05-11-2005
16:23
Pagina 1
c & g
k
opmaak bngboekje def
Verslag van het congres Kunst, cultuur & gemeenschapszin
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:23
Pagina 2
Inhoud
Sandra Trienekens Kunst, Cultuur en Gemeenschapszin 5 Philip Houben 'Wij willen de Jantje Beton van de Nederlandse Cultuur worden' 8 Martin Berendse 'Ergens op rij tien pinkte iemand een traantje weg' 11 Paul Schnabel 'Kunst, het is niet nuttig, niet noodzakelijk en nergens goed voor' 15 Jan Franssen 'Het wordt tijd voor een fundamenteel cultuurdebat' 18 Jeanne van Heeswijk 'Ik ben heel eigenwijs en ik ben geen vertegenwoordiger van jullie' 21 De genomineerden voor de Stimuleringsprijs 26 Workshop 1 Community-opera als bindmiddel 32 Workshop 2 Museum maakt mensen mondig 36 Workshop 3 Kunstenaarscollectief in de wijk 40 Workshop 4 Opdracht voor kunstenaar bij herstructurering 43 Workshop 5 Multiculturele wijk werkt aan kunstwerk 48 Workshop 6 Cultuurscouts, -makelaars en -aanjagers 53 Zes workshops over zes succesverhalen 59 Een verrassende prijsuitreiking 62 Community art vangt de zaal in een reusachtig web 64 Sandra Trienekens 'Zie met eigen ogen wat kunst voor de gemeenschap kan betekenen' 67
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:23
Pagina 4
inleiding sandra trienekens
Kunst, Cultuur en Gemeenschapszin Ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum van het Cultuurfonds BNG en het 10-jarig bestaan van Kunstgebouw, Stichting Kunst en Cultuur Zuid-Holland, vond op 22 september 2005 in Congrescentrum De Reehorst in Ede het congres Kunst, Cultuur en Gemeenschapszin plaats. Het belangrijkste doel van het congres was de positieve werking van gemeenschapskunst onder de aandacht van vertegenwoordigers van gemeenten, provincies, woningcorporaties en kunstinstellingen te brengen. Voor u ligt het verslag van deze inspirerende dag. Leeswijzer In deze inleiding wordt ingegaan op de relatie tussen kunst en gemeenschap, waarbij wordt teruggegrepen op de lezingen van Martin Berendse (directeur Kunsten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), Paul Schnabel (directeur Sociaal en Cultureel Planbureau) en Jan Franssen (Commissaris van de Koningin in ZuidHolland) en de presentatie door Jeanne van Heeswijk (beeldend kunstenares) van een aantal van haar projecten. Dit wordt gevolgd door de verslagen van de zes workshops waarin verschillende praktijkvoorbeelden werden gepresenteerd en bediscussieerd. In het slotwoord wordt een aantal conclusies en bevindingen van het congres samengevat. Associaties Hoewel gemeenschapskunst niets nieuws is in Nederland en het de laatste jaren nadrukkelijk in de schijnwerper is komen te staan, blijven de associaties die men bij gemeenschapskunst heeft sterk uiteenlopen. Dat bleek ook op het congres waar de drie inleiders, alvorens in te gaan op de rol die kunst kan vervullen in de gemeenschap, openhartig spraken over hun associaties met het woord ‘gemeenschapskunst’. Deze variëerden van het moreel engagement, de liefde en het respect voor de medemens tot bepaalde kunst in de openbare ruimte, bij voorbeeld ‘de haas’ in Utrecht. Hiervan vraagt een gemeenschap zich in eerste instantie af wat ze er mee moet, om het object na verloop van tijd toch als onderdeel van de stad te beschouwen en in haar hart te sluiten. Associaties variëren van Arbeid en Kunst-initiatieven uit de jaren ’30 van de vorige eeuw bedoeld voor arbeiders tot de rol die bestuurders hebben om met visie in contact te treden met de bevolking. Om sámen aan de ontwikkeling van gemeenschapszin te werken, en om tegelijkertijd ambtenaren met enthousiasme te prikkelen om door middel van kunst die gemeenschapszin verder vorm te geven.
5
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:23
Pagina 6
Definitie Maar hoe uiteenlopend de associaties ook zijn, er tekent zich steeds duidelijker een definitie af van wat wij in Nederland onder gemeenschapskunst-, community art- of sociaal-artistieke projecten verstaan. Berendse noemde drie elementen die gemeenschapskunst van kunst onderscheiden: de samenwerking van professionele en amateur kunstenaars, het engagement en de gemeenschapszin. Schnabel stelde dat of het nu om ‘Gesammtkunst’ of vormingskunst ging, het nadeel is dat het vaak vóór de mensen bedoeld was. En daarin ligt meteen één van de grote verschillen met de huidige gemeenschapskunstpraktijk: het draait om de actief participerende community. Bovendien gaat het, volgens Schnabel, om het aansluiten bij de leefwereld van de deelnemers en om het centraal stellen van het proces. Uiteraard gaat het ook om het artistieke aspect en Berendse spoorde de bestuurders op dit vlak aan om het lef te hebben van kunstenaars iets te durven vragen: ‘Opdrachtkunst is niet zo vervelend als het lijkt, maar vraag niet om kunst, hóóp op kunst. Na afloop van het project zal blijken of het ook daadwerkelijk kunst is geworden!’ De gedachten die in de inleidingen en de discussies naar voren kwamen kunnen we bundelen tot een werkdefinitie van gemeenschapskunst: Kunstprojecten met een sociaal-maatschappelijke doelstelling, die werken vanuit een proces- en groepsgerichte aanpak. De vijf kerncomponenten van deze kunstprojecten zijn: 1| Actieve participatie door de gemeenschap. Het mag duidelijk zijn dat niemand meer zit te wachten op een betuttelende of bevoogdende benadering van de deelnemers. 2| De gemeenschap bestaat (grotendeels) uit personen met een grote afstand tot de gevestigde kunsten en kunsteducatie. Zoals Schnabel het zo mooi verwoordde: ‘Je wilt niet kapitaliseren op cultureel kapitaal, maar cultureel kapitaal aanreiken’. Daarvoor heb je dus mensen nodig die niet uit zichzelf de gevestigde kunsten en kunsteducatie weten te vinden. Bovendien, waar ligt anders de grens met amateurkunst?
6
5| Sociaal-maatschappelijke doelstellingen of effecten. De projecten hebben aandacht voor de persoonlijke, sociale of maatschappelijke ontwikkelingen. We noemen het vooralsnog een werkdefinitie omdat er op onderdelen controverse bestaat, met name waar het de maatschappelijke doelstellingen betreft. Schnabel ziet bijvoorbeeld als doel het verbeteren van de culturele wereld van de deelnemers en hij wil dit soort projecten graag inzetten omdat ze leuk zijn, niet om problemen op te lossen. Jeanne van Heeswijk daarentegen, wil wel degelijk dat haar projecten op lange termijn iets doen met de sociale structuur in de wijk. Praktijkvoorbeeld Jeanne van Heeswijk presenteerde een aantal van haar projecten waarbij het doel was de bewoners greep te laten krijgen op de openbare ruimte en niet om te ‘kleien met Marokkanen’. Met haar initiatieven wil ze een tegenhanger bieden aan de steeds verder privatiserende en segmenterende openbare ruimte, waarin iedereen voornamelijk bezig is met het vertegenwoordigen van zijn eigen (vermeende) identiteit. Van Heeswijk wil beeldgeven aan deze openbare ruimte, niet alleen aan de fysieke, maar vooral ook aan de abstracte openbare ruimte van de communicatie- en omgangsvormen. Dit beeldgeven is een manier om grip op die ruimte te krijgen en geeft ook aan waarom het een kunstenaar moet zijn, die in zulke projecten aan de slag gaat, in plaats van een welzijnswerker of een ambtenaar. Van Heeswijk wil ontmoetingen creëren, kunst produceren, consolideren en distribueren, waarbij ze culturele spanningen en competities niet uit de weg gaat. Het gaat erom om de beweging en de energie, die uit zo’n ontmoeting voortkomen, om te zetten naar betrokkenheid bij de veranderingen in de leefomgeving, op een manier die blijvend wat betekent. Effecten Wat is dan dat blijvende effect? Integratie? Sociale cohesie? Gemeenschapszin? Dat kunst mensen dichter bij elkaar brengt, daarover zijn de meeste mensen het eens, volgens Berendse. Rest alleen de vraag ‘hoe dan precies?’ Hierover ging het onder meer in de zes afzonderlijke workshops, zoals u in het navolgende verslag kunt lezen. <
7 3| Artisticiteit. De inzet van professionele kunstenaars, gericht op een artistieke uitkomst. 4| Cultuur in brede zin. Van kunst tot cultuur, mogelijk binnen alle kunstdisciplines en vaak treft men een combinatie van disciplines aan binnen één project.
opmaak bngboekje def
philip houben voorzitter van het cultuurfonds van de bank nederlandse gemeenten:
8
05-11-2005
16:23
Pagina 8
‘Wij willen de Jantje Beton van de Nederlandse cultuur worden’ ‘De Bank Nederlandse Gemeenten, dat is net zoiets als de Bank van Engeland, maar dan in Nederland.’ Met deze oneliner opent Philip Houben, voorzitter van het Cultuurfonds van de Bank Nederlandse Gemeenten het congres. Hij noemt de aanleiding voor dit congres, dat de BNG organiseert samen met Kunstgebouw, Stichting Kunst en Cultuur Zuid-Holland en de Vereniging Nederlandse Gemeenten, een triviale. Houben: ‘Wij van het Cultuurfonds BNG bestaan 40 jaar en dat wilden we vieren door een idee te lanceren. We wilden mensen daarop samenbrengen en wat geld voor dat idee in de toekomst vrijspelen. In zo’n drietrap -opstap - formule zijn we overigens sinds ons jubileum sterk aan het worden. Want we hebben ons jubileum eveneens aangegrepen om het Cultuurfonds een toegevoegde koers te geven.’ De voorzitter memoreert dat het Cultuurfonds BNG sinds de oprichting in 1964 jaarlijks op zo’n zes- tot zevenhonderd subsidieverzoeken tot financiële steun aan culturele projecten heeft gereageerd, die dan eveneens door gemeenten in het land werden gesteund. ‘En dat zullen we natuurlijk maar al te graag blijven doen’, belooft Houben en hij kondigt aan dat het fonds ook een nieuwe richting wil inslaan: ‘Sinds kort willen we daarnaast vooral ook jong Nederlands talent actief gaan stimuleren. Jong Nederlands talent in muziek, toneel, dans, mime en kleinkunst. Met het toekennen van prijzen en daarmee gemoeide behoorlijke geldbedragen, hebben we voor de categorieën van talentvolle jonge musici en talentvolle jonge theatermakers al een eerste begin gemaakt. De andere disciplines zullen in de komende jaren nog volgen. U hoort nog van ons. Wij willen de Jantje Beton van de Nederlandse cultuur worden!’ Met die belofte keert Philip Houben terug naar het thema van het congres: Kunst, cultuur en gemeenschapszin. Hij stelt dat gemeenschapskunst ervoor zorgt dat bewoners van een wijk en buurt actief worden betrokken bij culturele projecten en deze vooral zelf aanblazen en inhoud geven. Houben: ‘Als wij vandaag het fenomeen gemeenschapskunst meer op de kaart kunnen zetten – en als wij meer inzicht krijgen in wat gemeenschapskunst kan bewerkstelligen op het vlak van integratie, verbondenheid en het versterken van sociale structuur – dan hebben ook wij vanuit diezelfde gemeenschapszin onze doelstelling bereikt. Met U als creatieve vertegenwoordigers van gemeenten, provincies, woningbouwcorporaties en kunstinstellingen heb ik daar het volste vertouwen in.’ ‘Maar’, gaat Houben verder, ‘zonder podium geen voorstelling, zoals er ook zonder geld geen uitvoering kan zijn. Daarom ook wil het Cultuurfonds BNG projecten op het
9
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:23
Pagina 10
gebied van gemeenschapskunst financieel mee mogelijk maken. Daarom ook hebben wij ter gelegenheid van dit congres een stimuleringsprijs van 20.000 euro ingesteld, die u overigens goeddeels zelf hebt betaald. Zo gaat dat nu eenmaal bij inspirerende wisselwerkingen!’ Hij deelt mee dat er uit de 46 inzendingen drie genomineerden voor deze prijs zijn. Die drie nominaties worden aan het eind van de ochtend gepresenteerd en de aanwezigen mogen in de loop van de middag met zijn allen bepalen wie met de eer en het geldbedrag gaat strijken. Houben: ‘Een mooi voorbeeld van actieve participatie en getrapte oftewel ‘doortrapte’ democratie!’ <
10
martin berendse directeur kunsten van het ministerie van OCW
‘Ergens op rij tien pinkte iemand een traantje weg’ ‘Daar sta ik dan als uw troostprijs! Het moet een enorme optimist op het ministerie zijn geweest, die dacht dat de Algemene Beschouwingen maar één dag zouden duren. Nu moet u het met mij doen.’ Aldus verklaart Martin Berendse, directeur Kunsten van het Ministerie van OC W zijn aanwezigheid als inleider in plaats van staatssecretaris Medy van der Laan. De staatssecretaris moet verstek laten gaan in verband met de naweeën van de Derde dinsdag van september. Dat Berendse zeker welkom is en zich geen troostprijs hoeft te voelen, heeft dagvoorzitter Geert Dales in zijn welkomstwoord eerder al laten weten. Toen verstoutte hij zich op te merken: ‘Uit eigen ervaring weet ik dat je aan de directeur Kunsten meer hebt dan aan de staatssecretaris zelf.’ Martin Berendse begint zijn betoog met een bekentenis: ‘Toen ik vorige week de briefing voor dit congres kreeg, was de sleutelvraag die mij gesteld werd: ‘Wat vindt het Ministerie van OCW van gemeenschapskunst? En wat is het beleid?’ Ik ben daar maar meteen heel eerlijk over geweest. Wij hebben van alles, maar in alle eerlijkheid gezegd: geen gemeenschapskunstbeleid. Ik wil vandaag eens met uw nadenken over de vraag of dat nu goed of slecht is.’ De eerste associatie die Berendse heeft bij ‘gemeenschapskunst’ is die met het werk van de bekende Amerikaanse theaterregisseur Peter Sellars. Berendse: ‘Toen hij in 1998 uit handen van Prins Bernhard de prestigieuze Erasmusprijs ontving, gebeurde dat – ik citeer letterlijk uit de laudatio: “... omdat hij met zijn regie het publiek confronteert met het onbegrip en het onrecht om ons heen en daarmee een moreel engagement afdwingt, ... omdat hij met zijn interculturele theaterexperimenten zeer diverse gemeenschappen tot vruchtbare samenwerking weet te brengen, waardoor iedere groep zich van haar eigen cultuur en erfgoed bewust wordt en de ander met respect tegemoet treedt, ... omdat hij met zijn visie op kunst, moraal en politiek het verschil tussen elitaire en populaire cultuur opheft, en tevens gevestigde meningen ter discussie stelt, ... omdat tenslotte al zijn activiteiten voortkomen uit zijn grote liefde voor de medemens, waardoor hij in staat is alle betrokkenen te inspireren tot grootse prestaties”.’ Dan laat Berendse horen hoe breekbaar glorie kan zijn: ‘Sellars had in zijn festivals hele steden aan het theaterspelen gekregen. Maar toen zijn voorstelling ‘The Children of Herakles’ laatst in het Holland Festival werd gepresenteerd, werd in de kranten door bekende critici onder meer geschreven over gênant effectbejag, het misbruiken van
11
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:23
Pagina 12
asielzoekers als trofeeën van zieligheid in een tragedie van niks, een terugval naar ‘het vormingstheater van de jaren zeventig, toen het minder om stuk of voorstelling dan om de boodschap ging’. ‘Peter Sellars misbruikt zijn positie als bekend theatermaker om het publiek aapjes te laten kijken, en al twee jaar lang hobbelen theater- en festivaldirecteuren daar knikkebollend achteraan, blij dat ze een project met randprogrammering en al in de schoot krijgen geworpen. Politiek geëngageerd? Ammehoela’. Met dit spanningsveld tussen Erasmusprijs en gênant effectbejag laat Martin Berendse weten dat kunstenaars die met ‘gewone mensen’ werken, het altijd moeilijk hebben en argwanend in de gaten worden gehouden.
