg voor het publiek of niet”13 en de biograaf als allesweter hooghartig overkomt14. Dit zijn belangrijke inzichten, en het is niet voor de hand liggend om aan deze tips niet te zondigen. Altijd moet natuurlijk ook een bepaalde link in een biografie tussen feiten verantwoord worden. Anders dreigt het gevaar altijd van „invention‟, grootspraak en leugen van de auteur.15 Normaliter zouden de methodes van Freud hier een stokje moeten voor steken, alsook de hele ethiek de wetenschappelijke geschiedbeoefening zelf. Immers, elke biografie hangt af van de wijze waarop de biograaf het bronnenmateriaal selecteert en interpreteert. In elke biografie zit een stukje van de biograaf.16 Ik besef bv. heel goed dat ik in deze inleiding vooral psychologische methoden hanteer waarmee ik probeer mijn biografie zo historisch verantwoord mogelijk probeer te maken. Had ik andere cesuren ontleend aan bv. sociologie of cultuurgeschiedenis, had deze inleiding er helemaal anders uitgezien. Ook moet er goed beseft worden dat de gebiografeerde soms zelf bedrog speelt in wat hij of zij besluit achter te laten. Dit is weliswaar meer het geval bij egodocumenten in de vorm van autobiografieën en mémoires, en Oswald De Schamphelaere heeft weliswaar een plakboek met als overgroot deel krantenartikels erin nagelaten. Maar zelfs bij een eerste oogopslag op het boek kan men merken dat er wel degelijk pagina‟s en artikels mankeren, of pas later en tegen een zekere chronologische bedoeling in in het werk zijn ingeplakt. Het weglaten van artikels impliceert een zekere selectie, waarom? Waarom zijn er slechts sommige artikels er pas veel later bijgeplakt, of bewust bij andere artikels op dezelfde pagina geplakt? Waarom zou Oswald De Schamphelaere überhaupt een plakboek bijhouden (als het al Oswald zelf zou geweest zijn), en waarom zijn er weinig artikels te merken waarin Oswald niet als vriend van het volk wordt bestempeld? Deze vragen alleen al kunnen stof vormen voor een paper op zich. Tenslotte geeft Fontijn ook een overpeinzing mee, die heel belangrijk gaat zijn voor deze paper. Aan de hand van zijn interpretatie het werk “La nausée”(1938) van de existentialistische schrijver Sartre (1905-1980), ontdekt hij dat, als een biograaf zijn bronnen i.v.m. zijn “held” raadpleegt, ook geconfronteerd wordt met een chaotische werkelijkheid van zijn held, met diens pijnlijke onzekerheid over de toekomst en diens verwarring en vergeetachtigheid over gebeurtenissen in het verleden. Er is dus wel 13
Ibid.: p. 58: waarbij een biograaf spectaculaire feiten, als die niet voorhanden zijn, uitvindt, gewone feiten op te blazen door buitengewone feiten, of vage geruchten of roddels tot harde feiten bombardeert. 14 Ibid.: p.48 15 Ibid.: p.61 16 Ibid.: p.54
8
degelijk een grote discrepantie tussen die werkelijkheid en de gestroomlijnde verhaalwerkelijkheid van de biografie. Het besef moet er m.a.w. zijn, dat geen mens er helemaal aan ontkomt zijn leven in verhaalvorm te gieten, d.w.z., alles wat hem overkomt in het perspectief te zetten van verleden en toekomst17. In deze paper wordt er, ondanks de chronologische indeling van het leven van Oswald, hiermee zoveel mogelijk rekening gehouden, bv. in hoeverre wou Oswald De Schamphelaere wel gemoeid zijn in de zaak van zijn vader, of in het Willemsfonds? Ook het teleologisch perspectief wordt ook in de mate van het mogelijke vermeden, een gevaar dat opduikt omdat hier mondelinge getuigenissen van nazaten van Oswald worden bijgevoegd. Zo kan immers alles verklaard worden, zonder rekening te houden met de mogelijkheid dat “zijn held in zijn leven vaak het idee gehad [heeft] als een stuurloos wrak in de immense levenszee te dobberen”18.
Om te eindigen met een quote uit het plakboek van Oswald zelf: “Mochten wij of konden wij ons bepalen met in dit welgevuld leven eenige grepen te doen, dan loopt alles van een leien dakje. Maar bij de eerste poging reeds worden wij door een stortvloed van herinneringen van allen aard overrompeld. Wij hebben iets als een elektrisch contact aangeraakt, waardoor het geestesleven van een geheel volk, zijn bitteren kamp om een menschwaardig bestaan, zijn heldhaftigen strijd om betere levensvoorwaarden, een halve eeuw lang trots alles volgehouden, ons plotselings voor de oogen wordt getoverd.19”
*** Heel veel dank aan mijn promotor dr. Christophe Verbruggen, voor de nuttige begintips, en aan dhr.Bart d‟Hondt en mevr. Geertrui Coppens van het Liberaal Archief Gent, om mij wegwijs te maken in de publicaties m.b.t. het Willemsfonds, het liberalisme van de 19e eeuw en de Gentse Westerbegraafplaats. Ook dank ik prof. Walter Prevenier om mij in contact te brengen met de familie Van Werveke. Tevens dank ik de familie Van Werveke zelf, in het bijzonder Omer Mogensen, Anne- Marie en Sylvia van Werveke, voor het gezellige interview in de tuin van de villa “het Roze konijn”, en de vele leuke verhalen en foto‟s van “opa” Schamphelaere. Je veux encore remercier une de mes meilleures amies, Fanny Vercruysse, pour les traductions en les photos et tout le soutien. Ik dank ook mijn beste vrienden Diederik, Sarie en Jutta Declercq, Peter van de Putte, Katrien en Maud van Durme voor hun steun gedurende mijn studies. Verder veel dank aan mijn ouders, mijn grootouders en familie, voor hun steun en geduld.
17
Ibid.: p. 27-28 Ibid.: p. 115 19 PLAKBOEK p.78: De Turner, 13/5/ 1933. 18
9
HOOFDSTUK 1: Jeugdjaren (1866 – 1882) 1. algemeen 1.1. Het liberalisme (1848 – 1878)
Van 1848 tot 1884 domineerde het liberalisme in de Belgische politiek. Dit is een politieke stroming die meerdere betekenissen bevatte, en andere connotaties had in de 19e eeuw als nu20. Eerst en vooral was het grootste bestanddeel van deze ideologie in die tijd het economische liberalisme, namelijk het vertrouwen van ondernemers in de zelfregulerende werking van het marktmechanisme. Dit was de zgn. “laissez- faire” gedachte, dat als men concurrerende bedrijven zoveel mogelijk met rust liet, de markt automatisch zou reageren en zijn vraag en aanbod in evenwicht zou brengen. De overheid mocht volgens deze stroming zo weinig mogelijk ingrijpen, alleen maar een gunstig investeringsklimaat scheppen, een (wegen)infrastructuur uitbouwen, en voordelige handelsakkoorden sluiten met het buitenland. Zou de staat tussenkomen in de sociale sector (vb. door wettelijke minimumlonen vast te leggen of in te grijpen in de arbeidsvoorwaarden), werd dit beschouwd als concurrentievervalsend en werd het afgewezen. De staat mocht alleen zijn onontbeerlijke bevoegdheden uitoefenen: orde handhaven, rechtspreken, het land verdedigen en internationale verdragen afsluiten (de zgn. nachtwakersstaat). In tijden van recessie (een paar keer in de 19e eeuw) greep de staat in, soms in het economische leven (door het oprichten van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas en het Gemeentekrediet, buurtspoorwegen, monopolisering van telegraaf en telefoon), en soms met dereguleringsmaatregelen (met daarbij afschaffing van de stedelijke octrooien zoals te Gent - zie verder -, en de toestemming voor de vrije oprichting van n.v.‟s) 21 Het is dus niet verwonderlijk dat het liberalisme voornamelijk weggelegd was voor ondernemers, grote, middelmatige en kleine handelaars, en opkomende industriëlen op het platteland en in de steden, en door hen verpersoonlijkt werd. Deze bezittende klasse, deze burgerij, zou dit economische liberalisme met open armen begroeten22. De “laissez- faire” gedachte ging echter verder op sociaal gebied. Armoede van de gewone arbeiders diende door hen elk apart opgelost te worden, het was hun eigen verantwoordelijkheid. Kringen (zoals de Laurentkringen te Gent) propageerden de zelfhulpgedachte, het bevorderen van het spaarwezen. Hiermee werd natuurlijk voorbijgegaan aan de eigenlijke sociale situatie, weliswaar door meer onbegrip dan door onwil vanuit de kant van de burgerij.
20
BOTS, M, Beknopte geschiedenis van de Liberale Partij. Gent: Liberaal Archief, 1989. p. 31 Ibid., p. 31: in de tijd van de gemengde (1855- 1857) en katholieke (1870- 1878) regeringen in België, gingen de katholieken op dit punt, en op het hele socio- economische beleid eigenlijk, akkoord met de liberalen. 22 VERHULST, A (1929-2002), HASQUIN, H (1942), Het liberalisme in België: tweehonderd jaar geschiedenis, Brussel: Delta, 1989. 425 p.: ill., p. 229. 21
10
Daarnaast was het liberalisme ook in zekere zin een cultuurideaal, dat meer was dan de ideologische bovenbouw van klassebelangen en privilegies van de burgerij. Namelijk, net zoals in de economie, moesten alle belemmeringen opgeheven worden, die de ongehinderde ontplooiing van het individu op materieel gebied in de weg stonden. Ook op geestelijk gebied moest de mens maximaal ontplooid worden, door deze te bevrijden van controle van de staat en van dogma‟s. Deze vrijheden stond volgens liberalen in de grondwet, daardoor was de (op dat moment zwakkere) staat een mindere vijand dan … de Kerk23. De tweede helft van de 19e eeuw zou in het teken staan van hun strijd zijn tegen dit instituut. De door ultramontanen gedomineerde katholieken beten zich vanaf 1860 steeds sterker af tegen de eveneens scherper geworden liberalen ( door de vrijmetselaarsbewegingen en de Université Libre de Bruxelles, die het principe van vrij onderzoek voorstonden). Sommige liberalen evolueerden hierdoor naar vrijdenkerij en antikatholicisme, en promootten de totale secularisering van de maatschappij. Toen de doctrinairen, die in die tijd de liberale partij beheersten, vaststelden dat de Kerk terug zijn verstikkende greep kreeg langs zijn vele organisaties, aarzelden ze zelfs niet hun eigen regel te doorbreken en via staatsinterventie hun politieke agenda door te voeren. De strijd zou vooral in de onderwijssector uitgevochten worden: de eerste liberale regering Rogier (1847 – 1852) vaardigde vb. op 1 juni 1850 een wet uit, waardoor 10 Koninklijke Athenea en 50 Rijksmiddelbare Scholen werden opgericht. De uitvoering van deze wet werd door de hogere geestelijkheid geboycot. Hieruit volgde een jarenlang durend conflict, dat in 1854 uitliep op een voordelig compromis van de clerus, die langs administratieve weg zijn belangrijkste eisen toch nog vervuld zag. Nog vele geschillen omtrent onderwijs zouden volgen (op vlak van studiebeurzen bv24.) en tijdens de 8 jaar katholieke regering (1870 – 1878) kreeg de strijd er nog tandje bij. De liberalen, misnoegd om hun verloren parlementaire meerderheden, deinsden niet voor terug voor straatgeweld (het uiteenknuppelen van processies vb.) en rellen om de katholieke regering te intimideren. Het hoogtepunt van de strijd zou de schoolstrijd worden (1878- 1884, zie volgend hoofdstuk). 1.2. Gent, 2e helft 19e eeuw. Gent zou in de tweede helft van de 19e eeuw voornamelijk door liberale initiatieven van uitzicht compleet veranderd worden. Tegen het midden van de 19e eeuw immers, was Gent tot een overbevolkte, onleefbare verzameling van sloppenbuurten en bedrijven herschapen25. Door een verdubbeling van de bevolking tussen 1800 en 1860 raakte de binnenstad 23
BOTS, M, Beknopte geschiedenis van de Liberale Partij. Gent: Liberaal Archief, 1989. p. 32 Ibid., p. 32 25 CAPITEYN,A, Gentse torens achter rook van schoorstenen: Gent in de periode 1860-1895 . Gent: Stad Gent. Dienst voor culturele zaken, 1983. 179 p.: ill., p. 15 24
11
overbevolkt en ongezond. Binnen zijn te kleine, 16e - eeuwse driehoekige omwalling, hadden vooral de middenstand en de kleine burgerij de stadskern “ingevuld” met huisjes en beluiken Bijna één derde van de inwoners woonde samengepakt op 3 percent van de stadsoppervlakte. Mensen leefden als sardines in een blik, de stadskern was een onoverzichtelijke wirwar geworden van kleine en middelgrote woningen, fabrieken en winkeltjes, die met deze “roofbouw” tegen en tussen de kerken waren gepropt. Verschillende keren waren in deze sloppenbuurten, zoals de Nieuwbrugbuurt, het Sint- Pieterskwartier, de Bataviabuurt, de Kattenberg, en de Zwaluwberg bij Ter Platen, al cholera- en tyfusepidemies uitgebroken. Maar in het begin van de tweede helft van de 19e eeuw zou zich een abrupte en definitieve verandering van dit stadsbeeld voordoen. Op 20 oktober 1860 werd het oude octrooirecht te Gent afgeschaft, een stedelijke belasting die sinds de Middeleeuwen het personen- en goederenverkeer had tegengewerkt26. Poorten en wallen hadden vanaf dan geen enkele officiële functie meer, Gentenaars moesten er niet meer zorgen dat ze voor een bepaald uur binnen de stadwallen waren. Ook konden Gentse fabrikanten eindelijk ontsnappen aan het voor hen te enge keurslijf van de verziekte binnenstad, en nieuwe bedrijven oprichten buiten de stadswallen. Het was het startsein voor een schijnbaar onbeperkte uitbreiding van de stad. Als gevolg gingen kort na deze uitvaardiging al die hinderende stadspoorten en wallen tegen de vlakte, de stad werd vanaf dan enorm verbonden met het platteland, zodat de tegenstelling tussen stad en platteland begon te vervagen. Rond het oude driehoekige stadsplan kwamen op 25 jaar tijd meer nieuwe straten en wijken tevoorschijn dan in de vorige twee eeuwen27. Deze nieuwe wijken en buurten gingen hand in hand met de zwaar toenemende industrialisatie binnen en buiten de oude stadsgrenzen: bestaande fabrieken expandeerden, veel nieuwe bedrijven werden buiten de oude wallen opgericht. Ook de zeehaven werd uitgebreid en geïndustrialiseerd. Gent bleef natuurlijk als traditionele textielstad voornamelijk katoen produceren, maar deze fabrieken expandeerden aan een enorme ratio en gingen zich sterk toeleggen op de mechanisering van de vlasnijverheid. De burgerij zocht naar nieuwe gebieden, waar men de haven en de spoorwegaanleg op een zodanige manier kon organiseren, zonder afhankelijk te zijn van de omliggende landelijke gemeenten. Brede boulevards werden aangelegd die de stad met het platteland linkten. Tegelijk werd onder druk van de schrijnende levensomstandigheden de oude binnenstad uitgebreid en gesaneerd. Dit werd mogelijk na de wet van 1858 op “de onteigening voor de sanering van ongezonde wijken”, later aangevuld met de wet van 1867, samen met het opheffen van de tolrechten en het verdwijnen van de stadspoorten en –wallen. Door deze “ongezonde wijken” werden nieuwe straten getrokken, de aanleg daarvan werd bekostigd door de herverkoop van de vooraf onteigende percelen aan weerszijden van het tracé, die door de transactie sterk in waarde waren gestegen28. Arbeiders werden “weggesaneerd” uit de oude stad naar de nieuwe wijken, terwijl de burgerij en de grootgrondbezitters het centrum terug voor 26
ibid., p. 7 ibid, p. 15 28 Ibid., p.21 27
12
zich opeisten, een zogenaamde“roofurbanisatie”29. Al de “ziektehaarden”, oude arbeidersbuurten, gingen één voor één tegen de vlakte, en veel binnenwateren werden gedempt of overwelfd (zoals de Schepenvijver bij het St. Annaplein in 1845, de Plotersgracht in 1869-70, de Ottogracht in1872-73, en een deel van de Reep of Nederschelde in 1884-86). De arbeiders werden verhuisd naar grotere, ruimere beluiken, bij voorkeur in de nieuwe wijken aan de periferie. In 1880 stond één huis of vier in een beluik en woonde één Gentenaar op vijf in een cité30. In het noorden, het oosten en het westen groeiden nieuwe buurten vlak bij de fabrieken, zoals aan de Brugse Poort, het Rabot, de Muide en de haven, de Dampoort, de Heernis, en aan Sint-Pieters-Aalst en -Aaigem. De burgerij van haar kant ging in het zuiden van de stad een meer residentiële buurt opbouwen. Echter, doordat deze bouwwoede na eeuwenlang rust de stadbouwers overviel, gebeurde de aanleg van de nieuwe straten opnieuw zelden planmatig 31. Ook in Gent groeiden de nieuwe buurten eerder toevallig rond de nieuwe industrieën(op het plan voor de Rabotwijk in de Wondelgemmeersen na). Ook de stedelijke overheid moeide zich nauwelijks met deze groei, deels omdat de fabrikanten door het systeem van het cijnskiesrecht druk konden uitoefenen op het stadsbestuur en hen zo konden benadelen. Maar toch waren er onder impuls van de Romantiek die in de 19e eeuw opstak, toch restauratiewerken in de binnenstad (vb aan het stadhuis en het Belfort ), en werden er nieuwe bouwwerken in de neogotische stijl opgetrokken (zoals de eerste Sint-Lucasschool in 1863, en het Nieuw Burgerlijk Hospitaal van de Bijloke in 1864 - 80). Een gevolg van deze link tussen stad en platteland, was dat tussen 1846 en 1910 de Gentse bevolking steeg van 102997 naar 166445, een stijging van 61 procent. Daarbij moet men dan nog eens de bevolking van de voorsteden Ledeberg, Gentbrugge en Sint-Amandsberg hierbij rekenen, tegen 1910 zo‟n 210428 inwoners, die een aaneengesloten urbaan weefsel vormden met Gent na 186032. Wegens de sociale en ecologische gevolgen van deze ongelooflijke industriële opmars werd Gent terecht het „Manchester van het continent‟ genoemd33, met een arbeidersbevolking die zich aan het concentreren en sterk aan het proletariseren was34, en de vervuilende grijze walmen waarin de stad zich hulde. Immers, door het ontstaan van die nieuwe arbeiderswijken, ontstond in de tweede helft van de 19e eeuw een tekort aan goedkope arbeiderswoningen. De nieuwe woningen waren te duur voor de meeste arbeiders en er bestond ook geen verplichting de gesloopte krotten door nieuwe aangepaste huisvesting te vervangen. Hiervoor werd de toestand voor de arbeiders alsmaar slechter. En de onbeperkte
29
Ibid., p.15 Ibid., p 16 31 LIS,C, “Proletarisch wonen in Westeuropese steden in de 19de eeuw : van wildgroei naar sociale controle”, in: BTNG, VIII, 1977, nr.3-4, p. 345-346. 32 DECAVELE, J, Gent : apologie van een rebelse stad geschiedenis, kunst, cultuur. Antwerpen : Mercatorfonds, 1989. 446 p.: ill., p. 167. 33 VERBRUGGEN, C, De stank bederft onze eetwaren : de reacties op industriële milieuhinder in het 19deeewse Gent . Gent : Academia press, 2002, 174 p., p. 11 34 VAN DAELE, J, Van Gent tot Genève: Louis Varlez: een biografie, Gent: Academia press, 2002, XVII, 270 p.: ill., p. 118. 30
13
concurrentiestrijd tussen fabrieken kende natuurlijk zijn eerste weerslag op de arbeiders. Tegen de industriële vervuiling werd ook maar weinig gedaan door de Gentse overheid. De stad Gent regulariseerde wel de industrie a.d.h.v. vergunningen, maar viseerde hierbij vooral de „petite industrie‟ (schrijnwerkers, meubelmakers en koffiebranders) en keek vooral na dat de zaak veilig geïnstalleerd was, over mogelijke vervuiling dus geen expliciet woord35. Ook deelde de stad spontaner vergunningen uit met de verkiezingen, bv. in 1890. „Milieudelicten‟ waren na 1895 onbestaande in Gent, omdat de fabrikanten vonden dat ze met dergelijke verordeningen „gepest‟ werden, en dreigden te verhuizen naar Noord- Frankrijk, wat de Gentse handel en arbeidersklasse zwaar zou treffen. Het stadsbestuur stond machteloos. Alleen bij het uitbreken van epidemies werd er repressiever gereageerd, maar dan reageerde men simpelweg met een algemeen plan (dat nota bene door de burgerij werd aangebracht) , zoals het reeds vernoemde saneringsplan, waarbij de arbeiderswijken simpelweg weggeveegd werden, en de “vieze, vuile” arbeiders naar nieuwe wijken werden geslingerd, liefst zo ver mogelijk van de burgerij. Het plan Zollikofer- De Vigne (1880 – eind 19e eeuw) bv. saneerde de hele omgeving van de Nederschelde en zette een rechtstreekse verbinding tussen het stadscentrum en het Zuidstation tot stand. De arbeiderswijken rond de Brabantdam en de Keizer Karelstraat werden gewoonweg aan stukken geramd.36 De hygiënisten in Gent tenslotte waren maar zwak vertegenwoordigd, de twee artsen dr. Burggraeve en dr. Du Moulin waren weliswaar tegen de geur- en watervervuiling en voor de aanleg van grote parken zoals in Engeland, maar hun voorstellingen werden alleen door het stadsbestuur nagevolgd in het kader van het verfraaien van het uitzicht van Gent37.
2. De familie en de firma De Schamphelaere
In de context van de opkomende Gentse burgerij, en een stad die na lange jaren zijn poorten openzette, trok de familie De Schamphelaere van het platteland naar de stad.
2.1. roots
Oorspronkelijk was de familie De Schamphelaere afkomstig uit Vurste, nu een deelgemeente van Gavere in het arrondissement Gent. Een paar gegevens uit de burgerlijke stand wijzen erop dat de familie in de jaren 1830 van boer overging naar de ambachtsstiel.38 Het Scheldedorp Vurste, en de omringende dorpen Zevergem, Melsen, Schelderode, Gavere, Semmerzake en Eke vertoonden toen alle kenmerken 35
VERBRUGGEN, C, De stank bederft onze eetwaren : de reacties op industriële milieuhinder in het 19deeewse Gent . Gent : Academia press, 2002, 174 p., p. 37- 38. 36 Ibid., p. 45. 37 Ibid., p. 47. 38 BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neomalthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735, p. 724.
14
van een aanrukkende economische crisis, die een groot deel van het Vlaamse platteland zou treffen: zware armoede, en tekort aan bewerkbaar land39. In de tweede helft van de 18e eeuw immers nam de bevolking van binnen- Vlaanderen immers exponentieel toe, en de huisnijverheid was vanaf ca. 1830 over zijn uiterste mogelijkheden gegroeid. De grootste boerderij was niet groter dan 15 hectare. De enige weg naar sociale promotie, zelfs naar overleving, werd uitwijking.40 Een ander bijzonder kenmerk van Vurste was, dat het juist aan de onderste rand lag van wat begin de 19e eeuw “de liberale buik”van Vlaanderen werd genoemd, waar veel gespecialiseerde thuisarbeid was41. Of de familie daardoor beïnvloed werd, is niet gekend42. Wel was een zekere kamslager Charles Jooris, die in 1845- 48 burgemeester van Vurste werd, één van de getuigen op het huwelijk van Donatus De Schamphelaere43, wat op zijn minst wijst op liberale sympathieën. 2.2 Donatus De Schamphelaere (15/5/1810 – 1869)
In ieder geval, het zou de stamvader Donatus De Schamphelaere zijn, die in 18381839 definitief naar Gent zou uitwijken44. Donatus werd geboren op 15 mei 1810 als zoon van Philippe Bernard De Schamphelaere (op dat moment 48 jaar), en Regina (Reine) Haelewijn, (op dat moment 30 jaar). Hun beroep staat niet op de geboorteakte aangeduid, beiden waren ze wel geletterd. Het gezin verhuisde naar de aanpalende gemeente Zevergem ( een deelgemeente van De Pinte) waar Philippe De Schamphelaere stierf op 21 april 1820 en Regina Haelewijn in 1838 naaister was. Donatus huwde terug in zijn geboortedorp Vurste op 12 november 1838 maar hij woonde op dat moment al in Gent, en stond er vermeld als meubelmaker. Zijn vrouw was Marie Josephe Piens, landbouwster, ook geboren te Vurste op 29 augustus 1814, dochter van Laurens en Jeanne Van Haudenhuyse, beiden landslieden. De
39
Ibid., p. 724 DHAENE, L, Boeren en burgers : sociale geschiedenis van het negentiende eeuwse platteland Zingem 17961900. Zingem : Gemeentebestuur Zingem, 1986, p.17. 41 DHAENE, L, Boeren en burgers : sociale geschiedenis van het negentiende eeuwse platteland Zingem 17961900. Zingem : Gemeentebestuur Zingem, 1986, p. 38. 42 BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neomalthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735, p. 725: In het kanton waartoe Vurste behoorde werd vanaf 1840 wel een heviger kiesstrijd gevoerd waarbij de liberale lijsten een nipte meerderheid haalden, maar men moet daarbij wel voor ogen houden dat het aantal kiezers- participanten in Vurste heel klein was: op de kiezerslijsten tussen 1830 en 1848 waren nooit meer dan 6 tot 12 kiezers ingeschreven. 43 Ibid., p. 725. 44 VAN WESEMAEL, “Gentse stads- en binnenhuisgezichten, in functie van de adreskaart”in: Ghendtsche Tydingen, 9e jaargang, V.1 15/1/1975. p. 4 40
15
vier getuigen waren Vurstenaren, waaronder de reeds genoemde Charles Jooris (42 jaar).45 Een bekend verhaal dat in de familie De Schamphelaere zou circuleren, en opgeschreven in Ghendtsche Tydingen, ging over de tijd dat Donatus net in Gent arriveerde: “‟Donatus verliet zijn geboortedorp met gans zijn vermogen geknoopt in een grote boerenneusdoek: een fameus aantal goudstukken. Op de Koornmarkt aangeland overkwam hem de ergste ramp die een boerke kan overkomen: zijn neusdoek scheurde en al zijn goudstukken kwamen op de straatstenen terecht.‟ Toen de verteller van de anecdote zover gekomen was stelde hij zijn toehoorders de volgende nogal pertinente vraag: Wat denkt ge nu dat Donatus deed? Natuurlijk klonk het antwoord eenparig: Hij grabbelde zo vlug hij kon naar zijn lieve goudstukken. “Mis!lachte de verteller: „ Prompt trok Donatus zijn wijde mantel uit en bedekte er zijn schat mee. Dan haastte hij zich met spoed de niet bedekte stukken op te rapen. Want, dacht hij, anderen zouden hem misschien bij dat rapen te behulpzaam kunnen zijn. Wat tot dan toe veilig onder de mantel gelegen had kon de man nu op zijn dooie gemak stuk voor stuk opbergen.”46 Nu lijkt deze “hilarische” gebeurtenis niet veel, maar dergelijke verhalen (à la Gezelles “Boerke Naes”) werden eind de 19e eeuw met veel smaak rondverteld. Het bewijst wel alvast dat Donatus niet van gisteren was. Maar goed, in 1838 woonde hij dus al in Gent, als een zeer ondernemend persoon. 4 maanden na het huwelijk in Vurste werd in Gent op 14 maart 1839 de oudste zoon, Polidoor (Pol) geboren. Er volgden nog 4 kinderen: Georgine (1843), Prudence (1845), Anaïse (1847) en Stephanie (1848). De 2 jongste dochters overleden respectievelijk in 1867 en 1870 aan “uit(t)ering”, tuberculose47. Ook Donatus zou er aan sterven in 186948. Dit is opnieuw het zoveelste teken aan de wand dat de stadskern van Gent op dat moment een broeikas was van ziektes en epidemieën. Met de precieze stichtingdatum van de firma van Donatus De Schamphelaere zijn er problemen. Op het briefhoofd van de firma zoals het naar de hoogste bloeitijd rond 1900 werd geadverteerd door Pol, en zijn zonen Edmond en Oswald, stond dat deze “Gentsche Fabriek van Caoutchouc” gesticht werd in 1849.
45
BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neomalthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735, p. 725: uit de huwelijks- en geboorteakten, uit het gemeentebestuur Gavere. 46 VAN WESEMAEL, “Gentse stads- en binnenhuisgezichten, in functie van de adreskaart”in: Ghendtsche Tydingen, 9e jaargang, V.1 15/1/1975., p.5. 47 “Uittering” is een synoniem voor wegkwijnen, het geestelijke en lichamelijk verval van krachten, ten gevolge van de tering of tuberculose, de zogenaamde „Witte Pest‟ (met dank aan Helen van Hoecke, UZ Gent). 48 BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neomalthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735, p. 725
16
AFB: Het briefhoofd van de firma. Onder de naam van Pol staat dat de fabriek gesticht was in 1849. Bron: familie-archief A-M Van Werveke. De eerste ere- vermelding van de zaak, was ook in 1849, bij de industriële tentoonstelling van Gent van 1849. Op de briefhoofden kwamen ook later vermeldingen van prijzen op de tentoonstellingen van o.a. Dublin (1865), Amsterdam (1869, 1883, 1895), Oostende (1888), Parijs (1867, 1889), Brussel (1888), Antwerpen (1884, 1894), Duinkerken (1891), Chicago (1893), en Gent (1899), maar hierover straks meer.49 Maar in 1849 was Pol amper 11 jaar (terwijl de stadslegende doorging dat Pol toen al de touwtjes in handen had), en in 1849 was er volgens de Wegwijzer van de stad Gent nog geen enkel spoor van rubberhandel en -industrie in Gent. Pas vanaf 1854 dook de fabriek van Donatus De Schamphelaere op, gelegen in de Schepenhuisstraat, nr 20 (een zijstraatje van de onderstraat)50. Waar Donatus zich voordien mee bezighield, is weer te vinden in de bevolkingsregisters 1847- 1855, waarin Donatus wordt vermeld als “fabrikant de pianos” in de Onderstraat51. Hij verkocht eerst meubels in 1839, daarna piano‟s, en in 1849 zelfs orgelklavieren (zie hieronder). Waarom deze fictieve stichtingsdatum? Dit kan zijn omdat 1849 voor Gentenaars een belangrijk jaar was. Stadsbestuur en regering deden op dat moment heel veel initiatieven om de reeds vermelde crisis in de landbouw en nijverheid definitief om te buigen. Eén ervan waren de imposante “Tentoonstellingen der voortbrengselen van Nijverheid en Landbouw der Beyde Vlaenderen.”52 In aanwezigheid van de hoogste persoonlijkheden, werden zelfs de koning en koningin op 22 juli 1849 uitgenodigd in Gent. In het stadhuis werden bij K.B. van 23 oktober 1848 exposanten uitgenodigd om “les produits de l‟industrie linière, de l‟industrie cotonnière et des autres industries manufacturières” te tonen. 621 exposanten schreven zich in, maar van rubber of gutta – percha helaas nog geen spoor. Wel stond op nr. 138 Donatus De Schamphelaere, met een “clavier d‟orgue”(orgelklavier).53 Het precieze moment dat zowel Donatus als de oudste zoon Pol overschakelden naar de handel en fabricage van gutta- percha en rubber moet rond 1854 zijn geweest, maar waarom? Het was wel een feit dat rubber een gat in de markt was op dat moment, de plannen van de aanleg van nieuwe boulevards in Gent, en de verruimingen van de stadskern voor een dichtere aaneenschakeling tussen stad en platteland hingen wel al in de lucht bij de Gentse bourgeoisie. Ook de nieuwe fabrieken, die als reactie op de landbouw- en nijverheidscrisis op dat moment uit de 49
collectie Vliegende Bladen UGent: “Caoutchouc; Fabricants;Schamphelaere (Pol de) » WEGWIJZER DER STAD GENT, 1854, p. 407. 51 DOLDERS, M, Gemeentefeesten te Gent 1843-1857, S.l. : s.n., 1989. 266 bl. Diss. lic. geschiedenis : nieuwste tijden, p. 59. 52 BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neomalthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735: p. 726 : dit is weer te vinden in GOETGHEBUER, P.J ., Sommaire des Fêtes et Solemnités célébrées à Gand à l’occasion des Expositions Industrielle, Agricole et Horticole des Flandres pendant le 15 juillet au 26 septembre 1849 53 Ibid. 50
17
grond schoten hadden rubberen hulpstukken nodig. Ook was het een trend voor “le beau monde” om zich te Londen, Parijs of Brussel te bevoorraden met waterdichte rubberkledij. In alle grote steden vestigden zich filialen van deze voornamelijk Angelsaksische trend.54
AFB: een voorbeeld van een filiaal te Brussel, gesticht door een zekere Allen, opvolger van Follett, “de la Maison James Perry de Londres”. Bron: DESSEIJN, G, “Gevulkaniseerde capotes Anglaises?” MIAT.
AFB: een ander voorbeeld van een filiaal te Brussel: de gummidraad spinnerij, weverij van waterdichte stoffen en algemene rubber groothandel Bruylandt Christophe te Brussel, minstens actief sinds 1836, had zelfs de burggraven van Gent Vilain XIIII (toen met thuisbasis in Bazel) als klant. Bron: DESSEIJN, G, “Gevulkaniseerde capotes Anglaises?” MIAT.
Ook werd in Gent al waterdichte kledij, (het met gevulkaniseerd rubber waterdicht maken van linnen weefsel voor kledij, genoemd naar de uitvinder Mackintosh uit Manchester, Engeland) verkocht. Het enige nadeel aan deze stoffen was dat ze bij vriesweer zeer taai, en daardoor weinig comfortabel werden. De kledij werd al rond 1850 verkocht door Guillemyn in de Veldstraat, Callebaut aan de Kouter, de gebroeders Van den Abeele (Hoornstraat), en in de Lange Munt.
Bron: DESSEIJN, G, “Gevulkaniseerde capotes Anglaises?” MIAT.
Dus rubberinvoer was niet nieuw, in de mode op dat moment bij de bourgeoisie. Maar gezien de grotere bestellingen ruw rubber, van waar zou het rubber moeten komen? Vanuit welke kolonie en via welke mogendheid? Het kon zeker en vast nog niet uit Kongo komen, pas in 1885 werd Kongo-Vrijstaat privé-bezit van Leopold II55. De benamingen van de bestanddelen geven het antwoord op deze vraag. Natuurlijke rubber, “caoutchouc”, werd eerst als fijn melksap of latex uit bomen (onder andere uit de “Siphonia cahucu”, vandaar zijn naam) uit Zuid- Amerika en Indonesië gewonnen, en eerst in Engeland industrieel verwerkt. Om even technisch te worden, is de basis voor rubber, de compacte, taaie en elastische massa of “spekgom”, verkregen onder druk uit de latex. Onder invloed van warmte wordt rubber kneedbaar en mogelijk inkleurbaar en bijvulbaar. Gummi werd verkregen door het toevoegen van zwavel (“vulkaniseren”), en door nog meer 54 55
DESSEIJN, G, “Gevulkaniseerde capotes Anglaises?” MIAT, p.1. PALMER,R.R., A history of the modern world, Boston : McGraw-Hill, 2007. xxxii, 1259 p. : ill., p. 587.
18
zwavelen kon fijne elastische rubber voor bijvoorbeeld condooms, resistente rubber voor autobanden, of hardrubber (Eboniet) worden gemaakt56. Een chemisch identiek broertje van rubber, “Gutta- Percha” (waar de fabriek van Pol de Schamphelaere zich in specialiseerde), geeft nog meer antwoorden i.v.m. de herkomst van het rubber vrij. Het is een Engels- Maleisisch woord voor een natuurlijke substantie die rekbaar maar niet elastisch is. Via Engelse schepen kwam de substantie vanuit de rubberplantages uit Maleisië of Zuid-Amerika de Gentse haven binnen. Dat Gentenaars op de hoogte konden zijn van het feit dat de Engelsen de rubber konden verhandelen is niet zo moeilijk, gezien het rijke handelsverleden van de stad met de grootmacht en de reeds lopende invoer van rubber, zij het wel in kleinere proportie (voor waterdichte kledij) . De Belgische handelspolitiek streefde ook midden en driekwart de 19e eeuw naar een versoepeling van de internationale handel via het afsluiten van nieuwe handelsverdragen. Voornamelijk onder impuls van Groot- Brittannië vielen de protectionistische tolbarrières weg en werd er gestreefd naar een onbelemmerde vrijhandel57. Voor Gent betekende dit een ruil van geïmporteerde grondstoffen voor haar grote reserve aan goedkope arbeid, waarmee de stad nu op de internationale markt kon verkopen.58 Hierbij moet opgemerkt worden dat dit niet altijd van een leien dakje ging. In de jaren 1861- 1865 kwam ten gevolge van de Amerikaanse burgeroorlog de bevoorrading van ruw katoen in het gedrang. Bovendien kwam er een verstoring in de grondstoffenprijzen ten voordele van de vlasindustrie, wat opnieuw tot een crisis leidde in 1873- 1874, omdat meer dan 2000 arbeiders emigreerden naar NoordFrankrijk. Het antwoord van de Gentse bedrijven was een verticale rationalisatie (verschillende op elkaar volgende procédés onderbrengen onder één dak), combinatie van vb katoen- en vlasproductie, fusies tussen bedrijven, en verder innoveren59. De wetenschappelijke kennis in Belgïe voor het verwerken van rubber was tevens aanwezig in 1849, wederom dankzij Engeland. Ca. 1820 begonnen in Engeland al de eerste industriële toepassingen voor waterbestendige stoffen. De belangrijkste innovatie kwam in 1840, toen het bedrijf Goodyear het vulkaniseringsprocédé op punt zette60. Zeer snel stapelde zich dan de kennis op om met gutta – percha en rubber een zeer groot gamma van producten te maken. Namelijk, door opwarming en eenvoudige technieken en additieven, kon gutta- percha, de natuurlijke latex, zacht en kneedbaar worden gemaakt, en zo geschikt worden voor alle mogelijke toepassingen, van chirurgisch materiaal, tot en met dameshoeden61. In 1849 zijn er 56
DESSEIJN, G, “Gevulkaniseerde capotes Anglaises?” MIAT, p. 2 CAPITEYN,A, Gentse torens achter rook van schoorstenen: Gent in de periode 1860-1895 . Gent: Stad Gent. Dienst voor culturele zaken, 1983. 179 p.: ill., p. 77: in die zelfde geest werd ook in 1863 de Scheldetol definitief afgekocht van Nederland, en hiermee werd zowel voor Antwerpen, het kanaal van Terneuzen en de Gentse haven de laatste belemmering voor het internationaal maritiem verkeer weggewerkt. 58 CAPITEYN,A, Gentse torens achter rook van schoorstenen: Gent in de periode 1860-1895 . Gent: Stad Gent. Dienst voor culturele zaken, 1983. 179 p.: ill., p.78: bij de sociale ontwrichting die hieruit volgde, het verarmen van de arbeiders ten voordele van de burgerij, stond geen enkele politicus stil. 59 VERBRUGGEN, C, De stank bederft onze eetwaren: de reacties op industriële milieuhinder in het 19de-eewse Gent . Gent : Academia press, 2002, 174 p., p. 13 60 BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neomalthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735: p. 724. 61 Ibid., p.724 57
19
in de “Bulletin du Musée de l‟Industrie” veel voorbeelden van dit galopperend nieuwe industrieproces.62 Een origineel bewijs van de ontwikkeling van de chemie en de botanica in de tweede helft van de 19e eeuw waren de schoolboeken voor technisch onderwijs, waarin steeds meer mogelijke industriële toepassingen van rubber verschenen63. Met de expansie van het kolonialisme en de aanvoer van grondstoffen uit de koloniale gebieden steeg het aanbod, en daarmee ook de productiemogelijkheden. Dit stijgende aanbod drukte ook de prijzen, door de concurrentie met Duitsland en de USA . Het verklaart de boom in het aanbod van de meest diverse rubberproducten ( oa. het condoom) en de innovatievertragingen in het produceren van synthetisch rubber, die mogelijk werd via de ontwikkeling van de petro- chemische nijverheid, in Duitsland. Wat te betwijfelen valt, is of de familie De Schamphelaere wel effectief de eerste rubberfabrikant in Gent was, wat de stadslegenden en de familie zelf ook beweren. Vanaf 1854 duikt niet alleen de naam Donatus De Schamphelaere als eerste op in de Wegwijzer van de Stad Gent, maar ook die van een zeker bedrijf Dujardin – Van Morlighem. Deze hadden een zaak, ook in de Veldstraat 47, en een fabriek in Oostakker64. Tot 1860 zou deze zaak als enige concurrent van de De Schamphelaere zijn, op het feit na dat de zaak van de Veldstraat naar de Donkersteeg, nr. 18, verhuisde in 185865.In de loop van 1865 zou de zaak echter failliet gaan66. Vanaf 1961 kwam er nog een derde concurrent bij, het bedrijf Van Den KerkhoveVan den Broeck, op de Lievekaai 29, die zich als eerste specialiseerde in het maken van rubberen rollen en riemen. Deze zaak diende als depot van het huis H. Samuel White & Ce. van Londen67. Deze concurrentie, al van bij het begin, is een belangrijk gegeven. Uiteindelijk drijft concurrentie namelijk naar een zekere specialisatie in produkten, beïnvloedt de prijzen en de variëteit ervan. Vanaf 1864 duikt de zaak Polydoor De Schamphelaere en compagnon op, in de Serpenstraat 168. Deze zaak lag vlakbij de zaak van Donatus in de
62
Ibid., p.724 : zie JOBARD, J.B.A.M., Bulletin du Musée de l’Industrie, t. 16, Brussel, 1849, pp. 60 – 62 : LORIMIER, N.A., « Procédé pour combiner le gutta – percha et le caoutchouc sulfuré, pour les tuyaux de conduite d‟eau et de gaz » : pp. 168-169 ; (technologiste), « Dissolution du gutta- percha » ; pp. 251 –252 : De Bergue, Ch., « Sur les ressorts en caoutchouc ; pp. 252-253 : id., Description des ressorts de choc et des ressorts de traction en caoutchouc vulcanisé » ; pp. 316, Kent, « Sur la maniEre dont le gutta – percha se comporte avec des dissolvants ». In alle daarop volgende afleveringen van deze bulletin du Musée de l‟Industrie”vindt men een schat aan info over de snelle toename en diversificatie van gebruiksvoorwerpen in gutta – percha en rubber ( ook de lijsten van uitvindings – en perfectionneringsbrevetten). 63 MOREL, J, Handboek der organische scheikunde, Nijverheidsschool Gent, uitg, Hoste, 1873. MIAT. 64 WEGWIJZER DER STAD GENT, 1854, p. 407. 65 WEGWIJZER DER STAD GENT, 1858, p. 396. 66 WEGWIJZER DER STAD GENT, 1866, 384. 67 WEGWIJZER DER STAD GENT, 1861, p. 383. 68 WEGWIJZER DER STAD GENT, 1864, p.387.
20
Schepenhuisstraat, het waren namelijk alle twee smalle dwarsstraatjes van de Onderstraat69.
2.3. Pol(ydoor) De Schamphelaere (Gent 14/3/1839 - Gent, 8/1/1904)
AFB: Pol de Schamphelaere op jonge leeftijd. Bron: familie-archief A-M. Van Werveke. AFB: Pol De Schamphelaere op latere leeftijd. Bron: familie-archief A-M. Van Werveke. Polydoor De Schamphelaere werd geboren te Gent op 14 mei 183970. Als kleine jongen is alleen bekend dat hij naar een stadsschool werd gestuurd. Hij zou ook volgens de zelfgemaakte familielegende zijn firma opgericht hebben in 1849, toen hij amper 10 jaar was, maar dat is dus verworpen. Wat wel zeker was, was dat hij in zijn laatste tienerjaren toch het bedrijf overnam van Donatus buiten de oude stadsmuren en verder uitbreidde71. Pol werd in 1857 de achttienjarige medestichter van het Van Crombrugghes genootschap72. Dit was een vereniging van jonge oud- leerlingen van de Gentse stadsscholen, behorend tot een milieu van ambachtslui, kleine middenstanders, onderwijzers en bedienden. Concreet bezorgde deze vereniging onder de kenspreuk “Volksverlichting en Verbroedering” boeken aan sommige leerlingen van de stadsscholen, zodat deze hun studies konden voortzetten73: 'beschaving en verlichting der leden bij middel van lectuur en onder wijs en ondersteuning der beste leerlingen der stadsscholen, die het verlangen uitdrukken hun studies verder te zetten en wier ouders de middelen niet bezitten om hun de noodige boeken te bezorgen'74. Hun lokaal was aan de Huidevetterskaai 8. De naam zelf kwam van de Gentse rechtskundige en burgemeester Van Crombrugghe (1770- 1842), zo gedoopt door K. Duyckers75. 69
BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neomalthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735: p. 727. 70 PLAKBOEK, p. 23: Flandre Libérale, 10/01/ 1904 71 Jubelfeest Osw. De Schamphelaere (in den) Kon. Nederlandsche Schouwburg Gent, 21 mei 1933. Gent, De Vos, 1933. 8°. Met Portret. 72 VERKINDEREN, D., Het Van Crombrugghe's genootschap van 1857 tot 1875. Gent : Liberaal Archief, 1988, 154 p., p. 13. 73 PLAKBOEK p. 11: Het Nieuws van Gent, 16/11/1896 74 STEELS, M,'Geschiedenis van het stedelijk onderwijs te Gent 1828-1914', Gent : s.n., 1978. 376 p.: ill., p.76. 75 VERKINDEREN, D., Het Van Crombrugghe's genootschap van 1857 tot 1875. Gent : Liberaal Archief, 1988, 154 p., p. 23- 24.
21
Hun politieke gekleurdheid zou zijn, in de latere woorden van de Gentse burgemeester Emile Braun (1849- 1927): “het van Crombrugghes Genootschap is een der oudste burgerskringen waar de zuiverste overleveringen van het oude Gent ongeschonden zijn bewaard gebleven. In haar midden telt uwe maatschappij de bestanddeelen die, hier te Gent, te allen tijde de kracht onzer partij hebben uitgemaakt, namelijk die nijvere, verstandige, werkzame, kleine burgerij, met haar praktischen zin en haar gezond oordeel. Gij zijt hier de titelvoerende vertegenwoordigers van deze klasse die het stevigste bolwerk uitmaakt van de edele en breede gedachten waarop onze politieke overtuiging is gevestigd.” 76 M.a.w., liberaal. Maar deze was echter niet de enige strekking die in het V.C.G. zouden zetelen bij de oprichting. Net zoals het in 1851 opgerichte WF was er een interne machtsstrijd in het jonge Van Crombrugghes genootschap om zich in het proces sociaal, Vlaams en/of katholiek, en/of liberaal, te positioneren77. Pol stond hierbij in de tweede rang van actieve militanten, die opteerden voor de Vlaams- liberale koers waarvan Julius Vuylsteke (1836- 1903) de voorman zou worden (zie later, bij “Willemsfonds”). Eind juni 1863 werd de jonge advocaat G. Rolin- Jacquemyns voorzitter. Deze behoorde tot de liberale kern van het Vlaamsch Verbond, die het V.C.G. verder wou profileren in een weliswaar onafhankelijke, maar toch duidelijk liberale en Vlaamsdemocratische koers. Pol werd ook lid van dit verbond78, en manifesteerde zich steeds duidelijker samen met een kleine kern binnen het genootschap dat zich onder de spreuk “Met moed en volharding” tot doel stelde “zich in het oefenen en zich onderling te onderrigten, om mede te werken tot het bekomen der Vlaamsche taalregten en de verstandsontwikkeling, verbetering en ontvoogding der lage volksklas”. Zeker naar het eind van de 19e eeuw op richtte het V.C.G. een turnafdeling op, waar Pol actief in was. Immers, in zijn necrologie werd gezegd, “zijn heengaan is een verlies voor de turnzaak, die hij zeer genegen was”79. Hij huwde op 12 februari 1863 met Pauline Sidders ( Gent, 13 mei 1844 – Gent, 8 november 1896), dochter van Felix Ludovicus Sidders, een timmerman, en Maria Joanna Finjaers80. Zij kregen 6 kinderen, achtereenvolgens: Alice Valentina (27/5/1863), Edmond (1864 – 2/11/1926), Oswald Georgius (18/5/1866 – 7/9/1937), Annaïs Josephine Christine (4/11/1867 - 1869), Ernina Ludovica Marina (2 /11/1869 – 1869) en Bertha Georgina (28/10/1870). 76
PLAKBOEK p. 11: Het nieuws van Gent, 16/11/1896 BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neomalthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735: p. 727. 78 PLAKBOEK p. 42 & 51: Het Laatste nieuws, 25 /12/ 1921 79 PLAKBOEK p.23: De Turner, 16/1/ 1904 80 BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neomalthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735: p. 727 77
22
AFB: Pol poserend op een boot. Een teken dat hij ook geïnteresseerd was in scheepvaart. Bron: Familie- archief A.M. Van Werveke. In september 1865 was Pol ook de initiatiefnemer om de “Volksbank”op te richten te Gent naar het voorbeeld van de Duitse Vorschussvereine van Schulze – Delitsch81. Het was één van de typisch liberaal geïnspireerde initiatieven, die vooral gericht was naar kleine zelfstandigen en ambachtslui, maar hiermee ook een sociale verbreding zocht naar een nieuw type van werkmansverenigingen, zoals professor François Laurent (1810-1887) (zie later) ze voorstond.82 De Gentse Volksbank werd op 25 november 1866 definitief gesticht als een onafhankelijke instelling. J. Rolin – Jacquemyns werd voorzitter en Pol gerant. Hij bleef er voor de rest van zijn leven mee verbonden. In tegenstelling tot zijn steile economische opgang bleef Pol dus principevast militant van de Vlaams- liberale stroming. In 1879 volgde hij Paul Frédéricq op als secretaris van de Gentse afdeling van het Willemsfonds ( Coppens, 1990, 108). Wat later werd hij ook voorzitter van het Van Crombrugghes Genootschap. Met een Fredericq en Vuylsteke bleef hij dus een Gentse liberale vlaamsgezinde, die gematigd en met vaak weinig succes hun plaats bleven verdedigen in de harde woelingen binnen de Liberale Associatie. Er moet wel opgemerkt worden dat Frédéricq geen goede kennis was van Pol, waarschijnlijk enkel van zien, aangezien Pol slechts één keer vermeld wordt in de dagboeken van Frédéricq. Ook was Frédéricq duidelijk geen fan van het Van Crombrugghes Genootschap, hij noemde het maar “ een vreemde boel” en een “half socialistische kring” noemde83. Drie jaar daarvoor, in 1876, deed Pol ook fervent mee aan de Pacificatiestoet van Gent. Men herdacht toen het feit, dat 300 jaar geleden die overeenkomst werd gesloten waardoor de Staten van Holland en Zeeland en die van de andere Nederlandse gewesten er zich toe verbonden gezamenlijk de Spaanse troepen te verdrijven. Hans van Werveke beschreef het in zijn mémoires als volgt: „die herdenking had een sterke politieke kleur. De liberalen, die meester waren van het stadsbestuur, waren er op uit munt te slaan uit de herinnering aan de Spaanse Inquisitie. Er ging een stoet uit, die op de tijdgenoten een buitengewone indruk moet hebben gemaakt. Taferelen uit de geschiedenis van de opstand werden op praalwagens uitgebeeld. De katholieken waren natuurlijk woedend. Toen de stoet in de Hoogstraat voorbijkwam, kon men, naar mijn vader vertelde, duidelijk aan de huizen zien waar liberalen en waar katholieken woonden. Bij de liberalen waren alle 81
Ibid., p. 728 . Ibid. p. 728 , zie LAURENT, F, Les sociétés de Gand, Gent, 1877. In april 1868 werd, onder paternalistisch initiatief van de maatschappij l‟Avenir en de Société Callier de eerste opgericht, De Vrijheidsliefde. Het werd de tweede vereniging waarvan Oswald lid van zou worden. 83 Dagboeken Paul Frédéricq.Dagboek II, 1893 – 1894,1903, zondag 10 April 1904, p. 257. 82
23
ramen met toeschouwers bezet. Bij de katholieken was alles ostentatief dicht. Maar … wie goed toekeek kon merken dat er door een opening in de gordijnen gegluurd werd. De nieuwsgierigheid nam trots alles de bovenhand.‟84 Pol kwam pas op het einde van de eeuw op de politieke voorgrond met de gemeenteraadsverkiezingen van 17 en 24 november 1895. Het was heel bijzonder en spannend, in de context van de nieuwe artikelen in de Gemeentekieswet, die in april en september 1895 door het Parlement werden gestemd85 De bedoeling hiermee was om de opmars van de socialisten te counteren, die door de grondwetswijziging van 1893 (de invoering van het algemeen meervoudig stemrecht) in de grote steden een meerderheidspositie zouden kunnen heroveren. Deze wet echter voorzag een aantal afremmingsmechanismen, die door de Belgische werkliedenpartij (de B.W.P.) hevig aangeklaagd werden als “de vier eerloosheden”(“les quatres infamies”): het optrekken van de leeftijdsdrempel tot 30 jaar, minstens 3 jaar verblijf in de gemeente, supplementaire stemmen voor eigenaars en ten slotte een aantal bijkomende raadsleden via de ingeschreven kiezers voor de Nijverheids- en Arbeidsraden. Pol‟s commerciële en industriële activiteiten kenden een snelle expansie. In de bevolkingsregisters86, en in de Wegwijzer der Stad Gent87 verhuisde hij eerst naar de Donkersteeg nr.2 in 1872 (dit keer zonder compagnon meer). Hij nam het gewezen hotel “L‟Agneau au Paradis” over en noemde zijn zaak “In den Vooruitgang” 88.Tegen dan waren er in de loop van de jaren ´60 en begin jaren ‟70 veel nieuwe concurrenten in het Gentse begonnen, de zaak Lenders - Wiek89, Sieders Jan90, De Rudder W.91 (ook een depot van rollen voor vlasfabrieken), Vandenabeele - De Schamphelaere F. in de Hoornstraat 892 (waar verder geen informatie over gegeven wordt, blijkbaar heeft deze zaak slechts een jaar bestaan. Vermoedelijk was dit familielid De Schamphelaere de compagnon geweest van Pol) en J. Callebaut en zoon93 (een depot van “Engelsche fabrieken”). Ook was de zaak in de Schepenhuisstraat met het overlijden van Donatus in 1869 van naam veranderd naar Weduwe De Schamphelaere94. Marie Josephe Piens zou dus de leiding nog een paar jaar overnemen, maar duidelijk de zaak van naam veranderen.
84
VAN WERVEKE, H, Herinneringen uit kinderjaren en jeugd. Gent : Liberaal Archief, 2000. 151 p.: ill: p. 16. DEVOLDER, K, verhandelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, XX, Gent, 1994, p. 194 – 196. 86 Bevolkingsregister Gent ABG 1867 – 1880, 1e wijk, boek 19, f 4475, Donkersteeg, 2 ( Ook Hemelrijksstraat); 1881 – 1890, 1e wijk, boek 8, f 391, Veldstraat, 19. 87 WEGWIJZER DER STAD GENT 1872, p. 367 88 BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neomalthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735: p. 727. 89 WEGWIJZER DER STAD GENT, 1865, 384. 90 Ibid., 1866, p384 91 Ibid.,1871, p. 371 92 Ibid.,1872, p. 367. 93 Ibid.,1872, p. 367. 94 Ibid., 1871, 371. 85
24
In 1880 verhuisde Pol opnieuw, dit keer naar de prestigieuze Veldstraat, nr. 17 95. Gezien in de loop van de jaren ‟70 opnieuw vier concurrerende zaken waren ontstaan, het totaal naar 11 concurrerende zaken brengend. Het succes van Pol moet het gevarieerdere aanbod van producten zijn geweest. In de folder alleen al was er een aanbod van meer dan 70 artikelen, en daarnaast kon men bekomen “al wat er gemaakt wordt en kan gemaakt worden in Gutta- Percha en caoutchouc. Vervaardiging op maat en herstelling”.
AFB: één van de artikelen waren pneumatische banden voor koetsen. Uit programmaboekje uit 1896. Bron: * collectie Vliegende Bladen UGent: “Caoutchouc; fabricants: Schamphelaere (Pol de) »
Op dat moment, vanaf 1880, kwam er een belangrijke verandering in de zaak, want vanaf dan dook er bewijs op dat er ook condooms verkocht werden. Dat blijkt voor de eerste maal uit een erotisch kluchtlied van de populaire Gentse volkszanger Karel Waeri (1842 – 1898)96, “de Clarinetzak” 97. Het is het verhaal in tien strofen van een zekere Pier Cies uit Eeklo, die in de fanfare klarinet leert spelen “De Clarinet... Als fluite daar gekend”. Om zijn klarinet beter te beschermen wou de leider van de fanfare dat hij er een omhulsel voor kocht: “Pier- Cies ge moet u koopen „Ne zak waar dat g‟uw fluit in steekt Van daarmee bloot te loopen ‟t Gebeurt soms dat ze breekt” daarvoor werd Pier Cies naar Gent gestuurd, die vruchteloos „in den bazar‟zijn zak ging zoeken: “‟t Is niets zegt Cies, „k zal elders gaan „k zal verder eens gaan ziene En zie, de jongen bleef nu staan Voor Schampheleir‟s vitriene” Er ontstond toen natuurlijk tussen Pier Cies en de winkeldochter een groot misverstand. Eerst zei ze hem dat hij niet zo grove praat moet verkopen,
95
Ibid., 1881, 382. BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neomalthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735: p. 728: Karel Waeri was de zoon van een weverfamilie, die tijdens de katoencrisis in Gent van 1862 zijn muziektalent inzette om als straatmuzikant en – zanger rond te komen. Hij speelde viool en zijn broer Jan cello, en zou succes oogsten. Vanaf 1868 trad hij samen met zijn vrouw Sidonie De Meyer op, elke winter bleven ze te Gent om op te treden. Hij schreef van pure kluchten tot felle politieke satires, meestal antiklerikaal en tenminst vanaf 1878, socialistisch. Ook voerde hij bij elk optreden zijn “Vetjes” op, toespelingen op erotiek. 97 WAERI, P, Verzameling der volledige kluchtige en politieke liederen van Karel Waeri, den Gentschen Béranger / Met bijvoeging van het portret en de beknopte levensbeschrijving van den Gentschen volksdichter door P. Waeri. Gent : Geschiedkundige heruitgeverij, 2001. 494 p., p.367. 96
25
“Als gij, achter van dage Dat nog moet hen, maakt dat ge ziet ‟n Kapot anglais te vragen dat is zoo lelijk niet En zie, zoo ging d‟juffrouw voort „k Heb hier van alle soorten Ik heb er met en zonder boord „k heb breede, lange en korte Dat zijn kapot anglais Gelijk gij ziet, heel frisch…” Het lied verraadt niet alleen de handel in condooms, maar verder ook dat de Gentenaar wist waar hij welke waar soort moest vinden en, aangezien Waeri ook in veel dorpen van Oost-, West en zelfs Zeeuws- Vlaanderen, op markten en caféchantants optrad, dat de naam “Schamphelaere” dus bekender was dan dat we zelf zouden vermoeden. Het bewijs hiervan vindt men terug in de volksmond zelf te Gent: een ander woord voor condoom zou meer dan een halve eeuw lang te Gent en (verre) omstreken “Schampheleirke” zijn, van 1880 tot 1950. Veel oudere Gentenaren (waaronder mijn grootouders) weten van deze benaming. Een ander bewijs van de verkoop van condooms duikt op voor wat betreft de jaren 1910- 1920, in één van de voorbereidende studies voor de enquête – verwerking van Chr. Vandenbroeke98 was er een interview van een man uit Evergem, geboren in 1894, die antwoordde bij de vraag of hij condooms kende: “ik kon dat nochtans krijgen in de Veldstraat bij Schamphelaere”.99 Het bewijs dat er een ander persoonlijk artikel verkocht werd door de zaak, zeker vanaf begin de jaren 1900, is weer te vinden in de novelle “Levensleer” van Virginie Loveling en Cyriel Buysse uit 1912, meerbepaald in een passage over een zekere jonge vrouw “Paulke”: AFB: het persoonlijke exemplaar van “Levensleer” van Oswald, wonende in de Parklaan 17 te Gent. Bron: Familie-archief A.M. Van Werveke. “Paulke was twee en twintig jaar oud. In de eerste vervalperiode van vermagerd meisje, leek ze veel meer op een aankomelinge met haar schraal figuurtje en haar plat borstje, waarop de trouw gedragen “schamphelaarkens” met vergeefsche pogingen tot behoorlijke afronding, niet veel kans hadden om een doelmatige reclame voor den verkooper te maken.” 100
98
BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neomalthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735: p. 728 99 Ibid. p. 728 100 LOVELING, V & BUYSSE, C, levensleer, Ad. Herckenrath, Veldstraat 41, Gent, 1912, p.4.
