Inhoud
Startpagina
Opiaten
120–1
Opiaten door drs. L.H.E. Maat Alkmaar
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Inleiding en indeling Geschiedenis van de opiaten Verslaving door opiaten Opiaten als geneesmiddelen Werking van opiaten Aanvullende literatuur
15 Chemische feitelijkheden
september 1995
120– 3 120– 4 120– 6 120– 8 120–10 120–11
tekst/120
Inhoud
Startpagina
Opiaten
1.
120–3
Inleiding
Opiaten (stoffen uit opium en andere stoffen met soortgelijke werking) zijn al jaren veelvuldig in het nieuws. Het zijn verdovende middelen of narcotica. Een van de opiaten, heroïne, wordt door vrijwel iedereen in verband gebracht met verslaving en misbruik van verdovende middelen, en een ander opiaat, morfine, wordt veel genoemd in verband met pijnbestrijding bij patiënten in een terminale fase. Bij deze laatste toepassing is de grens tussen pijnbestrijding en euthanasie niet altijd scherp te bepalen. Bij opium denken veel mensen direct aan de wet die naar deze stof is genoemd: de Opiumwet. Dit kan gemakkelijk tot het misverstand leiden dat alle stoffen die onder de Opiumwet vallen verdovende middelen of narcotica zouden zijn. In de Opiumwet worden echter ook geheel andere stoffen genoemd, stoffen met een werking die soms tegengesteld is aan die van opium. Omdat er geen goede Nederlandse verzamelnaam is voor deze stoffen, worden ze aangeduid met „drugs”, het Engelse woord voor geneesmiddel. Drugs worden vaak onderverdeeld in drie groepen: de verdovende middelen, de opwekkende middelen en de bewustzijnsveranderende middelen. Tot de eerste groep behoren opium, heroïne, codeïne en morfine, maar ook synthetische stoffen als methadon met een pijnstillende en rustgevende werking. Heel anders is de werking van stoffen als cocaïne en amfetamine. Dit zijn opwekkende middelen, stoffen die het reactievermogen verbeteren en schijnbaar meer energie geven. Omdat deze stoffen ook een verslavende werking hebben, vallen ze eveneens onder de Opiumwet. Tegenwoordig worden een aantal van amfetamine afgeleide stoffen als ’dance pills’ gebruikt. De meest bekende is methyleendioxymethylamfetamine (MDMA) beter bekend als XTC of Ecstacy of Adam. Het verslavende effect hiervan wordt meer door de houseparty dan door de stof zelf veroorzaakt. Als derde groep drugs kan men stoffen onderscheiden met als voornaamste eigenschap een bewustzijnsveranderende of bewustzijns15 Chemische feitelijkheden
september 1995
tekst/120
Inhoud
Startpagina
120–4
Opiaten
verruimende werking. De bekendste van deze stoffen zijn hasj, LSD en Psylosibine. Deze Chemische Feitelijkheden behandelt de opiaten of verdovende middelen. De andere groepen worden in volgende Chemische Feitelijkheden behandeld. 2.