12
‘Wat is gemeenschapskunst eigenlijk? Wat maakt dat we over gemeenschapskunst willen spreken als iets specifieks, iets bijzonders?’, vraagt Berendse en zijn antwoord is dat het met een aantal aspecten te maken heeft en hij noemt er drie: samenwerking tussen professionele kunstenaars en amateurs, engagement en ten derde het maatschappelijk effect: integratie. Berendse: ‘Als voorbeeld van samenwerking tussen kunstenaars en amateurs zie ik Peter Sellars met zijn Los Angeles festivals. Maar ook het Rotterdams Wijktheater van Peter van der Hurk. En laat ik eens een heel ander voorbeeld noemen. In Den Haag werd de Portugese architect De Siza ingeschakeld bij de vernieuwing van de Schilderswijk. Samen met de toekomstige bewoners werden nieuwe ontwerpen bedacht voor de woningen. Vervolgens werden deze nog aan een kritische toets door toekomstige bewoners, met veelal een andere culturele achtergrond dan de Nederlandse, onderworpen. De functionaliteit van de woningen werd daarmee afgestemd op de cultuur van die toekomstige bewoners. Zo vanzelfsprekend, dat het nauwelijks voorstelbaar is dat dit niet vaker zo gebeurt. Maar ook hier geldt dat dit niet altijd een gemakkelijke weg is. Er is lef voor nodig om zaken zo aan te pakken, bij de bestuurders, maar ook bij de architect. Het zou mij niet verbazen als ook hem ‘aapjes kijken en gemakkelijk effectbejag’ wordt verweten.’ Als tweede bijzondere aspect van gemeenschap kunst belandt Berendse bij ‘engagement’: ‘Op de meest prestigieuze internationale tentoonstellingen, zoals in Kassel en Venetië, wordt werk getoond van kunstenaars die zich vaak in alle scherpte uitspreken over de wereld om zich heen. Vaak met werken die niet alleen gaan over, maar die gemaakt zijn met mensen uit alle lagen van de wereldbevolking. Die kunstenaars proberen hun ‘autonomie’ van zich af te schudden, ze proberen wezenlijk geëngageerd te zijn.’ Ten derde komt Berendse uit bij integratie, ofwel de claim van deze congresdag: dat ‘gemeenschapskunst’ bijdraagt aan ‘gemeenschapszin’. Berendse: ‘Daarvan is de staatssecretaris zich ten volle bewust. Iedereen weet dat kunst
13
opmaak bngboekje def
14
05-11-2005
16:23
Pagina 14
de mensen bij elkaar brengt. Toen de Utrechtse museumdirecteur Sjarel Ex een jaar of vijftien geleden in de Utrechtse binnenstad een serie neonkunstwerken aan de gevels liet plaatsen, was het verzet van de bewoners massief en toen het eenmaal hing, ging de actiegroep moeiteloos over in het comité tot behoud en aankoop van dezelfde neonkunstwerken.’ ‘Kunstenaars die buurtbewoners weten uit te dagen elkaars verhalen te vertellen, elkaars beelden te bekijken en elkaars muziek te beluisteren zijn de belangrijkste ‘integrators’ die je maar kunt bedenken.’ Ook noemt Martin Berendse beleidsaspecten vanuit het ministerie in relatie tot gemeenschapskunst: ‘Het Rijk probeert kunstenaars te ondersteunen bij het bereiken van het hoogst haalbare.’ Maar er worden ook verbindingen met de samenleving gelegd via SKOR, Theaterwerk, de Mondriaanstichting, het Fonds APK. Bij educatie noemt hij cultuur en school en hij geeft een voorbeeld: ‘Neem het Varendonck College in Asten. Daar is een kunstroute ontwikkeld waarbij leerlingen samen met kunstenaars aan de slag gingen. Het project heeft geleid tot een resultaat dat echter verder gaat dan alleen de school, namelijk een kunstroute waar iedereen van kan genieten.’ Als derde beleidsaspect noemt Berendse het indertijd door staatssecretaris Rick van der Ploeg ingestelde Actieplan Cultuurbereik, waarbij het rijk lokale initiatieven wil ondersteunen zonder zelf aan het roer te zitten. Berendse: ‘Over de toekomst van het Actieplan wordt zoals bekend op dit moment nog nagedacht, maar zeker is dat de bindende functie van cultuur op lokaal niveau behouden blijft.’ Dit alles overziende keert Martin Berendse terug bij zijn beginvraag: is het goed of slecht nieuws dat OCW geen specifiek beleid op het gebied van gemeenschapskunst heeft. ‘Ik zou zeggen: goed nieuws. Het laat bestuurders en kunstenaars de volle ruimte om lokaal op het grensvlak van kunst en gemeenschap te opereren en helpt, via specifieke uitkeringen, hier en daar mee.’ En hij eindigt zijn uiteenzetting met een treffend voorbeeld van gemeenschapskunst: ‘Mijn voormalige RO Theater collega Guy Cassiers opende het programma Rotterdam Culturele Hoofdstad van Europa met een prachtige voorstelling waarin Rotterdammers op een totaal leeg podium van de Rotterdamse schouwburg vertelden over het bombardement op hun stad. Ergens op rij tien pinkte een bezoeker een traantje weg. Vrij naar een bekende televisiereclame zou ik willen zeggen: ‘Dat is de kracht van gemeenschapskunst’. Zijn advies aan bestuurders luidt: ‘Durf kunstenaars iets inhoudelijks te vragen en hoop op kunst, maar vraag er niet om.’ <
paul schnabel directeur sociaal en cultureel planbureau
‘Kunst, het is niet nuttig, niet noodzakelijk en nergens goed voor’ Een beladen woord, vindt hij het: gemeenschapskunst. De Amerikanen spreken van community art en dat klinkt volgens hem veel lichter. Paul Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, is van mening dat we het in ons land weer eens een beetje te zwaar aanzetten. Hij gaat er zelf graag wat lichtvoetiger mee om. Schnabel: ‘Gemeenschapskunst is een sociaal woord, het lijkt of het iets is voor anderen die steun nodig hebben, minder bedeelden. Dat zich richt op bij voorbeeld een achterstandsbuurt. Sociaal, als we dat woord gebruiken, dan gaat het over mensen die daar zelf niet bij betrokken zijn. Daarom hebben we het niet zo graag over ‘sociale kunst’, maar zeggen we: gemeenschapskunst.’ Gemeenschapskunst, wil die term aangeven dat het over kunst gaat die voorkomt uit de gemeenschap? Schnabel: ‘Nee, het wil juist zeggen dat die gemeenschap er niet is. Maar het kan wel bijdragen aan het vormen van gemeenschap. Kunst uitgedragen naar de gemeenschap in de hoop dat het ook wat betekent voor die gemeenschap. Dat vertaal ik naar het bombardement van Rotterdam op dat grote kale toneel van de schouwburg, waar Martin Berendse over sprak.’ ‘De eerste associatie die mensen hebben met gemeenschapskunst is anders dan wat ermee bedoeld wordt. De meesten van ons dachten dat het om kunst in de openbare ruimte ging. Aangekochte kunst, dus duur. Want je hoort nooit iemand over kunst zeggen “dat was een koopje”.’ Dat de gemeenschap niet altijd veel met kunst opheeft, illustreert Schnabel als hij teruggrijpt op de arbeiderskunst van bij voorbeeld Henriëtte Roland Holst: ‘Dat vonden de arbeiders te moeilijk en dan wordt het toch overgenomen door de elite, terwijl de arbeiders een andere keuze maken. Ik denk aan het katholicisme: bij de restauratie van de pastorie van de St. Bavo kathedraal in Haarlem komen wandschilderingen tevoorschijn die de lof van het katholieke geloof uitdragen. Die wil men maar ten dele herstellen, want om er dagelijks in te moeten leven en mee geconfronteerd te worden…ik denk ook aan antroposofische kunst, aan vormingstheater, kunstuitingen die allemaal iets hadden dat het niet haalde.’ In de publicatie Gemeenschapskunst in Zuid-Holland van Kunstgebouw ontdekte Paul Schnabel vier aspecten die aanwezig moeten zijn bij gemeenschapskunst. Schnabel: ‘Ten eerste is er een kunstenaar bij betrokken, dat is het artistieke element. Op de tweede plaats moet het aansluiten bij de wijk waar het om gaat, dat is het culturele element. Drie: het moet communicatief actief zijn, dat is het sociale element; en ten vierde moet het gaan om het proces én om het product en de betrokkenheid van de
15
opmaak bngboekje def
16
05-11-2005
16:23
Pagina 16
bewoners, dat is het functionele aspect. Meedoen is belangrijker dan winnen. Hoewel, in de sport zeg je dat alleen als je verloren hebt.’ ‘Maar wat is nou eigenlijk het doel?’ vraagt Schnabel zich af en hij antwoordt: ‘Het gaat ook om een sociaal doel en daarmee is gemeenschapskunst eigenlijk de vierde pijler van het Grote Stedenbeleid: de verbetering van de wereld in de samenleving. Een veelgestelde vraag waarmee kunstenaars in gemeenschapskunst worden geconfronteerd, is: “is dit eigenlijk geen welzijnswerk, wat u daar doet?” Is dat nou goed of niet goed? Wel, als je zegt: dit is wel erg welzijnsachtig, dan klinkt dat niet goed.’ Schnabel stelt een andere vraag: ‘Er wordt een proces op gang gebracht, is er dan ook een product op het eind?’ Zijn antwoord: ‘Belangrijk is dat er een sterk beroep wordt gedaan op creativiteit. Het gaat erom iets nieuws te maken, iets anders te gaan invullen. Dat is anders dan bij voorbeeld bij sport. Daar lopen bij voetbal elf mannen in het veld, dan zul je niet gauw zeggen: zullen we dat een anders doen, laten we er dertien van maken.’ ‘Daarnaast gaat het erom samen iets te maken. Er wordt door de kunstenaar een beroep gedaan op onvermoede talenten van mensen. Maar bovenal is het met kunst gelukkig zo: het is niet nuttig, het is niet noodzakelijk en het is nergens goed voor. En dát maakt het juist zo leuk!’ Naast dit alles is professionele inbreng essentieel, zegt Schnabel: ‘Er moet iemand de leiding hebben die weet waar-ie het over heeft. Niet iemand van we zijn zo gezellig met mekaar aan het zingen. Want daar wil je toch niet bij zijn als je zelf niet meezingt.’ En als voorbeeld van traditionele gemeenschapskunst noemt hij het bloemencorso: ‘Elke keer weer moeten ze daar iets heel origineels bedenken. Dat lukt alleen als er al een groep of traditie is.’ ‘Kunst is voor een groot deel autonoom’, aldus Paul Schnabel, ‘maar bij gemeenschapskunst gaat het veel meer om oriëntatie op de samenleving. Als we het dan hebben over integratie, dan wordt dat juist nu interessant. Omdat er een mogelijkheid is om langs de weg van de kunst iets te laten ontstaan. Tegelijk gaat het erom in talent te blijven investeren.’ Dagvoorzitter Geert Dales vraagt Schnabel: ‘Is het waar dat individualisme de overhand heeft gekregen en spoort dat wel met gemeenschapskunst? Schnabel: ‘Ik denk dat het een misverstand is te denken dat individualisme op gespannen voet staat met gemeenschapskunst. Het juist wat vluchtige, tijdelijke karakter ervan past heel goed bij individualisme. Ik acht gemeenschapkunst niet strijdig met individualisering in de samenleving. Denk maar weer aan dat bloemencorso, of aan die carnavalswagen. Dat is traditionele gemeenschapskunst.’ <
17
opmaak bngboekje def
jan franssen commissaris van de koningin in zuid-holland
18
05-11-2005
16:23
Pagina 18
‘Het wordt tijd voor een fundamenteel cultuurdebat’ ‘In de ambtsinstructie voor de Commissaris van de Koningin staat dat de Commissaris zich bij zijn werkbezoeken een voortdurend beeld moet vormen van wat hij aantreft in zijn provincie. Hij moet ontmoetingen hebben met het middenveld.’ Zo begint Jan Franssen, Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland zijn toespraak op het congres. Tegenover schaalvergroting en globalisering moeten volgens hem activiteiten blijven die dicht bij de burgers staan. Maar dat valt niet mee. Zo is de sociale pijler van het Grote Stedenbeleid de moeilijkste. Maar gemeenschapskunst kan een nieuwe vorm van binding geven. Franssen kan trots zijn op wat er aan gemeenschapskunst – met provinciale steun – in zijn provincie is bereikt. In Zuid-Holland is een cluster aan projecten te vinden die alle illustreren dat gemeenschapskunst het product is van intense samenwerking tussen burgerij, kunstenaars en overheden. Bijna al die projecten staan beschreven in het boekje Gemeenschapskunst in Zuid-Holland. Bijna allemaal, want de succesvolle kunstzinnige samenwerking waarmee in Wateringen (nu Westland) in 2003 de opera Carmen tot stand kwam, waaraan koren en bewoners uit de hele regio samenwerkten ontbreekt op het lijstje. Lokale werkgroepen werkten het opera-idee uit met professionele ondersteuning van het ROC Dario Fo College uit Poeldijk. Het Dario Fo college is door de provincie aangewezen als cultuuraanjager van de regio Westland en Midden Delfland. En voor Midden-Delfland staat voor 2006 eenzelfde soort project op het programma en dan moet het de opera Turandot van Puccini worden. Waarom? Omdat er veel koordelen in zitten, zodat er veel mensen aan kunnen meedoen. Dat houdt mensen enthousiast. Of zoals Jan Franssen opmerkt: ‘Als je gemeenschapszin wilt bereiken, dan dien je kunst en cultuur te bevorderen. Maar dat lukt alleen als de leiders in zo’n proces enthousiasme weten op te brengen.’ In zijn toespraak zet Franssen wel even de schijnwerper op Carmen en het enorme aantal mensen uit de samenleving dat daaraan meewerkte. Franssen: ‘Deze community-opera maakte deel uit van het actieplan cultuurbereik “Tussen kunst en cultuur.” De opvoering van de opera Carmen, waaraan een groot aantal mensen meewerkte op basis van vrijwilligheid, was één van de achttien projecten binnen dat actieplan.’ Ook de musical Meekrab noemt hij. Franssen: ‘Een initiatief van het eiland Goeree Overflakkee. Daar werkten ze met elkaar aan een heel groot musicalproject en van daaruit heeft zich weer een organisatie gevormd voor nieuwe projecten.’ Jan Franssen is ook voorzitter van de Raad van Toezicht van Forum, een organisatie gericht op de maatschappelijke ontwikkeling van allochtonen. Hij legt dan ook de nadruk op het begrip identiteit: ‘Die staat in onze huidige samenleving heel sterk op de
19
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:23
Pagina 20
voorgrond. Identiteitsbewustzijn, zeker in onze multiculturele samenleving, is essentieel voor het gevoel van eigenwaarde. Een andere vraag is hoe onze multiculturele samenleving zich verder moet ontwikkelen. Integratie? Waar hebben we het dan over? Betekent dat: vragen aan de mensen die van buiten ons land komen te integreren in onze cultuur? Hebben wij er wel een duidelijke mening over? Ook hier is de gemeentelijke overheid het eerste contact om daar werkelijk inhoud aan te geven’ Hij verwijst naar het ‘cultuurrelativisme’ van de jaren ’60 en ’70, ‘toen kunstenaars gangbare opvattingen kritiseerden, vaak met karikaturen. Het wordt nu tijd dát eens kritisch te bekijken.’ Franssen vindt het hoog tijd om vanuit de overheid een fundamenteel cultuurdebat te organiseren: ‘Want er is heel veel werk aan de winkel.’ Dat het in Zuid-Holland wel goed zit met gemeenschapskunst, tipt Franssen nog even aan als hij geslaagde en uiterst gevarieerde samenwerkingsprojecten noemt in plaatsen als Gorinchem, Schiedam, Naaldwijk, Delft en Nieuwerkerk aan den IJssel. Het zal dan ook geen toeval zijn dat Kunstgebouw mede-organisator is van dit congres. Jan Franssen is niet met lege handen naar het congres gekomen. Hij heeft het kersverse boekje Gemeenschapskunst in Zuid-Holland meegenomen, waar alles in staat. Hij overhandigt het eerste exemplaar van dit bewijsmateriaal met gepaste trots aan Martin Berendse. Franssen laat zijn geste vergezeld gaan van de belofte dat ook alle congresgangers het boekje krijgen. <
jeanne van heeswijk twee praktijkvoorbeelden van gemeenschapskunst
‘Ik ben heel eigenwijs en ik ben geen vertegenwoordiger van jullie’ Ze is wars van vrijblijvendheid en ze houdt van concrete opdrachten. Ze komt met twee voorbeelden van gemeenschapskunst uit haar eigen praktijk. Het ene, ‘De Strip’, voerde zij uit in Vlaardingen het andere, ‘Langs de Lijn van de Toekomst’, kwam in Gorinchem tot stand. Jeanne van Heeswijk, een bevlogen kunstenares, levert een even concrete als bijzondere bijdrage aan het congres. Niet voor niets is ze één van de drie genomineerden voor de stimuleringsprijs van het Cultuurfonds BNG, maar dat weten de congresgangers op het moment van haar presentatie nog niet. De vraag ‘bent u niet een welzijnswerker’, waarover Paul Schnabel al sprak, komt haar bekend voor. Van Heeswijk: ‘Ook is mij wel eens gevraagd: “Bent u niet gewoon een leuke ambtenaar?” ’ Jeanne van Heeswijk zegt wat veel mensen denken. Ze gooit maar meteen de knuppel in het hoederhok als ze een parallel aanbrengt tussen het steeds verder terugdringen van de openbare ruimte en de problemen rond integratie en identiteit: ‘Het is een universeel probleem dat de openbare ruimte steeds verder geprivatiseerd wordt. Het publieke domein slinkt. Het is steeds minder duidelijk wie wat bepaalt. Je omgeving lijkt dan misschien heel vanzelfsprekend, ze is dat niet. Alles is door iemand bedacht en beslist. Bovendien raakt de openbare ruimte steeds verder gesegregeerd, naar afkomst, religie of gebruik. De verzuiling heeft zich doorgezet naar elke hoek van onze samenleving en er is schrikbarend weinig uitwisseling tussen culturen. Het zijn allemaal eilandjes en hoe mooi ze soms ook zijn, er is onderling nauwelijks contact. Als men al met elkaar in gesprek gaat, is dat er meestal slechts op gericht om de eigen zuil te representeren en wanneer het dan gaat over het presenteren van je eigen cultuur, zie je dat dat niet veel verder komt dan het bakken van baklava, het verzorgen van Turkse of Marokkaanse hapjes en het doen van een volksdans. Het neerzetten van je identiteit wordt soms zelfs een vorm van competitie waarin iedereen krampachtig probeert zoveel mogelijk zichzelf te zijn. En daarnaast zijn ook bestuurders en ambtenaren bezig de openbare ruimte verder te reguleren.’
