OSCAR 2010 -
Nederlandse benchmark voor servicekosten van kantoren De gemiddelde servicekosten van Nederlandse kantoorgebouwen lagen in 2010 op ongeveer € 35,-per m² vvo. Deze servicekosten bestaan voor bijna de helft uit energiekosten (47%).
De gemiddelde servicekosten zijn de afgelopen vijf jaar nauwelijks gestegen. Wel zijn de kosten van energieverbruik, installaties en schoonmaak sterk toegenomen.
Gebouwen met een beter energielabel blijken geen lagere energie- en servicekosten te hebben. Dit komt onder meer door een hoger serviceniveau en intensiever gebruik per m² vvo van deze (nieuwere) gebouwen.
In een greenlease contract kunnen huurder en verhuurder afspraken maken over duurzaam gebruik van het gebouw om de energiepotentie van het gebouw beter te benutten.
2 On Point • OSCAR 2012
Voorwoord De Office Service Charge Analysis Report (OSCAR) is een van de meest populaire onderzoeksrapporten van Jones Lang LaSalle. Dit weerspiegelt het belang van servicekosten in de bedrijfsvoering van zowel eigenaren als gebruikers. Eindgebruikers kijken momenteel kritischer dan ooit naar hun totale huisvestingskosten. Deze kostenpost is, na personeel en IT, de grootste op de winsten verliesrekening van organisaties. Binnen die totale huisvestingskosten vormen de servicekosten, naast de directe huurlasten, de grootste post . Inzicht in de opbouw ervan is dus zeer gewenst om mogelijke besparingen te kunnen bepalen. Met behulp van kengetallen over de servicekosten kunnen eigenaren de performance van hun eigen objecten afzetten tegen de gemiddelde performance van objecten met dezelfde kenmerken. Hierdoor kunnen zowel eigenaren als gebruikers beter en bewuster sturen op kosten. Naast de kengetallen zelf, geven wij in dit rapport ook onze visie op de toekomstige ontwikkeling van de servicekosten. In het Verenigd Koninkrijk geeft Jones Lang LaSalle de OSCAR al 25 jaar uit. Dit is de derde keer dat de OSCAR in Nederland wordt uitgebracht. Deze OSCAR geeft een beeld van de servicekosten in de jaren 2006 tot en met 2010. De afrekening van 2010 bevat de meest recente cijfers omdat de servicekostenafrekening over een bepaald jaar meestal pas definitief rond is in juli van het daarop volgende jaar . Dit onderzoek geeft een analyse van de servicekosten over de afgelopen jaren naar kostencomponent en naar gebouwkenmerken zoals bouwjaar, grootte, aantal verdiepingen en locatie. Voor het eerst hebben wij ook een vergelijking gemaakt tussen energielabels. Ook andere variabelen beïnvloeden de kosten in belangrijke mate zoals de openingstijden, het niveau van beveiliging en receptiediensten, het aantal liften en niet onbelangrijk, de kwaliteit van het management. Dit zijn belangrijke factoren om rekening mee te houden bij vergelijking van de eigen kosten met deze benchmark. Dit jaar konden we bovendien gebruikmaken van een grotere database doordat ook CBRE Global Investors en MVGM hun servicekostengegevens beschikbaar hebben gesteld voor de productie van deze OSCAR. Wij zijn van mening dat besparing op energie in de toekomst steeds belangrijker wordt, zowel vanuit kostenperspectief als vanuit maatschappelijk bewustzijn. Eigenaren en gebruikers kunnen hier beter op sturen door in een ‘greenlease’ prestatieafspraken te maken. Een greenlease is een overeenkomst tussen huurder en verhuurder waarin concrete afspraken en financiële prikkels worden vastgelegd over energiegebruik en –besparingen en over duurzaamheid. Een toelichting hierop geven wij in het laatste hoofdstuk. Wij zijn er van overtuigd dat deze derde Nederlandse OSCAR-publicatie, die door de samenwerking met CBRE Global Investors en MVGM een nog breder beeld geeft, bijdraagt aan meer duidelijkheid over de opbouw van de servicekosten.
Jac Bressers Director Investor Property Management
Michael Hesp Head of Research
On Point • OSCAR 2012 3
OSCAR
OSCAR
Dit Office Service Charge Analysis Report (OSCAR) geeft inzicht
Binnen de servicekostenanalyse is een onderverdeling gemaakt
in de hoogte en de samenstelling van servicekosten van
in verschillende kostencomponenten op basis van de NL-SfB-
kantoorgebouwen. OSCAR biedt een benchmark van
codering2. Voor het overzicht is een aantal kostengroepen
kostenkengetallen waarmee het mogelijk wordt de performance
samengevoegd. De begrippenlijst achter in deze publicatie geeft
van een bepaald gebouw af te zetten tegen de performance van
een toelichting op deze kostencomponenten. De volgende
de markt.
kostencomponenten zijn uitgelicht:
Gebruikerskosten Als het om gebruikerskosten voor vastgoed gaat, ligt de focus
Elektra
Verwarming
vaak op de directe huurlasten die circa 55% van de totale
Water
huisvestingskosten vormen. Men had vaak weinig aandacht voor
ICT
de overige gebruikerskosten van het vastgoed, zoals de
Onderhoud
servicekosten. Niet geheel terecht, want deze maken circa 20 à
Installaties
25% van de totale gebruikerskosten uit. Tegenwoordig zien we
Schoonmaak
dat de aandacht bij gebruikers voor servicekosten toeneemt.
