Opiniepeilingen in de media breng de berichtgeving op peil!
Tim Steen Fontys Hogeschool Journalistiek 2159433 2013-2014
Inleiding - opiniepeilingen in de media De Wereld Draait Door, dinsdag 11 september 2012, de dag voor de Tweede Kamerverkiezingen. Maurice de Hond brengt dagelijks de verschuivingen van de zetelverdeling en vandaag doet hij dat voor de laatste keer. Matthijs van Nieuwkerk: ‘Gisteren was het 35-35, wat is het vandaag?’ (Gaat over aantal zetels van VVD en PvdA) Maurice de Hond: ‘36-36’ MvN: ‘Is er nog iets meer te vertellen?’ MdH: ‘Ja, we zien dat de PVV één zetel heeft ingeleverd en dat het CDA van 13 naar 12 is gegaan.’ Aan het einde van het gesprek wordt nog wel even gesproken over het feit dat een peiling maar een peiling is en dus niet honderd procent kan kloppen. Maar dat was de eerste en tevens laatste keer dat het aan tafel van DWDD werd gezegd. Zou dat niet zijn gebeurd, zou het haast lijken of deze zetelwijziging al vaststaat, terwijl opiniepeilers werken met een foutenmarge. De Hond verdedigt zich door te zeggen dat deze peiling het resultaat is van wat kiezers op dat moment zullen stemmen en dat er ook nog mensen zijn die nog niet weten wat ze gaan stemmen op het moment van peilen. Na de verkiezingen kopte persbureau ANP: ‘Peilingen zaten er nog nooit zo ver naast’. Maar de opiniepeilers wisten wel waarom het ze niet gelukt was om de verkiezingsuitslag goed te voorspellen. Redenen waren dat kiezers pas op het laatste moment besloten op welke partij ze zouden stemmen, of ze hadden hun keus eigenlijk al gemaakt, maar besloten toch op een andere partij te stemmen, de zogenaamde strategische stem. Dat strategisch stemmen gebeurt natuurlijk aan de hand van de opiniepeilingen. Als het opiniepeilers niet lukt om een uitslag goed te voorspellen, en eigenlijk is een peiling nooit voor honderd procent betrouwbaar, moeten media dan nog wel zo veel aandacht schenken aan opiniepeilingen? En op welke manier zouden media aandacht moeten besteden aan opiniepeilingen? Die laatste vraag stel ik centraal in deze reflectie. Om een goed antwoord te kunnen formuleren wil ik eerst een aantal deelvragen beantwoorden. Het eerste deel van de reflectie bestaat uit een theoretisch kader waarin ik uiteenzet wat de valkuilen voor media zijn met betrekking tot het publiceren van opiniepeilingen. Dat doe ik aan de hand van enkele van de principes van Kovach en Rosenstiel, die de opdracht van de journalistiek beschrijven. In dit gedeelte staan drie deelvragen centraal. Allereerst: wat zijn de effecten van het publiceren van opiniepeilingen? Ten tweede de vraag hoe betrouwbaar de berichtgeving over opiniepeilingen is? En als laatste: welke informatie omtrent opiniepeilingen wordt wel en niet gepubliceerd? Daarna volgt er een gedeelte met de mening van betrokkenen.Met onder andere interviews wil ik hun mening peilen. De kennis die ik heb opgedaan uit het theoretisch kader zal ik daarbij gebruiken. Hierin komen wederom drie deelvragen aan bod. Hoe vinden politicologen dat 2
media met opiniepeilingen om moeten gaan? Vervolgens: vinden opiniepeilers dat hun onderzochte resultaten goed in het nieuws worden gebracht? En als laatste leg ik een aantal journalisten hun eigen werkwijze voor. Hoe vinden zij dat ze met opiniepeilingen om moeten gaan en zijn ze zich bewust van de gevolgen die dat heeft? Als er een antwoord is gekomen op deze vragen moet het mogelijk zijn om een visie te vormen over mijn hoofdvraag. In de conclusie van deze reflectie zal ik dan ook een aantal aanbevelingen doen over het publiceren van opiniepeilingen. Nog even ter verduidelijking: er zijn verschillende soorten peilingen. Paul de Kuyper maakt in zijn scriptie voor de masteropleiding Journalistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen onderscheid tussen drie soorten peilingen.1 Die drie soorten zou ik ook graag willen onderscheiden, omdat dat volgens mij een logische keuze is. Ten eerste is er de peiling die ingaat op het stemgedrag van Nederlanders. ‘Als er op dit moment verkiezingen zouden zijn, op welke partij zou u dan stemmen?’ Deze vraag leidt tot de fictieve zetelverdeling. Dan is er nog de peiling naar de populariteit van bepaalde politici. Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat Alexander Pechtold betrouwbaarder wordt geacht dan Diederik Samsom. Als laatste wordt de mening over een bepaald (politiek) onderwerp gepeild. ‘Bent u voor of tegen het samenvoegen van provincies?’ Waaruit bijvoorbeeld als resultaat kan komen: 65% van de Nederlanders is tegen het samenvoegen van provincies. In deze reflectie ga ik alleen in op het eerste soort peilingen, de zetelverdeling zoals die gepeild wordt door peilingbureaus.
1
De Kuyper, Paul: Schrijven bij de waan van de dag. De Nieuwe Reporter, www.denieuwereporter.nl, laatste wijziging onbekend, bezocht op 22-02-2014, http://www.denieuwereporter.nl/wpcontent/uploads/2007/07/Schrijvenbijdewaanvandedag-MAscriptie-PauldeKuyper.pdf
3
Inhoudsopgave Inleiding - opiniepeilingen in de media...................................................................................... 2 Theoretisch kader ....................................................................................................................... 5 Wat zijn de effecten van het publiceren van opiniepeilingen ................................................. 6 Hoe betrouwbaar is de berichtgeving over opiniepeilingen? ............................................... 10 Wat wel en niet wordt gemeld over opiniepeilingen ............................................................ 16 Wat betrokkenen vinden........................................................................................................... 20 Politicologen over peilingen in de media ............................................................................. 21 Opiniepeilers over peilingen in de media ............................................................................. 24 Hoe media omgaan met opiniepeilingen .............................................................................. 28 Conclusie .................................................................................................................................. 34 Aanbevelingen .......................................................................................................................... 36
4
Theoretisch kader In het theoretisch kader doe ik onderzoek naar peilingen en de manier waarop media de onderzoeksresultaten presenteren. Aan de hand van drie elementen van Kovach en Rosenstiel probeer ik uit te leggen wat de taak is van de journalistiek met betrekking tot het presenteren van opiniepeilingen. In dit theoretisch kader worden drie deelvragen behandeld. Bij de eerste deelvraag ga ik in op de effecten van het publiceren van opiniepeilingen. De journalistiek moet als onafhankelijk orgaan de macht controleren. Maar lukt dat wel helemaal bij het publiceren van peilingen? Er is in Europa een aantal landen waar geen peilinguitslagen in de openbaarheid worden gebracht, omdat dat de kiezers zou beïnvloeden in hun stemgedrag. Ik zoek uit of dat werkelijk zo is en hoe dat komt. Vervolgens kijk ik naar de betrouwbaarheid omtrent de berichtgeving over opiniepeilingen. Dat doe ik door te kijken hoe een opiniepeiling wordt gehouden. Wat zijn de valkuilen en waar moet je rekening mee houden? Ik onderzoek hoe betrouwbaar een opiniepeiling daadwerkelijk is. Als laatste deelvraag van het theoretisch kader kijk ik naar de informatie die wordt gegeven als de uitslag van een opiniepeiling in het nieuws komt en welke informatie wordt achtergehouden. Wordt wel alles verteld wat er bekend is, of wordt er maar een halve waarheid verteld?