20
21 Met haar projecten wil Jeanne van Heeswijk bewoners de gelegenheid bieden om zoals zij dat noemt ‘zich het publieke domein weer toe te eigenen’. Zij gebruikt liever het begrip publiek domein dan openbare ruimte. Van Heeswijk: ‘Als men over de openbare ruimte praat, wordt vaak de fysieke ruimte bedoeld: wegen, pleinen, straatmeubilair. Het publieke domein is meer dan dat. Daarbij gaat het niet alleen om de ruimte waarin mensen zich bewegen, maar vooral ook om
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:23
Pagina 22
de relaties tot elkaar in die ruimte. Het is zowel de fysieke ruimte, de sociale interactie en de wijze van communiceren, die samen iemands leefomgeving bepalen.’ Juist omdat steeds minder mensen nog het idee hebben mede-bepaler te zijn van de omgeving waarin zij zich bevinden, ziet de kunstenares het als haar taak mensen in staat te stellen grip te krijgen op hun omgeving. Jeanne van Heeswijk: ‘Om grip te kunnen hebben op je omgeving is het belangrijk er een beeld aan te kunnen geven. Eén van de belangrijkste eigenschappen van kunst is dat het een beeld kan geven. Vandaar dat ik hier een taak zie voor de kunstenaar om gemeenschapskunst te creëren. De afgelopen jaren heb ik daarom geprobeerd een antwoord te vinden op de terugkerende vragen: hoe grijp je in een gegeven situatie op zo’n manier in, dat de betrokken mensen het aantal en de intensiteit van hun banden kunnen vergroten? En hoe creëer je een beeld van die gedeelde ruimte? Hiertoe probeer ik ruimte aan te brengen in de vorm van platforms waar mensen elkaar weer kunnen ontmoeten. De discussies en gesprekken die bij die ontmoetingen ontstaan probeer ik te consolideren en tegelijkertijd te presenteren en te verspreiden. Door dit proces vormt zich een gemeenschap terwijl tegelijkertijd een beeld ontstaat van die groep mensen en wat ze samen doen of bespreken en daarmee van hun gemeenschapsbeleid.’ ‘Om dat te bereiken stel ik actieprogramma’s voor, zet ik conversaties op en zorg ik voor tentoonstellingsplekken en roulatiesystemen. Zo te interveniëren dat de deelnemers het aantal en de intensiteit van hun banden kunnen vergroten lijkt misschien eenvoudig, maar in de loop van mijn praktijk heb ik ervaren hoe moeilijk het kan zijn dit voor elkaar te krijgen. Zeker in samenwerking met de gemeenschap tot wie je je richt. Daarbij is het essentieel dat ik in die gemeenschap stap, er deel van ga uitmaken en het vermogen ontwikkel “te luisteren” hoe ik mijn creatieve energie kan inbrengen. Nou is luisteren een moeilijk begrip en ik ben heel eigenwijs en ik ben geen vertegenwoordiger van jullie, overheden en bestuurders.’ Omdat het vaak om langdurige projecten gaat, kiest Jeanne van Heeswijk voor werkplaatsachtige situaties op de plek zelf. ‘Ik zet een soort van kamp op en formeer een team van mensen die in staat zijn om de problematiek op locatie op te lossen. In zo’n team kunnen kunstenaars zitten, architecten, maar ook de bakker op de hoek.’
22
Van Heeswijk begon haar project De Strip in Vlaardingen in 1995. De strip was onderdeel van het kunstproject ‘Until We Meet Again’ in de Vlaardingse Westwijk, die in 2005 grote veranderingen zou ondergaan. Jeanne van Heeswijk: ‘De Strip vond plaats van 23 mei 2002 tot 23 mei 2004 in een voormalige ‘winkelstrip’in de Westwijk. In opdracht van Woningcorporatie Waterweg Wonen en de gemeente Vlaardingen creëerde ik een programmering voor de leegstaande winkels. Daarvoor nodigde ik Museum Boijmans van Beuningen en Showroom MAMA uit
23
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:23
Pagina 24
Rotterdam uit. Deze richtten in De Strip een aantal tentoonstellingen in en organiseerden activiteiten voor wijkbewoners en andere geïnteresseerden. Daarnaast waren er twee ateliers waar verschillende kunstenaars in periodes van drie maanden werkten. Zij stelden hun atelier twee keer per week open voor het publiek en gaven workshops. Bij Peter Westenberg’s Uit+Thuis Videomagazijn konden video’s bekeken worden en kregen wijkbewoners de mogelijkheid hun eigen video’s te leren monteren. Verder was er het lokale webTV kanaal www.worldwidewestwijk.nl. De jonge Franse architect François Xavier Guillon werd door mij uitgenodigd om De Strip een eigen gezicht te geven.’ Niet zonder trots zet Van Heeswijk de feiten nog even op een rijtje: ‘Westwijk Vlaardingen: 10 jaar stedelijke vernieuwing van 1995 tot 2005. In 2001 kwam 600 m2 winkelruimte leeg in afwachting van sloop. Zes maanden om de verloederde winkelstrip om te bouwen tot plekken voor culturele productie, zes maanden om een team te vormen en samenwerkingsverbanden aan te gaan. De kracht van De Strip zat hem volgens Van Heeswijk in ‘het benutten van het momentum’. Het ging er niet om nieuwe instituten op te richten, maar om door het opzetten van tijdelijke structuren, die snel werden opgezet, op een speelse manier dingen tot stand te brengen. Van Heeswijk: ‘Nu zijn we inmiddels bezig om een meer permanente plek in de wijk te ontwikkelen voor ontmoetingen van wijkbewoners: de Westerbuitensalon.’ ‘De zwakte van het project was dat wij niet altijd om de verzuilde presentatie van de eigen groep heen kwamen. Daarom wilde ik in het project erna op zoek naar een vorm om de spanning tussen de verschillende culturele competenties op de spits te drijven. Het organiseren van een competitie leek daar een geschikte vorm voor. Zo ontstond het project Langs de Lijn van de Toekomst.’
24
In het kader van Kleurrijke Wijken gaf Kunstgebouw aan Jeanne van Heeswijk in 2002 de opdracht om een manier te vinden de bewoners van de Gilden- en Vroedschapwijk in Gorinchem dichter bij elkaar te brengen met de inzet van kunst en cultuur. Dat leidde tot Langs de Lijn van de Toekomst, een project over culturele competentie en competitie. Het project bestond uit twee delen: een radiostation en het tournament waarin de bewoners elkaar sportief ontmoetten. Jeanne van Heeswijk: ‘De centrale locatie voor Langs de Lijn was het voormalige sportveld De Toekomst in Gorinchem. Het karakteristieke vroegere kleedgebouw aan de rand van het veld werd verbouwd tot radiostudio en workshopruimte. Bewoners en bezoekers konden hier van maandag t/m zaterdag tussen 13.00 en 18.00 uur terecht met al hun vragen, opmerkingen en herinneringen over spelen. Iedere maandagavond van 20.00 tot 21.00 uur was via Radio Rijnmond de radio-uitzending Langs de Lijn van de Toekomst te beluisteren over de rol van de sport- en spelvormen binnen de hedendaagse cultuur. Verhalen van bewoners werden daarin afgewisseld met sportverslagen
van experts. Daarnaast hebben we thematische radioprogramma’s gemaakt. Bij voorbeeld over haardracht en spel, of over het je thuis voelen in een vereniging. Het ging om onderwerpen die in sport en spel aanwezig zijn, maar die ook reflecteren wat in een samenleving aanwezig is. Bij voorbeeld wat het betekent om te winnen of te verliezen. Of wanneer je je onderdeel voelt van een team en wanneer je je buitengesloten voelt. Je zag in Gorinchem – maar natuurlijk overal elders ook – dat het voor een Turkse jongen heel moeilijk was om bij bepaalde voetbalclubs binnen te komen, en voor een Marokkaanse jongen weer bij andere. In april en mei werden op het sportveld De Toekomst ter voorbereiding van het Tournament workshops en spelmiddagen georganiseerd. Er werden nieuwe spelen ontwikkeld en die konden elke woensdagmiddag getest worden tijdens de sportmiddagen Gorinchem Beweegt. Op die manier werkten de deelnemers zelf mee aan de ontwikkeling ervan. Op 31 mei en 1 juni 2003 werd het Tournament Langs de Lijn van de Toekomst gehouden, waarin kracht, kennis, inzicht en cultuur met elkaar gemeten werden. Parallel aan deze activiteit is de videodocumentaire Langs de Lijn gemaakt, die inzicht geeft in het wel en wee van het verenigingsleven in Gorinchem.’ Jeanne van Heeswijk: ‘De kracht én de zwakte van het project lagen beide in de niet vanzelfsprekende vorm en wijze waarop verschillende partijen elkaar ontmoeten en zich (tijdelijk) verenigen. De hoop is dat dit tijdelijke beeld nog lang in herinnering blijft.’ Dit alles overziend zegt ze: ‘Door mijn werk van de afgelopen jaren ben ik er achter gekomen dat wanneer een gemeenschap zichzelf vorm begint te geven, haar eigen stem en esthetiek begint te articuleren, en begint zichzelf te organiseren, het duidelijk wordt dat ze weet wat ze werkelijk wil met haar leefomgeving.’ Tenslotte: ‘Als ik een wens zou mogen doen met betrekking tot de praktijk in het omgaan met het publieke domein, zou ik wensen dat de energie die voortgebracht wordt door mensen, leidt tot een netwerk van ondersteuning, een kritisch bezien van de eigen omgeving en een actieve betrokkenheid bij de veranderingen die plaatsvinden.’ <
25
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:23
Pagina 26
De genomineerden voor de Stimuleringsprijs Uit in totaal 46 inzendingen heeft de Adviescommissie van het Cultuurfonds BNG drie genomineerden voor de Stimuleringsprijs van € 20.000,- geselecteerd. Alle deelnemers aan het congres hebben een stembiljet gekregen waarop zij hun voorkeur kunnen aangeven. Aan het slot van de dag wordt de winnaar bekend gemaakt. Of beter gezegd: de winnares, want alle genomineerden zijn vrouwen.
Exota Q4 in Venlo Exota Q4 is een particulier cultureel initiatief in Venlo en ligt in het hart van de stadsvernieuwingswijk Q4. Het daar opgezette werkstation functioneert als een ontmoetingsplaats voor kunstenaars, bewoners, ondernemers en bezoekers. Het is een broedplaats voor nieuwe creatieve ideeën. Verantwoordelijk kunstenares is Tieneke Verstegen. Op het podium naast haar staat Anneke van Leeuwen, de projectdirecteur die de gemeente Venlo heeft aangetrokken om de kar te trekken. En die kar wórdt getrokken, want Van Leeuwen krijgt weldra de zaal in haar ban met een even geestdriftig als vlammend betoog, terwijl de kunstenares in zwijgzame bescheidenheid terzijde staat. Anneke van Leeuwen: ‘Het project heet dus Exota, u weet wel van de limonade en de flessen die wel eens uit elkaar knalden. Nou, dit is ook een knallend project! Tieneke heeft er een column over geschreven en ik citeer:
De beweging die nodig is om in een hoog tempo de wijk de kleur en verwondering te geven komt niet uit een ambtelijke organisatie. Daarvoor is actief betrokken particulier initiatief nodig. Kunstenaar Tieneke Verstegen pakte het op. Het succes overkwam haar. Exota, het initiatief dat jonge mensen met ideeën over kunst, cultuur en ambacht en creatieve industrie mobiliseerde en ouderen, binnen en buiten de wijk weer naar de wijk terug lokte.’ En Van Leeuwen gaat door, terwijl zij de zaal aan haar lippen weet: ‘We hadden maar liefst zestien bijzondere activiteiten, wekelijkse discussies over de wijk. We kregen tweemaal een minister op bezoek en tweemaal een gedeputeerde! Waar ligt de kracht van Exota? In het particulier initiatief. Het is aanspreekbaar en herkenbaar voor iedereen, de drempel is laag. Verder: samen doen, enthousiasme, hartelijkheid, transparantie, goede belangenbehartiging voor de wijk en haar betrokkenen. En belangrijk: een waakhond op de voortgang van de herstructurering. Met alleen vrijwilligers uit /in de wijk, buiten de wijk. Tenslotte: de dialoog aangaan en initiëren, spontaniteit.’ Waaraan zou de Stimuleringsprijs in Venlo worden besteed? is de vraag van Geert Dales. Anneke van Leeuwen antwoordt: ‘Het opgezette modeproject moet verder worden ontwikkeld. De wijk Q4 moet merknaam worden. En we willen een filmproject starten met mensen met een uitkering, jongeren verder helpen in de beroepspraktijk.’ Geert Dales: ‘Hoe zorg je dat dit wat je nu bereikt hebt niet wegzakt?’ Tieneke: ‘Daarvoor is spirit en passie nodig. En intuïtie is heel belangrijk. Wat nu bereikt is moet worden overgedragen, niet mensen nu in werkplaatsen en ateliers laten zitten, maar interactief blijven.’ Dan kijkt ze naar de voorste rij in de zaal en zegt: ‘Ik wil nog wel even zeggen dat Jeanne van Heeswijk voor mij een grote inspiratiebron was.’ <
‘De gedroomde stad speelt zich in Venlo af op straat. Ze heeft iets met de straat: Asfalt, cement, beton, gebouwen, huizen, alles wat mooi en lelijk is, parkeren, pleinen, uitzicht op de Maas, etalages, aanplakbiljetten, stoepjes en neonreclame Maar veel belangrijker zijn de mensen, die er kleur en verwondering aan geven.’