Vuilafvoer
Onderhoud terrein
In figuur 1 is een gemiddelde opbouw van de gebruikerskosten
Huismeester
weergegeven1. In deze OSCAR heeft de analyse betrekking op
Beveiliging
de servicekosten om zo meer inzicht te krijgen in de ontwikkeling
Verzekeringen
van deze kosten voor huurders en eigenaren/verhuurders.
Gemeentelijke heffingen
Figuur 1: Opbouw gebruikerskosten huurders
Naast een specificatie naar kostencomponent, zijn de servicekosten op basis van vijf verschillende aspecten
6%
geanalyseerd:
17%
55% 22%
Huur en belasting
Servicekosten
Facilitaire kosten
Overige kosten
Het bouwjaar van het gebouw
De grootte van het gebouw
De hoogte van het gebouw
De geografische ligging van het gebouw
Het energielabel van het gebouw
Alle bedragen zoals opgenomen in deze publicatie zijn exclusief BTW en hebben betrekking op het verhuurbaar vloeroppervlak
Opbouw analyse Deze publicatie belicht de servicekosten over de periode 2006-
(vvo). Daarnaast zijn de servicekosten inclusief administratiekosten.
2010. Het jaar 2010 is er specifiek uitgelicht omdat dit het meest recente jaar is waarvan de servicekosten zijn afgerekend. Voor de ontwikkeling van de verschillende kostencomponenten in de servicekosten over de jaren en over gebouwcategorieën worden daarbij verklaringen gegeven. Facilitaire kosten zijn bijvoorbeeld kosten van de werkplekinrichting, ICTvoorzieningen en facilitaire organisatie. 2 Momenteel wordt er gewerkt aan de Europese norm EN 15221-4, waarin facilitaire voorzieningen worden gestandaardiseerd. Wij hebben er in deze 1
Momenteel wordt er gewerkt aan de Europese norm EN 15221-4, waarin facilitaire voorzieningen worden gestandaardiseerd. Wij hebben er in deze publicatie voor gekozen om aan te sluiten bij de NL-SfB-codering. 2
4 On Point • OSCAR 2012
OSCAR
OSCAR
Database In het verleden is de kantorenportefeuille die Jones Lang LaSalle
Tabel 1: omvang database per kostencomponent
Nederland in beheer heeft en de kantorenportefeuille van CBRE
Kostencomponent
GI als uitgangspunt genomen voor de OSCAR. Dit jaar is voor
TOTAAL
272
het eerst ook de kantorenportefeuille van MVGM meegenomen in
Elektra
184
Verwarming
176
Water
166
ICT
144
Onderhoud
204
Installaties
224
Schoonmaak
197
Vuilafvoer
130
Onderhoud terrein
164
deze analyse. Hierdoor is de database gegroeid tot 272 objecten met een totaal verhuurbaar vloeroppervlak van bijna 2,15 miljoen m² over het boekjaar 2010. De toevoeging van deze objecten verhoogt de betrouwbaarheid van deze benchmark. Resultaten uit deze OSCAR zijn door de verandering in de database niet te vergelijken met de resultaten uit eerdere OSCAR-publicaties. In deze OSCAR is een servicekostencomponent van een object
Huismeester
alleen meegenomen in de analyse als deze dienst in het
Beveiliging
desbetreffende jaar ook is afgenomen. Welke diensten een
Verzekeringen
verhuurder levert, kunnen namelijk variëren en deze staan
Gemeentelijke heffingen
Aantal objecten in database (2010)
44 110 76 118
vermeld in het huurcontract. Het pakket aan services kan ook worden gewijzigd tijdens de looptijd van een contract. Bij een single-tenant gebouw gebeurt dat direct in overleg met de
De portefeuilles van Jones Lang LaSalle, CBRE GI en MVGM
huurder. Bij een multi-tenant gebouw kan dat tijdens een
zijn door de jaren heen niet constant. Door het afstoten en
huurdersoverleg worden besproken en na goedkeuring van de
toevoegen van objecten verandert de omvang en samenstelling
verhuurder worden aangepast. In tabel 1 is de omvang van de
van de portefeuille jaarlijks. De portefeuilles kennen echter
database weergegeven per kostencomponent.
weinig dynamiek en daarbij is de totale omvang van de benchmark groot. Toch is het niet uit te sluiten dat uitkomsten
Bepaalde operationele aspecten zoals leegstand, openingstijden,
niet worden veroorzaakt door marktmechanismen, maar door
beveiligingsniveau, dienstverlening van de centrale receptie en
veranderingen in de portefeuilles.
de kwaliteit van het beheer, kunnen een grote invloed hebben op de hoogte van de servicekosten. Afhankelijk van deze aspecten kunnen servicekosten in specifieke gevallen hoger of lager uitvallen.