26
In een voetnoot bij schamphelaarkens stond: “spotnaam voor valsche figuren, naar den naam van den fabriekant gegeven101. M.a.w., nepborsten in rubber! Een ander, overdonderend bewijs van de verkoop van nepborsten door de firma, duikt op tijdens het persverslag van het bezoek van Leopold II aan Gent op 25 juli 1907102, in het licht van zijn plannen voor de annexatie van Kongo bracht deze een bezoek aan voorname Gentse bourgeoisie, voor hun steun. In de Flandre Liberale stond het volgende fragment: « Le matin, le Roi a demandé, sur l´Odette103, s´il y avait à Gand des fabriques de caoutchoue. Il lui fut répondu par le nom très populaire de M. Schamphelaere. Sa Majesté désira connaitre les produits qui étaient mis en oeuvre dans cet établissement. Quelquesuns furent énumerés, et une des plus hautes autorités de la ville déclara qu´il y avait encore un autre article, d´une nature un peu délicate. ´Dites toujours´, interrompit le Roi, ´C´est un objet dont se servent les dames dont la poitrine n´est pas assez plantureuse.´ ´Oh !´, s´exclama le Roi, les Flamandes du pays de Rubens n´ont pas besoin de cela. Et puis, les Gantoises ont beaucoup de coton... J´ai acheté récemment en Angleterre un tableau représentant une dame qui n´avait nullement besoin de cet article... Ce que l´on rit! » Dit ludieke fragment bevestigt, dat de N.V. « Colonial Rubber » zeker vanaf 1907 valse rubberen borsten produceerde, en nog meer, dat dit in Gent al een tijd goed bekend (of vermaard) was. Immers, als “une des plus hautes autorités de la ville » daar weet van had... Het valt ook op dat er met dit gelachen werd, dit kan als een aanzet tot relativering tegenover “intiemere” producten gezien worden. Maar, het product werd nog steeds “d´une nature un peu délicate” genoemd, en dat verraadt dan weer de voorzichtige en welopgevoede bourgeoisie, of de nog steeds nazinderende, katholiek geïndoctrineerde seksuele schaamte. Maar, de firma De Schamphelaere (tegen dan omgevormd tot een n.v., “Colonial Rubber” onder zoon Edmond, zie later) produceerde dus ook rubberen substituties van vrouwenborsten, en dit was zowel bij hoog als laag bekend. Het probleem echter bij al deze bewijzen (toch wat betreft de condoomverkoop) is: ze zijn allemaal verhalend, het zijn stadsgeruchten of onrechtstreekse bronnen. Er is geen enkele bron die concreet bevestigt dat bij De Schamphelaere effectief condooms verkocht werden. De reden waarom het niet verscheen in de administratie is omwille van het feit dat de condooms onder de toonbank verkocht werden. Dit zal vooral liggen aan de handel met het platteland, waar het katholicisme nog ferm de plak zwaaide. Daar gold nog de mentaliteit van “every sperm is sacred”, om het met de woorden van het liedje uit de film “the meaning of life” van Monty Python te zeggen.
101
Ibid. PLAKBOEK p.29 : flandre liberale, 25/ 7/ 1907 103 PLAKBOEK p.29 : flandre liberale, 25/ 7/ 1907: de stoomboot waarmee Leopold II naar Gent kwam 102
27
Die schaamte, dat anti- seksueel syndroom104, zorgde ervoor dat deze artikelen in het geniep moesten verkocht worden. Deze schaamte is duidelijk zichtbaar in een anonieme brief die Oswald op 11 maart begin de jaren 1900 binnenkreeg van een leurder, vermoedelijk uit de streken van Anzegem-Waregem-Avelgem “Mijnheer Ik neem de heerbiedige Vrijhijd u te melden dat ik mij tot u wende daar ik al 35 jaar Leurder ben en er mij zoo van alles gevragt wort ik heb Eden aan u winkel geweest maar ik durfe dat aan de winkel dochters nie vragen ik denke tog wel dat het tog bij u gemakt wort den heerste keer is de slehste keer als ik me u in onderandelinge ben zal ik tons weten oe ik dat moe vragen of oe ik daar kan aan geraken wilt mij a.u.b. ens eene antwort geven en met eenen als ik er mag ome zenden en de prijs per 12 ik denke tog wel dat gij weet wat het is ik weet niet wat naam er aan gegeven wort maar gij versta mij tog wel denk ik. Kapotses zoo noemen de boeren het Mijnheer ik denke dat u mij het tog niet kwalijk neemt u te schrijven opende dat u aan mijne vrag zal voldoen bedank ik u op voorhand Beste groeten Tis al zoo lang mijnheer dat ik u dat moe vragen en ik heb het altijd huitgestelt maar ik heb er te veel vrage naar zoo dus mijnheer went ik mij tot u in afwagting van eene spoedige Antwort ik steek er een anvalop bij me tember om u geen kosten te doen beste groeten” 105. Hij durfde, zelfs al was hij 35 jaar in het vak, niet zo goed naar de “Kapotses” vragen, maar hij wist wel waar ze te krijgen. Zo waren er ook later heel wat getuigenissen in 1926, waarbij veel wisten uit de volksmond dat er bij Schamphelaere condooms te verkrijgen waren, maar weinigen beweerden er ooit condooms te hebben gebruikt106. Ondanks deze moeilijkheden, is het toch wel veilig te stellen dat Pol De Schamphelaere en zonen meewerkten als de vrijzinnige basis van distributie van anticonceptiva te Gent vormden in 1880. Verder onderzoek daarnaar is lopend, alsook onderzoek naar de receptie van dergelijke artikelen bij boertjes rondom Gent, tot en met de hogere Gentse bourgeoisie zelf (denk maar aan de verkoop van nepborsten). Jammer genoeg belemmert net die seksuele schaamte tijdens de jaren ‟20 het opduiken van kwantitatieve bronnen zoals rekeningen, zodat het altijd om slechts benaderingen van verkoop kan gaan. In de jaren „80 ging Pol verder met het uitbouwen van zijn rubberimperium. In 1883 was hij zeker eigenaar geworden van de oude fabrieksterreinen Clément – Bromby op de Scheldekaai in de Gentbrugse Bassijnwijk ( opp. 21, 4 a). Daar installeerde hij zijn fabriek voor gutta – percha, rubber en asbest. Volgens de nijverheidstelling van 1896 stelde hij er 48 arbeiders en 11 arbeidsters te werk. Hij had toen ook een handelscomptoir in Stockholm en een succursale in Doornik (Tournai) . De fabrieksstempel toonde 2 bijen en het devies “Altijd ‟t beste”. 104
BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neomalthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735: p. 729. 105 Familiearchief A-M Van Werveke. 106 BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neomalthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735: p. 729.
28
AFB: een foto van de fabriek op Gentbrugge. Bron: collectie Vliegende Bladen Ugent: “Caoutchouc; Fabricants”:Schamphelaere (Pol de) In het verdere verloop van de jaren ‟80 viel het aantal Gentse concurrenten terug op 5 in 1884107, om tot 7 te stijgen in 1892, maar daartussen zat al de zaak van zijn zoon Edmond De Schamphelaere, die een zaak oprichtte in de Stropkaai 9108. De zaak viel op wereldtentoonstellingen geregeld in de prijzen, en dat werd uitvoerig gepropageerd in het verkoopboekje van de zaak.
AFB: fragment uit het verkoopboekje van de zaak De Schamphelaere uit 1896. Na deze datum zou de zaak nog in de prijzen vallen, in Gent vb. in 1899 en met de Wereldtentoonstelling in 1913. Bron: collectie Vliegende Bladen Ugent: “Caoutchouc; Fabricants;” Schamphelaere (Pol de). Eén van de diploma‟s daarvan is bewaard gebleven in het plakboek van Oswald, namelijk het erediploma dat de zaak won op 25 augustus 1888 op de “exposition internationale d‟Ostende” in de sectie Hygiène – Sauvetage - Beaux – Arts / Art Industriel, voor het gevarieerde aanbod van caoutchoue et gutta- percha109.
Bron: www.liberaalarchief.be (betere digitale versie).
Pol De Schamphelaere was tevens via het Willemsfonds kennis van Virginie Loveling (1836- 1923) geworden, de (op latere leeftijd pas) bekende Vlaamse schrijfster. Net zoals 167 anderen zond Pol De Schamphelaere een kaartje naar Virginie Loveling om haar zijn “welgemeende gelukwenschen” te bieden ter gelegenheid van haar benoeming als ridder in de Leopoldsorde in mei 1900. Ook de familie van zijn vrouw Sidders, en de schepen De Vigne stuurden een kaartje110. Pol stierf op 8 januari 1904 te Gent, op 64 jaar111. Tot aan zijn dood bleef hij voorzitter van het Van Crombrugghes genootschap, waar hij niet lang voor zijn dood nog een banket van voorzat. Ook bleef hij de administrator van de Volksbank.
107
WEGWIJZER DER STAD GENT, 1884, 412. WEGWIJZER DER STAD GENT, 1892, 329. 109 PLAKBOEK p. 24 110 DE SCHAMPHELAERE, P, brief aan Virginie Loveling te Gent. Gent, 16 mei 1900. ( briefwisseling Virginie Loveling.), handschriftenleeszaal UGent: 111 PLAKBOEK p. 23: flandre liberale, 9/01/ 1904. 108
29
Op 10 januari lastte het Van Crombrugghes Genootschap een concert – variété (georganiseerd door de Gentsche Turnvereeniging) omwille van zijn dood af 112. Op de zelfde dag schonk de familie de Schamphelaere in totaal 1000 frank aan vrijzinnige en liefdadige instellingen van de stad, waarvan 300 fr. voor het Van Crombrugghes genootschap, 200 fr. aan de “Zonder Naam, niet Zonder Hart”113, 200 fr. aan “Les enfants martyrs”114, 100 fr. aan “l´ avenir”, (een vereniging opgericht door Laurent, zie later) 100 fr. aan het Willemsfonds, en 100 frank aan het “Oeuvre du Grand- Air”115. Waarom men dit deed, werd uitgelegd in het Volksbelang een paar dagen erop116: “Het wordt meer en meer de gewoonte te Gent in de Vlaamsche liberale families om bij het afsterven van geliefde bloedverwanten de openbare volksbliotheken van het Willemsfonds naast de andere goede werken van stoffelijke en geestelijke liefdadigheid te gedenken… Mochten die voorbeelden meer en meer navolging vinden.” Zo had het Willemsfonds al andere kleine giften gekregen, “ter herinnering aan een lieve doode…”Ook bij huwelijken werden er giften gedaan aan het Willemsfonds117. Maandag 11 januari werd hij begraven in het familiegraf op het gemeentelijk kerkhof aan de Brugse Poort, om 3 uur s‟middags. Een half uur ervoor werd er samengekomen in het huis in de Veldstraat, nr. 19118. Bij de begrafenis zelf waren burgemeester Braun, schepenen (De Ridder en Baertsoen), gemeenteraadsleden, de gemeentesecretaris, provinciale raadsleden (Alb. Mechelinck, Alb. Verbessem, Vercouillie) te merken. Ook de officieren van de burgerwacht en het leger (kolonel Morry, de majoors Timmermans en Polsenaere), en de opperdeken Cassiers waren aanwezig. Hiernaast was de volledige administratieraad van de Volksbank aanwezig, alsook delegaties en vaandels van het Van Crombrugghegenootschap, van de vereniging “Nijverheid en Wetenschappen”, van de vereniging “Guillaume Tell”, de “Melomanen”, de “Spanoghekring”, en “Geluk int werk”119. Toespraken werden gehouden in het sterfhuis, o.a. door voorzitter Albert Mechelynck in naam van de Volksbank, François Willems in naam van het Van Crombrugghes genootschap als nieuwe voorzitter, Emile van Goethem in naam van de vrienden van 112
PLAKBOEK, p. 23: flandre liberale, 10/01/ 1904 113 HENS, K, meer dan een halve eeuw private liefdadigheid te Gent: „De Zonder Naam niet Zonder Hart‟ (1855 – 1914), Diss. Lic. Geschiedenis: nieuwste tijden, Gent: s.n., 2002, p.44: dit was een pure liefdadige instelling voor de armen van de stad. Gesticht op kerstavond 1855, en door de steun van de liberale loge Le Septentrion vlug uitgegroeid tot dé organisator van liberale filantropie in de stad, met benefietconcerten, tentoonstellingen, toneelvoorstellingen, noem maar op. 114 Hier heb ik geen informatie over gevonden, vermoedelijk was deze ook een filantropische vereniging, mogelijk ten bate van kinderen. 115 HOSTE,L, Gezelschapsleven te Gent in de 19de begin 20ste eeuw. Een proeve. Liberaal Archief, 1990, p. 5: deze vereniging werd gesticht ten bate van zwakke kinderen, en had een lokaal in de Schouwburgstraat. 116 PLAKBOEK p.23: Volksbelang, 16/01/ 1904 117 PLAKBOEK p. 23: laatste Nieuws, 20/ 01/ 1904 118 PLAKBOEK, p. 23: flandre liberale, 10/01/ 1904 119 PLAKBOEK p. 23: flandre liberale, 11/01/ 1904
30
Pol, F. Van Eecke in naam van Spanoghes kring120, Schoonjans in naam van het personeel van de firma De Schamphelaere, en tenslotte door J Van Rentergem, in naam van de oude garde van het van Crombrugghes genootschap. Het Volksbelang kon Pol bij zijn heengaan terecht “onzen goeden Vlaamschen liberalen vriend” noemen. Even geestdriftig prees de Flandre Libérale in de necrologie zijn “fermeté des principes, la doctrine et les sentiments du vrai démocrate», en beschreef hem als “un des plus dévoués soldats de la cause libérale ».121. De Vlaamse gazet noemde hem « dienstvaardig voor iedereen, een overtuigd liberaal”122. Zondagavond 10 april 1904 werd bij een banket van het van Crombrugghe‟s genootschap. Vercoullie als opvolgende voorzitter aangesteld van Pol, van De Vigne als erevoorzitter, en Mechelynck als ondervoorzitter123.
2.4. Edmond De Schamphelaere (1864-1926)
Pol de Schamphelaere had in totaal, zoals reeds gezegd, 6 kinderen. Van de twee dochters Alice en Bertha, die niet als baby gestorven waren, duikt geen informatie meer op, van Bertha is alleen geweten dat ze trouwde met een zekere Jules Sidders (die zou sterven op 5 augustus 1914), en dat ze daar kinderen mee had. Van “tante Alice” zouden de kleindochters van Oswald alleen herinneren dat deze als kind op een sinterklaasdag gepest werd door Oswald en Edmond, voor haar “lange armen”124. De oudste zoon, Edmond zou de industriële activiteit van zijn vader verderzetten. Wat van Edmond geweten was, was dat hij woonde te Gent in de „Rue Traversière, nr. 23125, dat hij in 1888 met Elvire Goethals ( 1864 - 1923) huwde, en in oktober 1924 een tweede keer met Marie Adelaïde De Graeve. Bij zijn tweede vrouw kreeg hij een zoon, Robert, geboren te Gent op 10 februari 1892. In hetzelfde jaar, in 1892, begon hij met een grote fabriek op een terrein langs de Stropkaai. ( 4.398 m²) Het bedrijf werd te Brussel op 12 april 1898 omgevormd tot een N.V. onder de naam van “Colonial Rubber”, en zo verder uitgebreid. Het kapitaal bedroeg 2,5 miljoen fr., in 25.000 aandelen van 100 frank, en 1500 stichtersaandelen. De fabriek maakte aanvankelijk alle rubberartikelen voor de industrie, maar specialiseerde zich nadien in “articles pour vélocipédistes”126. Het bedrijf nam ook vestigingen over in Ekrenfeld (Duitsland, tot 1905) en Thiant (Frankrijk, tot 1920)127. 120
PLAKBOEK p. 23: Vlaamsche Gazet, 13/ 01/ 1904: hier was PDS zeker lid van, want daarna werden vaandels gehesen van deze vereniging naast die van het V.C.G, en wordt het uitdrukkelijk vermeld 121 PLAKBOEK p. 23: flandre liberale, 11/01/ 1904 122 PLAKBOEK p. 23: Vlaamsche Gazet, 13/ 01/ 1904 123 Dagboeken Paul Frédéricq.Dagboek II, 1893 – 1894, Zondag 10 April 1904. p. 257. 124 Interview A-M en Sylvia Van Werveke 14-3-2009 125 PLAKBOEK, p.42 126 collectie Vliegende Bladen UGent: Caoutchouc; Fabricants;”- Schamphelaere-Goethals (E.de) 127 Leurder verkoopt condooms
31
AFB: De fabriek aan de stropkaai. BRON: BOCKSTAEL, P, Het oosten en het zuiden. Brussel: Sutton, 2001. 128 p: ill. Serie Archiefbeelden Gent 3, p. 67.
AFB: De fabriek in 1902. Oorspronkelijk stond ze dus apart. Bron: collectie Vliegende Bladen UGent: Caoutchouc; Fabricants;”- Schamphelaere-Goethals (E.de)
AFB: Affiche van Colonial Rubber n.v., die fietsbanden onder de merknaam Colonial vervaardigde. Bron: BOCKSTAEL, P, Het oosten en het zuiden. Brussel: Sutton, 2001. 128 p: ill. Serie Archiefbeelden Gent 3, p. 68. Edmond werd afgevaardigd beheerder en werd na zijn overlijden in 1926 in die functie opgevolgd door zijn zoon Robert ( die zijn achternaam om onbekende reden zou veranderen naar Rob. de Burchgraeve128). Op de notabele advocaat Albert Verbessem na waren alle andere beheerders en commissarissen uit Brusselse financiële en koloniaal – industriële kringen129. In tegenstelling tot zijn broer Oswald, ging Edmond als grote industrieel op in een milieu van de hogere (Franstalige) burgerij. Hij was waarschijnlijk de enige van de familie, die lid werd van de Gentse vrijmetselaarsloge “La Liberté”130. Een aanduiding daarvan is te vinden op het grafmonument van Edmond: op de rechterkant van zijn grafsokkel zijn een pentagram en een passer ingebeiteld (dit is nu bijna vergaan). Deze loge was eigenlijk door een afsplitsing van de veel oudere loge, “le Septentrion” ontstaan in februari 1866, dankzij Hippolyte Metdepenningen (1799- 1881). Deze loge, met een veel jongere garde (waaronder later Edmond), zou zich in het overkoepelende “Grootoosten van België” als één van de radicalere loges gaan manifesteren. Ze zou lang aangeduid worden als “la jeune loge”, wat eerder op de aard van het liberalisme dat er daar beleden werd wees, namelijk bruisend van initiatieven, en een oord voor progressisten131. Deze konden echter geen band smeden met de andere minderheidsgroep, de Vlaamsgezinde liberalen rond Vuylsteke. Er waren wel een paar flaminganten, maar de meeste zouden toch voor Le Septentrion blijven opteren. Vandaar dat in een brief die Oswald later aan de secretaris van het Willemsfonds schreef, op 18 oktober 1924 (omdat zijn broer niet meer op de ledenlijst voorkwam): 128
PLAKBOEK p. 66 : krant onbekend, 5/11/ 1926 BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neomalthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735, p. 731 130 VERHULST, A & PAREYN, L, Huldeboek Prof. dr. Marcel Bots : een bundel historische en wijsgerige opstellen. Gent : Liberaal Archief, 1995,354 p, p. 45 131 Ibid., p. 247: kort na de oprichting zou Paul Voituron, het kopstuk van dat Gentse progressisme, er worden ingewijd. 129
32
“…Mogelijk heeft zijn ( nu gestorven) vrouw het kwijtschrift geweigerd of zou het kunnen zijn dat hij, op een oogenblik van politieke woede, niet heeft willen betalen. In ieder geval denk ik niet dat hij nu zal weigeren als U hem de kwijtschriften 1923 en 1924 doet aanbieden en meteen het boek Uit de Bron van Cyriel Buysse laat afgeven. Mijn gedacht is dat hij wel niet zoo erg Willemsfondsgezind is ( wegens het midden waarin hij verkeert), maar dat hij sinds lang persoonlijk geen kwijtschrift van het Willemsfonds gezien heeft en dat hij wel lid wil blijven om mij genoegen te doen”132. Dit fragment toont meteen ook het ijveren van Oswald aan om de familiebanden hoe dan ook sterk te houden. En als men deze redenering doortrekt naar zijn vrienden (namelijk dat hij ongeacht hun politieke voorkeur toch vergezelt in een vereniging), kan dit een belangrijke indicator van het feit dat Oswalds verenigingsleven zo kleurrijk is. Aan beide is natuurlijk wel te voelen wat voor een sociaal en politiek engagement de familie De Schamphelaere bezat. Edmond had naast de vrijmetselarij, een passie voor verenigingen die een humanitair karakter hadden. Hij was één van de stichters van de Gentse sectie van het Rode Kruis in België, op 17 september 1898133. Oswald steunde hem hierbij, op 16 maart 1903 leende hij clichés uit aan het comité van recrutering en feesten van het Rode Kruis België, "Ambulance de Gand”(Gentse sectie)134, voor een lichtprojectie- avond in het theater Minard135. Het ging om zijn plaatjes van België, Holland, Frankrijk en Transvaal. Ook werd er een serie van dhr. Caron136 gevraagd. Edmond nam als vice- voorzitter het voorzitterschap over van Groverman na diens dood in 1914. Edmond hielp zelf gewonden in het militaire hospitaal en veel ambulances. Deze moesten bij de intocht van de vijand geëvacueerd worden in 1914. Toen hij voorzitter werd, speelde hij ook een belangrijke rol in de “speciale services”, waarop veel leden van het Rode Kruis zich toelegden, zoals correspondentie aan oorlogsgevangenen, verzorging voor militaire families, enz. Bij de officiële reorganisatie van het Rode Kruis van België na W.O. I (de structuur werd aangepast aan vredestijd), werd hij door K.B. tot voorzitter van het provinciale comité benoemd. Daarnaast was Edmond ook waarschijnlijk gemoeid in turnverenigingen, zij het slechts als lid: hij werd lid van de Royal Club Gymnastique137 (toen nog de C.G.G.) 132
BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neomalthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735, p. 731: zie Liberaal Archief – Gent, Arch. Willemsfonds, doos 55, b. 2. 133 http://www.rodekruisgent.be/100-jaar-Rode-Kruis.html 134 PLAKBOEK p. 22 135 PLAKBOEK p. 21, flandre liberale 18/ 3/ 1903. 136 Een sigarenhandelaar in de Veldstraat. Deze zaak bestaat nog altijd. 137 PLAKBOEK p.68: Koninklijke Belgische Turnbond – bulletin officiel. December 1926.
33
en ook de Club Nautique de Gand, samen met zijn broer Oswald vormde hij zelfs een roeiteam (daarover later meer, bij “club nautique”). Ook werd Edmond veteraan van de Koninklijke Belgische Turnbond138 Niet lang voor zijn dood werd hij gepromoveerd tot officier in de Leopoldsorde139, voor de vele services gegeven aan het vaderland.
AFB: één van de enige foto‟s van Edmond de Schamphelaere, poserend naast zijn broer Oswald als vaandeldrager tijdens één van de turngouwfeesten in Namen in 1913. Bron: V. De Turner, n° II den 27 Mei 1933, Schamphelaere (Oswald De)
AFB: de vaandeloverhandiging te Namen, Oswald en zijn broer staan midden rechts op de slide te wachten. Bron: familie-archief A-M Van Werveke. Op 2 november 1926 zou Edmond sterven op 61- jarige leeftijd140. In het krantenbericht bij zijn dood werd hij beschreven als een doortastend, actief en intelligent man, een ruime en genereuze geest. Ook zou hij zeer vertrouwelijk geweest zijn met zijn personeel. Hij werd begraven op een zaterdagnamiddag, bij de receptie bij hem thuis prijkten er vaandels van het Belgische Rode Kruis, de R.C.G. en de Gymnastische Volksmaatschappij. Voor de rouwkapel waren veel industrïëlen en notabelen uit de commerciële wereld verzameld (Hebbelynck, Cam. De Bruyne en Beernaerts), afgevaardigden van het gemeentebestuur (afgevaardigde H. Boddaert, baron Braun, schepen De Saegher, de vervanger van de procureur generaal), de sectie Gent en het professionele korps van het Rode Kruis (generaal Molitor, ThEo. Peeters en advocaat Lemmens, en ook 3 ambulanciers in uniform), en natuurlijk de administratoren, het personeel en de arbeiders van “ Colonial Rubber”.
AFB: het graf van Edmond op de Westerbegraafplaats Gent. (Eigen foto). Op zijn graf, gemaakt door Hippolye en Max. Le Roy prijkt een levensgroot bronzen beeld van een vrouw in lang gewaad, voor een afgerand scherm in arduin met aan 138
PLAKBOEK p.68: De Turner, 4/12/1926 : Toen Edmond stierf, werd een paar dagen erna voor een rechtopgerezen zaal van de Vlaamse verenigingen van de KBT zijn naam door de voorzitter herhaald. Ook het blad “De Turner” bood zijn oprechte deelname. 139 PLAKBOEK p.66: Het Laatste Nieuws – 6/11/ 1926 140 PLAKBOEK p. 66 : krant onbekend, 5/11/ 1926
34
weerszijden korte stenen pijlers met daarop bronzen bloemslingers. Haar linkerarm rust op een pijler met daarop Edmonds bronzen portretmedaillon141.
AFB: detail: het portretmedaillon van Edmond (Eigen foto). Hier net onder bevindt zich de bijna helemaal vergane inscriptie van de vrijmetselaarsloge “la Liberté”.
AFB: detail van het vrouwenbeeld op het graf van Edmond. Erboven staat een leuze: “Mors ultima ratio”. (Eigen foto).
2.5. De jonge Oswald De Schamphelaere Op 18 mei 1866, om vier uur ‟s ochtends, werd Oswald Georgius De Schamphelaere geboren te Gent142. Volgens de inschrijving in het bevolkingsregister143: “In het jaar Achttien honderd zes-en-zestig, den negentienden Mei ten drij uren namiddag, voor ons ondergeteekenden Schepen, Armand De Leu, gedelegeerden ambtenaar van den Burgerlijken Stand der Stad Gent, provincie Oost- Vlaanderen, is gecompareerd: Polydorus De Schamphelaere oud zeven twintig jaar, Koopman, wonende Onderstraat, dewelke ons heeft vertoont een kind van het mannelijk geslacht, aldaar geboren, gister, ten vier uren ‟s morgens, van hem verklaarder en van Paulina, Carolina Sidders, oud twee en twintig jaar, zijne huisvrouwe, en waraan hij verklaart te willen geven de voornamen van Oswald, Georgius.” Oswald moet op zijn jonge jaren een aandoening gehad hebben, die hem verzwakte. Op die manier was hij in de sportwereld, door te turnen en roeien, terechtgeraakt. Zo gaf hij zelf toe aan de pers in 1923: “Ik moet u zeggen dat ik van jongs af het turnen zeer lief had. Zeer zwak zijnde, werd me door den dokter bevolen de turnlessen te volgen, ten einde mijne krachten te versterken”144. De kleindochters van Oswald herinneren zich eveneens via verhalen die rondgingen in de familie, dat hun grootvader als kleine jongen een aandoening had, waardoor hij lange tijd zijn bed niet mocht verlaten. Naar het schijnt kwam zijn broer Edmond, 2 jaar ouder dan hem, aan zijn bed staan en hem zeggen: “Oswald! Oswald! Ge gaat sterven! Ge moet vragen (aan vader) wat dat ge wilt!”145
141
HERNALSTEEN,A, De Westerbegraafplaats van Gent, Gent, 2000. Jubelfeest Osw. De Schamphelaere (in den) Kon. Nederlandsche Schouwburg Gent, 21 mei 1933. Gent, De Vos, 1933. 8°. Met Portret. 143 Inschrijving bevolkingsregister nummer 1646, F° 275, jaar 1866. 144 PLAKBOEK p. 57: De Turner, 27/10/ 1923 145 Interview A-M en Sylvia Van Werveke, 14/3/2009. 142
35
Oswald genoot een verzorgde opvoeding, waaraan de vrijzinnige ouders alles gaven wat ze konden. Hij genoot onderwijs in de Gemeenteschool, de lagere hoofdschool van de Onderstraat, de Middelbare School.146
AFB: Oswald op jonge leeftijd. Bron: Familie-archief A-M Van Werveke. Oswald zou in het huis in de Veldstraat, met daarnaast het magazijn op nr. 17, blijven wonen, tot aan zijn trouw in 1897.
AFB. één van de weinige foto‟s van de winkel in de Veldstraat (vooraanzicht) Bron: familie-archief A-M. Van Werveke.
AFB: Een tekening van de winkel in vooraanzicht. Bron: collectie Vliegende Bladen UGent: “Caoutchouc; Fabricants;”: Schamphelaere (Pol de) .
AFB. Oswalds slaapkamer in het huis in de Veldstraat. Foto door Oswald zelf. Bron: familie-archief A-M Van Werveke.
AFB: Detail van de living in de Veldstraat. Foto door Oswald zelf. Bron: familiearchief A-M Van Werveke.
146
Jubelfeest Osw. De Schamphelaere (in den) Kon. Nederlandsche Schouwburg Gent, 21 mei 1933. Gent, De Vos, 1933. 8°. Met Portret.
36
HOOFDSTUK 2: De Laurentkringen, de Club Gymnastique de Gand en de Gentse chasseurs – éclaireurs.( 1882 – 1892) 1. Algemeen
1.1. De liberale ontwikkelingen 1878 - 1892
Van 1878 tot 1884 nam de strijd tussen katholieken en liberalen toe, met de installatie van de liberale regering Frère- Orban (1878 -1884). Deze regering vaardigde een jaar later een nieuwe wet uit, waarbij het lager onderwijs volledig aan de invloed van de Kerk werd onttrokken. Ze hadden echter het katholieke verzet misschat. Overal in België werden tegenover de gemeentescholen katholieke scholen uit de grond gestampt en werd een gevecht op leven en dood gevoerd, voor leraars en leerlingen, de zogenaamde schoolstrijd (1878- 1884)147. Uiteindelijk zou deze over de hele lijn verloren worden door de liberalen. Gemeentescholen liepen leeg of hadden maar weinig leerlingen, en een krachtig katholiek onderwijs werd uitgebouwd, door een weer één geworden katholieke partij. 30 jaar lang zouden de liberalen van de macht weggehouden worden, en in de oppositie gaan.148
1.2. De schoolstrijd te Gent in 1878- 1884
Het volgende fragment duikt op in de mémoires van Hans van Werveke, dat de gevolgen voor de Gentse liberalen van de schoolstrijd beschrijft: “ In het gezin van mijn grootouders ging men ter kerke, zoals nagenoeg iedereen in die tijd. Maar politiek was men liberaal. In 1878 kwam, na acht jaar onderbreking, opnieuw een liberaal ministerie aan het bewind. Het bracht het jaar daarop een nieuwe wet op het lager onderwijs tot stand, dat de oppositie zeer mishaagde. De katholieken ontketenden een schooloorlog, met de gemeenste middelen. In de biechtstoel werd aan mijn vader en mijn tante gevraagd naar welke soort school ze gingen, en toen uit het antwoord bleek dat het een officiële was, “kregen ze het schuifken”(werd hen de absolutie geweigerd). Ze trokken er de logische conclusie uit, en bleven uit de kerk weg. Maar er was erger. Mijn grootvader werkte als gesalarieerde in een schoenmakersatelier. Zijn baas, die waarschijnlijk zelf onder druk handelde, eiste van hem dat hij zijn kinderen niet langer naar de officiële normaalscholen zou zenden. Toen hij weigerde, werd hij afgedankt. Hij zou brodeloos zijn geweest, indien men hem van invloedrijke liberale zijde geen kliënteel had bezorgd, die hem in staat stelde zich zelfstandig te vestigen”149. 147
BOTS, M, Beknopte geschiedenis van de Liberale Partij. Gent: Liberaal Archief, 1989. 68 p.: ill: p. 33 Ibid. p.34 149 VAN WERVEKE, H, Herinneringen uit kinderjaren en jeugd. Gent : Liberaal Archief, 2000. 151 p.: ill.: p. 32. 148
37
De schoolstrijd had inderdaad als gevolg een massale laïcisering van de liberale bevolking. Mensen bleven niet alleen weg van de kerken, ze vierden ook steeds minder de katholieke feestdagen mee, zoals de vasten en Allerheiligen. Maar erger, mensen die liberaal waren maar geen invloedrijke liberale werkgevers kenden, werden op straat gezet. Gelukkig stond de familie De Schamphelaere tegen dan stevig genoeg in hun schoenen om als één van die autoriteiten te fungeren. Een ander gevolg tenslotte van de schoolstrijd te Gent was dat er natuurlijk veel overlopers in het lerarenkorps waren naar katholieke zijde, om hun functie te behouden. Een voorbeeld daarvan wordt ook door Hans beschreven: “ Aan het hoofd van de (middelbare) school kwam er nu een directeur, wiens naam ik mij niet meer herinner, maar van zie ik nog goed weet dat hij een “tsjeef”was... De persoon in kwestie was vroeger liberaal geweest, maar was nu, om de geambieerde plaats te bekomen, overgelopen. Hij drukte dat op de volgende elegante wijze uit: “Je suis retourné à la religion de mes pères””150.
2. De zaak en de familie.
De rubberzaak en de fabriek op Gentbrugge zou in handen blijven van Oswalds vader Pol, Oswald zelf werd als jongeman zaakvoerder gemaakt in de Veldstraat nr. 19, waar hij ook woonde.
AFB. De jonge Oswald (op de fiets) met arbeiders voor het magazijn in de Veldstraat. Bron: familie-archief A-M. Van Werveke.
AFB: detail van het magazijn in de Veldstraat. Bron: familie-archief A-M. Van Werveke In 1892 zou, zoals reeds gezegd, Oswalds broer Edmond op zichzelf de n.v. “Colonial Rubber” stichten. Oswald zou het beheer van de fabriek totaal aan zijn broer overlaten, en zich louter beperken tot commerciële activiteiten, als zaakvoerder in de Veldstraat
3. Verenigingen
Oswald begon zijn verenigingscarrière als turner en roeier. Dit startpunt is belangrijk, want deze eerste verenigingen hebben veel bijgedragen tot de vorming van zijn persoonlijkheid, naast hetgene wat hij van thuis meekreeg. In de woorden van Alexis
150
Ibid., p 88.
38
de Tocqueville, is elke vereniging ook sowieso een „leerschool van de democratie‟, die personen leert onderhandelen en samenwerken151. De gymnastiek als sport had (en heeft nog altijd) ook een apart karakter. Het was niet noodzakelijk een teamsport, en was minder gevaarlijk als voetbal, en gecompliceerder dan boksen in die tijd. Mensen die gymnast wilden worden, wisten ook op voorhand in de tweede helft van de 19e eeuw dat ze niet voor het geld moesten sporten. Het weinige geld dat ze konden winnen, compenseerde niet eens hun maandelijkse bijdrage, hun bijdrage aan een wedstrijd, of de kost van hun eigen kostuum. Men werkte voor eer, om mee te doen aan grote wedstrijden, en zich daarin te onderscheiden152. Dit verklaart waarom maar weinig gymnasten uit de lagere klassen van de bevolking kwamen (op de Laurentkringen na). In Oswalds geval was hij, zoals reeds gezegd, op medisch advies begonnen met turnen, en had zo de smaak te pakken gekregen. Geld om al het lidgeld en zijn kostuum te betalen was natuurlijk geen probleem.
3.1. De eerste verenigingen: Geluk in‟t Werk (1882) en Vrijheidsliefde (1882).
De eerste vereniging waarvan Oswald lid werd, was van de turnafdeling van de Gentse vereniging en Laurentkring “Geluk in‟t Werk” in 1882, op zijn 16 jaar153. Het eerste tastbare bewijs daarvan zit in het plakboek: in het eerste kwartaal van 1883 bezat Oswald een persoonlijke lidkaart van één frank, waarmee hij toegelaten werd tot de vergaderingen en feesten van deze vereniging 154. Geluk In‟t Werk werd op 24 oktober 1880 gesticht door de rechtsgeleerde en “edele vriend van het volk” François Laurent (8 juli 1810 – 11 februari1887), in het gewezen lokaal van de Philharmonie op de Akkergemboulevard 1. Dit was mogelijk door ondersteuning van de maatschappij “L‟Avenir”( een bevriende kring van Laurent, die hij zelf “cette vaillante société de jeunes hommes d'élite” heette155). Deze vriendenkring van jonge liberale ondernemers was een opzettelijk opgerichte spaarvarken-vereniging, die net zoals de “Société Callier” de activiteiten, voordrachten en uitstapjes van alle Laurentkringen zou financieren.) Laurent, een filoloog oorspronkelijk uit de stad Luxemburg156, zou in 1836 als buitengewoon hoogleraar aan de Gentse rechtsfaculteit beginnen werken, en daar geroemd worden voor zijn eenvoudig gemaakte, logisch opgebouwde cursussen157. Omwille van de woedende schoolstrijd met de katholieken zou de vrijzinnige Laurent 151
MERTENS, M, Een liberale zuil in Gent? Aspecten van het Gentse (georganiseerde) liberalisme tijdens het interbellum. Gent : Maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde, 2008. Verhandelingen der Maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde te Gent 32 146 p.: ill: p.16 152 PLAKBOEK p. 44: krant onbekend, 1/2/1922. 153 PLAKBOEK p. 56 & 62: De Turner, 29/7/ 1923: dit zei Oswald zelf in dit interview. 154 PLAKBOEK p. 3 155 GAUBLOMME, D, François Laurent (1810-1887) : de ongelukkige liefde van een liberaal vechtjas voor de kinderen van het volk. Gent : Stadsbestuur, 1987. 83 p.: ill : p. 31. 156 Ibid., p.9 157 Ibid., p.14: hij publiceerde ook verscheidene juridische werken, zoals “Principes de droit civil” tussen 1869 en 1878, en een daaruit gedistilleerd werk “Cours élémentaire de droit civil” in 1878.
39
weliswaar nooit rector worden, maar dat zou hem niet veel kunnen schelen, omwille van zijn andere en voornaamste bezigheid: sociaal werk.
AFB: François Laurent op jonge leeftijd. Bron: GAUBLOMME, D, François Laurent (1810-1887) : de ongelukkige liefde van een liberaal vechtjas voor de kinderen van het volk. Gent : Stadsbestuur, 1987. 83 p.: ill., p.12. Hetgene wat hem namelijk onderscheidde van zijn liberale tijdsgenoten, was dat hij zich, zijn hele leven lang, zou engageren voor de ontwikkeling van het stedelijk onderwijs in België (met als uitvalsbasis Gent), en dat hij de overheid zou wijzen op haar dwingende plicht om een onderricht te verbreiden dat de morele verheffing van de economisch zwakkere bevolkingslagen (de arbeiders) tot stand kon brengen158.Vanaf 1863 zou hij ook op politiek vlak, als lid van de Onderwijscommissie van de Gentse gemeenteraad, zich tien jaar lang wijden aan de ontwikkeling en bloei van de Gentse scholen. Laurent vond immers, dat veel werklieden dikwijls te vlug de intellectuele vruchten verloren van een te slordig verkregen onderwijs, en zo veel te vlug in een ellendige toestand terechtkwamen. Bij zijn bijna dagelijkse bezoeken aan de Gentse stadsscholen merkte hij dat het invoeren van de leerplicht noodzakelijk was. Veel kinderen, van zelfs 7 jaar werden van school weggehaald om te gaan werken in ateliers en werkhuizen, waar niks van opleiding nodig was. Als een rasechte verlichte geest dacht hij dus dat onderwijs, bijscholing, spaarzin en opvoeding de redding van armoede betekende voor de arbeider, en daarvoor deed hij ook al wat in zijn macht was voor het bijwonen van de adultenscholen te bevorderen. Hierin promootte hij ook het schoolsparen, dat in 1866 werd ingevoerd159. Onder het motto “Help U Zelf!” stichtte hij daarnaast allerhande naschoolse werken en genootschappen, voor de werklieden een midden aan te bieden waar gezonde uitspanningen hun rust en opbeuring konden verschaffen160. Zo werd met de Laurentkringen reeds vroeg gepoogd opvangstructuren te creëren om arbeiders weg te houden van het opkomende socialisme, ook een doel van Laurent.161 “Geluk In‟t Werk” zou daar één van zijn, een liberale werkliedenpartij. Net zoals bij alle Laurentkringen operereerde de vereniging zelfstandig (met de leiding toevertrouwd aan leden uit het eigen midden), kon men er vanaf 16 jaar volwaardig lid van worden, maar ook ervoor kon men erbij als beschermeling onder de hoede van een volwaardig lid. 158
Ibid., p.30: hij was dan ook voor een absolute soevereiniteit van de staat, door en door seculariserend en antiklerikaal. 159 Ibid: p. 77: hij schreef er ook een boek over in 1867: “Conférence sur l'Epargne” 160 Ibid.: p. 44-45 Dit zijn ze allemaal op een rijtje: Vrijheidsliefde (1868), Vreugd in Deugd (1868), Nut en Vermaak (1874), Vermaak in ‟t Leeren (1875), Leeren Vereert (1876), 't Werk Veredelt (1876), Geluk in ‟t Werk (1880), Werken en Leeren (1885). De meeste van deze kringen bleven actief tot aan de Eerste Wereldoorlog. Vrijheidsliefde en Geluk in ‟t Werk hielden veel langer stand, en zouden pas uitdoven met de crisis van het verenigingsleven in de jaren 1970. 161 MERTENS, M, "Boven alles de verdediging onzer groote liberale princiepen van vrijheid..."? : Aspecten van het Gentse (georganiseerde) liberalisme tijdens het interbellum Diss. lic. geschiedenis: nieuwste tijden, Gent : s.n., 2005. 189 bl.: ill., p.131
40
De vereniging had voor doel “de lichamelijke, verstandelijke en zedelijke ontwikkeling van de volksjongensschap te bevorderen”. Om dat te bereiken, gebruikte de kring volgende middelen: inrichten van afdelingen voor zang, toneel, turnen, sparen, reizen, zelfonderricht enz., inrichten van zang- toneel- en turnfeesten, uitstapjes en reizen binnen en buiten het land, zoeken naar merkwaardige gebouwen en instellingen, nijverheidsgestichten, openbare werken enz. het inrichten van een boekerij met leeszaal, het houden van voorlezingen en voordrachten (zondag of ‟s avonds)… kortom, een zeer ruim werkveld. Tegelijk werd het “opvoedend werk der school, in lichamelijk, verstandelijk en zedelijk oogpunt”162, op alle mogelijke manieren voortgezet en uitgebreid. Oswald zou één van de medestichters van de turnafdeling zijn in 1886, zo zei hij zelf in een interview in 1923: “Voor 35- 36- 37 jaren, heb ik hier, in Geluk in‟t Werk, zelf de turnafdeeling helpen stichten, en het is juist daarom dat ik u uitverkozen heb om Eere- voorzitter uwer maatschappij te wezen.”163 De afdeling werd onder leiding van Karel De Wette164 gesticht, maar stelde in zijn beginjaren weinig voor. In het tuin van de “Philharmonie” (het latere Krijgsgasthuis) probeerde Oswald met enkele van zijn speelmakkers de waaghalzerijen na te doen op “primitieve toestellen” verspreid in de tuin, afgekeken in de Werverskapelle (of Wolleweverskap(p)elle, de latere Carillon165) en in de Cirk “De Drie Sleutels” in de St Amandsstraat . Ook Oswalds broer Edmond zou lessen volgen in de turnafdeling, maar meer dan een enkele vermelding is hierover niet geweten166.
Oswald werd tevens op 7 juni of juli 1882, ten gevolge van een bestuursbesluit op een zitting van 7 december 1881, ook aanvaard als lid van de eerste Laurentkring “De Vrijheidsliefde”, met een lokaal in de Laurentstraat, bij de Plezante Vest167. Deze maatschappij, opgericht in 1868 in de Rabotwijk, stelde zich voor als een „Werkmansgenootschap voor Onderling Onderwijs‟, en had ook een gymnastieksectie. Het lokaal van de kring werd gefinancieerd door Laurent zelf. Ze hoopten eveneens in Oswald “een warme verdediger te vinden voor het edele doel dat wij beoogen, namelijk de zedelijke en stoffelijke verbetering der werkersklasse.”168 Ook zijn broer zou lessen volgen in de turnafdeling169 162
PLAKBOEK p. 64: krant onbekend, 16/5/ 1925 PLAKBOEK p. 57: De Turner, 27/10/ 1923 164 PLAKBOEK p. 78: De Turner, 13/5/ 1933: deze zou later turnleider worden van de eerste socialistische turnvereniging van België, namelijk de “Vooruit” te Gent. 165 PLAKBOEK p. 78: De Turner, 13/5/ 1933: Een kapel op 3 april 1372 opgericht met toestemming van de bisschop van Doornik, rond het gesticht waar de oude wevers werden ondergebracht. 166 PLAKBOEK p. 60 167 PLAKBOEK p.4 168 PLAKBOEK p.4 163
41
Het is heel belangrijk te beseffen dat, hoewel deze verenigingen sociaal ver hun tijd vooruit stonden, Laurent een gezworen vijand van de Vlaamse zaak was. Deze breuk ontstond, omdat de flaminganten heel scherpe kritiek uitten op het stedelijk onderwijs, en op het onderwijsbeleid van de voorganger van Laurent, Callier (1858) en Laurent zelf, met name omwille hun Frans als voertaal. Het Volksbelang heette het “systematische verfransing van de kinderen”, en het Willemsfonds sloot zich daarbij aan. Laurent en de schoolcommissie werd aanzien als een “verfranser van de jeugd”. Laurent reageerde op deze beschuldigingen gepikeerd en repressief, en hij benadrukte daarom expres bij elk van zijn schoolbezoeken het belang van de studie van het Frans en de uitbreiding van die taal op alle onderwijsniveaus. Hij zou zelfs Vlaamsgezinde onderwijzers en onderwijzeressen bij hun bevordering hebben benadeeld170. Toen in 1869 de Gentse kiezers de secretaris van het Willemsfonds Julius Vuylsteke naar voor schoven voor de gemeenteraad, was deze natuurlijk fervent pro het gebruik van de Vlaamse taal in het stedelijk onderwijs. Laurent dacht opnieuw dat nu ook Vuylsteke kritiek uitoefende op de schoolcommissie, waarin hij zich met hart en ziel engageerde. Laurent werd kwaad en stelde dat hij evengoed het recht had zich in zijn taal uit te drukken. Tijdens een vurige discussie in de gemeenteraad richtte hij zich in het platduits tot Vuylsteke. Hoewel dit incident werd weggelachen, bleef het persoonlijke geschil verderduren171. Met deze wetenschap in het achterhoofd, is het helemaal niet evident, zelfs verwonderlijk, dat Oswald deze verenigingen als startpunt gekozen heeft. Hoewel de keuze voor verder te gaan in sociaal- liberale verenigingen een typisch aspect was van het hele gezin De Schamphelaere, die zogenaamde “volksopvoedende drang” die aanwezig was in het Van Crombrugghes Genootschap en het Willemsfonds, was de instelling pro Franstalig onderwijs dat zeker en vast niet! Het Willemsfonds en de Laurentkringen stonden zelfs lijnrecht tegenover elkaar. Dus waarom ging Oswald net bij een turnafdeling van een vereniging die net het Franstalige in het stadsonderwijs promootte, terwijl hij afkomstig was uit een Vlaamsliberaal gezin? Voor het antwoord daarop zijn verschillende hypothesen mogelijk. Een eerste daarvan heeft het te maken met het feit dat elke Laurentkring een onafhankelijk bestuur had, met de mogelijkheid voor arbeiders om op te klimmen. Door deze mélange van Gentse arbeiders en Gentse bourgeoisie, werd er een taalcompromis gesloten, Frans, Nederlands en Gents tegelijk. Mertens stelde deze ideologieoverschrijdende samenwerking vast te Gent wat betreft de culturele smaakpatronen van de burgerij zelf voor de eerste wereldoorlog172. Hieraan wordt nu de hypothese gevoegd dat samenwerking ook mogelijk was op taalgebied tussen burgerij en arbeiders in deze Laurentverenigingen, om een gemeenschappelijk doel 169
PLAKBOEK p. 60 GAUBLOMME, D, François Laurent (1810-1887) : de ongelukkige liefde van een liberaal vechtjas voor de kinderen van het volk. Gent : Stadsbestuur, 1987. 83 p.: ill. p.33 171 Ibid.:p.33 172 MERTENS 138 170
42
te vervullen: sociale carrière maken of voor weinig inschrijvingsgeld actief zijn in een zijtak (sport, muziek, toneel) van de vereniging en zo een hobby uitoefenen. Dat weinig inschrijvingsgeld brengt ons bij de volgende hypothese. Het kan namelijk puur om praktische redenen zijn dat Pol zijn zoon, die moest turnen op doktersvoorschrift, naar een Laurentkring stuurde, omwille van de financiële voordelen. Elders moest Oswald immers meer inschrijvingsgeld betalen. Ook had Pol contacten in de oprichtende kring van Geluk in‟t Werk, l‟Avenir (zijn wil immers na zijn dood was, zoals reeds vermeld, dat er een bedrag geschonken werd aan deze vereniging. Dat wijst erop dat Pol op zijn minst contacten had met deze vereniging). Een derde hypothese valt samen met de woedende schoolstrijd 173: het kan een reactionaire reactie zijn dat Pol Oswald naar een Laurentkring zond, of Oswald er zelf in ging. Immers, de Laurentkringen waren allemaal extreem anti-katholicistisch. Dit kon opnieuw zo‟n gemeenschappelijk doel zijn, tegen de katholieke overheersing in het onderwijs, dat belangrijker was op dat moment dan interne taalproblemen. Als laatste moet de mogelijkheid opengehouden worden, ondanks het niet in de aard ligt van de intern sterk loyale familie De Schamphelaere, van ongehoorzaamheid van Oswald naar zijn vader toe. Het is mogelijk (hoewel niet plausibel) dat Oswald letterlijk en figuurlijk op zijn eigen twee benen wou staan. Deze hypothese heeft echter minder overtuigingskracht, gezien de bijna- onmogelijkheid om dit te bewijzen, en gezien het feit dat Oswald door zijn vader vrij jong als zaakvoerder werd aangesteld in de Veldstraat (wat niet echt getuigt van een ruzie of breuk van Oswald met zijn vader).
3.2. De Club Gymnastique de Gand (1883).
Op 14 september 1883 raakte Oswald binnen in de vereniging waarvan hij de rest van zijn leven lid zou blijven, de liberale “Club Gymnastique (de Gand)”174. Op het voorstel van een zekere Jean Leemans werd hij toegelaten als “membre élève” door het administratiecomité die dag. De Club Gymnastique ( met als leuze „À chacun son droit‟) was slechts 9 jaar ervoor, op 2 augustus 1874 gesticht, en had als lokaal op de Skating – Ring te Gent. Het doel van de vereniging was “pour la propagation des goûts et de la pratique de l‟ éducation physique »175. De lessen waren ook voor mensen behorend tot de « bonne bourgeoisie gantoise » . De bestuurder op dat moment was Adolf Paternotte, de vicevoorzitter Charles Baudoux, de secretaris Albert Frère, (die een vriend voor het leven zou worden van Oswald), de schatbewaarder Théodore Peeters, en de leden Dobbelaere, Arthur Vanderheyde en Vanderhagen.
173
VAN DAELE PLAKBOEK 175 PLAKBOEK p.75 174
43
Deze club zou de “Belgische methode” ontwikkelen van training. Elke trainingsessie werd volgens deze methode verdeeld volgens drie basishoudingen: ondersteunend, stilstaand en verend. Zo werden aan het eind van de sessie alle spiergroepen gebruikt. De club zei dat deze methode de beste was, aangezien de mortaliteit bij hun leden lager lag. Ook moedigde de club jongeren aan tot militaire dienst, door hen een ordegeest, discipline, patriottisme, eer en hygiëne (!) in een sfeer van goede “camaraderie” aan te leren176. Hetzelfde jaar nog, in 1883, zou Oswald tijdens de Gemeentefeesten van Gent voor de eerste maal deelnemen aan een Belgisch Bondsfeest, het 15e , op het Sint Pietersplein in de rangen van de Club Gymnastique de Gand, naast mannen zoals Cuperus, Marinx, Kryger, Van Hautte, de gebroeders Mijs en L. Verdonck177. Oswald maakte vlug carrière in deze kring, en dit dankzij het vriendelijke woordje van zijn oudere broer. Op 1 juli 1884, na 9 maanden in de vereniging te vertoeven en een weinig na zijn 18e verjaardag, werd Oswald op voorstel van zijn broer Edmond definitief gepromoveerd tot effectief lid van de C.G. door hun administratiecomité178. Op 7 mei 1886 kreeg Oswald melding dat hij op 6 mei door het administratiecomité van de C.G.G. gepromoveerd werd tot « moniteur » (lesgever), met daarbij horende insignes. De reden waarom hij gepromoveerd werd, was omdat hij bepaalde diensten aan de club had verleend, en meerbepaald dankzij zijn creatie van lessen voor leerlingen. Intussen was de club van lokaal verhuisd naar de Rue des Baguettes 37, en had als secretariaat de Rabotstraat 13. Albert Frère was inmiddels ook vice- voorzitter geworden, en zijn functie als secretaris overgelaten aan Arthur Vanderheyde. Wat kan getuigen als alternatief bewijs dat Oswald op dit moment sociale promotie aan het maken was, is het feit dat bij deze vermelding voor het eerst zijn naam op een correcte manier werd geschreven. Ervoor werden de brieven met de namen Osurald, of Oscar, Deschamphelaer, De Schampheleer, De Schampheleire, of Schamphelaere getekend. Soms zelfs werd er niet eens geprobeerd de naam correct te schrijven, en werd er gewoon een krabbel gezet.
AFB: de “Club Gymnastique” op een wedstrijd te Duinkerke in 1888. Oswald zit helemaal links, naast hem staat Albert Frère. BRON: V. De Turner, n° II den 27 Mei 1933, Schamphelaere (Oswald De) De zondag voor 28 november 1889 vierde de C.G.G. zijn 15e verjaardagsfeest in hun weer nieuwe lokaal “Stad Brussel, ” in de Hoogstraat179, en werd voorgezeten door 176
PLAKBOEK p. 75 PLAKBOEK p. 78: De Turner, 13/5/ 1933. 178 PLAKBOEK p.3 179 PLAKBOEK, Gazette van Gent – 28/11/1889 177
44
hun inmiddels voorzitter geworden Albert Frère. Oswald hielp dit feest organiseren, als verantwoordelijke van de drukpers. Het feest vierde hun stichtende en ereleden, met een muziek en turn- en wapenfeest in de namiddag. Hierbij gaf de schatbewaarder van de club Peeters bloemen en een bronzen beeld aan de bestuurder Adolf Paternotte, voor de talrijke en onschatbare diensten. Ook werd hierbij voor de eerste keer tussen het programma schermoefeningen met een degen, door een aparte schermsectie gestoken (die in 1894 door de schermleraar Adolphe de Kryger zou geleid worden), en had de club ook een muziekafdeling, o.l.v. A. Dobbelaere. Bij het diner de zelfde avond in het Gentse restaurant “Mottez”, dronk Theod. Peeters, op de vooruitgang van de Vlaamsche beweging. Dit was heel vreemd in een Franstalige vereniging, de uitleg hiervoor was simpelweg zijn functie in de club op dat moment: Peeters was “bestuurder van de flamingantenafdeling van de Club”. Het besef dat er ruimte was voor flamingante liberalen in de club is heel belangrijk, het is een mogelijke verklaring waarom Oswald er bij bleef en er zo vlug carrière in maakte. Die avond volgde nog een zanggedeelte “bij ´t welk de heeren Peeters, Vanden Hende en De Schamphelaere zich opvolgenlijk deden toejuichen” voor de grappige liedjes die ze zongen. 14 december 1890 kwam de eerste bevestiging dat Oswald gepromoveerd was tot administratiecommissaris van de C.G.G. In deze functie deed hij namelijk mee aan de “bienfaisance”feesten van 14 december 1890 tot 7 februari 1891 ( waarvoor hij een "témoignage de reconnaissance” kreeg.)180. Tenslotte kwamen op 24 december 1891 twee uitnodigingen van de C.G.G. binnen181, die opnieuw van lokaal veranderd was, naar de Rue des Thérésiennes nr. 10. Het eerste was een uitnodiging voor hem en zijn familie voor een intiem concert en een damestombola in het lokaal van de club op zondag 26 december182. Het tweede was een oproep voor de verplichte jaarlijkse algemene vergadering op donderdag 31 december, met aansluitend een intiem feest voor Oudejaar (Reveillon), met warme punch op middernacht.
3.3. De Nationale Militie, en andere verenigingen waar Oswald lid van werd in de periode 1882 - 1892
3.3.1. De Nationale Militie (1885-1886)
Op zijn 19 jaar, op 21 december 1885 moest Oswald zich aanmelden voor de loting van de militaire lichting van 1886 voor de Nationale Militie183.
180
PLAKBOEK p. 4 PLAKBOEK p. 5 182 PLAKBOEK p. 5 183 PLAKBOEK p. 3 181
45
In die tijd immers was er nog geen dienstplicht, maar werden soldaten geloot tussen de burgers van Gent, elk jaar was er een lichting door het bureel van Militie in het Gentse stadhuis. In dit bureel werd er in het begin van het jaar, een week lang een lijst neergelegd van zij die aan de lichting van dit jaar moesten deelnemen, en al de ingeschrevenen voor de Nationale Militie moesten persoonlijk komen verifiëren of ze op de lijst stonden of niet. Mensen konden hier om verschillende redenen aan ontsnappen, de “reklamen uit hoofde van onbehoorlijke inschrijving” moesten worden ingediend bij de burgemeester, maar dit was maar een aantal dagen mogelijk na de uitvaardiging van de lijst. Ook konden mensen op ogenblik van de loting redenen van vrijstelling of ontslag opgeven, maar deze moesten weliswaar nog eens herhaald worden voor een militieraad. Een vrijstelling hierlangs kon op basis van “ziekte, lijfsgebreken of gemis aan lichaamsgrootte, of wel tot eene ontslaging van dienst”. Indien er andere redenen waren om niet mee te doen aan de lichting of om ontslag te vragen uit de nationale militie, moest men volgens de wet184 getuigschriften indienen, mondeling of schriftelijk, op de lotingsdag zelf aan de Arrondissementscommissaris, ofwel aan het Gemeentebestuur binnen de tien dagen. Belangrijk was men bij deze getuigschriften “op” lette, maar zelfs de rijkere families moesten maken dat ze binnen 10 dagen hun getuigenis afgelegd hebben. Het was trouwens ook mogelijk dat uitgestelde of ontslagen “militianen” van de vorige jaren nog voor de militieraad konden geroepen worden. Oswald ging op dinsdag 9 februari naar het bureel van Militie en had het zitten. In de loting had hij het nummer 873, maar hij vocht deze beslissing aan. Daarom kreeg hij op 11 februari een brief binnen met een uitnodiging om voor de militieraad van het arrondissement Gent te verschijnen, op maandag 5 april in de Troonzaal van het Stadhuis185. De burgemeester op dat moment, H. Lippens (18471906) en het college van schepenen zouden dan over zijn getuigenis beslissen, maar gezien Oswald op een lijst stond, en deze militieraad enkele dagen duurde, zal dit meer een formaliteit geweest zijn. In een brief die Oswald op 11 februari 1897 in de bus zou krijgen, bevestigde de provinciegouverneur R. de Kerchove, gecheckt door de vice- consul der Nederlanden, dat Oswald volkomen voldaan had aan de verplichtingen die hem door de militiewet waren opgelegd. Zijn toestand: niet opgeroepen186. Op 13 april van dat jaar werd Oswald ook opgeroepen als kandidaat voor het examen van kiesbekwaamheid, door de voorzitter van de kantonale examen-jury. Aangaande de cijnskieswet van 24-8-1883 en het K.B. van 2-10-1883, werd hij verzocht dit examen zes dagen later in de jongensschool op de Brugse Steenweg af te leggen. Op 28 april 1886, ontving hij uit het vredegerechtskanton Herck-de- Stad zijn eerste diploma, van bekwaamheid voor het provinciaal- en gemeentekiesrecht. Oswald had tenminste 3/5 van zijn examen op 19 april gekunnen.
184
PLAKBOEK p.3: het K.B. van 25/10/1875, Art. 58 der wet op de militie. PLAKBOEK p.3 186 PLAKBOEK p.4 185
46
3.3.2. De Racing Club Gent (1886). Op 26 maart 1886 kreeg Oswald een medaille van de Racing Club Gent187 (onder het motto « Loyauté et Courage ») , als bewijs dat hij effectief lid van de vereniging geworden was, op aanraden van de secretaris van de vereniging, J. Couvreux188. Op de voorkant van de medaille is te lezen dat hij bij de gymnastieksectie aangesloten was: “Aangesloten bij de 1te Gantoise de Gymnastique - Later geworden 1e atletique 2e Gantoise.” Deze club zou op 13 mei 1890 op aanvraag versmelten met de “Running club” tot de “Association Atlétique (A.A.) la Gantoise189.