26
Van Leeuwen: ‘In 2003 zag ze de wijk Q 4. Alles wat ze noemde was er, maar niet de kleur die ze bedoelde, niet de verwondering. Een verpauperde wijk, overspoeld door drugsproblemen, malafide eigenaren, overlast op straat en omgeving, Duitse drugstoeristen. Een “no go area”.’ ‘Specifieke problematiek, die vraagt om een specifieke aanpak’, zegt Anneke van Leeuwe. ‘Toen ik hier in 2004 kwam, was mijn beeld: Hier is veel te doen. En dan heb ik het niet over stenen stapelen. Immers stadsvernieuwen is een sociaal-cultureel proces. Er kwam een actief beleid op de drugsproblematiek. Drugs de wijk uit is een oplossing, maar dan …?
27
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:24
Pagina 28
Face Your World in Amsterdam
De Zaterdagmiddagshows in Veendam
De interactor is speciaal voor het project Face Your World ontwikkelde multi-user software. Door dit unieke product worden kinderen en jongeren in staat gesteld om in een fotorealistische weergave van hun wijk met behulp van onderhandeling, creativiteit en argumentatie, hun eigen wereld opnieuw in te richten en direct het resultaat te zien. Hierin gaan stedelijke ontwikkeling, beeldende kunst, vormgeving, communicatie en filosofie hand in hand. Het zogeheten Stedelijk Lab is een educatief praktijkmodel waarbinnen de Face Your World interactor op meerdere stedelijke vernieuwingsgebieden kan worden toegepast. Een cultureel model, ontwikkeld voor participatie in stedelijke vernieuwing.
De zogeheten Zaterdagmiddagshows maken deel uit van een community art project voor de wijk Veendam-Noord. De onderwerpen die de revue passeren weerspiegelen de ontwikkelingen in de wijk van vroeger en nu, het beheer van het water inclusief een consult van een waterdokter en typische wijkeigen materiële en immateriële souvenirs. Elke middag bestaat uit acht korte presentaties. Bewonersparticipatie, publieksvoorlichting, productinformatie, educatie en entertainment worden samengebald in een licht verteerbare show.
Van Heeswijk verwoordt het kort en bondig: ‘Face Your World’, ofwel Kijk naar je wereld is eigenlijk een project dat uit twee onderdelen bestaat. Het eerste bestaat uit multiuser software en dat maakt het voor jongeren mogelijk om per computer hun eigen wijk opnieuw in te richten. Dus, als zij het voor zeggen zouden hebben, hoe zouden zij het dan doen. Het mooie is dat ze het resultaat van hun daden meteen kunnen zien.’ Het tweede onderdeel is het zogeheten Stedelijk Lab. Jeanne van Heeswijk: ‘Hierbij gaat het om een manier om de bewoners direct te betrekken bij veranderingen van de eigen buurt. Er zijn twee Mbo-scholen bij betrokken en met een team, gevormd door de leerlingen, werd gewerkt aan de herontwikkeling van een gebied, in dit geval een park. Dat Stedelijk Lab was ondergebracht in een omgebouwde gymnastiekzaal. Zes maanden lang kwamen de leerlingen vier uur in de week naar dat Stedelijk Lab. Die leerlingen hebben moeten leren wat ontwerpen is, wat dat precies inhoudt. Ze moesten schetsen leren maken, argumenteren. Ook broertjes en zusjes speelden als toekomstige bewoners een rol. De afgelopen zes maanden zijn er zeshonderd mensen bij betrokken geweest. Wat zou ik met het beschikbare geld van de prijs gaan doen, vraagt Jeanne van Heeswijk zich voor de zaal af. Van Heeswijk: ‘Want dat is niet gemakkelijk. Ik wil het graag gebruiken om een vervolgtraject mogelijk te maken. Nu is het zo: het ontwerp ligt er, maar het moet ook uitgevoerd worden. Daarvoor willen we een stedelijke werkplaats vormen en er een leerwerkproject voor jongeren van maken.’
28
Dagvoorzitter Geert Dales vraagt haar na de presentatie: ‘Die jongeren in dat Stedelijk Lab, hoe doen ze dat?’ Jeanne van Heeswijk: ‘Ze namen hun broers en vaders uit de moskee mee naar dat Stedelijk Lab en daar moesten ze hun ideeën permanent presenteren. Dat werkte, het was voor hen al gauw een vertrouwde omgeving.’ <
Hester Keijzer (van Beijerle en Keijzer Kunstenaars) en Floor Haanstra van Stichting Beeldende Kunst Veendam trekken samen de Zaterdagmiddagshows. Floor Haanstra legt het rustig uit: ‘De Zaterdagmiddagshows worden gehouden in de probleemwijk Veendam-Noord. Dat is een wijk met slechte, sterk verouderde woningen, sommige zelfs zonder douche. Een wijk met leegstand, criminaliteit, overlast. Als de politie een melding uit de wijk krijgt, nemen ze liever eerst nog even een kopje koffie, dan dat ze er meteen op af gaan, want dat is veel te gevaarlijk. De herstructurering van de wijk is al jaren aan de gang en kunst speelt hierbij een rol, waarbij we de bewoners actief betrekken. Afgelopen jaren is er een aantal tijdelijke projecten geweest, in samenwerking met de Kunstakademie Minerva uit Groningen. Studenten werkten dan samen met groepen bewoners aan bij voorbeeld het schilderen van billboards of ze maakten samen een installatie van puin en sloopmateriaal. Zo is er ook een tuinenzone gerealiseerd met bankjes en verlichting.’ De betrokken partijen bij de herstructurering van de wijk zijn de gemeente Veendam, het Waterschap Hunze en Aa’s, de Acantus Woongroep en de Stichting Compaen. Omdat de wijk veel met water te maken heeft, is gekozen voor het thema ‘Water Bindt’ en dat staat ook op de groene T-shirts die Haanstra en Keijzer bij hun presentatie dragen. Ze vertellen dat het er in de procesfase om ging ‘waterbewustzijn’ bij de bewoners te creëren en aandacht te geven aan de geschiedenis van de wijk. En dan vandaaruit verder praten over de herstructurering. De achterliggende gedachte is om bij de bewoners betrokkenheid te creëren bij de eigen woonomgeving. Verder het zoeken en wellicht vinden van een nieuwe identiteit van de wijk en haar bewoners. En tens lotte het in kaart brengen van wat er leeft in de wijk, waaraan men behoefte heeft en dat laten uitmonden in een permanent kunstwerk. Voor dat blijvende kunstwerk is gekozen voor het kunstenaarsduo Beijerle en Keijzer. Haanstra: ‘De Zaterdagmiddagshows zijn het vehikel waarmee veranderingen die met herstructurering gepaard gaan op positieve wijze ter sprake worden gebracht en vanuit
29
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:24
Pagina 30
verschillende kanten worden belicht. De Zaterdagmiddagshows bieden een onorthodoxe mogelijkheid voor communicatie tussen overheid en burger: de verschillende opdrachtgevers krijgen zelf een rol in de shows, om daarmee hun betrokkenheid te tonen aan de burgers.’ Hester Keijzer vertelt dat de wijk een lange geschiedenis kent: ‘We merkten al gauw dat de bewoners weinig vertrouwen hadden in de overheid. Wat we dus hebben gedaan is sociale cohesie in de wijk brengen. Dat kan, maar dan moet ook de overheid integreren in de wijk. Dat betekent luisteren naar elkaars verhalen. Vechten om dingen voor elkaar te krijgen. Daarvoor hebben we een platform gecreëerd en dat heet Zaterdagmiddagshow, voor mensen van acht tot tachtig. We behandelen er thema’s die te maken hebben met de wijk. Aan de hand van vijf middagen testen wij waar de voorkeuren van de wijk liggen en daar gaan we dan samen met de mensen over nadenken.’ Wat voegt 20.000 euro hier aan toe? Keijzer: ‘Het gaat om de consolidering van wat er nu bereikt is. Wijzelf willen de katalysator zijn en zorgen dat mensen het allemaal zelf voortzetten als wij weer weg zijn. En we willen de shows professioneel op dvd zetten, zodat het materiaal ook voor anderen toegankelijk is, voor mensen die er niet bij waren. Het moet een beeldregistratie worden die verder reikt dan alleen vastleggen.’ <
30
31
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:24
Pagina 32
Opera Carmen
> gespreksleider charles linssen, portefeuillehouder cultuur van de gemeente goes > sprekers wilma sekrève, directeur dario fo college in poeldijk en cultureel aanjager voor de provincie zuid-holland hen keijzer, portefeuillehouder welzijn, kunst en cultuur van de gemeente midden-delfland, coördinator werkgroep turandot piet van den berg, koorlid en vrijwilliger bij de opera carmen
workshop 1 | Community - opera als bindmiddel
‘Er heerste een soort Carmenvirus in Westland’ Voorzitter Charles Linssen introduceert de sprekers en vertelt wat er in de workshop komen gaat. Wilma Sekrève begint te vertellen over Carmen van Georges Bizet, die als communityopera is uitgevoerd in de gemeente Wateringen in het Westland. Zij vertelt over de vele kunst- en cultuurverenigingen die er al waren in het Westland, maar die allemaal heel individualistisch bezig waren. Tot de productie van Carmen ontstond. Er kwam een samenwerkingsverband tussen de theaterverenigingen; niet alleen omdat het leuk was, maar ook voor kwaliteitsverbetering. Om een productie als Carmen op poten te krijgen moet gewerkt worden aan: • Kwaliteit; • Onbevangenheid. Dat houdt in deze context in dat er geen waardeoordelen mogen zijn (vooral bij de professionals over de amateurs), maar dat alles in het teken van dienstbaarheid staat; • Het verleggen van grenzen van bepaalde tradities bij verenigingen. Sekrève noemt dat ‘ontschotten’; • Er moet passie zijn voor opera en/of gemeenschapszin. Ook het gemeentebestuur was betrokken bij de productie van Carmen. Niet alleen in bestuurlijke zin, maar raadsleden hebben ook daadwerkelijk meegedaan. Er volgt een kort filmpje om een beeld te krijgen van de orde van grootte van de productie. Een korte weergave van de betrokkenen, het aantal kostuums, vrijwilligers en waar en hoe de productie tot stand is gekomen. Carmen is een onderdeel van het regionale project ‘Tussen Kust en Kunst’ dat uit 16 projecten bestaat.
32
Gespreksleider Charles Linssen vraagt Piet van den Berg wat hem nou heeft bewogen om mee te doen. Van den Berg vertelt hoe hij op een gegeven moment in contact kwam met een medewerker van de productie en een keer meeging om te kijken. Hij was toen erg onder de indruk van het grootschalige project (dat toen al een maand of zes bezig was) en is mee gaan doen. Terwijl hij in eerste instantie niks met opera had vooral toen hij hoorde dat hij in het Frans moest gaan zingen. Hij had in zijn middelbare schoolperiode dat vak nou juist laten vallen. Wat Van den Berg zo aantrok in het project was het samenwerkingsverband en het moment dat alle onderdelen één geheel gingen vormen. Hij merkte dat hij niet de enige was die het geweldig vond.
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:24
Pagina 34
Van den Berg: ‘Er heerste een soort ‘Carmenvirus’ in het Westland waar iedereen mee besmet raakte, je hoorde niks anders meer in de omgeving en dat bevorderde de samenwerking weer. Hen Keijzer is wethouder van de nieuwe gemeente Midden- Delfland. Deze gemeente bestaat uit drie kernen ofwel hoofddorpen. Hoewel er geen problemen waren vanuit de dorpen om deze nieuwe gemeente te vormen, voelen mensen zich er nog niet echt bij betrokken. De nieuwe gemeente heeft nog een onbekende identiteit. En daarom is de gemeente ook met zo’n opera-project begonnen. Er werd een werkgroep gevormd samengesteld uit vertegenwoordigers uit de drie kernen. Die werkgroep verdeelt alle taken ook weer over de drie kernen, om steeds dat samenwerkingsverband te accentueren. Het thema, erg toepasselijk, is: ‘Drie Dorpen, Eén Opera’. Op markten, festivals en feesten probeert de werkgroep vrijwilligers op alle vlakken enthousiast te krijgen. De locatie was gauw gevonden in de plaatselijke sporthal. Wethouder Hen Keijzer constateert nu al de samenwerking, het contact en de bedrijvigheid tussen de kernen die er voorheen niet waren. Charles Linssen haakt op het verhaal in door te zeggen dat men het dus ‘vanzelf’ gaat regelen en iedereen ‘vanzelf’ gaat participeren. Hij vindt dat de overheid op dit front zich er zo weinig mogelijk mee moet bemoeien. Dat die alleen bij wettelijke zaken de voortgang moet vergemakkelijken zoals regels met de brandweer, hekken die niet open mogen enzovoort.
Hoe zijn de gemeentelijke muziekscholen in het geheel betrokken? Charles Linssen geeft aan dat in zijn ervaring de samenwerking met muziekscholen heel soepel gaat, en dat ze bij de projecten in zijn gemeente (Goes) met ondersteuning van professionals veel hebben bereikt samen met de muziekscholen. Maar Wilma Sekrève heeft de samenwerking met muziekscholen als stroef ervaren. Alsof de medewerking met de opera een bedreiging vormde voor de muziekschool. Hoe lang zijn jullie met het project Carmen bezig geweest? Mevrouw Sekrève zegt er anderhalf jaar mee bezig te zijn geweest. Laatste half jaar een stuk intensiever, de laatste zes weken elke dag. Maar zij benadrukt dat het heel dankbaar werk is. In hoeverre wordt een project aangepast aan de deelnemers aangezien het geen professionals zijn? Mevrouw Sekrève antwoordt dat het verschilt per project. Bij een operaproject dat in Naaldwijk heeft plaatsgevonden, ging de opera ook over Naaldwijk. De mensen hadden hier veel invloed en er werden aanpassingen gemaakt. Carmen is echter compleet uitgevoerd volgens de compositie van Bizet. Ze vindt het een hele overwinning dat mensen zoveel kwaliteit voor elkaar krijgen en daarmee een voor hen vaak nieuwe cultuurvorm leren kennen. Dus er wordt eigenlijk niks aan aangepast, wel zijn er wat professionals die het geheel ondersteunen. De hoofdrol in Carmen is bij voorbeeld niet gespeeld door een amateur, dat is technisch bijna onmogelijk.
vragen van deelnemers Loop je niet het risico door zo’n ‘virus’ verenigingen leeg te zuigen? Hen Keijzer: ‘Het is juist de bedoeling dat verenigingen meedoen en dat doen ze meestal ook. In het na-traject vindt er vaak wel een wisselwerking plaats. Bijvoorbeeld mensen van een koor gaan het specifieker op opera gooien, maar daar komen dan vaak ook weer mensen voor in de plaats die eerst nooit wat aan zingen deden maar na de opera bij een koor gaan zingen. Dus ik zou eerder willen zeggen dat het verenigingen stimuleert.
34
Hoe zijn de financiën geregeld? Waar komt het geld zoal vandaan? Wilma Sekrève: ‘Van lokale overheden, vaak onder voorwaarde dat we eerst een bepaald bedrag aan sponsoring binnenhalen. Ook van het bedrijfsleven. Door geldbijdragen, maar soms ook in natura. Zo was de productiehal waarin Carmen werd opgevoerd gratis ter beschikking gesteld. Verder van cultuurfondsen en van eigen bijdrage van de mensen die eraan meededen. Van dat geld is 99% besteed aan de ‘infrastructuur’ om de opera heen, zoals licht, geluid, wc’s, tribunes.