On Point • OSCAR 2012 5
Servicekosten per kostencomponent
Servicekosten per kostencomponent
In 2010 waren de gemiddelde servicekosten in de benchmark
In tabel 2 is een gedetailleerd overzicht opgenomen van de
€ 34,57 per vierkante meter vvo per jaar. Tijdens de onderzochte
diverse servicekostencomponenten gediversifieerd naar
periode zijn de totale servicekosten jaarlijks, met uitzondering
boekjaar. Onder de tabel zijn de kosten ook grafisch
van het jaar 2008 vrij stabiel gebleven.
weergegeven in figuur 2.
Tabel 2: Gemiddelde servicekosten per component naar jaar van afrekening Servicekosten per m² vvo
2006
2007
2008
2009
2010
Verandering 2006 – 2010
Elektra
9,52
10,07
9,06
10,42
9,99
5,0%
Verwarming
5,68
5,41
5,60
6,08
6,20
9,1%
Water
0,40
0,48
0,40
0,39
0,43
6,6%
ICT
0,19
0,15
0,16
0,17
0,19
1,1%
Onderhoud
0,69
0,86
0,55
0,60
0,63
-9,3%
Installaties
4,45
4,48
4,39
5,35
5,51
23,9%
Schoonmaak
3,04
2,88
3,19
3,26
3,61
18,8%
Vuilafvoer
1,27
1,26
1,14
1,22
1,09
-13,8%
Onderhoud terrein
0,76
0,75
0,75
0,93
0,97
27,6%
Huismeester
4,79
3,74
2,57
2,60
2,65
-44,7%
Beveiliging
2,59
3,04
2,81
2,45
2,22
-14,3%
Verzekeringen
0,41
0,42
0,41
0,36
0,39
-5,2% 14,4%
Gemeentelijke heffingen
0,63
0,47
0,71
0,69
0,72
Totale kosten
34,42
34,03
31,73
34,50
34,57
-
-0,38
-2,30
2,77
0,07
0,15
-
-1,1%
-6,8%
8,7%
0,2%
0,4%
Verandering Y-o-Y (€) Verandering Y-o-Y (%)
Figuur 2: Servicekosten 2006 - 2010 naar kostencomponent
6 On Point • OSCAR 2012
Servicekosten per kostencomponent
Servicekosten per kostencomponent
Over de gehele periode zijn de servicekosten met circa 0,4%
Figuur 4: Servicekosten 2010 naar omvang
gestegen. Dit komt overeen met een stijging van €0,15 per vierkante meter vvo. De stijging van de servicekosten blijft hiermee achter bij de inflatie. Die bedroeg in dezelfde periode 6,7%. Over de afgelopen jaren zijn de servicekosten dus relatief goedkoper geworden. Dit komt doordat contracten voor de verschillende componenten regelmatig aanbesteed worden en het economisch klimaat daarmee tot uitdrukking komt in de prijzen. Per kostencomponent bestaan grote verschillen. De kosten voor energie zijn over de betreffende periode voor elektra en verwarming respectievelijk 5,0% en 9,1% gestegen. Grotendeels wordt dit veroorzaakt door de ontwikkeling van de energieprijzen. In figuur 3 zijn de gemiddelde tarieven voor elektriciteit en aardgas afgezet tegen de ontwikkeling van de energiekosten in de benchmark. Figuur 3: Ontwikkeling energietarieven versus energiekosten benchmark
Wanneer we de componenten rangschikken naar omvang (figuur 4) zien we dat het grootste deel van de servicekosten bestaat uit energiekosten, oftewel de kosten voor verwarming en elektra. In 2010 vertegenwoordigden deze kosten circa 47% van de totale servicekosten. Andere grote kostencomponenten zijn (mechanische en elektrische) installaties en schoonmaakkosten. Figuur 5 geeft de procentuele omvang van de kostencomponenten weer. Figuur 5: Servicekosten 2010 naar kostencomponent
Bron: CBS en Jones Lang LaSalle Uit bovenstaande figuur is af te lezen dat de kosten van elektra de trend volgen van de elektriciteitsprijs. De kosten van verwarming volgen grotendeels de trend van de aardgasprijs, met uitzondering van het jaar 2010. Dat jaar had een relatief koude winter waardoor er meer moest worden verwarmd.