Geschiedenis van de opiaten
Het is moeilijk voor te stellen dat opium vroeger een heel andere uitstraling had dan nu. Vroeger was opium vooral bekend als uitstekend geneesmiddel. Als zodanig werd het sinds mensenheugenis gebruikt, zowel als stopmiddel als pijnstiller. Papaverbollen scheiden een witgeel melksap af als ze worden beschadigd, en het zal de vroegste mens al snel zijn opgevallen dat dit gedroogde melksap, de opium, een pijnstillende werking had. Als men al vermoedde dat het een verslavende werking had, was dit feit van volkomen ondergeschikt belang, vergeleken bij de krachtige werking als geneesmiddel. De aanzet voor de veranderingen die van de opiaten de grootste plaag van onze tijd zullen maken wordt gegeven in 1805. In dat jaar werden voor het eerst scheidingsmethoden toegepast om uit de taaie, geelbruine opium stoffen te extraheren. Dat bleek niet al te moeilijk. Ongeveer 10 % van de opium blijkt te bestaan uit een witte zuivere stof, morfine gedoopt, naar Morpheus, de god van de dromen. 0886-025
CH3
N H
HO
O
OH H
morfine
15 Chemische feitelijkheden
september 1995
tekst/120
Inhoud
Startpagina
Opiaten
120–5
Morfine heeft een tien maal sterkere werking dan opium, want het bevat niet meer de onzuiverheden die in opium zitten. En terwijl die onzuiverheden zorgen dat opium niet in water oplost, kan het zuivere morfine als zout veel beter in water oplossen. Dit laatste is van belang als de injectiespuit wordt uitgevonden. Een pijnstillend spuitje met morfine doet wonderen, en in tal van oorlogen werden en worden gewonde soldaten er mee geholpen. Doordat ingespoten morfine zoveel sterker werkt dan gerookte opium, begint de verslaving ook eerder. Het verschijnsel valt steeds meer artsen op. Vandaar dat onderzoekingen beginnen naar een stof die wel de pijnstillende werking heeft van morfine maar niet de verslavende eigenschappen. In 1875 heeft men zo’n stof gevonden. Als morfine wordt behandeld met waterig azijnzuur ontstaat een nieuwe stof, 3,6-diacetylmorfine. Heroïne wordt de stof genoemd. De pijnstillende en rustgevende werking begint nog sneller dan bij morfine. Op grote schaal wordt het door de farmaceutische industrie in drankjes verwerkt, totdat men rond de eeuwwisseling moet toegeven dat heroïne zelfs meer verslavend is dan morfine. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat heroïne in het lichaam snel wordt omgezet in morfine. 0886-026
CH3 N H
H3C C O O
O
O C CH3 H
O
3,6-diacetylmorfine (heroïne)
Inmiddels is duidelijk waarom heroïne sneller werkt. Door de acetaat-groepen uit het azijnzuur is de stof iets minder goed in water oplosbaar geworden. Maar juist daardoor kan de stof gemakkelijker in de hersenen doordringen. Alle stoffen die uit het bloed naar de hersenen gaan, dienen eerst een bloed/hersen-barrière te passeren 15 Chemische feitelijkheden
september 1995
tekst/120
Inhoud
Startpagina
120–6
Opiaten
en deze barrière is het meest effectief voor stoffen die goed in water oplossen. Morfine wordt dus beter tegengehouden dan heroïne. De ernst van de heroïne-verslaving (vergeleken met het gebruik van ruwe opium) is dus niet los te zien van drie factoren: – het isoleren van het zuivere morfine uit opium waardoor de werking krachtiger werd, – de mogelijkheid om de stof te injecteren waardoor de werking sneller begon, en – het omzetten van morfine in heroïne waardoor de werking nogmaals krachtiger werd. 3.
Verslaving door opiaten
Van de opiaten is vooral heroïne bekend in verband met misbruik door verslaafden. Het inspuiten van heroïne in een ader geeft een zeer krachtig gevoel van opwinding. Langzaam gaat dit over in een behaaglijk gevoel van welbevinden. Na enkele uren is de heroïne uitgewerkt en beginnen bij een verslaafde ontwenningsverschijnselen die alleen onderdrukt kunnen worden met een volgende injectie. Niet alleen ontwenningsverschijnselen spelen een rol, ook met bijwerkingen moet een junkie rekening houden. De belangrijkste bijwerkingen zijn obstipatie, misselijkheid, sufheid, urine-retentie door dat de behoefte om te plassen vermindert, een zeer langzame ademhaling, en soms in coma raken. Verder is kenmerkend de pupilvernauwing, waarmee een aan opiaten verslaafde zich gemakkelijk verraadt. Plotseling stoppen met heroïne-gebruik kan niet ongestraft: de lichamelijke ontwenningsverschijnselen kunnen zeer hevig zijn. De dosis moet dus geleidelijk verminderd worden. Voor dit afkicken wordt meestal methadon gebruikt. Het heeft dezelfde karakteristieke werking als de andere opiaten, maar een geheel andere moleculestructuur. Het wordt dan ook niet uit opium gewonnen, maar uit andere grondstoffen gesynthetiseerd. Net als veel andere opiaten wordt het in de geneeskunde vaak toegepast bij pijnbestrijding. Het heeft een langere werkingsduur dan morfine of heroïne, en is om die reden geschikt als hulpmiddel bij afkicken. Daarom kan het eenmaal daags als drankje worden ingenomen. 15 Chemische feitelijkheden