3.3.3. De Club Nautique de Gand (1886).
Op 9 september 1886 tenslotte werd hij actief lid van opnieuw een nieuwe vereniging, de “Club Nautique” te Gent190. Oswald trainde zich als roeier hierbij onder de leiding van een zekere De Drijver in een ploeg van vier, samen met zijn broer Edmond, Théodore Peeters en E. Nisol. Deze ploeg had veel mogelijkheden, tot één van de vier trouwde, en Nisol het opgaf191. De club werd gesticht op 15 juni 1871 in het café “De Vledermuis” (buiten de Kortrijkse poort) door o.a. A. Balcaen, A. Bouckaert, G. Bataille en E. Coppieters, die tevens de eerste vice-voorzitter van de club werd. Vanaf 1872 begon deze club met het organiseren van wedstrijden, en zou ook een belangrijke rol spelen bij de oprichting van de Belgische Roeifederatie in 1887. Dankzij een grote geldschieter (Jean Du Ry Van Steelant, die in 1888 tot voorzitter benoemd werd), zou de club een achtriem bezitten , en een nieuw boothuis krijgen aan de Leie. Vanaf 1888 zou deze vereniging ook de regatta‟s in Terdonk organiseren, winnen bij de “Grand Challenge” te Henley ( samen met de Sport Nautique de Gand, waar Oswald later lid van werd) en zou zelfs 3 zilveren medailles op de Olympische Spelen (in Parijs, Londen en Stockholm) winnen. Na de eerste overwinning te Henley werd de club “Royal”, dankzij koning Leopold II192. De club hield jaarlijks een banket, maar gezien weinig informatie in plakboek ging Oswald daar waarschijnlijk niet zoveel naartoe, zijn broer wellicht meer.
3..3.4. De Société Gantoise de Gymnastique (1889). 187
PLAKBOEK p. 2 PLAKBOEK p. 1. 189 DERWAEL, J, Sociale achtergrond van de Gentse sportverenigingen en hun bestuurders op het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw (1890-1914), Gent, 2001, diss. lic. Gesch 190 PLAKBOEK p. 3 Hij kreeg hier bericht van een maand later. 191 PLAKBOEK p.87: La Flandre liberale – 6/3/ 1936 192 DERWAEL, J, Sociale achtergrond van de Gentse sportverenigingen en hun bestuurders op het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw (1890-1914), Gent, 2001, diss. lic. Gesch 188
47
In juli 1889 werd Oswald lid van de “Société Gantoise de Gymnastique” onder het motto “Heb vertrouwen in u zelven”, daarmee mocht hij participeren aan de bestuursvergaderingen, elke donderdag.193 Deze vereniging had als secretaris op dat moment Ernest Claeys.
AFB.: Oswald in 1889, als nieuw lid van de “Société Gymnastique La Gantoise”. BRON: V. De Turner, n° II den 27 Mei 1933, Schamphelaere (Oswald De)
Over deze vereniging zou er evenmin nog veel briefwisseling opduiken in Oswalds leven, Oswald bleef hier dus waarschijnlijk gewoon lid van. 3.3.5. De Société l‟Union (1891).
Op 5 juli 1891 ging Oswald in opnieuw een nieuwe vereniging, de turnvereniging « Société l‟ Union » te Eeklo194 Op voorstel van een zekere Henri De Keghel werd hij effectief lid van deze (eveneens volledig Franstalige) vereniging. Deze was de eerste vereniging buiten Gent waar Oswald lid van werd, ook zou hij deze société blijven financieel, of met materiaal steunen Op 2 oktober 1891 kwam er bijvoorbeeld een bedankbrief binnen, omdat Oswald ringen verstuurd had voor hun turnzaal195. Deze ringen, zo zei de voorzitter “aideront au développement de la force de nos membres et à la prosperité de notre club. »
3.4. De Gentse Burgerwacht (1891).
Op 9 februari1891 duikt de eerste brief van de burgerwacht op, van het DemiBataillon Chasseurs- Eclaireurs (Jagers- verkenners) . Oswald werd uitgenodigd voor diens 13e federale vergadering, als lid van het organisatiecomité, meerbepaald als "membre de la Commission des logements”196. Tijdens de Belgische Revolutie van 1830 werden er immers in de meeste Belgische steden burgerlijke wachten opgericht om de orde te handhaven, en indien er een terugkeer zou zijn van Nederlandse troepen, deze in samenwerking met het leger te counteren. Op 26 oktober 1830 legaliseerde het Voorlopig Bewind al deze spontane en lokale wachten en besloot ze dat alle korpsen in stand dienden gehouden te 193
PLAKBOEK p. 2: hier heb ik geen verdere informatie over gevonden. PLAKBOEK p. 5 195 PLAKBOEK p. 3 196 PLAKBOEK 194
48
worden tot de nationale burgerwacht of „ garde civique‟ werd opgericht. Dit gebeurde door het decreet van 31 december 1830, waardoor de burgerwacht haar definitieve vorm kreeg. Haar taak bestond erin de openbare orde te handhaven en tevens de onafhankelijkheid van het land te verdedigen197. Het decreet van 31 december 1830 werd verfijnd door een wet in 2 januari 1835, maar deze kon het langzame verval van de burgerwacht niet tegenhouden. Een nieuwe en grondige reorganisatie van de burgerwacht kwam er met de wet van 8 mei 1848, waarvan een aantal bepalingen reeds versoepeld werden door de wet van 13 juli 1853. Op het einde van de 19e eeuw werd de burgerwacht voor een laatste maal gereorganiseerd. De wet van 9 september 1897 gaf de burgerwacht een strenger militair karakter en verhoogde bovendien de greep van de katholieke regering op de instelling. De burgerwacht speelde nog een beperkte militaire rol in 1914, maar de instelling werd na de Eerste Wereldoorlog niet meer opgericht. Het KB van 17 juni 1920 plaatste alle korpsen van de burgerwacht op non- actief, gezien deze zich weinig meer organiseerden na het verbod van de Duitsers op burgerwacht (zie verder: hoofdstuk W.O. I). De Gentse burgerwacht was verbonden aan de patroonheilige St. Hubert (sint Huibrecht), en was eveneens als de andere burgerwachten opgericht "c´est qu´il a tâché de former sa compagnie pour qu´elle puisse, en temps de guerre, prêter main forte à l´armée, suivant le voeu du gouvernement... si la garde civique peut en temps d´émeute rendre de grands services, - de plus grands services même que l´armée,- jamais en temps de guerre elle ne pourra être d´aucune utilité. Si le gouvernement veut que la Belgique puisse défendre son indépendance, il ne peut compter que sur l´armée et il doit commencer à y instituer le service personnel. »198 In 1870, tijdens de Frans- Duitse oorlog werden ze gefeliciteerd door de Gentse burgemeester, voor hun spontane medewerking die ze verleenden aan het Belgische leger199. De volgende opperbevelhebbers leidden de burgerwacht van Gent: 1865 – 1876: 1876 – 1883: 1883 – 1905:
generaal-majoor graaf Charles du Chastel de la Howarderie kolonel Charles de Hemptinne ( opperbevelhebber ad interim) generaal – majoor Charles Van Loo.200
De commandant van de sectie van de het erekorps, de jagers- verkenners, de “chasseurs-éclaireurs”, was op het moment dat Oswald erbij ging, Ch. Timmermans.
197
VELDEMAN, P, fonds burgerwacht. Voorlopige inventaris van het archief van het hoofdkwartier van de burgerwacht van Gent. 1848- 1898. versie 1.0., augustus 2006. stadsarchief Gent 198 ¨PLAKBOEK p. 27: krant onbekend, 9/12/1906. 199 PLAKBOEK p. 48: krant onbekend, 21/11/ 1911 200 VELDEMAN, P, fonds burgerwacht. Voorlopige inventaris van het archief van het hoofdkwartier van de burgerwacht van Gent. 1848- 1898. versie 1.0., augustus 2006: stadsarchief Gent
49
(waarvan alleen geweten is dat hij stierf in 1907). Een paar jaar later zou deze majoor worden. Na het vaderland in het leger gediend te hebben, trad deze bij de burgerwacht en wel bij de jagers-verkenners in dienst, “sedert welk tijdstip hij niet heeft opgehouden te ijveren voor den voorspoed van het korps, welk onder zijn opperbevel zoo talrijk werd, dat het vormen van eener derde compagnie noodig werd.”201 In 16 maart 1906 bleef het korps der jagers- verkenners bij wet een keurkorps. Waarom Oswald bij de burgerwacht begon, wordt duidelijk uit een brief aan de chasseurs uit 1899 van de commandant Timmermans202. Eerst vermeldde deze het 25e Belgisch- bondsfeest en de 25e verjaardag van de stichting van de Club Gymnastique de Gand feesten op 15- 16- 17- 18- 23 juli 1899, en zei daarna: “Gezien de vroegere gevallen en de talrijke en goede betrekkingen welke wij met deze maatschappij onderhouden alwaar ons korps een groot getal zijner leden aanwerft, heb ik aan de heeren De Schamphelaere, Frère, K. Peeters, Van Beerleire, Janssens, Coddron, J. Dognies, Thery en F. Steurbaut de toelating verleend gedurende den rusttijd der wapenopneming van 2 juli aan onze leden inschrijvingslijsten aan te bieden.” M.a.w., er was een nauwe samenwerking tussen de Gentse burgerwacht en de C.G.G., waarbij deze laatste de “flinke jongemannen” leverde. Het verklaart tegelijk waarom de hoofdmoot van de leden liberaal was. Deze omschakeling moet belangrijke gevolgen voor de jonge Oswald gehad hebben, om opnieuw vanuit tenslotte verenigingen met flamingante secties in een Franstalig gezinde organisatie te verzeilen. De Gentse burgerwacht was immers verbonden aan het Belgische leger, dat tot aan, en na de eerste Wereldoorlog volledig uit een Franstalige administratie en legertop zou bestaan. Door die verbinding met het Belgische leger was de Gentse burgerwacht, net als alle anderen, stevig patriottistisch. Nederlands werd door de commandanten tijdens feesten gezien als loutere folklore, goed voor liedjes, moppen en voordrachten. De leden zullen weliswaar onderling Nederlands gesproken hebben bij bijeenkomsten, maar correspondeerden toch met elkaar volledig in het Frans. Tenslotte moet er toch bijgezegd worden dat, ondanks de bemerkingen hierboven, dit korps eigenlijk voornamelijk een vriendenkring zou worden de jaren daarop, voornamelijk dankzij de vele activiteiten en banketten die ze zouden organiseren(zie volgende hoofdstukken). Oswald zou bij deze banketten samen met zijn goede vrienden Frère, Armand Janssen, Emile van Goethem (de bekende Gentse toneelschrijver en dichter) en Julien Deplancke zich heel goed amuseren.
201 202
PLAKBOEK p. 25 PLAKBOEK p.11
50
HOOFDSTUK 3: De liberale strijd (1893 – 1900) 1. algemeen
1.1. De liberale partij
Deze jaren werden gekenmerkt door een explosieve industriële groei, gepaard gaand met een geleidelijke lotsverbetering van de arbeiders. Vanaf 1885 zette de eengemaakte Belgische werkliedenpartij (de B.W.P.) zich in met Gentse topmannen zoals Edmond van Beveren (1852-1897, deze stelde het programma op) en Edward Anseele (1856 – 1938) om haar doel te bereiken: de invoering van het algemene stemrecht. In 1893 verkreeg ze ook de invoering van het algemeen meervoudig stemrecht te België203. Hierdoor werden de politieke verhoudingen compleet omgekeerd. De liberalen werden teruggeduwd tot een kleine partij, terwijl de katholieken op elk vlak van het openbare leven een machtspositie uitbouwden. De liberalen waren ook intern verdeeld geraakt tussen doctrinairen en radicalen. Deze laatste waren immers pro kiescijnsverlaging, pro algemeen stemrecht, en wilden door overheidsinterventie de meest schrijnende sociale toestanden verbeteren204. De meeste radicalen waren dan ook afkomstig uit de kleine middenstand en lagere administratie (waaronder de familie De Schamphelaere), die in direct contact kwamen met de sociale toestand van de arbeiders. Verder waren de radicalen ook tegen de Kongoplannen van Leopold II (waar Pol De Schamphelaere althans géén deel van uitmaakte), en stonden meer open voor de opkomende Vlaamse beweging. De doctrinairen, met aan het hoofd Frère- Orban, waren hier resoluut tegen, ze zagen al deze voorstellen als concurrentievervalsend en als inbreuk tegen het laissez-faire beginsel, en hielden de teugels strak. Dit was mogelijk, door de lagere status van de meeste radicalen mocht immers slechts een minderheid van hen stemmen. De radicalen konden hier niet mee leven en richtten zelfs in 1887 hun eigen progressistische partij op, o.l.v. Janson, en leidden een autonoom bestaan in de partij. De gevolgen voor de liberale vertegenwoordiging in het parlement waren rampzalig: ze hadden in 1894 slechts 20 zetels meer, t.o.v. de socialisten met 28, en de katholieken met een spectaculaire 104 zetels. Hoog tijd dus om van tactiek te veranderen.
203
BOTS, M, Beknopte geschiedenis van de Liberale Partij. Gent: Liberaal Archief, 1989. 68 p.: ill: p. 34. VERHULST, A (1929-2002), HASQUIN, H (1942), Het liberalisme in België: tweehonderd jaar geschiedenis, Brussel: Delta, 1989. 425 p.: ill., p. 226: zoals het wettelijk vastleggen van minimumlonen en maximumarbeidsduur, reglementeren van de kinderarbeid, en het invoeren van het verplicht onderwijs 204
51
Daarom besloten de liberalen de bredere volksmassa‟s te benaderen, door massaal veel culturele en sociale liberale organisaties uit te bouwen, met aansluitende werkloosheids-, zieken- en pensioenskassen, en ontspanningsafdelingen (toneel, muziek en sport). Oswald droeg te Gent daarvoor al zijn steentje bij. Hun publiek viel evenwel sociologisch samen met de niet- stemgerechtigde achterban van de radicalen, dus werden maar wantrouwig behandeld door de doctrinairen, en als met decoraties beloond dan met politieke mandaten. Het zou het gezin De Schamphelaere niet anders vergaan. Een bijbedoeling was om de groep die nu politiek mondig werd, vertrouwd te maken met de burgerlijke ideologie205.
In 1899 zou tenslotte het kiesstelsel hervormd, en de evenredige vertegenwoordiging ingevoerd worden. De liberalen werden weer min of meer ééngemaakt dankzij Paul Hymans (1865 – 1941), via belangrijke concessies aan de radicalen, zoals de vanaf nu gezamenlijke inzet voor het algemeen enkelvoudig stemrecht, het verplicht lager onverwijs en de persoonlijke dienstplicht (geen loterijen meer à la Nationale Militie). Ondanks hun verwerping van het collectivisme en de revolutionaire methodes van de socialisten, spanden de liberalen zich samen in met de socialisten in hun strijd tegen het katholieke onderwijs206.
1.2.Gent
In deze periode werden inderdaad bij alle Gentse liberale verenigingen secties toegevoegd, om een groter publiek te lokken. Sportverenigingen speelden in op de sportieve mode op dat moment, zoals de plotse opkomst van fiets- en voetbalafdelingen207. De verkoop van fietsbanden zou “Colonial Rubber” alvast geen windeieren leggen, ze zouden er zich zelfs in specialiseren. In 1895 ging intussen onder de liberale burgemeester Emile Braun nog intenser de sanering van de stadskern door, om de oude kuip tot één prestigieus geheel te maken. Restauraties van het Gravensteen (op initiatief van Paul Frédéricq, zie later), de Lakenhalle, het vrijmaken van de oude kerken, de aanleg van openbare pleinen (zoals de aanleg van het Emile Braunplein tussen de St. Niklaaskerk en het Belfort) en verschillende doorbraken in de oude stadskern volgden208.
2. De zaak en de familie
205
MERTENS, M, Een liberale zuil in Gent? Aspecten van het Gentse (georganiseerde) liberalisme tijdens het interbellum. Gent : Maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde, 2008. Verhandelingen der Maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde te Gent 32 146 p.: ill., p. 131 206 BOTS, M, Beknopte geschiedenis van de Liberale Partij. Gent: Liberaal Archief, 1989. 68 p.: ill: p. 34. 207 DERWAEL, J, Sociale achtergrond van de Gentse sportverenigingen en hun bestuurders op het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw (1890-1914), Gent, 2001, diss. lic. Gesch 208 BOTS, M, Beknopte geschiedenis van de Liberale Partij. Gent : Liberaal Archief, 1989. 68 p.: ill.
52
Zoals reeds gezegd, deed de zaak De Schamphelaere in deze periode volop mee aan de Wereldtentoonstellingen, en won daar prijzen. Soms ging Oswald alleen, maar meestal ging zijn vader mee. Oswald ging bijvoorbeeld alleen naar de “Exposition Universelle d´Anvers “in 1894209 Hij had zijn handtekening nagelaten in het Livre d´or in het Antwerps archief.
Op 27, 28 en 29 mei 1895 trokken Oswald en zijn vader Pol naar de Wereldtentoonstelling in Amsterdam210. Pol zou daar zijn kennis en plaatselijke gids Arie Bruijn ontmoeten211, die voor de gelegenheid zijn dochter Mej. Henrika Jeanne Bruyn meegenomen had. Op dezelfde dag maakten zij en Oswald zo kennis, en won de zaak De Schamphelaere nog eens de hoogste onderscheiding212: “Een gouden medalie en eene verloofde: twee vliegen in één slag.”213 Oswald en Henrika (die als bijnaam “Rika” of “Riek” had) zouden een jaar kennis hebben, en in mei 1896 werd hun verloving bekend214. Ze lieten er kaartjes voor rondsturen, in Amsterdam en in Gent. Henrika was de dochter van Arie Cornelis Bruijn (16/9/1846 – 20/1/1929), een verzekeringsagent. Op zijn letterhoofden stelde deze zich als volgt voor: “A.C. Bruijn, Assurantiën in hypotheken (levens-, ongelukken, brand, inbraak, transportverzekering) - Hoofdagent der nationale levensverzekering- bank - Eerste Ned. Verzekering Mij. Op het leven tegen Invaliditeit en Ongelukken (2e afd.) Arnhemsche hypotheek- bank voor Nederland”215. Hij woonde, tenminste in 1905, in de Hemonylaan 19, te Amsterdam216. De moeder van Henrika heette Johanna Catharina Schemmer Lelyvelt, had geen beroep, en was getrouwd met Arie op 20/2/1873 te Amsterdam217.
AFB: Henrika (op fiets) en haar zus Eleonora, op 5 mei 1895. Bron: familie-archief AM Van Werveke.
AFB: sepia- foto‟s van Henrika in het huis in de Veldstraat. Foto door Oswald zelf. Bron: Familie-archief A-M Van Werveke. 209
PLAKBOEK p. 15 PLAKBOEK p. 24: Oswald ging hierbij het schip Prins Hendrik op. 211 PLAKBOEK p. 24 212 Jubelfeest Osw. De Schamphelaere (in den) Kon. Nederlandsche Schouwburg Gent, 21 mei 1933. Gent, De Vos, 1933. 8°. Met Portret. 213 Jubelfeest Osw. De Schamphelaere (in den) Kon. Nederlandsche Schouwburg Gent, 21 mei 1933. Gent, De Vos, 1933. 8°. Met Portret. 214 PLAKBOEK p. 9 215 PLAKBOEK p. 16 216 PLAKBOEK 217 PLAKBOEK p. 9 210
53
AFB: Oswald, Henrika (derde van rechts) en haar familie aan één tafel. Mogelijk te Gent, of in Amsterdam. Bron: Familie-archief A-M Van Werveke Op 13 mei 1897 trad het echtpaar in het huwelijk.218 Op 29 april ondertrouwden Oswald en Hendrika in de Prinsengracht in Amsterdam, trouwden voor de wet te Gent op 2 mei (waarbij Oswalds vriend Ch. Boddaert de getuige was), en hielden een huwelijkswijding op 13 mei in een verenigingsgebouw219. Oswald en Hendrika waren op dat moment respectievelijk 31 en 21 jaar, en Hendrika had geen beroep op dat moment220.Ze waren nooit voor de kerk getrouwd. In Neerlandia, het blad van het Algemeen Nederlands Verbond werd gemeld: “Ontvangen: den huwelijksbrief van Oswald De Schamphelaere met Hendrika Bruyn, dochter van AC Bruyn – Schemmer Lelyvelt, van Amsterdam…De heer Oswald De Schamphelaere is de zoon van Pol De Schamphelaere, de grootste Belgische gomlastiekfabrikant, lid van den Gentschen Gemeenteraad, waar we hem steeds in de bres vinden voor ‟t goed recht van onze taal. Dergelijke huwelijken, die Holland aan Vlaanderen verbinden, moesten zich meer voordoen.”221 Op 13 mei 1897 woonden ze al in de Parklaan, nr. 36.222
Op diezelfde dag kreeg Pol De Schamphelaere als voorzitter een felicitatiebrief vanwege het Van Crombrugghe´s Genootschap223, via diens eerste ondervoorzitter op dat moment, Willems. Het jaar ervoor, op 8 november 1896, was Paulina, de moeder van Oswald gestorven. In 1898 werd in Gent hun eerste kindje, Oswald Johan (voor verwarring te vermijden wordt hier zijn bijnaam, “Wally” gebruikt), te Gent op 19 mei geboren.224
Oswald doet kunstjes voor zijn kleine zoontje Wally, foto uit 1901 of 1902. BRON: V. De Turner, n° II den 27 Mei 1933, Schamphelaere (Oswald De)
218
Jubelfeest Osw. De Schamphelaere (in den) Kon. Nederlandsche Schouwburg Gent, 21 mei 1933. Gent, De Vos, 1933. 8°. Met Portret. BIB. G. 23323 (2I) 219 PLAKBOEK p. 9: van de vereniging „Vrije Gemeente.‟ 220 PLAKBOEK p. 9 221 Leurder 222 PLAKBOEK p. 9 223 PLAKBOEK p. 9 224 Jubelfeest Osw. De Schamphelaere (in den) Kon. Nederlandsche Schouwburg Gent, 21 mei 1933. Gent, De Vos, 1933. 8°. Met Portret.
54
AFB: Oswald Johan (“Wally”, links) als kleine jongen, op de foto met een nichtje. Foto getrokken in het huis in de Veldstraat. BRON: familie-archief A-M Van Werveke. Wally werd, raar maar waar, gedoopt. Op zijn 10 jaar, op 28 maart 1909, zou hij zijn eerste communie afleggen. Ook zijn zusje Elsa zou gedoopt worden kort na haar geboorte, op 23 december 1909225.
AFB: De geboorteaangiftes van Oswald Johan en Elsa. Helemaal rechts is het bewijs van “Baptisation” van beide kinderen. Bron: Familie- archief A-M Van Werveke. Verder zouden ze in de loop van 1902 een huisdier in huis nemen, die ze liefdevol “Wullebal” noemden226.
3. Oswalds verenigingsleven.
Toen Oswald 27 jaar was, ging zijn verenigingsleven in vogelvlucht.
3.1. De Club Gymnastique de Gand (1893).
Op 1 januari 1893 sloeg G.Frère een jaar voorzitterschap over en werd schatbewaarder227. Hetzelfde jaar zou Oswald zich volop beginnen engageren in de feestcommissie van de club (om de feesten, bijeenkomsten en huldigingen van de kring te regelen), naast zijn goede vriend Frère. Deze commissie zou heel beroemd worden, omdat elk lid van deze commissie een eigen bloeiende turncarrière zou hebben.
AFB: de feestcommissie van de Club Gymnastique de Gand in 1895. Oswald is de tweede persoon van links. Bron: www.liberaalarchief.be 30 december 1893 werd besloten op de algemene jaarlijkse vergadering van de club, naast de vervanging van de secretaris Arthur Vanderheyde (die commissaris van de club werd) door Vanderhagen, om een maandelijks bulletin uit te geven. Oswald kreeg het eerste exemplaar daarvan binnen in februari 1894.228 Op 18 augustus 1894 kreeg Oswald tevens een “témoignage de reconnaissance”, een erkenningsbewijs, voor zijn 10 jaar lidmaatschap van de club229. 225
Familie-archief A-M Van Werveke. PLAKBOEK, p. 58 227 PLAKBOEK p.2 228 PLAKBOEK p. 7 229 PLAKBOEK, p.6: op dat moment was hij bezig aan zijn elfde jaar als lid. 226
55
AFB : het erkenningsbewijs voor Oswalds 10 jaar lidmaatschap van de C.G.G. Bron: plakboek p. 6. Maandag 8 oktober 1894 gingen de feesten voor de 20e verjaardag van de stichting van de C.G.G. in hun lokaal door230. Er werd voor de gelegenheid een groot feest voor de Section Vélocipédique gehouden, waar Oswald in 1893 voorzitter van was geworden (zie hieronder) Oswald kreeg op 31 december 1894 opnieuw een erkenning, voor het meest te hebben bijgedragen aan de recrutering van nieuwe leden gedurende 1894231. Op 15- 16- 17- 18- 23 juli 1899 ging het 25e Belgische Bondsfeest door, met feesten ter gelegenheid van de 25e verjaardag van de stichting van de Club Gymnastique, te Gent232. Het feestcomité waaronder Oswald leidde deze feesten in goede banen, Oswald werd zelfs bondsvaandrig (vaandeldrager)233. In dat jaar veranderde de club ook van lokaal naar de Rue des Foulons nr. 7.
3.2. De « Section Vélocipédique » van de C.G.G.(1893)
Oswald kreeg in de loop van 1893 opeens een lidkaart voor het jaar 1893 voor de Ligue Vélocipédique Belge (de eigenlijke Belgische Wielrijdersbond)234. Deze sinds kort opgerichte nationale bond had op 24 april 1889 zeven wielerverenigingen (de “Vêloce Club Bruxellois” en de “Sport Vélocipédique Gantois” uit 1869, de “Antwerp Bicycle Club”, “Les Amateurs Cyclistes Verviétois”, de “Véloce Club de Louvain” en de “Véloce Club Montois” uit 1882, en ten slotte later de Brusselse afscheidingen “Union Vélocipédique” en de “Cyclist Club de Bruxelles”) samengebracht235. Op 11 juni komt de reden waarom Oswald lid werd van de Wieldrijdersbond: hij had zelf namelijk kort daarvoor een “section vélocipédique” (beweging en wielrijden) aan de C.G.G toegevoegd236. Het voorlopige bestuur bestond uit voorzitter Oswald, een « capitaine de route » (Georges De Keukelaere), en een secretaris (Georges Coddron).
230
PLAKBOEK p. 8 PLAKBOEK p. 7 232 PLAKBOEK p. 12 233 Jubelfeest Osw. De Schamphelaere (in den) Kon. Nederlandsche Schouwburg Gent, 21 mei 1933. Gent, De Vos, 1933. 8°. Met Portret. 234 PLAKBOEK p. 1 235 VANYSACKER, D, Koersend door een eeuw Italiaanse en Belgische geschiedenis, ACCO Leuven, 2009, 184 p, p.20: dit was al eens geprobeerd op 21 januari 1883, toen werd de Fédération Vélocipédique Belge (FVB) gesticht, maar wegens twisten, afscheuringen en eigen kampioenschappen werd deze federatie ontbonden. 236 PLAKBOEK p. 6 231
56
De sectie werd goedgekeurd door de algemene administratieraad (met voorzitter Frère). Oswald zou hiervan 2 jaar voorzitter blijven.
AFB: cliché van Oswald in uniform van de Wielrijdersafdeling van de R.C.G. 18931895. Bron: familie-archief A.M. Van Werveke. Deze sectie organiseerde veel excursies te fiets in Oost- Vlaanderen en omstreken, de eerste excursie vond al plaats op zondag 18 juni 1893, naar Destelbergen en met terugkeer naar Heusden (ongeveer 15 km). Op zondag 10 september was er al een tweede excursie, dit keer naar Philippeville (Holland)237. Ook niet- “bewegers”, sympathisanten en de families van de sporters mochten meegaan, op vraag van het comité van deze sectie. Een leuk detail is dat deze reis voor de families via stoomboot ging. Iedereen moest zich om 8 uur ‟s morgens aan de aanlegplaats van de stoomboten Gent- Terneuzen, in de Roek, ten oosten van de Antwerpse poort melden. De stoomboot bracht hen naar het Sas- van- Gent, en vandaar gingen de sympathisanten en families daarna te voet naar Philippeville, waar ze door een schepen vergast werden op een diner. Na een middagexcursie aan de zee en omstreken ging men per trein terug naar het Sas-Van-Gent, en van daar via stoomboot naar Gent. Tegen dan bevond het lokaal van de S.V. ook in de Rue des Thérésiennes 10, en had men al een nieuwe secretaris, namelijk H.Bokkens. Oswald werd lid van de Ligue Vélocipedique Belge voor het jaar 1894238. Op 27 januari kreeg hij er ook een persoonlijke bedankbrief van binnen239, wegens zijn enthousiaste medewerking aan de ontwikkeling van hun unie. Op 5 februari komt er in een nummer van de officiële krant van de L.V.B. “l´admission provisoire” van Oswald door het centrale comité, vermoedelijk als teken van hun samenwerking – service en goedkeuring. Op 4 februari 1894 werd het comité van de sectie vernieuwd, met als voorzitter Oswald, capitaine de route Hubert Bokken, secretaris Joseph Lamury, porte- fanion (vaandeldrager)Louis Lys, en adjunct porte- fanion Léon Maertens. 240: Deze sectie vroeg ook haar affiliatie met de Ligue Vélocipédique Belge, en hield zich opnieuw bezig met het plannen van excursies. Tenminste vanaf april 1894 organiseerde de S.V. wekelijks zondagse excursies naar de dorpen rond Gent. Zo gingen ze op donderdag 3 mei ging men op excursie naar Terdonck, voor de zeilbotenraces die daar eindigden. Ze beschikten over een 30 tal fietsen, waarvan 2 tandems241. In de zomer organiseerden ze “Rally- papers”242, 237
PLAKBOEK p. 6 PLAKBOEK p.30 239 PLAKBOEK p. 6 240 PLAKBOEK p. 5, « Chronique locale », 4 février 1894 241 PLAKBOEK p.7, krant onbekend 242 een oriëntatierit van 25 kilometer, voor zowel mannen als vrouwen. 238
57
“courses au clocher”243, “concours d´adresse”244, “courses de fond et de vitesse”245, en grotere excursies naar Antwerpen en Oostende. De sectie telde op 25 april 43 leden, en dit aantal was zo spectaculair gestegen, “grâce à l´activité et au dévouement de son sympathique président qui la régit » 246. Op 10 januari 1895 werden de inschrijvingen in de sectie voor dat jaar opgenomen, Oswald was op dat moment reeds interim- voorzitter. 247 Op 15 oktober immers nam Oswald ontslag als voorzitter van de “Section Vélocipédique”. 248 De C.G.G. was weliswaar ontgoocheld door deze beslissing, « Nous ne pouvons que vous exprimer tous nos regrets pour la détermination prise, d´autant plus que dans les circonstances actuelles, plus que jamais, il est de notre devoir de rester groupés, unis et persévérants, autour de notre drapeau, pour le bien- être et l´avenir de notre Société. » maar toch waren ze dankbaar voor de diensten die Oswald bewezen had voor de vereniging. “Soyez persuadé, Cher Camarade, que nous ne manquerons aucune occasion pour citer votre [sincérité] et votre [abrigation] comme un exemple aux jeunes Membres de notre Club. » Oswald bleef zijn lidkaarten krijgen voor de Ligue Vélocipedique Belge voor 1896249, en voor 1897250. De voorzitter van de sectie na Oswald, werd R. Blaes van 1896 t.e.m. 1898, die daarna op zijn beurt vervangen werd door twee voorzitters Oct. Bruneel en A. Vercruysse. In 1898 werd de sectie immers herdoopt tot “section Sport- Vélocipédique”, wegens het immense succes van de afdeling251. Oswald bleef zich moeien met de wielersport tot ver na zijn voorzitterschap van de sectie. Zo werd hij veel gevraagd als lid van de jury bij wielerswedstrijden, vb.van de Wielrijdersbond Ledeberg in de nazomer van 1898252 Ook zou Oswald op 21 december 1920 geld doneren aan het Pension St. Christophe te Brugge, het officiële bondshotel van de Algemene Nederlandse Wielrijdersbond, Cyclists‟Touring Club London en de Vlaamsche Toeristenbond, opdat het intenderende gezin het pension volledig kon afbetalen. Oswald kende deze mensen ook persoonlijk, gezien ze in hun brieven het hadden over hun kinderen en familie. De naam van het gezin is wel onduidelijk door de handtekening, vermoedelijk heette het gezin De Deurwaerdere, de intendante heette met haar voornaam Lena253. 243
een veldrit, waarbij de kerktorens als oriëntatiepunt dienen mikspelletjes, zoals darts en blikkengooien. 245 Uithoudings- en snelheidsritten (spurt) 246 PLAKBOEK p.5, krant onbekend 247 PLAKBOEK p. 8 248 PLAKBOEK p. 8 249 PLAKBOEK p. 30 250 PLAKBOEK, p. 30 251 PLAKBOEK, p. 11 252 PLAKBOEK p. 8 253 PLAKBOEK p.77. 244
58
3.3. De chasseurs- éclaireurs
In de periode 1893- 1900 zou de activiteit van Oswald in het jagers-verkennerskorps enorm toenemen. Op 28 november 1893 al kwam de eerste neerslag van een jaarlijks banket van de chasseurs- éclaireurs in de salons van het “Hôtel de la Poste”254.
AFB: Oswald (zittend links op de ton) samen met de andere “gais chasseurs” in 1893. Bron: Plakboek. De eretafel werd voorgezeten door de commandant Timmermans, andere officieren van het korps, en oude en trouwe «camarades»: luitenant-kolonel de Ketelaere, kapitein Van Santen, dokter Vandermeulen, de eredokter De Neffe, en een nieuwe « capitaine d´état-major » (kapitein van de algemene staf) Cardon, bijgevoegd aan het bataljon. Het is nuttig hier even stil te staan bij de organisatie van deze banketten van de burgerij anno 1893. Deze diners verliepen helemaal niet zoals wij die nu kennen. Ze liepen volgens een sterk gehiërarchiseerd en strak schema, vandaar dat het nodig was om bij elk diner en elk feest een organisatiecomité aan te stellen. De chasseurs bijvoorbeeld verspreidden circulaires met orders voor hun feesten, met daarop wie in het organisatiecomité zat, en wie wat moest doen. Elk feest was er,zoals al vermeld, steeds een eretafel, die duidelijk de belangrijkere officialen moest scheiden van de rest van het feest. Daarnaast werd elke tafel apart en op voorhand gegroepeerd a.d.h.v. een tafelplan, en elke tafel kreeg een “tafelcommissaris” aangesteld255, wiens functie letterlijk was om overzicht te houden. Ook avondkledij was natuurlijk verplicht, in het geval van de chasseurs, moest men aantreden bij elk banket in “ grande tenue” ( bestaand uit: een pantalon de drap, een tunique, fourragères , een chapeau avec plumet, een yatagan sans cartouchière en gants blancs)256. Eveneens was het schema van de avond zelf sterk georganiseerd: de eerste gang, dan een heildronk ter ere van die of die persoon, de tweede gang, dan een heildronk om die persoon of die vereniging in de bloemetjes te zetten, enz. Gezien het diner altijd tussen vier en zes gangen Meestal eindigde ook een diner met een drink- en zangstonde, mensen die daarvoor wel berucht waren in de vereniging, stelden zich recht en zetten de clubliederen in, vertelden een grappig verhaal. Bij de chasseurs was zelfs dit moment gereguleerd, de “lolbroeken” onder de chasseurs werd gevraagd iets voor te bereiden of een grappig verhaal voor te zeggen.
254
PLAKBOEK p. 1 PLAKBOEK p . 37: flandre liberale, 7 /12/ 1909 256 PLAKBOEK p . 37: flandre liberale, 7 /12/ 1909 255
59
Bij de heildronken van de Chasseurs- Eclaireurs specifiek, werden zoals reeds gezegd, steeds sterke patriottistische boodschappen meegegeven, waarvan dit fragment blijk geeft: “Timmermans, en portant la santé du Roi, a rappelé l´éloge fait par Sa Majesté des corps des volontaires. Cet éloge, les chasseurs le méritent ; ils comprennent leur devoir et ils l´accomplissent avec le dévouement le plus absolu ; ils se sont acquis ainsi, avec la haute confiance de l´autorité, la faveur publique, qui se manifeste par l´accroissement incessant, régulier et rapide de leur effectif. C´est animé d´un noble patriotisme que les chasseurs gantois envoient leur hommage au chef de l´état, qui est en même temps un grand citoyen. »257 De koning was «notre chef à tous», en natuurlijk, de jagers- verkenners werden « de eersten onder de Gentse korpsen” genoemd. Tevens werd bij elke heildronk van de chasseurs de nadruk gelegd op het onderhouden van banden tussen de oude en nieuwe generatie: “l´entente” en “cordialité” stonden centraal. Oswald oogstte bij de zangstonde na het diner van 28 november 1893 blijkbaar veel succes, door het houden van een revue, meerbepaald de “Reveu- Pôtin” van 1893. Deze revue werd geleid door de pretpet van de club G.Vermeeren, die optrad samen met Oswald en Armand Janssen258. Het was zelfs zodanig succesvol dat de revue herhaald werd op het volgende banket van de chasseurs, “une grande soirée intime” in de feestzaal van de Société Royale des Choeurs op 26 en 27 december 1893259. Nog meer chasseurs kwamen opdagen, zelfs enkele officieren van de generale staf en de generaal Van Loo260. Over de revue werd gezegd: « Ses auteurs, MM. G. Vermeeren, O. De Schamphelaere et A. Janssen, ont tenu à donner à leurs camarades du demi- batallion un nouvel échantillon de leur savoir faire et ils y ont réussi au-delà de toute expression. La bouffonnerie, revue, corrigée et augmentée, a mis l´auditoire en délire. L´esprit franchement gantois des auteurs a fait défiler sur la scène, sous leur jour le plus original, les personnalités les plus aimées et les plus populaires du corps. » Daarnaast ging er die avond een ballet door van zes danseressen, die blijkbaar «aussi gracieux que barbu» waren. Daarna vertrokken ze naar de Rue du Caïre, voor een buikdansact te bekijken, die naar het schijnt “très distingué” was. Bij dit feest werd ook het programmaboekje verkocht, ten bate van de vereniging “Sans nom”, (de “Zonder naam, niet zonder Hart”) Op 5 februari 1895 werd Oswald uitgenodigd voor een “souper démocratique” ter ere van de commandant Th. Timmermans261
257
PLAKBOEK p. 2 PLAKBOEK p. 2 259 PLAKBOEK p. 4: krant onbekend, 26-27/12/1893. 260 PLAKBOEK p. 5: krant onbekend, 28 december 1893. 261 PLAKBOEK p. 9 258
60
11 dagen later, op 16 februari, werd Oswald permanent lid gemaakt van het recruteringscomité van het korps. In de woorden van Timmermans262: « Notre Conseil d´administration a décidé, sur la proposition du Bureau du Comité de recrutement, qu´à l´effet d´assurer d´une façon encore plus efficace qu´actuellement, l´accroisement de l´effectif du Corps, l´on adjoindrait à ce comité, d´une manière permanente, un certain nombre de membres qui par leurs relations et leur Zèle, lui apporteraient une collaboration soutenue. » Naast Oswald zaten ook Frère, K. Peeters, Van Beerleire, Janssens, Coddron, J. Dognies, Thery en F. Steurbaut in dit comité, woensdag 5 juni 1895 al werden de nieuwe kandidaat - chaskens in de taverne van de “Nouveau Lion d‟or” voorgesteld263. Op order nr. 76, van 5 november 1895, stond Oswald ook aan het hoofd van het organisatiecomité voor het jaarlijkse feest van de chaskens op zondag 8 december in het gebruikelijke “Hôtel de la Poste”.264 De week daarna in november 1896 organiseerden265 de jagers – verkenners een feestmaal voor het bataljon en familie. Daarbij ging er een “sociale omhaling ten voordeele der weduwen en weezen der visschersslachtoffers van het laatste zeetempeest” rond.
AFB: de chasseurs-éclaireurs (met Oswald als tweede van rechts), aan het meehelpen bij één van hun sociale werken„. Bron: plakboek
Op 10 oktober 1898 ging er een feest door van de Chaskens waar Oswald de dag erop werd bedankt voor zijn medewerking266. Naast feesten en banketten hield het demi- bataljon wel nog verplichte militaire oefeningen en inspecties. Deze momenten werden in praktijk omgevormd tot een gelegenheid om nieuwe leden te recruteren, omdat het hele korps verplicht aanwezig moest zijn op deze activiteiten. Zo ging op 2 juli 1899 een wapenopneming door, en het recruteringscomité (waaronder Oswald) werd gevraagd tijdens de rusttijd aan de leden inschrijvingslijsten aan te bieden voor nieuwe leden. Op 25 juni 1899 moesten alle chasseurs opnieuw aantreden, voor een officiële erkenning van hun officieren, dit ging door aan de Kortrijkse poort. 267 Daarna volgde er een inspectie door de generaal, en een vergadering op de Citadellaan, geleid door de intussen majoor geworden Timmermans. 262
PLAKBOEK p. 9 PLAKBOEK p. 10 264 PLAKBOEK p. 10 265 PLAKBOEK p. 11: Het Nieuws van Gent , 16/11/1896 266 PLAKBOEK p. 11 267 PLAKBOEK p. 11 263
61
Daarnaast competeerden de chaskens ook mee bij lokale, provinciale en nationale schietwedstrijden. Eind juli 1899 wonnen ze een keer bij een nationale schietwedstrijd de eerste en derde plaats. 268 Dat werd meteen daarna gevierd op 12 augustus te Gent, met een souper in de salons van de Taverne “St-Jean”, met champagne op kosten van het korps. Oswald was de officiële organisator van dit feest, samen met Julien Deplancke en Emile Van Goethem (1847-1907, Vlaams dichter en toneelschrijver.) Op 21 januari 1899 tenslotte, schreef Oswald zelf een tekstje als souvenir voor het feest voor Julien Deplancke door zijn vrienden, ter gelegenheid van zijn nominatie voor de graad van onderluitenant – kwartiermeester van de Chasseurs- éclaireurs269.
3.4. A.A. La Gantoise (1894) Na Oswalds aanstelling tot voorzitter van de “Section Vélocipédique”, werd hem door deze vereniging een paar keer gevraagd om bij hun fietsenkoersen, op 8 juli 1894 op het St. Pietersplein te Gent270, en op 23 juni 1895 in Terdonck, te zetelen in de jury bij aankomst271, maar verdere bemoeiing in deze club van Oswalds kant uit is niet bekend. Zoals reeds gezegd werd deze sportclub door samenvoeging gesticht door Edg. Van de Putte in 1890, had zijn lokaal op dat moment in de St Pietersnieuwstraat nr. 25, en had als secretaris- generaal George D´hondt.
3.5. Sport Nautique de Gand (1895).
Op 29 augustus 1895 zou Oswald ineens erelid gemaakt worden in de vereniging "Sport nautique Gand” (niet te verwarren met de Club Nautique), op voorstel van een zekere Charles de Bavay272. Vermoedelijk zat Oswald dus er al vroeger bij. Deze jonge roeivereniging was pas gesticht op 15 april 1883, door Ernest Schepens en Florimond Roeckaert, waarbij deze eerstgenoemde voorzitter zou worden, met als secretaris E. Tsjoen. Vanaf 13 september 1883 werd de vereniging erkend door de stad. Hun botenloods was op de Kleine Huidevettershoek, en het clublokaal in het “Café du Commerce” (vanaf 1895). Vanaf 1886 organiseerde de club haar eigen wedstrijden. Deze club zou tot aan december 1974 volledig Franstalig blijven 273. 268
PLAKBOEK p. 11 PLAKBOEK p. 6 270 PLAKBOEK p.7, krant Le Vélo (8/7/1894) 271 PLAKBOEK p. 23 272 PLAKBOEK p. 9 273 DERWAEL, J, Sociale achtergrond van de Gentse sportverenigingen en hun bestuurders op het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw (1890-1914), Gent, 2001, diss. lic. Gesch 269
62
3.6. Het Van Crombrugghes genootschap.
In het spoor van zijn vader Pol zou Oswald in deze periode ook toetreden bij het Van Crombrugghes Genootschap. Op 15 november 1896 vierde deze zijn 39 jarig bestaan, met een diner voor 150 man, waaronder burgemeester Braun274. Er werd tevens gevierd dat men dat jaar een vaandel had gekocht, nieuwe afdelingen had toegevoegd275 (een zangafdeling olv Ingels en T. Felt, een turnafdeling olv Koch en Verberckmoes, een turnafdeling voor meisjes en een zangafdeling voor juffrouwen), en bestaande afdelingen had uitgebreid (de toneel- en fanfare- afdeling, en hun bibliotheek) .
3.7. De Romeinen (1898) Op 7 mei 1898 tenslotte, werd Oswald als werkend lid van de “Menschlievende” kring “De Romeinen”276aanvaard. Deze kring had een merkwaardige geschiedenis. Ze was op 1890 ontstaan naar aanleiding van een dobbelwedstrijd voor het goede doel, in de taverne “Ville de Rome” aan de Vleeschhuisbrug in Gent. De winnaar van de wedstrijd (die een papegaai won) Emile Bailliu, besloot onder de naam “De Romeinen” een tweede wedstrijd te organiseren, opnieuw met de papegaai als hoofdprijs. Voor het toernooi werd tien ton steenkool verdeeld onder de armen, die gefinancierd zou worden met de opbrengst van de wedstrijd. Het inschrijvingsgeld zou 525 frank zijn, waarmee de kring nog eens duizend broden zou kunnen verdelen, en nog geld zou overhouden. Dat investeerden ze opnieuw in dobbelwedstrijden, die ze opnieuw wonnen. Door deze successen durfden ze het aan om een artistieke tombola te organiseren. Ze verzamelden 200 schilderijen en beeldhouwwerken, en de opbrengst daarvan, 6000 frank, verdeelden ze onder het Werk der Weduwen en de reeds vermelde vereniging “Zonder Naam, niet zonder Hart”. Op korte tijd groeide het aantal “Romeinen” tot 150 man, en hoewel ze ook grote acties hielden, kozen de leden steeds meer voor anonieme steun aan noodlijdende gezinnen277.
Tenslotte werd Oswald in 1894 waarschijnlijk al lid van de Gentse sectie van het Willemsfonds, maar er is slechts één enkele bron die dat bevestigt. (PLAKBOEK p. 75: “Jubelfeest in de Oost- Vlaanderengouw”, 1933).
274
PLAKBOEK p. 11: Het nieuws van Gent 16/11/1896 compleet in de geest van de liberale zieltjeswinnerij op dat moment. 276 PLAKBOEK, p. 11 277 D‟HONDT, B, blauw Gent. Werkdocument.Liberaal archief, 2008, p.1. 275
63
64
HOOFDSTUK 4: 1900- 1913 1.Algemeen
1.1.De liberalen (1900- 1913). In 1900 werd het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging ingevoerd. Na 1910 kwamen socialisme en liberalisme steeds dichter bij elkaar: in 1913 werd het Liberaal Vlaams Verbond gesticht, in 1914 de Nationale Bond van de Vrije Mutualiteiten. Ook zou de partij net voor de Wereldoorlog haar structuur aanpassen aan de gewijzigde toestand: de Landsraad van de Liberale Partij werd opgericht, die niet langer alleen maar uit parlementsleden bestond, maar ook uit afgevaardigden uit plaatselijke associaties en vertegenwoordigers van de Liberale Jonge wacht en de liberale pers278. De liberalen bleven, ook tijdens de oorlog, in de oppositie (ondanks liberale politici zoals Hymans en Goblet d‟Alviella(1846 -1925), en de socialist Emile Vandervelde(1866- 1938)), maar sommige grotere en kleinere steden hadden ze in handen. Daar verdedigden ze het openbaar onderwijs, breidden het zelfs uit als tegenwicht van de katholieken op het platteland279.
1.2. Gent (1900- 1913)
De (eigenlijk Tweede) Boerenoorlog (1899- 1902) was een oorlog in Zuid-Afrika tussen de afstammelingen van Nederlandse kolonisten (Voortrekkers), de Boeren, en de Britten.In juni 1902 maakte de Vrede van Vereeniging een einde aan de Boerenoorlog in Zuid- Afrika. De reden waarom dit vermeld wordt, is omdat de Gentse Vlaamsgezinde bourgeoisie, en wat dat betreft de hele Vlaamsgezinde Belgische bourgeoisie, zich sterk het verloop van deze oorlog aantrok. Oswalds familie was daar één van. Ook in het gezin van Van Werveke trouwens, was men sterk anti – Engels gekleurd: “Ik weet nog goed dat er in de huiskring veel werd gesproken over de Boeren en hun strijd tegen de Engelsen, maar dan als over iets dat juist voorbij was…Men was bij ons thuis, zoals nagenoeg overal in ons land, sterk pro- Boer en anti – Engels. Jaren lang nog zongen de straatjongens (en wij zongen mee) van: “Wij zijn de Boeren van Transvaal, die zuu geire schieten, die zuu geire schieten, wij zijn de Boeren van Transvaal, die zuu geire schieten op den Engelschman.” Die anti- Engelse stemming is blijven hangen, tot aan de oorlog van 1914, toen de Engelsen ons kwamen helpen.”280 278
BOTS, M, Beknopte geschiedenis van de Liberale Partij. Gent: Liberaal Archief, 1989. 68 p.: ill. p. 37. Ibid. p.37 280 VAN WERVEKE, H, Herinneringen uit kinderjaren en jeugd. Gent : Liberaal Archief, 2000. 151 p.: ill.p. 23 279
65
Bij het uitbreken van de Transvaalse oorlog werd het boekje ten voordele van de Boeren verkocht, een “manmoedig gebaar”, waarvoor Oswald werd bedankt met een portret en een speech van de Voorzitter van de Zuid- Afrikaanse Republiek, “papa Krüger”281. Verder hing rumoer in de lucht, vanaf 1910, om een Wereldtentoonstelling in de lijn van degene die doorgegaan waren in vele Europese grootsteden (Zie volgend hoofdstuk).
2. De zaak Ook in deze periode zou de zaak in de Veldstraat en “Colonial Rubber” vaak in de prijzen en diploma‟s vallen. Op 18 augustus 1901 bijvoorbeeld, kreeg Oswald in naam van de zaak een diploma van de liberale werkersvereniging Gent, voor een tentoonstelling van Nijverheid, Handel, Schoone Kunsten en Onderwijs282.
BRON : www.liberaalarchief.be (betere versie) In augustus en september van dat jaar ging ook een "Exposition internationale d´hygiène, de sécurité maritime et de pêche” door in Oostende 283. Het bedrijf Pol. De Schamphelaere won hierbij “De Groote Prijs… voor zijne producten in Caoutchouc en Gutta- Percha”284. In 1902 werden de fabrieksgebouwen te Gentbrugge verkocht aan Th. Meyvaert en co., die er een lijsten- en spiegelfabriek in oprichtte, “Miroiterie des Flandres”. Deze fabriek zou uit respect een afgevaardigde sturen bij de begrafenis van Edmond.
Op 25 mei 1910 won de firma Pol De Schamphelaere een diploma van verdienste, en de eerste prijs (een gouden medaille) bij een eerste Wedstrijd voor Uitstallingen, georganiseerd door “Gent- Voorwaarts” 285. De erevoorzitters hiervan waren de gouverneur van Oost- Vlaanderen en de burgemeester van Gent, Emile Braun (1849 – 1927)
www.liberaalarchief.be (betere versie)
3. Familieleven 281
Jubelfeest Osw. De Schamphelaere (in den) Kon. Nederlandsche Schouwburg Gent, 21 mei 1933. Gent, De Vos, 1933. 8°. Met Portret. 282 PLAKBOEK p. 3 283 PLAKBOEK p.14: flyer : onder beschermheerschap van de koning Leopold II. 284 PLAKBOEK p. 4, Gazette van Gent, 18/09/1901, Vlaamsche Gazet, 20/09/1901 285 PLAKBOEK p. 38
66
3.1. Een huis en een dochtertje.
Op 8 januari 1904 stierf Pol de Schamphelaere. Oswald en Rika gingen daarop in het huis in de Veldstraat nr. 19 wonen, wat bewezen werd door een certificaat van woonst286. Ook, uit respect, bleef de naam van “Pol de Schamphelaere” op de zaak staan. Ook de twee winkels in de Bennesteeg, aan de achterkant van het huis in de Veldstraat, zouden Pols naam blijven dragen287. Op 24 november 1909, werd de dochter van Oswald, Elsa, geboren in Gent. Een maand na haar geboorte werd ze gedoopt.
AFB: Elsa, op haar 3 jaar, in 1912. Bron: Familie-archief A.M. Van Werveke. Ze liep lagere school in de betalende lagere hoofdschool voor juffrouwen in de Van Hulthemstraat te Gent. Ze was een enorme flapuit, zei altijd wat op haar lever lag. Haar dochters beamen dat nu nog altijd. ABF: rapport uit het 6e studiejaar van het lager onderwijs van Elsa. Ze was zevende op de 16 leerlingen van haar klas, en blonk uit in Nederlands, rekenen, wetenschappen, aardrijkskunde, Frans, maar vooral in muziek en tekenen. Bron: familie- archief A-M Van Werveke.
3.2. Een nieuwe passie: diafotografie. Vanaf 1900 valt het op dat Oswald zich heel intens met zijn hobby, “lichtbeelden” en diapositieven maken (diafotografie), ging bezighouden. Op dat moment, in een tijd waarin de ontwikkeling van film nog maar in zijn kinderschoenen stond, waren diavoorstellingen een echte hype bij de Gentse burgerij, zalen – wat nu moeilijk nog voor te stellen is- liepen letterlijk vol om naar deze lichtbeelden te komen zien. Voor deze “lichtbeelden op glas voor projectiën” zou Oswald in deze periode ook geregeld prijzen winnen288. Deze fotografiekriebel was hem waarschijnlijk overgedragen door zijn Amsterdamse schoonvader Arie Debruijn. Op 20 juli 1901 immers kreeg Oswald van hem (“pa”) een brief binnen, waarin Arie hem en zijn vrouw gelukwenste voor zijn vooruitgang op 286
PLAKBOEK p. 25 VAN WESEMAEL, “Gentse stads- en binnenhuisgezichten, in functie van de adreskaart”in: Ghendtsche Tydingen, 9e jaargang, V.1 15/1/1975., p.5. 288 PLAKBOEK p. 7, Flandre liberale, 18/09/1901 287
67
fotografisch- projectie-gebied. In de brief wordt vermeld waarmee Oswald zich allemaal bezig hield te maken: couranten, programma´s, uitnodigingskaarten, en “lantaarnplaatjes”, ofwel de eerste dia‟s, op het scherm getoverd door de “toverlantaarn”289.
AFB: een voorbeeld van één van de eerste toverlantaarns. Het was een gedrocht van een constructie, maar bereikte zijn doel: door oplichting van een glasplaatje in negatief kon een afbeelding zo op een groot scherm getoond worden. Bron: http://www.toverlantaarn.eu/
AFB: voorbeelden van een dergelijke uitnodigingskaarten, door Oswald gemaakt. Bron: familie-archief A-M Van Werveke.
Arie wisselde met Oswald deze glasplaatjes uit, hijzelf had een reeks van zichten van de stad Den Haag. Oswald won op 30 september 1901 al een erediploma voor deze “Diapositieven”, maar de organiserende vereniging is onbekend.290. Twee jaar later, in de loop van 1903, kreeg Oswald een “diploma van zilveren eermetaal” voor zijn lichttekeningen, bij de tentoonstelling van de maatschappij ter bevordering van Nijverheid en Wetenschappen”291.
Op 24 juni 1903 zond hij ook clichés naar de sectie Gent van de "Association Belge de la Photographie », voor een kleine kunstexpositie die ze op dat moment organiseerden292. Belangrijk is ook dat Oswald deze hobby aanwendde in zijn verenigingsleven, meerbepaald tijdens feesten zou hij geregeld een lichtbeeldensessie houden, met als zijn favoriete onderwerp: “een reisje door Nederland”. Hij leende ook vaak lichtbeeldenkistjes uit aan vrienden, en scholen (vb in 1908 aan de Gentse ambachtsschool voor jongelingen293; en zelfs aan de schoolkoloniën van Vooruit het zelfde jaar294.) 289
PLAKBOEK p. 16 PLAKBOEK p. 7, Flandre liberale, 18/09/1901 291 PLAKBOEK p. 31 292 PLAKBOEK p. 21: Ze betreurden het feit hem geen “diplôme de participation” te kunnen zenden 293 PLAKBOEK p. 36 294 PLAKBOEK p. 35 290
68
3.3. Diploma‟s en filantropie.
In maart 1903 kreeg Oswald een diploma, voor zijn deelname als jurylid bij de "exposition internationale d´alimentation et d´art culinaire”295.
Bron: plakboek p. 21 Op 20 november 1905 kreeg Oswald opnieuw een erediploma296, als deelnemer bij het “oeuvre du grand Air” van 1905 te Gent.
Op 19 augustus 1906 tenslotte, kreeg Oswald een erediploma297 van de maatschappij “L´Avenir Horticole”298, bij een kampstrijd van versierde balcons, vensters en gevels, van 15 juli tot 15 augustus 1906.
Bron: www.liberaalarchief.be
Verder bleef Oswald, binnen en buiten zijn verenigingsleven, gemoeid met filantropie. Op 1 maart 1922 bijvoorbeeld, schonk Oswald 100 frank bij een geldophaling via de Flandre libérale rond in Gent, ten bate van 200 kleine, hongerige Russische oorlogswezen uit Moskou, die gehuisvest werden in een schoolkolonie gesticht door de koningin Elisabeth (1876 – 1965)299. Dit geld ging naar een speciaal comité opgericht te Gent, dat op zijn beurt afhing van een nationaal hulpcomité, onder (op dat moment) prins Leopold, om meer kinderen te helpen. Het bijzondere aan dit voorbeeld was dat mensen bij hun schenking een boodschap schreven: “voor mijn zieke kind” of voor de goede gezondheid van een familielid. Filantropie als een vorm van bijgeloof dus.
4. verenigingen. 4.1. De Koninklijke Belgische Turnbond (K.B.T.) en “De Turner”.
Begin 1900 zou Oswald in intenser contact geraken met de Koninklijke Belgische turnbond, wegens zijn blijvende correspondentie met zijn oude vriend al vanop het 295
PLAKBOEK p. 21 PLAKBOEK p. 17 297 PLAKBOEK p. 26 298 PLAKBOEK p. 26: een maatschappij die onder de bescherming van het gemeentebestuur van Gent stond 299 PLAKBOEK p. 51: krant onbekend, 1/3/ 1922 296
69
bondsfeest te Gent in 1883, de voorzitter van de K.B.T., N.J. Cuperus (18421928)300. De Koninklijke Belgische Turnbond was gesticht op 6 augustus 1865 onder het beschermheerschap van de koning, op dat moment juist Leopold II (1865 – 1909), en hield jaarlijks (of probeerde dat toch althans) turnbondsfeesten. Later, bij de verdeling van de Turnbond in gouwen, zou elke provincie jaarlijks een gouwfeest houden. Deze turnbondsfeesten verkondigden tegelijk een duidelijke politiek- liberale boodschap. Op 14 tot 18 augustus 1903 bijvoorbeeld, tijdens het 27e Belgische Turnbondsfeest te Antwerpen 301, hielden de katholieken tegelijk ook turnbondsfeesten, en de juryvoorzitter van hun Turnbondsfeest had het blijkbaar gewaagd op 6 september jurylid van de katholieke westergouwkampstrijden te Oudenaarde (Audenaerde) te zijn. “Hoe rijmt men dat te saam? Zou daar niet een kruisje aan verdiend zijn?” Er werd dus nauwlettend op gelet wie in het goede kamp zat, en wie met de vijand heulde. Cuperus (1842 – 1928), “de turnvader van de K.B.T.”, was een afstammeling van een oud Belgisch adellijk geslacht, die zich te Antwerpen inzette voor de ontwikkeling van de turnzaak bij het gewone volk. In 1861 werd hij turner in de “Société de Gymnastique et d‟Armes” in Antwerpen, zeven jaar later, in 1868, stichtte hij daar ook de eerste turnkring voor volksjongens, de “Gymnastische Volkskring”. In 1878 werd hij tot voorzitter van de K.B.T. benoemd, en in 1881 was hij stichter en voorzitter van de Europese Turnbond, zelfs in 1896 voorzitter van de Internationale Turnbond. Bij het 27e Belgische Turnbondsfeest in 1903, verkreeg Cuperus het ridderkruis van het “Légion d´honneur”. Gezien hij op dat feest de hele Bond samengebracht had, beschouwde men dit feest het resultaat van zijn 35 jaar werk. “Zulk een man wordt niet vereerd met een ordeteeken maar hij vereert de orde die hem in zich opneemt”. 302
Bij al deze instellingen, de K.B.T., de Europese Turnbond en de Internationale Turnbond, zou hij van 1923 tot 1934 tot erevoorzitter uitgeroepen worden. Inmiddels zou hij tot gemeenteraadslid, en zelfs tot senator van Antwerpen opklimmen, en tot officier van de Italiaanse kroonorde benoemd worden. Hij zou op op 13 juli 1928 sterven, Oswald zou ter nadachtenis van hem een portret laten maken, en verspreiden over alle turnkringen in Gent en omstreken. 303
AFB: N.J. Cuperus. Bron: www.liberaalarchief.be
300
PLAKBOEK p. 21: deze zou zich eveneens als Oswald interesseren aan fotografie, onderling zouden ze diapositieven uitwisselen. 301 PLAKBOEK p. 21: de Turner 12/ 12/ 1903 302 PLAKBOEK p. 20: de turner 29/8/ 1903 303 PLAKBOEK p.79 & 86
70
Oswald zou wegens zijn contacten vlug in de gunst staan van de K.B.T., in 1902 werd hij op het 26e Bondsfeest te Namen zelfs Bondsvaandrig (vaandeldrager) in hun naam304, samen met zijn broer Edmond liep hij die dag mee in de stoet. Een dergelijk feest ging namelijk altijd gepaard met huldigingen, optredens, een stoet door de stadskern naar het gemeentehuis, en in de namiddag turnwedstrijden tussen de verschillende gouwen.
