Opleidingswerkplan Rotterdamscentrumvoortheater juli 2013
Rotterdam, juli 2013 Voorwoord KEN JE VAK, WEET WAT JE ERMEE WIL EN WEES JE BEWUST VAN JE ROL IN DE SAMENLEVING Het rcth biedt een professionele kaderopleiding in deeltijd aan. Inmiddels zijn we een van de weinige opleidingen die er nog in Nederland over zijn en de enige die elk jaar start. Het is jammer dat de concurrentie bijna is verdwenen, maar het maakt wel dat we een grote toestroom van studenten hebben, uit heel Nederland tot België aan toe. Onze opleiding is gecertificeerd door de Kunstinspectie. Bij het rcth krijg je een erkend diploma dat je officieel regisseur maakt voor het amateurtheater. De afgelopen jaren hebben we nog een profiel ontwikkeld in spel en voor theatercoach voor school en straat; die twee opleidingen zijn voor de komende jaren ook gecertificeerd. Wij leiden mensen op die vakmatig theater kunnen maken, als speler, als regisseur of als theatercoach. Studenten leren bij ons de klassieke technieken in regie, dramaturgie en spel, in methodiek en pedagogiek. Wij willen dat studenten dat kunnen op een erkend, hoog niveau. Daarnaast besteden we veel aandacht aan de rol van theater en die van kunstenaar in de samenleving. Daarmee schrijven we niet voor wat je ermee moet doen, maar wij willen dat studenten er goed over nadenken. Kwaliteit en sfeer, die beide elementen zijn even belangrijk, zowel in het rcth als in het Cultuurhuis Delfshaven. Ieder die hier komt, moet zich niet alleen thuis voelen, maar zich ook gekend weten en zich welkom voelen. Te veel culturele instellingen hebben niet alleen een psychologische drempel maar ook een drempel in de vorm van hun imponerende gebouw. Er zijn veel kunsttempels; als je er binnenkomt wordt de bezoeker overweldigd door een gevoel van ‘Oooh’. Daar heb ik niets op tegen, genoeg mensen zijn in staat zichzelf over die psychologische drempel heen te tillen, maar er zijn meer mensen die dat niet kunnen en ook niet kennen. Daarom ben ik zo blij dat de toneelzaal van ons gebouw aan de Mathenesserdijk geen podium heeft. Ons gebouw is licht en open, met een oase van groen. Onze bomen en planten trekken in deze deelgemeente veel vogels. Dat is onverwacht. Dat groen en dat licht beïnvloeden de sfeer. In de benadering van studenten, publiek en spelers willen we die sfeer voortzetten. Vanaf dag een maakt elke student deel uit van een theaterproject. Bij elke stap die een student zet in zo’n maakproces staat de vraag centraal: waarom doen we dit? Wat wil je ermee bereiken? Voor welke doelgroep maak je je werk? Het rcth maakt ook voorstellingen voor jongeren en kinderen over maatschappelijke thema’s. Dat is slechts een onderdeel van onze praktijk, maar onze studenten worden daarmee direct geconfronteerd. Zij zien: zo kun je theater ook inzetten. We hebben net een cyclus Shakespeareprojecten afgesloten, met Ten Oorlog van Tom Lanoye die Shakespeare heeft bewerkt. Ook de klassieke tekst is een wezenlijk onderdeel van de opleiding, net als dramaturgie. Je moet weten hoe een tekst in elkaar zit, je moet hem kunnen analyseren om hem te kunnen spelen voor publiek. We slaan bruggen. Niet alleen tussen het klassieke theater en de maatschappelijke toepassing van theater, maar eigenlijk in alles. We zijn ook Cultuurhuis Delfshaven, waardoor we vanuit de opleiding en met bewoners van de deelgemeente voortdurend komen tot vruchtbare wisselwerking. Er gelden bij ons geen specifieke opleidingsvoorwaarden. Iedereen doet auditie. We werken dan aan een zelf meegenomen tekst om te ontdekken of iemand leerbaar is. Waarbij we op zoek gaan naar wat iemand nog niet kan. Veel opleidingen steken in op wat iemand al kan, maar het mooiste is als je een student zover kunt brengen dat hij gaat doen wat hij nog helemaal niet kan, of kent. Bij die auditie, die individueel en heel pittig is, toetsen we ook de taalvaardigheid, want je moet in staat zijn om, ook in het Engels,
2 van 25
stukken te kunnen lezen en teksten te analyseren. Het vak heeft zich ook in intellectuele zin ontwikkeld, daar bewegen wij in mee. Voordat mensen auditie doen, zijn ze al op een informatieavond geweest. Die organiseren we regelmatig. Geïnteresseerden kunnen hier informeel kennismaken, een les bijwonen en vragen stellen. Die avonden zijn al een selectie op zichzelf. Waarin we ook uniek zijn is dat studenten uit alle jaargangen in onze opleiding door elkaar heen werken. Ouderejaars ontfermen zich over eerste- en tweedejaars, ze coachen op de vloer, en de eerstejaars worden meegenomen in de kwaliteit van de tweede- en derdejaars. We volgen de ontwikkeling van elke student nauwgezet. Na afloop van elk project is er een intensieve evaluatie met de groep waarmee de lessen hebben plaatsgevonden. Dat zijn lange vermoeiende sessies die altijd heel interessant zijn. Iedereen leert daarvan. We hanteren geen cijfers, maar gebruiken de termen onvoldoende, voldoende en goed. Wij zeggen altijd: als het goed is, is het jammer. Want wat moet je dan nog doen? Het gaat ons om het leertraject. Je mag examen doen als je op alle criteria goed hebt. Dan kom je in de pittige procedure van een staatsexamen terecht. De landelijke reputatie van het rcth is groot; de inspectie meldt ons altijd dat het niveau van onze examens het hoogste in Nederland is. Na deze opleiding is het moeilijk om geld te verdienen met theater; daarom stellen we zulke hoge eisen. Het rcth bestaat 25 jaar, dus er zijn nu 22 lichtingen van de examens geweest; de eerste vond na drie jaar plaats. Negentig procent van onze oud-studenten is actief in theaterland. Van hen zijn er veel die ervan leven. Het zijn geen beroemde acteurs geworden, maar velen zijn actief in dat prachtige grijze gebied tussen het amateurtheater en het professionele. Afgestudeerden hebben een eigen bedrijf, ze trainen of zijn docent. Er zitten ook hoogkwalitatieve regisseurs bij. Het zijn allemaal eigenwijze mensen, ze weten goed waarom ze doen wat ze doen, ze slaan andere wegen in. Ze kunnen zowel een mooie rol spelen of een mooie regie maken als met een groep werken in een wijk, bijvoorbeeld. Velen hebben leidinggevende plekken gevonden of ze schrijven voor theater. Het is een zegen dat je mag studeren, zeg ik altijd. De opleiding wordt gesubsidieerd door de gemeente Rotterdam. Ik vind dat je van elke euro die er in jou geïnvesteerd wordt, er een aantal terug moet geven aan de samenleving. Dat doen onze studenten, daar ben ik trots op. Je krijgt iets en je geeft iets terug. Tijdens de opleiding steken we veel energie in het benoemen van ieders eigen idealisme en droom. Ken je vak, weet wat je ermee wil en wees je bewust van jouw rol in de samenleving als kunstenaar. Die drie elementen, daar gaat het bij ons om.
Paul Röttger, algemeen directeur/theatermaker
3 van 25
Rotterdam, juli 2013 kader Het rotterdamscentrumvoortheater (rcth) is een instelling met een lesaanbod voor jong en oud op het gebied van spel, theaterregie en theatercoaching. Alle uitvoerende, makende en reflecterende aspecten van het theatervak worden aangeboden in combinatie met lessen in didactiek en methodiek. De lessen vinden plaats in het eigen gebouw aan de Mathenesserdijk in de Rotterdamse wijk Delfshaven. Dit huis doet naast lesruimte ook dienst als voorstellingslocatie en cultuurhuis voor de wijk. Het rcth maakt en speelt hier ook haar eigen producties die, met voor- en nawerk, als theatereducatieve trajecten worden aangeboden aan scholen en maatschappelijke instellingen. De studenten lopen bij deze projecten stage in aanvulling op hun stages in het amateurcircuit, op scholen en in het sociaal maatschappelijk veld. Het rcth biedt met deze combinatie van activiteiten en functies een actuele leeromgeving die zorgt voor een dynamische uitwisseling tussen de theorie, de training en de praktijk.