Kunt u meer vertellen over het leven na Carmen?’ Van den Berg vertelt dat hij nog veel contact met mensen uit die tijd heeft. En dat de drempel voor hem, om naar mensen uit de gemeente toe te stappen die hij niet kent, ook kleiner is. Hij heeft nu altijd een onderwerp waar iedereen uit die gemeente over kan praten. Charles Linssen voegt hier aan toe dat ook in zijn gemeente de effecten van zo’n project blijven. En dat dit dus een ontzettend goed voorbeeld is van kunst, cultuur en gemeenschapszin! <
35
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:24
Pagina 36
Een van de projectkamers ingericht door kunstenaar Federico d'Orazio binnen de tentoonstelling Ossensia- in the meanwhile, 2002/2003
> gespreksleider helmer koetje, burgemeester van de gemeente twenterand > sprekers edwin jacobs, directeur museum jan cunen hans boerboom, portefeuillehouder cultuur van de gemeente oss peter van engelen, projectadviseur kunst en cultuur van het vsb fonds, utrecht
workshop 2 | Museum maakt mensen mondig
‘Jonge kinderen zijn de doelgroep bij uitstek’ Direct na het welkomstwoord van gespreksleider Helmer Koetje komt Edwin Jacobs met een soort reclamestunt. Bedoeling van de workshop is de deelnemers iets te verkopen, het triggeren tot het trekken van de portemonnee. Er is na afloop de mogelijkheid om het boekje Blauwdruk te kopen voor maar vijf euro! En daar krijg je gratis én het boekje Het nieuwe museum én het VSB verslag bij! Die vijf euro is een investering! Er wordt gelachen en nog een keer herhaald dat het slechts vijf euro kost en wat de deelnemer daar allemaal voor terug krijgt! Jacobs vertelt dat het Museum Jan Cunen, het gemeentemuseum van Oss, een zelfstandige organisatie is met een actief verzamelbeleid. Het museum kent drie hoofdtaken: collectioneren, educatie en presentatie. Op initiatief van het VSB fonds is het project Blauwdruk ontwikkeld. Het Amsterdams Historisch Museum, Natuurmuseum Brabant, Zcala in Den Haag en Museum Jan Cunen volgden elkaar bij verschillende ontwikkelingen die nieuw publiek bij het museum betrekken. Deze musea zijn verschillend van aard, plek en bezoekers; juist daarom zijn zij gekozen. Zij voerden hun eigen activiteiten uit en de resultaten ervan zijn uitgewisseld. Hierbij gaat het om ‘social inclusion’, de gemeenschapskunst staat centraal. Hoe gaat dit nu onderling? Waar staat het publiek? Hoe wordt met het aanbod aan activiteiten omgegaan? En hoe gaat de organisatie van het Museum Jan Cunen met de drie hoofdtaken om? Het verslag van deze ontwikkelingen staat in het boekje Blauwdruk, dat na afloop gekocht kan worden.
36
De Osse wethouder Hans Boerboom zet de geschiedenis en de ontwikkelingen in Oss uiteen: ‘In 1978 vond de gemeenteraad van Oss het belangrijk om een eigen museum te hebben, dat voor iedereen toegankelijk was. Voorwaarde was dat er geen entree geheven werd. De gemeente draagt hiervoor de kosten. Dat is nog steeds het geval. Zo laat de gemeenteraad de trots van Oss zien. Essentieel was dat het museum ook een educatieve functie moest hebben. Hoe bereik je dit? Door het personeel goed op te leiden in educatief beleid. Kunst en cultuur moeten met de paplepel worden ingegoten.’ Boerboom vertelt dat hij als kind vroeger in een museum nergens mocht aankomen en dat dat snel verveelde. Om dat te voorkomen worden kinderen uitgenodigd met de hele klas projecten te bezoeken waaraan ze kunnen meewerken. Van jongs af aan. Dan komt
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:24
Pagina 38
de jeugd enthousiast thuis en vertellen ze trots aan hun omgeving waar ze aan hebben meegewerkt. Boerboom: ‘Maar dit is niet alleen van toepassing op het museum. Ook Osse Kunstinstellingen voor het onderwijs (Okvo), het Centrum voor de kunsten, de bibliotheek en het gemeentearchief worden er bij betrokken. Deze instellingen worden door 16.000 scholieren bezocht. Jonge kinderen doen projecten met het archief.’ Het lyceum in Oss doet ook actief mee. Er zijn zalen aangebouwd bij het lyceum die zijn ingericht als museum, er is een directe lijn met Museum Jan Cunen. Hans Boerboom: ‘Op deze manier leren de kinderen zowel educatief als op speelse wijze het museum kennen. Wanneer je jonge kinderen dit met de paplepel ingiet en ze naar musea trekt, blijven ze hun hele leven lang komen. De jonge kinderen zijn dus de doelgroep bij uitstek.’ vragen van deelnemers ‘Die lokalen bij de school, is dat een echte dependance van het museum?’ Boerboom: ‘Het is een museumschool, ja dus. Een vorm van vergaande integratie. De kinderen kiezen zelf de collectie uit. Er is een digitale collectie en vanuit de eigen inventarisatie ontstaat er een collectie op eigen niveau. De school kan zelf kiezen waar zij dit inpast. Ook staat er een groot team van vrijwillige ouders achter. Edwin Jacobs voegt toe dat er zo’n vijf jaar geleden onderzoek is gedaan naar de relationele afkomst van Ossenaren. De vmbo-leerlingen zijn afkomstig van een generatie die Oss heeft gemaakt. Men blijft er wonen of komt er weer terug en de kinderen gaan naar dezelfde school. Men noemt deze mensen, de kernbewoners van Oss. Het vmbo moet dus een speerpunt zijn. Er is 20% bezoekerstoename vanuit die groep. Hans Boerboom: ‘De manier van creatief zijn van het vmbo wordt geëxposeerd in de school. Hierdoor gaat een kind anders tegen kunst aankijken. Een vriendje heeft iets gemaakt en dat maak jij niet kapot en daar heb jij waardering voor. Deze benadering maakt de kinderen enorm enthousiast. Er zijn zelfs voorbeelden van spontane exposities.’
38
Peter van Engelen vertelt dat het VSB-fonds het project tot bepaalde hoogte ondersteunt. Op een gegeven moment moesten we tegen hen zeggen probeer het nu zelf maar. Probeer je product te verkopen en dat is gelukt! Ze hebben zelf ook geld gegenereerd. Op het centrale VSB-kantoor in Utrecht krijgen we 4000 à 5000 aanvragen per jaar binnen. De aanvraag van Museum Jan Cunen sprak ons aan vanwege het project Ons vader& Ons Moeder, onder leiding van David Baden. Het is een spannend project, omdat in de negentiende eeuwse zalen een setting van takken en piepschuim is te zien.
Maar komt het vmbo met het museum aan de school, dan nog wel naar het museum zelf? Dat gebeurt door projecten. Scholieren denken vaak, dat als je eenmaal in het museum geweest bent, je het voor altijd gezien hebt. Het bewustzijn dat het museum een levend programmeringinstituut is wekt enthousiasme op. Het museum zet dan ook veel in op het trekken van bezoekers. Er komen ongeveer 48.000 bezoekers per jaar. ‘Toch moeten er spanningen zijn met deze manier van werken. Hoe breng je kunst met kwaliteit in projecten? Wanneer is iets kunst? Hans Boerboom komt met een leuk voorbeeld: ‘We hadden het thema voetbal en kunst. Sporters en kunstenaars namen deel aan het project. In opdracht van ons was er een enorme houten bak getimmerd door de lokale timmerclub, waarin gevoetbald kon worden. Die bak met kunstgras erin was in een park geplaatst. Edwin Jacobs mocht de bak echter niet aankopen van de conservator van zijn museum. De reden: als je alles te makkelijk ziet als beeldende kunst ondergraaf je jezelf als museum. Maar vertaald naar een volgende keer dat zoiets gebeurt is het vastgelegd in een collectiebeleid. En zo worden grenzen steeds opgerekt.’ De conservator merkt op vanuit het publiek: ‘Dus die bak is geen beeldende kunst.’ <
39
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:24
Pagina 40
Openveld O.T.T. | het continue kunstwerk en haar toepassing op tijdelijke braaklanden in Charlois (Rotterdam)
> gespreksleider lex pouw, directeur woningcorporatie ymere in amsterdam > sprekers kamiel verschuren, kunstenaar en initiatiefnemer van stichting b.a.d. in deelgemeente charlois in rotterdam wim lenssink, hoofd ruimtelijke ordening, buitenruimte en wijkvisies van de deelgemeente charlois in rotterdam
40
workshop 3 | Kunstenaarscollectief in de wijk
Een liefdesrelatie tussen deelgemeente en kunstenaars In deze workshop behandelen Kamiel Verschuren en Wim Leusink het aandeel van stichting B.a.d. in de gemeenschapszin in de deelgemeente Charlois in Rotterdam. B.a.d. is het kunstenaarscollectief dat sinds 1988 bestaat. Het zet in samenwerking met de deelgemeente tal van projecten op om de openbare ruimte in Charlois te verfraaien. Hoe is die bijzondere samenwerking ontstaan en hoe verloopt deze? Het kunstenaarscollectief B.a.d. zet zich in om kunstenaars te voorzien van ateliers en advies. Ook verzorgt het exposities. Verder wil het een belangrijke speler zijn in het sociale, culturele en economische gebeuren in de wijk. Inmiddels heeft de stichting tal van locaties opgezet en werkt zij samen met onder andere de cultuurscouts, het welzijnswerk en de wijkgebouwen. Sinds 1991 is B.a.d. gevestigd in een voormalig schoolgebouw. De kunstenaars kraakten dit gebouw en tot op de dag van vandaag opereren zij van hier uit. Al die jaren lang is het gebouw goed onderhouden. In de begintijd dat B.a.d. in het gebouw zat hield zij zich nog wel koest. De kunstenaars waren bang dat de gemeente hen al snel zouden dwingen het gebouw te verlaten als er teveel ruchtbaarheid aan hun aanwezigheid werd gegeven. Het tegenovergestelde bleek waar. Juist de gemeente zette de eerste stap naar een vruchtbare samenwerking. De bestuurders vonden dat als kunstenaars wilden blijven, zij daar wel wat tegenover moesten stellen. Actief participeren in de deelgemeente was de inzet om zo hun bestaansrecht af te dwingen. Een positieve manier van denken van de deelgemeente Charlois. Sindsdien zijn er door B.a.d. allerlei projecten op touw gezet voor het welzijn van Charlois. Om te beginnen hebben zij in het project SWAFB003, in samenwerking met de bewoners van de wijk, de schooltuin een opknapbeurt gegeven. Iedereen kon meedenken om de tuin zo goed mogelijk aan te passen aan de wensen die er in de buurt leefden. Zo kwamen er allerlei inventieve oplossingen. Zo werd bij voorbeeld een hangplek gecreëerd voor scholieren die wat overlast veroorzaakten. De gemeente stelde voor dit project een half miljoen ter beschikking, dat direct werd overgemaakt op de rekening van B.a.d. Zij mochten naar eigen inzicht het geld besteden. Een genereus gebaar dat de trant zette voor verdere samenwerking. Behalve het vernieuwen van de schooltuin heeft B.a.d. tal van andere projecten opgezet. Zo werd in het Zuiderpark een kunstmanifestatie gehouden die bijdroeg aan het op gang brengen
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:24
Pagina 42
van gedachten en denkwijzen over hoe het park in de toekomst zijn functie moest vervullen, werden er samen met bewoners soundtracks en hoorspelen over Charlois gemaakt en werden er ter verfraaiing van de erfscheiding van de school tuinhuisjes gemaakt. Bovendien zijn er ook andersoortige projecten gerealiseerd. Een voorbeeld daarvan is de loopbrug voor gehandicapten tussen een dijk en een kliniek. De brug maakte het mogelijk voor de gehandicapten om sneller bij de bushalte op de dijk te komen. Dit geeft aan wat een kunstenaarscollectief aan een wijk kan bijdragen: veel creatieve oplossingen voor betrekkelijk weinig geld. Rotterdam Zuid heeft een belangrijke invloed op Charlois. Het bepaalt grotendeels de identiteit van de deelgemeente. De laatste jaren zijn er veel problemen geweest en moest er erg veel aan herstructurering gedaan worden. De haven die vroeger het belangrijkst was, loopt langzaam leeg. Het probleem was dat de bewoners met de middeninkomens, die belangrijk zijn voor een stabiele wijk, vertrokken. Er wordt nu gewerkt aan een vitale deelgemeente, waarbij de gemeente en de woningcorporaties de handen ineenslaan.
42
De politieke veranderingen van de afgelopen jaren hebben een aandeel gehad in de totstandkoming van de samenwerking tussen kunstenaars en gemeente. Den Haag heeft tijden geleden besloten om het beheer van het activiteitengeld dat beschikbaar is voor cultuur aan de lokale overheden over te laten. Die zouden beter weten hoe ze de gelden zouden moeten besteden. Een bepalende factor in het geheel is de ‘open mind’ denkwijze van de deelgemeente. Deze is, ook doordat zij zelf het geld kan beheren, beter in staat de initiatieven te kunnen beoordelen. Het belangrijkste is dat de gemeente de samenwerking niet in de bestaande structuur van regels en protocollen wil duwen. Dit schept de broodnodige ruimte en mogelijkheden die er anders niet zouden bestaan. Zo komen gelden niet alleen uit het kunstpotje maar ook uit andere geldbronnen. In Charlois bestaat een netwerk met sleutelfiguren, dat belangrijk is voor het tot stand komen van nieuwe projecten. Onder de kunstenaars zijn er altijd ideeën, maar door de informele kanalen te combineren met de formele, kan er daadwerkelijk aardig wat worden gerealiseerd. Er is ruimte om te experimenteren. Helemaal als er een tijdelijk project wordt aangeboden. Er bestaat eigenlijk een soort liefdesrelatie tussen de gemeente en de kunstenaars van B.a.d. Want voor een goed lopende samenwerking is vertrouwen en liefde nodig voor het werk. Deze premissen zijn aanwezig en dragen bij aan een vruchtbare samenwerking, waarbij een kunstenaarscollectief haar steentje bijdraagt aan de vormgeving en verbetering van het publieke domein in Charlois. <
> gespreksleider jan de vletter, directeur woningstichting groene stad in almere > sprekers ida van der lee, kunstenaar uit amsterdam robert oosterhuis, beleidsadviseur cultuur van de gemeente zaanstad ria dirkx, gebiedsmanager herstructurering van woningcorporatie zvh in zaanstad
workshop 4 | Opdracht voor kunstenaar bij herstructurering
Een schatkist vol verhalen als afscheidsritueel Jan de Vletter geeft aan dat woningcorporaties vanuit het Ministerie van VROM de opdracht hebben de leefbaarheid en sociale cohesie te bevorderen. Zij staan voor de vraag hoe hier uitvoering aan te geven. Bij nieuwbouw is de keuze van de architect deels een culturele opgave. Veelal ontbreken oude panden om kunstenaars woon- en werkruimte te bieden. De gemeente moet hier zorg voor dragen. De Vletter vertelt dat de gemeente in Almere-Haven veel muurschilderingen heeft laten aanbrengen. Er is veel mogelijk als je het maar probeert. Over de muurschilderingen weet hij te vertellen dat ze het idee voor een bepaalde locatie voorlegden aan de Welstandscommissie. Die zei: ‘Daar gaan wij niet over’. Wie dan wel? Niemand wist het. Dus: pak je kans!, is het motto van Jan de Vletter. Deze workshop geeft een toelichting op het project Sloophamer schatkamer in Zaanstad. Aan de orde komen: rolverdeling van de spelers; de gedachte achter het sloopbeleid; de relatie tussen huurders en woningcorporatie. Ida van der Lee vertoont eerst enkele beelden van eerdere projecten die zij realiseerde, zoals ‘Wasgoed is goed’ uit 1999, dat zij in haar eigen straat, de Vrolijkstraat in Amsterdam uitvoerde. De straat had een slechte reputatie gekregen door de moord op een meisje in 1994. De kunstenares bedacht een project waarbij de huizen over straat heen door waslijnen met wasgoed eraan met elkaar werden verbonden. Uiteindelijk hingen er 175 stukken wasgoed in de straat en de mensen werden allengs enthousiaster. Ze laat ook zien hoe zij bij een ander project alle onderdelen van een sloophuis gebruikte. Bij iedere fase bedacht zij een nieuw idee. Eerst heeft zij het huis van binnen beschilderd. In het laatste stadium heeft zij ‘ritueel’ de schoorsteen verbrand. Het sloopmateriaal heeft zij later voor andere projecten gebruikt. Ida licht toe dat zij gefascineerd is door plekken en hun historie. Ze vertelt hoe het haar letterlijk pijn doet als de ‘ziel’ van plekken beschadigd raakt. Onder de ziel verstaat zij de samenhang tussen de fysieke ruimte en de sfeer in de zin van herinneringen en de geschiedenis van de plek. Een rode draad in haar projecten is dan ook het werken met rituelen. Rituelen maken veranderingen zichtbaar, verdriet hanteerbaar en herinneringen blijven bewaard. Zo kunnen gevoelens van onmacht
43
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:24
Pagina 44
Project Sloophamer Schatkamer | Vissershop, Zaandam 2003
gegenereerd worden naar een positieve kracht die uiteindelijk leidt tot een blik die weer gericht is op de toekomst. In 2002 zag Van der Lee een advertentie in de regionale krant waarin de gemeente Zaanstad een kunstenaar zocht om vorm te geven aan gemeenschapsgevoel bij herstructurering van een woonwijk, het Vissershop. Voor zij verder vertelt, geeft Robert Oosterhuis eerst een toelichting op het gemeentelijk beleid in Zaanstad. In de Cultuurnota 2005-2008 wordt onder meer de nadruk gelegd op het bevorderen van cultuurbereik en het bevorderen van sociale cohesie en integratie. In Zaanstad is een actieve Adviescommissie Beeldende Kunst die de opdrachten onder de loep neemt en die zorgt voor een goede opdrachtformulering. Ook de kunstenaar moet aan een bepaald profiel voldoen. Die moet professioneel zijn, affiniteit hebben met betrokkenheid en participatie van bewoners. De kunstenaar moet overtuigingskracht hebben en sociale vaardigheid. Verder moet hij beschikken over organisatorisch vermogen ofwel de functie van projectleider kunnen uitoefenen. De kernpunten van de opdracht luidden: • herstructurering van de karakteristieke volksbuurt Het Vissershop; • er is behoefte aan een kunstobject met herinneringswaarde; • kunst kan een rol spelen om bewoners bij het proces te betrekken en het voor hen betekenis te geven.