AFB: de hele delegatie van de K.B.T. in 1902, met Oswald in het midden als vaandeldrager. Bron: V. De Turner, n° II den 27 Mei 1933, Schamphelaere (Oswald De) AFB: Oswald als vaandeldrager op het Bondsfeest in 1902. Bron:. V. De Turner, n° II den 27 Mei 1933, Schamphelaere (Oswald De) Op 14 november 1909 hield de Belgische Turnbond (Fédération Belge de Gymnastique) een 9e feestmaal ter ere van hun veteranen (1865- 1909) in het hôtel de la Poste in Brussel305. Bij dit feest werd Oswald officieel tot veteraan van de Belgische Turnbond benoemd.306
Vanaf 20 februari 1902 dook ook het eerste bewijs van correspondentie tussen Oswald met het Antwerpse blad “De Turner” op307. Dit veertiendaagse tijdschrift was gewijd aan de lichamelijke opvoeding in België, en was in nauwe samenwerking met de K.B.T. Oswald vroeg hen om zijn boek over zijn reis doorheen Zwitserland (zie later) te publiceren, maar ze zouden enkel een korte vemelding doen308. Vanaf dan zou Oswald geregeld stukjes schrijven voor dit tijdschrift, zo beschreef hij op van 14 tot 18 augustus 1903 27e Belgisch Turnbondsfeest te Antwerpen, waar 1000en turners bij aanwezig waren309. Het feest zelf was o.l.v. de Antwerpse gymnast van Houtte, en ook werd de Bondsvoorzitter Cuperus. 310 Bij dit feest treedden na de huldiging van Cuperus leerlingen van de Antwerpse gemeentescholen op, beëindigd door een slotmars (de Brabançonne, dus uitgesproken “vaderlandslievends ”). Daarna volgden oefeningen door 1600 kinderen, met “kranige kereltjes” en meisjes in wit, die Oswald op vrouwlievende manier beschreef: “ …[de meisjes] welke daar zoo flink aan´t marscheeren waren, zullen later goed gevormde moeders worden, de turnzaak gansch genegen; die aan het vaderland sterke en gezonde kinderen zullen schenken … Ja, men mag het gerust zeggen, het goede zaad is geworpen en weldra zal het weelderig ontkiemen”. 304
Jubelfeest Osw. De Schamphelaere (in den) Kon. Nederlandsche Schouwburg Gent, 21 mei 1933. Gent, De Vos, 1933. 8°. Met Portret. 305 PLAKBOEK p. 38 306 - Jubelfeest Osw. De Schamphelaere (in den) Kon. Nederlandsche Schouwburg Gent, 21 mei 1933. Gent, De Vos, 1933. 8°. Met Portret. 307 PLAKBOEK p. 46: De Turner, 20/2/1902 308 PLAKBOEK p. 46: De Turner, 20/2/1902 309 PLAKBOEK p. 21: de Turner 12/ 12/ 1903: hij kreeg hiervoor wel later wat kritiek te verduren van “De Turner”, omdat hij niet sprak van het optreden van de 1600 in de Velodroom en het tornooi. 310 PLAKBOEK p. 20: de turner 29/8/ 1903
71
Ook beschreef Oswald hierbij een ander fenomeen, blijkbaar gingen deze Bondsfeesten niet altijd samen met de grootste amicaliteit die men beoogde tussen de verschillende gouwen311: “Wat ik verder nog veel meer betreur zijn die hatelijke zetten van sommige Gentsche turners, die elkander de gemeenste uitdrukkingen naar het hoofd slingeren alsof hier niet de minste broederlijkheid tusschen de aangeslotene kringen heerscht en allen bezield zijn door gevoelens van nijd, afgunst en tweedracht, iets wat toch gelukkig niet het geval is. Wilde men hier eens mee eindigen om alleen ons flink orgaan wat te helpen, door zetten te zenden die niemand krenken en enkel wat lol en wat lachlust in de turnwereld te zenden.”
4.2. De Club Gymnastique de Gand > Royal Club Gymnastique (1900)
Opmerkelijk is dat de club toen een comité de recrutement ( met voorzitter P. Van Zantvoorde) en een Cercle symphonique (met voorzitter F. Rogghe en secretaris G. Verbaeys) bezat. De secretaris van de R.C.G. was op dat moment G. Coddron, en de voorzitter Alb. Frère. In augustus 1900 ging de Club Gymnastique de Gand met een afdeling van zeven leden, naar het Turn- Bondsfeest in Chaux- de- Fonds, in het Jura-gebergte in Zwitserland. Deze vereniging vertegenwoordigde daar de Belgische Turnbond, en nam van de gelegenheid gebruik om van 3 tot 15 augustus een reis doorheen de trekpleisters van het land te maken.312 Oswald was de vaandrig van de Belgische groep zelf op het Bondsfeest313.
AFB: het gezelschap, met Oswald uiterst links, poserend tijdens de reis doorheen Zwitserland. Bron: plakboek. Ter gelegenheid van deze reis schreef Oswald zijn eerste en enige boek dat hij ooit zou schrijven, “herinneringen uit mijne reis door Zwitserland.”314 Dit werk werd in 1901 uitgegeven door de boek- en steendrukkerij V. Roegiers in Gent. AFB: de voorkaft van het boekje. Bron: Ugentbibliotheek. Hierin beschreef hij de reis dag na dag in detail, elk dorpje dat bezocht werd (o.a. de Gothardtunnel en Luzern). Hij beschreef hoe het bestuur van de R.C.G. eerst 311
PLAKBOEK p. 21: de Turner 12/ 12/ 1903 Jubelfeest Osw. De Schamphelaere (in den) Kon. Nederlandsche Schouwburg Gent, 21 mei 1933. Gent, De Vos, 1933. 8°. Met Portret. 313 PLAKBOEK p. 1: De Turner, 15/3/1902 314 DE SCHAMPHELAERE, O, Herinneringen uit mijne reis door Zwitserland: ter gelegenheid van het turnbondsfeest te Chaux-de-fonds van 3en tot 15en augustus 1900. Gent: Roegiers-Van Schoorisse, 1901. 39 p. 312
72
besloten had deel te nemen aan het Franse Turnbondsfeest in Parijs, in het licht van de wereldtentoonstelling. Bij een zitting werd echter besloten dat het bestuur van het Frans Bondsfeest al weinig of geen voordelen aanbood aan de buitenlandse maatschappijen. Het was Oswald zelf die met het voorstel kwam dit plan te laten varen en deel te nemen aan het Zwitserse Bondfeest. Het was de eerste maal dat ze die reis ondernamen, ze werden hierbij geholpen door een zekere Van Loo, die de adressen van eersterangshotels in Zwitserland doorspeelde, zodat ze een route konden uitstippelen. “Zoals ‟t gewoonlijk gaat versmolt het aantal deelnemers merkelijk, zoodat er nog 8 overbleven die de eerewacht zouden vormen van het Belgisch Bondsvaandel, waarvan de Royal Club Gymnastique tijdelijk bezitter is en de schrijver dezes, de drager.” Albert Frère was mee, alsook Theo en Leon Peeters, Jozef Batta, Théo De Clercq, Felix Van Hoorebeke en Victor Roegiers. Ook waren andere leden van de Belgische Turnbonden mee, waaronder bestuurders (leden van de Bondscommissie) en de heer Muller, voorzitter van de Nederlandse Turnbond, en de Bondsvoorzitter Cuperus. Jules Santcroos, een andere “makker”, trok foto‟s. Ze droegen het wandelkostuum van de Club, een blauw Cheviot kostuum, zwarte slappe hoed, witte das en ransel op de rug. Het enige echt opmerkelijke in het boek is dat ze prins Albert van België gezien hadden, de Graaf van Vlaanderen en zijn familie. Oswald zou later veel brieven van familie en vrienden krijgen, naar wie hij blijkbaar kopies van zijn werk had gestuurd. Op 7 maart 1902 meerbepaald naar Karel (Charles) J. Kuyck, een bloemenverkoper op st. Amandsberg en aangetrouwde familie van Oswald 315. Deze gaf als commentaar: “Waarde Oswald, ik heb het altijd wel gezegd dat er nog iets anders in je stak als een caoutchouefabrikant.” Op 11 maart 1902 kreeg Oswald ook de bedanking van schoonfamilie, een tante Wi, uit Amsterdam316. Hij had het werk met een briefkaart ernaar gestuurd, en een huwelijkscadeau, een spiegel met engeltjes317 dat nog niet was toegekomen. Ze complimenteerde hem over zijn stijl en zijn “goed Hollandsch”, en zei dat niet veel Belgen het hem zouden nadoen. Een pittig detail is, dat voor één van de weinige keren, deze brief een persoonlijke mening van Oswald leerde kennen, namelijk tov. haar man. “Wat je schrijft over Marc, beste Oswald, neem ik je in´t minst niet kwalijk. Ik kan mij best begrijpen dat je geen sympathie voor hem gevoelt of gevoelen kunt. Ik ben het in alles volkomen met je eens, en kan niet anders zeggen dat je groot gelijk hebt. Al houd ik nu veel van hem, daarom ben ik goddank nog niet verblind. Ik voor mijzelf 315
PLAKBOEK p. 19: het enige wat hiervan bekend is is dat deze in de “Société Anonyme Horticole de MontSt –Amand Gand” gemoeid was. 316 PLAKBOEK p. 18 317 PLAKBOEK p. 18
73
weet, dat wij heel gelukkig samen zullen zijn. (hoewel ik zeker nog meer gebreken heb dan hij), maar dit sluit niet buiten, dat ik het begrijpen kan, dat niet ieder die sympathie kan deelen.” Dit stukje bewijst opnieuw dat familie-loyalisme, dat kenmerkend was voor Oswald. Blijkbaar voelde hij dit ook voor zijn schoonfamilie, al woonde die in Nederland. Op 8 maart kwam de officiële vermelding in het Volksbelang, dat Oswalds werk “Herinneringen uit mijne Reis door Zwitserland”uitgegeven werd in Gent, door de heer V.Roegiers, in de Kruisstraat, en verkrijgbaar was voor 50 cent318. Alle reisgenoten van de reis hadden samengelegd om het werkje te laten drukken319. Het boek, en daarbij de bekendheid van Oswald, raakte zo verder verspreid via vrienden van vrienden en familie, in dat opzicht was het werk niets meer dan propaganda voor Oswalds naam zelf320. Op 15 maart 1902321 kreeg hij een bedankbrief van een Amsterdamse notaris Karel van Leyden, voor het opgestuurd krijgen van zijn werk via zijn schoonvader Arie Bruijn. Karel was ook wat bedreven met lantaarnplaatjes maken, en zo ging de vriendschapsbal aan het rollen natuurlijk. Een beter voorbeeld is een brief uit Amsterdam op 17 maart 1902 van Karel Muller, de voorzitter van de Nederlandse Gymnastiek Vereniging, die ook mee was op de reis322. Blijkbaar had Oswald zijn portret met zijn naam en zichten in stereoscoop, bij het boek meegestuurd, vandaar dat iedereen duidelijk herinnerde wie hij was. Inderdaad, Muller schrijft: “want uw naam was mij – neem het mij alstublieft niet kwalijk – ontschoten”. Ook volgde er een natuurlijk quid pro quo: vanaf nu, elke postkaart die Oswald opstuurde, werd door hem zelf betaald. En vanaf nu herinnerde men in de Nederlandse turnverenigingen definitief Oswalds naam. De vermelding van het werk in “De Turner” deed de rest van de “P.R.” Op 18 maart 1902 kwam er een vraag binnen van de Turnkring Boom van diens ondervoorzitter V. Scheltens323. Deze persoon was meegeweest naar Zwitserland, maar was vergeten nota´s te nemen, en zou als herinnering graag een brochure willen. Hij betaalde zelf de onkosten. Op 27 maart 1902 vroeg een reisgenoot Vanderpoorten van de Lierse Turnkring aan Oswald om het boekje aan de boekerij van zijn kring te schenken324. Op 18 maart 1902 werd Oswald bedankt door een vriend uit de K.B.T., Karel Baudoux, uit Willebroek325. Op 28 augustus 1902 kreeg Oswald een zelfde bedankingsbrief binnen van Georges Philippo, een medechasseur326. Mensen 318
PLAKBOEK, Het Volksbelang, 8/3/1902 PLAKBOEK De Turner, 15/3/1902 320 Natuurlijk had zijn passie voor schrijven er ook mee te maken, zoals hij al bijdragen bij de Turner leverde, maar aan het grote aantal bedankingsbrieven te zien in het plakboek, had hij blijkbaar het werk immens laten rondgaan bij verenigingen, en dan vooral naar mensen met hoge functies daarin. 321 PLAKBOEK, Amsterdam, 15 maart 1902 322 PLAKBOEK p. 19, Amsterdam, 17- 3- 1902 323 PLAKBOEK p. 18 324 PLAKBOEK p. 19 325 PLAKBOEK, p.20 326 PLAKBOEK p. 20 319
74
stuurden ook zichten terug naar Oswald, die ze thuis hadden liggen, voor Oswalds collectie.327 Kritiek op het boekje kwam er ook, en nota bene van de Belgische Turnbond zelf! Op 19 maart 1902 deelde de schrijver van de Bond mee aan Oswald: “Gaarne had ik echter met meer nadruk over de groote turnwaarde van het feest zien uitweiden- en minder over de kleine misrekeningen die ons… te beurt vielen”. 328 Eind 1900 veranderde de Club Gymnastique de Gand definitief zijn naam in “Royal Club Gymnastique”, wegens de erkenning van de club door de koning329. Op 26 januari 1901 organiseerden ze‟s avonds hiervoor een intiem feest in hun werklokaal 330 Hierbij gaf Oswald, samen met zijn oude vriend Th. Peeters een sessie van “projections lumineuses”, met foto‟s van hun trip naar Zwitserland, en ook shots over de woedende oorlog in Transvaal, meerbepaald over de laatste ontwikkelingen in Zuid- Afrika. 331 Ook werden dia‟s getoond van de Universele expositie te Parijs, en souvenirs van de club zelf. Oswald hield opnieuw een dubbele lichtbeeldensessie voor de club op zaterdagavond 9 februari 1901, bij een souper ter ere van de nieuwe lichting recruten332 in café Pierre op de Place d´armes, bij de Vogelmarkt333. Hierbij toonde Oswald blijkbaar een “Féerie van de Jagers- Verkenners van haare vroegste tijden af”, en “De reizen en lotgevallen van een officier van de chaskens in den Congo verwekte vooral onze aandacht…Wat die held in die verre streken heeft uitgestoken gaat alle verbeelding te boven; onze haren, indien wij die nog hadden, zouden ervan te berge rijzen, maar ´t is een krane kerel..” 334 Ook ging een omhaling rond ten bate van de filantropische kring „de Romeinen‟, maar het is onduidelijk of Oswald hier een hand in had. Uit deze voorbeelden is af te leiden dat de thema‟s die Oswald aansneed met deze lichtbeeldensessies sterk te maken hadden met de actualiteit, maar ook met zijn eigen overtuigingen, en die van de verenigingen waarin hij deze toonde. In dit geval toonde hij beelden van de burgerwacht (sterk gelieerd aan de R.C.G.) en van het leger in Kongo, wat zijn patriottisme en dat van zijn toehoorders verried (wegens hun steeds enthousiaste reacties erop, soms werd er spontaan in de zaal “Vive le Roi” geroepen, of de Brabançonne ingezet.). De beelden van de oorlog in Transvaal verklapten dan weer zijn sympathie voor het Nederlandse leger en Nederlandssprekenden tout court. Misschien -maar dit is een verregaande, persoonlijke hypothese- kan het daarom zijn dat Oswalds broer Edmond zich vanaf die periode terugtrok uit deze kringen. Hij
327
PLAKBOEK, p.17 PLAKBOEK, p. 20 329 PLAKBOEK p. 12 Flandre Liberale, 24/01/ 1901 330 PLAKBOEK p. 12 Flandre Liberale, 24/01/ 1901 331 PLAKBOEK p.12: Flandre Liberale, 28/01/ 1901 332 PLAKBOEK p. 13: Flandre Liberale 14/02/1901. 333 PLAKBOEK p.14: om eens bij te lichten wat bij zo‟n “intiem diner” op het menu stond: Oesters uit Zeeland, vol-au-vent Toulouse, Roastbeef chicorées, Poulets Rôtis – Salade, gateau aux Amandes, Fruits- Dessert. 6 gangen dus. 334 PLAKBOEK p. 13 328
75
moest immers als fabrikant op goede voet staan met de Engelsen, die zijn rubber leverden. In ieder geval zouden Oswalds diasessies populair zijn in de R.C.G. Op 19 mei 1902 bijvoorbeeld op een vocaal concert in de Minard, hield Oswald na het optreden van de koorsectie335 een reeks lichtprojecties, met als onderwerp: “een reis in Nederland”336, aaneengepraat door de conferencier van Swieten. Deze reeks zou een succes worden, want op 7 juni, op 2e pinksterdag, sloot de R.C.G. hun reeks winterfeesten opnieuw af met een “Zang- en projectiefeest”.337 Oswald herhaalde zijn “reis door Nederland”, met dit keer V. van Wilder, Regent der Middelbare school, voor de Vlaamse uitleg (deze zou veel dergelijke projectie-avonden met Oswald organiseren). Toen de beelden van koningin Wilhelmina en de “dappere president Kruger” verschenen, werd er opnieuw stormachtig gejuichd. Op dat moment was de R.C.G. opnieuw van lokaal verhuisd naar de “La Nouvelle Fleur de Blé, in de “rue de la Crapaudière”, en had het een voetbalsectie toegevoegd 338
Daarnaast hielp Oswald en het feestcomité nog verder conférencees organiseren, zoals een lezing over gymnastiek door Cuperus op 14 september 1902 te Gent.339. Daarbij waren o.a. burgemeester Braun, luitenant- generaal Greindl, professor Paul Frédéricq aanwezig. Deze conference werd herhaald op zaterdag 15 en zondag 16 november 1902340, waar Oswald en zijn familie naartoe ging. Hij werd hiervoor bedankt door de Gentsche Turnbond341. Op 4 januari 1905 werd Oswald beschermend lid van de R.C.G. Daarnaast bleef hij turnleerkracht.
BRON: Familie-archief A.M. Van Werveke. In 1909 verhuisde de club opniéuw, terug naar de rue des Foulons nr.7342, en stelde een nieuwe secretaris E.Teirlinck aan. Begin april 1911 hield de R.C.G. in dit werklokaal voor de eerste keer een individuele gymnastiekwedstrijd voor de toegevoegde vrouwensectie (o.l.v. de monitrice Marguerite Paternotte, die door de voorzitter A. Frère een insigne kreeg in
335
PLAKBOEK p. 15, met als artiesten J. Bresou, H. Chemay, J. Duez, G. Haemelinck, G. Vanden Abeele, L. Vande Voorde, L. Yzenbrant, O. Dua,, F. Uyttenhove en pianist L. Duvossel: deze zouden in 1906 de cercle tJagerke beginnen, zie verder 336 PLAKBOEK p. 15 337 PLAKBOEK p. 15 & 17, De Turner, 7/ 6/ 1902 338 PLAKBOEK p. 38 339 PLAKBOEK p. 16: Flandre liberale, 15- 9 – 1902 340 PLAKBOEK p. 13 341 PLAKBOEK p. 16 342 PLAKBOEK p. 38
76
herinnering van de eerste vrouwengymnastiekwedstrijd)343. In de jury zaten Pieter Cériez (toen voorzitter van de Oost-Vlaanderengouw van de Belgische Turnbond geworden), Oswald, en na lange tijd opnieuw Edmond De Schamphelaere, als erelid.
4.3. De Chasseurs- éclaireurs (1900)
Ook in deze periode zou Oswald en de rest van het recruteringscomité (waaronder Armand Janssen, Em. Van Goethem, H. Chemay, J. Duez, E. Rodigas, G. Van den Abeele, P. van der Mensbrugge, Gustave Verbaeys, A. Van den Bos en L. Van de Voorde) voornamelijk opgeroepen worden om feesten van de chasseurs - éclaireurs te verzorgen. Op 15 november 1900 al kreeg hij de organisatie in handen van het jaarlijkse banket344. Naast hem hielpen ook Van Goethem, Janssens, Van Zantvoorde, Lippens, Rogghe, en Reyniers. Naast deze feesten gingen de gebruikelijke jaarlijkse inspecties van de wapens, kleding en uitrusting van de jagers door, ook werd elk jaar de verbintenis van de chasseurs hernieuwd, en hielden de chasseurs jaarlijks een een algemene vergadering (vanaf 1908 tenminste, in de vergaderzaal van de gemeenteraad) 345 . Vanaf die periode differentieerden de chasseurs meer in hun activiteiten, en sloten toneel-, literatuur- en muziekstukken in bij hun feesten. Op 2 december 1900 organiseerden ze bv. een toneelvoorstelling in de lokalen van de Kouter. Extra bijzonder hierbij was dat de nieuwe wetenschappelijke ontwikkeling, de Cinematochaskograaf gebruikt werd, die “acteurs uit het niets op het toneel toverde.”346 De reden daarvoor is dat ook zij secties begonnen toevoegen aan hun korps: een koorsectie (waaroder Oswald. Deze sectie zou in 1906 op zichzelf zou beginnen als t‟Jagerke, zie verder), een muzieksectie, en een toneelsectie. Ook bij de feesten van de chasseurs zou Oswald zijn passie voor fotografie aanwenden, op bij een zang- en literatuuravond op donderdag 14 november 1901 bv. operereerde hij de toenmalige diaprojector (de “toverlantaarn”) bij een lichtbeeldensessie van M. Rodigas met als onderwerp “Reis door Colombië”.347 Ook op zondag 6 december 1903 (en het jaar daarop, op zondag 11 december 1904348 .) organiseerde het recruteringscomité het jaarlijkse banket van de chasseurs in het “Hôtel de la Poste”, met een muzikaal deel, een revue, en een huldiging van de
343
PLAKBOEK p. 49: Flandre liberale, 10- 4- 1911. PLAKBOEK p. 12 345 PLAKBOEK p. 34 346 PLAKBOEK p.12, Vaderland, 2/12/1900 347 PLAKBOEK, p. 14 348 PLAKBOEK p. 22: krant onbekend. 344
77
gedecoreerde vrienden van het “croix civique”( het burgerlijk kruis, uitgeloofd door de regering).349 Op 9 oktober 1904350 werd sint Huibrecht – Sint Hubert – gevierd, de patroon van de jagers door de chasseurs met een banket. Er werd hierna weer stevig gezongen en moppen getapt door Hector Chemay, Emile Puttemans, Lucien van de Voorde, Van Der Mensbrugge, met Oswald voorop, die tussen vrienden “de caoutchoue, gommeélastique en gutta- perscha – duivel” genoemd werd. Begin maart 1906 werd de majoor- commandant Timmermans gepromoveerd tot officier voor zijn 30 jaar inzet voor het korps, en zijn 16 jaar commandantuur; en de kapitein-commandant Bouckaert en kapitein – adjudant – majoor Massyn benoemd als ridders van de Leopoldsorde351. Timmermans werd ook gehuldigd voor het feit dat hij het geregeld had dat de koning Leopold II in persoon een nieuw vaandel voor de chasseurs plechtig had opstuurd, en ook dat de kroonprins Albert Gent bezocht voor een liefdadigheidsfeest georganiseerd door de chasseurs. Maar wanneer deze twee acties precies doorgingen is onbekend352. Dit werd op zondag 25 maart 1906 gevierd met een muziekfeest353 (georganiseerd door het recruteringscomité) in de grote zaal van de Handelsbeurs (“la bourse de Commerce”), die voor de gelegenheid versierd was met ontelbare planten, vlaggen en wimpels met de kleuren van België, Congo en Gent354. Oswald precieze functie hierbij was: verantwoordelijke van de perstafel. Aan de eretafel zaten kapitein - bevelhebber Emile De Sorgher, gepensioneerd generaal de Ketelaere, Deneffe, luitenant Wauters, onderluitenanten Deplancke, Verbaeys, Seresia en Claeys, en dokter Maréchal355. Timmermans deed hierbij “een krachtigen oproep tot de jagers- verkenners opdat zij uit al hunne macht zouden medewerken tot het veroveren van den persoonlijken dienstplicht, die ons alleen een leger van 300.000 mannen kan verschaffen, noodig om onze grenzen te verdedigen.” Oswald en Julien Deplancke werden de “ziel van het feest” genoemd. Op 29 mei 1906 gingen de chaskens opnieuw op manoeuvre in de buurt van Zelzate356 Veel tijd voor het eigenlijke manoeuvre was er evenwel niet, want ‟s 349
PLAKBOEK p. 21 PLAKBOEK p. 22: Vaderland, 18/10/ 1904. 351 PLAKBOEK p. 24 352 PLAKBOEK p. 25: Vaderland 27/3/1906 353 PLAKBOEK p. 25: met J. Haesaert, (tenor), Proot, (baryton), en de kunstzangers De Sutter, Chemay, Vanden Bos, Vander Voodt en Leo Van Der Haegen, zangleraar bij het koninklijk conservatorium.. Kluchtige nummers door Vande Voorde, Mestdagh, De Wagenaere en Van Damme. De symfonie stond onder leiding van F. Uyttenhove. 354 PLAKBOEK p. 25: Vaderland 27/3/1906. 355 PLAKBOEK p.25: Vaderland 27/ 3/ 1906. 356 PLAKBOEK p.25: Het doel van de oefening was: « la défense d´un convoi de vivres, destiné à la place d´Anvers, menacé par une troupe ennemie. » 350
78
middags waren ze al uitgenodigd in een hotel voor een openluchtdiner, en in de namiddag voor een concert met J. Vandervoodt, Chemay, en Duez. Het diner zelf werd onder andere weer door Oswald en Emile van Goethem, naast Théo Lys en Désiré De Zutter georganiseerd. Zij waren “un sûr garant qu´ils (de Chasseurs) n´ auraient eu à reprocher à la viande qui se trouvait au fond de leurs gamelles ni la présence de vers, ni la durété de la semelle, ni la résistance du caoutchoue, ce qui aurait été pour tous... un beau dégât! » Bij het jaarlijkse banket op zondag 9 december 1906357 nam kapitein-bevelhebber Bouckaert, na 30 jaren dienst officieel ontslag. Hij werd gehuldigd met een muzikaal deel358 en een revue, opgesteld door Bogaert en Oswald. In gewichtig Frans werd deze revue als volgt beschreven: « Ce fut une pochade cocasse, jouée au son d´un orgue de barbarie, par une troupe desaltimbanques dont les guenilles laissaient à peine reconnaitre les plus joyeux drilles du bataillon, qui firent défiler, dans un vaste guignol, les événements saillants de l´année et les types fameux des chasseurs. » Kort gezegd was het een luchtig stuk, op orgel- en driltonen begeleid, waarbij de belangrijkste evenementen van het jaar werden opgevoerd en bekende chasseurs geïmiteerd werden. Volgens een brief van zijn secretaris Phlippo van het pas opgerichte kring ‟t Jagerke, had Oswald die avond simpele maar rake dingen gezegd, “in de Gentse geest die hem kenmerkt” (vertaling, ibid.). Hij zong liedjes over De Vigne, Pierlala, le Knape, en de hymne van ‟t Jagerke, enz.359 Op een publieke vergadering op 19 april 1907, in het stadhuis, werd de burgerwacht hervormd, op order van de koning Leopold II zelf. Op 22 april 1907 kreeg Oswald de bevestiging in een officieel document van de "Conseil civique de revision à Gand” (herzieningsraad van de Gentse burgerwacht)360, dat hij naast de chasseurs- éclaireurs ook een jaar vrijwilliger bij de jagers te voet moest zijn, maar dat hij daarnaast geen enkele verplichting meer had jegens de burgerwacht, omdat: “.. M.De Schamphelaere Oswald, n´est plus tenu, par son age, au service de la Garde civique.. » In de loop van juli 1907 stierf tevens een chasseur en goede vriend van Oswald Emile van Goethem. Bij zijn begrafenis vroeg Timmermans aan Oswald een paar vriendelijke afscheidswoorden voor te bereiden voor zijn gestorven kameraad361.
357
PLAKBOEK p. 26, krant onbekend, 19/ 10/ 1906 PLAKBOEK p.27: krant onbekend, 9/12/ 1906: met als artiesten Van den Bos, Haesaert, Bresou, Duez, Chemay, Proot, Vandevoorde en Van Damme. Duvossel op piano. 359 PLAKBOEK p. 26 360 PLAKBOEK p. 28 361 PLAKBOEK, p.32 358
79
Vanaf dan mindert de correspondentie tussen Oswald en de burgerwacht aanzienlijk, waarschijnlijk omdat Oswald zich vanaf dan volop inzette als voorzitter van de nieuw opgerichte kring ‟t Jagerke. Eind 1907 kreeg hij zelfs een standje van de nieuwe bevelhebber ad interim Em. Desorgher (Timmermans was eind dat jaar gestorven), omdat hij zijn engagement bij de chasseurs-éclaireurs niet vernieuwd had : « Permettez-moi d´espérer que vous ne persisterez dans cette attitude » 362. Zaterdag 5 december 1908 hielp Oswald wel nog mee een souper organiseren in eer van dokter en chef Léonce Verbrugghen, adjudant - onderofficier Edgar Buysse, sergeant- secretaris Ernest Moyar, en Gustave Servaes, die op een nationale schietwedstrijd de 7e plaats gewonnen had363. Midden 1909 werd Oswald tot erechasseur (“chasseur honoraire”) benoemd, maar bleef gemoeid in het recruterings- en organisatiecomité van de chaskens. Op 5 december 1909 organiseerde deze, samen met het officierenkorps van de Jagers- Verkenners, een groot banket voor Victor Carpentiers aanstelling tot majoorcommandant in de Handelsbeurs, die voor de gelegenheid versierd was met bloemen, planten en vlaggen364. Familie, ere- en actieve chasseurs, en recruten waren allemaal uitgenodigd.
Menukaart van het banket voor Victor Carpentier ter gelegenheid van zijn benoeming tot majoor-commandant van de jagers-verkenners, 5 december 1909. Bron: Huis van Alijn Gent. Oswald nam opnieuw de functie “commissaris der perstafel” op zich. Na een symfonisch deel, gebracht door de koninklijke symfonie van de vereniging „de Melomanen” o.l.v. hun dirigent Lievil Duvosel365, volgde een vocaal deel, door chasseurs- of oud-leden van het korps gebracht366. Veel anciens367 waren afgekomen, aan de eretafel zaten bij Victor Carpentier, kolonel Albert Verbessem, kolonel-stafoverste der omschrijving der beide Vlaanderen, kapitein- commandanten E. De Sorgher, G. Verbaeys, Aug. Massyn, , de dokter L. Verbrugghen, luitenanten René Wauters, luitenant Julien De Plancke( die voor zijn 28 jaar dienst het “croix civique” van tweede klasse kreeg), A. Janssens, de vaandeldrager Pierre Beghin, onderluitenanten Sérésia, Zeyen, De Heem en Boddaert, en de dokters Maréchal en Van Cauwenberghe. 362
PLAKBOEK p. 32 PLAKBOEK p. 30 364 PLAKBOEK p. 31, 36, 37 en 38 (krant onbekend, 7/12/1909) 365 PLAKBOEK p. 37, Flandre Libérale, 7 /12/ 1909 :12 stukken, A.Kimpe violist, H. Hebbelinck altist, J. Jacobs violist, en Th. Van der Cruyssen, viool en cello. 366 PLAKBOEK p. 37, Flandre Libérale, 7 /12/ 1909 : waaronder Haesaert, Bresou, Chemay, M. .Morimont, M.Van Duyse, J.Duez, R.Mestdagh, J.Van der Voodt, E. Van der Mensbrugghe, Eug. Van Damme, Aug. Loys, Ch. De Waegenaere, G. Haemelynck 367 PLAKBOEK p. 37, Flandre libérale, 7 /12/ 1909 : waarbij één van de stichters Domien Mertens, burgemeester van Ledeberg Latour, De Waegenaere, Schepens, Gaston Minne, Stalins, Evariste De Kneef, Emile De Stuyver, M. Moulinas, Verberckmoes, Paul Van Zantvoorde, Ernest Nowé, Taboureau, AstEre Bogaert, Maurice Lippens, Marc Baertsoen, Felicien Rogghe, Oscar Claeys, Ernest de Smet, Bouckaert, enz. 363
80
Carpentier toastte op de koning, en op het korps : « Fidèle aux traditions, qui existent au sein du corps,tout en restant défenseur avére des lois et règlements. » Hij feliciteerde ook Emile De Sorgher om 2 jaar lang commandant ad interim te zijn, na de dood van Timmermans. Timmermans werd herdacht, alsook de overledenen van dat jaar, de oude majoor generaal De Ketelaere, dokter De Neffe, en luitenant De Muynck. Daarna werd Carpentier gehuldigd met speeches, kunstobjecten, en kreeg hij een pagina in hun Gouden Boek ( waarvan de eerste pagina al gemaakt was, die de bevorderingen en benoemingen in de Leopoldsorde herinnerde van wijlen majoor Timmermans en van de kapiteins Bouckaert en Massyn).
Op zondag 19 november 1911 gingen de serie feesten voor het 50 jarig bestaan van de Chasseurs- éclaireurs in, deze werden volledig georganiseerd door de cercle t‟Jagerke in opnieuw het “Hôtel de la Poste”.368 Luitenant R. Wauters hield hierbij een projectiesessie, met een komische geschiedenis van het korps, samen met E. Buysse en Oswald. Veel oudere officieren en chasseurs daar, zoals de oude korpschef kapiteincommandant Van Aelbroeck. Deze feesten bleven maar doorgaan, op 20 juli 1912 vierden de chasseurs – éclaireurs de 50e verjaardag van de stichting van het korps369. Leden (buiten de vaste plaatsen voor de ereleden) mochten aan het feestcomité (secretaris E. Moyar en voorzitter J. Deplancke) laten weten met wie ze graag aan tafel zouden willen zitten. Belangrijk is dat op dit feest ook Oswalds broer terug aanwezig was, volgens het plaatsplan zat deze naast Oswald tijdens het banket.
4.4. De « Société Royale de la Grande Harmonie ».(1900) Op 21 december 1900370 kreeg Oswald het antwoord van de voorzitter De Ketelaere van de oude Brusselse muziekvereniging (gesticht in 1811), de "Société Royale de la Grande Harmonie” uit Brussel, voor het sturen van een charmant souvenir van hun feest van 29 november 1900, dat Oswald blijkbaar had bijgewoond. Buiten deze vermelding is het niet duidelijk of Oswald zich nog verder in deze vereniging gemoeid heeft hierna.
4. 5. Het Willemsfonds (1901)
368
PLAKBOEK p. 48: krant onbekend, 21/11/ 1911. PLAKBOEK, p.42 370 PLAKBOEK p.12 369
81
Op 8 december 1901 duikt het eerste verslag van een avond van het Willemsfonds – afdeling371 Gent op, waar Oswald duidelijk bij aanwezig was. Hij toonde namelijk bij een concert- voordracht, samen met Van Wilder en zijn schoonvader Arie Bruijn, “twee liefhebbers lichttekenaars” zijn diareeks: “een kijkje in Nederland”. De sympathie voor Nederland van het Willemsfonds en hun standpunt tegenover de oorlog in Transvaal was duidelijk: bij het tonen van de Nederlandse koningin Wilhelmina ontstond er een spontaan applaus, en ineens begon een persoon uit de zaal het lied “Wien Neerlandsch bloed door de aderen vloeit” te zingen. Eveneens bij het tonen van het portret van Paul Kruger raasde een storm in de zaal: “leve Kruger! Leve de Boeren! … en iedereen was het eens om met den voordrachtgever den wensch uit te drukken , dat die schandelijke oorlog weldra ten voordeele onzer stamgenooten van Transvaal zou eindigen, en dat de oude Kruger nog de vrijheid van zijn vaderland moge beleven.” 372 Ook op een volksvoordracht op 7 december 1902 in het Lakenmetershuis op de vrijdagsmarkt stuurde Oswald zichten van Amsterdam, voor te helpen bij een lichtbeeldensessie373. Hij schonk ook prijzen voor tombola‟s ten voordele van hun volksboekerijen, vb. op 27 januari 1903 374. Op dat moment kwamen onder invloed van voorzitter Frédéricq te Gent de liederavonden terug op gang375. Op zondag 4 november 1907 poogde men hem tevergeefs aan te porren om bestuurslid van het Willemsfonds te worden, op de jaarlijkse algemene vergadering, met algemeen voorzitter G.D. Minnaert; en secretarissen (schatmeester) J.Vercoullie en Pennoy.376 Het had misschien iets te maken met de interne moeilijkheden en stagnatie van het Fonds op dat moment, waarover Paul Frédéricq in juni 1914 bitter opmerkte: “… dat suffe midden van brave, zeer middelmatige flaminganten” 377. 4.6. De vriendenkring ‟T Jagerke (1906). Officieel op 6 oktober 1906, werd te Gent de Cercle ‟T Jagerke opgericht als dochterkring van de chasseurs- éclaireurs, en Oswald was één van de stichters. Een uitnodiging met hun embleem werd die dag rondgestuurd naar hun leden, voor een eerste wekelijkse vergadering op de maandag erop, van 6 tot 8 uur ‟s avonds in het Café des Arts, rue du Théatre 378. Dit café, het “Hôtel des mille colonnes” 379 op 371
Vanaf hoofdstuk 6 wordt de geschiedenis en de algemene werking van het Willemsfonds uitgelegd. PLAKBOEK, p. 12, krant onbekend. 373 PLAKBOEK p. 16 374 PLAKBOEK p. 21: kinderen onder 10 jaar waren hierop niet toegelaten, en men kon ook loten kopen voor 4 volksboekerijen van de Gentsche Afdeeling. Er waren prijzen te winnen, met als hoofdprijs 5 loten van de Gentsche Leening. 375 PLAKBOEK p. 42: Het Laatste Nieuws - 8/ 12/ 1921 376 PLAKBOEK p. 32: L.V., 5/ 11/ 1907 377 BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neomalthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735: p. 732 378 PLAKBOEK, p. 26. 372
82
het Lieven Bauwensplein, en het “café de Kiosque” op de toenmalige “Place d‟Armes”, zouden hun vaste stekken worden.
AFB: Het kersverse vaandel van het Jagerke, met daaronder de stichtingsdatum: 6 oktober 1906. Bron: plakboek. Haar vaandel (zie hierboven) was “…niet groot, en is ook niet overladen met ornamenten: alleen de naam der maatschappij, in blanke letters op donkergroenen grond, vier fleurons, een in iederen hoek, en verbeeldende: Leven- VreugdeVriendschap – Kunstmin. Als zinnebeeldend figuur: een jager- verkenner in marschtenue…”380 In de eerste plaats was deze kring opgericht als koorsectie van de chasseurs (Oswald was al bekend als een goed zanger tijdens de feesten van de chasseurs), maar was ook, zo zegt de krant “Vaderland”: “Tjagerke, dat is het kruimken-uit van de Jagers-Verkenners van Gent… wat zeggen wil dat men, om van dit puik kringje te mogen deelmaken, men in de rangen van de Chaskens marcheert of heeft gemarcheerd”.381 M.a.w., de kring « a été crée dans le but de maintenir la bonne amitié et la camaraderie entre les membres du corps » . Een « cercle d´ agrément », vriendenkring dus voor de chasseurs. Bij oprichting telde de kring 75 leden, waaronder veel actieve en ere-chasseurséclaireurs. In het bestuurscomité van deze kring zaten bij de stichting: als voorzitter T. Loys, als secretaris G. Phlippo, als schatbewaarder Oswald De Schamphelaere, en verder A. Bogaert, I. Carpentier, E. Den Duyts, A. Janssen, A. Lammens, E. Proot, F. Steurbaut, E. Van Autryve, E. Vander Mensbrugge, en Pr. Vogelaere382. De kring had ook bij oprichting een erevoorzitter, een zekere H. Van Eyck. Tussen de leden zaten o.a. A. Goetgeluk, E. Moyar, Ch. Reyniers, en G. Verbaeys (deze vormden vaak een feestcomité samen met Oswald). Naast wekelijkse maandagse vergaderingen organiseerde deze kring immers elke maand buitengewone activiteiten (wedstrijden zoals de permanente “concours des cavaliers” - schietwedstrijden, conférences, projectiesessies, intieme concerten en diners). Op 13 oktober 1906 bv. organiseerden ze een etentje in het “hôtel des Mille Colonnes”, op het Lieven Bauwensplein. Deze feesten bevatten steeds een filantropisch element: een collecte, of de medewerking aan een liefdadigheidsfeest tout court.
Afgaand op het aantal correspondentie weergevonden in het plakboek, was Oswald heel actief in deze kring en bij deze feesten.
379
PLAKBOEK p. 37: bij de uitbater, hun “kameraad” Van Ruymbeke. PLAKBOEK, p. 31: “Vaderland”, 16 /5/ 1907 381 PLAKBOEK, p. 31: “Vaderland”, 16 /5/ 1907 382 PLAKBOEK, p. 31: “Vaderland”, 16 /5/ 1907 380
83
Meteen na de oprichting in 1906 hield „t Jagerke tmeteen een serie winterfeesten, telkens in café‟s in het Gentse. Of Oswald het eerste winterfeest bijgewoond heeft is onduidelijk (maar vermoedelijk wel, gezien hij mee de kring oprichtte), maar op zaterdag 24 november 1906, woonde Oswald zeker hun tweede winterfeest mee, in het “café du progrès”, in de rue courte du Jour(Korte Dagsteeg)383. Oswald toonde die avond hierbij weer zijn befaamde diaprojecties, ook voerden een paar leden van de kring komische stukjes op en werd er een vat tripel gekraakt. Op deze Winterfeesten hielden de gewone chasseurs ook prijsuitreikingen, bij het tweede vb. was er een plechtig moment ingelast voor een prijsuitreiking voor winnende chasseurs bij de concours des cavaliers, door Frère. Ook het derde winterfeest op zaterdagavond 22 december zou Oswald bijwonen384, dit keer werd er een humorwedstrijd, een tombola (voor dewelke iedereen een kleine prijs meenam) en een monsterpunch gehouden, in de “Billard Turc” van het “café du Kiosque” op de Place d´Armes. De dag erop werden alle leden om 10 uur ‟s ochtends bij Oswald in de Veldstraat 19 uitgenodigd voor een groepsfoto door Oswald zelf genomen385. Rika kreeg als bedanking een bloementuil door de secretaris M. Phlippo. Diezelfde avond nog hield de kring een algemene vergadering om reeds de feesten van 1907 vast te leggen. De snelheid waarmee deze kring zich ontwikkelde en populariteit verwierf in het Gentse en omstreken was ongelooflijk. De reden hiervoor was de vermaardheid die de koorafdeling van de chasseurs- éclaireurs al voor de stichting van de kring bezat386, en de leden zelf: vele leden - Jagerkens waren op dat moment reeds gevierde artiesten in het Gentse. De leden Hector Chemay (basse chantante), A. Van den Bos (zware tenor en bekend uit het Gentse lokaal ´Goed Heil´), en Jacques Vandervoodt bijvoorbeeld, waren laureaten uit het “Gentsch Koninklijk conservatorium”; J. Bresou (basse noble) en E. Van der Mensbrugghe (baryton) waren zangers uit de Gentse opera (van Mensbrugghe zelfs uit de “grand opera”), J. Haesaert (lichte tenor) was een leerling aan het conservatorium van Gent, en ga zo maar door. Zelfs Duvos(s)el, de begeleider op piano en componist, was de directeur van de koninklijke symfonie van de vereniging „de Melomanen‟387, en had de eerste prijs in internationale wedstrijden te Parijs, Tourcoing, enz. gewonnen. Duvosel was tevens leider van de koorafdeling. Daarom is het niet verwonderlijk dat op zondag 3 februari 1907, amper 4 maand na oprichting, ‟t Jagerke al uitgenodigd was in het casino van St Niklaas voor een “Werk der gezonde lucht” ( een “Oeuvre du Grand-Air” of liefdadigheidsconcert), georganiseerd door een lokale filantropische kring388. T‟Jagerke werd als volgt geloofd: “Zeer talrijk zijn de feesten welke deze afdeeling immer met den grootsten 383
PLAKBOEK p. 22 en 26 PLAKBOEK p. 27 385 PLAKBOEK p. 27: la flandre liberale, 29/X/ 1906: deze foto is in het plakboek, maar wegens de slechte kwaliteit ervan niet in deze paper opgenomen. 386 PLAKBOEK p.29, flandre liberale,12/3/1907: zo had de koorsectie van de chasseurs al in 1896 eens meegedaan aan een weldadigheidsfeest op vraag van de Liberale Associatie 387 PLAKBOEK p. 37, flandre liberale, 7 /12/ 1909 388 PLAKBOEK p.30: krant onbekend, 26/1/1907 384
84
bijval gegeven heeft, en het mogen altijd echte kunstgewrochten geheten worden.” Voor hun optreden die dag kregen ze tijdens het souper na het concert een medaille. Op zondag 10 maart werden ze opnieuw uitgenodigd in het lokaal van de liberale kring van Oudenaarde voor een benefietconcert ten voordele van “l´oeuvre de l´Arbre de Noel” (“kerstboom der Werkmanskinderen”)389. Dit concert was voor kinderen van liberale arbeiders. Ze kregen hiervoor een gedecoreerde palm en een herinneringsmedaille. Hun populairste kringliederen: “De Vlag”, “Sous la feuillée” en “Willen wij ´t haasken jagen?” werden bij elk concert naar voor gebracht.390 Ook gingen bij elk concert een paar leden (P. Beghin en A. Janssens) programmaboekjes verkopen, om de clubkas te spijzen.391. Daarnaast organiseerde het bestuur (waaronder), zoals reeds gezegd ook zelf feesten. Op dinsdag 14 mei 1907 hield de kring een muzikaal familiefeest in de zaal van de de Kunst- en Letterkring (cercle littéraire, Rempart St- Jean,dichtbij de rue de Brabant)392Zowel het koor als solisten zongen die avond, waaronder ook voor de eerste keer vermeld de zangeres Gab. Step393. Er volgde ook een humoristisch deel met de lolbroek van de kring Eugeen Van Damme. Een erediploma werd aan Duvosel en Verbaeys in naam van de leden aangeboden, en majoor Timmermans gaf een medaille in naam van de chasseurs aan de kring als souvenirs 394. Ook hielden de dochtertjes van Haesaert en Janssen een collecte, voor de armen van de filantropische kring “De Romeinen.” Kortom, « une agréable soirée passée au milieu d´excellents amis, assistant à une manifestation d´art, particulièrement soignée et rapportant, au surplus, quelques adoucissements aux malheureux. » Elk jaar ging er ook een plechtige inwijding voor nieuwe kandidaat – Jagerkens (elk jaar varieerde het aantal, soms eens 10 , soms eens 25), en zelfs bij Oswald thuis in de Veldstraat 19, meerbepaald in zijn “vastes catacombes” onder zijn huis. Deze initiatie”plechtigheid” moet met een korreltje zout genomen worden, elke keer werd er door de kring een vat bier opzijgezet ( “un tonneau de Nectar Diabolique”), en ook was er geen galakledij vereist “gezien de staat van de plaats”, alleen de anciens moesten hun insigne dragen.395 Op één avond, zelfs bij de eerste keer dat dit georganiseerd werd op Allerheiligen 1907, gingen de aangeschoten jagerkens daarna met de vaandel in de hand verder op de boemel door de Gentse straten, naar hun lokaal het café de Kiosque, waar ze
389
PLAKBOEK p.29, krant onbekend, 10/ 3/ 1907 PLAKBOEK p.30: Zondag 3 februari 1907 391 PLAKBOEK p. 30 392 PLAKBOEK p.31 Flandre liberale, 15/5/ 1907. 393 PLAKBOEK p.31, Flandre liberale, 15/5/ 1907 : waartussen Van Duyse « dans l´air du Sonneur de ´Patrie´ ». Van den Bos, Jacques van der Voodt, Rowan, Hector Chemay, Eugène van Damme, Buysse en Moyar (instrumentisten). 394 PLAKBOEK, p. 31: Vaderland, 16 /5/ 1907 395 PLAKBOEK p. 28 390
85
bij elke pitstop op café een collecte voor hun gezang hielden, zogezegd “voor de weeuwen en weezen van t Jagerke”396.
In 1907 sloot o.a. Gustave Zeyen zich aan, 1908 kwamen o.a. Gaston De Vigne, Albert De Smet en Achille Minne bij de kring397, en in 1910 onder andere Henri Carlier en Eugene De Heem398 Ook gaven veel leden schenkingen aan de kring, om activiteiten beter te laten draaien. Tijdens hun 5e winterfeest, Op 27 januari 1908 in het café des arts, schonk Oswald een Sjoelbach die hij uit Nederland had meegebracht, voor een reuze Sjoelbachwedstrijd399. Ook schenkingen voor wedstrijden, nieuwe vaandels en voor kostuums enz. werden door de leden gedaan. In 1908 zou ‟t Jagerke druk verdergaan met het organiseren van liefdadigheidsfeesten, steeds met komische theaterstukjes en muziek ( op woensdag 12 februari zelfs in het Minardtheater400. Alle leden van het bataljon van de chasseurs en hun families kregen hierbij afslag voor toegang. Ook gingen de winterfeesten verder, waarbij Oswald soms zijn projectiesessie, zijn “reisje door Holland” hield. 401 Eind februari 1909 won Oswald eens de permanente wedstrijd aux cavalier, die elke twee maanden werden herstart402. Op 19 oktober van het zelfde jaar werd voor de eerste keer een nieuw administratiecomité gekozen403, met als nieuwe voorzitter Armand Janssen, vice- voorzitter Gustave Zeyen, hulpsecretaris Ernest Moyar en hulp- schatbewaarder Alphonse De Smet. De secretaris Georges Phlippo en Oswald, de schatbewaarder, bleven op hun post. Théo. Loys, Théodore Peeters en Gustave Verbaeys werden tot commissaris benoemd, en Victor Carpentier, de majoorcommandant van de chasseurs-éclaireurs werd ten slotte ere-voorzitter. De zaterdag erop werden al deze aanstellingen natuurlijk gevierd met een souper. Het jaar erop werd Oswalds functie vernieuwd in de algemene vergadering op 16 oktober. 404, op 2 november 1910 telde de kring officieel 116 leden, waartussen 30 beschermleden405. Ook werd Raymond de Rouck de nieuwe secrétaire- adjoint, Auguste Loys schatbewaarder – adjoint. Alphonse de Smet, Leon Moerman, Ernest Moyar werden commissarissen. In 1911 gingen de feesten verder, waarbij Oswald graag meewerkte bij een “causerie-conférence”. 31 januari 1911 bv. werkte hij samen met Phlippo en Buysse voor 80 projecties te tonen over het onderwerp: “De Gentse jagers- verkenners van 396
PLAKBOEK p. 33: als detail: ze zongen onder andere romances van Ingels, Emile des arts, Alphonse de Smet, Van Ruymbeke, en de Canck.(een Gents verteller). 397 PLAKBOEK p. 34 398 PLAKBOEK p. 38 399 PLAKBOEK p. 33 en 35 400 PLAKBOEK p. 33 401 PLAKBOEK p . 37 402 PLAKBOEK p. 37 403 PLAKBOEK p. 36 404 PLAKBOEK p. 39 405 PLAKBOEK p. 39
86
1887 tot nu”.406. Van begin april 1911 gingen de schietwedstrijden van Tjagerke door, prijzen werden ingezameld bij de leden (Oswald schonk er één), vanuit de kring zelf en drie van de “école de Tir des Chasseurs” 407. Deze wedstrijden waren voor alle leden, ook anciens, en op zondag of paasmaandag, en op maandag 24 april gingen er nog 2 wedstrijden door (de beste resultaten van 2 van de 3 sessies telden, en 5 kogels per sessie). De prijzen werden in hun lokaal de Café des arts uitgedeeld, en het aantal prijzen hangt af van de giften Oswald scoorde daarbij altijd vrij goed, 26 punten die keer. De commandant Majoor Carpentier was niet zo‟n Robin Hood en had maar 8 punten408. Op maandag 1 mei ging er een nieuwe wedstrijd door, met 4 sessies waarvan 2 opnieuw verplicht. Voor aan te moedigen blijven de punten voor de beste serie van zij die geen prijs gewonnen hebben tellen voor de volgende wedstrijd. Oswald werd hierbij 4e, de winnaar was De Heem. Op maandag 12 juni, in café des Arts, werden de prijzen uitgedeeld. Voor de middag werden de prijzen bij Oswald in de Veldstraat gedeponeerd409. Een nieuwe wedstrijd van 4 séances, waarvan 2 verplicht, ging tijdens de zondagmiddagen van juni door, van 9 tot half 12 ‟s middags. Zelfde regelgeving als voor de andere wedstrijden Op dinsdagavond 30 mei 1911 organiseerde Tjagerke samen met de directie van het theater Pathé in de Veldstraat een filmavond (het "nieuwe genre”) voor de leden van het bataljon, hun familie en vrienden, aan verlaagde prijzen410. Het was een speciaal programma, met speciale films, vooral wetenschappelijke zichten, industrieel, reizen, enz. om te beantwoorden aan de smaak van het publiek. Er werd ook gevraagd aan de leden van Tjagerke welke excursies ze zelf wilden doen. De excursie naar Leuven had het meest opgebracht. Als gevolg waren op de federale feesten van de Leuvense Chasseurs van 2, 3 en 4 september de Jagerkens uitgenodigd411. Op zondag 2 juli gingen ze naar Renaix, op eigen kosten. Op maandag 3 juli werden de prijzen uitgedeeld en opnieuw bij Oswald thuis gelegd. Op maandag 9 oktober 1911 werd het bestuur van tJagerke ook vernieuwd 412, Jean Burvenich werd hulp- schatbewaarder. Alphonse de Smet, Leon Moerman en Ernest Moyar werden commissarissen. 406
PLAKBOEK p. 40 PLAKBOEK p. 39 408 PLAKBOEK p.39 409 PLAKBOEK p. 40 410 PLAKBOEK p.39 411 PLAKBOEK p.40 412 PLAKBOEK p. 39 407
87
Op 7 oktober ging ook hun jaarlijks souper in restaurant Rubens, rue neuve St.-Pierre (gratis drank) door, na het souper was er een muzikaal deel met Jagerkeleden Berchmans en Janssens van het theater Flamand – leden moesten hun insigne dragen. in november 1911 een conférence van luitenant Wauters opnieuw, over de geschiedenis van het korps met projecties, en in december een souper door de kassa betaald, en een humorwedstrijd. Ze organiseerden ook op zondag 19 november 1911 de serie feesten voor het 50 jarig bestaan van de Chasseurs-éclaireurs, in het Hôtel de la Poste413. Op 22 januari 1912414. Kwamen er 2 beschermende leden bij: Prosper de Backer en Raoul van Trappen, en 10 effectieve kandidaatleden. Nu telde de cercle 130 leden, waarvan 32 Protecteurs.
De wekelijkse vergaderingen gingen intussen door van Tjagerke, in het lokaal van Café des Arts415. Op maandag 7 oktober werd het administratiecomité voor de helft hernieuwd (in totaal zijn ze met 9: een president, een vice, een secretaris en adjoint, een schatbewaarder en adjoint, en 3 commissarissen), omdat er 4 leden stopten in 1912: Oswald, Janssen, Phlippo en Zeyen. De nieuwe kandidaturen, , moesten op voorhand schriftelijk gepresenteerd worden aan de toen nog voorzitter Janssen.. Op 12 oktober was er een jaarlijks souper ten bate van hun kassa, in het restaurant Rubens, op speciale uitnodiging.
4.7. Nijverheid en wetenschappen (1907).
Oswald zou samen met zijn broer om commerciële redenen lid worden van deze vereniging, die de voornaamste Gentse industriëlen groepeerde. Zoals reeds vermeld, bracht op 25 juli 1907 de koning Leopold II een niet toevallig bezoek aan Gent. Hij wou immers een petitie van de Gentse industriëlen, in het vooruitzicht van zijn annexatie van Congo.416 Na een lang bezoek kwam deze terecht bij deze maatschappij, waarbij de naam De Schamphelaere viel als één van de meest gekende rubberfabrikanten, en hij weet had van diens productie van nepborsten, het “autre article, d´une nature un peu délicate”.
413
PLAKBOEK p. 48: krant onbekend, 21/11/ 1911 PLAKBOEK p. 40 415 PLAKBOEK, p.40 416 PLAKBOEK p.29 : flandre liberale, 25/ 7/ 1907 : na een bezoek en tocht via het kanaal van Terneuzen bezocht de koning de voornaamste plaatsen te Gent, als het Place Sainte-Pharailde, l‟Hôtel de la Poste, de st Michielsbrug , de universiteit, de provinciale syndicale Kamer – en de Handelsbeurs. 414
88
Een ander detail, dat niets met De Schamphelaere te maken heeft, maar wel met de positie van Leopold II tegenover de opkomende taalstrijd, wordt ook vermeld in dit artikel, wat enorm interessant is: « Au cours de sa visite, le Roi a fait de discrêtes allusions à la querelle francaise et flamande. Il a recommendé aux équipiers de toujours bien obéir à leur chef de nage, ... en français et en flamand. A la bourse, il a prie le chef-doyen, M. Cassiers, de remercier les voisinages, en francais et en flamand, du bel acceuil qu´il a reçu partout. » m.a.w. hij zag de twee talen best naast elkaar. Buiten een enkele vermelding, op maandagavond 16 december 1907, van een diaprojectie-avond waar Van Wilder en Oswald aan meewerkten, komt er hierna geen correspondentie van de maatschappij meer naar boven. 417 Een teken dat Oswald hier niet erg in gemoeid was. 4.8. De Gentse tak van het Algemeen Nederlandsch Verbond (1907 – 1914) Vanaf 1907 was Oswald lid van de Gentse tak van het A.N.V. Hij organiseerde samen met Van Wilder voor de letterkundige sectie van het Verbond418 zijn gebruikelijke lichtbeeldensessies voor in 1907419, en opnieuw op maandag 10 oktober 1910, waarbij hij werd geprezen voor “.. zijne buitengewone vaardigheid en zijn diepen kunstzin” 420 Van 1908, t.e.m. 1914, was hij bestuurslid van de letterkundige afdeling van de Gentse tak van deze vereniging 421. Het A.N.V. werd in 1895 opgericht op initiatief van Hippoliet Meert (1865 – 1924, een Brusselse hoogleraar) , en in 1898 goedgekeurd. Het was ( en is nog altijd) een internationale vereniging die streefde naar samenwerking op vlak van taal en cultuur, in het hele Nederlandse taalgebied (waaronder Zuid-Afrika). Het was deze vereniging die naast het Willemsfonds het meest het verloop van de Boerenoorlogen in de gaten hield, en zich samen met het Willemsfonds inzette voor de vernederlandsing van de Gentse hogeschool. Juist voor de lichtbeeldensessie van Oswald op 10 oktober 1910, had de zittingleider Lefèvre nog “met korte woorden verslag gedaan over de zitting der tegenstanders der Gentsche Vlaamsche Hoogeschool en spoorde aan tot een nog hardnekkigeren strijd tot verovering van ons ideaal”. De letterkundige afdeling van de Gentse tak kwam elke maandag samen in het Notarissenhuis te Gent, en had tot volgend specifiek doel: 417
PLAKBOEK p. 32 : Flandre libérale, 14 /12/ 1907 PLAKBOEK p. 32: Vaderland, 6/12/ 1907 en Volksbelang, 7/12/ 1907 419 PLAKBOEK p. 29 : flandre liberale, 6/12/ 1907 420 PLAKBOEK p. 48, Het Volksbelang, 29/10/ 1910 421 PLAKBOEK p. 32: naast G. Brienen, Eg. De Backer, Mej. R. De Guchtenaere, P. Frédéricq, Joh. Lefèvre, M. Minnaert, H. Meert, G. Rouckhoudt, Ds. Domela Nieuwenhuis, H. Van der Spurt, Osc. Van Houwaert, C. Van Oost, L. Van Puyvelde, G. Van Ryn, Mej. M. Van Ruymbeke en J. Vercouillie. De voorzitter op dat moment was Raymond Speleers, de ondervoorzitters W. De Hovre, Lambrecht Lambrechts, en als secretarispenningmeester J.Eggen 418
89
“Hierin werden vele Vlaamsche oningewijden, die we uitnoodigen en die wellicht niet vermoeden, welk midden van beschaafd, gezellig verkeer, welke kweekplaats van Nederlandsche kultuur onze Maandagvergaderingen zijn. Daar wordt gehandeld over letterkunde, taal- en taalbelangen, over wetenschap. Voor rijke afwisseling wordt ook gezorgd voor actualiteit. Onze Letterkundige krachten komen daar voordragen en voorlezen hun nieuwsten letterkundigen arbeid. En wat kan er belangwekkender zijn, dan de scheppers van letterkundige schoonheid, die zij het best voelen, in eigen persoon, die schoonheid anderen te doen genieten?” 422 In deze letterkundige afdeling traden vele bekenden op423, en ook uit het Willemsfonds, waaronder Dr. Maurits Sabbe, en Alfons Van Werveke (de vader van Oswalds toekomstige schoonzoon Hans). Oswald zelf was op het organiseren van lichtbeeldensessies niet zo frequent aanwezig in het A.N.V., gezien de enige vermelding van het bijwonen van een voordracht op 2 december 1912 in het Vlaamsch Huis op het St.-Baafsplein was; en Oswald bij de lichtbeeldensessie aangekondigd werd als Oscar De Schamphelaere424.