4 van 25
Inhoudsopgave voorwoord 1
verantwoording 1.1 feitelijke gegevens 1.2 uitgangspunten van het opleidingswerkplan 1.3 rcth als een sleutel in het amateurkunstenveld 1.3.1 veranderingen in het veld 1.3.2 verschuivingen in samenstelling van instroom studenten 1.3.3 samenvattend 1.4 een gelijkwaardige aandacht voor vakmatigheid en praktijkervaring
2
doelstellingen 2.1 de studenten 2.2 de opleidingen 2.2.1 deelcertificaten 2.2.2 kaderopleidingen
3
visie 3.1 3.2 3.3
een interactieve houding richting maatschappij, leerstof en leeromgeving vijf peilers voor een veilige en productieve leeromgeving leeswijzer voor het praktisch gedeelte van het opleidingswerkplan
4
organisatie 4.1 schematisch overzicht van het opleidingstraject 4.1.1 spelprojecten 4.1.2 reflectie en verdieping 4.2 de leeromgeving 4.3 monitoring van de studievoortgang 4.4 het docententeam
5
inhoudelijk plan 5.1 toelating tot de opleiding 5.2 vakinhoudelijke invulling van het lesprogramma 5.2.1 spelprojecten 5.2.2 vakspecifieke verdiepingsblokken 5.2.3 stages en methodiek 5.3 evaluatie en beoordelingen 5.3.1 beoordeling lesblokken 5.3.2 beoordeling examentraject 5.3.3 transparantie van beoordelingen 6 6.1 6.2 6.3
kwaliteitszorg een verzameling aan dialogen de interne dialoog ambities
nawoord bijlagen:
1. 2. 3. 4. 5.
verkorte cv’s docenten beoordelingsformulier audities beoordelingsformulieren roosters seizoenen 2011-2012 & 2012-2013 cultuurplanaanvraag 2013-2016
5 van 25
Rotterdam, juli 2013 1
verantwoording
1.1 feitelijke gegevens Dit is een actuele versie van het opleidingswerkplan dat in 2013 is opgesteld door Paul Röttger - algemeen directeur en theatermaker van het rcth, Dominique Mol- dagelijkse leiding en Sylvia Weening – opleidingscoördinator en lid dagelijkse leiding. Christiaan Mooij - regisseur, docent - was bij dit plan betrokken als auteur, inhoudelijk adviseur en voerde de eindredactie. Joke Ligterink schreef via ‘Zeeftekst’ het voorwoord n.a.v. een interview met Paul Röttger. Aan de basis van dit plan ligt 25 jaar ervaring van de instelling, gesprekken met docenten, ervaring met/wensen van studenten en de gesignaleerde ontwikkelingen in de directe en grootstedelijke omgeving van het rcth in relatie tot de uitvoeringspraktijk. 1.2 uitgangspunten van het opleidingswerkplan Het voorliggende opleidingswerkplan is qua opzet gestoeld op het Landelijk Raamleerplan Kaderopleiding Theaterregisseur voor de Amateurkunst. Dit raamwerkplan dateert uit juni 2009 en is uitgegeven door Kunstfactor. Binnen het gehele opleidingstraject volgt het rcth de drie fases van het fundament via de verdieping tot de uitvoering. Daarbij komt de werkwijze van het rcth: vanaf dag één wordt op de vloer gewerkt, waardoor theorie, toepassing en presentatie in samenhang worden ontwikkeld. Deze twee componenten zijn in het werkplan vertaald naar een opeenstapeling van projecten en vakspecifieke & reflectieve werkblokken. Deze aanpak creëert verticale en horizontale leerverbanden waardoor studenten medeverantwoordelijk zijn voor hun persoonlijke leerontwikkeling én die van hun medestudenten. Ze houden elkaar bij de les, inspireren elkaar, profiteren van elkaars kennis & ontwikkeling en geven mede sturing aan hun opleidingstraject. De docent heeft in het leerproces de rol van brandstichter, katalysator en procesaanstuurder en initieert en bewaakt het niveau van kennisoverdracht. De genoemde opzet vraagt in de opvatting van het rcth niet om een traditionele reeks lessen met naast of na elkaar gedoceerde vakken. Al deze elementen samen maakt dat het opleidingswerkplan niet overal één op één gelijk oploopt met het landelijk raamwerkplan. Dit neemt niet weg dat het geraamte van het opleidingswerkplan bestaat uit de intenties, basisvoorwaarden en einddoelen van het landelijke raamwerkplan. 1.3 rcth als een sleutel in het amateurkunstenveld De positie van het rcth binnen het (amateur)kunstenveld in het kader van de educatie wordt bepaald en gevormd door vragen en wensen van de instromende studenten en de door ons waargenomen ontwikkelingen in het veld. Samen geeft dit inzicht in de bagage waarmee studenten aan de kaderopleiding beginnen en met welke ambities ze na afronding van de opleiding in het veld werkzaam willen zijn. 1.3.1 veranderingen in het veld In de loop der jaren zien wij een verschuiving in de aard en omvang van de voorstellingen die gemaakt worden en de manier waarop deze tot stand komen. Met onze opleiding ondersteunen we die ontwikkeling, maar het rcth houdt ook de vinger aan de pols van de veranderingen met vakmatige en artistiek inhoudelijke ondersteuning. Wij zien een groeiende groep van nieuwe makers die zich bewust niet binden aan een bestaande vereniging. Zij zoeken per gelegenheid een (beperkte) groep spelers en faciliteiten die van belang zijn voor het project dat zij voor ogen hebben. Meer dan in het verleden baseren zij de inhoud en vorm van hun voorstellingen op niet-kant-en-klare theaterteksten. In de praktijk kun je grofweg vier hoofdgroepen onderscheiden op basis waarvan nieuwe makers de behoefte hebben om een voorstelling te ontwikkelen. Dit zijn:
6 van 25
a. bestaand repertoire dat niet wordt gespeeld ‘naar de letter van de tekst’, maar in de uitwerking geïnspireerd is door voorstellingen van professionele makers uit het circuit van de kleine en middenzalen; b. bewerkingen van literaire teksten en films; c. voorstellingen die starten vanuit een thema en via improvisatie veelal leiden tot een zelfgeschreven tekst; d. bijdragen aan maatschappelijke discussies. Theater is hierbij een middel om deel te nemen aan en om helderheid te verkrijgen in het maatschappelijke debat. Daarnaast blijft er een kleine groep makers bestaan die werken binnen de context van een vaste groep spelers op basis waarvan een stukkeuze tot stand komt. Het betreft veelal een hechte groep waarbij het plezier voorop staat en de mainstream ontwikkelingen worden gevolgd. Hieruit afgeleid zijn er steeds meer makers die werken met én voor een specifieke doelgroep. De samenstelling van de spelersgroep is voor de maker veelal een gegeven of komt via een intensieve werving tot stand. Het werk van de maker bestaat uit het aanbieden van een juiste mix van sociaal-maatschappelijke, groepsdynamische en artistieke werkvormen. Samenvattend kun je stellen dat bij de oprichting van het rcth de gediplomeerde regisseur voornamelijk het amateurtheaterveld wil bedienen en dat dit deels is verschoven naar de wens om actief te zijn in het onderwijs en het sociaal-maatschappelijk veld. Zoals beschreven wordt in de volgende paragraaf is deze verschuiving het gevolg van de achtergrond van studenten. Het curriculum van het rcth biedt ruimte aan al de hiervoor genoemde typen makers. Naast het aanleren en ontwikkelen van de benodigde algemene theatervaardigheden geven we studenten de mogelijkheid om zich te specialiseren.
1.3.2 verschuivingen in samenstelling van instroom studenten De positie van het rcth in de gehele keten van theatereducatie valt deels af te lezen aan het soort studenten dat zich aanmeldt. We zien de afgelopen jaren veel studenten die al professioneel actief zijn in een ander werkveld (zoals onderwijs, maatschappelijk en cultureel werk) en via het rcth een tweede vakbekwaamheid willen verwerven op het gebied van theater. Anderen komen voor hun eerste gestructureerde theatervorming en hopen hun kansen te vergroten op doorstroming naar het kunstvakonderwijs. Hiernaast zijn er nog andere motieven waarom men zich inschrijft bij het rcth. Samengevat is de instroom als volgt: a. regisseurs uit het amateur/semi-professionele veld die zich willen (bij)scholen in het regisseren b. mensen die al professioneel werkzaam zijn in het onderwijs of het sociaalmaatschappelijk veld en zich willen bijscholen om theater binnen hun vakgebied actief in te zetten c. amateurspelers die hun spelkwaliteit willen vergroten en vervolgens, als ze actief zijn bij het rcth, hun maakambities ontdekken en daar gevolg aan geven d. jongeren die zich oriënteren op het kunstvakonderwijs theater en hun kansen bij het auditeren willen vergroten e. studenten aan MBO/HBO opleiding in het sociaal maatschappelijk veld f. gediplomeerden van een kunstvakopleiding in een andere discipline (o.a.) dans, grafische vormgeving g. personen met ambitie voor het theatervak, maar die door leeftijd of omstandigheden buiten de kaders van het kunstvakonderwijs vallen 1.3.3 samenvattend 7 van 25
Rotterdam, juli 2013 De voorgaande alinea’s geven een beeld van onze positie in de keten van de theatereducatie. Wij opereren vanuit de deelgemeente Delfshaven in Rotterdam, maar hebben een toestroom van studenten uit heel Nederland. Het rcth vervult met haar opleiding deels behoeften van studenten die niet of nauwelijks door andere instellingen worden vervuld. Daarnaast dragen wij vakmatig en artistiek bij aan de ontwikkelingen in het veld binnen een grootstedelijke context. Precies door deze combinatie ervaren wij dat we op een sleutelpositie zitten die onze studenten extra mogelijkheden biedt en ons verantwoordelijkheden geeft.