5
Wat zijn de effecten van het publiceren van opiniepeilingen ‘de journalistiek moet dienen als onafhankelijke controle van de macht’ (Kovach&Rosentiel – Elements of journalism) In twaalf Europese landen is het verboden peilinguitslagen voor de verkiezingen te publiceren. Een dergelijk verbod wordt ingesteld om kiezers niet te laten beïnvloeden door peilingen. Heeft het publiceren van inderdaad effect op kiezers? Zoals gezegd: in twaalf Europese landen zijn peilingen voor de verkiezingen verboden. In sommige landen geldt dit verbod alleen de laatste dag (Frankrijk) of de laatste week (Cyprus), maar in Italië en Griekenland zijn peilingen vanaf vijftien dagen voor de verkiezingen verboden. Luxemburg spant de kroon met dertig dagen.2 Land
Peilingloze periode tot verkiezingen
Luxemburg
30 dagen
Italië
15 dagen
Griekenland
15 dagen
Cyprus
7 dagen
Spanje
5 dagen
Tsjechië
3 dagen
Roemenië
2 dagen
Polen
1 dag
Slowakije
1 dag
Bulgarije
1 dag
Portugal
1 dag
Frankrijk
1 dag
2
Auteur onbekend: Niet overal peilen tot laatste dag. NOS, www.nos.nl, laatste wijziging 09-09-2012, bezocht op 28-2-2014, http://nos.nl/artikel/416706-niet-overal-peilen-tot-laatste-dag.html
6
In deze landen is besloten om peilingen te weren omdat kiezers niet beïnvloed mogen worden door peilingen. Er zijn twee effecten waardoor burgers beïnvloed kunnen worden door peilingen. Dat zijn het bandwagon-effect en het underdog-effect. Bandwagon-effect Het bandwagon-effect wil zeggen dat winst vanzelf meer winst veroorzaakt. Mensen stemmen immers graag op winnaars. Doet een partij het dus goed in de peilingen zijn er vanzelf nog meer mensen die willen stemmen op die partij. Dat effect is vergroot door toenemende mediaaandacht voor verkiezingen en peilingen. 3 Lang bleef onduidelijk of kiezers echt gevoelig zijn voor opiniepeilingen, maar door onderzoek van de programmagroep Challenges to democratic representation van de Universiteit van Amsterdam is dat nu in kaart gebracht4. Samen met 23.000 leden van het EenVandaag opiniepanel is vastgesteld dat kiezers zich wel degelijk laten beïnvloeden door peilingen. De 23.000 deelnemers werden ingedeeld in verschillende groepen. Iedereen kreeg de meest recente peiling van Peil.nl te zien. Een groep kreeg daarbij een positieve tekst over de PvdA (Groei sinds vertrek Cohen) een andere groep een neutraal bericht over de PvdA (nagenoeg onveranderd sinds vorige week) en een groep kreeg een negatief bericht over de PvdA (verlies sinds 2010). Dan was er nog een groep die alleen de droge peilinguitslag kreeg en de laatste groep kreeg helemaal geen uitslag. Aan iedere groep werd uiteindelijk gevraagd naar hun stemintentie. Uitkomsten van het onderzoek wijzen op een bandwagon-effect. Ongeacht het zien van een peiling stemde 15,2% van de deelnemers op de PvdA, maar op basis van dezelfde peiling met een positieve duiding voor de PvdA, kreeg de PvdA 17,1% van de stemmen. Dat zouden 3 zetels meer zijn. Opvallend is dat een peiling ansich geen consequenties heeft voor het stemgedrag, maar de interpretatie van die peilingen wel. Die interpretatie komt vanuit de media, omdat zij winst en verlies van peilingen willen duiden en verklaren. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat kiezers normaalgesproken informatie over peilingen ontvangen gedurende een langere periode en via meerdere kanalen. Daarnaast konden deelnemers van het EenVandaag opiniepanel zichzelf aanmelden, daardoor wijkt deze groep op een aantal punten (opleiding, politieke voorkeur) af van de gemiddelde kiezer. (Als het opiniepanel niet zelf mensen laat aanmelden, maar mensen kiest op basis van een aantal kenmerken, kan in de steekproef een soort mini-samenleving ontstaan, waarin groepen met verschillende kenmerken evenveel vertegenwoordigd zijn als in de echte samenleving. Als mensen zichzelf kunnen aanmelden voor het panel, is daar geen controle over.) Bij een meer 3
Auteur onbekend: Wilt u een peilingstilte vlak voor de verkiezingen? NRC, www.nrc.nl, laatste wijziging 03-062010, bezocht op 11-03-2014, http://weblogs.nrc.nl/expertdiscussies/wilt-u-een-peilingstilte-vlak-voor-deverkiezingen/ 4
Van der Meer, Tom en Armen Hakhverdian: Nederlandse kiezers als kuddiedieren: zetelpeilingen als selffulfilling prophecies. Bedreigde Democratie, www.bedreigdedemocratie.nl, laatste wijziging 05-07-2012, bezocht op 13-03-2014, http://www.bedreigdedemocratie.nl/2012/07/05/nederlandse-kiezers-alskuddedieren-zetelpeilingen-als-self-fulfilling-prophecies/
7
representatieve steekproef was het effect mogelijk nog groter, omdat leden van het panel minder gevoelig zijn voor media-effecten. Underdog-effect Het underdog-effect is een kleiner effect dan het bandwagon-effect. Het underdog-effect is eigenlijk het tegenovergestelde van het bandwagon-effect. Joop van Holsteyn, bijzonder hoogleraar kiezersonderzoek legt het effect zo uit: ‘D66 staat nu zó slecht in de peilingen, ik wil dat die partij blijft bestaan, dus ik ga er op stemmen.’5 Niet alleen in het buitenland komt het verbieden van peilingen ter sprake. Ook in Nederland wordt over dit idee wel eens nagedacht. In 2003 pleitte D66’er Winnie Sorgdrager voor een verbod op het publiceren van de uitkomsten van peilingen in de week voor de verkiezingen. Zij redeneerde dat kiezers liever bij winnaars horen dan bij verliezers, het bandwagon-effect. 6 Zij werd gesteund door ChristenUnie-voorman André Rouvoet en ook Balkenende van het CDA wilde dat er onderzoek zou worden gedaan naar het effect van peilingen op kiezers. In 2012 was het weer raak. Toen zei SP-leider Emile Roemer in het tv-programma Buitenhof 7 dat er moet worden nagedacht om peilingen in de laatste week voor de verkiezingen te verbieden. Zijn argument: ‘Daarmee haal je de hype weg’. PvdA’er Diederik Samsom was tegen een dergelijk verbod omdat dat volgens hem de vrijheid van meningsuiting aantast. 8 Samsom heeft hier een gevoelig punt te pakken. In 2001 stapten Franse kranten naar de rechter omdat zij vonden dat de wet op het verbod van publiceren van opiniepeilingen strijdig was met de mensenrechten. Inderdaad oordeelde de rechter dat het verbod in strijd was met artikel 10 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Artikel 10 luidt: Een iedere heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Het Hof van Cassatie, het hoogste rechtscollege, gaf dat oordeel vooral op basis van de overweging dat het verbod mensen zonder internet benadeelde. Dat zit zo: Het publiceren van peilinguitslagen is dan wel verboden, het is niet verboden om peilingen uit te voeren. Daarom was een Franse krant zo slim om de uitslag van de peiling op de website van een Zwitserse krant te zetten en zelf naar die Zwitserse site te linken. De wetgeving werd daarom aangepast in 2002. Toch werd het peilingverbod daarbij
5
Banning, Cees: Bandwagon of underdog. NRC, www.nrc.nl, laatste wijziging 22-11-2006, bezocht op 13-032014, http://vorige.nrc.nl/binnenland/article1744745.ece/Bandwagon_of_underdog 6
Van Holsteijn, Joop: Pas op peilingen! Kennislink, www.kennislink.nl, laatste wijziging 09-11-2006, bezocht op 14-03-2014, http://www.kennislink.nl/publicaties/pas-op-peilingen 7
Roemer, Emile (2012, 9 september) in: Buitenhof. [tv-uitzending] Amsterdam: VPRO/AVRO/VARA http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1287679 8
Hendriks, Dolf: Diederik Samsom tegen tijdelijk verbod op peilingen. Algemeen Dagblad, www.ad.nl, laatste wijziging 09-09-2012bezocht op 14-03-2014, http://www.ad.nl/ad/nl/10640/DossierVerkiezingen/article/detail/3313567/2012/09/09/Diederik-Samsom-tegen-tijdelijk-verbod-op-peilingen.dhtml
8
niet helemaal opgeheven. Was het verbod eerst 30 dagen, nu geldt het alleen nog maar de dag voor de verkiezingen. Tot de dag van vandaag is deze wet nog steeds in tact. 9 Maurice de Hond heeft aangegeven dat bij een eventueel verbod op het publiceren van peilingen hij uit zal wijken naar buitenlandse websites. 10 In het kort Uit onderzoek blijkt dus dat vooral de duiding van de media zorgt voor het bandwagon-effect. De journalistiek moet dienen als onafhankelijke controle van de macht, schreven Kovach en Rosenstiel, maar hoe onafhankelijk ben je daadwerkelijk als op basis van berichtgeving over peilingen de stemuitslag wordt bepaald? Merkwaardig is ook het bericht van NRC waarin wordt geschreven dat de VVD de grootste partij wordt bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012. De krant doet die uitspraak op basis van een peiling van TNS NIPO, terwijl het peilingbureau zelf zegt dat de uitslag too close to call is. 11
9
Voorhoof, Dirk (Professor mediarecht): De wet betreffende de opiniepeilingen: een maat voor niets? Universiteit Gent, datum onbekend. https://biblio.ugent.be/publication/121299 10
Auteur onbekend: ‘Verbod op peilingen bij verkiezingen werkt niet’. Volkskrant, www.volkskrant.nl, laatste wijziging 14-01-2003, bezocht op 18-03-2014, http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2824/Politiek/article/detail/751942/2003/01/14/Verbod-op-peilingen-bijverkiezingen-werkt-niet.dhtml 11
Hakhverdian, Armen en Tom van der Meer en Tom Louwerse: De peilingencarrousel draait door. Stuk Rood Vlees, www.stukroodvlees.nl, laatste wijziging 18-03-2014, bezocht op 19-03-2014, http://stukroodvlees.nl/peilingen/de-peilingencarrousel-draait-door/
9
Hoe betrouwbaar is de berichtgeving over opiniepeilingen? ‘De journalistiek moet het nieuws begrijpelijk maken en in de juiste verhoudingen plaatsen’(Kovach&Rosentiel – Elements of journalism)