4.9. De Club Nautique de Gand (1911).
Op 26 oktober 1911 zou Oswald gehuldigd worden voor zijn 25 jaar lidmaatschap hiervan, samen met zijn broer, Alb. Baertsoen, en nog vijf andere leden. Ze kregen allemaal een felicitatiediploma van de Belgische federatie, samen met een uitnodiging voor het jaarlijkse banket van de club. Ook werd die avond senator Emile Coppieters tot ere- vicevoorzitter gemaakt425. Aan de eretafel bij dit feest zouden de voorzitter van de club Maurice Lippens, senator Emile Coppieters en dokter Walton zitten. Er werd gedronken op de koning, daarna op de vele prijzen die de club gewonnen had, en dan op hun kampioen, een zekere Veirman426. Er werd gehoopt dat de club mee zou doen bij de Wereldregattas, ter gelegenheid van de Werelexpo in 1913. Oswald had in deze periode een motorbootje, maar dit bootje zou tijdens W.O. I gevorderd worden door de Duitsers als één van hun transporten naar de Yzer. Na het vertrek van de Duitsers was het bootje niets meer dan een “épave” (een wrak)427. Na de oorlog zou Oswald opnieuw een roeiboot kopen, voor “ballades sur la Lys“, (boottochtjes op de Leie). 422
PLAKBOEK p. 38 PLAKBOEK p. 38: waaronder Herman Teirlinck, Karel Van de Woestijne, Lod. Scheltjens ,Hugo Verriest, Gustaaf De Mey, Lod. Baekelmans, August Vermeylen, Mej. Dr. Van der Graft, Mej. Dr. Aleida Nyland, Gustaaf D´Hondt, J. Verschoren, René De Clercq, Richard De Cneudt, Johan Lefèvre, Lambrecht Lambrechts, Professor Logeman, Oscar Van Hauwaert, Professor Vercoullie, Professor Blok, Alberik De Swarte, Prayon Van Zuylen, Prof. C. De Bruyne, A. Van Werveke, Oswald De Schamphelaere, B. Maas, dr. Maurits Basse (schrijver van “Aan´t Minnewater”, “een mei van vroomheid”, “de filosoof van ´t sashuis”, “pinksternacht”), Leo Meert, Dr. Daels, dr C. De Bruycker, en noem maar op 424 PLAKBOEK p. 48, Vlaamsche Gazet, 2/ 12/ 1912 425 PLAKBOEK p. 39 426 PLAKBOEK p. 48, Flandre liberale, 6/ 11/ 1911 427 PLAKBOEK p. 48 423
90
AFB: Oswald op een boottochtje. De foto zou door niemand minder getrokken worden dan zijn schoonvader A.C. Bruyn. Bron: familie-archief A-M Van Werveke.
91
HOOFDSTUK 5: de wereldtentoonstelling van 1913 en de Groote Oorlog (1913 – 1918) 1. Algemeen: de Wereldtentoonstelling te Gent in 1913. Het vooroorlogse België was een enthousiaste organisator van deze evenementen, met zijn eeuwenoude traditie van jaarmarkten en handelsbeurzen. Sinds de jaren 1880 hadden er in België niet minder dan 3 plaatsgevonden: de eerste keer te Antwerpen in 1885, daarna te Brussel in 1897 en tenslotte te Luik in 1905. Het was dan ook logisch dat het industriecentrum Gent stond te popelen om de opvolger van Luik te worden op het World Fair- palmares. Het enthousiasme was zodanig groot, dat toen er in 1905 geruchten kwamen dat Brussel nog eens een wereldtentoonstelling in de wacht zou slepen, een bittere reactie uit het Gentse sterk naar voor kwam428. Ook in commerciële en industriële middens beet men zich steeds meer definitief vast in de idee van een expo die industrie en handel een extra elan zouden geven429. Deze interventie, zelfs met de steun van burgemeester Braun, leverde echter weinig op: van overheidswege werd aan Braun meegedeeld dat de eerstvolgende wereldtentoonstelling al jarenlang aan Brussel beloofd was, en onmogelijk verdaagd kon worden. Deze ontgoocheling kon echter de Gentse geestdrift niet meer stillen, en nog tijdens dezelfde zitting werd eenparig besloten dat “Gent rang (zou) nemen om drie jaar na Brussel een Wereldtentoonstelling in te richten”. Ook zou een wereldtentoonstelling als het ware de logische kers op de taart van jarenlange bouwactiviteit in het Gentse zijn, waarvan de verbouwing van de Kuip van Gent de meest ingrijpende verandering was430. Daarenboven werden er massa‟s gebouwen “historiserend” gerestaureerd, waaronder het Belfort, de Lakenhalle, de Gras- en Korenlei, het Gravensteen, en talloze andere, alsook werd er door het verleden geïnspireerde nieuwbouw neergepoot, met als uitschieters het Postgebouw en het St. Pietersstation431. Dit alles viel natuurlijk samen met de topjaren van de Gentse burgemeester, Emile Braun (1849 -1927). Deze was een typische exponent van het burgerlijk optimisme, en een voormalig stadsingenieur, wat voor een groot deel de doelgerichte aanpak van de expo verklaart.
428
Flandre liberale 16/10/1905: Men vond dat de belangrijkste steden van ons land reeds voldoening hebben gekregen, en Gent steeds geweerd werd. Maar volgens hen weet iedereen nochtans hoezeer een internationale expo de welvaart van een stad ten goede komt 429 K. DEVOLDER, verhandelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, XX, Gent, 1994: “Op 20 oktober zegden afgevaardigden van “Le Cercle commercial et industriel”, het trefpunt van de industriële elite, burgemeester Braun “hun alleractiefste verzet toe om het succes van de onderneming te verzekeren”. Braun, zelf bijzonder begerig om “de hervormde en verfraaide stad aan de buitenlanders te doen kennen”, beloofde bij de regering ten gunste van Gent tussen te komen.” 430 Ibid: Deze werken gingen van start na de brand in het Gents Stapelhuis aan de Graslei op 24 febuari 1896, en zouden uitmonden in een totale transformatie van de Gentse binnenstad. Het hoofddoel was om de stad zijn historische Middeleeuwse sfeer en waarde terug te geven, pleinen te creëren op plaatsen waar de binnenstad verstikt werd door een wirwar van huisjes, en vooral om ruimte en ordelijkheid te scheppen, daar waar de chaos het sterkt dreigde te worden. 431 Ibid.: op die manier werkte de wereldtentoonstelling ook als een soort van katalysator, 1913 werd als deadline gelegd voor een groot aantal projecten. Vandaar natuurlijk dat veel projecten in een vaart werden afgewerkt, waardoor de bouwmaterialen vaak van minder duurzame aard waren.
92
De Wereldtentoonstelling zou een nog nooit geziene manifestatie worden die Gent zou meemaken. 7 jaar aan een stuk werkte men koortsachtig aan de voorbereiding en opbouw ervan, een dertigtal landen werden vertegenwoordigd, 120 hectare grond werd volgebouwd met paleizen en paviljoenen, duizenden verleenden hun medewerking, honderdduizenden bezoekers van heinde en verre stroomden toe, miljoenen franken werden opgesoupeerd en de gerestaureerde eeuwenoude Gentse bouwschatten werden er gepresenteerd. Overal verschenen er postkaarten en krantenartikels om dit evenement te promoten en zo nog meer bezoekers naar Gent te lokken432. Deze grootscheepse actie was nochtans slechts in oorsprong een privéonderneming, waarbij de stad en de staat zich pas later aansloten. Het initiatief kwam van een industriële elite van de stad, die jarenlang voor dit project zou vechten. Eens de voornoemde goedkeuring door de nationale overheid gepasseerd was, kwam er een algemene consensus, die alle twijfel zou wegvagen. Alle creatievelingen en kunstenaars433 droegen hun steentje bij tot verfraaiing van het hele gebeuren, en brachten zo hun eigen stijl tot bij het wel heel brede publiek. Ook Oswald en Edmond De Schamphelaere, en de rest van de Gentse burgerij deden mee aan dit krankzinnig grootse plan434. Maandenlang voor de officiële openingsdag van de expositie op 26 april 1913 gingen betalingslijsten rond bij allerlei verenigingen435, hoge beroepen436, particulieren437, de adel438, rijke weduwen, tot en met gemeenteraadsleden439 van Gent en omstreken. Edmond, als administrator van de N.V. Colonial Rubber, op de Rue Traversière (de huidige stropkaai) 23, schonk 1000 frank, net zoals Oswald in zijn eigen naam. Om de ambitie van de wereldtentoonstelling nog extra in de verf te zetten: Oswald en Edmond stonden op reeds de 14e inzamellijst, en het opgeteld resultaat van de vorige lijsten was al opgelopen tot 953.800 frank. In totaal zou er meer dan een miljoen frank verzameld worden.
432
zie: G. DREZE, La joyeuze entrée de S.M. le Roi Albert dans la ville de Gand le 22 juin 1913, stedelijke volksboekerij, 1913. - Gand exposition 1913. Nr. Spécial de la revue de Belgique -Gand-exposition : organe officiel de l’exposition universelle et internationale de Gand en 1913 - Le livre d’or de l’exposition universelle et internationale de Gand en 1913 -L’exposition de Gand 1913 Deze laatste twee werken bevatten nog de gebundelde originele postkaarten, kopies van gravures en de schilderijen die er tentoongesteld werden. 433 .CAPITEYN, A, Gent in weelde herboren. Wereldtentoonstelling 1913, stadsarchief Gent, 1988: kunstenaars zoals Domien Ingels (met pleisteren beeldhouwwerken van een buffel, een stier en oeros, die oorspronkelijk in brons gepland waren) en Alois De Beule (die instond voor de plannen van het beeldhouwwerk het ros Beyaert) stelden zich kandidaat om de expo op te fleuren. 434 PLAKBOEK p. 40 435 PLAKBOEK p. 40: De spaarvereniging "L'économie" met als lokaal „Gambrinus‟ schonk vb. al op zichzelf 3400 frank. 436 PLAKBOEK p. 40: zo vb. schonken de notarissen van Gent samen 21000 frank, en op de lijsten kwamen ook veel (weliswaar veel kleinere) donaties voor van advocaten, 200 fr. ongeveer p.p. 437 PLAKBOEK p. 40: in alle mogelijke varianten: brasseurs, industriëlen, kleermakers, bakkers, … 438 PLAKBOEK p. 40: vb. baron Henri De Lanier, de burgemeester van Zwijnaarde. Deze schonk 2000 fr. 439 PLAKBOEK p. 40: consuls, gemeenteraadsleden, procureurs- généraux, enz.
93
De expo ging officieel van start op 26 april 1913, met een bezoek door koning Albert en koningin Elisabeth aan Gent. Ze werden ontvangen en rondgeleid door de voorzitters van het expo- comité, de burgemeester Braun en minister Cooreman. Het feest duurde vijf maanden, het regende inhuldigingen en bezoeken van binnenen buitenland. Zo‟n 9 miljoen bezoekers zouden de expo bezocht hebben en zou na afloop in de traditie van de wereldexpo‟s met de grond gelijk gemaakt worden. Op 2 juni440 was er naast de inhuldiging van de Salon des Sports ook de plechtige opening van de stand van reisartikelen, fijnlederen, caoutchoue en dergelijke. Deze bevond zich in de hal dichtbij de hoofdingang, aan de linkerkant van de Eerelaan. Net als de andere standen had deze ook een comité, met als voorzitters Donaux en … De Schamphelaere441. De uitgenodigde overheidspersonen442 werden ook door deze beide ontvangen. Donaux hield een openingsrede, en vermeldde de spectaculaire uitbreiding van deze verschillende sectoren sinds de laatste Wereldtentoonstelling te Brussel. Waar deze vroeger maar 350 m² innam, nam deze nu 800 m² in aan verschillende standjes. De merkwaardigste uitstalling vond men die van de bekende pijpen, porte-sigaren en tabakhandelaar Ph.Caron uit de Veldstraat443. In afwezigheid van de belette commissaris- generaal van de expo, Jean de Hemptinne, wenste burgemeester Braun, de voorzitter van de tentoonstelling, de inrichters geluk met hun afdeling, en hoopte dat al de andere Belgische stands nu ook bijna klaar zouden zijn444. Hij “bracht ook een woord van lof aan de firma P. De Schamphelaere, die de caoutchouc-nijverheid in 1849 te Gent invoerde.” Ook Oswald kreeg viel in de prijzen op de Wereldtentoonstelling, met een schitterend ere-gymnastiekdiploma445 van het organisatiecomité van de expo en het centrale Sportcomité446.
Bron: plakboek p.41 Met de afloop van de Wereldtentoonstelling rees natuurlijk de vraag of de stad geslaagd was in haar hoofddoel, namelijk het stimuleren van de industriële en 440
PLAKBOEK p.49: Gazette van Gent, 2-6-1913. PLAKBOEK p. 49: de algemene voorzitter van de groep was de heer Coetermans, en verder als ondervoorzitters Fontaine, Fonson, Michel Jackson (niet te verwarren met contemporaine rubberproducten), Tempels en Van Cleef- Cerf, secretarissen Truyen en Vincke en als schatbewaarder Caron. 442 PLAKBOEK p. 49: die echt talrijk waren, hier zijn de voornaamste opgesomd: Luitenant-Generaal Guiette, Emile Braun, Maurice de Smet de Naeyer, H. Boddaert, Alb. De Porre, Georges Carels, Maurice Lippens, Gaston Périer, Gregoire, J. Cupérus, Edg. Lippens, J. Feyerick- burggraaf de Nieuland en de Pottelsberghe, baron van Zuylen van Nyevelt, Hardy de Beaulieu, J. Mechelynck, Gaston Carels, kolonel Werbrouck, Van Schelde, commandant Grad, Thiryn, Cam. Mys 443 wiens winkel trouwens nu nog altijd bestaat in de Veldstraat, en waar nog altijd rookwaren verhandeld worden. 444 Dit is een zoveelste bewijs dat de Wereldtentoonstelling te Gent in praktijk een “work in progress” moet geweest zijn, waar er zelfs naar het einde van de expo nog altijd gebouwd en geherorganiseerd werd. 445 PLAKBOEK p. 41 446 PLAKBOEK p. 41: deze bestond uit : de secretaris E. Grade, de voorzitter Albertynck, en algemene directoren J. Casier, E. Coppieters, en M. De Smet De Naeyer. 441
94
commerciële ontplooiing van de stad. Alles wijst er echter op dat Gent door het uitbreken van de eerste Wereldoorlog amper 9 maanden na de sluiting van de expo niet of nauwelijks de vruchten heeft geplukt van haar inzet en investeringen. Wat wel vaststond, is dat de Wereldtentoonstelling echter voor ernstige financiële katers heeft gezorgd in de stadskas. De expo NV bleef na demolitie van de pleisteren paviljoenen zitten met een deficit van 4,5 miljoen frank447. Deze som kwam nog eens bovenop de slordige tien miljoen die de stad ter gelegenheid aan de expo gespendeerd had 448. Na de expositie van 1913 zouden op de vroegere expo- terreinen twee nieuwe wijken groeien, het St. Pieters-Aalst en het Miljoenenkwartier.
2. Verenigingsleven 1913- 1914.
Gedurende 1913 zou er nog wat correspondentie en informatie opduiken over Oswalds verenigingsleven, uit de volgende kringen, maar na oktober 1914, met het uitbreken van de wereldoorlog, is er een groot gapend gat in het plakboek t.e.m. 1918, geen pers, brief of wat dan ook.
2.1. De Koninklijke Belgische Turnbond. (1913)
Op 20 en 21 juli 1913 voor de leerlingen (jongens en meisjes), en van 14 tot 17 augustus (voor de leden) ging in Gent het 35e Belgisch Turnbondsfeest, (“Fête federale Belge de Gymnastique”) door449. Oswald zat in het organiserende comité, in de functie van verantwoordelijke voor de logementen van de honderden gymnasten die toen enkele dagen te Gent en omstreken logeerden.450. Ook werd hij opnieuw bondsvaandrig451. Op 15 augustus 1913 woonde Oswald ook een banket van de K.B.T. in de Lakenhalle in het Belfort bij452. 2.2. „t Jagerke(1913) Op 17 november 1913453 kwamen een 100-tal chasseurs- éclaireurs samen in de grote zaal van de Taverne St Jean, voor het banket voor het Koningsfeest, en voor 447
DEVOLDER,K, verhandelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, XX, Gent, 1994: een bedrag waarvan de stad de voornaamste, zoniet de enige schuldeiser was. 448 DEVOLDER, K, verhandelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, XX, Gent, 1994: de “put” werd in de nadagen van de expo een geliefkoosd onderwerp van hekeldichten. Op één der ludieke doodsbrieven van de wereldtentoonstelling rijmde Henri Van Daele: “Joa we zijn van u verlost, maar g‟hêt ons genoeg gekost”. 449 PLAKBOEK p.49 : krant onbekend, 4/ 6/ 1913. 450 PLAKBOEK p. 42 451 jubelfeest 452 PLAKBOEK p. 43 453 PLAKBOEK p. 49, Flandre liberale, 18/11/ 1913.
95
de de viering van het 9- jarig bestaan van TJagerke. Hierbij kreeg schatbewaarder Oswald een geschenk, namelijk een terracotta jager454. Daarna volgde er een muzikaal deel, door de leden van ‟t Jagerke zelf. De dag daarvoor had t‟Jagerke zijn algemene vergadering gehad, waarbij Ernest Moyar zijn mandaat niet vernieuwde, en Leon van de Putte, Alph. De Smet, en L. Moerman tot commissaris werden verkozen. Het comité zag er op 16 november 1913 als volgt uit : Erevoorzitter Victor Carpentier; voorzitter Armand Janssen; vicevoorzitter Gustave Zeyen; secretaris Georges Phlippo; adjunct- secretaris Raymond de Rouck, schatbewaarder Oswald, adjunct – schatbewaarder Achille Minne, en als commissarissen Alphonse de Smet, Léon Moerman, Léon van de Putte. 455 Tijdens de vergadering werd er ook van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele afwezige leden bij de oren te trekken: « Nous constatons avec regret que plusieurs membres sont restés en défaut de se présenter au local aux réunions du lundi depuis la reprise des séances. Il leur a été adressé une convocation par rappel, et nous espérons qu‟il suffira d‟appeler leur attention sur l‟article 22 du règlement. » Tot vlak voor de oorlog bleven de wekelijkse bijeenkomsten van de kring doorgaan, ze hielden zelfs nog een familiefeest eind januari 1914 (waarbij het niet duidelijk is of Oswald daarbij aanwezig was).
2.3. Het Van Crombrugghes Genootschap (1913)
Op 26 december kreeg Oswald na lange tijd nog eens een brief in de bus van het Van Crombrugghe genootschap, waarmee hij dus blijkbaar nog contact mee onderhield456. Het hoofdbestuur bedankte Oswald hierin voor geschonken boeken aan hun bibliotheek, en ze gingen de werken een bijzondere rangschikking geven. 2. 4. ‟t Zal wel gaan (1914)
Juist voor het uitbreken van de oorlog zou Oswald in contact staan met deze studentenvereniging, die in nauw contact stond met het Willemsfonds. Dit taalminnende studentengenootschap (die nu nog altijd bestaat als de oudste Vlaamse studentenvereniging) werd door Julius Vuylsteke gesticht in 1852, onder de kenspreuk “Klauwaert en Geus”. Ze was hardnekkig Vlaamsgezind en vrijzinnig, maar toch onderhield ze veel contacten met andere verenigingen, om de Vlaamse ontvoogdingsstrijd te voeren en de strijd voor het Vlaamse rechtsherstel, zowel voor als na de oorlog.
454
PLAKBOEK p.42: gedoneerd door de secretaris Phlippo PLAKBOEK p.42 456 PLAKBOEK p. 45 455
96
Elke brief eindigde wel met “onzen vrijen Vlaamschen groet” of “met Vlaamsche groeten”. Op 6 februari 1914 schonk Oswald een stempel aan deze vereniging, en ook één aan hun gelijknamig tijdschrift, in de Begijnhoflaan nr. 24. Als dank stuurden ze hem regelmatig hun tijdschrift, “…hopende dat U het bij Uw vrienden bekend zult willen maken”. 457 Bijzonder bij deze briefwisseling is dat de studentenvereniging in één brief een karaktertrek van Oswald detecteerden op dat moment: de zorg waarmee hij elk werk omringde: “Het feit dat u zelf een eerste proeve van stempel als onvoldoende achtte, heeft ons diep aangegrepen. Die kleine trek van zorg besteed aan het werk, bewijst ons hoe stipt en hoe nauwkeurig alle werk in uw van oudsher bekend huis, moet geschieden.” Na de oorlog zou Oswald alleen nog de 75e Verjaardag van de kring meemaken in februari 1927, waarbij hij in functie van voorzitter van het Willemsfonds zou spreken, maar verder duikt er van verbintenis tussen Oswald en deze studentenkring geen bewijs meer op458. Vanaf oktober 1914 stopt, zoals al gezegd, sowieso elke correspondentie, want de Wereldoorlog had Gent bereikt.
3. De Groote Oorlog.
3.1. De Gentse bezetting.
Op 4 augustus 1914 brak de hel los. De troepen van de Kaiser drongen ons land binnen na het weigeren van de Belgische regering van een Duitse vrije doortocht naar Frankrijk. Het Belgische leger begaf het vlug, en bijgestaan door Britse en Franse geallieerden trok Koning Albert met de troepen zich terug naar de Ijzervlakte, waar de oorlog zou worden verdergestreden. Luik, Brussel, Aalst vielen achtereenvolgens, en de geruchten deden al vlug de ronde dat de Duitsers naar Gent oprukten. Onrust ontstond in de stad, enkele avonden gingen bendes op stap om door Duitsers bewoonde huizen aan te vallen, maar de politie kon, in samenwerking met de Gentse burgerwacht, waar Oswald lid van was, de orde herstellen459. Burgemeester Braun liet affiches plakken en omzendbrieven naar alle woningen sturen, waarin de inwoners tot kalmte werd gemaand. Braun hamerde erop dat Gent een “open” stad bleef, en de mensen moesten de Duitse troepen laten passeren 457
PLAKBOEK p. 42 PLAKBOEK p. 67: Het Laatste Nieuws, 21/2/ 1927 459 CAPITEYN, A, Gent en de eerste wereldoorlog: het stadsleven in de jaren 1914-1918. Gent: Stad Gent, 1991. 127 p.: ill. p. 18 458
97
“zonder er een bijzondere aandacht voor te betonen”. In de loop van september poogde hij ook meermaals te onderhandelen met de Duitse troepen, opdat Gent niet zou bezet worden. Dat lukte Braun aanvankelijk, de Duitse generaal von Böhn stemde ermee in, op voorwaarde dat de burgerwacht ontwapend zou worden, en dat Gent haver, sigaren, mineraalwater,verbandstof, fietsen, motorfietsen en allerlei andere artikelen (zoals champagne) zou leveren. Maar de aanhoudende gevechten tussen geallieerden en Duitsers te Melle op 9, 10 en 11 oktober, en de strategische ligging van Gent als een mogelijke doorvoerplaats, zorgden er toch voor dat het noodlot zich voltrok. Op 10 oktober viel Antwerpen, dezelfde dag vroeg de Belgische regering asiel in Frankrijk. De nachtmerrie van de Gentenaars kwam uit: in de ochtend van 12 oktober kwamen een tiental Duitsers te paard en per fiets via de Dampoort de stad in . Ze werden op het Stadhuis door het schepencollege ontvangen. Een half uur later kwamen twee Duitse officieren naar het Stadhuis om te onderhandelen, en uiteindelijk ook generaal von Beseler. Hij deelde de schepenen mee de stad nog dezelfde dag te willen bezetten. Om dit rustig te doen, nam hij zes gijzelaars die bij de minste vijandelijkheden van de bevolking zouden neergeschoten worden. Hiertussen bevonden zich schepenen Anseele en De Weert, en de gemeenteraadsleden Coppieters en Vander Stegen, de latere burgemeester van Gent. De Duitse vlag werd gehesen, rond twee uur in de namiddag rukten de Duitse troepen Gent binnen voor vier lange jaren. In 3 talen hing de generaal affiches uit in de stad met een duidelijke boodschap: de vijandelijkheden moesten onmiddellijk worden gestaakt, en de verstopte wapens ingeleverd worden op het stadhuis, ook die van de burgerwacht, zoniet werd de stad in brand geschoten460. Dit betekende op slag het officiële en definitieve einde van de burgerwacht, de sectie chasseurs- éclaireurs van Gent, en alle subverenigingen ermee verbonden, zoals t‟ Jagerke. Na de oorlog werd de burgerwacht niet meer hernieuwd461. Ongeveer 12000 Duitse militairen werden in de stad gelegerd die heel wat diensten bemanden. Gent werd omgevormd tot een legerkamp: stations en waterlopen voor transporten werden verbeterd, militaire hospitalen en barakken werden in hotels overheidsgebouwen en in de vroegere Wereldtentoonstellingpaviljoenen ondergebracht.462
3..2. Het openbare leven.
De bezetter dirigeerde het openbare leven met ijzeren hand: verordeningen die op straat werden aangeplakt, censuur op post en pers, alle politieke berichtgeving was verboden, een algemene identiteitscontrole (voor het eerst mét foto) werd ingevoerd. 460
- CAPITEYN, A, Gent en de eerste wereldoorlog: het stadsleven in de jaren 1914-1918. Gent: Stad Gent, 1991. 127 p.: ill. : p. 24 461 VELDEMAN, P, fonds burgerwacht. Voorlopige inventaris van het archief van het hoofdkwartier van de burgerwacht van Gent. 1848- 1898. versie 1.0., augustus 2006 462 - CAPITEYN, A, Gent en de eerste wereldoorlog: het stadsleven in de jaren 1914-1918. Gent: Stad Gent, 1991. 127 p.: ill. p. 26
98
Reizen was enkel mogelijk mits speciale vergunning, veel prominenten werden wegens passief verzet naar Duitse krijgsgevangenkampen weggevoerd, duizenden arbeiders werden verplicht tewerkgesteld in de werkkampen van Noord- Frankrijk, 52 burgers werden – meestal op beschuldiging van spionage – terechtgesteld. Daarnaast ging de bezetter uit vrees voor concurrentie de Belgische industrie systematisch ontmantelen en zelf ook grondstoffen en goederen opeisen, wat tot massale werkloosheid leidde. Het bedrijf van Pol De Schamphelaere kreeg rake klappen te verduren, gezien de bezetter rubber opeiste, en het rubber, net zoals het textiel, uit Engeland moest komen. De werklozen, hoewel er een Nationaal Werklozenfonds in 1915 werd opgericht, bleven maar toenemen. De stad ondernam maatregelen om dit op te lossen door enkele grote openbare werken, zoals het graven van het Middendok in de haven, park- en wegenwerken zoals aan de Stroplaan waar de fabriek van De Schamphelaere was. Het steungeld was ontoereikend om de woekerprijzen voor almaar schaarser wordende levensmiddelen te bekostigen, en zowat alles stond op de bon. Na twee jaar bezetting waren de inlandse voedselvoorraden helemaal opgebruikt en namen de tekorten vanaf de winter 1916 dramatische vormen aan. De hulpverlening kon vanaf toen de toename van ondervoeding en ziekte niet langer verhinderen. De sterftecijfers van de stad zouden in 1918 50 % zijn. Allerlei privé-initiatieven (zoals het Groene en het Gele kruis) of initiatieven van de stad of overheid (Het Stedelijk Werk der Volksvoeding, Het Nationaal Hulp- en Voedingscomité) probeerden dit tegen te gaan. Bovendien namen de Duitsers heel wat in beslag, en stelden verplicht arbeiders te werk in harde omstandigheden. Veel kwamen ziek of half dood uit deze dwangarbeid terug. In Gent viel het maatschappelijke leven daardoor wel niet stil, integendeel. Voor het merendeel van de bevolking gingen de alledaagse activiteiten gedurende vrijwel heel de oorlog gewoon hun gang, zij het met veel restricties. Het antiklerikale stadsbestuur bleef dus zetelen, alle interne spanningen bleven verderduren, en werden zelfs vergroot door de Duitse aanwezigheid. In het begin van de oorlog was er wel een entente tussen katholieken en liberalen/ socialisten in het verlenen van hulp voor de hongerige en werkloze bevolking, maar nog voor oktober 1914 werd deze godsvrede ondergraven rond de eisen van de opkomende Vlaamse Beweging. Ook werden de stedelijke hulpprogramma‟s politiek misbruikt, waardoor het hek weer van de dam was, ondanks de censuurpogingen van de Duitsers tegen een partijpolitiek. Vooral Edward Anseele als leider van de socialisten liet zich hier horen. Pas in eind maart 1918 werd het patriottistische stadsbestuur vervangen door een activistisch Duitsgezind. Burgemeester Braun werd gedeporteerd naar Celle Schloss in Hannover, als gevolg van zijn motie tegen de activistisch ontstane Raad van Vlaanderen, die de zelfstandigheid van Vlaanderen had uitgeroepen.
99
3.3. De “Flamenpolitik”. In tegenstelling tot wat ze in 1940- ‟45 gingen doen, hielden de Duitsers zich eerder afzijdig in de veroverde gebieden. Ze organiseerden hun eigen militair dienstencircuit, en beperkten zich voor de rest tot het opleggen van hun macht. Hun Flamenpolitik hield in dat Duitsland Vlaanderen na de oorlog op militair en economisch gebied zou blijven beheersen, in plaats van te annexeren. Het was m.a.w. een charme-offensief, om ervoor te zorgen dat de Vlamingen hun Duitse medebroeders sympathiek gingen vinden. Het pareltje van dit plan moest de volledige vervlaamsing van de Gentse Hogeschool worden. Deze werd voor twee jaar gesloten na de inname in 1914, maar in oktober 1916 weer heropend met een 50-tal studenten. De flaminganten werden haast gek van geluk, het Algemeen Nederlandsch Verbond en de Katholieke OudHoogstudentenbond steunden dit initiatief dan ook gretig463. Het plan lukte relatief, na de eerste groeipijnen liep het cijfer bij het tweede academiejaar toch langzaam op tot 400 studenten. Maar, omdat studenten van deze universiteit van oproeping voor arbeidsdienst vrijgesteld waren, hebben een aantal jongeren zich dan ook als studenten aangemeld daaraan te ontsnappen464.
3. 4. De Bevrijding.
Begin november 1918 was het einde in zicht. De Duitse troepen trokken zich terug, maar dit ging met veel geweld en verwoestingen gepaard. De ordehandhaving werd in handen gegeven van gemeenteraadsleden, het uitgaansverbod werd versoepeld, maar intussen werden alle spoorwegbruggen opgeblazen, de elektriciteitcentrales vernield en de waterwegen versperd om de opmars van het Belgische leger maximaal te hinderen. Op 8 november liepen er nog zwaar bewapende, dronken Duitse soldaten, maar op zondag 10 november waren de laatste Duitse troepen weg en waren de Belgische troepen, onder bevel van generaal Drubbel, klaar om Gent te bevrijden. Na middernacht ging een groep Gentenaars samen naar het centrum waar zich een massale stoet vormde. Hans Van Werveke beschreef het als volgt in zijn mémoires: “Tegen de avond hadden we levendig de indruk dat er iets gaande was. Het was zeldzaam stil. Eerst werd in de late uren het uitgaansverbod nog nageleefd. Maar toen ik al een tijd in bed lag, hoorde ik stemmen op straat; er werd gezongen, later nadrukkelijk ook de Brabançonne. Voor de eerste maal in mijn leven heb ik ‟s nachts nagenoeg geen slaap kunnen vatten. Toen we ‟s morgens opstonden en op straat kwamen hoorden we dat de Duitsers weg waren. Ik ging dadelijk naar de Bijloke om 463
BITTLESTONE, M, De Gentse Universiteit gedurende de eerste Wereldoorlog, in Wetenschappelijke Tijdingen, XLII, 1983, nr. 1, p. 2-3. 464 VAN WERVEKE, H, Herinneringen uit kinderjaren en jeugd , Gent : Liberaal Archief, 2000. 151 p.: ill. Liberaal Archief. Reeks verhandelingen 14:p. 79: Na de bevrijding kregen deze studenten, net als zij die de lessen uit overtuiging hadden gevolgd, verbod om aan een rijksuniversiteit te studeren.
100
mijn vader te waarschuwen465. Hij was alleen, en gaf zich nog geen rekenschap van de situatie. Weldra kwamen de eerste verkenners van het Belgische leger langs de Brugse poort voorzichtig en druppelsgewijze de stad binnen. We hoorden pas dat de wapenstilstand voor de deur stond, maar hij zou eigenlijk pas om elf uur van kracht worden. De hele dag was ik op straat. De menigte zwol maar steeds aan, en ook de soldaten kwamen in steeds dichtere groepen binnen. Men kon zich ook rekenschap geven van wat er in de laatste dagen vernield was geworden. De spoorwegbrug over de Kortrijkse steenweg was opgeblazen, zodat het treinverkeer voorlopig onderbroken was. In afwachting dat zij werd herbouwd hebben de treinen dan geruime tijd op de Stroplaan en de Clementinalaan en vóór het St. Pietersstation gereden. Het was een heuglijke dag, vanzelfsprekend.” Op 13 november was er een militair défilé door Gent met aan het hoofd koning Albert, koningin Elisabeth en prins Leopold te paard. Ook keerden de prominente Gentse gedeporteerden terug, met Braun aan kop. De fabrieken zouden echter nog maanden stilliggen omdat ze geplunderd waren door de bezetter: riemen en elektrische motoren die weggenomen waren, geplunderde magazijnen, enz.466
465
Ibid., p. 62 VERAGHTERT, K, “het ec. leven in België, 1918- 1940, Puin en wederopbouw, 1918-1920”, in: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, XIV, p. 55-56 466
101
HOOFDSTUK 6: na WOI en het Willemsfonds (1918 – 1933) 1. Algemeen: het interbellum
De precieze begindatum van het interbellum wordt door historici betwist wat België betreft, al is het nu bijna consensus dat de datum van de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht in België (vanaf 21 jaar) de precieze cesuur is, door de regering Delacroix, gevormd door de afspraken van Loppem op 21 november 1918 na de Wapenstilstand op 11 november467. Koning Albert vormde toen samen met prominenten uit de politieke en financiële wereld te Loppem een regering waar zowel katholieken (6), liberalen (3) en socialisten (3) in zetelden. Door de „godsvrede‟ tijdens de oorlog, en de angst van de financiële en industriële elite van België voor een sociale revolutie naar Russisch voorbeeld (1917), werden vanaf dus nu socialisten in de regering opgenomen. Veel ex-soldaten uit de oorlog vonden dat ze ook wat erkentelijkheid had verdiend voor hun inspanning. De burgerlijke democratie werd, met de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht door deze regering het jaar erop, hiermee verder verruimd 468. Dit had belangrijke gevolgen voor de structuur van de zaak van Oswald en zijn broer. De sociale wetgeving werd uitgebreid, en vakbonden werden opgericht. Deze waren er echter niet op uit het systeem van kapitalisme te ondermijnen, maar samen te werken met hun werkgevers, om sociale vrede samen te brengen in paritaire commissies, om collectieve arbeidsovereenkomsten af te sluiten469. Tegelijk werd het bankwezen en de industrie geconcentreerder na de wereldoorlog470. Dit had belangrijke gevolgen ook voor het liberale verenigingsleven, dat zich terug begon te organiseren na de oorlog, want ditmaal was er opnieuw meer volk nodig om te overtuigen te kiezen voor de liberale partij. In Gent bleven de electorale machtsverhouding bij de gemeenteraadsverkiezingen de hele tussenoorlogse periode ongeveer gelijk (met de katholieken en socialisten afwisselend als grootste partij, en de liberalen steevast als derde, behalve de periode van 1934-1938). De externe oppositie van Vlaams- nationalisten, communisten of rexisten wist geen doorbraak te forceren471, de katholieke partij deed opnieuw haar intrede, dankzij het patriottisme tijdens de Groote Oorlog. Hoewel de tegenstellingen tussen de drie grote partijen opnieuw toenamen, bleef onder druk van de slechte financiële toestand in Gent deze coalitie langer verderbestaan (op nationaal vlak werden de socialisten echter al vlug buiten spel gezet, na de uitvaardiging van hun 467
MERTENS, M, "Boven alles de verdediging onzer groote liberale princiepen van vrijheid..."? : Aspecten van het Gentse (georganiseerde) liberalisme tijdens het interbellum Diss. lic. geschiedenis: nieuwste tijden, Gent : s.n., 2005. 189 bl.: ill., p.18: Maar het poneren van een cesuur, als inluider van een totaal andere periode in de geschiedenis van België, is hier problematisch, want veel omwentelingen op zowel politiek en cultureel vlak waren reeds jaren voor 1914 aan de gang of ten minste voorbereid. 468 Ibid.,, p. 21 469 Ibid., p. 27-28 470 Ibid., p 28 471 DECAVELE, J, Gent : apologie van een rebelse stad geschiedenis, kunst, cultuur. Antwerpen : Mercatorfonds, 1989. 446 p.: ill., p. 183
102
sociale wetten. Ook de verzuiling begon plaats te vinden, al bewees Myriam Mertens in haar onderzoek dat er niet echt van een liberale zuil kon gesproken worden wegens voornamelijk de heterogeniteit van de partij472.
1.1. Organisatie van de Gentse liberale wijkkringen tijdens het interbellum.
Het volgende stuk is volledig ontleend aan de thesis van Mertens, en is hierbij gesloten, omdat in sommige van deze wijkkringen waarover ze spreekt Oswald actief was (zoals “Vriendschap” bv.) De Liberale Associatie probeerde steeds meer de wijkkringen naar zich toe te trekken (zoals Rabot). In die kringen, waarover in de geraadpleegde (en door de Associatie gecontroleerde) liberale persorganen het uitvoerigst werd bericht en die dus het meest actief schijnen geweest te zijn. Maar of deze daardoor democratischer werden valt te betwijfelen. De vijandige woorden vanuit de Associatie voor „Help U Zelve‟ werden bv mee veroorzaakt door het feit dat deze laatste probeerde de liberale kringen bij zich te doen aansluiten, en dus zo uit de macht van de Liberale Associatie raakten. De wijkkringen werden bv. ingeschakeld als schakel tussen de burgerij in de communicatie met die anderen, de „werkende klasse‟473. Gezien jongere mensen en vrouwen mochten meestemmen, werden allerlei onderafdelingen binnen de bestaande wijkkringen gecreëerd. Overal kwam minstens een vrouwen) en jeugdgroepering van de grond. Deze hadden een zekere autonomie voor het op touw zetten van eigen activiteiten en bovendien meestal een eigen bestuur, maar veel zaten er leden van het hoofdbestuur in de kring. Ook bij bepaalde gelegenheden bestond er samenwerking tussen verschillende afdelingen onderling en met de moederkring. Zeker de wijkkringen in de meer volkse buurten streefden ernaar hun werking zo veel mogelijk uit te breiden en een zo groot mogelijk aantal domeinen te bestrijken, maar de uiteindelijke, overkoepelende doelstelling bleef natuurlijk wel steeds nieuwe kiezers winnen. Ook werden veel inspanningen op de jongere populatie gericht! Na de oorlog springen voor het eerst overal Jonge of Voorwachten op , zoals de Voorwacht van de Liberale Associatie die bestond reeds voor 1914. In 1924 werd dan een overkoepelende organisatie opgericht voor de verschillende Jonge Wachten van het arrondissement,: de Federatie van der liberale Jeugd. Ook werden steeds meer initiatieven genomen voor het opvangen van nog jongere kinderen. In tal van kringen werden specifieke jeugd- en/ of kindergroepen opgericht, met welluidende namen als Rabots Liberale Jeugdgroep „Zonnestraal‟. Deze groepen hielden zich onder meer bezig met wat genoemd werd de culturele ontwikkeling van de kinderen. Zelfs één scoutsachtige meisjesgroep werd opgericht. Dikwijls waren het ook de vrouwenafdelingen die na de oorlog in verschillende 472
MERTENS, M, "Boven alles de verdediging onzer groote liberale princiepen van vrijheid..."? : Aspecten van het Gentse (georganiseerde) liberalisme tijdens het interbellum Diss. lic. geschiedenis: nieuwste tijden, Gent, p.114 473 Ibid., p. 134
103
wijkkringen vrij snel ontstonden, die activiteiten voorbereidden voor de jongste leden (zoals klaas- en kerstfeesten, toneelopvoeringen enz.- Deze vrouwen waren ook bijzonder actief in het propageren van het officieel onderwijs. Andere moeders werden zo stadsscholen aanbevolen, maar ook liefdadigheidswerken werden ondersteund en op touw gezet voor de noodlijdende leerlingen van de stadsscholen. Zo zetten ze zich bv. in voor het werk van de schoolkolonies, zodat zwakkere stadskinderen een tijd in een gezondere omgeving konden verblijven, of het schoolkledingswerk van de Liberale Wijkkring Saspoort – Meulestede. De doelen waren in ieder geval om de politieke opvoeding van de liberale Gentse vrouwen te stimuleren, de bestaande liberale werken te onderhouden en nieuwe te maken. Met de politieke opvoeding werd onder meer bedoeld dat er gereflecteerd werd over de nieuwe rol die de vrouw in de maatschappij had te spelen. Vaak werd op dat vlak een nogal emancipatorisch discours gehanteerd. De invloed van Alice Buysee die de strijd voor gelijke rechten voor vrouwen steunde en ooit voorzitster was van de Vereniging der Liberale Vrouwenafdelingen, was hier ook actief in. Tenslotte werd over het algemeen getracht om binnen de wijkkringen invulling te geven aan de vrije tijd van alle leden474. De reeks sociale wetten die tijdens het interbellum tot stand kwam (zoals de achturendag of het betaalde verlof) had immers ook een invloed op de vrijetijdsbesteding van de gewone man. Er werd door de liberale organisaties dan ook gretig ingespeeld op deze democratisering van de vrije tijd. Om een permanent contact met de kiezer te onderhouden, gingen ze allerhande onderafdelingen binnen de liberale wijkkringen inrichten. Toneel- zang – en harmonieafdelingen, turnkringen en andere sportsecties ( voetbal- of „veloclubs‟, teerling werpen, biljard…), reisafdelingen en studiekringen. Reizen en sportbeoefening waren na de oorlog toegankelijker geworden voor een breder publiek, daarvan getuigt duidelijk ook de activiteit van de wijkkringen. Met het oog op de materiële noden van de leden telden de meeste bovendien een spaarafdeling, pensioenskas of verzekeringsfonds. Met dit alles werd een liberale subcultuur van vrijzinnigheid, tweetaligheid en patriottisme als belangrijke determinerende elementen meegegeven. “Boven alles de verdediging onzer groote (sic) liberale princiepen (sic) van vrijheid (…)”475
1.2. Het taalvraagstuk
De Vlaamse strijd leed in de naoorlogse roes van Belgisch patriottisme nogal aan een imagoprobleem, en vooral in Gent wegens de afkeer tegenover de Flamenpolitik van de Duitsers. Het Frans- Belgisch militair akkoord van 7 september 1920476 zorgde daarenboven voor een belangrijke hernieuwde band met de Franse
474
CAPITEYN,A, Interbellum in Gent 1919-1939. Gent: Stadsarchief, 1995. 223 p.: ill , p 207 MERTENS, M, "Boven alles de verdediging onzer groote liberale princiepen van vrijheid..."? : Aspecten van het Gentse (georganiseerde) liberalisme tijdens het interbellum Diss. lic. geschiedenis: nieuwste tijden, Gent, p.137 476 DECAVELE, J, Gent : apologie van een rebelse stad geschiedenis, kunst, cultuur. Antwerpen : Mercatorfonds, 1989. 446 p.: ill.,, p. 39 475
104
invloedssfeer en hun cultuurdominantie. De Belgische conservatieve elites gingen in ieder geval hiermee akkoord477.
Maar de hoop van de flaminganten werd opnieuw gelegd op de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht, het verder uitstijgen van het Vlaamse geboortecijfer boven dat van Brussel en Wallonië, en de economische opgang van Vlaanderen door een verdere ontwikkeling van de industriële bedrijvigheid na 1918. Maar het zouden vooral de socialisten zijn met de Antwerpse Huysmans, en de katholieken met Van Cauwelaert, en niet de liberalen, die voor een minimumprogramma voor een eentalig statuut van Vlaanderen (weliswaar binnen een unitair Belgisch staatsbestel) zouden ijveren. Met het kaderbegrip „culturele autonomie‟ streefden ze voor de vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen, van de administratie, het leger, het rechtswezen en het onderwijs. De activisten en de erfgenamen van de Frontbeweging daarentegen vormden de Vlaams- nationale Frontpartij, die in 1919 opgericht werd, en voor het volledig antimilitaristisch zelfbestuur voor Vlaanderen streefde478. Tegen dit minimalistisch programma bleef het Parlement zich echter tot 1928 verzetten, op een wet van 1921 na, waardoor de ministeries verplicht werden om met de lokale besturen alle mededelingen van openbare orde te wisselen in de streektaal. Soms kwam het tot felle reacties tegen de regering, met de Bormsaffaire van 1928 bv.479 Maar hoe dan ook, zoals reeds gezegd, in de liberale partij taande het flamingantisme.
2. de zaak “Colonial Rubber” en de zaak in de Veldstraat zou langzaam na de oorlog terug op gang komen, en vanaf de jaren ‟20 een nieuw succes kennen. In die tijd werd de zaak ook vernieuwd. AFB. De toonzaal van de zaak in de Veldstraat in de jaren ‟20. Bron: familie-archief A-M Van Werveke. 477
MERTENS, M, "Boven alles de verdediging onzer groote liberale princiepen van vrijheid..."? : Aspecten van het Gentse (georganiseerde) liberalisme tijdens het interbellum Diss. lic. geschiedenis: nieuwste tijden, Gent, p. 161 478 Ibid., p. 25 479 Ibid., p. 26: bij een tussentijdse verkiezing in Antwerpen na het overlijden van een volksvertegenwoordiger werd de ter dood veroordeelde activist August Borms spectaculair verkozen boven zijn liberale tegenkandidaat. Hierdoor kreeg de Frontpartij winst bij de volgende verkiezingen, zodat ze elf vertegenwoordigers naar de Kamer kon sturen. Hoewel de meeste liberalen en conservatieve katholieken bleven vasthouden aan een tweetalig Vlaanderen, bleven de gevolgen niet uit en werd in een snel tempo aan enkele eisen van het minimumprogramma tegemoetgekomen., zoals het Nolf-experiment uit 1923 en de vernederlandsing van de Gentse universiteit bij wet van 5 april 1930, en wetten ivm het taalgebruik in de administratie en in het lager en middelbaarr onderwijs in 1932.
105
AFB. Een vitrine en zicht op de toonzaal. Ook rubberen speelgoedpoppen werden gemaakt. Bron: familie-archief A-M Van Werveke
AFB. zicht op de toonzaal en de ingang. Bron: familie-archief A-M Van Werveke 3. de familie
AFB: Oswald op 57 –jarige leeftijd in 1923. Bron: familie-archief A.M. van Werveke.
Vanaf 1 maart 1920 kwam het bewijs dat Oswald terug in de Parklaan, ditmaal op nr. 17 woonde. Of hij tijdens de oorlog of juist ernaar verhuisd was is onduidelijk, noch de reden ervoor.
AFB: - Boven: Het huis in de Parklaan, nr.17 (midden). Foto getrokken vanuit het Citadelpark. Bron: familie-archief A-M Van Werveke. - Onder: de Parklaan tegenwoordig (2009), vanuit het zelfde zicht getrokken. Het huis is nu verdwenen. (Eigen foto).
AFB: het vroegere huis, links vooraanzicht. Bron: familie-archief A-M Van Werveke Van dit huis werd gezegd: “in de gastvrije woning van den heer ODS, waar alles U aan de Vlaamsche volkskracht, de Vlaamsche degelijkheid, de Vlaamsche kunst herinnert, in een luchtkring van mededeelzaamheid en onderling vertrouwen, zoo raar op onzen levensweg ontmoet.”480 De zoon van Oswald, Wally, zou ook in het verenigingsleven duiken, maar niet diegene die zijn vader voor ogen had. Hij zou zich namelijk in de jaren 1920 actief inzetten voor de opduikende beweging van het naturisme481. In 1924 stichtte M. Lanval “Hélios, ligue belge de propaganda héliophile ». Deze beweging promootte de persoonlijke zorg voor het lichaam, en een wederzijds respect tussen man- en vrouw. Ook de seksuele moraal was er een onderdeel van.
480
PLAKBOEK p. 58: De Turner, 24/5/ 1924 BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neomalthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735: p. 733 481
106
Het werd een nieuwe beweging binnen de geest en de mogelijkheden van een naoorlogse wereld. In België, zeker in Vlaanderen, waren de actieve leden niet talrijk. Vaak waren ze deel van een eerder marginaal intellectueel milieu zoals Geert Pijnenburg ( ps. Geert Grub, 1896- 1960), oprichter o.m. in 1919 van het tijdschrift “Staatsgevaarlik”, orgaan van de Clarté – groep. Grub stichtte in de jaren ‟30 de “Vlaamse Stichting voor sexuele Wetenschappen”, de Vlaamse tegenhanger van “Hélios”482 Wally was in 1928 medestichter van “De Spar”, de Gentse tak van deze kleine naturistenbeweging. De zetel van de vereniging werd gevestigd in “Huize Walhaghe”, Wally‟s woning in St.-Denijs – Westrem, vlak naast de villa van zijn schoonbroer Hans van Werveke. Daar kon men in het zwembad, in het solarium zitten en sporten “in het kader eener practische zedelijke opvoeding… Het streven voor lichamelijke, geestelijke en sociale hygiëne, gepaard met een ethische en aesthetische opvoeding…” Elders werd het beschreven als “de bevordering van de kampeersport, de vrije lichaamsontwikkeling door turnen, spel en rhytmiek beoogt, evenals ze zich bezighoudt met ethiek, schoonheidszin en natuurbescherming”483. Wally werd ook de secretaris van het “Verbond van Naturistische vereenigingen.” Uit een interview met een medestichter, Maurits Vreughde, leren we dat vader eerder sceptisch – afstandelijk stond tegenover zijn zoons opvattingen en activiteiten: „Hij was natuurlijk op dit gebied met zijn ouders niet zo erg goed gezien. Ze lieten hem vrij en hielden hem eigenlijk niet tegen met zijn villa en zijn echtgenote en ons allen als leden van de Spar, nietwaar. Maar ze keurden het eigenlijk niet goed. En bijzonder de familie zelf, De Schamphelaere, die een redelijke rol speelde in Gent, nietwaar? Iedereen wist dat hé. Niemand sprak er over, maar iedereen was op de hoogte…”
Op 1 december 1923 zou Virginie Loveling (1836- 1923), de Vlaamse schrijfster, en goede kennis van de vader van Oswald Pol overlijden. Op donderdag 6 december werd ze begraven te Gent onder een grote toeloop484. Ze was sterk gelieerd aan het Willemsfonds, die haar werken uitgaf, zoals in 1882 haar roman “Onze Vlaamsche Gewesten”uitgaf en, in 1896 “Een dure Eed”485. In dat jaar werd ze ook gehuldigd door het Willemsfonds, en opnieuw in april 1910, met een volksfeest.
482
NIEUWE ENCYCLOPEDIE VAN DE VLAAMSE BEWEGING, p. 2475. BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neomalthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735, p.733. 484 PLAKBOEK p. 57: krant onbekend , 6/12/1923: waaronder haar familieleden: Paul Frédéricq, Cyriel Buysse, en Julius Mac Leod… “een familie waarlijk van de hooge Vlaamsch – intellektuele aristokratie, zoo oneindig verre verheven boven geld- en fabrieksadel”. Laatste groet door De Archivaris Van Werveke. Oswald in naam van het Willemsfonds Gent, ook Brugge en studentenvereniging “Tzal wel gaan.” 485 PLAKBOEK p.63: Het laatste Nieuws – 21/6/ 1925 483
107
AFB: details van de villa “Virginia Loveling” op de Vlaamsekaai te Gent. Boven op de voorgevel staat een inscriptie: “Een Duure Eed.” (Eigen foto‟s) Elsa zou tijdens haar jeugd lid zijn van de toneelsectie van het Willemsfonds, die af en toe optraden in het Lakenmetershuis. Aangekondigd op maandag 22 juli486, en officieel op dinsdag 23 juli 1929 werd in de kranten de verloving van Elza met de (op dat moment al) docent aan de universiteit Hans van Werveke (22/1/1898 – 1974) aangekondigd.487 Ze scheelden 11 jaar met elkaar.
Voor er vervolgens wordt ingezoomd op de figuur Hans van Werveke, eerst even een kleine historiografische nota. De meeste informatie die volgt komt uit de mémoires van Hans van Werveke zelf: “Herinneringen uit kinderjaren en jeugd”, geschreven in het voorjaar van 1966, zes jaar voor Hans zou heengaan488. Nu, het gevaar hierbij, is dat dit ook, zoals in de inleiding aangehaald, egodocumenten zijn. De zelfde gevaren, psychologische loutering, vervagingen tussen feit en fictie489 uit eigen intellectualiteitsdrang of uit narcisme zijn er om mee rekening gehouden te worden. Maar wat mémoires op zich vooral twijfelachtig maakt, is het sterkere achteraf- perspectief, het „perspectief van de afloop‟ (teleologiseren), waarbij de schrijver voordurend zijn eigen rol in zijn handelingen van het verleden kleurt in het licht van wat achteraf wel of niet succes- of eervol bleek te zijn490. Maar, zo wordt verzekerd in de inleiding van de uitgegeven versie van deze mémoires door prof. W. Prevenier (die Hans vrij persoonlijk gekend heeft), Van Werveke was een historicus pur sang, en hij bewaarde een reeks dagboeken die hij dagelijks – of wekelijks – bijhield in de jaren ´20 en die hem een goudmijn aan precieze data uit de privé- sfeer opleverden. Dankzij dit kan een herinnering als een precieze en accurate bron beschouwen, zelfs tot op de datum491. Ook geeft Hans wel duidelijk aan precies aan wanneer zijn oordeel over personen of gebeurtenissen veranderd is door het later verloop, of wanneer het kennis van nieuwe feiten betreft, dus van teleologie is er weinig sprake. Vandaar dat deze informatie toch aan deze paper wordt bijgevoegd. Hans van Werveke kwam uit een oorspronkelijk West-Vlaamse familie die zich in Gent was komen vestigen, en rasecht Vlaams liberaal van signatuur was. Dit werd 486
PLAKBOEK p.71: Flandre Liberale, 22/7/ 1929. PLAKBOEK p.71: Het Laatste Nieuws – 23/7/ 1929. 488 sommige quotes omtrent de Eerste Wereldoorlog en de Boerenoorlog in Transvaal zijn al in deze paper verwerkt. 489 VAN WERVEKE, H, Herinneringen uit kinderjaren en jeugd / met een inl. door Walter Prevenier. Gent : Liberaal Archief, 2000. 151 p.: ill. Liberaal Archief. Reeks verhandelingen 14, p. 7 490 VAN WERVEKE, H, Herinneringen uit kinderjaren en jeugd / met een inl. door Walter Prevenier. Gent : Liberaal Archief, 2000. 151 p.: ill. Liberaal Archief. Reeks verhandelingen 14, p. 9 491 VAN WERVEKE, H, Herinneringen uit kinderjaren en jeugd / met een inl. door Walter Prevenier. Gent : Liberaal Archief, 2000. 151 p.: ill. Liberaal Archief. Reeks verhandelingen 14, p. 15 487
108
afgespiegeld in hun vriendenkring: de vader van Hans, Alfons van Werveke (18601932), was goed bevriend met Paul Frédéricq, en ook met diens tante, Virginie Loveling.
AFB: portret van Alfons Van Werveke, door Gustaaf Vanaise. Bron: VAN WERVEKE, H, Herinneringen uit kinderjaren en jeugd / Hans van Werveke; met een inl. door Walter Prevenier. Gent : Liberaal Archief, 2000. 151 p.: ill. Liberaal Archief. Reeks verhandelingen 14
Alfons van Werveke en Katharina Salowsky, in de tuin van hun huis aan de Ekkergemlaan. Bron: VAN WERVEKE, H, Herinneringen uit kinderjaren en jeugd / met een inl. door Walter Prevenier. Gent : Liberaal Archief, 2000. 151 p.: ill. Liberaal Archief. Reeks verhandelingen 14 Ook met de Gentse universiteit had Hans al van kindsbeen af linken, zijn peter was een zekere Henri Van Hyfte, repetitor aan de universiteit. Hans had als oudere broer Wouter492 (27/1/1893 – 1918) een jongere zus Elsa (18/11/1891), en een jongste broertje Laurent (2/7/1902).
ABF: familieportret, met v.l.n.r. Hans, zijn vader Alfons, Tante, Elsa, zijjn moeder Katharina Salowsky (1863 – 1921), Laurent en Wouter. Bron: VAN WERVEKE, H, Herinneringen uit kinderjaren en jeugd / met een inl. door Walter Prevenier. Gent : Liberaal Archief, 2000. 151 p.: ill. Liberaal Archief. Reeks verhandelingen 14 Als kleine jongen leerde hij het Willemsfonds kennen, omdat zijn vader, Alfons Van Werveke (die later conservator van de historische gebouwen van de stad Gent zou worden) de beheerder was van de vijf Gentse Willemsfondsbibliotheken493. Ook veel vooraanstaande Willemsfondsers behoorden tot de vriendenkring van de familie Van Werveke, waaronder Paul Frédéricq. Hans zelf kwam naar buiten als sterk Vlaamsgezind, maar hij zag de culturele en sociale emancipatiestrijd als een daad van eenvoudige billlijkheid. Hij verklapte Walter Prevenier ooit echter dat hij zich slechts in beperkte mate een echte Vlaming voelde. Hij was veeleer een cosmopoliet in hart en nieren. Zijn familie had immers Duitse wortels, misschien ook Joodse. 494
492
ibid: p. 62: Deze was tijdens de oorlog naar Engeland gemigreerd en daar naar de wapenstilstand op gestorven aan Spaanse griep. 493 Persoonsarchief van Werveke, handschriftenleeszaal Ugent, Hs. III. 88. Doos II: krant onbekend, donderdag 18 januari 1968. 494 VAN WERVEKE, H, Herinneringen uit kinderjaren en jeugd / met een inl. door Walter Prevenier. Gent : Liberaal Archief, 2000. 151 p.: ill. Liberaal Archief. Reeks verhandelingen 14, p. 21
109
Hans schreef ook als docent geschiedenis werken voor het Willemsfonds: “Gent, schets van een sociale geschiedenis”, en “Brugge en Antwerpen, acht eeuwen Vlaamse handel”. Ook hield hij talloze voordrachten, academische redes op de jaarlijkse algemene vergaderingen, en stelde uitgaven van het Julius Vuylsteke fonds voor de leden beschikbaar. Hij moeide zich ook op politiek vlak vanuit het Willemsfonds, in de afschaffing van de talentelling en de vastlegging van de taalgrens. Hans zou 10 jaar lang de algemene voorzitter van het Willemsfonds zijn (19511962), nadat hij een tijdlang als ondervoorzitter erin fungeerde. Hans zou Elza, op een van de vele uitstapjes als atheneumleraar ontmoeten..495 De zaterdag nog voor hun verloving, 20 juli 1929, had Elza met onderscheiding haar diploma van lerares (“Vlaamsch regiem”) in de Middelbare Normaalschool van Gent behaald, en was daarmee de eerste van haar klas. In ditzelfde meisjesatheneum had ze een jaar les geschiedenis, aardrijkskunde en Latijn van Hans gekregen, toen Hans zelf nog een student geschiedenis was. In 1919, op zijn 21 jaar, begon hij met les geven na de Oorlog, part-time tijdens de laatste maanden van het academiejaar lesgeven, voor zakgeld, om bij hem thuis rond te komen.
AFB. Klasfoto van het meisjesatheneum te Gent op 28 juli 1921, met Hans Van Werveke in het midden. Bron: herinneringen..
op 30 juli 1930 trad in Gent Elza met Hans, op dat moment hoogleraar, in het huwelijk496,.