1.4 een gelijkwaardige aandacht voor vakmatigheid en praktijkervaring Het rcth is meer dan de opleiding die het biedt. De instelling kent een drietal kernactiviteiten die elkaar onderling versterken. De combinatie van deze activiteiten is uniek, zowel in Rotterdam als in Nederland. Het betreft een samenhang van opleidingen, theatereducatieve trajecten en het Cultuurhuis Delfshaven. Voor de studenten vormt dit een dynamische leeromgeving waarin praktijkervaring wordt opgedaan en kennis en ervaring zowel actief als theoretisch worden uitgewisseld. Niet alleen vindt deze uitwisseling tussen de studenten onderling plaats, maar ook tussen de medewerkers en betrokken studenten. Overall is er een gelijkwaardige aandacht voor vakmatigheid en praktijkervaring, waarbij we studenten stimuleren om betrokken te zijn op de samenleving en de manier waarop we met elkaar omgaan. We leren hen daarop te reageren met theater omdat het je kan laten lachen en huilen, inzicht kan geven en kan relativeren en kan ageren en confronteren. Theater maakt het mogelijk om alledaagse situaties in een nieuwe context te plaatsen. De theatermaker geeft aan thema’s een ‘nieuwe’ artistieke vorm. Hierdoor stijgen individuele verhalen boven de particuliere hervertelling uit. Het vraagt van studenten een persoonlijke en maatschappelijke betrokkenheid én (artistiek) vakmanschap.
8 van 25
2
doelstellingen
2.1 de studenten Voor toelating tot de opleiding selecteert het rcth niet op opleidingsniveau maar op motivatie, theatraal inzicht, maatschappelijke betrokkenheid en leerbaarheid. Hierdoor is de samenstelling van de studentengroep divers qua leeftijd, sociaal-maatschappelijke en culturele achtergrond. De studenten variëren in leeftijd, in woonplaats (Rotterdam of ver daarbuiten), opleiding en werkomstandigheden. Een jaarlijkse mix aan mensen inspireert elkaar en begint, zoals beschreven paragraaf 1.3.2, met uiteenlopende motivatie aan een opleiding van het rcth. 2.2 de opleidingen Om recht te kunnen doen aan de ambities van de studenten en de visie van het rcth bieden wij vier opleidingen aan. Twee ervan worden afgerond met een deelcertificaat en twee met een diploma regisseur voor het amateurtheater. 2.2.1 deelcertificaten Ten aanzien van de deelcertificaten gaat het om: a. de kaderopleiding spel b. de dagopleiding theatercoach voor school en straat ad. a. De kaderopleiding spel geeft de student de mogelijkheid om een ontwikkeling in gang te zetten die leidt tot het kunnen maken van doelbewuste keuzes gedurende het spel. Tevens wordt hij/of zij bewust gemaakt van persoonlijke spelkwaliteiten en talenten en wordt de smaakontwikkeling gevoed. De student leert spelplezier te ontwikkelen en vrijheid in het spelen te creëren. Uiteindelijk kent de speler zijn of haar grenzen en mogelijkheden en weet hij het spelerschap in te zetten en te hanteren binnen uiteenlopende voorstellingen die gebaseerd kunnen zijn op een scala aan theater/speelstijlen. ad. b. Sinds augustus 2011 bestaat de dagopleiding theatercoach voor school en straat voor studenten van het mbo en hbo in sociaal-maatschappelijke velden. Deze dagopleiding volgen studenten naast hun reguliere programma en wordt aangeboden in samenwerking met diverse scholen voor mbo en hbo; Hogeschool Rotterdam: theater en maatschappij, cmv en pedagogiek; Zadkine College: pedagogisch werk; Albeda College: pedagogisch werk; Idee College Gouda: artistiek cultureel werk. We kunnen deze activiteiten aanbieden omdat het rcth door Kenwerk, Calibris en Ecabo is getoetst en voor het mbo en hbo is aangemerkt als erkend leerbedrijf. De dagopleiding leidt theatercoaches voor school en straat op die in staat zijn om zelfstandig met een speciale doelgroep een theaterproject te realiseren en te presenteren. Binnen de kaders van het landelijk raamwerkplan komt dit overeen met fase 1. Dit geeft de studenten de mogelijkheid om na het behalen van het certificaat door te stromen naar de 2 e fase deeltijd kaderopleiding theatercoach voor school en straat. 2.2.2. kaderopleidingen Het rcth kent twee kaderopleidingen die worden afgerond met een diploma regisseur voor het amateurtheater. a. de kaderopleiding regisseur voor het amateurveld b. de kaderopleiding theatercoach voor school en straat c. ad a. De student is na afronding van de kaderopleiding regisseur voor het amateurveld 9 van 25
Rotterdam, juli 2013 in staat om zelfstandig in de rol van regisseur een theatervoorstelling te realiseren binnen de context van het amateurtheater. Hij voldoet aan de competenties en heeft aan alle verplichtingen voldaan zoals die omschreven staan in het Landelijk Raamleerplan Kaderopleiding Theaterregisseur voor de Amateurkunst uit 2009. Daarbij is hij op de hoogte van de actuele uitvoeringspraktijk en weet hij of zij hoe hij zich vanuit een persoonlijke visie in combinatie met vakmatige kennis hiertoe kan verhouden. d. ad b. De student is na afronding van de kaderopleiding theatercoach voor school en straat in staat om zelfstandig in de rol van regisseur met een speciale doelgroep een theatervoorstelling te realiseren binnen de context van het amateurtheater. Hij voldoet aan de competenties en heeft aan alle verplichtingen voldaan zoals die omschreven staan in het Landelijk Raamleerplan Kaderopleiding Theaterregisseur voor de Amateurkunst uit 2009. Daarbij is hij of zij extra toegerust om binnen de actuele uitvoeringspraktijk met bijzondere doelgroepen te werken zonder de persoonlijke visie, de vakmatige kennis en artistieke waarde van een project uit het oog te verliezen. Het werken met bijzondere doelgroepen is een surplus op het diploma regisseur voor de amateurkunst.