september 1995
tekst/120
Inhoud
Startpagina
Opiaten
120–7 0886-027
H 3C
N
CH3
O
H3C–CH–CH2–C–C–C2H5
methadon
Methadon onderdrukt wel de ontwenningsverschijnselen, maar de kick of de roes wordt niet opgewekt. Veel methadon-gebruikers blijven daarom hunkeren naar de kick. Bij heroïne is de tijd tussen de roeswerking en het begin van de onthoudingsverschijnselen ongeveer vier uur, zodat de patiënt direct na de roes moet gaan nadenken hoe de volgende dosis te verkrijgen is. Met methadon duurt deze periode ongeveer een dag zodat de patiënt ook andere dingen kan doen dan alleen maar nadenken over het „scoren”. Het nut bij afkickprogramma’s is overigens nog steeds omstreden. De gedachte dat methadon niet verslavend zou zijn, en daarom als afkickmiddel dienst doet, is onjuist. Het behoort juist tot de opiaten met een sterk verslavend karakter. Als heroïnevervangend middel bij langdurig ernstig verslaafden wordt nu aan dextromoramide (Palfium) gedacht. Nog een andere van morfine afgeleide stof is van belang in dit verband, vooral bij personen die een levensgevaarlijke overdosis heroïne of ander opiaat hebben binnengekregen. Nalorfine is een opiaat waarvan de structuurformule maar op één klein punt afwijkt van morfine. Daardoor is de werking echter volslagen anders: het kan opiaatmoleculen vrijwel onmiddellijk verdringen en de uitwerking (zoals een dreigende ademstilstand) ongedaan maken.
15 Chemische feitelijkheden
september 1995
tekst/120
Inhoud
Startpagina
120–8
Opiaten
0886-030
CH2–CH=CH2
N H
O
HO
OH H
nalorfine
Naloxon werkt zeer snel, zodat bij de gebruiker acute onthoudingsverschijnselen kunnen optreden. De werking is relatief kort, zodat daarna de ademhalingsproblemen snel weer kunnen optreden. 4.
Opiaten in de geneeskunde
In de geneeskunde kunnen de opiaten als uitstekende pijnbestrijders nog niet gemist worden. De bekendste pijnbestrijder is morfine. Morfine verliest na opname via het maag/darmkanaal vrij veel van z’n werking en wordt dan ook meestal per injectie toegepast. Wel zijn er tabletten met gereguleerde afgifte van morfine (MS Contin) in de handel waarbij dit nadeel minder zou gelden. Ook in de vorm van zetpillen (Vilan) wordt het wel voorgeschreven. Methadon is vooral bekend van afkick-programma’s, maar het wordt ook vaak voor pijnbestrijding gebruikt. Het is beter dan morfine geschikt om als tablet (Symoron) of drankje ingenomen te worden. Een ander synthetisch opiaat is pethidine. Dit heeft juist een kortere werking dan morfine. Dit is een reden dat het in de verloskunde wordt gebruikt. Het geeft ook minder last van sufheid en van obstipatie. Voor de rest heeft de stof alle kenmerken van een echt opiaat en valt dus ook onder de Opiumwet. Een nadeel van pethidine is dat misselijkheid en braken vrij vaak voorkomt. In de pijnbestrijding voor en na operaties wordt hoofdzakelijk fen15 Chemische feitelijkheden
september 1995
tekst/120
Inhoud
Startpagina
Opiaten
120–9 0886-028
pethidine
tanyl gebruikt. Slechts 0,05 tot 0,1 mg is voldoende. De werking is direct en houdt 1-4 uur aan. Er zijn nu fentanylderivaten die zo krachtig zijn dat 10-50 mg voldoende is om een olifant neer te leggen. Codeïne is één van de opiaten die rechtstreeks uit het opiummengsel gewonnen kunnen worden. Het heeft slechts geringe pijnstillende eigenschappen en is minder verslavend dan de meeste opiaten. Toch valt het onder de bepalingen van de opiumwet. Het heeft een hoestprikkeldempende werking, en wordt daarom veel in hoestdrank toegepast. Als bijwerking is obstipatie van belang. Omdat het verder niet veel andere bijwerkingen heeft kan het dus ook gebruikt worden tegen diarree. 0886-029
codeïne
15 Chemische feitelijkheden
september 1995
tekst/120
Inhoud
Startpagina
120–10 5.