On Point • OSCAR 2012 7
Servicekosten in relatie tot bouwjaar
Servicekosten in relatie tot bouwjaar van gebouw
Binnen OSCAR is onderzocht in hoeverre de hoogte van de
Figuur 6: Servicekosten naar bouwjaar van gebouw 2010
servicekosten afhankelijk is van het bouwjaar van een gebouw. De objecten zijn onderverdeeld in vijf perioden:
gebouwen ontwikkeld voor de jaren ‘70
gebouwen uit de jaren 1970 – 1979
gebouwen uit de jaren 1980 – 1989
gebouwen uit de jaren 1990 – 1999
gebouwen die ontwikkeld zijn vanaf het jaar 2000
In figuur 6 is de onderverdeling van servicekosten per periode weergegeven. De nieuwste gebouwen, gebouwd na 2000, kennen de hoogste gemiddelde servicekosten. Een reden hiervoor is dat nieuwere gebouwen over het algemeen een hoger serviceniveau hebben en vaker gebruikmaken van hoogwaardige voorzieningen. Te denken valt aan beveiliging en receptiediensten maar ook geavanceerde klimaatsystemen waardoor de hier aan gerelateerde servicekosten hoger uitvallen. De kosten voor installaties bedragen bij gebouwen na 2000 bijvoorbeeld € 7,27 per m² vvo, terwijl deze kosten € 3,68 per m² vvo bedragen bij gebouwen van voor 1970. De kosten voor energie laten een gevarieerd beeld zien over de categorieën. Hier zijn twee tegengestelde bewegingen zichtbaar. Ten eerste zijn nieuwe gebouwen in de regel energiezuiniger gebouwd dan oudere gebouwen. Door een steeds strenger wordend bouwbesluit nemen de isolatiewaarde van gebouwen toe. Ook zijn bij nieuwe gebouwen vaker energiebesparende technische innovaties toegepast zoals verlichting met aanwezigheidsdetectie. Daartegenover staat dat in nieuwe gebouwen vaker “Het Nieuwe Werken” (HNW) wordt toegepast. Een belangrijk kenmerk van HNW is dat niet iedereen een eigen werkplek heeft, maar dat deze gedeeld worden met collega’s. Dat betekent een hogere productiviteit per m² vvo omdat werkplekken vaker bezet zijn en dus intensiever gebruikt worden. Dit drukt de kosten voor huisvesting per fte, maar heeft consequenties voor het energieverbruik per m² vvo.
Wat verder opvalt is dat de kosten voor gemeentelijke heffingen bij nieuwere gebouwen gemiddeld hoger zijn. Dat hangt voornamelijk samen met de gemiddeld hogere WOZ-waarden van nieuwe gebouwen waardoor de onroerendezaakbelasting hoger uitvalt. De kosten voor verzekeringen zijn het hoogst voor de oudste gebouwen. Dit wordt onder meer veroorzaakt doordat in deze categorie een aantal monumenten zijn die hoge verzekeringskosten kennen. Bij de kosten voor water, ICT, schoonmaak en vuilafvoer bestaat weinig verschil tussen de verschillende categorieën.
8 On Point • OSCAR 2012
Servicekosten in relatie tot gebouwgrootte
Servicekosten in relatie tot gebouwgrootte
In de OSCAR-benchmark is een onderverdeling gemaakt in vijf
Figuur 7: Servicekosten naar gebouwgrootte 2010
verschillende oppervlaktecategorieën waarvoor de servicekosten zijn geanalyseerd:
tot 2.500m²
van 2.500 tot 4.999m²
van 5.000 tot 9.999m²
van 10.000 tot 14.999m²
vanaf 15.000m²
In figuur 7 zijn de servicekosten per categorie weergegeven. De hoogte van de servicekosten in relatie tot de gebouwgrootte geeft een diffuus beeld. In 2010 hadden de relatief kleine (< 2.500 m² vvo) en middelgrote gebouwen (5.000 tot 9.999 m² vvo) de hoogste servicekosten. Over het algemeen kan wel gesteld worden dat de servicekosten voor grote gebouwen iets onder het gemiddelde liggen. Schaalvoordelen zijn de voornaamste oorzaak van relatief lagere servicekosten bij grote gebouwen. Bij grote gebouwen zijn schaalvoordelen te behalen op posten zoals installaties, schoonmaak, vuilafvoer en ICT. De kosten voor installaties liggen bij de kleinste gebouwen op gemiddeld € 6,50 per m² vvo, terwijl dit bij grote gebouwen ligt op € 5,62 per m² vvo. Bij grotere gebouwen worden de kosten van één installatie over meerdere meters verdeeld. De kosten voor schoonmaak liggen bij kleine gebouwen op € 4,41 per m² vvo en bij grote gebouwen op € 3,36 per m² vvo. De kosten voor vuilafvoer bedragen € 1,24 per m² vvo bij kleine gebouwen tegen € 0,59 per m² vvo bij grote gebouwen. Ook bij de kosten van ICT zijn schaalvoordelen te behalen. Deze kostenpost is in alle gevallen echter zeer klein.
De kosten van verwarming, water, onderhoud, verzekeringen en gemeentelijke heffingen zijn voor alle groottecategorieën vrijwel gelijk. De kosten voor beveiliging nemen bij grote gebouwen toe. Grote gebouwen hebben gemiddeld € 3,77 per m² aan beveiligingskosten, terwijl kleine gebouwen niet meer dan € 1,33 aan beveiliging besteden. Dit wordt onder andere veroorzaakt doordat beveiliging in kleine gebouwen vaak door de huurder zelf wordt geregeld. Grotere gebouwen hebben vaak meerdere huurders zodat beveiliging wordt georganiseerd door de eigenaar. De kosten voor elektra en de huismeester varieert sterk over de categorieën. Het is onduidelijk welke factoren hieraan ten grondslag liggen.