Niet zelden wordt beweerd dat opiniepeilingen onbetrouwbaar zijn. De vraag is dat of dat komt door de peilingen zelf of door de manier waarop media de resultaten presenteren. Ik onderzoek hoe betrouwbaar peilingen zijn. Dat doe ik aan de hand van het boek Wat 93,7% van de Nederlanders moet weten over opiniepeilingen van Will Tiemeijer.12 Daarnaast bekijk ik hoe de peilingen van de vijf grootste Nederlandse peilingen tot stand komen, want als je iets wil vertellen over opiniepeilingen moet je natuurlijk wel weten hoe die peilingen tot stand komen. Al in 1936 werd met een peiling geprobeerd te achterhalen wie die nieuwe president van Amerika zou worden. Het magazine Literary Digest deed een poging dat te achterhalen door een stemformulier te verzenden naar adressen uit autoregistratielijsten en telefoonboeken. Uiteindelijk sturen zo’n twee miljoen mensen het formulier terug. Uitslag: De republikein Alf Landon wordt de nieuwe president. Opiniepeiler George Gallup deed ook een poging de uitslag te voorspellen. Hij doet een quotasteekproef, een proef waarbij van tevoren is vastgesteld hoeveel mensen uit welke groep ondervraagd moeten worden. Uit ongeveer drieduizend ondervragingen komt naar voren dat democraat Franklin Roosevelt de verkiezingen zal winnen. Gallup krijgt gelijk. Wat ging er dan mis bij Literary Digest? Het blad hield geen representatieve steekproef. Veel Amerikanen hadden in de jaren dertig nog geen telefoon. Stemgerechtigden die dat wel hadden, kwamen vaker uit de sociaal rijkere klassen, waarbinnen veelal republikeins werd gestemd. Om een enigszins betrouwbare voorspelling te doen is het dus niet van belang om zoveel mogelijk mensen te ondervragen, maar om een representatieve steekproef te houden.13 Nu zijn de peilingen van Nederlandse opiniebureaus wel min of meer representatief (een peiling is nooit voor 100 procent representatief), maar toch kan er nog veel fout gaan. Dat blijkt wel uit het boek ‘Wat 93,7% van de Nederlanders moet weten over opiniepeilingen’ van Will Tielmeijer. Hij werkt bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en promoveerde op het proefschrift ‘Het geheim van de burger. Over staat en opinieonderzoek’. Representatieve steekproef Van belang is dan om te weten wanneer je een steekproef representatief mag noemen. Tiemeijer beschrijft het zo: ‘Een steekproef is representatief als deze (op relevante kenmerken) een goede afspiegeling is van de totale groep waarover je uitspraken wil doen’. Hij maakt dat duidelijk door een voorbeeld te geven. Als je een steekproef wil die naar geslacht, leeftijd en opleiding representatief is voor ‘de Nederlanders’ moet de verhouding 12
Tiemeijer, Will: Wat 93,7% van de Nederlanders moet weten over opiniepeilingen, 2008, Utrecht, Askant
13
Rutten, Ellen: De pijlers van peilingen. Wetenschap 24, www.wetenschap24.nl, laatste wijziging 05-09-2012, bezocht op 01-03-2014 http://www.wetenschap24.nl/nieuws/artikelen/2012/sept/De-pijlers-vanpeilingen.html
10
tussen mannen en vrouwen in de steekproef dezelfde zijn als bij alle Nederlanders. Datzelfde geldt dan natuurlijk ook voor de leeftijdsverdeling en het opleidingsniveau. De steekproef moet eigenlijk een volk in het miniatuur zijn en er mogen geen groepen onder- of oververtegenwoordigd zijn. Dat zou tot vertekende resultaten leiden. Het is nog niet zo eenvoudig om tot een representatieve steekproef te komen. Zaak is om mensen uit alle groepen te bereiken, en die respondenten moeten dan ook nog eens meewerken aan het onderzoek. Het is natuurlijk geen probleem als niet iedereen meewerkt, maar er mogen geen systematische verschillen bestaan tussen de mensen die meedoen aan het onderzoek en de mensen die weigeren. Als laatste moet een onderzoeker zorgen dat er geen zelfselecterende steekproef ontstaat. Dat betekent dat niet de onderzoeker bepaalt wie meedoet aan het onderzoek, maar de respondenten zelf. Dit gebeurt volgens Tiemeijer vaak wel bij internetenquêtes. Daar kan iedereen die dat wil zich aanmelden om mee te doen met een enquête, maar zo heeft de onderzoeker geen zicht meer op de representativiteit van het onderzoek. Om deze problemen te voorkomen maken opiniepeilers meestal gebruik van onderzoekspanels. Zo’n panel is een bestand van enige tienduizend mensen die hebben aangegeven regelmatig bereid zijn aan opinieonderzoek mee te doen. Dat gaat vaak via internet. Dan nog kan je de vraag stellen of de steekproef representatief is. Als mensen enkel lid kunnen worden van een onderzoekspanel door gevraagd te worden, heeft het onderzoeksbureau controle over de samenstelling van het panel. Kan je jezelf inschrijven om deel te namen aan een panel, is het zelfselecterend Weging Het is lastig, zo niet onmogelijk om een werkelijk representatieve steekproef te krijgen. Daarom is er een instrument om uit een niet geheel representatieve steekproef toch representatieve resultaten te verkrijgen. Dat instrument is weging. Dat betekent dat een onderzoeker de antwoorden van groepen die in de steekproef oververtegenwoordigd zijn minder zwaar telt in de berekening en de antwoorden van ondervertegenwoordigde groepen tellen juist zwaarder. Blijkt bijvoorbeeld uit cijfers van het CBS dat het aantal Nederlanders met een universitaire opleiding twintig procent bedraagt, terwijl in de steekproef maar tien procent van de respondenten een universitaire opleiding heeft, kan de onderzoeker aan deze respondenten een gewicht 2,0 geven. Maar Tiemeijer waarschuwt dat weging geen wondermiddel is. Weging is alleen maar mogelijk voor kenmerken waarvan bekend is wat de werkelijke verdeling in Nederland is. Daarbij komt dat weging ook niet een te grote rol mag spelen. Als een groep dermate ondervertegenwoordigd is dat daar bijvoorbeeld een gewicht van 10,0 aan gegeven moet worden, is die kleine groep misschien niet representatief voor de groep als geheel. Daarom houden de meeste onderzoekers als vuistregel aan dat weging met een factor groter dan 3 niet meer verantwoord is. Foutmarge Ook als een steekproef volgens de regels helemaal correct is uitgevoerd, bestaat er de mogelijkheid dat de resultaten afwijken van de werkelijkheid. Dat komt omdat niet alle 11
mensen ondervraagd zijn, maar slechts een deel. Daarom is het gebruikelijk om een marge aan te houden waarbinnen met 95% zekerheid de werkelijke verdeling zich zal bevinden. Voorbeeld: Als uit een steekproef van 1000 respondenten blijkt dat 25% van de respondenten op het CDA gaat stemmen, is dat in werkelijkheid met 95% zekerheid een percentage tussen de (25-3)=22% en (25+3)=28%. Bij een representatieve steekproef van duizend mensen is de foutmarge namelijk 3%. (Dat is met een statistische formule uit te rekenen). Dat betekent dat de partij uit zal komen tussen de 33 en 42 zetels. Hoe groter de steekproef is, hoe kleiner de foutmarge. Zo is bij een steekproef van 2000 mensen de foutmarge nog maar 2%.
12
In een schematisch overzicht de gang van een opinieonderzoek.14
Vijf peilingbureaus in Nederland In Nederland zijn er vijf peilingbureaus die wekelijks of tweewekelijks de zetelverdeling van de Tweede Kamer proberen te voorspellen als er op dat moment verkiezingen zouden zijn. Vier van die peilingbureaus hebben min of meer dezelfde werkwijze, één bureau doet het op
14
Tiemeijer, Will: Wat 93,7% van de Nederlanders moet weten over opiniepeilingen, 2008, Utrecht, Askant
13
een andere manier. Hieronder volgt een korte uitleg over hoe de opinieonderzoekers te werk gaan. Voor de peilingen van IpsosSynovate, De Stemming/EenVandaag, Peil.nl (Maurice de Hond) en TNS NIPO15 wordt gebruik gemaakt van onderzoekspanels. Dat betekent dat uit een database van enkele tienduizenden mensen een selectie wordt gehaald (een steekproef) en dat aan die selectie wordt gevraagd naar hun politieke voorkeur, beter gezegd op welke partij ze gaan stemmen. Van die geselecteerde groep is een hoop kenmerken bekend, waardoor die steekproef, na weging, representatief wordt voor alle Nederlanders. Toch zijn er tussen deze vier bureaus ook kleine verschillen. Zo kunnen leden van Peil.nl zichzelf aanmelden16. Pas als er een peiling wordt uitgevoerd, wordt er geprobeerd een selecte steekproef uit het panel te halen. De andere drie bureaus hebben hun panel zelf al samengesteld op basis van relevante kenmerken. (geslacht, leeftijd, opleiding, regio, gezinsgrootte, etniciteit. politieke partij waarop eerder is gestemd.) Dan nog een verschil: bij De Stemming17 wordt niet gevraagd op wie je zou stemmen als er nu verkiezingen zijn, maar om vijf stemmen te verdelen. Dat wordt gedaan omdat steeds meer mensen twijfelen op wie ze moeten stemmen. Bij IpsosSyovate18 wordt gevraagd om tien stemmen te verdelen. Het vijfde peilingbureau is Peilingwijzer19. Hier maakt de NOS gebruik van. De Peilingwijzer combineert de bestaande peilingen van IpsosSynovate, DeStemming/EenVandaag, Peil.nl en TNS NIPO tot één schatting van de politieke krachtsverhoudingen. Meer hierover bij het hoofdstuk ‘hoe media omgaan met opiniepeilingen’. In het kort Bij het houden van een opiniepeiling is het vooral van belang dat de steekproef representatief is voor de samenleving. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van weging om oververtegenwoordigde groepen kleiner te maken en ondervertegenwoordigde groepen groter. Dat kan niet in alle gevallen, weging mag niet een te grote rol spelen. Ook is er altijd sprake van een foutmarge. Bij een peiling is het gebruikelijk om een marge aan te houden waarbinnen met 95% zekerheid de werkelijke verdeling zich zal bevinden. Dat gaat in de 15
Auteur onbekend: Methodische verantwoording TNS NIPO-peiling. TNS-NIPO, www.tns-nipo.nl, laatste wijziging onbekend, bezocht op 15-03-2014, http://www.tns-nipo.com/overheid-en-non-profit/politiekepeilingen/verantwoording-politieke-peilingen/ 16
De Hond, Maurice: Onderzoeksopzet, onderzoek en representativiteit. Peil.nl, www.peil.nl, laatste wijziging onbekend, bezocht op 15-03-2014 http://panel.noties.nl/peil.nl/ 17
Auteur onbekend: Hoe komt de stemming tot stand. De Stemming, www.destemming.eenvandaag.nl, laatste wijziging onbekend, bezocht op 15-03-2014, www.destemming.eenvandaag.nl 18
Auteur onbekend: De Ipsos politieke barometer in detail. Ipsos, www.ipsos-nederland.nl, laatste wijziging onbekend, bezocht op 15-03-2014 http://www.ipsos-nederland.nl/content.asp?targetid=521 19
Louwerse, Tom: Methode. Peilingwijzer, www.peilingwijzer.tomlouwerse.nl, laatste wijziging onbekend, bezocht op 16-03-2014 http://peilingwijzer.tomlouwerse.nl/p/methode.html
14
media niet altijd goed, blijkt uit een bericht van Metro uit 2006. Een dag voor de verkiezingen kopte Metro: SP staat op grote winst. Uit het artikel bleek dat de Socialistische Partij uit zou komen op maarliefst 50 zetels. Dat zou blijken uit een peiling van het Metro Life Panel. Echter, het Metro Life Panel is een zelfselecterend internetpanel waarvoor iedereen zich kan aanmelden. De gratis ochtendkrant ging er vanuit dat de deelnemers aan het panel representatief waren voor de samenleving. Dit is te lezen in het boek van Tiemeijer. Hij vermeldt er wel bij dat een serieuze opiniepeiler deze fout nooit zal maken.