AFB. Elza op 36 jarige leeftijd. Bron: Persoonsarchief van Werveke, handschriftenleeszaal Ugent, Hs. III. 88. Doos II
AFB. Hans en Elza, bij een diner. Precieze datum, gelegenheid en plaats onbekend (vermoedelijk diner van de Universiteit Gent). Bron: Persoonsarchief van Werveke, handschriftenleeszaal Ugent, Hs. III. 88. Doos II
495 496
Ibid., p. 14. PLAKBOEK p.75: De Turner, 9/8/ 1930
110
Later op zijn leven zou Hans erevoorzitter van het Willemsfonds worden, en als raadsman blijven vechten tegen o.a. het taalcompromis van de P.V.V. (Partij voor Vrijheid en Vooruitgang, de latere V.L.D.) en zou hij stelling innemen voor de overheveling van de Franstalige afdeling van de Leuvense universiteit naar Wallonië.
AFB: Hans van Werveke op latere leeftijd. Bron: Persoonsarchief van Werveke, handschriftenleeszaal Ugent, Hs. III. 88. Doos II Op zondag 21 mei 1933 werd er door Geluk in‟t Werk en de Oost-Vlaanderengouw in de Koninklijke Nederlandsche Schouwburg in Gent een jubelfeest gegeven ter ere van Oswald, voor zijn 50 jaar lange devotie aan de turndiscipline . Dit werd georganiseerd door de Oost-Vlaanderengouw. Het inrichtingscomité bestond uit zijn makkers Gailliez voor het administratief en Eddy De Taeye voor het technische gedeelte.497 Bron: plakboek p.77: Gazette van Gent – 21/5/ 1933.
Dit jubileum was bijna afgeblazen door de economische crisis, maar ging toch door dankzij G.I.W498. Tegen dan was hij erelid van de Koninklijke Belgische Turnbond, erevoorzitter van de Oost- Vlaanderengouw, erevoorzitter van de Royal Club Gymnastique, erevoorzitter van de turnafdeling van Geluk in‟t Werk, en natuurlijk voorzitter van het Willemsfonds.499 Een paar weken ervoor had hij voor lange tijd de toekomst van de Gentse leerlingen) afdelingen vastgelegd door financiële steun, volgens de schrijver van de tekst op Oswalds jubelfeest een “ ongeëvenaard gebaar in de belgische turngeschiedenis.”500 In het tweewekelijkse tijdschrift “De Turner” loofde men hem om zijn rusteloze bedrijvigheid voor de volksopvoeding, zijn hulp aan anderen in het uitwerken van plannen, de geestelijke of lichamelijke verheffing, met als doel de zedelijke onbolstering van “ons Volk.”501 In de erecomiteit van het jubelfeest zetelden ondere andere M.Lippens ( 1875 -1956, toen de minister van Openbaar Onderwijs), en deze had zich door zijn dochter met een vliegtuig van Luik naar Gent te laten brengen voor de gelegenheid.502 497
V. De Turner, n° II den 27 Mei 1933, Schamphelaere (Oswald De) G.23.0.I4. PLAKBOEK p. 77: De Turner, 17/12/1932 499 Jubelfeest Osw. De Schamphelaere (in den) Kon. Nederlandsche Schouwburg Gent, 21 mei 1933. Gent, De Vos, 1933. 8°. Met Portret. 500 Ibid. 501 V. De Turner, n° II den 27 Mei 1933, Schamphelaere (Oswald De) G.23.0.I4. 502 Ibid. 498
111
Bron: V. De Turner, n° II den 27 Mei 1933, Schamphelaere (Oswald De)
Ook zetelden in de erecomiteit K. Weyler (de gouverneur van Oost- Vlaanderen), A. Van der Stegen (de burgemeester van Gent) en Cnudde ( de Schepen van Openbaar Onderwijs), provincieraadslid Ohrem, volksvertegenwoordiger Mariën 503, en Senator Carpentier. Daarnaast waren er 2 volksvertegenwoordigers, de voorzitter van de Koninklijke Belgische turnbond graaf Goblet d‟ Alviëlla, de Gouwvoorzitter Storme, zijn vriend A. Frère (die tegen dan ere- ondervoorzitter van de OostVlaanderengouw was), en daarnaast veel afgezanten van de “Voor Geest en Lichaam” uit Lokeren, de “Gymnastische Volksmaatschappij”, “Noordzee” OostendeBoddaert, “Geluk in‟t Werk”, Turnafd. “Vrijheidsliefde”, “Vriendschap”, “Rabot‟s Turnafdeeling”, hoogleraars aan de Ugent, letterkundigen, geleerden, enz...504 Het jubelfeest begon om 5 uur, met het zingen van de Brabançonne. Daarna was er een zangspel, en daarna werden de verenigingsvaandels gehesen. Daarna traden er turners op, ook kinderen.505 De lof was enorm: “Oswald heeft met zijn duidelijk besef van de noden van het volk aan zoveel mensen van zijn stand de weg gewezen”.506 Zo zegt Gouwvoorzitter Storme in zijn rede: “Ofschoon Uw sociale toestand U zou kunnen afgezonderd hebben, zijt Gij steeds met de verschillende volksklassen in nauwe betrekking geweest. 50 jaren hebt Gij gekampt om ‟t lot der minderen te verdedigen in alle mogelijke opzichten. Uw Vlaamsche volk was U innig lief en met dit volk hebt Gij meegeleefd den harden strijd voor ‟t recht… Niets hebt Gij onverlet gelaten om de stoffelijke en zedelijke welvaart van Uw volk te veroveren, en dit door alle middelen in Uw bereik. Uw milde steun in kwestie boekerijen om geestesvoedsel te bezorgen en om lichamelijke ontwikkeling te bevorderen, heeft nooit gefaald. “
4. het verenigingsleven.
Algemeen moet opgemerkt worden dat tijdens het interbellum een sterke desinteresse naar turnen toe, de kop opstak. Talloze voorbeelden uit het plakboek illustreren dit, de Gymnastische volksvereniging verkondigde bv. in 1926: « on ne peut que regretter la mode sportive qui, de nos jours, éloigne tant de jeunes gens des clubs de gymnastique. »507 503
PLAKBOEK p.78: krant onbekend, 13/4/ 1933. Jubelfeest Osw. De Schamphelaere (in den) Kon. Nederlandsche Schouwburg Gent, 21 mei 1933. Gent, De Vos, 1933. 8°. Met Portret. 505 - V. De Turner, n° II den 27 Mei 1933, Schamphelaere (Oswald De) G.23.0.I4. 506 Ibid . 504
112
De Oost- Vlaanderengouw van de K.B.T. deed in zijn algemeen verslag over het dienstjaar 1927 “… een oproep om een stormloop te wagen tegen onverschilligheid, lamlendigheid, gemakzucht, om ons volk te redden uit de overweldigende zucht naar materieel genot, u aanmanende te vergeten – een gansch jaar lang – dat gij menschen zijt, met menschelijke gebreken, om altijd en overal te weten – dat gij TURNERS zijt.”508 Er heerste vanaf de tweede helft van de jaren „20 naast een zekere desinteresse van de jongeren, dus ook een gemakzucht bij de turners zelf, waardoor er minder volk aanwezig was bij bonds- en gouwfeesten. Dit was wel problematisch, gezien de verpletterende boodschap van samenhang en discipline die deze feesten wilden meegeven. Deze toestand werd er niet beter op. Bij de inhuldiging van de turnzaal van de turnvereniging “Noordzee” van Oostende (aangesloten bij de K.B.T.) op zondag 23 december 1928, was er maar een handvol turners en afgevaardigden opgedaagd, waaronder Oswald. Het blad “de Turner” reageerde furieus: “Wie troonde namens den Koninklijke Belgische Turnbond aan het hoofd van den Stoet? NIEMAND! Wie sprak op het Stadhuis het Magistraat toe namens de Fédération royale de Gymnastique? NIEMAND!! Wie bracht in de nieuwe turnzaal namens den Bond de hulde en de bewondering van heel de Belgische turnerschap? NIEMAND!!! Schande is het, schande! … en die menschen spreken van bondsgeest, „esprit fédéral‟. En die zouden nog verontwaardigd banbliksemen wanneer “Noordzee”het zou verdommen Brussel en zijn Fédération royale nog een hand toe te steken…”509 Tijdens een vergadering van Geluk in‟t Werk op zondag 3 juli 1931, stelde men ook vast dat ook de damesafdelingen het niet meer goed deden. Ze wijtten deze desinteresse op een originele manier aan de eetgewoonten van de gewone mens: “De naïveteit van de massa die er van overtuigd is dat veel eten voldoende is om gezond te blijven, is onbegrijpelijk en wekt medelijden.”510
4. 1. De Gymnastische volksmaatschappij van Gent (1919 - 1933)
De eerste verenigingscorrespondentie die bij Oswald opdook, was in 16 juni 1919, van de Gymnastische volksmaatschappij van Gent.(de "Société populaire de 507
PLAKBOEK p. 62: De Turner, 27/2/ 1926
508
PLAKBOEK p. 69: De Turner, 18/2/1928. PLAKBOEK p. 72: De Turner, 23/12/ 1928. 510 PLAKBOEK p. 74 509
113
Gymnastique Gand”)511 waarbij hij als erelid werd aanvaard, erbij kreeg hij een reglement van de club. Oswald was hierbinnen geraakt via het Gentse Turnverbond, waarin hij de voorzitter Mys kende. De vereniging, onder de kenspreuk “werken is nooit verloren”, bestond nochtans al een tijd, ze was gesticht op 1 mei 1871, en had (althans na de oorlog) haar lokaal in het Gemeente- gymnasium in de St. Agneetestraat 5 (aan de Lindelei) te Gent. De vereniging was gesproten uit de Volkscursus van de “AA Gantoise”. De stuwende kracht en ziel van deze vereniging waren de befaamde stichters, de gebroeders Mys, Camille512 ( één van de stichters, gestorven in 1923) en Evarist (zijn opvolger, een persoonlijke vriend van Oswald), en Auguste van Loo. Verder zaten in deze vereniging o.a. de vicevoorzitter François De Vos, directeur Housiaux, adjunct- directeur J. Simoens, De Temmerman (schrijver), en turnleraren G. Colin, De Praetere(directeur van het Gentse weeshuis voor jongens), Van Sanden, St. Georges, en Marcel De Meestere(de kleinzoon van Evarist, en licenciaat in l.o. aan de Hogeschool van Gent) als leden Van den Hende en Camille Fornier, veteranen Leon Van Eeckhoute en Kamiel De Wagheneire De vereniging, ook bekend in Frankrijk en Luxemburg, zou zich vooral kenmerken door zijn politieke neutraliteit, “…Altijd afzijdig van politiek geknoei…”513 en zijn sterke nadruk op filantropie. De vereniging, sterk verbonden met het Gentse weeshuis voor jongens via De Praetere, zou namelijk als enige gratis turnlessen geven aan weeskinderen514. Bij elk feest van de vereniging werd er ook wel een collecte gedaan (vb. begin 1926 voor voor de geteisterden van de overstroming in België dat jaar in naam van het Rode Kruis515). Tenslotte focuste deze vereniging ook op wetenschappelijk onderzoek op het vlak van lichaamsontwikkeling. Begin de jaren ‟20 zou Oswald Beschermer van deze vereniging worden, op 8 januari 1922 werd hij tenminste zo aangekondigd. 516 Net zoals de andere verenigingen hield de Volksmaatschappij veel feesten in de loop van de jaren ´20, zoals variété – avonden517, meestal in de grote zaal van de “Home des Invalides” te Gent. Op Pasen 1924 zou Evarist Mys518 gehuldigd worden in de “Théâtre Royal Français”, voor zijn 50 jaar lidmaatschap van de vereniging. Naast turnoverheden, en leden van het stadsbestuur, zouden ook afgevaardigden van de burgerwacht uit Luxemburg en zelfs Frankrijk aanwezig zijn519. Oswald speechte hierbij in naam van de Gentse 511
PLAKBOEK p. 46 PLAKBOEK,p .59 : La flandre liberale, 22- 23 /4/ 1924 513 PLAKBOEK p. 59: Het laatste nieuws, 27/4/ 1924. 514 PLAKBOEK p. 61: krant onbekend, 12 – 13/ 1/ 1925. 515 PLAKBOEK p. 62: De Turner, 27/2/ 1926 516 PLAKBOEK p. 49 517 PLAKBOEK p. 57: La flandre liberale 30/1/ 1924 518 PLAKBOEK, p.70: krant onbekend, 20/4/ 1924: Net ervoor echter was hij net zijn jongste dochter verloren, bij een misgelopen operatie. Bij haar begrafenis zou Oswald samen met de Gouw en het Gents turnverbond aanwezig zijn, en ook leraren (omdat ze lerares was aan de Normaalschool.) 519 PLAKBOEK, p.70: krant onbekend, 20/4/ 1924. 512
114
kringen, en gaf hem een artistiek album. Ook Camille Mys werd herinnerd door het plaatsen van bloemen voor diens herinneringsmonument in het Citadelpark. Eveneens werd er een collecte voor de blinden door de oorlog gedaan. Dit jubileum kreeg nog een nagalm op 17 mei 1924, op voorstel van Oswald kwamen Mys en afgevaardigden van het Gentse Verbond samen, in het gasthof “De Karpel”520. Daarna werd er nog nagepraat in het huis van Oswald en een collecte gedaan. Als een leuk detail, Evarist zou de oudste Belgische actieve gymnast zijn in 1928, op zijn 73 jaar, in de veteranensectie van zijn eigen vereniging521. 9 februari 1927 werd een ander stichtend lid gevierd voor zijn 50 jaar lidmaatschap in de zaal “Willem Tell”, Auguste van Loo. 522 Op 1 mei 1931 vierde de vereniging zijn 60e verjaardag, waar Oswald bij aanwezig was 523. Op 25, 26 en 27 juli richtte zij daarom het 11e Oost- Vlaanderengouwfeest in524. In het inrichtingscomité hiervan zat als erevoorzitter Oswald. Het probleem bij dit feest was dat er weinig geld beschikbaar was, ten gevolge van de wereldcrisis. Toch slaagde men erin een liefdadigheidsfeest in de Grote Schouwburg samen te steken525, er waren gouwwedstrijden (waarbij ook Waalse en Franse verenigingen aanwezig waren), en er ging een optocht in de grote hal van het Feestpaleis in het Citadelpark door526. Na de ontvangst op het stadhuis werd de vlag aan de Volksmaatschappij overgedragen. Ook zouden zowel Mys als Oswald ‟s avonds bij het banket gehuldigd worden, waarbij Oswald Bondsmedaille in verguld zilver groot formaat kreeg (“medaille en vermeil ( grand module)”) voor zijn 50 jaar inzet voor de turnzaak. 527 Dit feest was blijkbaar een groot succes, want het gemeentebestuur van Gent besloot hierna, in het licht van dit feest, een modern gymnasium te bouwen, dat beantwoordde aan alle nieuwe regels die in praktijk waren. Op zaterdag 25 juli 1931 werd Ev. Mys gevierd bij het jubileum van de gymnastische volksmaatschappij, in de zaal Willem Tell in de Bagattenstraat528. Oswald was erevoorzitter. 4. 2. Nagalm van ‟t Jagerke (1919 - 1921)
Na de eerste wereldoorlog probeerde men tevergeefs terug de draad van de vriendenkring van ‟t Jagerke terug op te nemen (met dezelfde bestuurssamenstelling: Oswald als schatbewaarder, Armand Janssen als voorzitter en Phlippo als secretaris) , maar in 1920 zou de club definitief ontbonden worden.
520
PLAKBOEK p. 58: De Turner, 24/5/ 1924. PLAKBOEK p. 70: Flandre Liberale, 2-3/6/ 1928 522 PLAKBOEK p. 67: Flandre Liberale – 9/2/ 1927 523 PLAKBOEK p. 73: Flandre Liberale, 13/5/ 1931 524 PLAKBOEK p.73: Officieel bondsblad van de KBT – juli- augustus 1931. 525 PLAKBOEK p. 76: Gazette van Gent –27 /28 – 7- 1931. 526 PLAKBOEK p. 75: Flandre Liberale, 27/ 28 – 7 - 1931. 527 PLAKBOEK p.73: De Turner, 5/9/1931 528 PLAKBOEK p.73. 521
115
In 1919 zou de kring nog excursies organiseren, met bv. op 3 augustus naar het Belgische Front, de ruïnes van Diksmuide en omstreken529, waarbij ze rondgleid werden door een chasseur die aan dat front gestaan had. Bij deze excursies valt het op dat de leden veel uit hun eigen zak moesten betalen: eigen treinticket, vervoer en eten. Op 1 maart 1920 werden voor de laatste keer nieuwe leden voor het bestuur van de kring verkozen in “Café des Arts530, maar de wekelijkse zittingen op maandag eindigden definitief na de winterperiode 1920 – 1921, op 1 april van dat jaar.
4. 3. Het Van Crombrugghes genootschap (1920)
30 november 1920 hielp Oswald het genootschap terug op haar poten komen na de oorlog, door het zenden van boeken naar hun volksbibliotheek aan de Huidevetterskaai, nr. 8 (later veranderd naar nr. 10)531. Op 13 juli 1922 bedankte het bestuur van het Van Crombrugghes Genootschap voor Oswalds geldgift voor hun prijskamp voor bloemen- verzorging532, en hij werd uitgenodigd voor hun bloemententoonstelling op zondag 26 juli in de Handelsbeurs door de voorzitter. In de tweede helft van de jaren ‟20 benoemde het algemene comité Oswald tot erevoorzitter (naast senator V.Carpentier, en de ere-ondervoorzitter en scheepsmakelaar P. Vyane), in die functie werkte hij mee aan de herdenkingsfeesten in augustus 1931.533. Bij de viering van het 75 jarig bestaan van het genootschap in de loop van 1932, zat Oswald eveneens in het erecomité ( naast Carpentier, P. Viaene, De Ruyck, Aug. Verstraete). In het eerste kwartaal ging een nationale prijskamp van zang en toneelkundig voordragen, in beide landstalen534. De tweede week van maart 1932 werden hierbij ook drie Gentse toneelspelers gehuldigd, (Hendrickx, in leven bestuurder van de Gentse Schouwburg, Van Havermaete en De Neef). Een feestcomité werd gevormd, waaronder Gustaaf Dhondt, Van Wonterghem, Rogiers, Oskar Roels, H. De Ghezelle. Deze avond woonde Oswald bij, naast de voorzitter van de toneelcommissie Van Hauwaert, Alfons Sevens, Van Ryn, Hesselinck, mevr Van de Wiele en andere kunstenaars van de Vlaamse Stadsschouwburg, gemeenteraadsleden De Ghezelle en Meyer, de voorzitter van het syndikaat van de toneelspelers De Pauw en andere vrienden van de Nederlandse toneelspeelkunst535. Die avond werd tevens verkondigd dat één
529
PLAKBOEK p.46 PLAKBOEK p. 49 531 PLAKBOEK p. 45 532 PLAKBOEK p. 50. 533 PLAKBOEK p. 77 534 PLAKBOEK p. 74 535 PLAKBOEK p.74: Het laatste Nieuws – 16/3/ 1932 530
116
toneelspeler ofwel een borstbeeld, ofwel een medallion kregen om aan te brengen in de schouwburg, en die onthulling zou gebeuren op maandag 9 mei 1932.
4. 4. het Willemsfonds (1921 – 1937)
Vanaf 1921 ging Oswald zich volop engageren, in het spoor van zijn vader, in het terug opkomende Willemsfonds.
4.4.1. geschiedenis en doelen van het Willemsfonds.
AFB Jan Frans Willems. Bron; 75 jarig jubileum
Het Willemsfonds was een in Gent gestichte cultuurvereniging en drukkingsgroep, op 23 februari 1851. Zij droeg de naam van “de vader van de Vlaamse Beweging”, Jan Frans Willems (11 maart 1793 – 24 juni 1846), een Antwerpse dichter, toneelspeler, archivaris en letterkundige, die zich tijdens en na de Franse bezetting van BelgIë (1794- 1815) enorm inzette om het “Nederduitsch”, het Nederlands in zijn eer te herstellen, als “een krachtige verdediging van die taal tegen alle onzinnige aanvallen, die voortsproten uit onwetendheid of kwaden wil, uit staatkundigen tegenstand of vooroordeel”536. Zijn proza, verzen, boeken, publicaties in tijdschriften en dagbladen waren fervent anti- Frans, Met werken zoals “Aan de Belgen” in 1818 (over de bevrijding van het Franse juk, met zijn onvoorwaardelijke steun aan het Nederlandse bewind), was zijn standpunt kristalhelder: weg met de Franse bestuurstaal, weg met de Fransen. 537. Hij legitimeerde de Nederlandse taal in onze gewesten door geschiedenissen over onze provinciën te schrijven, die inhoudelijk natuurlijk als logisch besluit meekregen dat Vlaanderen oorspronkelijk oer-Nederlands was. Zijn geschiedschrijving over de Zuidelijke Provinciën legden daarbij eveneens de grondslag van de kritische en historische letterstudie. Kortom, hij poogde de “Zuidelijke Nederlanden” terug Nederlands te maken, met alle mogelijke middelen. Dat maakte hem tijdens het Nederlandse Tijd(1815- 1830) immens populair, mede door toenadering met het Nederlandse regime ( waarbij hij zelfs in 1821 door de Hogeschool van Leuven als doctor in de letteren en wijsbegeerte werd benoemd), maar bij de onafhankelijkheid van België in 1830, en de reactionaire terugkeer naar het Frans, wilden de mensen niet alleen Willem maar ook Willems weg. Hij werd weggepromoveerd naar een mindere ambtenaarspost te Eeklo, naast F. Rens, 536
ENCYCLOPEDIE VAN DE VLAAMSE BEWEGING R-Z: WILLEMSFONDS: p.3754 e.v. Ons 75-jarig jubelfeest (1851-1926). Gent : Van Rysselberghe en Rombaut, 1926. 226 p.: ill. Uitgaven van het Willems-Fonds 163. Algemeen depot van de uitgaven van het Willems- Fonds, 1926: p.8. 537
117
Vervier, Ledeganck en Blommaert. Daar schreef hij verder aan een reeks onuitgegeven werken over de Middeleeuwen en aan het berijmen van zijn bekendste werk, het dierenepos Reinaert de Vos, dat hij in 1834 uitgaf. In maart 1835 hield zijn ballingschap officieel op, maar daarvoor regende het al promoties: ontvanger der registratie te Gent, lid van de commissie van geschiedenis (22 juli 1834), en lid van de Koninklijke Academie van Brussel (6 juli 1835). Ook in het verenigingleven bloeide alles open, in Gent werd hij benoemd tot erevoorzitter van de maatschappij “de taal is gansch het Volk”, secretaris van het Stedelijk Conservatorium, van de “Société des Choeurs” en voorzitter van de toneelmaatschappij “de Fonteinisten”. Hij richtter de “Algemeene maatschappij tot bevordering der Nederduitsche taal en letterkunde” in Brussel op, het tijdschrift “het Belgisch museum”, waarin hij middeleeuwsche gedichten en historisch proza publiceerde. De Vlaamse beweging was van wal gestoken. Willems stond aan het hoofd van de beweging, waaruit in 1840 het “algemeen petitionnement ter wering onzer grieven” was ontstaan. 100 000 handtekeningen werden (weliswaar lang vruchteloos) aan de regering opgestuurd, voor het herstellen van het Nederlands als voertaal. In 1844 kreeg Willems het ook gedaan dat de eenheid van Vlaams en Nederlands qua spelling na de zogenaamde “spellingoorlog” zo goed als voltrokken was 538. Hij stierf aan een beroerte op 24 juni 1846, en op zijn praalgraf te St. Amandsberg bij Gent werd het magnifieke opschrift gegraveerd: “Dit graf bewaart zijne asch, Het vaderland zijn‟naam.” Ondanks de overweldigende prestaties van deze figuur volgde het Willemsfonds bij oprichting in 1851 een gematigder interpretatie van Willems: “willende de nederduitsche tael en letterkunde en al wat haer aengaet krachtdadig ondersteunen en aenmoedigen, ter versterking van den algemeenen nationalen geest in België”539. De stichters, (Baron Jules De Saint- Genois des Mottes- voorzitter, Philip M. Blommaert, E. Degerickx- secretaris, Ferdinand.A. Snellaert – schatmeester, Ph. Kervyn de Volkaersbeke, Johan M. Dautzenberg, Constant P. Serrure, Frans Rens, Prudens van Duyse, J.F.J. Heremans en T. Canneel540), zagen in de versterking van het Nederlands een voorwaarde voor de versteviging van de Belgische staat. Het is belangrijk dus te beseffen dat zij nooit voor een onafhankelijk Vlaanderen of voor een toenadering tot Nederland waren (wat Jan Frans Willems als overtuigd orangist wel was), maar dat ze alleen tegen het principe van een superieure positie van het Frans vochten. Hun doel was een eerherstel, en een egalitaire behandeling van zowel officiële als volkscultuur. Verder had het Willemsfonds, wegens liberaal, al bij oprichting een vrijzinnige ondertoon, omdat ze “met de volkstaal als voertaal, het moderne geestesleven in Vlaams België wil overbrengen en doen gedijen”541. In de 538
BOTS, M, Het Willemsfonds van 1851 tot 1914 / Marcel Bots, Harry Van Velthoven, Ada Deprez e.a.; voorw. E. De Cuyper. Gent : Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 1993. 289 p.: ill., p. 120. 539
ENCYCLOPEDIE VAN DE VLAAMSE BEWEGING R-Z: WILLEMSFONDS: p. 3755: dit was het eerste artikel uit de toenmalige “Grondslagen” 540 BOTS, M, Het Willemsfonds van 1851 tot 1914 / Marcel Bots, Harry Van Velthoven, Ada Deprez e.a.; voorw. E. De Cuyper. Gent : Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 1993. 289 p.: ill., p. 26. 541 ENCYCLOPEDIE VAN DE VLAAMSE BEWEGING R-Z: WILLEMSFONDS: p. 3755
118
woorden van Julius Vuylsteke (zie later), moest het volk worden (her)opgevoed, en de volksgeest moest versterkt worden. Vrijzinnigheid was een teken van maatschappelijke vooruitgang, en de volkstaal een deel van nationale opvoeding. Verfransing werd door hen gezien als een achterlijkheid, een “geestestraagheid”, die alleen kon opgelost worden door de standen terug te brengen tot het gevoel van hun taalnationaliteit. Het zou ook een volk fier maken. Kortom: “Ziedaar dan onze eigenlijke taak . Zij is een vreedzaam propagandawerk, buiten het terrein der staatspartijen en vreemd aan hare hevige worstelingen, in niemands dienst, maar geheel ten dienste der algemeene Vlaamsche volksbelangen, noch staatkundig, noch zuiver letterkundig, maar waarvan niettemin de vruchten ook op het gebied der letterkunde en op dat der politiek niet achterblijven. Wij zijn niet enkel eene der maatschappijen, zooals er vele zijn, tot verbetering en verzedelijking van de zoogezegde volksklassen; wij zijn ook niet enkel eene vereeniging tot verdediging der moedertaal, zooals er insgelijks menigvuldige bestaan: wij zijn beide te zamen, en het eene door en voor het andere. Onze werking strekt zich over het geheele volk uit; als onze grondslagen zeggen: versterking van den volksgeest, dan begrijpt deze uitdrukking de grooten zoowel als de kleinen.”542 Wat het Willemsfonds wel totaal in de zelfde lijn van Willems deed, was Nederlandstalig Vlaanderen op de kaart zetten en legitimeren aan de hand van stevige prozaïsche vaderlandsgeschiedenissen. In het eerste jaarverslag van 1857 stond al te lezen dat “aan Vlaanderen niet langer de mannelijke kracht van het verleden en het licht der eeuw zou ontbreken”543. Ook het opvoedende karakter (ook van studenten), en het principe van boeken te sturen en van de volksbibliotheken was volleding aan Willems ontleend: “Voedsel moet er zijn voor die duizenden behoeftigen, die hunne verstandelijke opleiding van ons verwachten.”544
AFB: het lakenmetershuis op de Vrijdagsmarkt te Gent, de uitvalsbasis van de Gentse afdeling van het Willemsfonds, naast het lokaal van het centrale bestuur in de Eggermontstraat 5 in Ledeberg. Bron: Persoonsarchief van Werveke, handschriftenleeszaal Ugent, Hs. III. 88. Doos II
Het Willemsfonds begon heel klein te Gent, met in 1851 slechts 38 inschrijvers over het hele Gentse gebied. Dit aantal vergrootte maar heel langzaam, tot Julius Vuylsteke (1836 – 1903) in maart 1862 “en zijn vrijzinnige vrienden” in het bestuur van het Willemsfonds kwamen, waardoor in 1863 reeds 236 inschrijvers waren. Dit aantal groeide exponentieel tot 4544 in 1884. Dit was de eerste glorietijd van het Willemsfonds, met afdelingen in Antwerpen (1871), Brugge (1872), Brussel (1872) en
542
BOTS, M, Het Willemsfonds van 1851 tot 1914 / Marcel Bots, Harry Van Velthoven, Ada Deprez e.a.; voorw. E. De Cuyper. Gent : Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 1993. 289 p.: ill., p. 26 543 dat deze legitimerende kracht van het verleden mannelijk werd genoemd is natuurlijk ook geen toeval, en voer voor genderstudies. 544 ENCYCLOPEDIE VAN DE VLAAMSE BEWEGING R-Z: WILLEMSFONDS: p. 3755
119
Lier (1873) . Er doken zelfs studentenafdelingen op van de vereniging, tot in Nederland. Vuylsteke zou eveneens de stichter zijn van de “Nederlandsche Schouwburg” op het Sint Baafsplein te Gent zijn in 1871 (zie verder) ABF: Julius Vuylsteke (1836 – 1903). Bron: liberaal archief.
In 1875 zou met de stichting van zijn katholieke tegenhanger, het Davidsfonds, de evolutie van het Willemsfonds zijn definitieve vorm krijgen. Vanaf dan zou het fonds door en door ideologisch liberaal zijn, al weigerde het fonds met de liberale Partij te worden geïdentificeerd. Ze prefereerden de term “vrijzinnig”.545 De glorietijd eindigde echter abrupt, door de val van het liberale ministerie Frère- Van Humbeeck na de eerste schoolstrijd (1878- 1884) in 1884. Honderden vrijzinnige onderwijzers die het Willemsfonds over het hele land aanhingen, werden afgedankt, in wachttijd gezet of kregen minder loon, en werden onder de voogdij van de katholieken geplaatst. Uit vrees om zijn job te verliezen, verlieten veel leden het Willemsfonds, of weigerden zich erbij aan te sluiten. Het gevolg was dat, tegen 1903 het aantal leden gehalveerd was, slechts 2098 op het einde van dat jaar546. Dit ledenaantal kon zich stabiliseren en weer vergroten, dankzij de inzet van hun voorzitter Paul Frédéricq (1850 – 1920). Deze was (als dat mogelijk was) nog vuriger flamingant en liberaal, hij vond ze onafscheidelijk van elkaar. Verfransing en verpaapsing noemde hij “de twee geesels van Vlaanderen”. 547. Paul Frédéricq, geboren te Gent, was vanaf 1883 professor Nederlandse literatuur en Belgische geschiedenis aan de Gentse universiteit. Hij gaf in zijn huis lessen, wat hem populair maakte bij de studenten, waaronder de flamingante studentenvereniging ‟t Zal wel Gaan. Naast hoofdredacteur te worden van “het Volksbelang” (wat hij ook vanuit zijn huis dirigeerde in samenwerking met De Vigne, Vuylsteke en Van Goethem), was hij actief van 1891 tot 1895 in de Gentse gemeenteraad, tot de Cercle Libéral Wallon hem in 1895 verhinderde herkozen te worden, wegens een verloren schoolstrijd548. Daarnaast droeg hij als voorzitter van de Gentse afdeling van het Willemsfonds, en als lid van het algemeen bestuur enorm bij (ook door veel voordrachten te geven in de verschillende afdelingen), maar hij was in de vereniging vooral bekend voor zijn initiatief om Nederlandse liederen te verspreiden549, door het oprichten en steunen van een “Comiteit ter Bevordering van den Nederlandschen Zang”. Ook richtte hij kort na de begrafenis van Julius Vuylsteke het Vuylsteke- fonds op, creeërde de
545
Ibid., p. 3776 Ibid. p 3777. 547 COPPENS, E.C., Paul Fredericq, Gent: Liberaal Archief, 1990. XII, 238 p.: ill. Liberaal Archief. Reeks verhandelingen; 5, p. 65 548 Ibid: p. 214: Immers, anders zouden de liberalen een te gevaarlijke meerderheid vormen in de Gentse gemeenteraad, t.o.v. de katholieken. Frédéricq werd afgedankt. 549 PLAKBOEK p. 49: krant onbekend, 25/ 1/ 1921 546
120
hogeschoollessen voor het volk, en gaf een krachtige stoot aan de ontwikkeling van rondreizende bibliotheken. 550
AFB: Paul Frédéricq. Bron: COPPENS, E.C., Paul Fredericq, Gent: Liberaal Archief, 1990. XII, 238 p.: ill. Liberaal Archief. Reeks verhandelingen; 5, (voorkaft) Hij zette als geschiedkundige (vanaf maart 1899 was hij immers lid van de “Commission Royale d‟Histoire”551) zich in tot het herstellen van kunstschatten en oude gebouwen, waaronder het Gravensteen, kortom: een liberale, flamingante duizendpoot. Echter, op het moment dat het Willemsfonds dankzij hem eindelijk opnieuw vlot begon te draaien, stond er een tweede verpletterende slag voor de vereniging voor de deur: de wereldoorlog. Hierdoor werd het onmogelijk vier jaar lang bijdragen te innen, en in contact te staan met de afdelingen. Ook werd Frédéricq gedeporteerd in 1916 naar Duitsland, waardoor het centrale bestuur helemaal ontredderd werd. Toch hielden op veel plaatsen in België de volksbibliotheken stand, door ter plaatse geïnde bijdragen door de afdelingsbesturen. Bij het hervatten van de werkzaamheden na de oorlog was het ledental opnieuw gehalveerd, amper iets meer dan 1250 leden552. De individuele bijdrage van de leden moest noodgedwongen verhoogd worden, maar toch herstelde het aantal inschrijvers zich langzaam, en had men in 1926 opnieuw 50 afdelingen. Paul Frédéricq (hoewel definitief geweerd uit de Gentse gemeenteraad, omdat burgemeester Braun na de oorlog een zekere De Weert schepen van Onderwijs in zijn plaats had aangesteld) werd opnieuw aangesteld als voorzitter van de Gentse sectie, tot zijn dood in 1920. Hij zou opgevolgd worden door Oswald. Op 27 oktober 1922 telde het Willemsfonds in het algemeen opnieuw 1512 leden, tov. 1412 in 1920-21553. Er ledental steeg enorm, door de toevoeging van nieuwe secties aan de vereniging, en door hun felle propaganda. Op 21 mei 1928 pas had het Willemsfonds bij zijn algemene vergadering al zijn afdelingen van voor de oorlog terug, namelijk 49554. Ze telde op dat moment 2100 leden, 43 volksboekerijen, 30 rondreizende en 6 schoolbibliotheken. De belangrijkste punten op de agenda van het Willemsfonds na de wapenstilstand, waren achtereenvolgens: de vervlaamsing van de Gentse universiteit; de wet op het gebruik van het Nederlands als bestuurstaal, moedertaal en onderwijstaal; de zorg voor de openbare en rondreizende bibliotheken; het volgen van de Belgische en internationale politiek; de toepassing van de bestuurlijke taalwetten; en tenslotte: de oplossing voor de taalkwestie in het leger555. 550
PLAKBOEK p. 65: Flandre Liberale – 1/11/ 1926. COPPENS, E.C., Paul Fredericq, Gent: Liberaal Archief, 1990. XII, 238 p.: ill. Liberaal Archief. Reeks verhandelingen; 5, p.61 552 BOTS, M, Het Willemsfonds van 1851 tot 1914 / Marcel Bots, Harry Van Velthoven, Ada Deprez e.a.; voorw. E. De Cuyper. Gent : Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 1993. 289 p.: ill., p. 188. 553 PLAKBOEK p. 52: krant onbekend, 27/10/ 1922 554 PLAKBOEK p. 69: Het Laatste Nieuws – 21/5/ 1928 555 PLAKBOEK p. 69: Het Laatste Nieuws – 21/5/ 1928 551
121
Om de vervlaamsing van de Gentse universiteit te stimuleren, zette het Willemsfonds zijn zogenaamde “lessen van hogeschooluitbreiding” in na de oorlog. Getuige daarvan is dit stukje uit 1921: “…Nog steeds heeft België vier Fransche hoogescholen (alleen onderwijs voor een paar Franse aristocraten) en geen enkele Vlaamsche. En als de Vlamingen de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool eischen, schreeuwen Walen en franskiljons als gekeelde varkens. De wil van ‟t Vlaamsche volk werd nochtans klaar genoeg uitgedrukt in de opvolgende verkiezingen, die met het algemeen stemrecht gebeurden. De franskiljons die in Vlaanderen gekozen werden, kan men gemakkelijk op de vingers van zijn ééne hand tellen. Ons Vlaamsche volk vraagt licht en onderwijs in de eenige taal die het verstaat, zijn moedertaal, en men weigert hem zulks. De hoogeschoolkursussen, ingericht door de Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding van Gent, hebben een bijval zonder weerga. De laatste les van prof. De Bruyne werd bijgewoond door 730 belangstellenden (officieele cijfers) meestal kleine burgers, onderwijzers, bedienden en werklieden. En men heeft volk moeten weigeren!” 556 Het is belangrijk te beseffen, dat ondanks deze initiatieven, het Willemsfonds altijd probeerde buiten de partijpolitiek te blijven, als zgn. “cultuurflaminganten”. Ook bleef het Willemsfonds pro België, tijdens de vergadering van het algemene bestuur in 1928 bv. brachten ze hulde aan het vorstenpaar Albert en Elisabeth, die Kongo aan het doorreizen waren, en riepen zelfs op tot de vorming van een Koloniaal Instituut in het moederland België557. De Vlaamse beweging echter, zou na de Bormsverkiezing op 9 december 1928 en de taalwetten in 1932, in een extreem - rechtse beweging en fascistische beweging uitmonden, met verenigingen zoals het Vlaams Nationaal Verbond (V.N.V.), en het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso). Deze zouden in de tweede Wereldoorlog meeheulen met de Duitsers, en na de oorlog daarvoor afgestraft worden. De “Vlaamse beweging” zou daardoor definitief een negatieve connotatie krijgen bij de Belgen…
4.4.2. Werking
Het Willemsfonds was (en is nog altijd) een organisatie (in de juridische vorm van een vereniging zonder winstoogmerk) van leden die gegroepeerd waren in plaatselijke afdelingen. In elk van de vijf Vlaamse provincies waren deze op hun beurt gegroepeerd in provinciale verbonden, die de activiteiten van de afdelingen in hun eigen provincies coördineerden en stimuleerden. De vereniging werd geleid door een raad van beheer, samengesteld uit vertegenwoordigers van de afdelingen en van de provinciale verbonden, die uit hun midden een dagelijks bestuur aanstelde.558 De algemene raad regelde naast de 556
PLAKBOEK p. 42 & 51: Het Laatste nieuws, 25 /12/ 1921. PLAKBOEK p 76: krant onbekend, 29/10/ 1928 558 ENCYCLOPEDIE VAN DE VLAAMSE BEWEGING R-Z: WILLEMSFONDS: p. 3756 557
122
werking ook de doorsijpeling van toelagen aan de afdelingen. Afdelingen die verzuimden verslag en rekening in te zenden, kregen geen aandeel in de bijdragen van de leden, of toelagen. In de periode dat Oswald actief werd in het Willemsfonds, waren de opeenvolgende voorzitters van het algemene bestuur: Julius Vuylsteke (1883- 1896), Gillis Minnaert (1896- 1919) en in het hele interbellum prof. Jozef- Frederik Vercouillie (1919- 1937), die al sinds 1886 werkzaam was in het bestuur. Vercouillie werd bijgestaan door o.a. een algemene secretaris M.Hegmans, Dr Maurits Sabbe, en de erevoorzitter J. Hoste ( de redacteur van “De Zweep”, het geïllustreerde weekblad van het Willemsfonds), Elk jaar hield het algemene bestuur een vergadering in het Lakenmetershuis in Gent, waar de prangende problemen van dat jaar (en dan zeker de onderwerpen i.v.m. de taalstrijd en de volksontvoogding) vurig werden behandeld, naast de gebruikelijke onderwerpen (het ledental, het aantal afdelingen, de begroting van dat jaar, de werking van de afdelingen, de zorg voor de rondreizende en volksbibliotheken, en het “comiteit ter bevordering van den Nederlandschen zang”) Ook hield elke afdeling een jaarlijkse vergadering, de afdeling Gent hield die meestal in het voorjaar. Daarnaast organiseerde de Gentse afdeling van het Willemsfonds kosteloze openbare volksvoordrachten elke zondag (over de actualiteit, wetenschap, Vlaamse geschiedenis of literatuur, lessen in verband met de hogeschooluitbreiding). De afdeling Gent beheerde in het interbellum ook 5 openbare volksboekerijen, en hield o.l.v. Oswald allerlei activiteiten (zie verder). De vraag hierbij is wel of deze acties de liberale bonzen konden beïnvloeden in hun besluitvorming. Mertens kwam in haar onderzoek tot de conclusie dat jammer genoeg alle subgroepen, het Vlaamse en sociale kamp (waaronder het Willemsfonds), níet bij machte waren, door hun strategisch ongunstige positie tov. de centrale Liberale Associatie, als efficiënte drukkingsgroepen te fungeren binnen het lokale partijbestuur559. 4.4.3. Oswald in de Gentse sectie het Willemsfonds, 1894 – 1933.
Op 23 maart 1920 stierf Paul Frédéricq, en liet de Gentse afdeling van het Willemsfonds officieel een jaar zonder voorzitter, maar Oswald was al voorgedragen als mogelijke opvolger.
AFB: het overlijdensbericht van Frédéricq, verspreid in het Willemsfonds. collectie Vliegende Bladen - Persoonsarchief van Werveke -Hs. III. 88. Doos IV
559
MERTENS, M, "Boven alles de verdediging onzer groote liberale princiepen van vrijheid..."? : Aspecten van het Gentse (georganiseerde) liberalisme tijdens het interbellum Diss. lic. geschiedenis: nieuwste tijden, Gent : s.n., 2005. 189 bl.: ill., p.113
123
De zondag voor 25 januari 1921 ging er daarom een reeks voordrachten, gegeven door A. Van Werveke, Basse (leraar aan Gents Atheneum, en een oud-leerling van Paul Frédéricq) en Kamiel de Bruyne (hoogleraar en schepen van Gent) over de overleden hoogleraar te Gent in het Lakenmetershuis560. Hierbij waren veel (Gentse) autoriteiten aanwezig: de gouverneur van Oost- Vlaanderen Maurice Lippens was daar, Simon Fredericq (de broer van Paul)en zijn twee zoons, Virginie Loveling, zijn tante, de opziener van het middelbaar Onderwijs Oscar van Hauwaert, alle bestuursleden van de Gentse afdeling van het Willemsfonds (waaronder Oswald), en veel van het Willemsfonds tout court en andere liberale verenigingen.
AFB: Paul Frédéricq op 65- jarige leeftijd in 1915. Bron: www.liberaalarchief.be . Het viel op dat tijdens deze voordrachten van Paul Frédéricq een Vlaamsgezinde liberale martelaar werd gemaakt, voor het hele interbellum: “Toen de Duitschers hem hun wil wilden opdringen bood hij halsstarrig het hoofd. Wat ten gevolge had dat hij naar Duitschland werd gevoerd. Toen hij terugkwam was hij geen zier minder Vlaamschgezind dan toen hij vertrok: ook toen een zekere franskiljon, die thans ijvert om een verbond van liberale en klerikale franskiljons tot stand te brengen, de Vlamingen in de Liberale Associatie aanviel, vond hij Frédéricq op zijn weg, die, alhoewel gebroken door den ouderdom en door de ziekte, zoo welsprekend was dat hij al de aanwezigen langs zijn kant kreeg, wat aan de andere deed zeggen: „Je m‟encline devant ce vieux lutteur!‟ … “Frédéricq is een toonbeeld voor de huidige liberale Vlamingen ,die zich niet bekommeren om de scheldwoorden der Franschgezinde pers. Scheldwoorden zijn ten andere geen argumenten en de beleedigingen hebben op ons geen vat.” Waarschijnlijk uit respect voor Frédéricq schonk Oswald op 23 oktober 1921 800 frank voor het in stand houden van de voor Frédéricq zo geliefde liederavonden561. Als bedanking hiervoor werd Oswald officieel aanvaard als lid van het Algemene bestuur, en werd hij aangesteld tot “voorzitter der Liederavonden” te Gent, zo zegt dit fragment: “De oorlog zette echter, in onze stad, ook dit volksveredelend werk tijdelijk stop, doch. Dank zij de bekende vrijgevigheid van den Gentschen kunstbeschermer en volksvriend, de heer Oswald De Schamphelaere, voorzitter van de Liederavonden van het Willemsfonds, konden de zoo drukbezochte Maandagavonduitvoeringen weer worden hervat.” 562
560
PLAKBOEK p. 49: krant onbekend, 25/ 1/ 1921 PLAKBOEK p. 54 562 PLAKBOEK p. 42: Het Laatste nieuws, 8/ 12/ 1921. 561
124
Deze liederavonden waren zeer populair voor jong en oud, Nederlandse liedjes zoals “Omdat ik Vlaming ben”, “Van‟t Kwezelken” , “Moeder en Kind” en “‟t oude Kerkje” werden uit volle borst meegezongen. Naar het eind van november 1921 gingen de zondagse “volksopvoedende” voordrachten van het Willemsfonds te Gent opnieuw van start563. Eind december 1921 werd Oswald officieel verkozen tot voorzitter van de Gentse afdeling van het Willemsfonds. Hij had voor deze aanstelling een gift van 25000 frank (!) geschonken voor het uitgeven van “nuttige Vlaamsche boeken”564. Ook werd er met zijn geld in het Lakenmetershuis een klein toneel geïnstalleerd en een voetlicht geplaatst. Eén van de eerste dingen565 die Oswald organiseerde als voorzitter van het Willemsfonds, waren openbare en gratis Kerstfeesten voor arme kinderen.566 Het eerste feest eind december 1921 bestond uit een korte toespraak van P. De Keyser, leraar aan het Atheneum, over kinderbibliotheken. Daarna werd een sprookje verteld voor de kindjes onder muziekbegeleiding, kindertoneeltjes en werd de kerstboom geplukt, met geschenkjes, chocolade, sinaasappelen en speculaas klaargezet door Oswald. Begin 1922 zag het bestuur van het Willemsfonds er als volgt uit: voorzitter Oswald, Bestuurder van de boekerijen en secretaris-schatmeester A. Van Werveke, Bailliu, Van Gheluwe, Hertoge, Wiemer, Meuris, Lamont, Proost, Rousseau en Ramont567. 19 mei 1922 ging Oswald, in hoedanigheid van lid van het Algemeen bestuur van het Willemsfonds, als lid van het erecomité568 mee naar Sluis voor de 50 jarige herdenking van de dood van de letterkundige Johan Hendrik Van Dale (1828- 1872), en ter voorbereiding van de onthulling van een monument aan één van de oude wallen van Sluis569. De herdenking werd georganiseerd door de Zeeuws- Vlaamsche Studentenvereniging570 en ging natuurlijk gepaard met verheerlijkende speeches over de schone Nederlandsche taal: “… van dat (sic.) land en volk, hetwelk thans verdeeld over 3 staten, Frankrijk, Belgie en Nederland, eens de bakermat was van de vrijheid en aan de spits stond van de Middeleeuwse beschaving en het centrum van het verkeersleven in zich hield , 563
PLAKBOEK p. 77: Het Laatste Nieuws – 23/ 11/ 1921 PLAKBOEK p. 42 & 51: Het Laatste nieuws, 25 /12/ 1921. 565 PLAKBOEK p. 43: Gazette van Gent, 29/12/ 1921 566 PLAKBOEK p. 42: Laatste Nieuws, 29/12/ 1921 567 PLAKBOEK p. 54 568 PLAKBOEK p. 49: met als erevoorzitters de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen. Dr. J. Th. De Visser, en de commissaris der koningin in Zeeland W. Quarles van Ufford ,Dr. J.H. Van Dale, zoon van wijlen J.H. v. Dale, Prof J Vercoullie, hoogleeraar aan de Gentse universiteit, en Aug. Vermeijlen, hoogleeraar aan de Brusselse universiteit. 569 PLAKBOEK p. 83: Van Dale was een taal- en oudheidkundige hoofdonderwijzer en archivaris. 570 PLAKBOEK p. 49: onder het erevoorzitterschap van P. Dieleman, lid van Gedeelde Staten te Middelburg, en met voorzitter H Stevens uit het Sas van Gent. 564
125
waarin Noord en Zuid elkander de hand reikten: het centrum van de Nederlanden, de landen „van herrewaarts overe” niet alleen, maar van Europa.. Deze man … moet de jongeren prikkelen tot navolging in dezen tijd van herlevend Nederlandsch bewustzijn. Taal en geschiedenis .. één gedachte, één streven..” Op 4 september 1924 werd het monument uiteindelijk onthuld: een monumentale rustbank van Zweeds graniet, met een bronzen beeltenis van Van Dale in het midden, en aan de zijkanten een symbolische voorstelling van de letterkunde en de geschiedenis.
AFB: het monument voor Van Dale te Sluis.
Begin februari 1922 was tevens één van de eerste acties van Oswald om zijn oude vriend en medechasseur Emile van Goethem te herdenken571, door een toneelavond te organiseren op woensdag 3 oktober, waarbij diens stukken en stukken van H. Heyermans werden gespeeld. Oswald moeide zich actief in het feestcomité als penningmeester. In het erecomité bij dit feest zaten o.a. Lippens (op dat moment algemene gouverneur van Belgisch-Congo), V. Carpentier, graaf A. De Kerchove De Denterghem (gouverneur van Oost-Vlaanderen), en Rod. De Saegher, Gentse schepen van Schone Kunsten572 Men schonk hierbij een borstbeeldje van Van Goethem aan de Nederlandsche Schouwburg.573 Hierbij vond een incident plaats. Blijkbaar vond de flamingante krant het Laatste Nieuws het achteraf niet kunnen dat er zoveel Franstalige bourgeoisie in het comité zat voor het borstbeeld van Van Goethem574. De Flandre Libérale reageerde hier heftig op: « Les éternels grincheux... Tout Flamand qui n‟est pas rallié à la politique louche et ondoyante du Laatste Nieuws doit s‟attendre à être traité de overlooper fransquillion laquais der katoenbarons et autres aménités... Ils sont furieux parce que on se passe de leur collaboration compromittante et parce que de véritables Flamands s‟attellent à une oeuvre de gratitude que ces tristes néo-activistes ont négligée depuis des années. » Een zoveelste teken aan de wand dat er enorme interne spanningen in de liberale familie waren op dat moment. Ook waren er spanningen tussen de flaminganten en Braun (edelman geworden sinds 1922), omdat deze hardnekkig vasthield aan oude principes en weigerde mee te gaan met zijn tijd. Hierdoor verloor het Willemsfonds volgens henzelf veel jongere leden575.
571
PLAKBOEK p. 45: Flandre Libérale, 8/2/ 1922 PLAKBOEK p. 53: Flandre Libérale 3/10/ 1922 573 PLAKBOEK p. 44: krant onbekend, 4/2/ 1922 574 PLAKBOEK p. 53: Flandre Liberale, 20/10/ 1922 575 PLAKBOEK p.52: Krant onbekend, 5/11/ 1922 572
126
Op zondag 5 november 1922 zou tijdens het jaarlijkse feestmaal van het Willemsfonds de aanleiding van deze spanningen vurig besproken worden, nl. de slabakkende vervlaamsing van de Gentse Hogeschool576.
Een groot deel van de donatie die Oswald gaf om voorzitter te worden, werd gebruikt om een fonds op te richten, met het doel om boeken te publiceren. Het centrale comité had uit dankbaarheid dit fonds het Oswald De Schamphelaere- fonds genoemd. De eerste uitgave hiervan zou begin 1925 verschijnen. De totale reeks uitgaven van het Oswald De Schamphelaerefonds zouden als volgt zijn577 Jaar Nr
Auteur en Titel
1925 1932 1932 1932
1 2 3 4
1934 1951 1957 1960 1962
5 14578 15 16 17
Loveling Virginie, Van hier en elders, VIII + 214 p. De Vries- Matthys Marita, Marie Huige, 73 p. Karemont Willy; Marten Carmen, De gong van den strijd; De tocht, 73 p. Jonckheere Karel, Brozen‟s “Anny”. Met drie lino‟s van E. Gerbosch, 64 p. Hans Abraham, Havenschuimers, 415 p. Hegmans A., Eenheid…in Verscheidenheid, 144 p. Carlier L.B., Duel met de tanker, 94 p. Snyers Nora, Mama hield van hem, 102 p. Huylebroeck Lies, Duel in Nomansland, 127 p. 1964 NN., Doorzicht. Een anthologie samengesteld en ingeleid door Ernest Schepens. Met werk van Ludo Abicht, Onne Bornig, Elsy van Dam, C.L. Kruithof, Margo, Jan de Roek, Annie Reniers, Jo Stevens, Roger Struyve, Rober d‟Usmeth, Johnny Verstraete, Lucien Wenseleers. Voorwoord door Paul de Wispelaere, 167 + 12 p. Deprez Ada, Jan Frans Willems (1793 – 1846). Overdruk van een nummer uit de reeks Monografieën over Vlaamse Letterkunde, 52 p.
18
1966 19
De reden waarom Lovelings werk als eerste door het fonds werd uitgegeven, was (naast het feit dat Loveling een goede kennis van de vader van Oswald was), ze een legaat van 550 frank naliet eind 1925, ten bate van het Willemsfonds 579.
576
PLAKBOEK p.52: krant onbekend, 5/11/ 1922 www.liberaalarchief.be 578 Gedenkboek 125 jaar Willemsfonds : 1851-1976. Antwerpen : Nederlandsche Boekhandel, 1977. 196 p., p. 114: het 6e boek werd bij vergissing door de drukker als nr. 14 aangeduid. 579 PLAKBOEK p. 62: krant onbekend, 12/10/ 1925: De Keyser en Willems waren uittredend en tot herkiezing beschikbaar. Verder werd ook vergaderd over verhoging van de bijdrage (35 centiemen, alles wat meer dan dat betaald werd werd als gift aanzien), werking van de bibs van het WF, nieuwe wegen voor het WF, de voorbereiding van de Hulde aan nagedachtenis Paul Fredericq het jaar erop, over de scholen van maatschappelijk diensbetoon, over de Provençaalse beweging. Ook hield Leonard Willems een lezing over “historische beschouwingen over gewestelijke legerindeling”, en zond het comiteit ter bevordering van den Nederlandschen zang, 2 werken en twee liedjes 577
127
Zondag 17 december 1922 ging de openbare vergadering van het Willemsfonds door met voorzitter Oswald, en hij toonde voor de gelegenheid zijn “ reisje door mooi Holland” bij de volksvoordracht erna. Op doek kwamen foto‟s van Nederland, en naar het einde op foto‟s van de kampen en de verschillende instellingen, “gedurende den oorlog door onze Noorderburen gesticht om de tienduizenden Belgische vluchtelingen te helpen”580. Op zondag 9 december 1923 was het het 50- jarig jubileum van de Brusselse afdeling (en voorsteden) van het Willemsfonds, in de Brusselse Koninklijke Vlaamse Schouwburg581. Naast het hoofdbestuur van het Willemsfonds waren veel afdelingen, waaronder Gent met Oswald, de Koninklijke Vlaamsche Akademie, de Liberale Vlaamsche Bond, de studentenkring “tzal wel gaan”, letterkundigen en senatoren aanwezig bij de vergadering, en het feestmaal in het Cosmopilite hotel.