44
Ria Dirkx geeft een historische schets van het Vissershop en daarmee ook een ‘profiel’ van de inwoners. Het Vissershop is een arbeiderswijk aan de Zaan met zo’n 240 woninkjes waar generaties zijn opgegroeid. De arbeiders waren oorspronkelijk erg slecht gehuisvest. Het Vissershop was aan het begin van de vorige eeuw een van de eerste verbeteringsprojecten van de woningcorporatie. De bevolking was rood, strijdbaar, kon goed voor de eigen belangen opkomen en was niet bang voor autoriteit. Mensen met het hart op de tong. Thuis houdt niet op bij de voordeur, mensen bivakkeerden graag voor het huis en ook de rivier was een belangrijke ontmoetingsplek. Eind vorige eeuw waren de huisjes niet meer te redden, de funderingen waren dusdanig aangetast dat er geen sprake meer kon zijn van renovatie. Na een uitvoerige strijd met bewoners voor behoud werd de knoop doorgehakt: sloop van het Vissershop was de enige optie. In juni 2002 had Ida van der Lee haar eerste ontmoeting met bewoners in een klein huisje in het Vissershop. Het werd haar meteen duidelijk dat de relatie tussen de woningcorporatie en de bewoners ernstig was verstoord in hun strijd voor behoud, maar ook al vanuit een historie van ontevredenheid over de wijze waarop de corporatie
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:24
Pagina 46
haar onderhoud zou hebben uitgevoerd. Van der Lee kwam al snel op het idee om iets te doen met de emoties van de bewoners. In januari 2003 presenteerde Ida haar voorlopige plan. Maar in plaats van een gesprek over het kunstproject, spuiden de bewoners hun grieven over de woningcorporatie. Veel oud en recent zeer kwam op tafel. Het lukte niet meer om het gesprek op gang te krijgen. Het project kwam in een impasse: wilden de bewoners nog wel verder met haar? De kunstenares bleek het vermogen te hebben om dusdanige aanpassingen in haar plan te verwerken dat dit uiteindelijk in juni 2003 leidde tot de acceptatie ervan. Ida van der Lee bedacht een afscheidsritueel: voor de sloop verzamelde zij met bewoners oude materialen voor een ‘Schatkist met verhalen’. Aangestoken door anderen kwamen steeds meer bewoners aandragen met materialen, zoals een raam met opdruk van de oude dorpskapsalon, bijzondere paaltjes, molentjes enzovoort. Deze materialen verwerkte zij in een object op een draagbaar. In het object was een brievenbus gemaakt, waar iedere bewoner zijn of haar geschreven verhaal in kon ‘posten’. Van der Lee: ‘Die verhalen waren soms echte documenten met bijvoorbeeld herinneringen uit de Tweede Wereldoorlog. Steeds meer bewoners werden gemobiliseerd; er ontstonden steeds meer ideeën. Op de dag van het afscheidsritueel werd de schatkist door dorpsbewoners naar de Zaan gedragen en met twee sleepboten naar het Museum van Zaandam gebracht. Al lopend gooiden bewoners hun “afscheidsbrief” in de schatkist. Op de sleepboten zong een koor heimweeliedjes en oude vissersliederen.’
46
Los van dit kernonderdeel bedacht Ida van der Lee in de loop van de tijd nog veel meer: Zij richtte een slooppand in als ‘onderduikpand’ als verwijzing naar de 2e Wereldoorlog met kruipdoor-sluipdoorgangetjes, bedacht een wand met ‘ordners’ van oude schrootjes: iedere ordner had op het etiket zogenaamd een hele grote inhoud. Zo was er bijvoorbeeld te lezen: ‘de eerste kus in het Steegje’ of ‘Juffrouw Barends’, een verwijzing naar de verhalen van de bewoners van het Vissershop. Ze lichtte citaten uit de verhalen en maakte daar tegels van. Bewoners konden zogenaamd de sleutel van hun oude huis inleveren door deze in een speciaal gemaakt wandrek in een van de panden op te hangen. Ze maakte een boek met panelen van oude deuren. Er is een brochure uitgekomen met een selectie van de verhalen: ‘De Hoppers’. Eén pand is als praathuis ingericht. Al deze ideeën brachten mensen op de been die hun bijdrage leverden en met elkaar gingen samenwerken. De verhalen van bewoners zijn ook als uitgangspunt gebruikt voor een educatief programma: kinderen van de basisschool kregen de opdracht om een ‘diepte-interview’ af te nemen bij de mensen die een verhaal hadden geschreven. Het bleek een groot succes.
Tenslotte kreeg Ida van der Lee de opdracht het opleveringsritueel te bedenken. In samenwerking met de bewoners, architect Bas Liesker en de Zaanse Woningbouwvereniging leidde dit in 2003 tot een indrukwekkende mars door de nieuwbouwstraten waarbij de bewoners de ‘oude ziel’ overbrachten naar het nieuwe Hop. Deze gezamenlijke ervaring is ook het moment geweest dat bewoners en de woningbouwcorporatie nader tot elkaar kwamen. Dirkx was erbij en bevestigt dit. Het terugzien van de beelden van de mars wekt ook bij haar nog altijd ontroering op. Ida van der Lee stipt aan dat de keuze van de architect belangrijk is in dit soort situaties. Bas Liesker heeft sterk rekening gehouden met de wensen van de bewoners. Zo heeft hij huizen ontworpen met rode daken, een verwijzing naar vroeger. Tenslotte concludeert gespreksleider Jan de Vletter dat deze workshop een zeer interessant voorbeeld was van een spin off van een zoekende gemeente die nu structureel gebruik maakt van kunstenaars bij herstructurering. Woningcorporatie Zaanse Volkshuisvesting heeft ingezien dat er gemeenschappelijke belangen liggen en dat het zaak is om een weerbarstig proces van sloop vlot te trekken. Het project laat zien dat er vaker op een onorthodoxe wijze coalities zijn aangegaan om tot een proces van acceptatie te komen. De komende decennia staan er veel projecten van herstructurering op de rol. Tenslotte geeft de voorzitter nog zijn persoonlijke idee weg. Waarom niet structureel 1% van het budget aanwenden voor dit soort projecten? De meeste deelnemers aan de workshop vinden dit een goed idee. <
47
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:24
Pagina 48
Delftse kleden
> gespreksleider angelique jonker, portefeuillehouder welzijn, kunst en cultuur van de gemeente ede > sprekers tonny van sommeren, kunstenaar uit rotterdam nathalie van der hak, freelance projectcoördinator in delft jorien kaper. senior beleidsadviseur cultuur van de gemeente delft monique peltenburg, hoofd wijkzaken van de gemeente delft
workshop 5 | Multiculturele wijk werkt aan kunstwerk
Delftse Kleden brengt vrouwen van 28 nationaliteiten samen In het eerste deel van deze workshop vertellen Reinier Weers en Monique Peltenburg van de gemeente Delft in grote lijnen over de aanleiding en achtergronden van het opzetten van hun project Kunst in de wijken. In het tweede deel zullen Nathalie van der Hak en Tonny van Sommeren de deelnemers op creatieve wijze kennis laten maken met het project Delftse Kleden en, als vervolg daarop, De jurk van Delft. Het eerste deel bestaat uit een presentatie om zo op een snelle en beknopte manier een beeld te schetsen van de aanleiding en totstandkoming van het Delftse project. Reinier Weers vertelt iets over Kunst in de wijken, een programma van kunstprojecten, waarin kunstenaars en wijkbewoners samenwerken. De doelen van Kunst in de Wijken zijn: bewoners in contact brengen met kunst en cultuur; een samenhang en betrokkenheid onder de bewoners bewerkstelligen en cultureel ondernemerschap aanjagen. Monique Peltenburg vertelt hoe het begon. Er was een volksraadpleging over het besteden van de zogenoemde EZH-gelden (Elektriciteitscentrale Zuid-Holland) in 1999. De bewoners bleken een duidelijke mening te hebben over het besteden van dit geld: investeren in de wijken. Dit gaf het startsein tot ‘Kunst in de Wijken’, wat leidde tot samenwerking tussen verschillende gemeentelijke afdelingen: Cultuur, Kennis & Economie (CKE), Wijkzaken en Leefbaarheid (Integratie). Kunstgebouw geeft vorm aan Kunst in de Wijken. Belangrijk uitgangspunt was dat zowel allochtone als autochtone bewoners van de wijken Voorhof en Buitenhof de kans kregen samen kunst te maken en elkaar zo goed te leren kennen. Over de toekomst van Kunst in de Wijken zegt Peltenburg: ‘Samenleven blijft een belangrijk thema. Doel blijft: zorgen dat men op laagdrempelige wijze in contact kan komen met kunst en cultuur.’ Peltenburg en haar collegae zien de toekomst zonnig in.
48 Reinier Weers: ‘Belangrijk is om doelstellingen af te stemmen en veel “integraliteit” te bereiken. Er moet één iemand zijn die de regie op zich neemt, en zo voor initiatief, geld en coördinatie kan zorgen. In dit geval lag de regierol bij de gemeentelijke afdeling CKE, net als het opdrachtgeverschap. Er was een programmacoördinator en twee projectleiders. De projectleiders zorgen voor het aanjagen van de projecten, creëren de voorwaarden en ruimte die een kunstenaar nodig heeft om goed te kunnen werken, hebben
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:24
Pagina 50
een brugfunctie tussen het project en de gemeente, en zorgen dat het proces vooruitgang boekt. Zowel binnen als buiten de gemeente wordt goed samengewerkt met verschillende partijen. Gemeentelijke afdelingen zoals Wijkzaken, Leefbaarheid (Integratie) en de Vrije Akademie. Daarbuiten onder meer de welzijnsorganisatie BreedWelzijnDelft en de woningcorporaties. Een sleutelrol in dit project, en ook in andere projecten van deze aard, is weggelegd voor de ‘bewonersbeminnende’ kunstenaars. Zij hebben een leidende rol, vooral op het artistieke vlak en waarborgen zo de kwaliteit.’ De financiering komt uit EZH-gelden, cultuurgelden, integratiegelden, wijkbudgetten, en fondsen en een budget van woningcorporaties, zoals van Woonbron Delft, die ook voor personele ondersteuning zorgt. Uit het project Delftse Kleden ontstond het project De Jurk van Delft. Deelnemers uit het eerstgenoemde project waren zo enthousiast, dat zij graag door wilden. Hieruit groeide weer het project De groeten uit Delft. Vrouwen uit verschillende culturen hebben ouderwetse klederdracht vernieuwd. Hier hoorde een modeshow bij en een pakketje met ansichtkaarten. Verder is er het project Gaat zitten. Duidelijk werd uit gesprekken met de buurt dat honden tot veel irritaties leidden. Honden werden daarom geportretteerd en tentoongesteld bij speciaal gemaakte bankjes. Kunstenares Ulrike Bartels leidde het project De Tussenwereld. Zij adopteerde de Beethovenflat, en nam er later ook haar intrek. Zij liet bewoners gordijnen maken voor de ramen aan de galerijkant. Deze gordijnen waren zeer persoonlijk van onderwerp en dienden zodoende als ‘tussenwereld’ tussen galerij en huiskamer. Iedereen heeft zijn gordijnen altijd stijf dicht aan galerijkant, maar op deze manier kan men toch een stukje van hun buren zien, ook al zijn de gordijnen stijf dicht.
50
‘En nu “The proof of the pudding is in the eating ” ’, zegt Monique Peltenburg bij deel twee van de workshop en zij zet de deelnemers aan de workshop aan het borduren! Tonny van Sommeren en Nathalie van der Hak nemen dit deel voor hun rekening. Iedere deelnemer krijgt een borduurlapje, waar ze hun naam op moeten schrijven. Een naam is erg persoonlijk. Nathalie van der Hak: ‘Er deden ook vrouwen aan ons project mee die hun naam hebben moeten veranderen, omdat ze op de vlucht waren.’ Als iedereen de lapjes heeft beschreven, moeten ze het doorgeven aan hun buurman of -vrouw. Dit leidt direct tot hilariteit tussen de deelnemers. Nu al wordt duidelijk dat door iets samen te maken, gemakkelijk contacten worden gelegd. Intussen wordt over Delftse Kleden verteld. Totaal zijn er vier Delftse Kleden gemaakt,
met de thema’s Aarde, Water, Vuur en Lucht. Er is 20 weken lang één keer per week aan de kleden gewerkt. Het Vuur-kleed is te bezichtigen in de zaal. Tonny van Sommeren: ‘Wat heel bijzonder is, de kleden liggen opgeslagen in het Delfts Historisch Museum, zodat ze over 50 jaar in perfecte staat weer tevoorschijn kunnen worden gehaald.’ Van Sommeren tot de workshopdeelnemers: ‘Als je niet kan borduren is het helemaal niet erg, de meditatieve functie werkt dan ook door. Zo hoeven jullie even niet aan beleid te denken.’ Ze legt uit dat de naam van iemand anders borduren tijdens een eerste ontmoeting een goede ijsbreker was. Zo begin je gemakkelijker een gesprek en kom je iets over iemand te weten. Is mijn buurvrouw getrouwd of heeft ze een andere nationaliteit? Er is bewust gekozen voor een project met alleen maar vrouwen zodat ook islamitische vrouwen konden meedoen. Gedurende het project gingen steeds meer vrouwen meedoen. Het streven was 100 vrouwen mee te laten doen aan het project, maar gaandeweg werd dit aantal verdubbeld. Er waren 28 nationaliteiten vertegenwoordigd met deelnemers in bijna elke leeftijdscategorie. Terwijl de deelnemers aan het borduren zijn, stellen ze steeds meer vragen over het project, waarop Van Sommeren en Van der Hak antwoord geven. Na het succes van Delftse Kleden en De Jurk van Delft, is er een aantal deelneemsters dat nog altijd wil doorgaan. Plan is nu om een textielatelier in te richten, maar dit staat nog in de kinderschoenen. Reinier Weers vertelt dat er nu al een textielatelier is in Delft, waar scholieren en jongeren na schooltijd terecht kunnen. Het zou ideaal zijn als de vrouwen er tijdens schooltijd gebruik van kunnen maken. Er komt een vraag van de deelnemers over het waarborgen van de kwaliteit en de artisticiteit. Van Sommeren vindt dat het om het proces gaat. De inbreng van verschillende mensen met elk hun eigen achtergrond is het belangrijkste. Ze wilde in het begin heel graag een soort Delftse tegeltableaus. Dus eerst had ze heel veel verschillende kleuren blauw garen neergelegd en maar een paar strengetjes rood, geel en groen. Iedereen begon echter met rood en geel te borduren, dus toen besloot ze van dat idee af te stappen. De binnenkant bestaat uit 9 lappen en is met veel samenwerking tussen iedereen ontstaan. Ze wilden het gebruik van vlaggen en religieuze thema’s vermijden. Van Sommeren vertelt hier nog een leuke anekdote bij. Er was een Nederlandse vrouw, die een blote Eva had geborduurd. Volgens een Turkse vrouw kon dat echt niet. De twee dames overlegden en kwamen tot een compromis: de Nederlandse vrouw zou haren over de borsten heen borduren. Dan neemt één van de deelnemers het woord: de woordvoerster van woningcorporatie Woonbron. Deze woningcorporatie heeft de kunstenares Ulrike Bartels een woning
51
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:24
Pagina 52
gegeven in de Gilleswijk voor het project ‘Binnen voor buiten.’ Zij bouwde in een korte tijd een zeer goede band op met haar medebewoners en bezocht 80 van de 96 flats. Er wonen enorm veel nationaliteiten in het flatgebouw, met wie ze allemaal goed omging, en dit leidde tot gesprekken van soms wel uren lang. De bewoners begonnen niet alleen Ulrike Bartels te kennen, maar ook elkaar. Het ultieme doel is nu nog steeds om een benedenwoning met tuin in het flatgebouw als ontmoetingsplek in te richten. Overigens worden de lapjes die tijdens de workshop zijn geborduurd, later als verjaardagsgeschenk aan het Cultuurfonds BNG geschonken. <
> gespreksleider rob gast, portefeuillehouder cultuur van de gemeente arnhem > sprekers sikko cleveringa, cultuurmakelaar van kunstcircuit uit deventer (projectbureau van centrum voor de kunsten leeuwenkuil) jos haarman, beleidsadviseur cultuur van de gemeente deventer nazime arslan, bestuurslid van de turkse vrouwenvereniging birlik
workshop 6 | Cultuurscouts, -makelaars en -aanjagers
Deventer Blik, achttien meter geschiedenis Turkije-Deventer Rob Gast: ‘De workshop Deventer Blik, een uitdagende naam, gaat over het aanjagen van cultuur, cultuurscouts, cultuurmakelaars, cultuurbemiddelaars. Het project Deventer Blik dient daarbij als voorbeeld. Het project verhaalt de geschiedenis van de arbeidsmigranten van Deventer en dan in het bijzonder van de medewerkers die werkzaam waren bij de Blikfabriek in de periode 1950-1990.’ Hij geeft het woord aan Jos Haarman. Jos Haarman vertelt dat Deventer in 2001 begon met de cultuurmakelaar: ‘Dat liep parallel met het denken over het Actieplan Cultuurbereik van staatssecretaris Rick van der Ploeg. Dat was voor ons een kans, we hadden al langer een idee dat onder groepen van de samenleving allerlei dingen gebeurden die je als cultuur kunt definiëren, kunstuitingen dus. Gevestigde instellingen doen allemaal hun best om in hun aanbod andere doelgroepen te bereiken, maar dat lukt niet altijd. Zo ontstond het idee om die kloof tussen vraag en aanbod te dichten. Dan kom je in de makelaarsfunctie terecht: iemand in de stad zien te krijgen die ambulant opereert buiten de instellingen om. Iemand die initiatieven neemt, signalen oppakt en de weg openbreekt om zaken van de grond te krijgen. Het Actieplan Cultuurbereik sloot daar mooi bij aan.’