15
Wat wel en niet wordt gemeld over opiniepeilingen ‘De journalistiek moet de waarheid dienen’ (Kovach&Rosenstiel – Elements of journalism) Het geven van een zetelvoorspelling is geen makkelijke rekensom die voor iedereen te begrijpen is. Er is behoorlijk wat statistisch inzicht voor nodig. Wordt al die informatie ook in de media gegeven, of wordt niet alles verteld wat nodig is om een opiniepeiling te verklaren? ‘Het is opmerkelijk hoe weinig methodologische achtergrondinformatie Nederlandse media geven bij de peilingen waarover zij berichten20’, schrijft Tiemeijer in zijn boek over opiniepeilingen. Ook hoogleraar kiezersonderzoek Joop van Holsteijn vindt de berichtgeving over opiniepeilingen ronduit belabberd.21Volgens hem zijn er allerlei vragen die van belang zijn voor een goed begrip van opiniepeilingen en hun resultaten. Hij leest echter nooit de antwoorden. Vragen die hij van belang acht, zijn: * Hoe zat de steekproef in elkaar? * Wanneer is de peiling gehouden? * Hoeveel mensen deden mee en hoe hoog was het responspercentage? * Hoe zijn respondenten benaderd en ondervraagd? * Welke vragen kregen zij voorgeschoteld en wat waren hun antwoordmogelijkheden? Tiemeijer voegt in zijn boek nog een vraag toe: Wie was de opdrachtgever en de uitvoerder van het onderzoek? Dat niet al die vragen beantwoord worden, blijkt wel uit een voorbeeld uit zijn boek. In een nieuwsbericht uit NRC Handelsblad (juni 2007) staat dat ‘bijna de helft van de geënquêteerden tegen een verlenging van de Uruzgan-missie is. Dat blijkt bij een opiniepeiling uitgevoerd in opdracht van Wegener Dagbladen, onder duizend respondenten.’ Verdere informatie over de opiniepeilingen wordt niet gegeven. In Amerika gaat het anders. Een passage uit een stuk uit de Washington Post: This Washington Post – ABC News poll was conducted by Telephone May 29-june, 2007, among a random national sample of 1,205 adults, including an oversample of African Americans, for a Total of 284 black respondents. The results from the full survey have an error margin of plus or minus thre epercentage points. Sampling, data collections and tabulation by TNS of Horsham. De letterlijke vragen en alle resultaten zijn ook nog te vinden op de website van de Amerikaanse krant. Een andere Amerikaanse krant, The New York Times, heeft in haar stijlboek een heel hoofdstuk opgenomen over hoe moet opiniepeilingen moet worden omgegaan. Hierin staat het volgende: 20
Tiemeijer, Will: Wat 93,7% van de Nederlanders moet weten over opiniepeilingen, 2008, Utrecht, Askant
21
Van Holsteijn, Joop: Politieke peilingen: Het onbegrip regeert. De Nieuwe Reporter, www.denieuwereporter.nl, laatste wijziging 18-09-2006, bezocht op 05-04-2014 http://www.denieuwereporter.nl/2006/09/politieke-peilingen-het-onbegrip-regeert/
16
Polls used in the paper should adhere to the guidelines spelled out in The Stylebook: opinion polls. Articles about the findings of a public opinion poll should name the person or group who conducted it, name the sponsor and, if necessary, explain the sponsor's interest in the subject of the poll. The article should also give the number of people surveyed, the dates of the survey and the procedures used (whether interviews were conducted by mail, by telephone or in person). If the poll studied some group other than the general population – registered voters, say, or married adults -- the report should say how the respondents were chosen. The article should give the probable margin of sampling error for a sample of the size used in the poll, and to aid comprehension it should be explained in a sentence like this: The margin of sampling error for a sample of this size is plus or minus five percentage points, so differences of less than that amount are statistically insignificant. Both the poll's findings and the margin of error should be rounded to the nearest whole percentage point because results rendered to the tenth of a point suggest an impossible degree of precision.22 Als in de krant een stuk over opiniepeilingen staat, moet dus heel duidelijk worden aangegeven wie de peiling heeft uitgevoerd en wie de opdrachtgever is. Ook het aantal ondervraagden, de datum van enquêteren, de eventuele oververtegenwoordiging van een bepaalde groep en de manier van ondervragen moet worden vermeld. Daarbij moet bekend zijn hoe de respondenten zijn gekozen. Tevens moet ook de foutmarge worden vermeld. Richtlijnen in Nederland Om een eerste indruk te geven van de kwaliteit van een opiniepeiling hebben het Nederlandstalig Platform voor Survey-onderzoek, het Centraal Bureau voor de Statistiek en de Vereniging voor Onderzoeksjournalisten een checklist voor peilingen samengesteld. Er zijn negen vragen in de checklist opgenomen, die één voor één nagelopen moeten worden. 23 (Zie volgende pagina)
22
Auteur onbekend: The New York Times polling standards. New York Times, www.nytimes.com, laatste wijziging onbekend, bezocht op 12-04-2014 http://www.nytimes.com/packages/pdf/politics/pollingstandards.pdf 23
Bethlehem, Jelke: Peilingen beoordelen, een checklist. CBS, www.cbs.nl, laatste wijziging onbekend, bezocht op 11-04-21014, http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/6D095E61-E981-4E7B-966EF4772C4A15B6/0/2012peilingenbeoordelenpub.pdf
17
18
Als een peiling na het doorlopen van de vragenlijst veel onduidelijkheden oproept, kan een redactie besluiten er geen aandacht meer aan te besteden, of om een beschrijving van de mogelijke problemen te geven. De checklist helpt dus met het geven van antwoorden op vragen die hoogleraar kiezersonderzoek Joop van Holsteijn nooit leest of hoort. De vraag is echter of media deze, of een andere checklist wel gebruiken. Volgens Tiemeijer is dat nauwelijks het geval. Hij schrijft dat technische informatie, zoals de wijze waarop data zijn verzameld, door de media maar zelden wordt gegeven. In het hoofdstuk waar ik journalisten aan het woord laat, vraag ik aan hun of zij deze checklist hanteren of dat er in hun stijlboek iets staat over berichtgeving omtrent opiniepeilingen. In het kort Bij peilingen moet met een aantal zaken rekening worden gehouden. Volgens hoogleraar Van Holsteijn moet uit berichtgeving rondom opiniepeilingen in ieder geval duidelijk worden hoe de steekproef in elkaar zit, wanneer de peiling gehouden is, hoeveel mensen er meededen, hoe de respondenten zijn benaderd en welke vragen zij kregen. De New York Times heeft zelfs in haar stijlboek richtlijnen opgenomen over het gebruik van en publiceren over opiniepeilingen. In Nederland is er een checklist voor peilingen die kan worden geraadpleegd om de betrouwbaarheid te controleren. Vraag is of die checklist daadwerkelijk wordt gebruikt.
19
Wat betrokkenen vinden In dit gedeelte van de reflectie beschrijf ik de mening van politicologen, opiniepeilers en journalisten over het gebruik van opiniepeilingen in de media. Dat doe ik aan de hand van interviews en door middel van blogs en opiniestukken die vooral politicologen veel hebben geschreven. Eerst komt de mening van een aantal politicologen aan bod. Zij hebben onderzoek gedaan naar dit onderwerp. Een van die politicologen is Philip van Praag. Hij is Universitair Hoofddocent en is verbonden aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Ook twee andere politicologen van de UvA doen onderzoek naar dit onderwerp en houden daar, samen met andere collega’s, een blog over bij. Tom van der Meer en Armèn Hakhverdian laten een duidelijke mening horen op het blog stukroodvlees.nl. Joop van Holsteijn, bijzonder hoogleraar kiezersonderzoek aan de Universiteit Leiden zocht ook al vaker de media op met ingezonden stukken. Vervolgens komen de opiniepeilers van TNS Nipo en Maurice de Hond aan het woord. Hoe kijken zij aan tegen het gebruik van opiniepeilingen door de media en welke informatie over de onderzoeksmethode zijn zij bereid te geven aan journalisten? En als laatste werden vragen gesteld aan journalisten. Hoe vinden zij dat je om moet gaan met opiniepeilingen en hebben ze daar ook regels voor?
20
Politicologen over peilingen in de media In 2006 schreef politicoloog Philip van Praag een opiniestuk in NRC waarin hij de nodige kritiek uitte op de berichtgeving rondom opiniepeilingen.24 Vindt hij dat media nu wel goed omgaan met de uitslagen van opiniepeilingen? Eerst een stelling: worden peilingen tegenwoordig op de goede manier gebruikt door media? ‘Nee.’ Wat is het belangrijkste dat er fout gaat? ‘Media proberen verschuivingen van 1 of 2 zetels op te hangen aan politiek onvermogen, terwijl daar wetenschappelijk helemaal geen onderbouwing voor is. Een dergelijke verschuiving valt namelijk binnen de foutmarge.’ Wordt er wel genoeg achtergrondinformatie over peilingen gegeven in de media? ‘Nee, ook dat gebeurt zelden tot nooit. Er is een aantal vragen waarop antwoord gegeven moet worden door de media, om te kunnen kijken of het onderzoek betrouwbaar is. In ieder geval zou vermeld moeten worden: wanneer het onderzoek is gehouden, hoe mensen benaderd zijn (telefonisch, per mail), hoeveel mensen er zijn benaderd en hoeveel mensen daarvan daadwerkelijk aan het onderzoek mee hebben gedaan. Ook is het van belang om te weten hoe het onderzoekspanel is samengesteld. Word je uitgenodigd om deel te nemen aan een panel, of mag je jezelf aanmelden. In dat laatste geval is bij de representativiteit van het onderzoek een groot vraagteken te plaatsen.’ Waarom gebeurt dat volgens u niet? ‘Kijkers en lezers zijn niet geïnteresseerd in die statistieken. Journalisten laten zich te veel leiden door de interesses van nieuwsconsumenten. En volgens mij hebben journalisten ook te weinig kennis over opiniepeilingen.’ In het stijlboek van de New York Times staan richtlijnen over het gebruik van opiniepeilingen. Zouden Nederlandse media zoiets ook moeten doen? ‘Er zijn al nationale en internationale richtlijnen opgesteld waaraan peilingen moeten voldoen. Het probleem is alleen dat de meeste journalisten die niet gebruiken.’ Zijn peilingen wel geschikt om verschuivingen op de korte termijn te laten zien? ‘Peilingen zijn er om trends op de lange termijn aan te geven. Journalisten maken van peilingen vaak al nieuws als een partij één zetel heeft verloren. Dat is natuurlijk makkelijk nieuws maken, maar die verschuiving hoeft helemaal niet significant te zijn.’