AFB: al de vooraanstaande personen en leiders van het Willemsfonds in de Brusselse schouwburg. Foto boven: de redevoering van minister Franck (Oswald is derde persoon van rechts), foto onder: gezicht op de zaal. Bron: plakboek p. 57. Tijdens het jaarverslag van de Gentse afdeling van 1923 werd er op gehamerd dat de leden veel zouden recruteren of giften doneren aan de boekerijen, om de schade aan deze bibliotheken berokkend door de oorlog, teniet te doen582. Naast de gebruikelijke vergaderingen en voordrachten, verscheen op 19 mei 1925 het eerste nummer van het O.D.S.- fonds583, namelijk uit eer aan Virginie Loveling: een bundeling van haar verspreide schetsen en novellen geschonken door de erfgenamen van de schrijfster584. Deze tekstjes waren verspreid in tijdschriften of lagen nog bij haar thuis, en werden nu gebundeld onder de titel “Van hier en elders”(met een inleiding van prof. M. Basse)585. Vanaf 21 juni stuurde het WillemsFonds het werk naar al zijn leden586. Op zondag 22 december 1924 organiseerde het WF een kinderfeest in het Lakenmetershuis, waarbij kinderen zelf zongen, dansen en voordroegen. Ook was er een toneel met Platel, die begeleidde op klavier. Oswald zorgde er opnieuw voor dat de kleine kleuters iets meekregen naar huis: suikergoed, chocolade, sinaasappelen en andere snoepjes587. De bedoeling van deze kinderfeesten blijkt uit volgend fragment:
580
PLAKBOEK p. 52: krant onbekend, 20 /12/ 1922. PLAKBOEK p. 57: De zweep, 9/12/ 1923 582 PLAKBOEK p. 58. 583 PLAKBOEK p. 61: Het laatste nieuws – 19/5/ 1925: Het verscheen bij de uitgeverij Van Rijsselberghe en Rombaut, Kouter 1 Gent. 584 PLAKBOEK p. 61: Het Laatste Nieuws – 24/12/1924 585 PLAKBOEK p. 63: Het Laatste Nieuws – 24/6/1925: zoals “Een Karmelieter”, “Madame Barré”, “Drie Kleine Schetsen”, “Plaatje Mulderman”, “Levensbeeldjes”, “Stoombootindrukken”, “Baron en Baronesken”, “Boerenidylletjes”, “Het Onze Vader”. 586 PLAKBOEK p. 64 587 PLAKBOEK p. 61: Het Laatste Nieuws – 23/12/ 1924. 581
128
”Het Willemsfonds van Gent en de talrijke bezoekers der Volksvoordrachten vormen een grote familie, waar vriendschap en achting heersen.” Voor het jaar 1926 werd het bestuur van de Gentse afdeling vernieuwd. A. Van Gheluwe werd ondervoorzitter, M.Woedstad werd secretaris in plaats van (de al op leeftijd) A. Van Werveke, H. Ramont werd penningmeester, en O.Proost werd toezender en bestuurder van de boekerijen. Als nieuwe leden had men E. Bailliu, mej. S. Blommaert, mej S De Vos, A. Leemans, E. Blancqaert, C. Debaive, F. Van Brantegem, P. Wynants, P. De Keyser en ... Hans Van Werveke588 Alfons Van Werveke zou wel nog actief blijven in de afdeling, hij zou namelijk in het feestcomité naast Paul De Keyser, A. Leemans, R. De Rudder, L. Buysse en A. Lamont meehelpen het 75- jarig jubileum van het Willems-Fonds te organiseren589. Dit vond op zondag 31 oktober 1926 plaats590, en werd bekostigd door de opbrengst van bijzondere giften van leden (al het gewone lidgeld werd in volksvoordrachten en volksboekerijen gestoken). Maar dit was meer dan genoeg, nog voor de helft van de leden werd bezocht zaten ze al aan 2000 frank591. Dit jubileum stond opnieuw volledig in teken van de herdenking van Paul Frédéricq, om half 10 werd een bronzen gedenkplaat voor diens oud huis in de Winkelstraat ( het tegenwoordige Lieven Bauwensplein) onthuld. 592
AFB: De speech van Oswald bij de onthulling van de gedenkplaat. Bron: plakboek
Hierbij spraken Oswald (die een versnapering aanbood aan de aanwezigen), en prof. J. Vercouillie (nog steeds voorzitter van het algemene bestuur). Veel leden van het algemene bestuur van het fonds, en ook van de afdelingen, de directeur van de Gentse normaalschool Osc. Van Hauwaert, de conservator van het Plantijnmuseum Sabbe waren hierbij. Ook de familie van Paul, dokter Frédéricq (professor aan de universiteit te Luik) en de zoon van Paul, Simon Frédéricq waren daar. Om half 11 ging er een algemene vergadering in het Lakenmetershuis door, met een speciale feestrede door Vercouillie593. Deze sprak over de geschiedenis van het Willemsfonds sinds zijn stichting. De algemene secretaris M. Hegmans herinnerde 588
PLAKBOEK p. 68 PLAKBOEK p. 62: Het Laatste Nieuws, 7/2/ 1926. 590 PLAKBOEK p. 66 591 PLAKBOEK p. 65: Het Laatste Nieuws – 28/9/ 1926. 592 PLAKBOEK p. 65: Het Laatste Nieuws – 18/10/ 1926 593 PLAKBOEK p. 65: Flandre Libérale – 23/10/ 1926: op dat moment waren er 2068 leden, het lidgeld was verhoogd naar 15 frank. Er waren 50 secties, 45 volksbibliotheken, 29 rondreizende en 6 schoolbibliotheken. Van een anonieme gever hadden ze 5000 fr gekregen, naast meerdere andere kleine donaties. Ook werd nog steeds de Nederlandse zang aangemoedigd, door het geven van muziekstukken aan leden, en ook aan leerlingen van de conservatoria en normaalscholen. 589
129
ook andere bekende namen van het fonds, zoals J.F. Willems, Buls, Van Ryswyck, Max Rooses, Peter Benoit, Vuylsteke, De Vigne, en vele anderen. Een telegram werd aan prins Leopold gestuurd voor te feliciteren voor zijn trouw met prinses Astrid, omdat er zo, volgens het Willemsfonds, banden tussen het koningshuis en het volk ontstonden. Een andere telegram werd gestuurd aan koningin Wilhelmina voor het benoemen van Vercouillie, tot commandant van de orde van Oranje – Nassau594. De aanwezige Nederlanders feliciteerden hem. A. Hans wees op de amnestie- motie aangenomen door de “Vlaamsche Vereniging van Letterkundigen”, onder voorzitterschap van prof. Vermeylen, die meer dan wie ook het activisme bestreden heeft. “Ook het Willems-Fonds moet de stem der barmhartigheid laten hooren”. Beide anecdotes wijzen erop dat het Willemsfonds dus duidelijk niet extremistisch flamingant was, en dat het een stabilisatie van de Vlaamse beweging poogde. Een ander politiek streefdoel van het Willemsfonds kwam echter tijdens de toasts bij het banket naar boven: het tegengaan van de boycot van de Vlaamsche afdeelingen van de Gentse hogeschool. “Deze boycot zou slechts gewettigd zijn, indien het huidige stelsel de volledige vervlaamsching van de Gentsche universiteit belemmeren kon, doch deze vervlaamsching is thans sneller mogelijk dan onder vroeger begeerde stelsels. Ook drukt spreker den wensch uit dat alle Vlaamschgezinde studenten tot betere inzichten zullen komen.” in de namiddag volgde een kunstconcert in het Lakenmetershuis door het kunstkoor “Pro Arte Vocale”, olv J.Modest Lauwerys, (leraar aan het Koninklijk Vlaamsch Conservatorium in Antwerpen). Stukken van o.a. C. Buysse, Streuvels, Gezelle, Heyermans, Scheltema werden voorgelezen595. Deze werd bijgewoond door alleen leden van het Willemsfonds en familie, omdat de zaal van het Lakenmetershuis te klein was anders596. Daarna bleven vele toehoorders nog samen in een gezellige avond, met afwisseling van zang en declamatie, “vol Vlaamsche leute”.597 Ter gelegenheid van de dag werd een jubilarisboek uitgegeven, over de werken van het WF vanaf de stichting op 23 februari 1851.598 Vanaf 22 november 1926 599 waren de foto‟s van de jubelfeesten verkrijgbaar tegen 5, 50 fr per exemplaar bij Oswald, voorzitter, in zijn huis in de Parklaan . Dit feest werd opzettelijk en soms té uitvoerig beschreven in de Vlaamse pers, omdat op dat moment er heftige aanvallen vanuit de Franse liberale pers kwamen op dat 594
Ibid. PLAKBOEK p. 65 : Flandre Liberale – 2- 3/ 11/1926. 596 PLAKBOEK p. 65 : Flandre Liberale – 2- 3/ 11/1926: Goeman, konsul van Nederland en vrouw, Oswald, C. De Bruyne, Basse, advocaat Willems, Leo Van der Haeghen, Oscar Roels, prof. De Keyser, prof. Hegmans, Leo Claeys, Pol Anri, Van Hauwaert, Van Rijn, notaris Mys, Gevaert, ook studenten van ‟t Zal Wel Gaan, ook veel jonge mannen en vrouwen. 597 PLAKBOEK p. 66: Het volksbelang, vlak na 75 verjaring WF 598 Ons 75-jarig jubelfeest (1851-1926). Gent : Van Rysselberghe en Rombaut, 1926. 226 p.: ill. Uitgaven van het Willems-Fonds 163. Algemeen depot van de uitgaven van het Willems- Fonds, 1926. 599 PLAKBOEK p. 66: Het Laatste Nieuws – 22/11/ 1926 595
130
moment, en wel om volgende reden: op de jaarlijkse algemene vergadering van het Willemsfonds had Vercouillie verklaard zich volledig in te zetten voor de de totale integrale vervlaamsing van de Gentse universiteit. Vercouillies standpunt was: « la langue populaire n‟est pas seulement le moyen le plus pratique, mais même le SEUL moyen que le peuple possède pour son développement et que par conséquent TOUTE la vie publique doit être organisée dans la langue du peuple »600. De flandre liberale schoot meteen in de verdediging: “ Une attitude plus énergique de la part des dirigeants du Willems- Fonds à l‟égard des flamingants cléricaux eut pu, à notre avis, lui conserver un plus grand nombre d‟affiliés. La création du “Algemeen Nederlandsch Verbond”, qui amena des compromissions louches entre famingants cléricaux et un petit nombre de flamingants libéraux, ainsi que le regrettable appui que certains de ses chefs donnèrent aux catholiques dans leurs perfides manoeuvres contre l‟Université de l‟état à Gand, sous prétexte de flamandisation, firent perdre aussi bien des adhérents au Willems -Fonds. »601 Het Willemsfonds zou dus samengeheuld hebben met de katholieken om hun flamingant doel te verwezenlijken. Ook het Laatste Nieuws, dat het orgaan van het Willemsfonds genoemd werd, werd op het matje geroepen, en werd hierna gematigder in zijn uitspraken. Maar toch wou deze krant niet afzien van de “zeer spijtige en onoverkomelijke formule” van de vervlaamsing van de universiteit. Het standpunt van de Franstalige liberalen was dat Nederlandse lessen wel mochten, maar geen volledige vervlaamsing. Ze boden het Willemsfonds nieuwe leden aan om sneller te groeien, met in ruil dat de Willemsfondsers hun standpunt overnamen. Ze heetten dit compromis een mogelijke “Reinforcement de l‟esprit nationale en Belgique”, en zetten dit voorstel bij met twee argumenten. Ten eerste zeiden ze dat bijna alle officialen van het Willemsfonds in het Frans waren opgevoed, in de Gentse of Brusselse universiteit: « Il est à remarquer que presque tous les chefs du « Willems-Fonds », les plus méritants, les plus savants et les plus considérés, furent formés dans les Universités d‟expression française, à l‟ Université Libre de Bruxelles et pour une grande part à l‟Université de Gand qu‟ on a si malencontreusement désorganisée au grand plaisir des ennemis de l‟enseignement officiel et des flamandiseurs à outrance qui continuent à la boycotter au profit de Louvain. » Ten tweede verklaarden ze dat het Frans en de Franse cultuur simpelweg superieur aan het kleine Vlaanderen was.
600 601
PLAKBOEK p.66 :Flandre liberale, juist na jubelfeest ibid.
131
« La vérité est que la langue populaire est un excellent moyen pour contribuer à l‟émancipation intellectuelle et au développement d‟un peuple, mais qu‟il y a d‟autres facteurs de la plus haute importance dont il faut tenir compte, surtout pour un peuple qui se trouve confiné dans les plus étroites limites linguistiques et territoriales, et vivant dans le plus proche voisinage d‟une grande nation, parlant une langue mondiale et possédant une culture intellectuelle tout à fait supérieure. »602 Oswalds standpunt was hierbij onduidelijk, als voorzitter van de Gentse afdeling bleef hij 100 procent achter de beslissing van Vercouillie staan, en steunde de vervlaamsing van de universiteit actief bij elke vergadering. “... op wiens steun nooit vruchteloos een beroep gedaan wordt voor de vrijzinnige Vlaamschgezinde werking”603 Maar langs de andere kant bleef hij als turner Frans praten (en werd hij ook geroemd als echt belgicist in de Flandre Liberale), en ook in de Laurentkringen bleef hij heel voorzichtig in zijn uitspraken. Hij laveerde heel duidelijk tussen tegenstrijdige meningen, en nam een gematigd en verzoenend standpunt voor alle liberale verenigingen, wat hem in dank zou afgenomen worden. Daarom werd hij op 15 november, op Koningsdag, 1927 tot ridder van de Kroonorde door de Belgische regering benoemd604. Dit werd officieel gevierd door het Willemsfonds gevierd op zondag 8 januari 1928605, met een zang-, muziek- en toneelavond, door het Willemsfonds gevierd606. Zijn familie, de rector van de universiteit Cam. De Bruyne, de consul van Nederland Goeman, algemeen voorzitter Vercouillie, prof. Verschaffelt, bestuurder der Jongensnormaalschool Van Hauwaert, Advocaat Willems, prof. De Keyser, prof. Van Werveke, algemeen sekretaris dr Hegmans, prof. Basse, en de voorzitter van de juffersturnafdeling van Geluk In‟t Werk Cériez waren hierbij aanwezig607. Ook Vicevoorzitter Van Gheluwe met alle bestuursleden van de Gentse afdeling van het Willemsfonds waren er ook. Ook waren er feesttelegrammen ontvangen van Flerackers namens de Antwerpse turnverenigingen en het blad “De Turner”. Na een muziek, zang en toneelgedeelte volgde het huldebetoon voor Oswald: “Op onvermoeibare wijze, zonder bluf of praal, heeft hij geijverd voor de lichamelijke en zedelijke ontwikkeling der bevolking. Zijn werkzaamheid op dit gebied werd hem enkel ingegeven door een onbeperkte liefde voor zijn medeburgers. In plaats van een onbekommerd leven te slijten, zooals zoovele menschen van zijn stand, verkoos de h. De Schamphelaere het goede rond zich uit te strooien en het voorbeeld te geven der werkzaamheid. En dan zeggen wij nog niets, vervolgde de spreker, van uw groote vrijgevigheid voor allerhande goede werken.”
602
ibid. PLAKBOEK p. 69: Het Laatste Nieuws – 10/1/ 1928 604 PLAKBOEK p. 65: Het Laatste Nieuws , 10/1/ 1928 605 PLAKBOEK p. 69 606 PLAKBOEK p. 69: Het Laatste Nieuws – 8/1/ 1928 607 PLAKBOEK p. 69: Het Laatste Nieuws – 10/1/ 1928: een enorm heterogeen publiek gezien de heersende spanningen in de liberale familie. 603
132
Men schonk Oswald een ingebonden exemplaar van de eerste uitgave van het O.D.S.- fonds (“Van hier en elders” van Virginie Loveling), en bloemen aan zijn vrouw. Op 9 december 1928 zou Oswald nog geldelijke beloningen uitloven aan laureaten van de leergang van Nederlandse zang aan het conservatorium van Gent. Tegelijk zou het Algemeen Bestuur muziekstukken schenken aan de laureaten, evenals aan degene die Nederlandse zanglessen volgen aan andere officiële muziekscholen 608. Eind 1929 schonk Oswald 3000 frank609, en op 29 september 1931 opnieuw geld ten bate van zijn fonds610 voor de uitgave van twee nieuwe novellen in 1932.
4.5. De Koninklijke Belgische Turnbond (1921), de Oost- Vlaanderengouw en het Gents Turnverbond.
4.5.1. De K.B.T.
Rond 1921 zou de K.B.T. opnieuw actief worden, maar gezien de opsplitsing in gouwen (Noord, Midden, West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen) zou de turnbond na de oorlog zelf geen bondsfeesten meer organiseren. Ze zou wel nog een coördinerende overzichtsfunctie behouden bij de feesten georganiseerd door de gouwen, en jaarlijks een bondsraad houden. Oswald zou terug actief lid worden van de Bond, en op 24 januari 1922 werd hij zelfs toegelaten als lid van de “Union des sociétés de gymnastique de France”611. Vanaf dan kreeg Oswald de “Gymnaste”, hun officiële blad toegestuurd (weliswaar telkens onder de misgespelde naam “Osurald De Schamphelaere”) Op 18 februari 1923 kreeg Oswald herinneringsfoto‟s van de K.B.T. opgestuurd, van het 25ste bondsfeest ter gelegenheid van de 25ste verjaardag RCG in 1899, en in 1913 voor het 35ste bondsfeest612. In maart 1924 deelde het officiële Bondsblad van de B.T. mee dat dankzij Frère en op voorstel van de Oost- Vlaanderengouw, Oswald werd voorgesteld door de Bondsraad als erelid van de K.B.T.613. Op de algemene vergadering op 16 maart 1924 werd dit ook een feit.614Als erelid kreeg hij evenwel geen diploma of insigne, hij
608
PLAKBOEK p.70: Het Laatste Nieuws, 9/12/ 1928 PLAKBOEK p.71: Het Laatste Nieuws, 28/10/1929 610 PLAKBOEK p. 73 611 PLAKBOEK 612 PLAKBOEK p. 55 613 PLAKBOEK p. 58: Officieel Bondsblad, n 18. Maart 1924: bestuur van Oost- Vlaanderen deelt de verdienste mee van Ev. Mys, lid van de Belgische Turnbond sinds 50 jaar. Er wordt een Bondsmedaille toegekend.3 Nieuwe verenigingen in Wallonië. 614 Jubelfeest Osw. De Schamphelaere (in den) Kon. Nederlandsche Schouwburg Gent, 21 mei 1933. Gent, De Vos, 1933. 8°. Met Portret. 609
133
mocht alleen en daarvoor nog op aanvraag in Verviers een verguld ereteken dragen.615 Op 5 oktober 1924 volgde de ceremonie daarvan, te Gent. Tegelijk werd Oswald ook gehuldigd voor zijn 40 jaar medewerking616. Hierbij kreeg hij veel lof: “In dezen tijd van pyramidalen bluf, een zegening voor onbeschaamden en onwaardigen, rust de blik met weinig gevallen op de beeltenis van iemand die, zonder kunstgrepen van eenigen aard, “chemin faisant”, een duurzame plaats in het hart van velen veroverd heeft.” 617 Ook één van Oswalds beste vrienden, Frère, speechte hierbij: “Met den broederkus bied ik U, vriend Oswald, mijne hartelijke gelukwenschen aan.”
Op 13 juni 1926 werkte de K.B.T. samen met het Koninklijk Nederlandsch Gymnastiek Verbond (K.N.G.V.) om een turndag te Gent te houden618. Frère en Oswald waren hier op aanwezig. Hier werd beklaagd dat er maar een paar turnafdelingen uit Oost- Vlaanderen waren komen opdagen, en ook dat de eersteklasturners aan het uitsterven waren. In Nederland bevocht men dit met stedenwedstrijden, maar België volgde hier niet in, op een paar mislukte pogingen van de Oost- Vlaanderengouw na. Van 14 tot 17 augustus 1926 in Luik ging het 38e Bondsfeest van den K.B.T. door619. Voor turners werden de kosten gedrukt, met afstandspremies. Het hele interbellum lang zou de K.B.T. wegens deze opsplitsing in zowel Vlaamse als Waalse gouwen moeite hebben om zijn overzichtsfunctie en de eenheid te behouden. Zowat elk jaar werd er na de Bondsraad de structuur van de bond hervormd en aangepast ten gevolge van problemen in één of meerdere gouwen620, om toch maar splitsing te voorkomen. De bondsvoorzitter op dat moment, Blomart, probeerde tevergeefs zijn bondsfamilie bij elkaar te houden. In mei – juni 1931 tenslotte werd Oswald levenslang lid van het Officieel Bondsblad en stortte daarvoor 300 frank621.
4.5.2. De Oost-Vlaanderengouw
615
PLAKBOEK p. 58 PLAKBOEK p. 60 617 PLAKBOEK p. 60: De Turner. 25/ 10/ 1924 618 PLAKBOEK p. 64: krant onbekend – 13/6/ 1926 619 PLAKBOEK p. 63: Het Laatste Nieuws – 23/6/ 1926 620 PLAKBOEK p. 66 & 67: op taal-, financieel en administratief vlak. De geschillen konden ook gaan over details, zoals turnkledij, feestprotocol, wie welke secties kreeg in het officieel bondsblad, enz. Meestal stonden ook de Vlaamse gouwen lijnrecht tegenover de Waalse gouwen. Nihil nove sub sole. 621 PLAKBOEK p.73. 616
134
Lang voor de oorlog zou de Oost-Vlaanderengouw van de K.B.T. zich al organiseren, meerbepaald op 10 augustus 1879, onder leiding van Gust. Van Acker van de C.G.G. Hij stelde een samenwerking voor van zowel Oost- als West- Vlaamse kringen622 , dat deze bestuurd werden door een comité, onder de overkoepelende naam“Région de l‟ouest de la Fédération Belge de Gymnastique” dat nauwkeurig de actie van de kringen zou beheren, en hen voortdurend zou steunen en helpen. Van Acker werd hier voor 3 jaar voorzitter van, Cam. Mys schrijver en Cruyt (uit Lokeren) penningmeester. Door hun inspanningen bestond deze federatie in 1883 al uit 9 kringen, en in 1892 uit 21, met het ontstaan van “Vriendschap” (zie later). De opeenvolgende gouwvoorzitters hielden ook reeds gouwfeesten623, en vanaf 3 november 1889 ook voorturnerscursussen. Van 1888 tot 1901 was ook Frère voorzitter, met D. Van Beveren als penningmeester. Bij zijn laatste jaren voorzitterschap ging de federatie echter achteruit, “zóó door totaal gemis aan officiëele ondersteuning, als door ware nalatigheid zijner medewerkers”. Ook, wegens de reeds vermelde erkenning van de gouwen door de Bond als officiële onderverdelingen in 1895, moest de regelgeving herzien worden. De financiële problemen zouden opgelost worden, vanaf de aanstelling van Cériez (ervoor turnleider in de federatie)als voorzitter in 1904. Hij zou spaarzamer omgaan met de kas, en op zijn voorstel werd ook het Gouwbestuur uitgebreid. In 1905 stichtte de gouw ook een eigen orgaan, “de Westergouwturner”, die het echter maar een paar jaren volhield. Ondertussen verdwenen echter veel van de spontaan opgerichte kringen. In 1912 besloot de Bond de Westergouw in twee nieuwe groepen te scheiden, een West- en een Oostvlaanderengouw. In de West-Vlaanderen bestonden slechts een viertal kringen. Nochtans werden de gelden broederlijk gedeeld en trokken de twee nieuwe gouwen met nieuwe moed aan het werk, tenminste tot aan de Eerste Wereldoorlog624.
Vanaf 1919 herstartte de Oost-Vlaanderengouw, met het herinrichten van diens kringen en het betrekken van nieuwe lokalen, onder leiding van Cériez, en bijgestaan door zijn ondervoorzitter Daneels en als schrijver A. Standaert. Oswald zou op 16,17 en 18 Juli het 3e Oost- Vlaanderen- Gouwfeest 1921 bij aanwezig zijn625, en de eerste prijs schenken. 622
PLAKBOEK p. 71 : De Turner, 11/1/1930 : namelijk de « Société Int. De Gymn. » Brugge, de “Société De Gymnastique” Ronse, de “Turnkring Lokeren”, de C.G.G. en Vrijheidsliefde uit Gent. 623 PLAKBOEK p. 71 : De Turner, 11/1/1930 : 9e Gouwfeest in 1889 in Oostende, 10e in 1890 in Eeklo, het 11e in 1892 in Blankenberge, 15e in 1904 te Gent, 16e Gouwfeest in Gent 1906, 17e in Ronse 1909, 18e Selzaete 1912, 19e St- Gilles 1924. 624 PLAKBOEK p. 71 : De Turner, 11/1/1930 : met steeds nieuwe bestuurders: Ch. Leemans, O. De Cock, Fl. Ducaté, J. De Clercq, O. Haeck, H. De Bast, Gailliez E., Fischlowitz 625 PLAKBOEK p. 47: Deze waren allemaal ingericht door Gentse Liberale turnverenigingen die aangesloten waren bij de K.B.T. (en waar Oswald allemaal een zeg in had): de “Association Athlétique Royale La Gantoise”
135
In 1922 werd Oswald tot ere-voorzitter van de Oost- Vlaanderengouw uitgeroepen:626 “ Makker Oswald De Schamphelaere, de sympathieken Vlaamschen turner die een volksjongen gebleven is en toenadering, toegevendheid en verdraagzaamheid predikt als antwoord op de hatelijkheden van over de taalgrens.”627 Bij de vergadering waarop dit gebeurde, zagen ook Frère (erevoorzitter), en Gaillez, (penningmeester) van de K.B.T. hun mandaat vernieuwd, naast de rest van het bestuur J. De Clercq, Daneels en De Cock. Net aangesteld, wou Oswald op 11 november 1922 een prijsbeker kopen om de turners aan te moedigen, een aanzet geven tot meer giften van oud- turners628. Tijdens een vergadering het jaar daarop, op zondag 21 januari 1923629 kwam een interessante discussie naar boven: “...Eigenaardig is het hoe bij de meeste van ons de geest als onwaardig verwerpen: wij nemen gaarne de verantwoordelijkheid onzer woorden, daden en beoordelingen.. Het gezamenlijk optreden op onze Gouwfeesten van meisjes en turners, waartusschen men, in onze bekrompen en achterlijke zienswijze over opvoeding, een tweeden Chineeschen Muur wil optrekken..” Er was op dat moment onenigheid over het feit of men mannen- en vrouwenafdelingen bij wedstrijden tegen elkaar mocht laten turnen of niet. Het algemene bestuur van de K.B.T. was hier resoluut tegen, maar de OostVlaanderengouw zette zich hier tegen af, en propageerde ook dit standpunt. Ze deden hierbij echter aan positieve discriminatie, door aan een leidster van de meisjesafdeling al punten toe te kennen voor het begin van de prijskamp tegen een mannelijke afdeling. Ze verklaarden dit aan de hand van “vooruitstrevende opvoeding”, en pasten dit toe in de meisjesafdeling van Vrijheidsliefde en Vriendschap. Verder doken op deze vergadering problemen op van de Noordergouw (Antwerpen) met taalgebruik in de Algemene Bondsraad, en klachten over verenigingen die met bondsgeld gingen lopen. Op zondag 29 juli 1923, werd aan de vereniging “Voor geest en lichaam” van Zelzate(Selzaete), bestuurd door Willems, de organisatie van het 5e OostVlaanderengouwfeest toevertrouwd630. Hieraan namen 40 verenigingen, met in totaal 1500 turners deel. In het erecomité zaten Oswald, graaf André de Kerkhove de Denterghem (de gouverneur van Oost- Vlaanderen), Cériez, en J Danneels631. ; deTurnafdeling van “Vrijheidsliefde” ; de “Gymnastische Volksmaatschappij (La Populaire)”; de R.C.G.; de turnafdeling van “Geluk in ‟t Werk”; de “Gentsche Turnvereeniging”, de Turnafdeling van het Van Crombrugghe Genootschap en de Turn- en Wapenkring Vriendschap. 626 Jubelfeest Osw. De Schamphelaere (in den) Kon. Nederlandsche Schouwburg Gent, 21 mei 1933. Gent, De Vos, 1933. 8°. Met Portret. 627 PLAKBOEK p. 55: De Turner 3/2/ 1923 628 PLAKBOEK, p.54: De Turner: 11/11/ 1922 629 PLAKBOEK p. 55: De Turner 3/2/ 1923 630 PLAKBOEK p. 56 & 62: De Turner, 29/7/ 1923. 631 PLAKBOEK p. 56: De Turner, 15/9/ 1923
136
10 Gouwkringen competeerden voor de Gouwschaal, met 3 verschillende proeven632. Ook een afdelingskamp voor kringen buiten de Gouw (waaronder ook Nederlandse en Franse kringen), ging door. In de stoet ‟s middags, waar ook turnsterverenigingen bij meeliepen, schonk Oswald het nieuwe gouwvaandel van de OostVlaanderengouw633, door hem zelf betaald, aan de vereniging van Zelzate634. De boodschap die hij hierbij mee wou geven was: “…voor hem het symbool van eenheid in hun streven, van liefde voor het vaderland en van getrouwheid aan de voor hun zoo heilige zaak, namelijk de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van ons Vlaamsche volk … Dat zij ons steeds dit ideaal voor de oogen houden: de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van ons Volk!” 635 Het vaandel werd vanaf dan jaarlijks doorgegeven naar de inrichtende kring van het Gouwfeest; uit respect werd bij elke verschijning ervan, het vaandel omringd door een een erewacht van minstens zes turners of turnsters. Oswald kreeg een ovatie onder de woorden: “Leve, lang leve de Heer O. Deschamphelaere!”. Naar de avond op eindigde het feest met de uitslagen van de prijskampen. Oswald gaf de prijs, zijn schaal, voor de derde plaats bij de vrouwen aan de kring Gabrielle Lejeune uit Antwerpen.”636 Op zondag 29 juni 1924 ging het 6e Oost- Vlaanderengouwfeest door te Lokeren, georganiseerd door de Koninklijke Turnkring “Voor geest en lichaam” o.l.v. J.De Clercq, ter gelegenheid van zijn 50 - jarig bestaan637. De gouwbeker werd gewonnen door de Gymnastische volksmaatschappij en door de turnsters van Vrijheidsliefde. Op dat moment was E. Gailliez bestuurder geworden van de gouw, F. De Vos sekretaris – gouwschrijver, H. De Bast schatbewaarder638. Op het einde van dat jaar kende de gouw 29 verenigingen, en zocht financiële steun om de noodzakelijke fondsen te vinden voor het gouwfeest het jaar erop 639. Midden juli 1925, tijdens het 29e Noordergouwfeest te Lier, gaf Oswald een redevoering in naam van de Oost- Vlaanderengouw640. Oswald zetelde eveneens in de jury van het 5e Waesverbondsfeest te Wetteren, op 5 september 1925641. Tijdens
632
PLAKBOEK p. 56 & 62: De Turner, 29/7/ 1923: meerbepaald: een van de vrije oefeningen van de feestreeks, een schoonheidsloop met hindernis en gelijktijdig turnen aan 6 barren met 2 afdelingen van 6 turners. 633 PLAKBOEK p. 56 & 62: De Turner, 29/7/ 1923: ervoor had de gouw nog niet zijn eigen vaandel. Het vaandel zelf bestond uit een Oost- Vlaamse leeuw op een Belgische achtergrond, een teken van het streven van Oswald: zowel dus voor het streven naar eenheid binnen Vlaanderen, als voor liefde voor het vaderland. 634 PLAKBOEK p. 56 & 62: De Turner, 29/7/ 1923 635 PLAKBOEK p. 58: Het laatste nieuws,7/8/1923 636 PLAKBOEK p. 56: Het Laatste Nieuws, 7 / 8/ 1923. 637 PLAKBOEK p. 58 638 PLAKBOEK p. 55: De Turner 3/2/ 1923 639 PLAKBOEK p. 60: Bulletin officiel, 1/3/ 1925 640 PLAKBOEK p. 62: De Turner – 18/7/ 1925 641 PLAKBOEK p. 62: De Turner, 5/9/ 1925
137
het 30e Noordergouwfeest te Contich op 20 juni 1926, liep Oswald vooraan naast zijn vriend Eddy De Taeye met de gouwvlag van Oost- Vlaanderen. 642
AFB: De vaandelgroet, met aan het hoofd van de kolom de gouwvlag van Oost – Vlaanderen, gedragen door De Taeye en Oswald. Van 11 tot 13 september 1926 ging het 7e Oost- Vlaamsch Gouwfeest in Deinze door, ingericht door “de Jonge Turners” met voorzitter R. Janssens. Oswald was hierbij hoofd van het erecomité, De rest bestond uit de vooraanstaanden van Deinze (waaronder Gailliez) die het feest hielpen financieren643. Eveneens zetelde Oswald in de erecomités van de Vrouwenturnfeesten te Oostende, wedstrijden die doorgingen tussen vrouwenafdelingen van de K.B.T., vanaf juni 1926644. Op 31 juli 1927 ging in St Niklaas het 8e Oost- Vlaanderengouwfeest door, tegelijk met het 6e Waes – Turnverbondfeest645. De leiding ervan was toevertrouwd aan de vereniging “Eendracht”, die zijn 25e verjaardag vierde. Oswald hielp mee met de organisatie, en werd gehuldigd voor zijn benoeming tot ridder in de Kroonorde646. In het zelfde jaar gaf Oswald een gift aan de verenigingen van de gouw, voor het kopen van eenvormige kledij. Ook werd dat jaar het bondsbestuur door de OostVlaanderengouw verzocht een studiecommissie tot wijziging van de bondsorganisatie te stichten, wegens de aanhoudende onenigheden met de andere gouwen 647. De andere gouwen stonden niet achter dit idee, dus ging het idee niet door. Op 3 juni 1928 ging een internationaal Deens – Nederlands – Belgische turnmanifestatie door te Gent, georganiseerd door de Oost- Vlaanderengouw648. “De keur” van de Oost-Vlaamse gymnasten, o.l.v. De Taeye, zou hierbij optreden649. De bedoeling van deze uitwisselingen was, volgens het aanwezige gemeenteraadslid Jan Danneels, om te leren uit hun aanpak650. Oswald was hierbij aanwezig. Op 5 augustus 1929 ging het tiende Oost – Vlaamse Gouwfeest door te MoerbekeWaas, georganiseerd door de vereniging “De Sportvrienden” (olv voorzitter Albert Marien) uit Moerbeke651. 30tal verenigingen namen eraan deel met ongeveer 1500 turners, waaronder ook turners van de Belgische ereploeg en veteranenploegen uit 642
PLAKBOEK p.64, De Turner 3/7/ 1926 PLAKBOEK p. 65: Het Laatste Nieuws – 15/9/ 1926 644 PLAKBOEK p. 68: De Turner, 28/5/ 1927. 645 PLAKBOEK p. 68 646 PLAKBOEK p. 68: De Turner, 13/8/ 1927. 647 PLAKBOEK p. 70. 648 PLAKBOEK p. 71: Het Laatste Nieuws – 21/5/ 1928 649 PLAKBOEK p. 70: Flandre Liberale - 21-22/5/ 1928 650 PLAKBOEK p. 70: Het laatste nieuws – 4/6/ 1928: zo bijvoorbeeld turnden de Hollandse gymnastes op ritmische muziek. 651 PLAKBOEK p. 72: Het Laatste Nieuws – 6/8/ 1929. 643
138
Antwerpen en St Niklaas. De nieuwe voorzitter van de K.B.T., graaf Goblet d‟ Alviella woonde dit feest bij. Oswald zat als erevoorzitter van de Oost-Vlaanderengouw, naast de ere- ondervoorzitter J Danneels, de voorzitter P. Ceriez, de schrijver De Vas en de penningmeester Comhaire.
Bron: plakboek p. 72 29 december vierde de gouw zijn 50e verjaardag, in de zaal van Geluk in‟t Werk, met diens erevoorzitter graaf Goblet d‟Alviella. Cériez werd hierop ook gehuldigd voor zijn 25 jaar voorzitterschap652. Begin 1930 werd Cériez als gouwvoorzitter vervangen door F. Devos, wat de samenstelling van het gouwbestuur voor dat jaar als volgt maakte: erevoorzitters Oswald en Cériez; voorzitter F. Devos; ondervoorzitter J. Daneels; schrijver Biliaert; penningmeester A. Comhaire; leider E. Gailliez; en raadsleden Mej Waedemon, Mevrouw en meneer De Taeye, Mariën, en Van Boxelaer653. Op 5 september 1931 organiseerde Oswald zelf een veteranenavond van de OostVlaanderengouw, met een banket in het gasthof Steenhaute te Gent 654. Daar werd afgesproken om met de veteranen mee te lopen in een stoet op het propagandafeest te Zele, op 27 september 1931655. Op dat moment was Pieter Cériez juist overleden656.
Op het tiende Gouwfeest te Oostende op was Oswald zou aanwezig ook zijn op feesten van andere gouwen (West- Vlaanderen 25 en 26 juni 1932 657, Noordergouw op 31 juli 1932658) Vanaf dan was A. Storme gouwvoorzitter geworden.
Bron: Plakboek p. 76. Bij een persoonlijke prijskamp te Deinze op zondag 4 september 1932, had Oswald zijn idee om in de Vlaamse verenigingen een portret van Cuperus op te hangen in hun oefen- of vergaderlokaal nog eens herhaald. Veel verenigingen hadden dit al gedaan, waaronder de R.C.G., Vrijheidsliefde en de Gymnastische Volksmaatschappij659. 27 augustus 1933 organiseerde de Oost-Vlaanderengouw tenslotte één van zijn nieuwe initiatieven: een leerlingenfeest te Lokeren. Dit was een idee van Eddie De Taeye, namelijk een afzonderlijk jaarfeest voor kinderen660.
652
PLAKBOEK p. 72 : Flandre Liberale – 2-3/1/1930 PLAKBOEK p. 71: De Turner, datum onbekend (eind 1929, begin 1930) 654 PLAKBOEK p. 73: De Turner, 19/9/ 1931 655 PLAKBOEK p. 73: krant onbekend, 24/9/1931. 656 PLAKBOEK p. 74: De Turner, 28/11/ 1931 657 PLAKBOEK p.76: De Turner, 25- 26/6/ 1932 658 PLAKBOEK p.76: De Turner, 3/9/ 1932 659 PLAKBOEK p.76: De Turner, 15/10/ 1932 660 PLAKBOEK p. 82: De Turner, 9/9/1933. 653
139
AFB: foto tijdens de leerlingenfeesten, met Oswald, zittend, derde van links. Bron: plakboek p. 82
4.5.3. Het Gentsch turnverbond
Vanaf 1902 werd Oswald actief in het Gentsch Turnverbond. Kort na de stichting ervan in oktober 1900 had hij hen al een geschenk gestuurd, maar zich verder niet actief gemoeid661. Vanaf 1906 tot 1923 zou hij voorzitter worden.
Op Pasen, 16 april 1922 was er een crisisvergadering van de Vlaamse Kringen (de Noordergouw) van de Belgische Turnbond in St Niklaas - Waas662, want er was gelasterd geworden. 100 afgevaardigden, waaronder Oswald, in functie van voorzitter van het Gentsch Turnverbond663, Cériez, Gailliez, De Clercq, Hendrickze. De zitting werd geleid door een zekere Albert Bal. De sfeer was gedrukt, want, in de woorden van Oswald zelf: “Het was met een bezwaard hart, dat wij daar naartoe gingen, want men had ons gezegd, dat het voorstel, hetwelk men ons ging voorleggen, niet zoo onschuldig was als het zich liet aanzien. Immers het kon niet alleen tweedracht zaaien, maar zelfs de verbrokkeling van onzen geliefden bond teweeg brengen die met zoo veel moeite en toewijding door onzen geëerden Voorzitter Cupérus, en veel andere verdienstelijke mannen gesticht is.”664 Een flamingant deel van het bestuur van de Belgische Turnbond wou blijkbaar splitsen, om verkiezingsdoeleinden, omdat er bedreigingen in het Bondsblad van Waalse zijde ten onrechte aan Vlaamse turners werden geuit. Het Bondsbestuur had daarom besloten de B.T. op te splitsen. Een paar brieven van verenigingen, waaronder Lier, stonden deze beslissingen onvoorwaardelijk bij. Dit voorstel werd abrupt afgeschreven in deze vergadering, met als argument dat het weren van nastreven van kiesdoeleinden in de bepalingen door de Internationale Turnbond stond. Een afgevaardigde Cériez van het Bondsbestuur meende echter dat niet de turners in deze zaak, maar de politieke leiders wél beslissen, hetgeen de moeilijkheden zeer vergroot. Leo Moulckers stelde een “schone turnvereniging”, een altruïstisch, ongesplitst algemeen Verbond, voor. Dit was een plan waaraan hij al 17 jaar werkte, en men wou geen splitsing, omdat de Belgische Turnbond voor hen te hoog en heilig was. 661
PLAKBOEK p. 17 PLAKBOEK p. 58: De Turner, 29/4/ 1922 663 PLAKBOEK, p. 54: De Turner, 29/4/ 1922: en op dat moment 40 jaar lid van de Belgische Turnbond. 664 PLAKBOEK, p. 54: De Turner, 29/4/ 1922 662
140
Hij stelde voor om te stemmen over de wens een Vlaams Verbond in de schoot van de BTB te zien ontstaan, zoals er een Gents, een Waas en Luiks verbond, een verbond van de Vesdre bestaat. Maar, in de woorden van Oswald zelf, “Maar men moet dan ook alle krachten inspannen en dit buiten alle politiek gedoe van partijhoofden, die de turnzaak en de Turners gebruiken en misbruiken voor kiespropaganda enz. Het is toch waarlijk te betreuren dat er, van zoodra er iets goeds en degelijks wordt voorgesteld, er onmiddellijk kwade verdenkingen oprijzen, die daardoor de mooiste plannen tegen werken, of zelfs onmogelijk maken. Dat is waarschijnlijk het gevolg nog van die vier jaren lange verdrukking die de hedendaagsche mentaliteit nog steeds beïnvloed.” 665 Hiermee is meteen de voornaamste reden van het plan van afsplitsing opgesomd : de naschokken van de wereldoorlog op mentaliteitsvlak, namelijk de paranoïa en defensieve angst. Sommige vonden ook dat het nodig is maatregelen te nemen, indien een deel van de Bondsleiding niet voldoet. Begin januari 1923 ging ook een betoging door voor Cupérus in Antwerpen 666. Dit was de laatste manifestatie “vooraleer ik afscheid neem als voorzitter. Oswald De Schamphelaere”. Uit het verslag van de Oost- Vlaanderengouw bij de Gouwraad van 23 december 1923 bleek dat het het Provinciaal Bestuur zich meer interesseerde in hun streven, en meer toelage gaf, met het jaar erop nog meer667. “Doch voornamelijk zal afhangen van het getal leden en de ernstige inrichting der 3 Gouwen ( de Neutrale, Socialistische en Katholieke). Daarom dringen wij er op aan, telken jare, volledig, niet alleen uw getal werkers, maar ook dat de leerlingen, eereof beschermleden op te geven, om hun alzoo te bewijzen, dat ons werk van maatschappelijken aard is en wij hunne belang- ling maar al te wel verdienen.”
4.5.4. De turner
Op 27 september 1924 ondersteunde Oswald het blad De Turner, door een grote aankondiging te plaatsen en zelf 10 inschrijvingen als propagandanrs aan Gentsche turners te zenden668. 19 februari 1927 deed Oswald een voorstel aan de Turner669, om meer geld binnen te krijgen en hun benarde financiele toestand te helpen verlichten. Terwijl anderen 665
PLAKBOEK, p. 54: De Turner, 29/4/ 1922 PLAKBOEK p. 54: De Turner; 6/1/ 1923 667 PLAKBOEK p. 60: De Turner, 23/12/ 1923 (precieze datum onbekend) 668 PLAKBOEK p. 60: De Turner, 27/ 9/ 1924 666
141
hun abonnementsprijs verhoogden, stelde Oswald voor zich in te schrijven voor meerdere abonnementen tegelijk, en deze gratis aan turners of sympathisanten mee te geven, zodat ze het jaar erop zelf een abonnement geven.
4.6. De Nederlandse Schouwburg te Gent. (1921) Via het Willemsfonds was Oswald met de “Nederlandschen schouwburg” in conctact gekomen, en besloot ook actief mee te helpen met de organisatie van evenementen. Zo werd hij op 11 juni 1921 samen met andere afgevaardigden van Gentse verenigingen aangesteld als lid van het feestcomité van de 50e verjaardag van de Schouwburg670, op 10 december. De schouwburg (tegenwoordig N.T.G.)werd op het Sint Baafsplein op 2 mei 1871 te Gent gesticht op voorstel van Julius Vuylsteke, “tot hooger kunstontwikkeling van het volk” 671. Na Vuylsteke zou het directeurschap overgaan naar Arthur Hendrickx van 1905 tot 1922. Het 50-jarig jubileum werd een groot muziekfeest, en werd mee georganiseerd en betaald door het gemeentebestuur (olv Arth. Hendrickx, die een gedenkpenning kreeg). Veel vooraanstaanden, waaronder de gouverneur van Oost- Vlaanderen graaf de Kerckhove de Denterghem, meester Leonard Willems, afgevaardigde van den Koninklijke Vlaamsche Academie, schepenen Siffer en Lampens, oud- minister Edward Anseele, senator P. De Visch, volksvertegenwoordiger Cnudde en veel kunstenaars waren hierbij aanwezig (de burgemeester zelf kon er niet bijzijn, omdat hij een rouwplechtigheid moest bijwonen). Onder de tonen van het Belgisch volkslied werd er hulde gebracht aan Vuylsteke, door Gust. D‟Hondt. In de wandelgangen van de schouwburg werd een gedenksteen voor het jubileum onthuld. Oswald hielp ook mee in eind april, begin mei 1922 de afscheidsavond van Hendrickx, na 17 jaar directeurschap, te organiseren672. Dit werd een toneelavond, met de huldiging van Hendrickx na de tweede tussenact. Daarbij werd deze bedankt voor zijn artistiek vulgarisatiewerk door de Gentse schepen van schone kunsten op dat moment, Rudolphe de Saegher, die Hendrickx “een ware patriot” noemde. Ook de pas weer op gang gekomen vereniging “Vrijheidsliefde” was daar aanwezig. Op dinsdagavond 20 maart 1923 werkte hij opnieuw mee als penningmeester673, voor een huldeblijk aan de overleden dichter, toneelschrijver en ere-jager-verkenner Emile Van Goethem (1847-1907), die 17 jaar lang secretaris van de 669
PLAKBOEK p. 66: De Turner – 19/2/ 1927 PLAKBOEK p. 47 671 PLAKBOEK p. 42: Laatste nieuws, 10/ 12/ 1921:voorzitter Ed. de Vynck, ondervoorzitters K. Lybaert, en Art. Hendrickx, schrijver P. van Wouterghem, en leden O. Van Hauwaert, L. Sandones, V. De Mey, W. Meyer, P. Verbauwen, G. D‟Hondt, Oswald, O. Roels, J. Van Der Meulen, Odiel Soenen ea. 672 PLAKBOEK p. 50: Chronique Dramatique, 3/5/1922 673 PLAKBOEK p. 55: La Flandre Liberale: 22/3/1923 –Het organisatiecomité bestond voor de rest uit exchasseurs: Keurvels, Gust. Verbaeys, Julien Deplancke, Georges Phlippo, Arm. Janssen, Evariste de Kneef, Ch. De Waegenaere en Th. Peeters. 670
142
theatercommissie was (en opgevolgd sindsdien door Henri de Gezelle). Die avond werd een bronzen buste van Van Goethem in de schouwburg geïnaugureerd, onder veel publieke belangstelling, waaronder veel ex-chasseurs (zoals de ere majoor commandant van de chaskens, en senator Carpentier)674. Die avond werd ook één van zijn belangrijkste toneelstukken, “Het Wiegje”, opgevoerd. Eveneens, een zaterdagavond 9 februari 1924 werkte Oswald mee, dit keer als lid van het feestcomité, aan een huldebetoon aan Emiel Stevens, regisseur aan de Nederlandsche schouwburg van Gent, voor zijn 40- jarig jubileum675.
AFB. De uitnodiging tot het huldebetoon aan Stevens, mee opgesteld door Oswald. Bron: plakboek p. 58 Niet veel later hielp Oswald ook de huldiging van de gevierde toneelspeelster J. Gevaert - Steven organiseren, op zaterdagavond 3 mei 1924. Ze werd door oudleerlingen en vereerders gehuldigd om haar benoeming tot ridder in de Leopoldsorde, haar 40 jarige toneelloopbaan en haar 32 jarig professoraat aan het Koninklijk Muziekconservatorium te Gent. Gemeenteraadsleden, de Gentse toneelvereniging “De Melomanen”, het Willemsfonds, de oudleerlingen en een weinig van de Nederlandsche kolonie van beroepsacteurs waren bij deze avond aanwezig676. Een leuk detail hierbij is dat men die avond eens niet gekozen had voor een welomlijnd feestprogramma, en men (eveneens uitzonderlijk) opzettelijk weinig volk gevraagd had. Dit viel niet in de smaak, en liet zich voelen in de pers: “Het ware echter gewenscht dat men voortaan bij huldigingen, het inrichtend comiteit als censuur liet optreden, dan zou men bespaard blijven van de verrassingen van improvisaties, die soms leuk schijnen, maar toch wel wat misplaatst – en het vervelende van al te langademige redevoeringen.”677
AFB: het huldeboekje aan Jeanne Gevaert- Steven. Bron: plakboek p. 59. In de namiddag van 23 april 1925 ging in de Koninklijke Vlaamsche Akademie een feestvergadering voor de 100e verjaardag van de geboorte van de Vlaamse
674
PLAKBOEK p. 53: krant onbekend, Gent 10 /3/ 1923: de financiering van het borstbeeld steunde volledig op privédonaties, niet op publieke omhaling. 675 PLAKBOEK p. 58: krant onbekend, 9/2/ 1924 676 PLAKBOEK p.59: Het Laatste Nieuws – 5/5/ 1924: Emile Mathieu, de erebestuurder van het Gentse Koninklijke Muziekconservatorium was er alserevoorzitter van de erecomiteit. Ook daar waren de bestuurder van ons Koninklijke Muziekconservatorium, consul der Nederlanden Goeman, de voorzitter van de Koninklijke Vlaamsche Academie L. Willems, hoogleraar Fris, Oswald, bestuurder van de schouwburg Van Rijn… De gouverneur, graaf de Kerchove de Denterghem en burgemeester van der Stegen lieten zich verontschuldigen. 677 PLAKBOEK p. 59: Gazette van Gent – 6/5/1924.
143
romanschrijver August Snieders (1825 – 1094)door678. In het erecomité zaten o.a. L. Willems (bestuurder van de Koninklijke Vlaamse Academie), bisschop, vicarisgeneraal De Baets, Oswald, Vercouillie en familie van Snieders. Op dat feest en de feesten erna zou Oswald in het erecomité van de feesten van de schouwburg blijven, maar niet meer actief meewerken aan de organisatie ervan. Wel zou hij langere tijd meewerken met, en financieren van de toneelverenigingen die rond deze schouwburg ontstonden. In naam van Oswald gaf zijn vriend Clovis Baert op 25 juli 1922 bv. 1000 frank aan de “Vlaamsche Vereeniging voor Tooneel en Voordrachtkunst Gent”679. Ook zetelde hij, tenminste tot 22 november 1922, in de administratieraad van de “Maatschappij tot aanmoediging der Vlaamsche tooneelspeelkunst”. Daarna stapte Oswald eruit, omdat hij te veel werk had bij de andere verenigingen680, maar bleef lid681. Zo hielp Oswald als lid op zondag 27 juni 1926 bij een toneelvoorstelling van Hamlet door de laureaten, leerlingen en oud- leerlingen van de Gentse Toneelschool in het Gravensteen.682 Ook hielp hij op hun vierde lustrumfeest op zondag 27 september 1931, voor het 20jarig bestaan van de toneelschool, in het Lakenmetershuis683. 4.7. De heroplevende verenigingen “Geluk in‟t Werk” en “Vrijheidsliefde”(1921) 4.7.1. “Geluk in‟t Werk”. Vanaf 1921 zouden de verschillende afdelingen van “Geluk in‟t Werk” terug uit de as van de Wereldoorlog verrijzen, en vooral de turn- en toneelafdeling. Ze installeerden hun lokaal in de Rooigemstraat (aan de Brugse Poort), nr. 278, onder leiding van een nieuwe voorzitter Pieter Cériez ( op dat moment de opzichter van het turnonderwijs in de gemeentescholen) 684, een goede vriend van Oswald. Ook zou Oswald zich in beide afdelingen opnieuw actief in gaan moeien, in 1921 werd hij turnleider van de turnafdeling, en niet veel later onderbestuurder. De turnafdeling van Geluk In‟t Werk, onder leiding van De Mildt, zou met Oswald 16, 17 en 18 juli 1921 actief meewerken aan de Oost- Vlaanderen- Gouwfeesten, als lid van de Belgische Turnbond .
678
PLAKBOEK p. 63: Het Laatste nieuws – 24/4/ 1925: Deze schreef zijn hele leven lang volkse werken voor stadsmensen en daarbuiten, maar werd door academici en medeliteratoren (zoals als Paul Fredericq, Max Rooses en Jan ten Brink) niet naar waarde geschat. 679 PLAKBOEK p. 77 680 PLAKBOEK, p.54 681 PLAKBOEK p. 58 & 84: de administratieraad zou vanaf dan bestaan uit de voorzitter Gustaaf Dhondt, een secretaris- beheerder Lod. Lievevrouw, ondervoorzitters Edw. De Vynck en Léon Sadones (in 1930 ook Fr. De Coster) en een penningmeester Hendrik De Gezelle. 682 PLAKBOEK p. 78 683 PLAKBOEK p. 73 684 PLAKBOEK p. 44: krant onbekend, 4 / 2/ 1922
144
Op 6 oktober 1921 schonk Oswald 1000 frank aan de pas gestichte meisjes – turnafdeling van de vereniging, en werd hiervoor bedankt door het openbaar onderwijs van de stad Gent.685 Deze afdeling, en de mannenafdeling (met als voorzitter Em. De Groote) gaf in december van het zelfde jaar een variétéfeest in hun lokaal, en Oswald en zijn familie waren hierop uitgenodigd Oswald zou deze afdeling, met als voorzitster G. Ceryez, op elke mogelijke manier blijven steunen, op 28 februari 1923 zond hij ze vb. een kistje met snoeperijen en een nieuwe grote korfbal686. Eind januari 1922 werd tot Oswald erelid (of zelfs erevoorzitter, de kranten zijn hier onderling niet over eens) van de vereniging687, en erevoorzitter van de turnafdeling688 benoemd. Dit gebeurde op hun tiende turn- en Variétéfeest, georganiseerd in samenwerking met de Gentse turnvereniging “Vriendschap” 689. De reden van deze vlugge sociale promotie, was omdat de vereniging waarschijnlijk nog steeds in geldmoeilijkheden verkeerde, en ze in Oswald een mecenas vonden. Hij schonk kort voor zijn aanstelling bv. 1000 frank aan de turnafdeling690: “Men ziet dat deze volksvriend de nooden van zijn tijd begrijpt”. Ook het feit dat die avond zelf liedjesteksten werden verkocht ten voordele van hun eigen hulpkas, wijst erop dat de vereniging nog in heel wat financiële nood verkeerde. Op Kerstavond 1922 begon Geluk In‟t Werk in de lijn van het Willemsfonds eveneens volksvoordrachten te organiseren691. Diezelfde avond speelde Oswald voor kerstman stak de kerstboom aan en gaf een geschenk aan een vrouw die haar vijftigste volksvoordracht bijwoonde. De kinderen snoepten van de tafels “klaargezet door de familie De Schamphelaere”. Ook de turnsterafdeling begon variétéfeesten te organiseren in januari 1923692. Vanaf 1925 hielp Oswald ook actief mee in het feestcomité van de toneelafdeling, naast de erevoorzitters Dr O. Van Hauwaert en Oswald, en de leden K. Van Wetter, Van Eecke, Ghesquière693, Hendrickx, en P. Van Wonterghem. De reden daarvoor was dat deze afdeling, met als voorzitter Hendrik De Gezelle en als leider Isidoor Vanderhaeghe, in dat jaar de 3e prijs van uitmuntendheid hadden gewonnen in de 3e Landjuweelprijskamp te Tienen, voor hun blijspel “Groote Stadslucht”694. Dit werd gevierd op zaterdag 16 mei 1925 in de Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, samen met veel liberale verenigingen, zoals het Van Crombrugghe‟s genootschap, Vrijheidsliefde, Rabot‟s Liberale Kunstvrienden en het Willemsfonds. 685
PLAKBOEK p. 49 en 53 PLAKBOEK p. 55 687 PLAKBOEK p.43 688 PLAKBOEK p. 21 689 PLAKBOEK p. 44 690 PLAKBOEK p. 44: krant onbekend, 1/2/1922. 691 PLAKBOEK p. 52: Laatste Nieuws, 27 /12/ 1922. 692 PLAKBOEK p. 55 693 Dit was mijn betovergrootvader, Lodewijk Ghèsquière, een bescheiden acteur en op dat moment in de functie van “afgevaardigde van de Jonge Krachten” van de toneelafdeling. 694 PLAKBOEK p. 64: krant onbekend, 16/5/ 1925 686
145
Deze hype van Landjuweelwedstrijden kwam uit Frankrijk, in 1923 werden deze befaamde nationale toneelwedstrijden gecreeërd door het Odeon van Parijs. Amper enkele weken later zou België dit overnemen, en organiseren te Mechelen695. De Landjuweelwedstrijden bestaan nog, en gaan zelfs in november 2009 door te Gent696. Het gevolg van deze overwinning in 1925 liet niet lang op zich wachten. In de loop van het jaar schoot het ledenaantal van de toneelafdeling de lucht in (wat het totale aantal leden van G.I.W. op 650 bracht), en het aantal vertoningen (door honderden mensen trouw gevolgd) naar 8 per jaar ging. Het jaar erop deden ze opnieuw mee aan de prijskamp (opnieuw te Tienen), met het realistische dramastuk “Het gouden Jubelfeest”697, en wonnen ze de tweede plaats, én de prijs voor beste actrice, Mme Van Peteghem – Huyge698. 18 april 1926 werd dit gevierd in de Koninklijke Nederlandse Schouwburg, en begin mei werd het stuk nog eens in Gent opgevoerd, bij beide evenementen zat Oswald opnieuw in het organisatiecomité. Intussen was Fecheyr de nieuwe algemene voorzitter van de vereniging geworden, als opvolger van Cériez. Op 27 maart 1927 deed de kring opnieuw mee aan de Landsjuweel, dit keer te Mechelen699, en won de eerste prijs met het stuk “De Zwaan”. Dit werd gigantisch gevierd te Gent op 30 april, zowat alle vooraanstaande burgers zaten in het feestcomité700: de provinciegouverneur en minister van Spoorwegen Anseele, de Gentse burgemeester Van Der Stegen, met schepenen De Saegher, Balthazar en Siffer en gemeenteraadslid Van Wettere; de opzichter en bestuurder van de Koninklijke Nederlandsche Schouwburg Van Wonterghem en Van Ryn; Leonard Willems in naam van de Koninklijke Vlaamse Academie; Oswald voor het Willemsfonds; Van Hauwaert, Sadones en Willem Meyer, namens de Stedelijke Toneelcommissie; Michiels als vertegenwoordiger van de officiële dekenbond; Crevaels, Hendrickx, en Bruyneel van de Laurentkringen; en verder enorm veel afgevaardigden en vooraanstaanden uit de toneelwereld. Ook zowat alle toneelverenigingen uit het Gentse en omstreken waren hierbij aanwezig, alsook op de vertoning van het stuk in de Gentse schouwburg op 14 mei.701 Na deze voorstelling besloot het gemeentebestuur financieel bij te dragen bij de inrichting van de Landjuweelwedstrijd te Gent het jaar erop, en op zondag 25 mei een feeststoet te organiseren naar het Gentse stadhuis op.
Het gevolg van dit succes was natuurlijk dat de andere afdelingen van de vereniging minder aandacht kregen, en dit werd niet altijd in dank aanvaard702. Bij het variafeest 695
PLAKBOEK p. 67 : 16- 17/ 5/ 1927 http://www.hetlandjuweel.be/ 697 PLAKBOEK p. 63: Het Laatste Nieuws – 23/3/ 1926. 698 PLAKBOEK p. 64: Het Laatste Nieuws - 19/4/ 1926. 699 PLAKBOEK p. 67: Het Laatste Nieuws – 23/3/ 1927. 700 PLAKBOEK p. 67: Krant onbekend, 30/4/ 1927. 701 PLAKBOEK p. 67: Het Laatste Nieuws, 16/5/ 1927 702 PLAKBOEK p.70: De Turner, 22/2/ 1930. 696
146
op 2 februari 1930 kwam er bijna geen turnen aan te pas: De flinke afdeelingen van vroeger worden regelmatig door kleine groepjes “kunstenaars”vervangen, verdreven, wier verdiensten op zich zelf, wij bekennen het graag, niet te onderschatten zijn. Maar alzoo ontstaat de vrees dat het turnen geheel en al zal weggedrongen worden, hetgeen, onder oogpunt van propaganda, niet minder dan als een ramp zou te beschouwen zijn” . In 1931 kwamen ook de feesten voor filantropie terug op gang, waar Oswald ook aan meewerkte. Zo organiseerde G.I.W. op zondag 17 mei 1931 een salonnet (een artistiek concert voor weldoenendheid met piano en een orkest) waar erevoorzitter Oswald en de voorzitter Fecheyr toezicht op hielden. Op dat moment was Storme voorzitter van de turnafdeling.703. Deze voorstelling werd de 24e, de 25e en 31e mei herhaald. Het eind van dat jaar ging het voorzitterschap van de turnafdeling over van Storme (die erevoorzitter werd gemaakt) naar Auguste De Clercq (de stichter van de turnafdeling)
Op 17,18 en 19 juni 1933 vierde de turnafdeling van G.I.W. haar gouden jubelfeest voor haar vijftigjarig bestaan704. Hierbij werd Oswald (als medestichter van de afdeling), naast De Mildt (al 25 jaar bestuurder van de turnafdeling) en andere veteranen in de bloemetjes gezet705. Oswald werd extra gehuldigd, door hem ridder in de Leopoldsorde te maken706. Een kunstschilder De Maertelaere had Oswalds portret geschilderd, en gaf hem ook die avond het schilderij707. Ook werden Cériez, de vroegere erevoorzitter van de turnafdeling, en Fecheyr, de algemene voorzitter van de vereniging, herdacht. Deze laatste was juist ervoor gestorven, en liet het algemene bestuur van G.I.W. even zonder voorzitter. Oswald was voorzitter van de jury van de feestwedstrijden, die deze dagen doorgingen708, en was ook aanwezig bij het banket zaterdagavond, waarbij hij aan de eretafel zat naast o.a. minister Lippens, de voorzitter van G.I.W. Declercq, de voorzitter van het Calliergenootschap Carpentier, Gouwvoorzitter Storme, Graaf Goblet d‟Alviella, de voorzitter van de Belgische Turnbond, burgemeester Van der Stegen en de Gentse volksvertegenwoordiger Mariën709. Andere turnverenigingen uit Gent en omstreken waren ook vertegenwoordigd op het banket: o.a. Steenbrugghe namens het Gents Verbond, Frère voor RCG, Van Hyfte voor Gymnastische Volksmaatschappij, Vrijheidsliefde, Vriendschap, Rabot‟s Turners. (Deze verenigingen deden ook mee aan de wedstrijden de dagen erop) Deze reeks feesten werd gesponsord door de zaak Pol de Schamphelaere710. 703
PLAKBOEK p.73: Flandre Liberale, 17/5/ 1931 PLAKBOEK p.79: Gazette van Gent – 19- 20/6/ 1933 705 PLAKBOEK p. 81: Het Laatste Nieuws – 4/6/ 1933 706 PLAKBOEK p.81 : Flandre liberale, 20/6/1933 707 PLAKBOEK p.80: Het Laatste Nieuws – 21/6/ 1933 708 PLAKBOEK p. 81 709 PLAKBOEK p. 81: De Turner, 17-18/7/ 1933. 710 PLAKBOEK p. 78, 79 & 80: Het Laatste Nieuws – 19/6/ 1933 704
147
Tenslotte organiseerde G.I.W. vanaf eind de jaren 1931 vakantiekolonies voor kinderen. Elke zomer in augustus trokken ze naar het Pension voor Kinderen “Les Nids” in Oostduinkerke. In 1933 bezocht Oswald de kinderen om hun snoep te geven, en hij nodigde hen uit op een chocoladefeestje in zijn hotel. Als aandenken werd ieder kind een foto geschonken711. 4.7.2. “Vrijheidsliefde”.
Vanaf 1923 was Oswald zeker weer actief in deze kring, bij een lezing van Cuperus over “Le mouvement Gymnastique et la lutte actuelle des méthodes” verzorgde hij samen met Van Wilder de lichtprojecties712. De voorzitter was op dat moment B. Geirnaerd, Nonninckx de vicevoorzitter Op 22 maart 1923 werd via een brief Oswald erelid van de turnafdeling713. Zijn bijdrage mocht hij zelf kiezen. Deze turnafdeling, met erevoorzitter E. De Naeyer, organiseerde jaarlijks gymnastiekfeesten, om hun reizen te betalen714, en op zaterdag 3 maart 1925 organiseerde het eveneens een artistiek feest met muziek, zang en gymnastiek, voor de volksbibliotheek van de vereniging715. Deze sectie werd duidelijk gebruikt als stokpaardje om zo andere secties te financieren, en de reden waarom deze zo populair was, was omdat ze geregeld in de prijzen viel, zowel in België als in het buitenland. Ter herinnering van het 60 jarig bestaan van Vrijheidsliefde kreeg Oswald op 8 april 1928 een diploma namens het bestuur716.