52
Maar de gemeente Deventer had geen geld. Dus stapte zij naar de provincie. Haarman: ‘Wij hadden ook weinig middelen, maar er kwam wel een geldstroom aan via het Grote Stedenbeleid. We kregen het voor elkaar dat zowel de provincie als de gemeente voor vier jaar geld beschikbaar stelde voor een professional, de kunstmakelaar, voor 32 uur per week met zakgeld. Het ging om 50.000 euro per jaar. De opdracht: zoek contact met jongerenwerkers, migrantenorganisaties, welzijnswerkers in de wijk, met scholen en zoek aanknopingspunten. Eerst vindt er een brede verkenning, een nulmeting en een veldanalyse plaats. Sikko is benoemd en heeft in een korte tijd een gigantisch netwerk kunnen opbouwen.’ Sikko Cleveringa kreeg drie opdrachten hij mee: • initiatieven ondersteunen; • daarmee bijdragen aan beter leefklimaat van groepen in de samenleving; • culturele instellingen proberen open te breken en samenwerkingsprojecten te bevorderen.
53
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:25
Pagina 54
Blik op zondag en maandag | een van de 10 deelprojecten van Deventer Blik
Is er een vraag in de samenleving waar het antwoord op gericht is, komt de vraag niet manifest naar boven, dan zorgt de cultuurmakelaar dat die vraag duidelijk wordt. Met die opdracht is de cultuurmakelaar gestart, begeleid door een klankbordgroep van mensen uit verschillende organisaties, die problemen, knelpunten en dilemma’s aan de orde stelde. Haarman: ‘Sikko heeft dat 4 jaar gedaan. En dat leidde ertoe dat het nu weer voor 4 jaar geldt. Zowel de provincie Overijssel als Deventer is zeer tevreden over de voortgang. Er is gesproken met de werkgever van de cultuurmakelaar, dat is het Leeuwenbrug, centrum voor de kunsten in Deventer. Het centrum krijgt ook gemeentelijke subsidie voor ondersteuning van amateurverenigingen. Bij de gesprekken over de voortgang na de eerste periode komt ook het financiële draagvlak aan bod. De instellingen gaan nu meebetalen aan deze functie. Het is ook een marketinginstrument voor groepen. Het leidt tot nieuwe producten en groepen en daar wil men in investeren. Instellingen gaan mee investeren.’ Sikko Cleveringa omschrijft zijn doelstellingen zoals hij die vanaf het begin zag: ‘Het ging om verbetering van het sociaal en cultureel leefklimaat in de stad; het bevorderen van samenwerking tussen culturele en maatschappelijke instellingen; en het bevorderen van actieve deelname van burgers aan culturele activiteiten.’ Cleveringa werkt vanuit het Centrum voor de kunsten, als los projectbureau, binnen het centrum, dat een intermediair doel heeft. ‘Een cultuurmakelaar moet onafhankelijk zijn en voor alle partijen in de stad kunnen bemiddelen. Hij zorgt voor het bundelen van deskundigheid, beleidsondersteuning. Ik werk aan het optimaliseren en verankeren van zowel het artistieke als het sociale veld en ben bezig met het ontwikkelen van nieuwe praktijken en overdraagbare werkmethoden, zodat partijen het later zelf kunnen doen.’
54
Enige voorbeelden uit het makelaarschap van Cleveringa in Deventer: • Een kunstenprogrammering door burgers voor burgers in de achterstandwijken, een jeugdtheater met eigen talenten op het podium, een museumcafé in één van de herstructureringwijken, waarin bewoners de geschiedenis van de naoorlogse wijk in beeld brengen, met verhalen en een verhalentafel; • Het project Thuis. Het eerste huis in een multiculturele herstructureringsbuurt dat dichtgemetseld is, wordt door kunstenaars en mensen uit de buurt bewerkt met ver halen over het verliezen van je huis en het opbouwen van een nieuw thuis; • Buitengebied. Een kunstroute waar in de dorpen rondom Deventer, met kunstenaars gereflecteerd wordt over de verhouding stad- platteland, en over de toekomst van het platteland en hun plek daarin;
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:25
Pagina 56
• Betrokkenheid bij het ontstaan van de Kulturhusen in Overijssel; • Deventer heeft een grote Turkse gemeenschap: Daar is het project Deventer Blik ontstaan en wordt een jaarlijks Turkije festival georganiseerd door verschillende moskeeverenigingen, in samenwerking met culturele instellingen; • Jeugd en jongerenproject Schuttingtaal, waarbij jongeren hun eigen talenten op schuttingen lieten zien. (Hooligans van Go Ahead Eagels). Daarnaast is er een groot educatief project voor het vmbo, Brede Scholen, en het mbo. Projecten die met een variatie aan organisaties tot stand zijn gekomen. Cleveringa: ‘Ik wil eindigen met de aanjaagfunctie. Een aanjager heeft leiderschap nodig met lef. Je moet twee volstrekt verschillende werelden; culturele instellingen en welzijnsinstellingen bij elkaar brengen. Die werelden willen dat uiteindelijk zelf ook wel, maar men moet koudwatervrees overwinnen. Je moet in het uitvoeren en aansturen van activiteiten slagvaardig zijn en vooral heel intuïtief. Je moet voelen waar de crux zit in een proces. Verder gaat het om heel veel mensen, van de mensen op de vloer tot en met bestuurders van organisaties. Je moet ze kunnen motiveren en inspireren. En zorgen dat zij andere mensen gaan motiveren en inspireren. Je moet steeds nieuwe vormen zoeken en verbeeldingkracht hebben om te kunnen voorstellen hoe dingen er kunnen uitzien die er nu nog niet zijn. Dat zijn kwaliteiten die een aanjager moet inbrengen. De burger die actief wordt, motiveert en inspireert weer andere mensen. Het is het uitvinden van een nieuwe manier van samenleven, de huidige situatie anders maken. Het is uiteindelijk de burger zélf die dat bewerkstelligt.’
56
Na Cleveringa vertelt Nazime Arslan over Deventer Blik. Ze stelt zichzelf eerst voor: ‘Ik ben 32 jaar oud, heb drie kinderen en woon dertien jaar in Nederland, in Deventer. Mijn beroep is lerares basisonderwijs. Ik ben een kind van een gastarbeider uit Duitsland en daar ben ik opgegroeid.’ Dan leest zij voor: ‘De mens wordt geboren als onbeschreven schoon blad, sommige dingen kunnen baby’s meteen al na de geboorte. Zoals huilen, drinken, vasthouden. Maar de meeste dingen moet je als mens leren. Het hele leven is een leerproces en houdt pas op als je doodgaat. Kennis is niet aangeboren, het is iets dat je moet leren. Zonder schrift te leren weet je een heleboel niet. Het vak geschiedenis is bij voorbeeld zoiets, als je iets wilt weten over de Tweede Wereldoorlog, dan moet je het leren en wil je het begrijpen dan moet je je erin verdiepen. Met de geschiedenis van de gastarbeiders is het net zo. Want daarover gaat het project Deventer Blik. En wil je dit fenomeen dat in de jaren zestig heeft plaatsgevonden en tot nog in deze eeuw de vruchten afwerpt echt begrijpen, dan moet je je erin verdiepen en dat heb ik gedaan met een heel groot clubje.’
Het project Deventer Blik is aanleiding geweest voor het maken van een 18 meter lang stuk geborduurde geschiedenis. De inspiratiebron was het project Delftse kleden (zie ook workshop 5). Nazime Arslan: ‘Per persoon was er 1 meter bij 1 meter om te borduren. Veel werk, maar de kunstenaar had net zoveel werk als wij, hij moest 18 meter gaan tekenen en de kleuren erin aangeven. Deze geschiedenis ging over de migratie en migranten uit Turkije. De grootste groep immigranten in Deventer bestaat uit Turkse mensen. Meer dan 40 jaar is het nu geleden dat de eerste gastarbeiders naar Nederland kwamen en ze hebben hier dag en nacht gewerkt, soms onder miserabele omstandigheden. Met de bedoeling om uiteindelijk voorgoed naar hun geboorteland terug te gaan. We weten dat het anders is verlopen. Het borduurkleed geeft een ‘Blik’ op de leefwereld van de migranten. Waar komen ze vandaan, hoe zijn ze hier naartoe gekomen, en waar zijn ze nu mee bezig. Op een doek van 18 meter kon je niet alles afbeelden en het mocht niet een heel ingewikkeld doek worden. Dus moesten we selecteren. De selectie bestond uit 18 Turkse vrouwen en samen met de ontwerper, de kunstenaar, hebben we eerst gebrainstormd, over wat de bedoeling is. We moeten iets over gastarbeiders doen, met de handen maar hoe doe je dat? Uiteindelijk hebben we besloten om het door middel van borduren te doen, dat was voor iedereen bekend. Het resultaat was overweldigend. We stonden met open mond: hebben wij dit tot stand gebracht. Na een periode van twee maanden brainstormen, ontwerpen en plannen maken, konden we met borduren beginnen. Er was zelfs iemand die met de naaimachine kon borduren. Zij heeft twee meter in drie maanden tijd geborduurd. Terwijl wij maar één meter met moeite af konden krijgen. Iedereen was enthousiast en vastberaden om dit werk netjes en op tijd af te krijgen. Wij moesten in zeer korte tijd heel veel presteren. Maar we hebben ervan genoten ondanks de deadline die we moesten halen. De zomervakantie stond voor de deur. Iedereen wilde op vakantie gaan, mijn bevalling naderde en ondanks kleine kinderen, werk en gezin hebben we er dag en nacht aan geborduurd en ik ben heel erg trots op het resultaat. Ik wil zeggen dat het heel erg educatief is geweest, we hoeven niet veel te vertellen, de beelden spreken voor zich. Het was net een open boek maar dan alleen maar met beelden. Je kunt het op scholen gebruiken voor de geschiedenis lessen omdat concreet materiaal meer zeggingskracht heeft dan alleen maar lezen of luisteren. Het allerbelangrijkste is het gemeenschappelijke, het is laagdrempelig en bevordert de communicatie tussen de allochtone en autochtone bevolking. Wat ik ook heel belangrijk vind is dat de geschiedenis van de gastarbeiders, de geschiedenis van Europa is. Mijn ouders zijn een levend monument. 40 jaar geleden is er wat gebeurd, een stroom van arbeiders, maar de consequenties zien we nu.’