24
Van Praag, Philip: Check de peilers - en zeker De Hond. NRC, www.nrc.nl, laatste wijziging op 16-10-2006, bezocht op 20-04-2014, http://vorige.nrc.nl/opinie/article1733191.ece/Check_de_peilers_ndash_en_zeker_De_Hond
21
Maar kiezers worden wel door die peilingen beïnvloed. Moeten we peilingen dan maar helemaal afschaffen? ‘We moeten het niet dramatiseren. Het is niet zo dat burgers massaal op de partij stemmen die vooropgaat in de peilingen. Maar burgers worden inderdaad voorgelicht alsof elk politiek incident doorwerkt in de peilingen, maar daar is geen wetenschappelijke onderbouwing voor. Echter, peilingen bevatten wel degelijk nuttige info, dus media moeten zeker niet stoppen met het publiceren daarvan. Wel is terughoudendheid geboden. Tijdens een campagne lijkt het soms alsof journalisten alleen geïnteresseerd zijn in peilingen, terwijl de verslaggeving naar mijn mening veel inhoudelijker kan. Journalisten laten zich te veel leiden door wat burgers willen, namelijk peilingen, maar vertel dan wel het hele verhaal. Stel kritische vragen en licht het publiek goed in, dus zeg er ook bij dat het om een peiling gaat en dat de uitslag niet vast staat.’ Verbied peilingen niet Van Praag vindt dat terughoudendheid geboden is, maar dat peilingen niet afgeschaft moeten worden. Daar zijn Tom van der Meer en Armèn Hakhverdian25, ook politicologen aan de UvA, het mee eens. Zij schrijven dat het volstrekt legitiem is als kiezers hun stem bepalen op basis van trends in opiniepeilingen. Maar, zeggen ze, dan moet de berichtgeving over die peilingen wel kloppen. Net als Van Praag vinden ook deze twee politicologen dat de media niet goed omgaan met peilingen. Opiniepeilers weten iedere keer weer het nieuws te halen door de laatste wekelijkse of tweewekelijkse verschuivingen in hun onderzoek te rapporteren. Maar die verschuivingen zijn volgens Van der Meer en Hakhverdian betekenisloos en niet significant. Ze zijn het resultaat van meetonzuiverheid, niet van daadwerkelijke verschuivingen. Daarom stellen zij op hun blog dat opiniepeilers alleen nog maar verschuivingen moeten presenteren die daadwerkelijk onder de Nederlandse bevolking voorkomen. Niet de wekelijkse verschuivingen die het resultaat zijn van statistische ruis. Toch ligt de verantwoordelijkheid keihard bij de media, zeggen Van der Meer en Hakhverdian. Kiezers worden volgens de twee niet beïnvloed door de peiling zelf, maar door de vaak onjuiste rapportage daarover. Ook bijzonder hoogleraar kiezersonderzoek aan de universiteit van Leiden, Joop van Holsteyn, meent dat de manier waarop media met peilingen omgaan ernstig te kort schiet.26 Hij noemt peilingen een prima bron voor kiezers die strategisch willen stemmen, maar dan moeten journalisten wel goed omgaan met peilingen. Holsteyn noemt enkele vragen die een zichzelf respecterende journalist zou moeten beantwoorden, voordat het nieuws door de journalist wordt geduid. Het zijn de volgende vragen: Hoe is de steekproef getrokken en hoe 25
Van der Meer, Tom en Armen Hakhverdian: Nederlandse kiezers als kuddiedieren: zetelpeilingen als selffulfilling prophecies. Bedreigde Democratie, www.bedreigdedemocratie.nl, laatste wijziging 05-07-2012, bezocht op 13-03-2014, http://www.bedreigdedemocratie.nl/2012/07/05/nederlandse-kiezers-alskuddedieren-zetelpeilingen-als-self-fulfilling-prophecies/ 26
Van Holsteijn, Joop: Pas op peilingen! Kennislink, www.kennislink.nl, laatste wijziging 09-11-2006, bezocht op 14-03-2014, http://www.kennislink.nl/publicaties/pas-op-peilingen
22
groot was die? Wanneer is het onderzoek gehouden? Welk bureau heeft de peiling uitgevoerd? Welke vraag is voorgelegd en was dat in een persoonlijk gesprek, via de telefoon of via internet? Hoeveel mensen deden niet mee omdat ze geen zin hadden of niet bereikt werden? Hoe veel mensen die meededen gaven aan dat ze nog niet wisten wat ze gingen stemmen? Hoe zijn de gegevens bewerkt en gewogen voordat het resultaat naar buiten kwam? In het kort Politicologen zien wel degelijk het nut van opiniepeilingen. Maar ze zeggen ook dat de verantwoordelijkheid om goed met die peilingen om te gaan bij de journalisten ligt. Stel kritische vragen en ga niet zomaar verklaren waar één of twee zetels winst of verlies vandaan komen, want dat ligt namelijk gewoon aan meetonzuiverheid, niet aan politiek geblunder. De politicologen zien dit nog te vaak gebeuren.
23
Opiniepeilers over peilingen in de media Vinden opiniepeilers dat hun resultaten goed in het nieuws komen en welke informatie geven zij eigenlijk aan journalisten? Vooral die laatste vraag is belangrijk, want hoe kunnen journalisten bepalen of een opiniepeiling representatief is als ze geen antwoorden krijgen op essentiële vragen. Tim de Beer is research consultant bij TNS NIPO en verantwoordelijk voor de politieke peilingen. Hoe kijkt hij aan tegen peilingen in de media, maar ook tegen zijn eigen manier van peilen? Hoe betrouwbaar zijn jullie peilingen? ‘We hebben een panel met 40.000 benaderbare personen voor onze steekproef. Voor een peiling benaderen we ongeveer 1.000 mensen die representatief zijn voor de Nederlandse bevolking. Daarbij kijken we naar kenmerken als geslacht en opleiding, maar ook naar politieke voorkeur en stemgedrag bij voorgaande verkiezingen. Als een bepaalde groep oververtegenwoordigd is, kunnen we dat met weging weer aanpassen.’ Kan je jezelf aanmelden voor het onderzoekspanel? ‘Nee, dat is in principe niet mogelijk, want dan kunnen wij niet meer goed controleren of die groep ook representatief is voor de Nederlandse bevolking. Maar stel dat een lesbische Marokkaanse Limburgse vrouw zich aan wil melden voor het panel, dan is dat wel mogelijk, omdat wij die mensen niet in ons bestand hebben zitten. Het is namelijk heel moeilijk om mensen te vinden met eigenschappen die niet vaak voorkomen in de samenleving.’ Als jullie een peiling hebben gehouden, wat voor informatie sturen jullie dan naar journalisten? ‘Stel dat wij 1.000 mensen hebben ondervraagd, dan nemen we dat mee in ons persbericht. Daarnaast schrijven we op welk percentage van de stemmen een partij kan rekenen en op hoeveel zetels dat neerkomt. Ook schrijven we hoeveel zetels er nog bij of af kunnen. Verder vermelden we van wanneer tot wanneer de veldwerkperiode was en wat het responspercentage was.’ Stel dat journalisten nog vragen hebben over het onderzoek, waarvan het antwoord niet in het persbericht staat, willen jullie die antwoorden dan wel geven? Bijvoorbeeld over de weging die jullie hebben toegepast of over de vragen die jullie aan respondenten hebben voorgelegd. ‘Het ligt eraan voor wie we het onderzoek hebben uitgevoerd, want bedrijven kunnen ons inhuren om een onderzoek uit te voeren. Maar over het algemeen zijn wij wel degelijk bereid die informatie te verschaffen.’ Vindt u dat media te weinig met deze informatie doen? ‘Hangt er vanaf naar welk medium je kijkt. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de NOS, die de peilingwijzer gebruikt, dan vind ik het wel meevallen. Maar kijk je bijvoorbeeld naar Nu.nl, waar dan een artikel wordt geplaatst met de strekking: ‘PvdA last van uitspraak Samsom’ en 24
dat dan blijkt dat ze in de peiling een zetel hebben verloren, dan gaat het mis. Dat kan namelijk niet liggen aan die uitspraak, want een zetel meer of minder past in de foutmarge.’ Politicoloog Philip van Praag noemt een aantal vragen waarop antwoord moet kunnen worden gegeven door journalisten, voordat zij over gaan tot publicatie. Vindt u dat terecht? ‘Ja, sterker nog, wij kunnen antwoord geven op al die vragen en wij zetten dat ook in onze persberichten.’ Journalisten nemen die informatie dus niet altijd over. ‘Ik wil ten eerste zeggen dat het wel steeds beter gaat, maar inderdaad er wordt niet altijd ingegaan op die vragen. Maar ik snap de journalisten ook wel hoor. Het is een journalistieke impuls om snel het nieuws te brengen. Toch zou het geen kwaad kunnen om journalisten basisregels bij te brengen, zodat ze kritische vragen gaan stellen.’ Bent u het eens met de stelling dat peilingen nuttig zijn, maar alleen om trends op de lange termijn in kaart te brengen en als grove indicatie voor onderliggende politieke machtsverhoudingen? ‘Daar ben ik het niet helemaal mee eens. Er kunnen wel degelijk verschuivingen zijn op korte termijn die ook daadwerkelijk significant zijn. Kijk bijvoorbeeld naar de verkiezingen van 2012 waar de SP heel snel kelderde in de peilingen en de PvdA ineens heel groot werd. Maar over het algemeen onderschrijf ik de stelling wel. Peilingen gaan over een voorspelling op de lange termijn.’ Maar peilingen beïnvloeden wel het stemgedrag van kiezers, moet je peilingen dan maar weren uit de media? ‘Het is altijd nog maar de vraag waardoor kiezers worden beïnvloed. Ik denk dat het een dynamiek is die elkaar versterkt. Je hebt natuurlijk de peilingen, maar ook de media en de campagne en de debatten. Peilingen hebben daar natuurlijk een rol in, maar het is niet verstandig peilingen te verbieden. Ik zie het als een vorm van politieke marktwerking en daar is niks mis mee.’ Andere peilers Ook Maurice de Hond is van menig dat de vragen die volgens politicoloog Van Praag van belang zijn bij het publiceren over opiniepeilingen, beantwoord moeten kunnen worden door journalisten, zo blijkt uit een interview met hem. Ten eerste over de betrouwbaarheid van uw peilingen. Het is mogelijk om jezelf aan te melden voor uw onderzoekspanel. Komt de betrouwbaarheid daardoor niet in gevaar, omdat u van tevoren niet kan selecteren op eigenschappen en kenmerken van respondenten? ‘Alle onderzoeken hebben het grote probleem dat een steeds kleiner gedeelte van de mensen mee doet aan onderzoek. Dus als je actief mensen benaderd via telefoon en maar 15% doet mee, of je probeert via e-mailbenadering mensen in je panel te krijgen, dan zit je ook met het grote probleem dat het een duidelijke selectie is. De uitdaging is vervolgens om een zo goed 25