10 van 25
3
visie
3.1 een interactieve houding richting maatschappij, leerstof en leeromgeving Het rcth ziet de legitimatie van kunst in de bijdrage die het kan leveren aan de samenleving. Studenten, docenten en medewerkers worden daarom gestimuleerd om hun kennis en ervaring in te zetten voor kwalitatieve kunst die in interactie is met de samenleving. Deze interactieve houding wordt ook gevraagd van studenten bij het verwerven van kennis, vaardigheden en ervaringen. Het curriculum bestaat voor de ene helft uit lessen gericht op het vak theater (dramaturgie, schrijven,vormgeving, spel en regie) en didactiek (psychologie, methodiek en didactiek). Voor de andere helft is het gericht op het opdoen van praktijkervaring. De stof wordt zoveel mogelijk projectmatig en in samenhang aangeboden. Vanaf dag één wordt er op de vloer gewerkt waardoor theorie, toepassing en presentatie in samenhang worden ontwikkeld. Tevens werken studenten van verschillende leerjaren direct met elkaar samen. De toekomstige uitvoeringspraktijk van de studenten heeft doorgaans een heterogene samenstelling op het gebied van theatraal inzicht en spelkwaliteit van spelers en medemakers. Met deze aanpak wordt deze situatie vanaf het begin een normaal werkkader. Daarbij creëert de aanpak verticale en horizontale leerverbanden en maakt het studenten medeverantwoordelijk voor hun persoonlijke leerontwikkeling én die van hun medestudenten. Ze houden elkaar bij de les, inspireren elkaar, profiteren van elkaars kennis en ontwikkeling en geven medesturing aan hun opleidingstraject. In de opleiding wordt de student stap voor stap begeleid naar een toekomstige rol als zelfstandig theatercoach voor school en straat, regisseur of speler. Elke student leert om een persoonlijke visie op thema’s uit het sociaal-maatschappelijke veld te ontwikkelen en te combineren met een artistieke visie. Op de vloer worden theaterprojecten ontwikkeld, waarbij studenten worden gecoacht op het gebied van groepsdynamiek, groepspsychologie, doelgroepbenadering en theatrale uitvoering. Daarnaast doen de studenten uitgebreide praktijkervaring op via openbare presentaties en stages. Om het studieverloop niet te beperken tot de contacturen, coachen de docenten de studenten ook online. Alle studenten hebben een digitaal dossier met lesmateriaal, lesverslagen, regie- en stageplannen en groeps- en persoonlijke beoordelingen. Deze digitale studentendossiers worden online gedeeld, waardoor informatie over studievoortgang en beoordelingen transparant is voor docenten én medestudenten. 3.2 vijf pijlers voor een veilige en productieve leeromgeving De leeromgeving en leerkaders die wij zo creëren doen een appel op de eigen verantwoordelijkheid van de student die in interactie blijft met de opleiding, de lesstof en zijn medestudenten. Het leren en de toetsing van de ontwikkeling bestaat niet uit een reeks momentopnames maar is een doorlopend proces. Om in deze opzet te kunnen slagen rust het leren en de samenwerking op vijf pijlers. Deze pijlers, die van toepassing zijn op de studenten, docenten en medewerkers van het rcth, lichten we helder toe: a. transparantie wees te allen tijde open en eerlijk in je handelen, erken fouten en vergissingen, handel bewust richting jezelf en anderen, vraag feedback en handel daarnaar, laat jezelf zien en kennen, laat zien dat anderen je aan het hart gaan. b. communicatie reageer snel en volledig, communiceer open en eerlijk en zorg dat betrokkenen en zij die het aangaat de communicatie kunnen volgen en uit eerste hand tot zich krijgen, 11 van 25
Rotterdam, juli 2013 wees vaardig in het brengen van slecht nieuws, bewaar je kalmte (ook onder druk), vermijd denigrerende en destructieve taal, beheers correct Nederlands. c. professionaliteit houd je aan afspraken en beloften, neem de verantwoordelijkheid voor een goede samenwerking, wees gedisciplineerd, beheers en train vakmatige kwaliteiten, neem actief de verantwoordelijkheid voor je persoonlijke-vakmatige ontwikkeling en die van het gehele werkproces. d. visie ga het inhoudelijk en vakmatige gesprek aan met je medestudenten en docenten, toets de aangereikte stof aan je eigen waarden en opvattingen en ga hierover met anderen in gesprek, stel jezelf actief bloot aan nieuwe impulsen die bijdragen aan je vakmatige en smaakontwikkeling, laat anderen in hun waarde en ga bij gesprekken in op de zaak en niet op de persoon. e. plezier zie het werken en zoeken niet als een verplichting, vind plezier in het maken van fouten en in het aangaan van persoonlijke ontwikkeling, maak anderen deelgenoot van je plezier en ervaringen, breng je passie voor theater onder woorden en laat dat leidend zijn voor je studie. 3.3 leeswijzer voor het praktisch gedeelte van dit opleidingswerkplan In de volgende hoofdstukken beschrijven we hoe de hiervoor genoemde uitgangspunten zijn vormgegeven in de opbouw, invulling en uitvoering van een concreet lesplan en de organisatie van het onderwijs. Hier staan meer concrete voorbeelden beschreven. Zoals eerder in de tekst aangegeven is de opleiding gestoeld op de normen en competenties van het landelijk raamleerplan, maar hanteert het rcth vanuit haar visie en ervaringen een andere samenhang en compositie van de verschillende onderdelen. Bij de presentatie beginnen we met een overview en zoomen we via het actuele jaarrooster naar voorbeelden van concrete invullingen van deelprogramma’s. Daarbij behandelen we ook de wijze waarop de kwaliteit van het onderwijs en de ontwikkeling van de student wordt getoetst en bewaakt.
12 van 25
4
organisatie
4.1 schematisch overzicht van het opleidingstraject In onderstaand schema staat grafisch weergegeven hoe de driejarige kaderopleiding in grote lijnen is georganiseerd. Het schema moet met de klok mee worden gelezen en geeft aan hoe het maakproces en de reflectie en vakspecifieke verdieping zich tot elkaar verhouden. Elk onderdeel wordt steeds gerelateerd aan het hart van de opleiding dat wij hier hebben samengevat als: passie, betrokkenheid en vakmatigheid. Als een student de hele cirkel heeft doorlopen (wat gelijk staat aan fases I & II van het raamwerkplan) is hij of zij ‘klaar’ voor het eindproject in de vorm de examenvoorstelling (fase III van het raamwerkplan).
4.1.1 spelprojecten Het maakproces ziet het rcth als basis van de opleiding en dit wordt behandeld in de vorm van een reeks aan spelprojecten. Binnen het spelproject doorloopt een student elke fase van het maakproces inclusief een presentatie aan derden. Binnen een spelproject wordt er verticaal gewerkt. Gedurende de gehele opleiding volgt de student verschillende spelprojecten (twee à drie per seizoen) waardoor hij of zij binnen elk afzonderlijk spelproject kan bepalen welke rol hij op zich neemt en welke competenties zo worden behaald. Rollen die hierin te onderscheiden zijn, zijn die van speler, co-regisseur, vormgever, regie-assistent, schrijver en bewerker/dramaturg. De studenten hebben zo de verantwoordelijkheid voor een eigen onderdeel binnen een groter geheel. In de praktijk vervullen de studenten meer rollen gedurende een spelproject en kun je eerder spreken van functionele accenten die worden aangebracht. Het bepalen van de competenties die per project behaald moeten worden is een samenspel van het docententeam en de student en afhankelijk van de fase van het totale leertraject waarin de student zich bevindt.
13 van 25
Rotterdam, juli 2013 Elk spelproject heeft een afgebakend vakinhoudelijk onderwerp. Binnen het rcth onderscheiden we zeven hoofdgroepen waarbij gewerkt wordt: a. vanuit een thematisch (maatschappelijk) onderwerp b. op basis van een repertoiretekst c. vanuit zelfgeschreven teksten d. vanuit beweging e. op basis van beeld en vormgeving f. aan een bewerking van een boek, film of documentaire g. met of voor een specifieke doelgroep De uitgangspunten van de spelprojecten bepalen vervolgens met welke theaterstijl er wordt gewerkt. Op deze manier komen de studenten zowel in aanraking met open als gesloten dramaturgie, het (traditionele) teksttoneel, het episch verteltheater en de montagevoorstelling. Gedurende de opleiding komt de student met alle voorgenoemde elementen actief in aanraking. Hierbij moet opgemerkt worden dat een spelproject niet enkel praktisch georiënteerd is. Passend bij de opzet van het project krijgt de student ook theoretische bagage uit de vakgebieden dramaturgie, theatergeschiedenis, techniek, methodiek, didactiek etc. Op een vergelijkbare manier wordt er gewerkt aan tekstbehandeling, fysiek spel en geloofwaardigheid in spel. De begeleidende docent zorgt dat de relevante stof aan bod komt én de behoefte aan deze kennis en training wordt bij de student aangewakkerd door een intrinsieke noodzaak die gekoppeld is aan de voortgang en kwaliteit van het proces. De methodiek van het spelproject kun je omschrijven als ‘guided discovery’ (naar Jerome Bruner). De student leert zelf kennis tot zich te nemen, te verwerken en toe te passen binnen het referentiekader dat de begeleidende docent voor hem of haar heeft gecreëerd en gedurende het proces bewaakt. Uit een studie van Pedro De Bruckere en Casper Hulshof 1 blijkt dat zelfontdekkend leren met de juiste ondersteuning een effectieve vorm van leren kan zijn. 4.1.2 reflectie en verdieping Naast de spelprojecten zijn er een evenredig aantal reflectieve en verdiepende lesblokken en -momenten. Het rcth richt het rooster zo in dat elke student hiertoe de mogelijkheid heeft. De verdiepingsblokken zijn zo ingericht dat de student zich gedurende een project focust op een afgebakend vaktheoretisch of praktijkonderwerp. Deze blokken worden verticaal of horizontaal aangeboden, afhankelijk van de vereiste vaardigheden en competenties. Onder de verticaal aangeboden projecten vallen: a. tekensystemen b. theaterstijlen c. voorstellingsbezoek / visieontwikkeling d. stem, adem en beweging Tot de horizontaal aangeboden projecten horen: a. methodiek b. interne regiestage c. externe regiestage d. regieplan schrijven 1