On Point • OSCAR 2012 9
Servicekosten in relatie tot gebouwhoogte
Servicekosten in relatie tot gebouwhoogte
Er is een duidelijk verband tussen de hoogte van een gebouw en
Figuur 8: Servicekosten naar gebouwhoogte 2010
de hoogte van de servicekosten. In de OSCAR-benchmark is onderscheid gemaakt in drie categorieën met betrekking tot het aantal verdiepingen:
laagbouw (minder dan 5 verdiepingen)
middelhoogbouw (tussen 5 en 9 verdiepingen)
hoogbouw (vanaf 10 verdiepingen)
In figuur 8 zijn de servicekosten naar gebouwhoogte weergegeven. Het is belangrijk te vermelden dat gebouwhoogte niet direct in relatie staat tot gebouwomvang. Binnen de categorie laagbouw (tot 5 verdiepingen) vallen zowel gebouwen met een omvang van minder dan 2.500 m² vvo, als gebouwen van meer dan 15.000 m² vvo. Wel neemt de gemiddelde gebouwgrootte toe naarmate het aantal verdiepingen toeneemt. De servicekosten nemen duidelijk toe naarmate een gebouw hoger is. Bij hogere gebouwen zijn vooral de kosten voor verwarming, installaties en beveiliging hoger. De kosten voor installaties zijn hoger, omdat er meer verticaal transport noodzakelijk is in hoge gebouwen. In lage gebouwen bedragen deze kosten € 5,44 per m² vvo. In hoge gebouwen is dat € 7,24 per m² vvo. De kosten voor beveiliging bedragen in lage gebouwen € 1,27 per m² vvo, in hoge gebouwen € 6,61per m² vvo. De hogere kosten voor beveiliging worden onder andere veroorzaakt doordat dergelijke diensten in hoge gebouwen minder vaak door de huurder zelf worden geregeld, omdat gebouwen met meerdere verdiepingen vaak ook meerdere huurders hebben. Er zitten geen aantoonbare verschillen tussen de kosten van elektra, water, ICT, onderhoud, schoonmaak, vuilafvoer, verzekering en gemeentelijke heffingen.
De kosten voor terreinonderhoud zijn bij hoge gebouwen gemiddeld lager, namelijk € 0,48 per m² vvo tegen € 1,25 per m² vvo bij lage gebouwen. Dit wordt veroorzaakt doordat de verhouding van het terrein ten opzichte van het aantal m² vvo doorgaans kleiner is bij hoge gebouwen dan bij lage.
10 On Point • OSCAR 2012
Servicekosten in relatie tot geografische ligging
Servicekosten in relatie tot geografische ligging
Binnen OSCAR is een verdeling gemaakt naar zes verschillende
Figuur 9: Servicekosten naar locatie 2010
geografische gebieden:
Amsterdam
Rotterdam
Den Haag
Utrecht
Randstad overig
Buiten Randstad
In figuur 9 is de onderverdeling van deze locaties in een grafiek weergegeven. De kosten van de meeste componenten in de servicekostenrekening zijn min of meer stabiel over de verschillende locaties. Dit toont aan dat de locatie niet van wezenlijke invloed is op de hoogte van de servicekosten. Dat klinkt logisch, immers in heel Nederland liggen de kosten van energie, water en diverse dienstverlening op hetzelfde prijsniveau. Verschil in de hoogte van servicekosten zal dan ook geen belangrijke reden zijn voor de vestigingskeuze van een huurder. De verschillen in huurniveau zijn vele malen groter tussen de diverse locaties. De kosten voor verwarming zijn in Amsterdam het hoogst met € 7,33 per m² vvo, maar ook Rotterdam en Utrecht kennen relatief hoge kosten voor verwarming, respectievelijk € 6,80 en € 6,42 per m² vvo. Voor die laatste twee steden is dit verklaarbaar door de vrij hoge kosten van stadsverwarming in deze steden. Verschillen in de servicekosten worden veroorzaakt door een ander serviceniveau van de gebouwen. In Den Haag zien we bijvoorbeeld vrij hoge kosten voor de huismeester, € 7,41 per m² vvo tegen € 2,65 per m² vvo in de gehele benchmark. Dat komt doordat relatief veel gebouwen in Den Haag een huismeester hebben. Ook de kosten van beveiliging verschillen sterk per locatie. Ook hier duidt dat op een verschil in het serviceniveau van de beveiliging over de diverse locaties in de benchmark.
Het is interessant om te kijken naar de hoogte van de gemeentelijke heffingen voor de verschillende locaties, omdat een direct verband bestaat tussen de locatie en de heffing. De kosten zijn per locatie als volgt:
Amsterdam
€ 0,64
Rotterdam
€ 0,76
Den Haag
€ 0,35
Utrecht
€ 1,09
Randstad overig
€ 0,83
Buiten Randstad
€ 0,59
De kosten in Utrecht zijn duidelijk hoger dan in andere gemeenten. De kosten in Den Haag zijn het laagst.