mogelijke correctiemethode toe te passen om deze problemen op te lossen. Als je daarbij de resultaten van de onderzoeken van mijn aanpak vergelijkt met onderzoeken van organisaties die pretenderen het op een betere manier te doen, dan blijk het verschil niet uit de resultaten.’ Vindt u het belangrijk dat journalisten ook iets weten over de volgende zaken: Wanneer het onderzoek gehouden is Hoe respondenten zijn benaderd Hoeveel mensen er zijn benaderd en hoeveel mensen daadwerkelijk hebben meegedaan aan de peiling Hoe het onderzoekspanel is samengesteld Wat voor vraag mensen hebben gekregen Wat de foutmarge is ‘ja.’ Geeft u deze informatie ook in uw persberichten? Zo nee: kunnen journalisten deze informatie wel krijgen als ze daar naar vragen? ‘Meestal niet of maar beperkt. Informatie kan wel bekeken worden in de uitleg op de website van peil.nl of als de journalist erom vraagt.’ Journalisten proberen vaak zetelverschuivingen van 1 of 2 zetels te duiden. Zouden media er niet duidelijk over moeten zijn dat zo'n kleine verschuiving gewoon binnen de foutmarge valt? ‘In mijn aanpak liggen verschuivingen van 2, en soms zelfs 1, zetel niet binnen de foutmarge. Dat komt door de onderzoeksopzet. Enerzijds door de wegingsprocedure en anderzijds omdat per ondervraagde vastgesteld wordt wat de keuze de vorige keer was. Stel dat je een week na de verkiezingen alleen aan mensen vraagt wat ze zouden stemmen als er vandaag verkiezingen zouden zijn, dan is de foutmarge groter dan wanneer je ook vraagt wat mensen vorige week gestemd hebben. Dan kan je het namelijk vergelijken met de uitslag van vorige week. Ten aanzien van de verschuiving van week tot week blijft de betrouwbaarheidsmarge klein. (Dat zou niet zo zijn als je niet met een panel werkt en niet kijkt naar de vorige stemvoorkeur, dan blijft de marge wel groot). Bij 1 zetel verschil kan het inderdaad een foutmarge zijn (omdat een verschuiving van 0,1% al tot een zetel meer of minder kan leiden, zelfs een verschuiving van 0,0% kan dat door de restzetelberekeningen). Maar een marge van 2 zetels niet.’ Bent u het eens met deze stelling: Peilingen zijn nuttig, maar alleen voor het in kaart brengen van trends op de lange termijn en als grove indicatie voor onderliggende politieke krachtsverhoudingen? ‘Nee, daar ben ik het niet mee eens. Ze kunnen ook goed aangeven wat het korte termijn effect is van bepaalde belangwekkende politieke gebeurtenissen. En je kunt ook door de tijd heen, en ik heb een wekelijkse reeks sinds september 2002, precies aangeven wanneer de kantelpunten waren en wat daar de reden van was.’ 26
Als laatste vraag: vindt u over het algemeen dat journalisten goed omgaan met uitslagen van opiniepeilingen? ‘Ja, over het algemeen zeker wel.’ In het kort Twee peilers, twee verschillende meningen. Alhoewel beide peilers vinden dat journalisten antwoord moeten kunnen geven op vragen over de onderzoeksmethode, zijn de twee heren het niet eens over het feit of media wel of niet goed omgaan met opiniepeilingen. Ook zegt De Hond dat een verschuiving van twee zetels wel degelijk buiten de foutmarge kan vallen door zijn onderzoeksopzet, terwijl dat volgens De Beer niet kan. Wat volgens De Beer ook niet kan is mensen zelf laten aanmelden voor het onderzoekspanel. Daar is ook de checklist voor peilingen van het CBS duidelijk over: Zelfselectie via internet: Let op! Er zijn geen betrouwbare uitspraken mogelijk.
27
Hoe media omgaan met opiniepeilingen Vrij Nederland deed al eens een rondje langs verschillende kwaliteitsmedia om te kijken of zij regels hebben met betrekking tot het publiceren over opiniepeilingen.27 Daar kwamen verschillende antwoorden uit. Zo brengen ze bij NRC peilingen op zichzelf niet als nieuws, behalve op de website. En als ze er wel over berichten, laten ze verschillende peilingen over een langere periode zien, soms met vermelding van de foutmarge. Ook probeert de krant er geen harde conclusies aan te verbinden. Anders is dat bij de Volkskrant, waar ze voorzichtig proberen om te gaan met peilingen, maar waar ze ook willen laten zien hoe het ervoor staat omdat er een grote gretigheid naar peilingen bestaat. Bij Trouw daarentegen proberen ze berichtgeving over opiniepeilingen tot een minimum te beperken. Bij RTL Nieuws zijn ze niet zo van de afdeling richtlijnen, maar zijn ze zich wel bewust van het bandwagon-effect dat peilingen kunnen hebben (peilingen worden bij RTL wel getoetst op betrouwbaarheid, zo laat Pieter Klein, adjunct-hoofdredacteur RTL Nieuws, weten). Bij de NOS zijn ze wel van de richtlijnen, sterker nog, dat is de enige Nederlandse nieuwsorganisatie waar ze geschreven richtlijnen hebben voor het berichten over opiniepeilingen. Daarin staat dat er geen duidingen van peilingbureaus over moeten worden genomen, alleen de cijfers. Bij de NOS maken ze gebruik van de Peilingwijzer. Dat is een peiling gebaseerd op de vier andere opiniepeilingen, namelijk die van TNS-NIPO, De Stemming (EenVandaag), De Politieke Barometer (Ipsos) en Peil.nl van Maurice de Hond. Politicoloog Armen Hakhverdian is groot voorstander van het gebruik van de Peilingwijzer.28 Ieder peilingbureau hanteert net een andere methode van onderzoek. Ze hebben dan net een andere vraagstelling gebruikt, wegen de resultaten net iets anders of doen de steekproeftrekking op een net iets andere manier. Daardoor verschillen de uitslagen van opiniepeilingen van verschillende bureaus net iets van elkaar. Zo is de PVV in de peiling van Maurice de Hond stelselmatig groter dan bij andere opiniepeilers en scoort de VVD hoger bij de Politieke Barometer. Door alle peilingen met elkaar te combineren, krijg je een beter beeld van de bevolkingskenmerken die worden geschat. Ook vind Hakhverdian het goed dat de Peilingwijzer niet alleen een schatting geeft van het stempercentage van een bepaalde partij, maar ook de foutmarge rond die schatting. Tevens wordt op de website van de NOS bij berichten over peilingen ook een link aangeboden om door te klikken naar de onderzoeksmethode van de Peilingwijzer. Nieuwsconsumenten kunnen dus ook zelf kijken hoe die peiling in elkaar steekt. Ook opiniepeiler Tim de Beer van TNS NIPO is over die werkwijze te spreken. Hij vindt ook dat het steeds beter gaat in de journalistiek als het gaat over publiceren van opiniepeilingen. Maar hij is niet over alle media te spreken. Bijvoorbeeld over de berichtgeving op nu.nl, waar vaak slechts korte berichten worden geplaatst met enkel de uitslag van de peiling en het uitvoerende bureau. Niks dus over onderzoeksmethode, foutmarge, het aantal respondenten en 27
Broer, Thijs en Maurits Martijn (08-09-2012): ‘Wij zijn niet zo van de richtlijnen’ Vrij Nederland, P.12
28
Hakhverdian, Armen: De Peilingwijzer is het medicijn tegen luie scorebordjournalistiek. Stuk Rood Vlees, www.stukroodvlees.nl, laatste wijziging 20-02-2014, bezocht op 09-05-2014 http://stukroodvlees.nl/peilingen/de-peilingwijzer-is-het-medicijn-tegen-luie-scorebordjournalistiek/
28
de vraagstelling. Maar waar wel wordt geprobeerd winst of verlies te duiden, terwijl de verschuiving soms maar één zetel bedraagt. Daar heeft De Beer gelijk in, getuige deze drie berichten over opiniepeilingen op nu.nl
Kiezer straft PvdA en VVD voor gesloten deal (6 april 2014)29 De deal van de PvdA en de VVD om de strafbaarstelling van illegalen uit te ruilen tegen de verlaging van belasting voor de middeninkomens, is beide partijen duur komen te staan. Beide partijen verliezen een zetel in de laatste peiling van Maurice de Hond. De PvdA komt daarmee op tien zetels en de VVD op twintig. Per saldo staan de regeringspartijen op 49 zetels verlies. Kiezers vinden het blijkbaar erger wat de twee partijen hebben opgegeven dan wat ze binnenhaalden, stelt De Hond. D66 stijgt weer een zetel naar 26. De PVV krabbelt langzaam weer verder op en pakt een zetel om uit te komen op 24. De partij van Geert Wilders is daarmee de tweede partij van Nederland. Volgens De Hond heeft D66 de winst vooral te danken aan kiezers van gematigd links tot gematigd rechts, circa een kwart van de kiezers. De PVV is veruit de de grootste partij bij de kiezers die zichzelf rechts of uiterst rechts plaatsen. De SP neemt die positie in aan de linkerkant van het electorale spectrum
D66 zet groei door in peiling (30 maart 201430) D66 blijft ook deze week weer stijgen in de peiling van Maurice de Hond. De partij, die in veel grote steden de PvdA afloste bij de gemeenteraadsverkiezingen, komt met twee zetels erbij op 25. Ook de PVV lijkt op te krabbelen en staat met een extra zetel op de tweede plek met 23 zetels. De PvdA blijft verder dalen van dertien naar elf zetels, dichtbij de laagste score ooit in september 2013. Toen stond de partij op tien zetels. De VVD en het CDA staan allebei nog steeds op 21 zetels. Over ongeveer twee maanden zijn de Europese verkiezingen. De kiezer had de PVV vorige week afgestraft voor de uitspraken van PVV-leider Geert Wilders over minder Marokkanen. De partij verloor toen vijf zetels in de peiling. Met de zetel winst van deze week staat de partij weer stevig onder D66.