Jongens zijn slimmer dan meisjes en andere mythes over leren en onderwijs; Pedro De Bruyckere en Casper Hulshof; Lannoo Campus Leuven; 2013
14 van 25
Zoals het maakproces niet louter bestaat uit activiteiten op de vloer kennen de verdiepende blokken ook een mix waarin theorie wordt toegepast op de speelvloer en er wordt gereflecteerd op het werk op de vloer. In een volgend hoofdstuk wordt de inhoud van genoemde blokken nader besproken. Tot de verdiepende en reflectieve activiteiten van de opleiding behoort ook het digitale systeem voor evaluaties en lesverslagen. Dit systeem wordt in een volgende paragraaf nader besproken. 4.2 de leeromgeving Het rcth beschikt over een unieke eigen accommodatie in het hart van Delfshaven. Het gebouw aan de Mathenesserdijk is eenvoudig maar compact en compleet: een ontvangstruimte, oefenruimtes, binnenplaats, keuken, artiestenruimtes, een vlakkenvloer theaterzaal, kantoren en een buitengedeelte waaraan diverse kleine verblijfruimtes zijn geplaatst. De diversiteit aan ruimtes maakt het rcth geschikt voor uiteenlopende activiteiten die zowel en group als simultaan kunnen plaatsvinden. Het rcth kent afhankelijk van inhoud en omvang van het project verschillende groepsgroottes en samenstellingen. De samenstelling is afhankelijk van het al dan niet verticaal werken. Soms sluit er ook een ex-student aan die zich extra wil verdiepen in bepaalde lesstof of behoefte heeft aan een herhaling- of opfriscursus. In de praktijk verrijkt dit de groep en brengt het de studenten letterlijk in dialoog met hun toekomstige uitvoeringspraktijk. De groepsgrootte is afhankelijk van de aard van een les. Methodiek, stagebegeleiding en regieplanontwikkeling worden in kleine homogene groepen gegeven zodat er voor iedereen een overeenkomstig referentiekader én voldoende individuele aandacht is. Tijdens de spelprojecten wordt de totale studentengroep onderverdeeld in drie tot vier subgroepen. Elke groep heeft een eigen docent en de groepen werken parallel aan elkaar. Ter afronding is de totale studentengroep verantwoordelijk voor verschillende presentatieavonden waarin de resultaten van alle subgroepen worden gepresenteerd. Een aantal verdiepingsblokken, zoals tekensystemen, zijn opgebouwd uit enkele collectieve hoorcolleges en werkcolleges in subgroepjes. Hierdoor krijgt iedereen exact dezelfde basisstof die men vervolgens in kleinere groepen onderzoekt op de spelvloer. De kennis en ervaringen die volgt uit dit werk wordt uitgewisseld, waardoor diversiteit in toepassing en uitwerking van aangereikte theorie zichtbaar en tastbaar worden. Daarnaast is er individuele begeleiding bij stages, het ontwikkelen van je persoonlijke regieplan en het maken van de examenvoorstelling. Gedurende de hele opleiding heeft elke student een maatje. Het maatje volgt de andere student nauwkeurig en wordt betrokken bij zoveel mogelijk activiteiten van de student. Dit gebeurt over en weer. Het maatje is extra betrokken bij stages en het examen. Het maatje kan per leerjaar wisselen. 4.3 monitoring van de studievoortgang Elke student heeft een persoonlijk digitaal dossier dat via Dropbox wordt beheerd. Dit dossier is voor alle studenten en docenten toegankelijk. Dit geldt ook voor de feedback van de docenten. Het dossier bevat lesverslagen, essays, verslagen van voorstellingen die in het kader van de opleiding zijn bezocht, logboeken, regieplannen, evaluaties en notulen van evaluatiegesprekken. De student bouwt op deze manier een digitaal portfolio op dat zowel zijn of haar studievoortgang, knelpunten, visieontwikkeling en fascinaties inzichtelijk maakt. Het biedt docenten de mogelijkheid om naast de interactie gedurende de lessen ook buiten de contacturen te sturen en te coachen. 15 van 25
Rotterdam, juli 2013 Bij het digitale dossier is de monitoring verbaal. De non-verbale en inter-relationele monitoring gebeurt rond en tijdens de lessen op de leslocatie. Elke les wordt door de docent afgesloten met een rondvraag waarin iedereen actief de ruimte krijgt voor het plaatsen van vragen, wensen en opmerkingen die de afgelopen of komende les aangaan. Daarbij is er met regelmaat een korte ‘plenaire’ bijeenkomst waar de opleidingscoördinator de studenten specifiek vraagt naar de actuele stand van zaken ten aanzien van de opleiding als geheel, lopende projecten en w.v.t.t.k. Hier komen positieve ervaringen, knelpunten en wensen aan de orde die zorgen dat, indien nodig, processen binnen de opleiding kunnen worden bijgestuurd of aangepast. Elk seizoen zijn er drie avonden die in het teken staan van de evaluatie en studievoortgang van de student. Op deze avond (plenaire) gaat het er niet louter om of de student zijn competenties heeft behaald, maar is er ruime aandacht voor de ontwikkeling waar de student zich in bevindt. Er worden adviezen gegeven voor het vervolg van het opleidingstraject en de bevindingen, aantekeningen, opmerkingen, resultaten en beoordelingen worden per student besproken. Dit zijn voor de studenten en docenten waardevolle en confronterende avonden. De avond begint en group en vervolgens worden in deelgroepen, onder leiding van een docent, voor elke student de belangrijkste leerdoelen en stand van zaken benoemd. In deze gesprekken wordt er doorgevraagd, houden de studenten elkaar een spiegel voor en ondersteunen ze elkaar met advies. Vervolgens wordt de avond weer gezamenlijk afgesloten en geeft elke student aan wat de evaluatie voor hem of haar heeft opgeleverd en welke concrete leerdoelen hij of zij zichzelf stelt. Ook de docenten geven een korte impressie van hun bevindingen en aanbevelingen voor de studenten en de opleiding. Naast de hiervoor beschreven groepsmomenten zijn er ook individuele gesprekken van studenten met de docent, de opleidingscoördinator en directeur Paul Röttger. Gedurende het seizoen is er voor elke student de mogelijkheid om ‘bij Paul op de bank’ te komen zitten. Het initiatief hiertoe kan zowel bij de student liggen als bij Paul. Ook adviseert een docent soms een student om ‘bij Paul op de bank’ in gesprek te gaan. Deze gesprekken hebben een persoonlijk en vertrouwelijk karakter waarin vragen en wensen kunnen worden uitgesproken, advies kan worden gevraagd en ruimte is voor reflectie. 4.4 het docententeam Het rcth heeft een betrokken en gecommitteerd docententeam dat bestaat uit een kleine vaste kern en regelmatig terugkerende gastdocenten. Daarnaast worden er gedurende het seizoen masterclasses gegeven die gekoppeld zijn aan een voorstellingsbezoek. De studenten werken dan een dag of dagdeel met één van de makers aan de betreffende voorstelling. De docenten van het rcth zijn geselecteerd op basis van een afgeronde kunstvakopleiding in combinatie met jarenlange praktijkervaring in het theatervak of op basis van hun staat van dienst. Docenten die verbonden zijn aan het rcth zijn: Paul Röttger (acteur en regisseur) Sylvia Weening (theaterdocent en theatermaker), Christiaan Mooij (regisseur en artistiek adviseur), Anne Karin ten Bosch (theatervormgever), Raymond Colling (dansdocent), Ferdi Janssen (acteur en theatermaker), Erik-Ward Geerlings (toneelschrijver), Paul R. Kooij (acteur), Paul van Laak (lichtontwerper), Robert Schell (theatermaker), Paulus Thelen (theatermaker en docent), Carol Timmermans (docent stemtherapie), Jolina Wessels (psycholoog en theatermaker), Stephan Zeedijk (regisseur) en Marga Zwirs (zangdocent).
16 van 25
De masterclasses werden in het recente verleden geven door Peter Sonneveld (Theaterbedrijf Bonheur), Mirjam Koen (OT), Matijs Jansen & Marleen Scholten (Wunderbaum), Ferdi Jansen, Fania Sorel (RO Theater) en Anne Karin ten Bosch. Voor seizoen 2013-2014 staan nieuwe masterclasses gepland met onder andere Marjolijn van Heemstra en regisseurs van Maas. Ook werken we in dit kader aan een samenwerking met de afdeling educatie van de Rotterdamse Schouwburg.
