Organisatie van de substages tijdens de stage in het derde jaar arts
Na overleg met de diensthoofden van de universitaire diensten, grondige discussies in de stagewerkgroep en bespreking met de Cremec verantwoordelijken tijdens de algemene stagevergadering werd besloten om vanaf het academiejaar 2003-2004 stages te organiseren in een aantal zogenaamde subdisciplines.
Tijdens de stage heelkunde wordt een substage neus-keel-oor georganiseerd, tijdens de stage inwendige geneeskunde een substage neurologie, tijdens de stage kindergeneeskunde een substage oftalmologie en tijdens de stage verloskunde/gynaecologie een substage dermatologie.
De duur van deze substages bedraagt bij benadering het equivalent van 5 tot 8 werkdagen voor neurologie en neus-keel-oor, en 3 tot 5 werkdagen voor oftalmologie en dermatologie.
De praktische regelingen kunnen verschillen van centrum tot centrum (bijvoorbeeld meerdere dagen of halve dagen wekelijks of een volledige week, …). Het is de verantwoordelijkheid van de stagecoördinator om, in overleg met zijn stageleiders en het diensthoofd van de substage, te zorgen dat de voorgestelde eindtermen gerealiseerd worden (zie bijlage). De stagiair kan eventueel ook in het kabinet van de substageleiders buiten het ziekenhuis raadplegingen en kleine procedures volgen. De evaluatie van deze substage gebeurt via het stagewerkboek of stagemap. Er wordt niet verwacht dat voor deze substages een aparte quotering gebeurt maar het is wenselijk de stubstageleider bij de eindbeoordeling van de stagiair te betrekken.
Niveau 3 van eindterm betekent dat de stagiair de procedure beheerst en het ziektebeeld voldoende kent om de diagnostische aanpak en de behandeling te kunnen instellen. Niveau 2 betekent het probleem in de praktijk gezien hebben, niveau 1 betekent de theoretische kennis bezitten (zie webstek ‘omschrijving niveaus van de eindtermen’)
Eindtermen voor de substages derde jaar arts
Eindtermen Neurologie (inwendige geneeskunde)
•
vaardigheden klinisch neurologisch onderzoek [zodat men het letsel kan lokaliseren in de re/li hemisfeer, het cerebellum, de hersenstam, het ruggemerg, de zenuwwortel of de perifere zenuwen] (niveau 4) Glasgow coma schaal (niveau 4) mini mental scale (niveau 4) oogfundus (2), LP (2), EEG (2), EMG (2)
•
kennis het mechanisme van de aandoening leren inschatten in termen van vasculair, inflammatoir, degeneratief, tumoraal (4) ziektebeelden
vasculaire aandoeningen (4)
degeneratieve aandoeningen (ziekte van Parkinson, dementie) (4)
epilepsie (3)
hoofdpijn (3)
Stageopdracht in stagewerkboek Bespreek op 1 bladzijde de meest interessante casus die je gedurende je stage neurologie tegenkwam, vanuit volgende aspecten: 1. korte situering van de patiënt 2. beschrijving van de neurologische uitval 3. beschrijving van de verschillende stappen in het klinisch onderzoek 4. beschrijving en verantwoording van de behandeling
Eindtermen Neus-Keel-Oor (heelkunde)
•
vaardigheden NKO anamnese (4) klinisch onderzoek (4) otoscopie (4) stemvorkproeven (2) neusendoscopie, laryngoscopie (2) toonaudiogram, tympanogram, spraakaudiometrie (2) vestibulaire proeven (2)
•
procedures tonsillectomie (2) trommelvliesbuisjes (2)
•
ziektebeelden rhinitis: allergische, vasomotorische, ... (4) neuspoliepen (4) sinusitis (4) otitis media (4) goiter (2) halsklieren (3) heesheid (larynxtumor, epiglottitis, …) (2) stomatitis, tonsillitis (2) tinnitus (2) vertigo (2) doofheid (otosclerose-presbyacusis,….) (2)
Stageopdracht in stagewerkboek Geef van de volgende vaardigheden aan hoeveel keer je deze kon oefenen en in welke mate je de vaardigheid beheerst (laat dit aftekenen door de stagebegeleider)
AANTAL KEER GEOEFEND ORL anamnese (4)
__________
_________
Klinisch onderzoek (4)
__________
_________
otoscopie (4)
__________
_________
stemvorkproeven (4)
__________
_________
neusendoscopie, laryngoscopie (2)
__________
_________
toonaudiogram (2)
__________
_________
tympanogram (2)
__________
_________
spraakaudiometrie (2)
__________
_________
vestibulaire proeven (2)
__________
_________
Handtekening stagebegeleider + datum
1= 2= 3= 4=
BEHEERSINGSNIVEAU
theoretische kennis bezitten gezien hebben onder supervisie gedaan hebben routine
Eindtermen Oftalmologie (kindergeneeskunde)
•
diagnostische vaardigheden meten gezichtsscherpte en refractieonderzoek (2) onderzoek voorste oogsegment met de spleetlamp (2) oogdrukmeting (2) bepaling van het gezichtsveld (2) oftalmoscopie na pupildilatatie (2)
•
procedures: zo mogelijk cataract chirurgie (2) ooglidchirurgie (2) strabisme chirurgie (2) glaucoomchirurgie (2)
•
ziektebeelden het pijnlijke rode oog (4) uveitis (2) chronisch openhoek glaucoom: diagnose, behandeling (2) diabetische retinopathie (3) hypertensieve retinopathie (2) cataract (3)
Stageopdracht in stagewerkboek Beschrijf op een afzonderlijk blad leerinzichten uit je stage oftalmologie en geef telkens de concrete ervaring (casussen, onderzoekingen, gesprekken…) aan die tot dit leerinzicht leidde.
Eindtermen Dermatologie (verloskunde/gynaecologie)
•
vaardigheden inspectie huid, haar, nagels en slijmvliezen (4) afname van huidschilfers voor microscopisch onderzoek en schimmelkweek (2) dermatoscopie (onderscheid pigment/niet pigmentletsels, tekens van onrust) (2) Wood lamp onderzoek (2) afname huidbiopsie (keuze biopsieplaats, punchbiopsie, wigbiopsie (2) decaperen en cryotherapie van wratten (2) wondverzorging, aanleggen van wondverbanden en van compressieve windels (2)
•
ziektebeelden eczeem (4), psoriasis (4) verruca vulgaris (4) acne (4) veneus ulcus (2) decubitus ulcus (4) rustige naevus versus onrustige naevus of melanoom (2)
Stageopdracht in stagewerkboek Beschrijf telkens op 1 bladzijde 3 soorten huiduitslag (met foto) die je tijdens je stage gezien hebt.