29
Auteur onbekend: Kiezer straft PvdA en VVD voor gesloten deal. NU, www.nu.nl, laatste wijziging 06-04-2014, bezocht op 04-05-2014, http://www.nu.nl/politiek/3745014/kiezer-straft-pvda-en-vvd-gesloten-deal.html 30
Auteur onbekend: D66 zet groei door in peiling. NU, www.nu.nl, laatste wijziging 30-03-2014, bezocht op 0405-2014, http://www.nu.nl/politiek/3739313/d66-zet-groei-in-peiling.html
29
Beetje winst voor VVD en PvdA in peiling (20 april 2014)31 De regeringspartijen VVD en PvdA hebben er deze week allebei een zetel bijgekregen in de peiling van Maurice de Hond. De liberalen komen uit op 22 zetels, nog altijd negentien minder dan ze er nu hebben. De sociaaldemocraten zouden twaalf zetels overhouden als er nu verkiezingen zouden zijn. Dat zijn er 26 minder dan nu. Uit de zondag gepubliceerde cijfers blijkt verder dat de oppositiepartijen CDA en 50PLUS elk een zetel moeten inleveren. De christendemocraten komen uit op twintig zetels, zeven meer dan nu. 50Plus zou vier Kamerleden krijgen, een verdubbeling van het huidige aantal. Verder zijn er geen verschuivingen in de wekelijkse peiling. D66 zou met 25 zetels de grootste partij worden. Dat zijn er dertien meer dan bij de vorige Tweede Kamerverkiezingen in 2012. De PVV staat met 24 zetels op de tweede plaats, negen meer dan nu. De VVD is de derde partij, gevolgd door de SP (21) en het CDA. Steekproef Volgens De Hond gaat het verlies van de VVD sinds 2012 vooral naar PVV, D66 en CDA. De PvdA verliest kiezers aan met name D66 en SP. De peiling van De Hond wordt via internet gehouden onder ten minste 2500 mensen, uit een steekproef onder ruim 40.000 personen die zich ooit voor zijn panel hebben aangemeld. De peildagen zijn vrijdag en zaterdag. Als deelnemers de vraag voorgelegd krijgen op wie ze nu zouden stemmen, zien ze eerst hun oude keus voor zich. Zo worden de veranderingen in stemgedrag per individu geregistreerd. Alleen bij dit laatste bericht wordt geschreven over de grootte van de steekproef en de peildagen. Er lijken geen vaste regels te zijn bij nu.nl over het publiceren van peilingen. Of die er wel zijn, weet Wilma Haan, adjunct-hoofdredacteur van nu.nl Hebben jullie regels met betrekking tot het plaatsen van opiniepeilingen? ‘Het moet natuurlijk nieuwswaardig zijn om een opiniepeiling te plaatsen. Het is niet op ieder moment relevant om een opiniepeiling te plaatsen, maar bijvoorbeeld naar aanleiding van een politieke actualiteit kan het relevant zijn om een peilinguitslag te plaatsen.’ Controleren jullie zelf de betrouwbaarheid en representativiteit van peilingen? ‘Wij werken niet zomaar met ieder peilingbureau waarvan niet vaststaat of de peilingen daadwerkelijk betrouwbaar zijn. Voor de politieke opiniepeilingen werken wij met Maurice de Hond. Wij kennen hem erg goed. Het is natuurlijk niet zo dat we een blind vertrouwen in hem hebben, maar omdat wij vaak met hem werken, weten we wel hoe hij te werk gaat.’ Is dat een reden om zelf niet meer te controleren hoe betrouwbaar de peiling is? ‘Nee, natuurlijk willen wij ook zelf weten hoe betrouwbaar een peiling is, maar het is niet de bedoeling dat we het onderzoek zelf opnieuw gaan doen. We willen wel weten hoe het onderzoek is opgezet, hoeveel mensen er zijn benaderd en wanneer het onderzoek heeft plaatsgevonden. Onze ervaring is ook dat De Hond die informatie makkelijk geeft. Als er een 31
Auteur onbekend: Beetje winst voor VVD en PvdA in peiling. NU, www.nu.nl, laatste wijziging 20-04-2014, bezocht op 04-05-2014, http://www.nu.nl/politiek/3756240/beetje-winst-vvd-en-pvda-in-peiling.html
30
peiling is gedaan onder een bepaalde doelgroep, bijvoorbeeld PVV-stemmers, dan vermelden we dat natuurlijk ook. Maar als De Hond een peiling doet onder een algemene groep mensen, vinden we het niet nodig om dat te melden.’ Bent u bekend met de checklist voor peilingen van het CBS, waarmee kan worden bekeken of een onderzoek wel deugt? ‘Ja, daar heb ik wel eens van gehoord en collega’s op de redactie gebruiken die ook af en toe als ze een opinieonderzoek willen gebruiken, waarvan ze niet zeker weten of dat wel betrouwbaar is. Bij peilingen van De Hond doen we dat eigenlijk niet, omdat we al heel lang met hem werken en we zijn peilingen betrouwbaar vinden. Een peiling is natuurlijk nooit voor honderd procent betrouwbaar, maar wij vertrouwen De Hond.’ Vindt u dat in artikelen op nu.nl ook in zou moeten worden gegaan op vragen als hoe een onderzoekspanel is samengesteld, wanneer onderzoek is gehouden en wat de foutmarge is? Desnoods met een link naar een nieuw artikel waarin uitleg wordt gegeven over de onderzoeksmethode? ‘Nee dat vinden we niet nodig. Een bericht over een opiniepeiling verschilt eigenlijk niet zoveel van een ander nieuwsbericht. Daarvoor vinden wij het ook niet nodig om een tweede artikel te schrijven om helemaal uit te leggen hoe het artikel tot stand is gekomen om aan te tonen hoe betrouwbaar het is.’ Het is echter niet alleen nu.nl, die in de berichtgeving niet, of maar beknopt, aandacht besteed aan de methode van onderzoek, of die zetelverlies in peilingen proberen te duiden, zonder dat feitelijk vaststaat waar die verschuiving door komt. Ook media die zeggen zich aan de feiten te houden, gaan nog wel eens de mist in. Want ook bij NRC Handelsblad en NOS verschijnen berichten zonder vermelding van context en uitleg, zoals het bericht op de site van nos.nl van 29 juni 2012.32 Daarin wordt gezegd dat de SP 3 zetels wint in de Politieke Barometer en zodoende de tweede partij van Nederland blijft. Ook het Algemeen Dagblad bericht over peilingen waarin slechts aandacht is voor de zetelverdeling en de uitvoerder van het onderzoek.
PVV: stabiel op 19 zetels (7 september 2012)33 den haag - De PVV van Geert Wilders blijft stabiel op negentien zetels. D66 staat in de laatste peiling op dertien en begint wat meer te verliezen aan de PvdA, maar minder aan de VVD. GroenLinks komt op vier zetels. Opiniepeiler De Hond constateert dat er momenteel drie regeringscoalities gesmeed kunnen worden die ook op een meerderheid in de Senaat kunnen rekenen: Paars Plus (VVD, PvdA,
32
Auteur onbekend: Peiling: SP drie erbij, PVV drie eraf. NOS, www.nos.nl, laatste wijziging 30-06-2012, bezocht op 08-05-2014, http://nos.nl/artikel/389691-peiling-sp-drie-erbij-pvv-drie-eraf.html 33
PVV: stabiel op 19 zetels (2012, 7 september) Algemeen Dagblad, p.09
31
D66 en GroenLinks), een combinatie van VVD, PvdA, CDA plus D66 én een vijfpartijenkabinet van PvdA, SP, CDA, GroenLinks plus de ChristenUnie. Peiling: Verschil PvdA en VVD nog maar één zetel (8 september 2012)34 den haag De opmars van de PvdA zet door. In de dagelijkse peiling van Maurice de Hond heeft de partij 2 zetels gewonnen en staat nu op 32. De VVD heeft nu nog maar 1 zetel meer dan de PvdA. De PVV blijft stabiel op 19 zetels (5 minder dan in de Kamer), het CDA krijgt er 12 (min 9). De SP staat op 23 (8 meer dan nu) en D66 op 13 (plus 3). Politiek redacteur David Bremmer van het AD zegt in een interview dat er bij het AD geen regels zijn voor het berichten over opiniepeilingen. Hebben jullie regels met betrekking tot het plaatsen van berichten over opiniepeilingen? ‘Nee, daar hebben wij volgens mij geen regels voor. Ik heb het in ieder geval nog nooit langs zien komen. Ik ben natuurlijk ook geen statisticus, maar ik ben me er wel van bewust dat je goed naar het onderzoek moet kijken om in te schatten of het betrouwbaar is. Ik kijk van tevoren wel altijd even wie het onderzoek gedaan heeft en hoeveel mensen er mee hebben gedaan.’ Controleren jullie ook zelf de betrouwbaarheid van peilingen of gaan jullie af op de betrouwbaarheid van het onderzoeksbureau? ‘Ik kijk wel kritisch naar een peiling, maar ga niet heel uitgebreid de betrouwbaarheid controleren. Van Maurice de Hond weet je bijvoorbeeld dat hij met een peiling meestal wel aardig in de buurt zit, maar dat is natuurlijk geen wetenschappelijke onderbouwing. Van de andere kant zat hij er bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen wel weer behoorlijk naast. Dan kan je misschien concluderen dat de onderzoeksmethode toch niet erg goed is, maar wij plaatsen dat dan wel. Voor die gemeenteraadsverkiezingen heb ik ook een artikel geschreven over een peiling, die wij uit hadden laten voeren door TNS NIPO. Daar zit dan een hele onderzoeksverantwoording bij. Die lees je dan wel door natuurlijk.’ Bent u bekend met de checklist voor peilingen die het CBS heeft ontwikkeld om de betrouwbaarheid van peilingen te controleren? ‘Nee daar had ik nog nooit van gehoord. Maar ik heb hem wel even snel bekeken toen jij me een mail stuurde met die vraag. Er staan wel punten in die ik automatisch al controleer, zoals de opdrachtgever, het aantal mensen dat meedoet aan een peiling en op welke manier een panel is samengesteld. Ik heb die checklist nu meteen opgeslagen op mijn computer.’ Geven jullie die informatie uit zo’n onderzoeksverantwoording ook weer in nieuwsberichten? ‘Je zegt natuurlijk wel wie het onderzoek heeft uitgevoerd en hoeveel mensen er mee hebben gedaan. Maar in een nieuwsbericht geef je niet veel meer informatie over de onderzoeksmethode. Daar heb je meestal ook geen ruimte voor. En volgens mij zitten lezers daar ook niet echt op te wachten in een strak nieuwsbericht. Je kan bijvoorbeeld wel een apart
34
Peiling: Verschil PvdA en VVD nog maar een zetel (2012, 8 september) Algemeen Dagblad, p.01
32
nieuwsbericht maken als er onderzoek gedaan is naar de betrouwbaarheid van opiniepeilingen.’ Proberen jullie in nieuwsberichten wel zetelverschuivingen te duiden, of geven jullie alleen de feiten? ‘Duiden doen we wel eens, maar daar moet je wel voorzichtig mee zijn, omdat je niet altijd hard kan maken dat een zetelverschuiving toe te schrijven is aan een bepaalde uitspraak of afspraak. Wat ik dan wel eens doe is een onzekerheidsmarge inbouwen. Dan schrijf ik bijvoorbeeld: “Het lijkt erop dat”.’ Maar uit onderzoek blijkt dat juist door die berichtgeving mensen beïnvloed worden in hun stemgedrag. Houd je daar rekening mee tijdens het maken van een nieuwsbericht? ‘Dat is een terechte vraag, maar die vraag past volgens mij in een bredere discussie. Er zijn tegenwoordig zoveel peilingen, zelfs buiten verkiezingstijd dat ik best geloof dat mensen daardoor worden beïnvloed, maar het is niet onze bedoeling om mensen te manipuleren. Als een gerespecteerd onderzoeksbureau een peiling heeft gehouden, dan plaatsen wij dat gewoon, maar we proberen niet heel duidend te zijn.’