On Point • OSCAR 2012 11
Servicekosten in relatie tot energielabels van gebouw
Servicekosten in relatie tot energielabels van gebouw
Slechts een beperkt aantal van de onderzochte objecten
Figuur 10: Servicekosten 2010 naar energielabel
beschikte in 2010 over een energielabel, namelijk 75 van de 272 (28%). Het is opvallend dat slechts een kwart van de gebouwen een energielabel heeft, terwijl de vastgoedmarkt inmiddels een sterke focus heeft op duurzaamheid. Het aantal onderzochte objecten per energielabelcategorie ziet er als volgt uit:
A: 9 gebouwen
B: 5 gebouwen
C: 10 gebouwen
D: 12 gebouwen
E: 11 gebouwen
F: 8 gebouwen
G: 20 gebouwen
In figuur 10 zijn de resultaten per energielabelcategorie weergegeven. De categorieën zijn geclusterd, omdat slechts een beperkt deel van de gebouwen is gelabeld. Wij hebben een onderscheid gemaakt in gebouwen met minimaal energielabel C
Ook de kosten van de installaties liggen hoger bij gebouwen met
(Sinds 1 januari 2010 huurt de Rijksoverheid alleen kantoren met
een beter energielabel. De kosten bedragen € 7,13 per m² vvo bij
minimaal energielabel C) en energielabel D t/m G.
label A t/m C en € 5,93 per m² vvo bij label D t/m G. Om een goed label te verkrijgen zijn meer en innovatieve installaties
Zeer opvallend is dat de energiekosten toenemen naarmate het
noodzakelijk die hogere servicekosten met zich meebrengen.
label beter is. Kosten voor elektra en verwarming zijn respectievelijk € 10,85 en € 6,80 voor gebouwen met label A t/m
Waar milieuvriendelijke gebouwen goed scoren is op
C en € 9,17 en € 6,36 voor gebouwen met label D t/m G. Dat is
watergebruik. De kosten bij label A t/m C gebouwen bedragen €
tegenstrijdig met het idee dat gebouwen met een beter label
0,28 per m² vvo en bij label D t/m G gebouwen € 0,36. Dit kan
energiezuiniger zijn. Toch kan dit worden verklaard met hetzelfde
duiden op minder watergebruik, bijvoorbeeld door
argument dat wij al gebruikten bij de analyse op basis van het
waterbesparende toiletten.
bouwjaar van de gebouwen. Gebouwen met een beter energielabel zijn doorgaans nieuwere gebouwen op bereikbare locaties. In deze gebouwen wordt vaker Het Nieuwe Werken toegepast. De intensiteit waarmee de gebouwen worden gebruikt ligt dan hoger, waardoor ook de energiekosten per m² vvo hoger liggen. Om dezelfde reden liggen de huisvestingskosten per fte echter aanzienlijk lager. Een andere verklaring is dat duurzaam gebouwde gebouwen niet per definitie ook duurzaam worden gebruikt. Het gebruik is veel bepalender voor het energieverbruik. Vergelijk dit met een zuinige auto waarmee hard en sportief wordt gereden. Het verbruik zal een stuk hoger liggen dan bij een minder zuinige auto waar de chauffeur Het Nieuwe Rijden toepast.
12 On Point • OSCAR 2012
Greenlease
Greenlease
Uit onze analyse blijkt dat gebouwen met een energielabel uit
Vaak is een huurder alleen bereid om een hogere huur te betalen
een hogere categorie geen lagere energiekosten hebben. Een
als de verhuurder een besparing op de energiekosten kan
verklaring is dat in deze gebouwen vaker Het Nieuwe Werken
garanderen. Maar een verhuurder kan dat alleen garanderen als
wordt toegepast. Dat betekent een hogere gebruiksintensiteit van
de gebruiker zich conformeert aan bepaalde gebruiksregels.
werkplekken en daarmee hogere energiekosten per m² vvo, maar
Simpel gezegd moet er bijvoorbeeld worden voorkomen dat de
tegelijkertijd ook lagere huisvestingslasten per fte.
gebruiker het raam openzet als het te warm is in het gebouw in plaats van de verwarming lager zetten. Om te zorgen dat
Wel kan de potentie van de gebouwen beter worden benut
afspraken tussen eigenaar en gebruiker over de verduurzaming,
wanneer ook intelligent wordt omgegaan met het gebruik van het
de gebruiksregels en de financiële verdeling van de split-
gebouw. Dat kan als eigenaar en gebruiker in een greenlease
incentive duidelijk zijn vastgelegd, zal tussen beide partijen een
afspraken vastleggen over het gebruik. Elke greenlease bevat
greenlease gesloten moeten worden.
gezamenlijke prestatieafspraken zodat het gebouw niet alleen duurzaam wordt gebouwd of gerenoveerd door de belegger,
Er zijn voorbeelden dat een gebruiker afspreekt dat overwerken
maar ook duurzaam wordt gebruikt door de huurder. In ruil voor
alleen mogelijk is op de begane grond van het gebouw zodat er
een hoog opleveringsniveau conformeert de huurder zich aan
wordt bespaard op verwarming en verlichting van de andere
bepaalde gebruiksregels om de duurzaamheidspotentie
etages. Vaak wordt met een bonus-malusregeling ook financieel
daadwerkelijk te gaan benutten.
gestimuleerd dat de huurder zich aan de gebruiksregels houdt.