57
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:25
Pagina 58
Tussen haar betoog door laat zij de videoregistratie Herinnering in borduursteken, 18 Turkse vrouwen, 18 meter borduursels, 18 meter geschiedenis Turkije-Deventer zien. Daarin vertellen enkele Turkse vrouwen hun eigen verhaal. Sikko Cleveringa: ‘Deventer Blik heeft verschillende producten opgeleverd. Een kinderboek, een wijkproject waarbij kunstenaars de wijk in gingen, een expositie in de buurt, op 10 verschillende manieren is de geschiedenis van de migranten in Deventer aan de hand van de Deventer Blikfabriek in beeld gebracht en verteld. Dit tapijtproject is door het Historisch Museum getrokken. De video is door een videoproductiebedrijf in Deventer begeleid. Op negentien november wordt het laatste project afgerond. Er is een boek, van een historicus in opdracht van de IJssel Academie, over de hele geschiedenis van de Blikfabriek en er is gebruik gemaakt van het bedrijfsarchief. Daardoor kun je ook de hele strategische besluitvorming van de fabriek volgen, wat voor invloed het heeft gehad op de economie en de samenleving, en niet alleen op migranten maar ook op autochtone Deventernaren.’ Hij vindt het project van Nazime Arslan hét voorbeeld van een goed georganiseerde vrouwengroepering van de moskee. Maar zij heeft voor dit project gebruik gemaakt van professionele culturele voorzieningen in de stad, wat voorheen niet gebeurde. Een kunstenaar heeft de vrouwen geholpen om hun verhaal dat ze zelf goed kenden, te vertellen op een manier dat heel Nederland er kennis van kan nemen. En op een vernieuwde manier kan men naar zichzelf kijken en een breder publiek kan dit verstaan. <
58
Zes workshops over zes succesverhalen In het tweede deel van de middag spreekt dagvoorzitter Geert Dales met de gespreksleiders die in het kort hun bevindingen kenbaar maken. ‘Het lokale bestuur moet openstaan voor faciliteren en inspireren. Er moet vertrouwen zijn in de organisatie en bevlogenheid van de betrokken bestuurders.’ Helmer Koetje, door Geert Dales gevraagd naar de uitkomst van zijn workshop Museum Jan Cunen in Oss, lijkt met een open deur aan te komen. Maar niets is minder waar, want hij voegt er meteen richting zaal aan toe: ‘En schrikt u niet: geen toegangsprijs voor het museum…dan kan de opbrengst ook niet meer tegenvallen!’ Koetje vertelt hoe met actief inspelen op nieuwe publieksgroepen, vooral jongeren, leerlingen van het vmbo, de weg naar het museum wisten te vinden. Dat gebeurde onder meer door het museum ‘naar de school te halen’. Bij het lyceum in Oss werden zalen bijgebouwd die als museum werden ingericht en zo ontstond de Museumschool, die goed is voor een blijvende belangstelling onder de jongeren van Oss. Dales gaat naar Charles Linssen, gespreksleider bij de workshop Carmen in Wateringen en Turandot in Midden-Delfland. Sprankelende geestdrift kenmerkt ook hier de uitkomst. Linssen over de uitvoeringen van Carmen en het bereikte resultaat: ‘Het enthousiasme straalde eraf, hier is sprake van een goed voorbeeld van samen iets opbouwen op een geweldige manier en waar heel veel mensen aan konden meewerken.’ Dales: ‘Maar hoe is het met de risico’s bij zo’n omvangrijk project als een opera?’ Linssen: ‘Weinig risico’s, heb ik begrepen. Als je het goed organiseert, met een paar gekken erbij, dan lukt het wel, dan maak je veel mensen enthousiast. Zelfs mensen die niets met opera hadden, denken er nu heel anders over.’ ‘Zorg dat de communicatie goed is, pluk mensen van de straat. Daar heb je bewogen kunstenaars voor nodig, die halen mensen gewoon van het schoolplein.’ Angelique Jonker, gespreksleider van de workshop Delftse Kleden in Delft, vertelt over een uniek project waarbij vrouwen uit tal van nationaliteiten en verschillende culturen samen kwamen om een kleed te borduren, hoe dat zelfs een vervolg kreeg. Ze vertelt ook hoe er in haar workshop in een minimum van tijd ook echt gewerkt werd: ‘Aangemoedigd door de kunstenaars, zat iedereen bij ons te borduren. Wat duidelijk werd, is dat je voor zoiets een goede projectleider nodig hebt en een inspirerende kunstenares, zoals hier het geval was.’ In Zaanstad werkt kunstenares Ida van der Lee in opdracht van de gemeente in de her-
59
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:25
Pagina 60
structurerings- lees sloop- wijk Vissershop. Sloophamer Schatkamer, zo heet het project. ‘Rituelen en afscheid nemen, slooprenovatie van een wijkje waar generaties mensen waren opgegroeid. Hoe pak je dat aan?’ Gespreksleider Jan de Vletter vertelt hoe de kunstenares uiterst zorgvuldig met emoties omging en goed aanvoelde hoezeer het hier ging om afscheid nemen. De Vletter: ‘Er moesten grote weerstanden worden overwonnen. In het begin was er geen sprake van commitment tussen alle partijen. Maar door de manier van aanpak van de kunstenares zag ook de woningcorporatie in dat het weerbarstige proces van slopen via een rouwproces en afscheid nemen door de mensen uit de wijk te accepteren was.’ In Deventer woont een grote Turkse gemeenschap. Veel Turken uit de eerste en tweede generatie streken er neer om werk te vinden, bij onder meer de blikfabriek Thomassen en Drijver. Er werd een cultuurmakelaar in de arm genomen met de opdracht de geschiedenis te activeren. Cultuurmakelaar Sikko Cleveringa vertaalde dat naar de historie van de blikfabriek en degenen die er werkten in het project Deventer Blik. Gespreksleider Rob Gast: ‘De bestuurlijke houding speelde een belangrijke rol: die straalde enthousiasme uit. Dat gebeurde ook bij de kunstenaar. Er werd een vertaalslag gemaakt naar bredere groepen mensen en zo ontstond ook een 18 meter lang borduurwerk.’ De rol van de cultuurmakelaar is duidelijk: aanjagen, doorzetten en bewoners samenbrengen via kunst en cultuur." Geert Dales: ‘Ik hoor hier alleen maar succesverhalen. Gaat er dan nooit iets mis?’ Er komt een reactie vanuit de zaal van een beleidsmedewerkster uit Hoorn. Daar zou als kunstobject een ‘Glazen Huis’ komen. De bewoners konden meedenken, er zouden allemaal foto’s komen, onder meer van vondsten in de wijk en van bewoners die nooit naar buiten komen. Het leek allemaal voorspoedig te gaan, tot de bewoners zeiden: ‘No way, in deze wijk geen glazen huis.’ En het project ging niet door.
60
Geert Dales: ‘Wat is daar verkeerd gegaan?’ Het antwoord luidt: er was een bevlogen college van B en W, een bevlogen ambtenaar, een bevlogen kunstenaar en dat leek ook zo bij de bewoners. Maar het ging om een nieuwe wijk en er waren toch té veel tegenstellingen. <
61
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:25
Pagina 62
De prijswinnaars van links naar rechts Jeanne van Heeswijk, Tineke Verstegen en Hester Keijzer
Een verrassende prijsuitreiking Bijna aan het slot van de dag, nadat de gespreksleiders van de zes workshops hun conclusies uit de workshops aan de zaal hebben verteld, breekt het spannende moment aan waarop bekend wordt gemaakt wie van de drie genomineerden met de Stimuleringsprijs van 20.000 euro thuis gaat komen. Aan Mat Meijs, secretaris van het Cultuurfonds BNG valt de op dat moment nog twijfelachtige eer één van de drie blij te maken en de andere twee met lege handen naar huis te sturen. Meijs begint meteen de spanning erin te houden als hij zegt: ‘Toen ik vanochtend van huis ging had ik drie cheques bij me, waarvan er maar één kon worden uitgereikt. Vanmiddag hebben we hier op de eerste rij een soort ingelaste bestuursvergadering gehad, omdat we als bestuur vonden dat het gat tussen 20.000 euro en helemaal niets toch wel erg groot was. Daarom hebben we besloten vandaag drie prijzen uit te reiken, maar niet alle drie van 20.000 euro. Er zijn nu twee prijzen van 5000 euro en één van 20.000.’ Dan deelt hij bloemen uit, houdt de spanning voelbaar…om dan met het hoge woord te komen. ‘Wilt u dat de spanning nog verder wordt opgevoerd’, vraagt hij de zaal eerst nog even. In de wandelgangen kon je deze dag horen dat een aantal congresgangers meende dat de kaarten tevoren geschud waren. Immers de kunstenares Jeanne van Heeswijk, één van de drie gegadigden had door haar eerdere presentatie veel meer bekendheid bij de stemmende deelnemers kunnen neerleggen dan de andere twee. Dat riep vragen op. Mat Meijs maakt een eind aan alle twijfels als hij uitroept: ‘De eerste prijs gaat naar Exota!’. Een totaal verraste Tieneke Verstegen neemt haar cheque nog vol ongeloof in ontvangst en zwaait ermee naar de opgetogen Anneke van Leeuwen, die met haar spetterende betoog het project van de kunstenares mede tot winnaar had gemaakt. En door de royale geste van het Cultuurfonds hoefden de twee overige genomineerden niet hun best te doen enige teleurstelling te verbergen, immers nu gingen ook zij zeker niet met lege handen huiswaarts. <
62
63
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:25
Pagina 64
Community Art vangt de zaal in een reusachtig web
De Britse entertainer Adam Fields betreedt het podium met de vlotheid van een zelfverzekerde, vrolijke zakenman, met zijn diplomatenkoffertje. Hij blikt met schelmse uitdaging de zaal in en begint zijn ‘verkooppraatje’. In rappe woorden predikt hij de gemeenschapskunst, de Community Art. Daarover ging het toch vandaag? Hij polst zijn publiek en met spiedende ogen lijkt hij de zwakke plekken te zoeken. Het is duidelijk dat we nog niet van hem af zijn. En dan komt de aap uit de mouw, of liever: het garen uit zijn koffertje. Hoog werpt hij een kluwen wol de zaal in en de wollen draad verbindt hem nu met de zaal. Fields spoort de mensen aan de kluwen verder te gooien en opeens lijken overal nieuwe bollen wol door de de zaal te vliegen. De vrolijkheid groeit en het wolwerpen krijgt een omvang waardoor in korte tijd een kleurrijk spinrag over de hoofden van het publiek gaat groeien. Het gaat maar door en de artiest op het toneel geniet er zichtbaar van. Na enige tijd komt zijn volgende idee: het ontstane ‘Gesammt Kunstwerk’ moet langzaam over de hoofden van het publiek heen naar het podium komen. Ook dat roept hilariteit op, want zoals het in een goed web ook bij de spinnen gaat, blijft er van alles in dit wollen weefpatroon achter. Weldra kan Fields met de eerste bril zwaaien die met het kunstwerk is meegekomen. Degene die het niet meer ziet zal de eigenaar wel zijn. 64Zo eindigt de dag waarin heel veel besproken is en waarop tal van ervaringen zijn uitgewisseld over gemeenschapskunst, in een vrolijke apotheose. <
65
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:25
Pagina 66
slotwoord sandra trienekens
‘Zie met eigen ogen wat kunst voor de gemeenschap kan betekenen’ De rol van bestuurders en kunstenaars De conclusies uit de workshops met betrekking tot de rol van bestuurders en kunstenaars in gemeenschapskunstprojecten werden met de volgende steekwoorden samengevat: Lokale bestuurders moeten: • openstaan voor nieuwe ideeën; • faciliteren en inspireren; • vertrouwensbanden smeden tussen organisaties, bewoners en bestuurders; • concurrerende partijen samenbrengen in één project; • vooral ook de scholen en lokale kunstinstellingen aan de projecten verbinden. Maar gemeenschapskunst vergt volgens de deelnemers vooral bevlogenheid en passie: Verdedig de kunst(projecten) met verve in de strijd tussen cultuur en welzijn. En moet dat ene hek, dat volgens de voorschriften dicht moet zijn, werkelijk dicht blijven tijdens de voorstelling? Kunstenaars moeten: • goede kunstenaars zijn; • communicatief sterk zijn; • goede projectleiders zijn; • bewoners over hun drempels weten heen te helpen; • zich gesteund weten vanuit de gemeente. Maar gemeenschapskunst vergt volgens de deelnemers vooral flexibiliteit: Gaat een project niet zoals gepland, zoek dan ter plekke en samen met de deelnemers naar iets wat beter aansluit op hun leefwereld en beleving. Effecten Een aantal voorbeelden die in de workshops aan bod kwamen richt zich op stedelijke vernieuwing, zoals Sloophamer Schatkamer in Zaandam, en liet zien dat je mensen bij zo’n ingrijpend proces kunt betrekken en hen over hun weerstand tegen sloop heen kunt helpen. Andere projecten hadden als direct doel het ontwikkelen van gemeen-
67
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:25
Pagina 68
schapszin of het anderszins creëren van samenhang, zoals Delftse Kleden, Carmen in Waterland of Stichting B.a.d. in Rotterdam. Eén deelnemer aan zo’n project, die het workshoppubliek over zijn ervaringen vertelde, vatte het effect als volgt samen: ‘Je blijft elkaar zien en spreken, je valt van de ene reünie in de andere. Het mooie is dat er een gezamenlijke taal is ontstaan met mensen, die je anders waarschijnlijk niets te zeggen zou hebben’. De doelstellingen, en daarmee ook de effecten, worden hier dus vooral gezocht op het vlak van de betrokkenheid bij de leefomgeving en het creëren van een netwerk tussen mensen en organisaties. Tenslotte waren er voorbeelden gericht op ‘sociale insluiting’ van groepen (Deventer Blik) of individuen (het mondig maken van mensen door Museum Jan Cunen in Oss). De verschillende effecten roepen vragen op met betrekking tot de opzet en de evaluatie van gemeenschapskunstprojecten. Moet het om gemeenschapszin in de zware betekenis van het woord gaan of zijn we al heel tevreden als we mensen persoonlijk hebben kunnen raken? Bij de effecten op het persoonlijke vlak valt te denken aan het ontwikkelen van sociale en culturele vaardigheden of het opdoen van werkervaring door het mee organiseren van een project. Deze persoonlijke effecten zijn om meerdere redenen belangrijk. Ten eerste is het de vraag hoe duurzaam de effecten op het niveau van netwerken tussen groepen zijn als projecten een eenmalig karakter hebben. Ten tweede is sociale cohesie in de zwaardere betekenis van het woord, de verbondenheid met de nationale staat, nog nooit als effect aangetoond. Ten derde gaat het bij gemeenschapszin of sociale cohesie niet alleen om de groepsdynamiek, maar ook om de persoonlijke vaardigheden – het leren openstaan voor anderen of het over je eigen grenzen en (voor)oordelen heen leren kijken, want het zijn tenslotte deze vaardigheden die de basis vormen voor een sterke gemeenschap gebaseerd op een krachtige, doch luchtige vorm van gemeenschapszin.
68
Ter overweging Tevens roept de discussie over de effecten de verschillende opvattingen over de sociaalmaatschappelijke doelstellingen van gemeenschapskunst in herinnering die in de inleiding werden aangestipt. Bij wijze van conclusie kunnen we stellen dat we bij voorkeur, met een gezonde polder-nuchterheid, tussen de twee extremen in zouden willen zitten: tussen het streven naar een benauwde vorm van gemeenschapszin en het onverbeterlijke verlangen naar autonome kunst. Want dat laatste is ook traceerbaar in het debat over kunst en gemeenschap, in de roep ‘maar het moet wel kunst zijn!’ en in de gedachte dat kunst er niet is om problemen op te lossen. Maar waarom zouden we – nu we een instrument hebben waarmee dat kan – kunst niet bewust inzetten in bepaalde wijken? We interveniëren toch hoe dan ook in die wijken met beleid? En waarom zou je (hang)jongeren alleen proberen te bereiken met sport en niet met kunst? Het positieve van de gemeenschapskunst is nu juist dat het
extra gereedschap vormt in de ‘toolkit’ van de bestuurder om af en toe wat aan de gemeenschap te kunnen sleutelen. Want als we het met elkaar eens zijn dat ‘kunst mensen bij elkaar brengt’, dan geldt: grijp die kans, zet (gemeenschaps)kunst doelgericht in en vrees niet voor de ondergang van de autonome kunsten, want zoals Jeanne van Heeswijk zei, kunstenaars doen uiteindelijk toch wat ze willen! Tot besluit zou ik me willen richten tot de bestuurders en willen zeggen: faciliteer niet alleen, neem zelf actief deel aan gemeenschapskunstprojecten in uw gemeente of provincie. Verleg uw eigen grenzen, leer de inwoners kennen en zie met eigen ogen wat kunst voor de gemeenschap kan betekenen. <
69
opmaak bngboekje def
05-11-2005
16:25
Pagina 70
Colofon Congres Het Cultuurfonds van de Bank Nederlandse Gemeenten en Kunstgebouw, Stichting Kunst en Cultuur Zuid-Holland, hebben op donderdag 22 september 2005 een congres georganiseerd met als thema: Kunst, cultuur en gemeenschapszin. Aanleiding hiervoor was het 40-jarig jubileum van het Cultuurfonds BNG en het 10-jarig bestaan van Kunstgebouw.
Cultuurfonds BNG Postbus 30305 2500 GH Den Haag (070) 3750523 www.bng.nl
Kunstgebouw Broekmolenweg 16 2289 BE Rijswijk (015) 2154515 www.kunstgebouw.nl
Voor vragen over projecten op het gebied van gemeenschapskunst: Cultuurnetwerk Nederland Ganzenmarkt 6 Postbus61 3500 AB Utrecht (030) 2361216 www.cultuurnetwerk.org
Redactie Het verslag van het congres Kunst, cultuur en gemeenschapszin is van de hand van Ko van Leeuwen. De verslagen van de zes workshops zijn gemaakt door de studenten Isabelle Hegeman, Carolien Holst, Jan Willem Keizer, Pauline Koning, Louise Kranenburg en Janneke van Lisdonk. Ko van Leeuwen heeft deze geredigeerd. Sandra Trienekens, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en freelance onderzoeker op het gebied van burgerschap, culturele diversiteit en community arts, schreef de inleiding en het slotwoord. Eindredactie: Mat Meijs. Fotografie Jeroen Bouman, Emy Barendse (Dario Fo College), Peter Cox, Gonnie Kleine, Max Linssen Foto omslag: ‘Met andere ogen’, deel van het project De Strip fotografie: Tamar de Kemp Grafisch ontwerp Bertine Colsen, Den Haag Drukwerk Drukkerij Ando, Den Haag Met dank aan Ton van Gestel, Truus Gubbels, Frank van der Hulst, Lydia Jongmans, Fieke Krikhaar, Gusta Lebbink, Peter Maissan, Angelique van Motman, Dirk Noordman, Annette Piket, Pieter Prick, Tom van Vliet, Ina Westerveen, Karel Winterink, Francis de Zeeuw, Michiel Zonnevylle.