17 van 25
Rotterdam, juli 2013 5 inhoudelijk plan 5.1 toelating tot de opleiding Om deel te kunnen nemen aan het lesprogramma moet de aspirant-student deelnemen aan een informatie- en een auditieavond. Tijdens de informatieavond vertelt de opleidingscoördinator hem of haar hoe de opleiding is ingericht, wat er van studenten verwacht wordt en wat een student van het rcth mag verwachten. Dit is ook het moment waarop de motivatie van de aspirant-student wordt gepeild. Deze avonden worden gepland tijdens lesuren, zodat er een representatieve indruk wordt gegeven van de sfeer en activiteiten in het pand. Veelal is er gedurende de pauze een kennismaking met enkele studenten of medewerkers van het rcth. Zo kan de aspirant-student zich een beeld vormen op basis van directe informele contacten. Na deze avond kan de student zich inschrijven voor een auditie. Tijdens de auditie wordt er niet geselecteerd op leeftijd of op opleidingsniveau, maar op basis van motivatie, theatraal inzicht, maatschappelijke betrokkenheid en leerbaarheid. De auditant speelt een korte tekst daarna wordt er aan de tekst gewerkt om te ontdekken of je leerbaar bent. Een ander onderdeel van de auditie is een gesprek waarin verder ingegaan wordt op de motivatie. Waarom wil je theatermaken? Wat wil je maken en voor wie ? Hij of zij krijgt inzage in de schriftelijke beoordelingen. Soms kan een auditant het advies krijgen om niet direct met één van de kaderopleidingen te beginnen maar eerst een korte cursus bij het rcth te volgen. Oriëntatiecursus Een cursus van vijf á zes lessen is een route die ook gevolgd kan worden voor toelating tot de opleiding van het rcth. Een kortlopend lestraject kan bestaan uit een introductie in regisseren, elementair of creatief spel. Deelname aan deze korte cursussen staat voor iedereen vrij. Wanneer een deelnemer wil, kan de afsluitende evaluatie dienen als auditie. De betrokken docenten hanteert bij die evaluatie het beoordelingsformulier van de audities. Bij een positieve beoordeling mag de deelnemer zich inschrijven als student bij de opleiding. De toelating tot de dagopleiding theatercoach voor school en straat is te vergelijken met die van de individuele auditieronde van de kaderopleiding met dit verschil dat tijdens het gesprek ook de stagedoelen vanuit de eerste opleiding van de dagstudent ter sprake komen.
18 van 25
5.2
vakinhoudelijke invulling van het lesprogramma
5.2.1 spelprojecten Zoals beschreven in paragraaf 4.1.1 krijgt een student tijdens de opleiding verschillende spelprojecten die zich van elkaar onderscheiden in vakinhoudelijk onderwerp, theaterstijl en inhoud. De projecten complementeren elkaar en gezamenlijk zorgen ze ervoor dat de student onderricht heeft gehad in de uiteenlopende theatrale componenten waarmee een voorstelling geconstrueerd kan worden, zijn spelinzicht en regievaardigheden gevormd en getraind en heeft hij of zij alle ruimte gehad om zijn visie te ontwikkelen en te toetsen. De bouwstenen zoals genoemd in hoofdstuk 9.1 van het raamwerkplan, komen in deze projecten ruimschoots aan de orde. 5.2.2 vakspecifieke verdiepingsblokken Bij de vakspecifieke verdiepingsblokken wordt in een korte intensieve aaneengesloten periode aan één onderwerp gewerkt. Bij deze blokken ligt het startpunt bij de theorie die via hoorcolleges wordt onderwezen en die vervolgens in subgroepjes tijdens werksessie op de spelvloer wordt onderzocht. Het blok wordt afgesloten met een slotopdracht waarin alle lesstof aan bod komt en een essay waarin de lesstof wordt gelinkt aan de persoonlijke visie, vakliteratuur en een recent bezochte theatervoorstelling of een andere kunstuiting. Om examen te doen (fase III) moeten deze vakken zijn behaald. Tot deze vakken behoort onder andere het vak Tekensystemen waarin de communicatiesystemen, theatertekensystemen en semiotiek worden behandeld. Een ander vak is Theaterstijlen waarin de fases worden behandeld vanaf de klassieke oudheid tot en met het hedendaagse theater. Verder zijn er nog de blokken Methodiek/stage, Zangles, Schrijven en Theatervormgeving. De blokken zijn een mix van de elementen uit fase I en II van het raamwerkplan, waarbij het niveau grotendeels ligt bij dat van fase II. Omdat het vak Stem, Adem & Beweging vraagt om continuïteit, training en verwerkingstijd wordt dit vak gedurende het hele seizoen gegeven. De les vormt altijd de start van een hele lesdag. Het is de basis voor spel, werkmentaliteit en concentratie waarop in alle overige vakken wordt voortgebouwd en waarnaar wordt verwezen. Een aantal keer per jaar organiseert het rcth voor de hele opleiding intervisiebezoeken. Tijdens deze bezoeken gaan alle studenten samen met docenten naar een voorstelling, tentoonstelling of andere inspirerende kunstuiting. Hoewel er in de lessen vaak het bezoek van actuele producties en tentoonstellingen wordt gepromoot, werkt een collectief bezoek extra motiverend. Doordat iedereen exact hetzelfde heeft gezien, is er een gedeelde ervaring en referentiekader. Het is een basis die het leren praten over en de reflectie op kunst constructief maakt. Men leert van de verschillende ervaringen, manieren van kijken en de wijze waarop ieder zijn bevindingen en mening verbaliseert. Tevens geeft het de docent de kans om in een praktijksituatie actuele ontwikkeling te duiden en in perspectief van de lesstof te plaatsen. 5.2.3 stages en methodiek De in paragraaf 1.4 beschreven elkaar versterkende kerntaken van het rcth zijn voor het opleidingsgedeelte het productiefst en inspirerend ten aanzien van de stages. Zo hebben de studenten via het Cultuurhuis Delfshaven voor stages direct toegang tot bijzondere doelgroepen. Voorbeelden hiervan zijn de activiteiten van het Cultuurhuis voor de leerlingen van groep 3 t/m 8 uit het basisonderwijs en de creatieve lessen voor de vmboleerlingen van het GK van Hogendorp. Daarnaast worden er voorstellingen gemaakt waarbij studenten van de opleiding kunnen spelen, fungeren als regieassistent of medemaker. Een voorbeeld hiervan is de recente voorstelling ‘zijn eer of zijn dochter’, geschreven door Halime Yarba en geregisseerd door Sylvia Weening, waarbij vier van de zes spelers studenten van de opleiding zijn. Elk seizoen worden bovengenoemde 19 van 25
Rotterdam, juli 2013 stagemogelijkheid aan de studenten aangeboden. Naast de activiteiten van het rcth in het kader van het Cultuurhuis worden studenten ook betrokken bij de theatereducatieve voorstellingen die het rcth maakt en in eigen huis speelt. In het kader van de opleiding lopen de studenten twee stages. Het traject hiervoor bestaat uit het ontwikkelen van een stageplan, een repetitieproces en een (werk)presentatie. Het eerste gedeelte van het traject bestaat uit drie lessen verspreid over een langere periode. In deze periode worden de basisbeginselen van een regieplan eigen gemaakt en wordt het denken over de eigen maakambities aangewakkerd. De student leert vanuit een persoonlijke visie een regieplan voor de stage te ontwikkelen. Gedurende deze periode is er intensieve digitale begeleiding en speelt het eerder genoemde maatje een belangrijke rol. Hij of zij is een klankbord, zorgt voor ondersteuning en reflecteert op de voortgang. In deze periode wordt de student ook op de hoogte gebracht van de competenties en criteria van de stage en de wijze van beoordeling. De periode wordt afgesloten met een bijeenkomst waar iedereen de laatste feedback krijgt. Bij een goedgekeurd plan mag de student aan de stage beginnen. Gedurende de stage zijn er begeleidende lessen waarin aandacht wordt besteed aan het werken met bijzondere groepen. In deze lessen werkt een student op de vloer en worden er onderling oefeningen en opdrachten uitgewisseld. In de lessen is er extra aandacht voor spelbegeleiding, het geven van heldere opdrachten, les- en repetitieopbouw en het helder kunnen benoemen van doelstellingen. Er ontstaat zo een gezamenlijk algemeen werkboek dat kan worden geraadpleegd tijdens actuele en toekomstige stages en werkprocessen. De stage wordt digitaal begeleid op basis van een logboek met repetitieverslagen dat door de student is gemaakt. Halverwege het proces komt de student met de spelersgroep naar het rcth voor een openbare repetitie. De begeleidend docent en de medestudenten zijn hierbij aanwezig. De docent neemt in deze repetitie een actieve rol en stimuleert de student ingeslagen wegen verder uit te werken of nieuwe wegen te zoeken. De repetitie eindigt met feedback over de hele repetitie. Deze feedback is aanleiding om methodieken meer in algemene zin te bespreken opdat alle studenten deze kunnen toepassen in de eigen stage. 5.3
evaluatie en beoordelingen
5.3.1 beoordeling lesblokken Elk lesblok wordt afgesloten met een schriftelijke en een mondelinge beoordeling. Deze beoordeling gebeurt op basis van vakmatige en algemene criteria. De verslagen die van elke les zijn gemaakt, spelen hierbij ook een rol. Het rcth kent voor beoordelingen een vast protocol: a. de student beoordeelt zichzelf en de groepsgenoten; b. de docent geeft in een mondelinge evaluatie zijn visie, commentaar en aanbevelingen ten aanzien van het persoonlijke proces van de student en zijn of haar zelfevaluatie. De docent geeft ook aan of de student het lesblok heeft behaald; c. de student schrijft een eindverslag waarin hij of zij de leerdoelen benoemt en verwerkt daarin het commentaar van de docent; d. de docent beoordeelt het eindverslag en deelt zijn bevindingen in een vergadering met de overige docenten en de opleidingscoördinator. In het beoordelingsformulier staan per vak de vakmatige en algemene criteria. Om een vak te behalen moeten de vakmatige criteria voldoende zijn. De mate waarin de algemene criteria voldoende tot goed moeten zijn, is afhankelijk van de studiefase waarin 20 van 25
de student zich bevindt. Een student kan pas aan het examen (fase III) beginnen als alle criteria voldoende tot goed zijn.