Verduurzaming van de gebouwenvoorraad is een belangrijke
Omdat elke situatie verschillend is wat betreft de verhuursituatie
trend in de vastgoedsector. Eerder onderzoek van Jones Lang
(single- of multi-tenant), de gebouwsituatie (bestaande bouw of
LaSalle (Duurzaam Gebruikersonderzoek 2010) toont aan dat
nieuwbouw) en de duurzaamheidsambities in het beleid van
kantoorgebruikers in toenemende mate gehuisvest willen zijn in
zowel eigenaar als gebruiker, bestaan er op dit moment vele
duurzame gebouwen omdat dit bijdraagt aan een positief imago.
vormen van greenleases. De greenlease kan een allonge zijn op
Dat helpt hen in de ‘War for Talent’ en bij hun streven naar
het bestaande huurcontract of dit in zijn geheel vervangen. De
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). Eigenaren
komende jaren zal veel worden geëxperimenteerd met
van vastgoed moeten aan deze veranderende vraag van
greenleases. Daardoor zal op termijn een nieuwe standaard
gebruikers invulling geven. Vaak hanteren ook eigenaren een
ontstaan die de huidige huurcontracten vervangt.
beleid dat erop is gericht hun portefeuilles te verduurzamen. Uit de Dutch Capital Markets Outlook 2010 van Jones Lang LaSalle bleek dat 85% van de institutionele vastgoedbeleggers en vastgoedfondsen een doelstelling heeft op het gebied van MVO. Treffend voorbeeld is de intentieverklaring tussen CBRE GI en vijftien property managers om concrete stappen te zetten naar duurzaam beheerde gebouwen. Een greenlease is een belangrijke voorwaarde voor verduurzaming. Bij een duurzame renovatie ontstaat namelijk een ‘split-incentive dilemma’ omdat de eigenaar investeringen doet in het gebouw die voor de gebruiker lagere energielasten kan opleveren. Soms beslist de eigenaar dat de investering noodzakelijk is om de huurder te behouden en leegstand te voorkomen, maar liever zal hij de huur verhogen nadat duurzaamheidsinvesteringen zijn doorgevoerd.
On Point • OSCAR 2012 13
Conclusie en vooruitblik
Greenlease
Servicekosten maken een belangrijk deel uit van de totale
De prijs voor aardgas is in het afgelopen jaar nog gestegen,
huisvestingskosten van een kantoorgebruiker. De OSCAR-
maar lijkt zich nu te stabiliseren. De kosten voor verwarming zijn
benchmark biedt eigenaren en gebruikers de mogelijkheid om op
verder voor een groot deel afhankelijk van het aantal
deze kosten te sturen. De gemiddelde servicekosten bedroegen
graaddagen, met andere woorden de strengheid van de winter.
in 2010 € 34,57 per m² vvo. Energiekosten zijn met 47% de
Hier zit een grotere onzekerheid in waardoor verbruik en dus
belangrijkste kostencomponent.
kosten moeilijk zijn te voorspellen. Ook hier geldt dat de toegenomen focus op het inzichtelijk maken en besparen van
Het bouwjaar, de grootte, het aantal verdiepingen en de locatie
verbruik de energiekosten moet verlagen.
zijn belangrijke factoren die de hoogte en samenstelling van de servicekosten bepalen. Energielabels lijken vooralsnog geen
De kosten van installaties zullen de komende jaren stabiliseren.
goede indicatie voor de te verwachten servicekosten. Dit heeft te
De afgelopen jaren stegen de prijzen omdat de installaties in
maken met het feit dat duurzame gebouwen niet per definitie ook
gebouwen steeds geavanceerder worden en hoger
duurzaam worden gebruikt. Een tweede factor is dat in duurzame
gekwalificeerd personeel nodig is om deze installaties te
kantoren vaker Het Nieuwe Werken wordt toegepast wat
onderhouden en beheren. Door toenemende concurrentie staan
gekenmerkt wordt door een intensiever gebruik van werkplekken
prijzen onder druk en verwachten wij geen verdere
en daarmee een hoger energieverbruik. Om toch de potentie van
prijsstijgingen.
een duurzaam gebouw te benutten moeten huurder en verhuurder in een greenlease afspraken maken over duurzaam
De kosten voor schoonmaak en beveiliging zullen de komende
gebruik en daarmee sturen op een reductie van energieverbruik
jaren stijgen. Wij zien hier weinig mogelijkheden voor
en –kosten.
performanceverbetering en prijzen zullen de gebruikelijke indexen volgen.
Ook een aantal andere factoren bepaalt in belangrijke mate de servicekosten, zoals de openingstijden, het niveau van
De grootste besparingen op de servicekosten zijn mogelijk in de
beveiliging en receptiediensten, het aantal liften en met name de
energiekosten. Duurzame renovaties en afspraken over het
kwaliteit van het management. Dit zijn belangrijke factoren om
gebruik van gebouwen kunnen leiden tot significant lagere
rekening mee te houden bij vergelijking van de eigen kosten met
energiekosten. Een greenlease is een voorwaarde om de
deze benchmark.
financiële afspraken vast te leggen tussen eigenaar en gebruiker.