In het kort Alleen de NOS heeft richtlijnen op papier over het gebruik van opiniepeilingen. Maar ook die richtlijnen worden niet altijd opgevolgd. Het lijkt erop dat media wel weten hoe ze om willen gaan met opiniepeilingen, maar dat ze zich daar niet altijd aan houden. Zo kan het gebeuren dat er, of media dat nou willen of niet, gepubliceerd wordt over peilingen zonder iets te vertellen over foutmarges, onderzoeksvraag en dergelijke belangrijke vragen over de onderzoeksmethode. Ook worden peilingen geduid en wordt geprobeerd een verschuiving van één zetel te verklaren, terwijl zo’n verschuiving binnen de foutmarge ligt. Bovendien worden peilingen vergeleken met eerdere peilingen, in plaats van met de zetelverdeling in de Tweede Kamer. Zo maakt het nog al wat uit of een journalist kopt dat de SP 8 zetels heeft verloren (ten opzichte van de eerdere peiling) of op 4 zetels winst staat (ten opzichte van het huidige zetelaantal in de Tweede Kamer). Het advies van de NOS ‘houd je aan de feiten’ wordt dus niet door iedereen nageleefd, zelfs niet door de NOS zelf.
33
Conclusie Het theoretisch kader van deze reflectie hing ik op aan drie uitspraken van de elements of journalism van Kovach en Rosenstiel. Ik had namelijk twijfels of aan die drie elementen van de journalistiek voldaan zou worden bij het berichten over opiniepeilingen. Helaas moet ik concluderen dat ik gelijk heb gekregen. De journalistiek moet dienen als onafhankelijke controle van de macht Dit is wat mij betreft de belangrijkste opdracht van de journalistiek. Bij berichtgeving over opiniepeiling lijkt deze opdracht totaal vergeten. ‘Wij werken al heel lang samen met Maurice de Hond, dus wij vinden zijn peilingen betrouwbaar, voor zover peilingen natuurlijk betrouwbaar zijn.’ Dat zei Wilma Haan, adjunct-hoofdredacteur bij nu.nl. Dat betekent dus ook dat bij nu.nl peilingen niet worden gecontroleerd op betrouwbaarheid, omdat ze Maurice de Hond vertrouwen als hij zegt dat een peiling betrouwbaar en representatief is. Dat is zomaar resultaten overnemen, zonder die vooraf te controleren. Ook andere media schromen niet om zomaar over peilinguitslagen te berichten, zonder daarbij te vermelden of die peiling überhaupt wel representatief en betrouwbaar is. Maar ook op een andere manier zorgt berichtgeving over peilingen dat de journalistiek niet dient als onafhankelijke controle van de macht. Niet door de peilingen, maar door gekleurde berichtgeving over peilingen worden kiezers beïnvloed in hun stemgedrag, zo blijkt uit onderzoek van Tom van der Meer. Hoe kan je de macht onafhankelijk controleren, als die door je eigen toedoen aan de macht komt? De journalistiek moet het nieuws begrijpelijk maken en in de juiste verhoudingen plaatsen Het nieuws begrijpelijk maken is bij opiniepeilingen niet het moeilijkst. Je hebt immers een uitslag van een peiling en die geef je weer. Iedereen zal die uitslag begrijpen. Maar het in de juiste verhouding plaatsen van het nieuws, is toch lastiger. Want brengt een journalist een peilinguitslag als vaststaand nieuws, dan heeft hij het mis. Er dienen namelijk een aantal voorbehouden gemaakt te worden. Een peiling is namelijk nooit voor honderd procent betrouwbaar. Een opiniepeiler ondervraagt namelijk niet alle mensen, maar slechts een deel. Daarom is het gebruikelijk een marge aan te houden waarbinnen met 95% zekerheid de werkelijke verdeling zich zal bevinden. En dan heb je ook nog eens te maken met een foutmarge. Daarom kan een opiniepeiler niet zomaar zeggen dat een partij een x aantal zetels gaat halen, maar dat een partij een zetelaantal gaat halen tussen x en y. TNS NIPO geeft dat ook weer in hun persberichten. Zij zeggen: ‘Partij A krijgt zoveel procent van de stemmen, dat komt neer op een zetelaantal tussen x en y.’ Aan een journalist dus de taak daar rekening mee te houden. De journalistiek moet de waarheid dienen Een opiniepeiling is een voorspelling, dus of dat de waarheid is kan je als journalist nooit zeker weten. Je kan er wel alles aan doen om zo dicht mogelijk bij de waarheid te komen. Ook dat gebeurt niet altijd. Ieder onderzoeksbureau heeft een eigen peilingmethode. Deze methoden hebben veel overeenkomsten, maar verschillen allemaal iets. Daarom komen er ook verschillende uitslagen uit verschillende peilingen. Daar zou je als journalist eerlijk over 34
moeten zijn. Maar dat gebeurt niet als slechts de uitslag van een peiling wordt gepubliceerd, daar ook nog een gekleurde duiding bij wordt geschreven en er niet wordt ingegaan op de betrouwbaarheid en representativiteit. Hoe journalisten in mijn ogen wel om moeten gaan met opiniepeilingen schrijf ik in het volgende en tevens laatste hoofdstuk: aanbevelingen.
35
Aanbevelingen Voordat ik begon aan deze reflectie dacht ik dat het wellicht goed zou zijn om opiniepeilingen te weren uit de media. Niet alleen omdat peilingen er vaak naast zitten, en ze daardoor in feite niet betrouwbaar zijn, maar ook omdat kiezers worden beïnvloed door opiniepeilingen. De twee argumenten die ik nu noem, gaan nog steeds op. Toch vind ik niet dat peilingen verboden moeten worden. Ten eerste omdat het de vrijheid van meningsuiting inperkt. Waarom zou een burger niet mogen weten hoe een politieke partij ervoor staat? Ook met strategisch stemmen is niks mis. Waarom zou je niet mogen stemmen op een partij, omdat je wil dat die in de regering komt, of omdat je een andere partij het niet gunt om de grootste te worden? Maar de media moeten wel goed omgaan met opiniepeilingen. Dat zegt ook Tom van der Meer, die onderzoek deed naar het bandwagon-effect bij opiniepeilingen. Maar media gaan nu niet goed om met opiniepeilingen, zegt hij. ‘Maar dat gaat de hele tijd mis. De peilers rapporteren te vaak verschuivingen ten opzichte van de peilingen van een week ervoor, die niet significant zijn. En de media nemen vaak klakkeloos de interpretaties van de peilbureaus over. Of laten er zelfs eigen analyses op los, die wetenschappelijk helemaal niet hard te maken zijn. Schrijf je na een debat tussen de lijsttrekkers: “SP daalt fors”, of schrijf je: “Zetelaantal SP verdubbelt nog steeds ten opzichte van de vorige verkiezingen”? Zo kunnen peilingen een selffulfilling prophecy worden. Dat is slecht voor de democratie. Dat is keihard de verantwoordelijkheid van de media. Zo moeilijk is het niet: hou je bij de feiten.’ 35 Die laatste tip van Van der Meer is inderdaad een belangrijke. Maar ik heb meer aanbevelingen om te zorgen dat de journalistiek beter omgaat met opiniepeilingen zodat ook aan de drie elementen van Kovach en Rosenstiel wordt voldaan. Doe eerste zelf een check naar de betrouwbaarheid en representativiteit van een opiniepeiling. Een journalist is geen statisticus, zoals politiek redacteur David Bremmer terecht opmerkte, maar dat betekent niet dat de peiling niet gecontroleerd hoeft te worden. Het CBS heeft een checklist gemaakt voor peilingen. Doorloop die checklist. Als er op een van de negen vragen uit de checklist ‘nee’ geantwoord moet worden, moet je goed nadenken of je de peiling wel wil publiceren. Ga je over tot publicatie, vermeldt dan in ieder geval dat er vraagtekens zijn bij het onderzoek en leg ook uit waarom. Ga als journalist ook niet af op slechts een enkele peiling. Iedere opiniepeiler heeft een net iets andere onderzoeksmethode. Daardoor verschillen de uitkomsten van de peilingen. Daarom is het raadzaam om in berichtgeving over opiniepeilingen twee of drie peilingen te belichten, zodat je zo dicht mogelijk bij de waarheid komt. Dit past ook goed bij het journalistieke principe ‘één bron is geen bron’.
35
Broer, Thijs en Maurits Martijn (08-09-2012): ‘Wij zijn niet zo van de richtlijnen.’ Vrij Nederland, P.12
36
Daarnaast is het van belang om ook aan nieuwsconsumenten te melden dat de uitslag van een peiling geen vaststaand gegeven is. Het is daarom belangrijk dat in berichtgeving over peilingen ten minste de foutmarge, het onderzoeksbureau en het aantal respondenten moet worden gemeld. Volgens journalisten zitten lezers of kijkers daar niet op te wachten, maar het is een taak van de journalistiek om mensen goed te informeren. Daarom moet ook deze informatie worden gegeven, omdat anders de schijn kan worden gewekt dat een peilinguitslag een vaststaand feit is. Als laatste de tip van Tom van der Meer. Hou je bij de feiten. Dat betekent dat je als journalist geen conclusies moet trekken, waar wetenschappelijk geen bewijs voor is. Zeg dus niet dat de PvdA een zware klap heeft gehad en 1 zetel is gedaald in de peiling, omdat iemand van die partij een bepaalde uitspraak heeft gedaan. Wetenschappelijk is namelijk niet hard te maken dat die daling door een uitspraak komt. De verschuiving valt namelijk binnen de foutmarge. Hou je bij de feiten betekent ook dat je voorzichtig moet zijn met een duiding. Vier zetels eraf sinds de vorige peiling, of 4 zetels erbij ten opzichte van het aantal zetels in de Tweede Kamer is nogal een verschil. Een dergelijk positief of negatief bericht heeft invloed op het stemgedrag. Breng daarom alleen de peilinguitslag, de feiten, maar koppel daar geen duiding aan vast. Als deze aanbevelingen worden opgevolgd en daardoor wordt voldaan aan de elemets of journalism van Kovach en Rosenstiel, is de berichtgeving over opiniepeilingen naar mijn idee op peil.
37
38