5.3.2 beoordeling examentraject De beoordeling van het examentraject bestaat uit repetitiebezoeken, een groenlichtprocedure, een voorstellingsbezoek en een eindgesprek. Voor een student daadwerkelijk aan de repetities kan beginnen van zijn of haar examenvoorstelling, moet er een goedgekeurd regieplan zijn. De student volgt hiertoe de module examenplanontwikkeling en krijgt hierin begeleiding van een docent tot het maken van het examenplan. Met dit regieplan maakt de student duidelijk wat hij waarom wil maken en welke artistieke uitgangspunten en inspiratiebronnen een doorslaggevende rol gaan spelen in zijn voorstelling. Daarnaast toont de student in zijn regieplan dat hij of zij in staat is om de voorstelling daadwerkelijk te realiseren. Dit behelst alle aspecten van het productieproces en beslaat onder andere een realistisch repetitieplan, een dramaturgisch concept en organisatie met betrekking tot repetitieruimte, voorstellingslocatie en een sluitende begroting. De regieplannen worden beoordeeld door Paul Röttger en de docenten die betrokken zijn bij de begeleiding van het examen. Gedurende het repetitieproces krijgt de examenkandidaat een aantal bezoeken van de begeleidende docent. Een eerste ( kort ) bezoek is na ongeveer 8 repetities en is bedoeld om kennis te maken met de spelers en de werkwijze van de kandidaat. Tijdens het tweede bezoek zal de begeleidend docent ¾ van de voorstelling in wording zien. Het derde bezoek is de ‘groenlicht-procedure’. Zo’n acht repetities voorafgaand aan het examen laat de kandidaat een doorloop zien. Deze doorloop wordt beoordeeld door de begeleidende docent en een extra docent. Ze hanteren hiervoor de criteria uit het landelijk raamwerkplan. De doorloop moet perspectief geven op een positief afgerond examen. Wanneer dit naar het oordeel van de docenten niet het geval is, krijgt de kandidaat ‘roodlicht en moet het examen worden uitgesteld. ‘ Bij ‘oranjelicht’ wordt in samenspraak met de student een nieuwe planning gemaakt voor een termijn waarin naar verwachting de voorstelling voldoende op niveau is. Er volgt eveneens een nieuw ‘groenlicht’-moment. Wanneer de kandidaat groenlicht heeft gekregen volgt er nog een bezoek van de begeleidende docent. Dit bezoek vindt plaats rond vier weken voor het daadwerkelijke examen. Het repetitieproces wordt ook gemonitord aan de hand van terugkomsessies. Deze sessies worden met regelmaat gepland. Tijdens de terugkomsessie is er uitwisseling tussen de examenkandidaten onder leiding van een docent over de successen, knelpunten en artistieke voortgang van het examentraject. De docent vat samen, veralgemeniseert en deelt informatie en lesstof die specifiek voor de examenkandidaten van belang is. Dit zijn ook de avonden waarin een kandidaat zijn voortgang kan toetsen aan die van anderen. Naast deze terugkomsessie houdt elke kandidaat een persoonlijk digitaal logboek bij over zijn repetitieproces. De begeleidende docent volgt dit logboek en geeft gevraagd en ongevraagd advies. De examenvoorstelling wordt beoordeeld door Paul Röttger en de begeleidende docent. Wanneer er bij het laatste werkbezoek alsnog twijfels zijn gerezen, wordt er een derde beoordelaar aan het team toegevoegd. Na afloop van de examenvoorstelling komt de commissie samen en wisselt eerste indrukken uit. De commissie bepaalt vervolgens drie onderwerpen die de kern zullen vormen van het eindgesprek. De kern van het commissieoverleg wordt vervolgens in een kort gesprek gedeeld met de kandidaat. 21 van 25
Rotterdam, juli 2013 Om een professionele afstand te creëren tussen de kandidaat, het werk en de voorstelling is het eindgesprek niet aansluitend op de examenvoorstelling, maar enkele dagen tot maximaal een week later. Dit geeft zowel de kandidaat als de commissie ruimte tot verdere reflectie. Bij het eindgesprek zijn alle commissieleden aanwezig, de kandidaat, de opleidingscoördinator en het maatje van de kandidaat. Bij twijfel kan er een extra commissielid aan het gesprek deelnemen. Onderwerp van het gesprek is de samenhang tussen het regieplan, de repetitieperiode en de examenvoorstelling. De lijn van het gesprek wordt bepaald door de eerder benoemde kernonderwerpen. Het verloop van het gesprek is verder in de geest van de richtlijnen voor het eindtoetsgesprek uit het landelijke raamwerkplan. In dit gesprek komt de commissie tot het oordeel of de kandidaat zijn examen heeft behaald. Onderdeel van het eindgesprek is ook altijd de vraag aan de kandidaat hoe hij of zij de opleiding heeft ervaren. Tijdens het eindgesprek maakt het ‘maatje’ een verslag voor het dossier. Achtereenvolgens wordt dit verslag akkoord verklaard door de kandidaat en de begeleidende docent. Op de laatste plenaire avond van het seizoen worden alle diploma’s en certificaten uitgereikt en ondertekend. 5.3.3 transparantie van beoordelingen Het rcth hecht veel waarde aan transparantie bij beoordelingen. Criteria, competenties, verslagen en beoordelingen zijn zoveel mogelijk voor alle studenten en docenten toegankelijk in het digitale systeem.
6 kwaliteitszorg 6.1 een verzameling aan dialogen Het rcth is een organisatie die snel en zorgvuldig inspeelt op ontwikkelingen en kansen in het veld én trouw blijft aan haar artistieke integriteit. Het zijn kansen op het gebied van artistieke ontwikkeling, lokale en landelijke ontwikkelingen, cultureel ondernemerschap en de veranderende vraag uit het veld naar scholing. De organisatie kenmerkt zich door vanuit eigen kracht actief de samenwerking te zoeken met derden. Hierdoor is het rcth voortdurend in dialoog en organiseert het zo tegenspraak en ondersteuning van collegainstellingen, maatschappelijke organisaties, (lokale) politiek, ambtelijke diensten en het onderwijs. Daarnaast zijn er gedurende het seizoen voorstellingen en presentaties die door een divers publiek worden bezocht. Het systeem van monitoring van de studievoortgang houdt tevens bij de studenten de vinger aan de pols over hoe zij de opleiding en de lessen ervaren. Het contact met oud-studenten brengt aan het licht wat zij, eenmaal zelfstandig actief in het werkveld, achteraf gezien als waardevol en als een tekortkoming van de opleiding ervaren. Deze verzameling aan dialogen confronteert het rcth met de eigen relevantie en de kwaliteit van aangeboden activiteiten. Het vormt de aanleiding om activiteiten, lesprogramma, visie en organisatiestructuur tegen het licht te houden ter verandering of ter volharding. 6.2 de interne dialoog De dialoog over het rcth en de opleiding in het bijzonder wordt ook actief aangestuurd binnen het medewerkers- en docententeam. Voor de derde opeenvolgende subsidieperiode wordt het rcth door de gemeente Rotterdam in het kader van het cultuurplan structureel ondersteund voor haar kerntaken theatereducatieve activiteiten voor het voortgezet onderwijs, middelbaar en hoger beroepsonderwijs en de gecertificeerde kaderopleidingen. Om deze ondersteuning te kunnen continueren moet de instelling vierjaarlijks een aanvraag indienen. Deze aanvraagmomenten gebruikt het rcth om intensief de organisatie door te lichten en ambities voor de toekomst te formuleren. Alle medewerkers en docenten zijn betrokken bij dit proces. Het gevolg van de honorering 22 van 25
van de cultuurplanaanvraag is dat er regulier monitoringsgesprekken worden gevoerd met de Rotterdamse Raad voor Kunst & Cultuur. De aanvraag voor de cultuurplanperiode 2013-2016 is als bijlage gevoegd bij dit opleidingswerkplan. Per seizoen zijn er drie algemene docentenvergaderingen waarin de visie en stand van zaken van de opleiding worden besproken. Het lesprogramma wordt geëvalueerd op kwaliteit en samenhang. Tijdens deze vergaderingen worden verbeterpunten genoemd en aanpassingen in het lopende of komende seizoen doorgevoerd. Soms wordt enkele docenten gevraagd om samen een inhoudelijk voorstel voor te bereiden dat een antwoord kan geven op wensen en vragen die tijdens een vergadering ter tafel komen.