Bron: Plakboek, p. 70 Op zaterdag 21 en zondag 22 juli 1928 ging het 9e Oost- Vlaanderengouwfeest door, waarbij de turnafdeling van Vrijheidsliefde zondag hun 60 jarig bestaan vierde in het Gentse Feestpaleis717. Oswald was hierbij aanwezig, massaal veel turnverenigingen uit andere gouwen kwamen erop af, er waren zodanig veel turners, dat het Rode Kruis werd ingeschakeld om elke turner een slaapplaats te geven. Helaas was er één groot probleem: er kwamen bijna geen toeschouwers op af. Zaterdag ging er namelijk een grote geschiedkundige stoet door Gent, die hun stoet vertraagde, weinig volk zou naar hen komen kijken. Ook veel te weinig turners zouden effectief ook meedoen aan oefeningen en slechts in de stoet meelopen718. 711
PLAKBOEK p. 81. PLAKBOEK p. 79 & 86 (dubbel) 713 PLAKBOEK p. 1 714 PLAKBOEK p. 61 : La flandre liberale, 24- 25/ 11/ 1924. 715 PLAKBOEK p. 63: Bulletin officiel K.B.T., 1/4/ 1925 716 PLAKBOEK p. 70 717 PLAKBOEK p. 69: De Turner – 21-22 /7/ 1928 718 PLAKBOEK p. 69: De Turner – 21-22 /7/ 1928: “Het doet ons , turners der Noordergouw, vreemd aan, wanneer wij dit talmen in de uitvoering der verschillige punten van het programma vaststellen. Het geeft ons den indruk van te weinig voorbereiding en slechte verdeeling van de ambten om tot vlugge en zekere uitvoeringen te komen.” Ook werd het programma volgens een uurtabel afgewerkt, wat leidde tot langdradige pauzes. 712
148
Op zondag werd het jubileum gevierd, en de verheffing van Vrijheidsliefde tot Koninklijke kring719 In de namiddag ging een vergadering door in de grote hal van het Feestpaleis, waarbij opnieuw officieel de vaandel werd overgedragen van de vereniging Eendracht uit St Niklaas (de organisator van het gouwfeest in 1927) aan Vrijheidsliefde voor 1928.
4.8. Vriendschap (1921) In 1921 werd Oswald even voorzitter van de Turn- en wapenkring “Vriendschap“720, het is onduidelijk hoe lang hij daarvoor lid van de vereniging was. “Vriendschap” was in 1892 te Gent gesticht als buurtvereniging met als lokaal de Stadsjongensschool in de Van Maerlantstraat, en had volgens de kring zelf nooit veel succes gekend: “De lastige strijd, die wij 30 jaar lang manmoedig hebben volgehouden, heeft bij ons in hoofzaak bittere herinneringen nagelaten. Daarentegen kennen wij oogenblikken van voldoening en genot, die veel leed doen vergeten en voor veel andere menschen nooit te genieten zullen zijn. Ik ben u dankbaar, waarde heer voorzitter, en door mijn mond spreekt gansch de vereeniging, mij zulken stond van vreugde te hebben verschaft.” 721 In de beginjaren van de eze “weinige“ mooie momenten waren vooral van hun turnafdeling afwezig, tussen 1892 en 1913 won deze spectaculaire onderscheidingen in alle takken van het turnen, in wedstrijden te Frankrijk, Luxemburg, Turijn in 1911, Oslo, en Parijs in 1913. Vriendschap deed zelfs mee aan de Olympische Spelen van 1908 in Londen, met als kampioenen de turners Landrieu en A. Bauwens. Vanaf 1897 had de kring ook een sportrubriek “de Strijdpenning” in de Turner. De vereniging werd gevraagd door het sportcomité van de Internationale Tentoonstelling van 1913 te Gent met het inrichten van een groots kinderfeest.722. Maar met het uitbreken van de oorlog zou aan al dat succes een abrupt einde komen, en zou de kring heel wat van haar fondsen (om voorlopig onbekende redenen), en daarmee heel wat befaamdheid verliezen. In 1921 werd de kring weer tot leven geblazen, met als erevoorzitter Graaf A. de Kerchove de Denthergem, (op dat moment gouverneur van Oost- Vlaanderen), voorzitter Oswald, schatbewaarder Millord, Robelus (functie onbekend), leider van de vrouwenafdeling Emiel Hendrickze (later vervangen door mej Woedeman), chef van de veteranen (en later ondervoorzitter) Oscar De Cock en J. Van Guyse, chef van de leerlingenafdeling.
719
PLAKBOEK p. 72 PLAKBOEK p. 43 721 PLAKBOEK p. 59: Het Laatste Nieuws – 9/ 9/ 1924 722 PLAKBOEK p.75 &76: De Turner, 15/10/ 1932. 720
149
Het hoofddoel van de kring na de oorlog was om het officieel onderwijs en lichamelijke opvoeding op school een nieuwe impuls te geven, een “sociaal doel … van de eerste orde” 723, dat hoop gaf voor de toekomst: le relèvement de notre enseignement officiel “. In feite was de kring niets meer dan een poging om ouders van kinderen die naar de gemeentescholen gingen, gerust te stellen, door steeds opnieuw met feesten te bewijzen dat de opvoeding van hun kinderen in goede handen was. Geen overbodige luxe na een verloren schoolstrijd. Zo zou de kring eind juni 1922 met de Pinksterdagen in de buurt van de Fabriekplaats zo‟n buurtfeest houden.724 Dit feest bestond uit turnoefeningen, een diner onder muziekbegeleiding, en een stoet, en Oswald, naast Cériez en Frère, waren hierbij aanwezig. Pas in 1923 zou de kring haar 30-jarig bestaan vieren, in januari 1923 zou de kring een feestnummer uitbrengen, waar Oswald een bijdrage in deed725. Op zondag 8 juli van dat jaar werd Oswald erelid gemaakt van de kring in hun maandelijkse bestuurszitting, en werd Jules Robelus voorzitter in zijn plaats726. Van Guyse werd dat jaar ook leider van de meisjesafdeling i.p.v. Hendrickze, die secretarisbestuurder van de turnafdeling werd. Eind dat jaar hielden ze ook een Sinterklaasfeest, waarvoor ze een “ezeltje van Nikodemus” lieten rondgaan727. Vanaf 1924 zou de kring danstornooien beginnen organiseren Koninklijke Nederlandse Schouwburg. In het begin stelde de choreografie nog niet veel voor, maar de kunstturners zouden zich vlug trainen. 728 Vriendschap zou zo langzamerhand bekender worden, en kon steeds meer geld opzetten.Zo kon de kring op 30 januari 1926 in de feestzaal “Nieuwe casino”, (op de Gouden Leeuwplaats) een groots kunst- en variétéfeest betalen729. Frère, Oswald, Steenbrugghe, voorzitter van t Gentsch Verbond, Cériez en andere afgevaardigden van “Geluk in‟t Werk”, en van Rabot waren hierbij aanwezig730. Vanaf dan deed de kring ook mee aan de filantropische „mode‟: een ophaling werd gedaan ten bate van de slachtoffers van de overstromingen in België in 1926731. op zondag 4 maart 1928 organiseerden ze ook een muziek- en theateravond, om de toestand van één van hun leden, invalide door de oorlog te verbeteren, waarbij ze beroep deden op hun eigen leden en de Gentse theaterkring “Caritas”732. Vanaf dat moment ging ook wel jaarlijks een feestmaal door733. Oswald hielp ook waar hij kon deze avonden organiseren, zoals een turn-, zang-, muziek- en
723
PLAKBOEK p. 59: Flandre liberale – 10/ 9/ 1924 PLAKBOEK p. 50: De turner – 24/ 6/ 1922 725 PLAKBOEK p. 54: De Turner; 6/1/ 1923 726 PLAKBOEK p. 50 727 PLAKBOEK p. 60: De Turner, 27/ 9/ 1923 728 PLAKBOEK p. 70: krant onbekend, 15/7/ 1928 729 PLAKBOEK p. 63: Gazette van Gent, 1- 2 /2/ 1926 730 PLAKBOEK p. 63: Gazette van Gent, 1- 2 /2/ 1926. 731 PLAKBOEK p. 62: De Turner, 27/2/ 1926. 732 PLAKBOEK p. 70: Flandre Liberale – 7/3/ 1928. 733 PLAKBOEK p. 67: De Turner, 30/7/ 1927. 724
150
poëzieavond op 8 februari 1928 (samen met Storme en Steenbrugge)734. Oswald hielp ook bij hun vijfde danstornooi, inmiddels in de Koninklijke Nederlandse Schouwburg.
Op zondagavond 24 april 1932 ging er een turnfeest van Vriendschap door, door jongens en meisjes735. Verschillende oefeningen werden naar voor gebracht, onder muziekbegeleiding, en ook een komisch deel met clownacrobatiek werd ingesloten. Oswald, Frère, Paternotte, Van Huffel, Steenbrugge en erevoorzitter van de kring graaf van Kerchove de Denterghem waren hierbij aanwezig. Op zondag 25 september 1932 vierde de kring zijn veertigjarig bestaan, met een feestmaal voor 100 man736. Veel bekende turn- en stadsoverheden waren hierop aanwezig, en afgevaardigden van de verenigingen R.C.G., Vriendschap, de Gymnastische Volksmaatschappij, Noordzee Oostende, en het Gentsch Turnverbond737. Op zondag 5 en zaterdag 18 februari 1933 kwam Flerackers van Antwerpen praten, met ondersteuning van lichtbeelden over het IX e Bondsfeest, foto‟s en souvenirs van Tsjechië zelf, over de gouwfeesten van 1926 en 1932, waaraan de Tsjechische Sokols deelnamen, en ook in het Willemsfonds. Intussen voerden de meisjes van Vriendschap een nummertje op in sokolessenkledij. Oswald was hierbij aanwezig738. Op de muur bevond zich een verzameling van kernachtige Vlaamse spreek- en vleugelwoorden. Op proscenium prijkte een portret van N.J. Cuperus, stichter in 1878 en voorzitter van den KBT.739.
4. 9. Help u Zelve.
Deze was een vereniging van Vlaamsgezinde liberalen, opgericht na de oorlog, met als algemene voorzitter Karel De Wette, en verder als spilfiguren het echtpaar Preys en Alfons Colle. In februari 1924 werd hun turnafdeling, dankzij vader en dochter Brandt opgericht. deze was nog niet eens door de K.B.T. opgenomen, toen het op 8 november 1924 al zijn eerste turnfeest hield te Gent. 740 Op het programma stonden 18 nrs, waarvan 13 turnnrs, en voor de rest variété, in hun klein lokaaltje. Oswald was hierbij aanwezig.
734
PLAKBOEK p. 70: Flandre Liberale – 8/2/ 1928 PLAKBOEK p.74: Flandre Libérale, 25/26 – 4 - 1932 736 PLAKBOEK p. 74: Het laatste Nieuws – 27/9/ 1932 737 PLAKBOEK p. 75: Gazette van Gent –28/9/ 1932 738 PLAKBOEK p.78 : Flandre Liberale, 6-7 /2/ 1933 739 PLAKBOEK p. 78: De Turner, 18/2/ 1933 740 PLAKBOEK p. 60: De Turner – 8/11/ 1924. 735
151
Op zondag 22 november 1925 gaf de turnafdeling van “Help u Zelve” haar eerste winterfeest met muziek, en turnoefeningen741.Er werd hierbij hulde gebracht aan hun jonge turnleider M. Daemers. Bij het einde werd de Brabançonne gespeeld, en hulde gebracht aan de bondsvoorzitter en “ons aller Turnvader” Cupérus, door een levensgroot portret van hem in te huldigen. Op zaterdag 12 december 1925 werd er gedacht aan uitbreiding van de turnafdeling van “Help U Zelve”, omdat de herhalingszaal onvoldoende als lokaal begon te zijn 742. De dag erop hield de zelfde vereniging een turn- en variétéfeest. Dit bestond uit een voordracht met lichtbeelden door Ramont, een “bezoek aan Venetië”, een gymnastiekgedeelte en ballet olv De Croock, en een muzikaal gedeelte. Oswald was hier bij aanwezig, P. Cériez had het feest voorbereid en de algemene leiding op zich genomen743.
4. 10. Herdenking van de R.C.G.
8 maart 1928 ging het feestcomité van de R.C.G. (intussen al 37 jaar actief), na 33 jaar opnieuw op de foto.
AFB: het feestcomité van de R.C.G. (toen nog C.G.G.) in 1895. Oswald is de tweede persoon van links. AFB: Het feestcomité van de R.C.G. in 1928. Bron: Jubelfeest. Oorspronkelijk waren ze met 15 man, nu maar meer met 13, 1 persoon was gestorven, de andere had al lang de stad verlaten744. Op de foto‟s staan: Théo en Charles Peeters, Gust. Sierens, Oswald, Ad. Paternotte, E. Steyaert, L. Gyselinck, Ad. Rothiers, R. Van Eeckhaute, Aug. Van der Heide, G. Janssens, G. Frère en G. Schoonbeen. Eind maart 1928 werd dit gevierd met een intiem banket van de R.C.G.745, van de 13 vrienden die zich in groep in 1895 lieten fotograferen. Ook andere leden van de R.C.G. (o.a. Speelman en Snoek) waren hierbij aanwezig. Opnieuw werd op dit diner de spijt geuit dat jongeren zich niet meer interesseerden aan de gymnastiek: “On regretta, unanimement, que, de nos jours, le beau sport de la gymnastique est beaucoup trop délaissé, particulièrement parmi la classe bourgeoise, dont la jeune génération actuelle préfère s‟adonner aux sports violents au lieu de faire, comme jadis, de la gymnastique rationnelle qui produit un développement harmonieux du corps ».
741
PLAKBOEK p. 62: Het Volksbelang – 28/11/ 1925: Groeps- en keuroefeningen. Piramiden en plastieke beelden. Rythmische oefeningen, door 6 meisjes en een Angelus levende beelden. 742 PLAKBOEK p. 62: Het volksbelang, 12/12/ 1925. 743 PLAKBOEK p. 63: K.B.T.– Officieel Bondsblad, januari 1926. 744 PLAKBOEK p.69: Flandre Liberale, 8/3/ 1928 745 PLAKBOEK p. 69: Flandre liberale 28/3/ 1928
152
In 1932 kreeg de R.C.G. een nieuwe installatie in het gymnasium van het Laurentinstituut, in de Rue Basse nr. 8, naast accessoires zoals halters, bâtons, enz. waren er ook douches, aparte kamertjes en lavabo‟s in het gebouw geïnstalleerd746.
746
PLAKBOEK p. 75
153
HOOFDSTUK 7: eind van zijn leven en dood. ( 1933 – 1937) 1. Algemeen Langzaamaan, zoals reeds gezegd, werd de Vlaamse Beweging vooral na 1930 als het ware gemonopoliseerd door een rechts, anti- Belgisch en reeds antidemocratisch nationalisme, omdat bleek dat veel (maximalistische) Vlaamse eisen niet of slechts geleidelijk werden ingewilligd747. De laatste jaren van Oswald gingen gepaard met onbegrip van de gematigde Vlaamsgezinde liberalen, tegenover het stijgende fascisme en separatisme, dat dreigde hun levenswerk in duigen te laten vallen: “de drijverijen dezer dagen, die ons het hart doen ineenkrimpen en doen twijfelen aan de gezonde rede onzer tijdgenooten. “748
2. De zaak
Na Oswalds dood in 1937 werd de zaak in de Veldstraat overgeheveld naar zijn zoon van Wally. Deze zou echter het bestuur van de zaak voornamelijk overlaten aan zijn vrouw, Lydie Merre (1904- 191958), en haar zus. Hijzelf zou in de voetsporen van zijn vader verder actief zijn in het verenigingsleven, waarin hij eveneens voornamelijk mecenas was (vb. van de scouts, de bond moyson, en alle mogelijke schoolverenigingen, waar hij prijzen aan gaf)749. AFB: “Oom Wally” op latere leeftijd, bij de kerstboom. Bron: Familie- archief A.-M. Van Werveke. Ook was Wally bekend om zijn geschiedkundige kennis, en kende hij de geschiedenis van Gent op zijn duimpje. Hij zou zelfs “een erudiete archeoloog” genoemd worden bij één van zijn rondleidingen van mensen van de K.B.T. (zie verder) Na “oom Wally”s overlijden op 11 september 1962 werden de deuren van het bedrijf en de zaak definitief gesloten. Een schoenwinkel (Salamander) kwam in de plaats van de rubberwinkel, begin de jaren 1970 werd deze dan op zijn beurt vervangen door een confectiezaak (Witteveen).
3. Familie
747
MERTENS, M, "Boven alles de verdediging onzer groote liberale princiepen van vrijheid..."? : Aspecten van het Gentse (georganiseerde) liberalisme tijdens het interbellum Diss. lic. geschiedenis: nieuwste tijden, Gent : s.n., 2005. 189 bl.: ill. p. 26 748 PLAKBOEK p. 87: De Turner, 13/6/ 1936 749 Interview A-M en Sylvia Van Werveke 14/3/ 2009
154
Op zaterdag 16 februari 1935 stierf de vrouw van Oswald, Hendrika Bruijn, op 59 – jarige leeftijd, in de Parklaan 19 te Gent. Ze sukkelde al een tijdje met zware reuma. Op haar doodsbrief stond dat ze zacht en kalm was heengegaan750. Dinsdagmiddag 19 februari werd ze begraven op het gemeentekerkhof van de Brugse Poort, in nauwste familiekring, dus zonder veel ophef. Dat wou ze trouwens zelf niet, ze zou altijd tegen haar kleinkinderen gezegd hebben: “Geef mij nu maar bloemen, in plaats van als ik dood ben”751.
Op 2 maart gaf “Vrijheid” zijn innige deelneming mee aan Oswald voor het sterfgeval752.
4. Verenigingen
4.1. Vriendschap (1934)
In 1934 zou Oswald blijven gaan naar de variétéfeesten georganiseerd door deze vereniging753. Tevens zou hij met de steun van zijn fonds (!) het mogelijk maken voor de kinderen om twee reizen per jaar met de auto-car te doen (naar Terneuzen, of naar Ronse), samen met hun vriendjes van de Gentse zusterverenigingen 754. Op zondag 30 juni 1935 sponsorde Oswald opnieuw zo‟n « pupillenreis » voor kinderen uit de K.B.T., dit keer naar Brugge, Knokke (Knocke) – Het Zoute755.
4. 2. De K.B.T. en de Oost- Vlaanderengouw (1934)
In mei 1934 betaalde Oswald 700 frank extra bij zijn bijdrage van 300 frank, om levenslang lid van de K.B.T. te worden756. Verder bleef hij stukjes voor “de Turner” schrijven, bv. op 20 januari 1934, over het nieuwe systeem van de studiedagen georganiseerd door de Oost-Vlaanderengouw, voor hem “gelegenheden .. [om] elkaar beter te leren kennen en elkaars bevoegdheden werkelijk te waarderen”. Zijn boodschap hierbij was glashelder:
750
Familie-archief A-M Van Werveke Interview met Anne-Marie en Sylvia Van Werveke, 14 - 3- 2009 752 PLAKBOEK p. 84 753 PLAKBOEK p.81: Flandre Liberale – 19-20/3/1934: in het zelfde jaar werd E. Hendrickze directeur van de vereniging. 754 PLAKBOEK p. 81 755 PLAKBOEK p. 85 : Flandre Liberale, 22/6/ 1935 756 PLAKBOEK p.82: Officieel bondsblad, April – Mei 1934. 751
155
“De taal is Vlaams, de gouwtaal, gewesttaal die aan het congres deelnemen. Elke turner moet zich durven uitdrukken, alleen omdat hij het niet aandurft te antwoorden in een taal, welke hij onvoldoende machtig is.”757 Op zondag 7 oktober ging er in de turnzaal van Geluk in‟t Werk, in de Rooigemstraat 276, een tweede studiedag door van de Oost-Vlaanderengouw758. Met erevoorzitters Oswald, Storme en De Meestere. In de namiddag gaf Wally, de zoon van Oswald, een rondleiding in Gent, gezien hij “de geschiedenis van de stad op zijn duimpke” kende759. In het Laatste Nieuws werd hij zelfs “een erudiete archeoloog” genoemd760. Tijdens de gouwraad van 16 december 1934 gaf Oswald een speech voor het gouden jubileum van zijn vriend Frère, die intussen al 46 jaar voorzitter van de R.C.G. was. Hij droeg hem ook de grote gouden bondsmedaille over761, met de volgende woorden: “..Wat hebben wij al niet mee gemaakt sinds meer dan een halve eeuw en hoeveel lief en leed hebben wij samen niet gedeeld?“
Albert Frère. Bron: plakboek p. 84: De Turner, 12/1/1935.
Ook het bestuur werd hernieuwd, met als ereleden Oswald, Frère, Gaillez, en nu ook Eddie De Taeye, gewezen gouwleider en eveneens een oude vriend van Oswald 762. Maar, opnieuw, al deze evenementen lokten maar weinig volk, leden of afgevaardigden. De K.B.T. vergat zelfs een feest te organiseren voor de aankomende 70e verjaardag van Oswald. In “de Turner” beet Oswald bitsig van zich af: “Tot slot, een aanmerking. Als men tot EERE- lid benoemd is van den Kon. Belg. Turnbond, tevens levenslang lid en dan nog vijftigjarig veteraan, schijnt het Bondsbestuur die EER als zeer klein te beschouwen, daar men het niet eens noodig achtte zulke leden uit te noodigen op de feesten ter gelegenheid der 70 e verjaring. Enkel hebben zij een in ‟t Fransch gedrukte kaart ontvangen voor de Academische Zitting en dan nog zonder dat de naam ingevuld was van den belanghebbende. Oswald de Schamphelaere Gent.”763
Daarom gaf de Oost-Vlaanderengouw bij een gymnastiekfeest op 14 juni 1935 in de Koninklijke Nederlandse schouwburg alvast een hommage aan Oswald764. 757
PLAKBOEK p.83: De Turner, 20/1/ 1934 PLAKBOEK p. 83: krant onbekend, 20/9/ 1934 759 PLAKBOEK p. 89: De Turner, 7/10/1934. 760 PLAKBOEK p. 83: Het Laatste Nieuws – 9/10/1934 761 PLAKBOEK p. 85 762 PLAKBOEK p. 86: flandre liberale, 17-18/12/ 1934 763 PLAKBOEK p. 85: De Turner, “ons 40e Bondsfeest” – Brussel 1935. 764 PLAKBOEK p. 88: flandre liberale, 31/5/ 1935 758
156
Bij een feest ter gelegenheid van een bezoek aan Gent van “Sokols”, Tsjechische gymnasten, op donderdag 25 juli 1935, pauzeerden ze met hun stoet voor het huis van Oswald, dat gedecoreerd was met Tsjechische kleuren, en 2 foto‟s van de Bondsfeesten te Praag van 1926 en 1932765. Na een plechtige ontvangst in de Lakenhalle, werden ze rondgeleid in het Gravensteen door Wally766.
29 december 1935 schonk Oswald opnieuw een gift, dit keer aan de OostVlaanderengouw, om leerlingen toe te laten turnmonitorlessen te volgen 767. In 1936 kwamen er zelfs nog meer schenkingen van Oswald, voor pupillenreizen (o.a. naar Ronse in de Vlaamse Ardennen768), aan alle turnverenigingen van de Oost- Vlaanderengouw (een cadeau dat hij nog niet wou verklappen), aan de K.B.T. (weliswaar in obligaties van 2 keer 500 frank769), aan het O.D.S.- fonds ( van hetwelke hij gouwvoorzitter Storme beheerder had gemaakt770), zelfs aan de Turner (500 frank), dit allemaal ter gelegenheid van zijn 70e verjaardag. Op zondag 14 juni 1936, werd Oswald in de Nederlandse schouwburg met een galaturnfeest gehuldigd voor zijn 70e verjaardag771. Zowat elke Gentse turnvereniging kwam erop af772. De surprise voor elke turnvereniging van de Oost-Vlaanderengouw zou zijn … een plakkaat met een levensgrote afbeelding in halfverheven beeldwerk van Oswald, uitgedeeld door Storme. Oswald, omringd door zijn oudere vrienden Mys, De Naeyer, Frère en Robelus (van Vriendschap)773, kreeg ook een diploma voor 50 jaar medewerking aan de K.B.T774, en een medaille. Daarnaast traden de meisjes van G.I.W., de gymnasten van Vrijheidsliefde ,Vriendschap en de Gymnastische Volksmaatschappij, en de toenmalige kampioen van België G. Wilmot op775. Op dat moment was Oswald erelid en lid voor het leven van de K.B.T., ook erelid van de Noordergouw geworden, erevoorzitter van de Oost –Vlaanderengouw en Geluk in‟t Werk, erelid van de R.C.G., Vriendschap, Vrijheidsliefde en de Gymnastische Volksmaatschappij776.
Op 28 juni, tijdens het derde leerlingenfeest van de Oost-Vlaanderengouw te St. Niklaas, liepen Oswald en Storme naast het gouwvaandel van Oost- Vlaanderen777, en opnieuw tijdens het 40e Noordergouwfeest in Antwerpen op 7 juli 1936778. 765
PLAKBOEK p. 84 : Flandre Liberale 25/7/ 1935 PLAKBOEK p. 84: De Turner, 10/8/ 1935 767 PLAKBOEK p. 88: 30-31/12/ 1935 768 PLAKBOEK p. 87: De Turner – 20/5/1936 769 PLAKBOEK p. 89: La Gymnastique, 10/7/ 1936 : de K.B.T. wou hem dit weerbetalen, omdat het obligaties waren, maar Oswald weigerde. 770 PLAKBOEK p. 85: Het Laatste Nieuws – 24/5/ 1936 771 PLAKBOEK p. 87: Het Laatste Nieuws – 1/6/ 1936 772 PLAKBOEK p. 86 773 PLAKBOEK p. 87: De Turner, 13/6/ 1936 774 PLAKBOEK p.87: Officieel Bondsblad, 12/6/1936. 775 PLAKBOEK p. 88 : Flandre Libérale,15-16/6/ 1936. 776 PLAKBOEK p. 88 777 PLAKBOEK p. 88: Het Laatste Nieuws – 30/6/ 1936 766
157
4.3. Vrijheidsliefde (1934)
Op zondag 24 juni 1934 was Oswald aanwezig bij een turn- en muziekfeest van de vereniging zelf779, en op zondag 19 februari 1936 bij een variafeest van de turnafdeling780.
4.4. Het Willemsfonds (1934)
Vrijdag 27 april 1934 was Oswald in functie van voorzitter van het Willemsfonds aanwezig bij de huldiging van professor Verschaffelt, voor het winnen van een tienjaarlijkse prijs voor natuurkunde781.
BRON: plakboek p. 82 Daarnaast bleef hij de jaarlijkse algemene vergaderingen van de Gentse sectie voorzitten in 1934782 en in 1935783. Op dat moment was zijn schoonzoon Hans al algemeen ondervoorzitter van het Willemsfonds geworden, tijdens de algemene vergadering in oktober, door Hans geleid, zat Oswald in de zaal. Na deze vergadering werd er een hommage gebracht aan J.F. Willems, aan zijn graf op St. Amandsberg. Ook de graven van Ledeganck, Karel van de Woestyne en andere Vlaamse voormannen werden bezocht 784.
AFB: bij het graf van J.F. Willems. Oswald staat op de bovenste foto, als derde persoon van links. Bron: plakboek p. 76. 2 januari 1936 kreeg Oswald een schenking voor de Gentse sectie van het Willemsfonds binnen uit Amerika, van een Vlaming, die onbekend wilde blijven. Deze stuurde hem voor de openbare bibs en volksvoordrachten 6000 frank. Daarbij stuurde hij een brief, waarin hij vertelde over de gevoelens van de Amerikanen tov de Europese toestanden (de beginnend woelende fascistische regimes in Duitsland, Spanje en Italië)785.
778
PLAKBOEK p. 88: Het Laatste Nieuws – 7/7/1936 PLAKBOEK p. 82 780 PLAKBOEK p. 87: Blad van Vrijheidsliefde – maart 1936 781 PLAKBOEK p. 82. 782 PLAKBOEK p. 84 783 PLAKBOEK p.86: krant onbekend, 30/10/ 1935: de aankondiging ervan in deze krant (jammer genoeg onbekend) werd gesponsord door de zaak Pol De Schamphelaere. 784 PLAKBOEK p. 76: krant onbekend, 14/10/1935 785 PLAKBOEK p. 88: Het Laatste Nieuws – 12/ 1/ 1936 779
158
Op Donderdag 4 maart 1937 woonde Oswald nog de bestuurszitting van het Willemsfonds bij in het Lakenmetershuis, maar dit zou ( althans volgens het plakboek) de laatste keer zijn dat hij publiek zou verschijnen. In juli 1937 werd immers gezegd dat hij al een tijdje ongesteld liep786. Zondag 18 juli 1937 gaf hij wel nog een gift van 20 aandelen van de Nationale Bank, ongeveer zo‟n 40.000 frank, voor het Oswald De Schamphelaerefonds, het totale bedrag van schenkingen van Oswald aan het fonds brengend op ongeveer 150.000 frank787. Hij deed dit om het autonome karakter van het fonds te bewaren, (hoewel het beheerd werd door het algemeen bestuur van het Willemsfonds), en ervoor te zorgen dat ze steeds aan haar doel beantwoordde: werken uitgeven van jonge Vlaamse schrijvers788.
4.5. De Liberale bond te Gent.(1935)
Van deze bond woonde Oswald in naam van het Willemsfonds de politieke conferentie bij van senator Godding van Antwerpen (doctor in Rechten) te Gent op 4 februari 1935. Het onderwerp was: “Le parti liberal, parti National.” Ook werd er gepraat over koloniale vraagstukken789.
4.6. Royal Club Nautique (1936) Op zaterdagavond 7 maart ging in de salons van het Postgebouw op de “place d‟armes” het jaarlijks banket voor 100 man van de Royal Club Nautique Gand door, voor de benoeming van Edouard De Vriendt tot voorzitter van de Club als opvolger van de betreurde P . Walton., en ook de huldiging van leden sinds 50 jaar lang: Oswald, Alphonse Soenen, Maurice Vanderheyden, Richard Verstraete en Edmond Veesaert. Ook werden er diploma‟s uitgereikt aan 25 jaar leden790. Bij deze plechtigheid waren minister Lippens, Vander Stegen, en vele verenigingen ( zoals de Royal Yacht Club, de Royal Sailing Club, de Royal Sport Nautique met voorzitter O. Vanderhaeghen, en de Federatie van de naburige verenigingen). Ook H. Chemay en C. Reyniers, vicevoorzitters van Sport, waren daar791. Op dat moment was R De Witte oud secretaris van de club, Edgar Lamberty de secretaris, M De Clercq de erevicevoorzitter van de club en A De Porre, vicevoorzitter van de club.
4.7. Van Crombrugghes genootschap.
786
PLAKBOEK p. 68. PLAKBOEK p. 1: Het Laatste Nieuws, 18/07/1937 788 PLAKBOEK p. 1: het volksbelang, 18/07/1937 789 PLAKBOEK p. 85: Flandre Liberale – 4-5/2/ 1935 790 PLAKBOEK p. 87. 791 PLAKBOEK p. 88: krant onbekend, 10/3/ 1936 787
159
In mei 1936 kreeg Oswald een diploma van het Van Crombrugghe Genootschap, als huldeblijk voor zijn meer dan 25 jaar lidmaatschap792.
5. Overlijden
Op Donderdag 4 maart 1937 zat Oswald nog de bestuurszitting van de Gentse sectie van het Willemsfonds voor in het Lakenmetershuis, maar dit zou ( althans volgens het plakboek) de laatste keer zijn dat hij publiek zou verschijnen. In juli 1937 werd immers gezegd dat hij al een tijdje ongesteld liep793. Zondag 18 juli gaf hij wel nog een gift van 20 aandelen van de Nationale Bank, ongeveer zo‟n 40.000 frank, voor het Oswald De Schamphelaerefonds, het totale bedrag van schenkingen van Oswald aan het fonds brengend op ongeveer 150.000 frank794. Hij deed dit om het autonome karakter van het fonds te bewaren, (hoewel het beheerd werd door het algemene bestuur van het Willemsfonds), en ervoor te zorgen dat ze steeds aan haar doel beantwoordde: werken uitgeven van jonge Vlaamse schrijvers795. Eind juli werd op een Gouwfeest ( precieze datum en inrichtende vereniging onbekend) Oswald nog gehuldigd door voorzitter van het Gouwverbond Storme, en schepen van Onderwijs V. Carpentier, om zijn onverzwakte toewijding aan het belangrijke nationale werk door de turnkringen en zijn milde steun796. Maar het is niet geweten of Oswald daar zelf aanwezig was. Op 7 september 1937 overleed Oswald, op 71- jarige leeftijd, in het huis in de Parklaan, nr.19 . Op zaterdagmiddag 11 september werd hij met een gigantische rouwplechtigheid begraven. Zijn eigen wens was eigenlijk dat hij protestants en sober zou begraven worden, uit sympathie voor de gewone mensen voor wie hij zich zijn hele wens inzette 797. Om kwart na 2 uur in de namiddag, ging de rouwplechtigheid eerst door met een ontvangst in de Parklaan nr. 17, vanwaar een rouwstoet vertrok naar het toenmalige Gemeentekerkhof, de tegenwoordige Westerbegraafplaats aan de Brugsepoort. Op zaterdagmiddag 11 september, om kwart na 2 uur in de namiddag, ging de rouwplechtigheid eerst door met een ontvangst in de Parklaan, vanwaar een rouwstoet vertrok naar het toenmalig Gemeentekerkhof, de tegenwoordige Westerbegraafplaats aan de Brugsepoort.
792
PLAKBOEK p. 87. PLAKBOEK p. 68. 794 PLAKBOEK p. 1: Het Laatste Nieuws, 18/07/1937 795 PLAKBOEK p. 1: het volksbelang, 18/07/1937 796 PLAKBOEK p. 2: het volksbelang, 28/07/1937 797 Interview met Anne-Marie en Sylvia Van Werveke, 14 - 3- 2009w. 793
160
AFB: het vertrek van de rouwstoet aan het huis in de Parklaan. De banieren en wimpels van de verenigingen waarin Oswald actief was, werden bij de uitgang op een rij geheven. Bron: familie-archief A.M. van Werveke
AFB: de stoet met voorop de lijkwagen, geflankeerd door turners in uniform en kinderen. Bron: familie-archief A.M. van Werveke
AFB: de lange rij familie, vrienden, collega‟s en verenigingen in de rouwstoet. Bron: familie-archief A.M. van Werveke
AFB: de verenigingen in de rouwstoet, met hun eigen kleuren en baniers. Bron: familie-archief A.M. van Werveke
AFB: de stoet in zijaanzicht. Bron: familie-archief A.M. van Werveke
AFB: details van de lijkwagen. Bron: familie-archief A.M. van Werveke
AFB: in de rouwstoet liepen ook Oswald Johan (Wally, vooraan) en Hans Van Werveke mee. Bron: familie-archief A.M. van Werveke.
AFB: de aankomst in de Westerbegraafplaats. Bron: familie-archief A.M. van Werveke Oswald werd met veel eer, speeches en bloemen ter aarde gelegd in het familiegraf.
Bron: familie-archief A.M. van Werveke
161
AFB: de teraardelegging. Bron: familie-archief A.M. van Werveke
AFB: - links: het grafmonument, bedolven onder bloemen. Bron: familie-archief A.M. van Werveke - rechts: het graf tegenwoordig. Foto Bart Dhondt. Zijn grafmonument stond volledig in het teken van zijn grootste liefde, de gymnastiek. Naast de bronzen huldeplaten van het Gentsche turnverbond, werd de volgende tekst aangebracht op het zwartmarmeren inlegwerk: “Zijn doel: één streven. Volksontvoogding door Lichamelijk- Geestelijke opvoeding. “798
AFB: Detail van het graf: de bronzen huldeplaat van het Gentsch Turnverbond (Eigen foto).
AFB: Detail van het graf: de leuze op de sokkel, en Oswalds portretmedaillon. (Eigen foto) “ Hij had een hooge opvatting van de taak die den meer- bemiddelde in de maatschappij ten deel valt. Streng voor zich zelf en eenvoudig in zijn levenswandel, verleende hij milden steun, overal waar voor geestelijke en lichamelijke ontvoogding van zijn volk geijverd wordt. Onvermoeibaar stond hij in de bres om zèlf leiding te geven. Waar hij ook optrad, met zijn glimlach en zijn bemiddelend woord wist hij alle paden te effenen, alle krachten te vereenigen voor het doel dat hem voor oogen zweefde. Hij heeft het goede langs zijn weg gezaaid. Al wie hem nastonden zullen kracht blijven putten uit de sfeer van genegenheid die hij om hen heen wist te scheppen. Hij heeft den vrede gevonden die den rechtvaardige wacht en hen die van goede wille zijn.”
AFB: het doodsprentje, en opschrift ernaast van Oswald. Bron: Familie-archief A.M. Van Werveke. Na Oswalds dood ging in de villa “het Roze Konijn” op St. Denys-Westrem het leven van Elsa en Hans verder, in 1931 kregen ze hun eerste kindje Kateline, in 1934 Anne-Marie en in 1938 Sylvia. Oom Wally had het huis naast de villa opgekocht,
798
CAPITEYN, A, & DECAVELE, J, In steen en brons van leven en dood : inventaris van de waardevolle grafmonumenten en portretgalerij van verdienstelijke personen rustend op de begraafplaatsen van de stad Gent, Gent : Stad Gent – Dienst Stedelijke begraafplaatsen, stadsarchief, 1981.
162
zodat de familie dicht bij elkaar woonde. Nu nog altijd woont Anne-Marie samen met haar man in de villa.
AFB: Elsa (“Mammie”) en Hans (“Pappie”) op hun 40e huwelijksverjaardag in 1970. Bron: VAN WERVEKE, H, Herinneringen uit kinderjaren en jeugd. Gent : Liberaal Archief, 2000. 151 p.: ill. Liberaal Archief. Reeks verhandelingen 14., p. 146
AFB: Hans en Elsa, omringd door hun dochters, v.l.n.r. Sylvia, Annemarie, en Kateline. Bron: VAN WERVEKE, H, Herinneringen uit kinderjaren en jeugd. Gent : Liberaal Archief, 2000. 151 p.: ill. Liberaal Archief. Reeks verhandelingen 14., p. 148
AFB: Hans van Werveke omringd door zijn kleinkinderen. V.l.n.r. Michiel Mogensen, Jan Dujardin, Bart Van Leuven, Sofie Mogensen, Koen Mogensen, Karen Van Leuven. Erik Dujardin was toen nog niet geboren. Het paardje rechts staat nog steeds in de villa „Het roze konijn‟. Bron: VAN WERVEKE, H, Herinneringen uit kinderjaren en jeugd. Gent : Liberaal Archief, 2000. 151 p.: ill. Liberaal Archief. Reeks verhandelingen 14., p. 149
163
ALGEMEEN BESLUIT.
Over het algemeen valt op bij de jeugdjaren van Oswald, dat inderdaad het economische liberalisme sterk in de aderen van zijn grootvader, zijn vader en zijn broer stroomde. Alle drie vertoonden ze die “bourgeois” geest van de tijd, namelijk het vrije, onbelemmerde ondernemersschap van een werkzame kleine burgerij. Oswalds vader Pol, zou zijn “Caoutchoue” fabriek buiten de oude stadsmuren in Gentbrugge zetten, eveneens ontsnappend van een eindelijk opengebarsten stadskern.
Deze zou tevens een grote invloed zijn op zijn zonen, gezien de verenigingen die ze alle drie zouden kiezen. Het valt op dat Edmond vooral het ondernemersschap van zijn vader erfde. (immers, hij stichtte zijn eigen fabriek en zocht toenadering van vrijmetselaarsloges). Dit progressieve liberalisme , toegepast in “La Liberté”, zou sterk gelijken op Pols ondernemingszin in de Volksbank. Maar, daarnaast zat vader ook in het Van Crombrugghes Genootschap, dat vrij vlug Vlaamsgezind werd (iets waar Edmond niet bepaald hoog mee opliep), maar wel een mogelijke inspiratie werd voor Oswald. Wat Oswald en Edmond wel gemeen hadden, is dat ze elk op hun eigen manier het lot van gewone mensen zouden aantrekken, Edmond voor het Rode Kruis, en Oswald met de Laurentkringen (die dan weer Fransgezind waren, zie verder).
Over Oswalds persoonlijkheid valt er, naast de beïnvloeding door zijn familieleden de eerste jaren moeilijk iets te zeggen. Eén hypothese kan gesteld worden, namelijk dat zijn lange bedlegerigheid door van zijn aandoening als gevolg kan gehad hebben dat hij er daarom nogal vroeg naar uitkeek om in het Gentse verenigingsleven te duiken.
De verloren schoolstrijd na 1884, had minder desastreuze gevolgen voor liberale werkgevers als Pol. Het is wel mogelijk dat daardoor Oswald zaakvoerder zou worden onder hem, maar dit is niet zo‟n erg plausibele veronderstelling. Plausibeler lijkt dat het daarom was dat Oswald de Laurentkringen koos, anti-katholicistische bastions. Maar, gezien vader Pol een Willemsfondser en één van de Vlaamsgezinden in het V.C.G. was, moet dit toch vonken gegeven hebben, zeker tijdens de schoolstrijd, waarbij Laurent leerlingen van gemeenschapsscholen moest overtuigen te blijven door te getuigen van kwalitatief (Frans) onderwijs. En daarnaast ging Oswald ook samen met zijn broer naar Franstalige verenigingen zoals de Club Gymnastique de Gand, de Racing Club, en de roeiverenigingen, waarvan alleen de C.G.G. een flamingante afdeling had. Het valt echter juist op dat Oswald alleen in deze laatste vereniging zich zou inzetten.
223
In 1891 geraakte hij echter in de Gentse, Franstalige en patriottistische burgerwacht. Het is dus, gezien al dit bewijs, moeilijk om nog te ontkennen dat Oswald simpelweg nog niet Vlaamsgezind was, of zich daar nog niet mee bezig hield.
Vanaf 1893 veranderde deze instelling, (omwille van zijn trouw met de Nederlandse Henrika in 1897). Hij was al daarvoor lid bij het Willemsfonds in 1894.
Toch bleef hij ook actief in de C.G.G., (hij zou zijn eigen fietssectie oprichten en het meest nieuwe leden werven in 1894.) en bij de chasseurs- éclaireurs. Tevens ging hij bij zijn eerste filantropische kring “De Romeinen”. In de periode 1900 valt het op dat het aantal schenkingen, en “menschlievende” initiatieven van Oswald de lucht inschoot. Dit had waarschijnlijk te maken met de toenaderingen tussen socialisten en liberalen deze periode.
Tegelijk zorgden zijn oude contacten ervoor dat hij vlug promoveerde in de turnverenigingen waarin hij zat, tot bondsvaandrig reeds in 1902, en beschermend lid van de R.C.G. in 1905.Ook bij de chasseurs-éclaireurs zou hij heel actief zijn deze periode, vanaf 1906 in t‟Jagerke, maar tegelijk in het Willemsfonds en het A.N.V. De reden waarom deze mix mogelijk werd, was omdat het Willemsfonds en het A.N.V. nog niet echt militant flamingant waren.
Na de eerste Wereldoorlog zou dit allemaal veranderen. Immers, de opnieuw verfranste Gentse universiteit stond bovenaan het lijstje van het Fonds, met vanaf 1921 Oswald aan het hoofd te Gent. Zijn verenigingsleven werd opmerkelijk “Vlaamser”: het V.C.G. dook weer op, en in de autonoom geworden gouwen van de K.B.T. lag men gevoelig veel met Franssprekende afdelingen (niet noodzakelijk in Wallonië) in de clinch wat betreft organisatie. Oswald stak meestal wel de schuld niet op de taal, maar op de oorlog. Het begint langzaamaan te dagen hoe diplomatisch hij wel niet moet geweest zijn, er was immers heel wat nodig eer de voorzitter van het Willemsfonds tegelijk de ondervoorzitter van de turnafdeling van Geluk in‟t Werk werd. Althans in correspondentie en in de kranten werd hij daar niet op nagekeken, het gemeenschappelijk doel van al zijn verenigingen was: volksontvoogding op fysiek en op geestelijk vlak. Hij was ook een kindervriend wegens zijn vele donaties aan kinderen elke Kerstmis, en op het einde van zijn leven de kinderreizen die hij organiseerde. Toch zijn er hints dat hij, naar het eind van zijn leven op, toch fel uit de hoek kon komen, (zie het extra feest dat voor zijn 70e verjaardag moest gegeven worden door “Vrijheidsliefde”)
Wat de liberale verenigingen zelf betreft, valt het op dat deze allemaal, ondanks hun interne ideologische tegenstellingen, toch intern verbonden waren via dergelijke gematigden, en zich als een familie gedroegen (zoals het Willemsfonds een paar keer zou verkondigen). Het lijkt erop dat ondanks de veelal extreme leiders ( zoals een Vuylsteke), een schakel werd gevormd, samenwerkend in tijden van nood. Dat
224
dit te maken heeft met de vele jaren in de oppositie is duidelijk. Gezien deze vaststelling, lijkt het me een logische verklaring waarom de liberalen nooit een zuil vormden of zouden willen vormen, gezien hun heterogene samenstelling al van bij het begin, en de meer familie- dan bondgenootinstelling die dat met zich meebracht. Genoeg voorbeelden van ideologisch uiteenliggende verenigingen zijn in deze masterpaper te vinden.
Hierbijgevoegd, kan het begin de verbreding van het kiesrecht in België, met als gevolg de oprichting van massaal veel secties aan verenigingen vanaf 1893, hiertoe ook bijgedragen hebben. Immers, voor elke sectie zijn er leraren met ervaring nodig. Dit zorgde voor een mengeling van functies ( met als schoolvoorbeeld Oswald) in verschillende verenigingen, en droeg bij tot het reeds bestaande friend- in-needgevoel.
225
Bronnenlijst I. BRONNEN 1. Onuitgegeven bronnen - BRAUSCH, P, Sport en de Vlaamse beweging te Gent tussen 1928 en 1939, Gent, RUG (onuitgegeven licenciaatsverhandeling), 1989, XXV +, 189 p. - DE WAELE, M, Naar een groter België! De Belgische territoriale eisen tijdens en na de eerste Wereldoorlog. Een onderzoek naar de doeleinden, de besluitvorming, de realisatiemiddelen en de propagandavoering van de buitenlandse politiek, Gent, RUG (onuitgegeven doct. Verhandeling) 1989. - GAUBLOMME, D, Macht en onmacht van de verschillende liberale fracties te Gent aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog (1910- 1914), Gent, RUG (onuitgegeven licenciaatsverhandeling), 1985, 198 p. - VAN ACKER, T, De verscheurde liberale familie te Gent (1891- 1894), Gent, RUG (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1894, 186 p. - D‟HONDT, B, blauw Gent. Werkdocument.Liberaal archief, 2008
1.1. Openbare archieven - LIBERAAL ARCHIEF GENT: * Plakboek van Oswald De Schamphelaere,1882 – 1937. 90 blz.
- STADSARCHIEF GENT * VELDEMAN, P, fonds burgerwacht. Voorlopige inventaris van het archief van het hoofdkwartier van de burgerwacht van Gent. 1848- 1898. versie 1.0., augustus 2006.
- RIJKSARCHIEF GENT: *Archief Burgerlijke stand Gent – geboorten 1866 MF Inschrijving bevolkingsregister nummer 1646, F° 275, jaar 1866. e * Bevolkingsregister Gent ABG 1867 – 1880, 1 wijk, boek 19, f 4475, Donkersteeg, 2 ( Ook e Hemelrijksstraat); 1881 – 1890, 1 wijk, boek 8, f 391, Veldstraat, 19.
- UNIVERSITEITSARCHIEF GENT: * collectie Vliegende Bladen: “Caoutchouc; Fabricants;”:
226
- Schamphelaere (Pol de) - Schamphelaere-Goethals (E.de) “Caoutchouc ; Magasins ;”: - Abeele-De Schamphelaere (Veuve van den) * Dagboek Virginie Loveling > Hs III, 24, 25, 26 > Hs 4115 * Persoonsarchief van Werveke: (bewaard in handschriftenleeszaal Ugent) > Hs. III. 88. Doos I > Hs. III. 88. Doos II > Hs. III. 88. Doos III > Hs. III. 88. Doos IV * Dagboeken Paul Frédéricq. 1.2. privéarchieven - Familie-archief Anne- Marie en Sylvia Van Werveke.
2. uitgegeven bronnen
- DE SCHAMPHELAERE, P, brief aan Virginie Loveling te Gent. Gent, 16 mei 1900. ( briefwisseling Virginie Loveling.) - Eeuwfeest van het Willems-Fonds 1851-1951. Gent: Fecheyr, 1951. 158 p.: ill. Uitgaven van het Willems-Fonds 187. Willems-Fonds - Gedenkboek 125 jaar Willemsfonds: 1851-1976. Antwerpen: Nederlandsche Boekhandel, 1977. 196 p. Willemsfonds LIBERAAL ARCHIEF - Jubelfeest Osw. De Schamphelaere (in den) Kon. Nederlandsche Schouwburg Gent, 21 mei 1933. Gent, De Vos, 1933. 8°. - Ons 75-jarig jubelfeest (1851-1926). Gent : Van Rysselberghe en Rombaut, 1926. 226 p.: ill. Uitgaven van het Willems-Fonds 163. Algemeen depot van de uitgaven van het Willems- Fonds, 1926. -PEETERS, THEODORE, V. Schamphelaere (Edmond De), & Théodore Peeters. Rapports sur les travaux du comité de Gand de la Croix- Rouge de Belgique. Gand , 1919.
227
- ROYAL CLUB NAUTIQUE DE GAND: Cinquantième Anniversaire (1871- 1921), Gent, A. Vandeweghe, 1921, 24 p. - ROYAL CLUB NAUTIQUE DE GAND : 1871 – 1971 cent années de vie sportive à Gand, Gent, Mortier, 1971, s.p.
- VAN WERVEKE, H, Herinneringen uit kinderjaren en jeugd. Gent : Liberaal Archief, 2000. 151 p.: ill. Liberaal Archief. Reeks verhandelingen 14. - WEGWIJZERS VAN DE STAD GENT, 1890 – 1914, Gent, Stadsbestuur, 1890 – 1914. 3. Pers - V. De Turner, n° II den 27 mei 1933, Schamphelaere (Oswald De) - La Flandre Liberale (artikels uit periode 1866- 1937) - Het Nieuwsblad (artikels uit periode 1866- 1937) - Het Volksbelang (artikels uit periode 1866- 1937)
4. Mondelinge bronnen - Interview met Anne-Marie en Sylvia Van Werveke, 14 - 3- 2009 - Tweede Interview 16- 5 – 2009: foto‟s begrafenis, huis, familie en werkplaats ODS
5. internetbronnen www.liberaalarchief.be http://www.dbnl.org/tekst/flor007tenh06_01/flor007tenh06_01_0006.htm (interview met Hans Van Werveke) http://www.ethesis.net/gent_sport/gent_sport_inhoud.htm (thesis Derwael met bijlagen) http://www.rodekruisgent.be/100-jaar-Rode-Kruis.html (de geschiedenis van de Gentse sectie van het Rode Kruis) http://www.hetlandjuweel.be/
II. LITERATUUR 1. literatuur van Oswald De Schamphelaere zelf.
228
- DE SCHAMPHELAERE, O, Herinneringen uit mijne reis door Zwitserland: ter gelegenheid van het turn-bondsfeest te Chaux-de-fonds van 3en tot 15en augustus 1900. Gent: Roegiers-Van Schoorisse, 1901. 39 p.
2. Algemene literatuur - ART, J (red.), Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente? Deel 1: 19e en 20e eeuw, Gent, Centrum voor Geschiedenis, Universiteit Gent en Stichting Mens en Cultuur, 1993, 323 p. - BALTHAZAR, H, De weg naar de vernederlandsing van de RUG, Gent: RUG, 1985. 16 p. Feestrede uitgesproken op 17 november 1980 n.a.v. de plechtige herdenking van de 50e verjaardag van de vernederlandsing van de Rijksuniversiteit Gent. - BIOGRAPHIE NATIONALE. - BITTLESTONE, M, “De Gentse Universiteit gedurende de eerste Wereldoorlog”, in: Wetenschappelijke Tijdingen, XLII, 1983, nr. 1, p. 2-3. - BALTHAZAR, H, “Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie en neo-malthusianisme te Gent, 1850-1930”, in: ART J, & FRANCOIS,L (red.), Docendo discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press en Universiteit Gent, 1999, deel 2, pp. 715-735 - BOCKSTAEL, P, Het oosten en het zuiden. Brussel: Sutton, 2001. 128 p: ill. Serie Archiefbeelden Gent 3 - BOTS, M, Beknopte geschiedenis van de Liberale Partij. Gent: Liberaal Archief, 1989. 68 p.: ill. - BOTS, M & PAREYN, L, Bibliografie van de geschiedenis van het Belgisch Liberalisme : beknopte bio-bibliografie van liberale prominenten 1830-1990. Gent: Liberaal Archief, 1992. IV, 186 p. - BOTS, M, Het Willemsfonds van 1851 tot 1914. Gent: Provinciebestuur OostVlaanderen, 1993. 289 p.: ill. - CAPITEYN,A, Gentse torens achter rook van schoorstenen: Gent in de periode 1860-1895 . Gent: Stad Gent. Dienst voor culturele zaken, 1983. 179 p.: ill. - CAPITEYN, A, Gent in weelde herboren: wereldtentoonstelling 1913, Gent: Stadsarchief, 1988. 227 p.: ill. - CAPITEYN, A, Gent en de eerste wereldoorlog: het stadsleven in de jaren 19141918. Gent: Stad Gent, 1991. 127 p.: ill. - CAPITEYN,A, Interbellum in Gent 1919-1939. Gent: Stadsarchief, 1995. 223 p.: ill.
229
- COPPENS, E.C., Paul Fredericq, Gent: Liberaal Archief, 1990. XII, 238 p.: ill. Liberaal Archief. Reeks verhandelingen; 5 - DE HERDT, R, “Bibliografie van de geschiedenis van Gent”, Handelingen der Maatschappij van Geschiedenis en Oudheidskunde te Gent, 1985 – 1997. - DE HERDT, R & VANNIEUWENHUYSE, J, Historie op perkament. Op zoek naar het verleden in het Gentse stadsarchief, Gent, Stadsarchief, 1988, 149 p. - DENECKERE, G, Sire, het volk mort: sociaal protest in België, 1813-1918. Antwerpen : Hadewijch, 1997. 415 p. - DENECKERE, G, Turbulentie rond de vernederlandsing van de Gentse universiteit na de Eerste Wereldoorlog: analyse van een besluitvormingsproces. Gent: Maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde, 1994. Overdruk uit: Handelingen van de Maatschappij voor Geschiedenis en oudheidkunde te Gent. Nieuwe reeks. 48(1994) - DE SUTTER, C, & VAN DOORNE, G, Verdwenen hoekjes van het oude Gent: uit de fotoverzameling van de Commissie van monumenten en stadsgezichten, Gent: Koninklijke dekenij Patershol, 1994. Ongepag.: ill. - DERWAEL, J, Sociale achtergrond van de Gentse sportverenigingen en hun bestuurders op het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw (1890-1914), Gent, 2001, diss. lic. Gesch - DEVOLDER, K, verhandelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, XX, Gent, 1994 - DHAENE, L, Boeren en burgers : sociale geschiedenis van het negentiende eeuwse platteland Zingem 1796-1900. Zingem : Gemeentebestuur Zingem, 1986, p.17.
- DECAVELE, J, Gent : apologie van een rebelse stad geschiedenis, kunst, cultuur. Antwerpen : Mercatorfonds, 1989. 446 p.: ill. - DRESDEN, de structuur van de biografie, Den Haag – Antwerpen, Bert Bakker – De Sikkel, 1956. - ELIAS, N, Quest for excitement: sport and leisure “the civilising proces”, Oxford, Blackweel, 1993, X + 313 p. - ELMS, A.C., “Freud as Leonardo”. In W.T. Schultz (ed.), 2005, Handbook of psychobiography. Oxford: Oxford University Press - FONTIJN, J, broeders in bedrog. De biograaf en zijn held, Amsterdam, Querido, 1997.
230
- FRIS,V, Histoire de Gand, depuis les origines jusqu‟en 1913, Gent, G. De Tavernier, 1930, 359 p. - GAUBLOMME, D, François Laurent (1810-1887) : de ongelukkige liefde van een liberaal vechtjas voor de kinderen van het volk. Gent : Stadsbestuur, 1987. 83 p.: ill. BIB.G.027499 - HEINS, M, Gand, sa vie et ses institutions, Gent, Maison d‟ Editions et d‟ Impressions Anciennement Ad. Hoste, 1923, 3 delen, 704 p. - HENS, K, meer dan een halve eeuw private liefdadigheid te Gent: „De Zonder Naam niet Zonder Hart‟ (1855 – 1914), Diss. Lic. Geschiedenis: nieuwste tijden, Gent: s.n., 2002. - HERNALSTEEN,A, De Westerbegraafplaats van Gent, Gent, 2000. - HOSTE,L, Gezelschapsleven te Gent in de 19de begin 20ste eeuw. Een proeve. Liberaal Archief, 1990 - LIS, C, SOLY, H, VAN DAMME,D, Op vrije voeten? Sociale politiek in West-Europa (1450-1914), Leuven : Kritak, 1985. 240 p. - LIS,C, “Proletarisch wonen in Westeuropese steden in de 19de eeuw: van wildgroei naar sociale controle”, in: BTNG, VIII, 1977, nr.3-4. - LOVELING, V & BUYSSE, C, levensleer, Ad. Herckenrath, Veldstraat 41, Gent, 1912, p.4. - MARKS, S, Innocent abroad : Belgium at the Paris Peace Conference of 1919. Chapel Hill (N.C.) : University of North Carolina press, 1981. XVIII, 461 p. - MERTENS, M, "Boven alles de verdediging onzer groote liberale princiepen van vrijheid..."? : Aspecten van het Gentse (georganiseerde) liberalisme tijdens het interbellum Diss. lic. geschiedenis: nieuwste tijden, Gent : s.n., 2005. 189 bl.: ill. - MERTENS, M, Een liberale zuil in Gent? Aspecten van het Gentse (georganiseerde) liberalisme tijdens het interbellum. Gent : Maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde, 2008. Verhandelingen der Maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde te Gent 32 146 p.: ill. - NIEUWE ENCYCLOPEDIE VAN DE VLAAMSE BEWEGING R-Z LIBERAAL ARCHIEF
- PALMER,R.R., A history of the modern world, Boston : McGraw-Hill, 2007. xxxii, 1259 p. : ill.,
231
- PUISSANT, J, Dictionnaire des patrons en Belgique: les hommes, les entreprises et les réseaux, Brussel, De Boeck Université, 1996, 729 p. - RENSON, R (red), Sportwetenschappelijk onderzoek in Vlaanderen (vol.3 : inventaris van de doctoraatsthesissen en de licenciaatsverhandelingen 1965 – 1978), Heverlee, Informatiecentrum voor sportwetenschappelijk onderzoek in België, 1980, 220 p. - SCHOLLIERS, P, Wages, manufactures and workers in the nineteenth- century factory. The Voortman Cotton Mill in Ghent, Oxford, Berg Publishers, 1996, 256 p. - STEELS, M,'Geschiedenis van het stedelijk onderwijs te Gent 1828-1914', Gent : s.n., 1978. 376 p.: ill.,
- TOLLEBEEK, J, Fredericq en zonen: een antropologie van de moderne geschiedwetenschap. Amsterdam: Bakker, 2008. 283 p. : ill. - VANNESTE, D, Gent, een geografische gids. Sociale en economische structuren in stad en haven, Leuven, KUL, 1983, 91 p. - VAN DAELE, J, Van Gent tot Genève: Louis Varlez: een biografie, Gent: Academia press, 2002, XVII, 270 p.: ill. - VAN DEN EECKHOUT, P, & VANTHEMSE, G, (red.), Bronnen voor de studie van het hedendaagse België, 19e – 20e eeuw, Brussel, VUBPRESS, 1999, 1439 p. - VAN SCHOENBEEK, G, novecento in Gent. De wortels van de sociaal- democratie in Vlaanderen, Antwerpen- Baarn- Gent, Hadewijch – AMSAB, 1995. - VAN WERVEKE, H, Gent, schets van een sociale geschiedenis, Gent, RombautFecheyr, 1947, 130 p. - VAN WESEMAEL, “Gentse stads- en binnenhuisgezichten, in functie van de adreskaart”in: Ghendtsche Tydingen, 9e jaargang, V.1 15/1/1975. p. 4 - VANYSACKER, D, Koersend door een eeuw Italiaanse en Belgische geschiedenis, ACCO Leuven, 2009, 184 p, - VARLEZ, L, Les salaires dans l‟ industrie gantoise, Bruxelles, Office de publicité J. Lebègue & Compagnie, 1904, 2 delen. - VERAGHTERT, K, “het ec. leven in België, 1918- 1940, Puin en wederopbouw, 1918-1920”, in: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, XIV, p. 55-56. - VERBRUGGEN, C, De stank bederft onze eetwaren : de reacties op industriële milieuhinder in het 19de-eewse Gent . Gent : Academia press, 2002, 174 p.,
232
- VERHULST, A (1929-2002), HASQUIN, H (1942), Het liberalisme in België: tweehonderd jaar geschiedenis, Brussel: Delta, 1989. 425 p.: ill. VERHULST, A & PAREYN, L, Huldeboek Prof. dr. Marcel Bots : een bundel historische en wijsgerige opstellen. Gent : Liberaal Archief, 1995,354 p, - VERKINDEREN, D., Het Van Crombrugghe's genootschap van 1857 tot 1875. Gent : Liberaal Archief, 1988, 154 p., - WAERI, P, Verzameling der volledige kluchtige en politieke liederen van Karel Waeri, den Gentschen Béranger / Met bijvoeging van het portret en de beknopte levensbeschrijving van den Gentschen volksdichter door P. Waeri. Gent : Geschiedkundige heruitgeverij, 2001. 494 p. - WALTERS, FP, a history of the league of Nations, London NY, Toronto, Oxford University press, 1960.
233