Opiaten
De werking van opiaten.
De werking van opiaten begint in alle gevallen bij een receptor. Dit is een plek op een zenuwcel met een zodanig oppervlak dat een opiaat-molecule daar gemakkelijk blijft plakken. Dat opiaten juist aan zenuwcellen binden verklaart hun sterke werking. Zenuwcellen geven in het lichaam alle belangrijk informatie door en spelen daardoor een cruciale rol. Men zou het kunnen vergelijken met het licht in huis. Men kan het licht uitdoen door alle lampen eruit te draaien, maar het omzetten van de hoofdschakelaar werkt veel effectiever. De pijnstillende werking van opiaten berust dan ook niet zozeer op het opheffen van alle pijnprikkels maar op het blokkeren van het zenuwsignaal dat de pijnprikkel doorgeeft aan de hersenen. Sinds bekend is waar zich opiaat-receptoren in het lichaam bevinden kan men opiaten doeltreffender toedienen. Pas in de jaren zeventig kwamen de eerste resultaten van een lange zoektocht naar de opiaat-receptoren. Er bleken meerdere soorten receptoren te bestaan. Door een verschillende gevoeligheid voor deze verschillende receptoren ontstaan de wisselende werking en bijwerking van de opiaten. Omdat ook in het ruggemerg receptoren voorkomen, worden opiaten de laatste tijd wel per infuus langzaam in het ruggemerg ingebracht. Doordat het geneesmiddel zich niet over het hele lichaam verspreidt, kan met een veel lagere dosering worden volstaan, en treden bijwerkingen minder op. Er zijn systemen waarbij de patiënt, al naar de gewenste mate van pijnbestrijding zelf de snelheid van toediening kan regelen. Vooral bij kanker- en AIDS-patiënten in de stervensfase kan deze vorm van toediening in het ruggemerg een zeer waardevolle medicatie zijn. Ambulante patiënten met chronische pijnen kunnen morfine ook per draagbaar pompje op of onder de huid krijgen toegediend. Zo zijn de opiaten in de huidige samenleving zowel een vloek als een zegen.
15 Chemische feitelijkheden
september 1995
tekst/120
Inhoud
Startpagina
Opiaten
120–11
6.
Aanvullende literatuur
–
S. H. Snijder, Psychofarmaca (Hersenen onder invloed) Wetenschappelijke bibliotheek Natuur & Techniek. ISBN 90 70157802. J. T. A. Knape, Narcotische analgetica met aandacht voor bijzondere toedieningswegen. Ned. Tijdschr. Geneeskunde 132 (1988) 1563-6. Ook verschenen in Farmacotherapie ISBN 90 800 0166 X. F. van Ree en P. Esseveld, Drugs (de medische en maatschappelijke aspecten). Prisma Utrecht 1985. L. H. E. Maat en A. Pluim Mentz, Drugwerk (drugs en hun werking). Brochure van de Faculteit Scheikunde van de Vrije Universiteit. Aan te vragen bij het faculteitsbureau, De Boelelaan 1083 1081 HV Amsterdam. M. Epema en H. van de Peppel, Verslaving, de kerk een zorg. ISBN 90 940110 2. R. C. P. Haentjes en D. R. A. Uges, De middelen van de Opiumwet. In: H.G.M. Krabbe, De Opiumwet, facetten van strafrechtspleging 8. Samsom, Alphen aan den Rijn, 1989, 6488. ISBN 90 6092 076/7.
–
– –
– –
15 Chemische feitelijkheden
september 1995
tekst/120