Op lesdagen is er intensief contact tussen de docenten onderling, de opleidingscoördinator en de directie. De voortgang van lessen en projecten wordt besproken en waar wenselijk bijgestuurd. Voorafgaand aan een project waar meer docenten bij betrokken zijn, is er altijd een inhoudelijke bijeenkomst om het werk af te stemmen. Na afloop van een lesblok bespreken de docenten de resultaten van de afgeronde periode en formuleren ze aanbevelingen voor de toekomst. Een lesdag of avond begint regelmatig met een door de directie geïnitieerd moment waarin wensen voor de toekomst worden uitgesproken en getoetst bij het docententeam. Gedurende het seizoen voert Paul Röttger enkele een-op-eengesprekken met de docenten om de samenwerking en de opleiding te bespreken. 6.3 ambities In het eerder genoemde beleidsplan in het kader van de cultuurplanaanvraag 2013-2016 formuleren we de ambities voor de instelling als geheel. Specifieke ambities ten aanzien van de kaderopleidingen formuleerde het rcth als volgt: De kaderopleidingen zijn zich de afgelopen jaren geleidelijk aan meer gaan richten op het onderwijs- en sociaal-maatschappelijke veld. Deze ontwikkeling willen we in de periode 2013-2016 doorzetten. Binnen de kaderopleidingen zal in de periode 2013-2016 daarom extra aandacht zijn voor: a. Instroom studenten vanuit het onderwijs- en sociaal-maatschappelijke veld vergroten. Waar het rcth de eerste jaren na de start vooral regisseurs opleidde voor het amateurtheaterveld, is de in- en uitstroom nu veel meer gericht op het sociaalmaatschappelijke en onderwijsveld. Zo wordt in samenwerking met diverse maatschappelijke mbo- en hbo-opleidingen reeds de mogelijkheid om een ‘tweede vakbekwaamheid’ te verwerven aangeboden (certificaat ‘theatercoach voor school en straat’). De instroom van professionals uit het onderwijs- en sociaal-maatschappelijke veld zullen we proberen door gerichte werving en nauwere samenwerking met mbo- en hboinstellingen percentueel te verhogen naar 75% van onze studenten. b. Kaderopleidingen als ‘kraamkamer’ voor de theatereducatieve trajecten: Nog nadrukkelijker dan voorheen zullen de kaderopleidingen gaan fungeren als ‘kraamkamer’ voor de theatereducatieve trajecten. Het ontwikkelen van theatereducatieve trajecten zal een vast onderdeel van de kaderopleidingen worden. Binnen het curriculum (lessen ‘spelproject’) krijgen studenten de opdracht om op basis van een thema en een gegeven regieplan teksten te schrijven en scènes te maken. Ook worden studenten uitgedaagd nieuwe vormen voor de theatereducatieve trajecten te ontwikkelen.
23 van 25
Rotterdam, juli 2013 Dit ruwe materiaal kan door de regisseurs worden gebruikt voor de ontwikkeling van theatereducatieve trajecten. Zo krijgen de ‘ontdekkingen’ die worden gedaan in de kaderopleidingen een plek in de trajecten. c. Theatereducatieve trajecten als ervaringsplek voor studenten van de kaderopleidingen Werken voor en met jongeren en speciale doelgroepen zal binnen de kaderopleidingen structureel worden aangeboden. Waar tot nog toe studenten ruime keuze hadden in stagemogelijkheden, zal in de periode 2013-2016 iedere student van de kaderopleidingen stage lopen bij de theatereducatieve trajecten. De studenten vervullen de rol van gids, spelen mee in de voorstelling of begeleiden de creatieve lessen op scholen. De regisseur en vakdocenten van het rcth begeleiden de studenten. Zij krijgen naast de spelrepetities een intensieve training, onder andere in methodische groepspsychologie. Een intensieve sturing door de vakdocenten waarborgt de kwaliteit van een traject. d. Het ontwikkelen van pedagogische en didactische vaardigheden van studenten van de kaderopleidingen. Dit zal enerzijds worden bereikt door meer aandacht voor pedagogische en didactische vaardigheden in het curriculum van de kaderopleidingen. Dit doen we door voor aanvang van stageperiodes lessen groepspsychologie en groepsdynamica aan te bieden. Vervolgens krijgt een student een persoonlijke coach (docent) voor zijn of haar stage. De coach biedt begeleiding in het ontwikkelen van een stageplan op maat. De kwaliteitsbewaking wordt uitgevoerd door de coach aan de hand van stagebezoek(en), het lezen van de verslagen van de student, digitale coaching en evaluatie. Anderzijds zal een grotere instroom van studenten met een lopende of afgeronde beroepsopleiding in het onderwijsveld bijdragen aan de verhoging van de educatieve kwaliteit van de opleiding. Een voornemen uit de recente cultuurplanaanvraag is inmiddels geëffectueerd. De activiteiten van het rcth als geheel heeft een dergelijke omvang gekregen dat van Paul Röttger als algemeen directeur annex artistiek leider en hoofddocent een rol is gewenst die meer de supervisie heeft over het rcth als geheel. Daarom vanaf 1 mei 2013 Sylvia Weening aangesteld als lid van de dagelijkse leiding met de verantwoordelijkheid voor de opleiding. Zo behoudt de opleiding haar specifieke gekwalificeerde artistieke en vakmatige aandacht en wordt voorkomen dat deze dreigt te worden ondergesneeuwd door de overige activiteiten van het rcth. Een voornemen dat nu onderzocht wordt, is het aanbieden van opleidingsactiviteiten buiten Rotterdam. In haar advies noemt de Rotterdamse Raad voor Kunst & Cultuur de kaderopleiding redelijk uniek in zijn soort. Door de jaren heen merkt het rcth dat steeds meer studenten van buiten het grootstedelijk gebied van Rotterdam komen. Studenten zijn bereid tot lange reistijden voor het volgen van educatie bij het rcth. Het zijn de motieven voor een onderzoek of en hoe het rcth haar actieradius en impact kan vergroten. Afsluitend heeft het rcth de ambitie om de banden met oud-studenten te verstevigen. Momenteel gebeurt dit slechts incidenteel en is het sterk afhankelijk van betrokken individuen. Regelmatig bezoeken oud-studenten presentaties en voorstellingen van het rcth, komen ze flyeren voor eigen projecten of spelen mee in examenprojecten. Enkele jaren geleden is er een bijeenkomst geweest met oud-studenten waarin ze terugkeken op de opleiding in relatie tot hun huidige theateractiviteiten. Deze bijeenkomst gaf mede richting aan de veranderde opzet van de opleiding die destijds is doorgevoerd. Deze contacten met oud-studenten leveren waardevolle informatie voor de opleiding. Om meer 24 van 25
van deze informatie te kunnen profiteren als één van de informatiebronnen om de kwaliteit van onderwijs op niveau en relevant voor het werkveld te houden, werkt het rcth aan een vorm van structureel contact. nawoord Met dit opleidingswerkplan geven we inzicht in de opzet, visie, organisatie, kwaliteitsbewaking en doelstellingen van de opleidingen die worden aangeboden door het rcth. Wij zijn trots op wat we met de studenten bereiken en de impact die we hebben op de (amateur)kunsten. Dit opleidingswerkplan is in opzet gestoeld op het Landelijk Raamleerplan Kaderopleiding Theaterregisseur voor de Amateurkunst. In de tekst is hier alleen naar verwezen wanneer we meenden dat er extra duiding nodig was. Dit was soms het geval als dit plan in vorm wellicht afweek maar inhoudelijk overeenkwam met de geest van het raamwerkplan. Rotterdam juli 2013 Paul Röttger Sylvia Weening Dominique Mol Christiaan Mooij
25 van 25