Vooruitblik Wij verwachten dat de servicekosten de komende jaren een lichte stijging zullen vertonen. Hieronder geven wij een toelichting op de ontwikkeling van de grootste posten in de servicekosten op de korte tot middellange termijn (2012 – 2014). De verwachting is dat de prijs van elektriciteit in Nederland op hetzelfde niveau blijft of wellicht lager uitvalt. Bovendien hebben veel eigenaren en beheerders elektriciteit ingekocht voor de komende jaren tegen vaste prijzen. Eigenaren, gebruikers en vastgoedmanagers focussen zich steeds vaker op het verkrijgen van inzicht in het energieverbruik om daar vervolgens op te kunnen besparen. De focus op het besparen van verbruik levert de grootste bijdrage in het op peil houden c.q. verlagen van energiekosten.
14 On Point • OSCAR 2012
Begrippenlijst Gebruikerskosten: de kosten voor de betreffende huurder, die gepaard gaan met het in eigendom hebben of benutten van een
waaronder: salariskosten, vergoedingen, kantoorkosten, telefoonkosten, parkmanagement en overige kosten.
en de overige facilitaire kosten. Facilitaire kosten: de aan de facilitaire organisatie toe te rekenen kosten bij de uitvoering van het facilitymanagementbeleid. Volgens de NEN 2748 vallen onder de facilitaire kosten de volgende kostencategorieën: huisvesting, diensten en middelen, ICT, externe voorzieningen en facilitair management. Een deel van de facilitaire kosten wordt via de servicekosten aan de huurder toegerekend. Servicekosten: de kosten van de contractueel overeengekomen te leveren diensten en producten of te verrichten inspanningen door de verhuurder ten gunste van de huurder. Afhankelijk van wat is afgesproken in het lopende contract, bevatten de servicekosten de volgende kostencategorieën:
Elektra: zowel de individuele als de algemene kosten voor het verbruik van elektriciteit.
Verwarming: zowel de individuele als de algemene kosten voor het verbruik van gas of stadsverwarming.
Water: zowel de individuele als de algemene kosten voor het verbruik van water.
ICT: de kosten voor telefoon, internet en de CAI-kosten. Onderhoud: de kosten voor bovenbouw, afbouw en afwerkingen.
Installaties: de kosten voor onderhoud van mechanische en elektrische installaties. Onder installaties vallen ook de vaste inrichtingen.
Schoonmaak: kosten voor schoonmaak algemene ruimte, glasbewassing, gevelreiniging en schoonmaak buitenterrein, maar ook de kosten voor ongediertebestrijding en sanitaire schoonmaakartikelen.
Vuilafvoer: de kosten voor vuilafvoer van papier/karton en restafval.
Onderhoud terrein: dit zijn de kosten voor onderhoud van het terrein, zoals reparaties, slagboominstallatie en de kosten voor groenvoorziening.
Beveiliging: de aansluitkosten van de communicatieapparatuur, kosten voor alarmopvolging, keyholding, brand-
vastgoedobject. Onder de gebruikerskosten vallen de huurlasten, de servicekosten die de verhuurder aan de huurder doorbelast
Huismeester: de kosten ten behoeve van de huismeester,
en sluitronde en portiersdiensten.
Verzekeringen: hieronder vallen onder meer de kosten voor de glasverzekering.
Gemeentelijke heffingen: de kosten voor diverse gemeentelijke heffingen en gebruikersvergunningen.
Verhuurbaar vloeroppervlak (vvo): het voor verhuur bestemde vloeroppervlak van een vastgoedobject, exclusief de oppervlakten voor verticaal verkeer (liftschachten en trappenhuizen) en sanitaire ruimten. Randstad: ring van verstedelijking rondom het meer landelijke gebied, het Groene Hart. De Randstad is het grootste stedelijke gebied in Nederland, waarbinnen ook de vier grootste steden Amsterdam, Utecht, Rotterdam en Den Haag liggen.
Jones Lang LaSalle Contacten Business Contact Jac Bressers Investor Property Management Jones Lang LaSalle Rotterdam +31 (0)10 411 04 40
[email protected] Report Contact Michael Hesp Head of Research Jones Lang LaSalle Amsterdam +31 (0)20 5 405 405
[email protected]
OSCAR 2012 – February 2012 On Point reports from Jones Lang LaSalle include quarterly and annual highlights of real estate activity, performance and specialised surveys and forecasts that uncover emerging trends. www.joneslanglasalle.com
COPYRIGHT © JONES LANG LASALLE IP, INC. 2012. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced or transmitted in any form or by any means without prior written consent of Jones Lang LaSalle. It is based on material that we believe to be reliable. Whilst every effort has been made to ensure its accuracy, we cannot offer any warranty that it contains no factual errors. We would like to be told of any such errors in order to correct them. Printing information: paper, inks, printing process, recycle directive.