Theorieboek voor het theorie-examen: Kerntaak 1 Commercieel 2
http://bve.sco.cf.noordhoff.nl/output/bve/elobase_detailhandel5/254488...
Uitwerkingen Opgave 1 a. Formule van Camp Q = √ [{ 2x (VxB)} : C] Waarbij geldt: Q = optimale bestelgrootte V = verbruik per jaar in eenheden B = bestelkosten per bestelling in euro C = voorraad kosten per eenheid in euro. b. Je maakt de berekeningen in deze volgorde: Stap 1: vermenigvuldigen V (= verbruik per jaar in eenheden) met B (de bestelkosten per bestelling). Stap 2: de uitkomst van stap 1 wordt vermenigvuldigd met 2. Stap 3: de uitkomst van stap 2 wordt gedeeld door C (de voorraadkosten per eenheid). Stap 4: de wortel uit de uitkomst van stap 3. c. Stap 1: V = 22.000, B = 5, dus 22.000 x 5 = 110.000 Stap 2: 110.000 x 2 = 220.000 Stap 3: 220.000 : 0,20 (C) = 44000 Stap 4: de wortel uit 44.000 = 209,76
Opgave 2 a. 12 maanden x 200 mesjes = 2400 mesjes per jaar. b. 1. V = 2.400, B = 2,50, dus 2.400 x 2,50 = 6.000 2. 6.000 x 2 = 12.000 3. 12.000 : 0,10 (C) = 120.000 4. de wortel uit 120.000 = 346,41
Opgave 3 Inkopen is ervoor zorgen dat de juiste goederen in de juiste kwaliteit, op het juiste moment , tegen de juiste prijs , in de juiste hoeveelheden op de juiste plaats zijn.
Opgave 4 a. De leverancier verplicht zich in het koopcontract om volgens de afspraken te leveren. b. De afnemer verplicht zich om volgens de afspraken af te nemen en te betalen.
Opgave 5 Bestellen is het meestal routinematig geven van een opdracht aan een leverancier of distributiecentrum om bepaalde artikelen te leveren.
Opgave 6 Een inkoper moet kunnen bepalen aan welke artikelen zijn bedrijf behoefte heeft en daarvoor de juiste leveranciers zoeken. De besteller hoeft alleen maar door te geven wanneer een bepaalde hoeveelheid artikelen nodig is.
Opgave 7 Voorbeeldantwoorden zijn: de kans is groter dat dan niet alle artikelen worden verkocht, dat ze voordat alles is verkocht uit de mode zijn geraakt, kans op beschadiging.
Opgave 8 De bedrijfsdoelstellingen geven aan wat een bedrijf wil bereiken; met het bedrijfsbeleid geeft het bedrijf aan hoe het dit wil bereiken.
Opgave 9 De inkoop moet ervoor zorgen dat de verkoop ongestoord kan verlopen, zodat nee-verkopen nauwelijks plaatsvinden. En de artikelen moeten passen binnen de winkelformule. De inkoop moet proberen een zo hoog mogelijk rendement te behalen. Dit kan onder andere door verlagen van de kosten, inkopen van grotere partijen en maken van scherpe afspraken met de
2 van 16
6-1-2015 11:14
Theorieboek voor het theorie-examen: Kerntaak 1 Commercieel 2
http://bve.sco.cf.noordhoff.nl/output/bve/elobase_detailhandel5/254488...
leveranciers. De inkoop moet zorgen voor betrouwbare leveranciers, zodat de artikelen op de juiste plaats en tijd aanwezig zijn.
Opgave 10 a. Niet-duurzame artikelen zijn versartikelen, zoals levensmiddelen en bloemen. b. Duurzame artikelen zijn bijvoorbeeld meubelen, wasmachines of auto’s.
Opgave 11 Van duurzame artikelen kun je (heel generaliserend) zeggen dat je hiervan grotere hoeveelheden kunt inkopen. Het is niet zo erg als ze wat langer op voorraad blijven. Niet-duurzame artikelen bederven na verloop van tijd.
Opgave 12 De hoeveelheid artikelen die moet worden besteld in stuks of besteleenheden.
Opgave 13 a. Een overeenkomst waarin ondernemingen afspraken maken over welk bedrijf welke merken inkoopt. b. Door de Mededingingswet is het verboden mededingingsafspraken te maken. Daarnaast is in de wet een verbod op misbruik van de economische machtspositie vastgelegd.
Opgave 14 Bij een new task buy gaat het om een nieuw (nog niet eerder ingekocht) product. Hiervan is sprake als een detaillist een nieuw product of een nieuwe artikelgroep in het assortiment wil opnemen.
Opgave 15 Bij modified rebuy is er sprake van een gewijzigde herhalingsaankoop. We spreken van straight rebuy als bij een bekende leverancier het gebruikelijke product en de vastgestelde hoeveelheid worden ingekocht. Het is een variant op bestellen.
Opgave 16 Bij een new task buy gaat het om een nieuw (nog niet eerder ingekocht) product. New task buy kost relatief veel tijd, omdat de inkoper niet kan teruggrijpen op informatie van eerdere inkooptransacties. Hij moet veel zaken tegen elkaar afwegen. Hiervoor is veel nieuwe informatie nodig. Bij modified rebuy is minder informatie nodig. Dit kost dus ook minder tijd.
Opgave 17 a. De voorbereidingsfase. b. De administratieve fase. c. De voorbereidingsfase. d. De commerciële fase.
Opgave 18 Bestellen via vertegenwoordiger of merchandiser. Bestellen met bestelformulieren. Telefonisch bestellen. Geautomatiseerd bestellen.
Opgave 19 Bij het bestellen via een merchandiser komt een vertegenwoordiger langs. Deze heeft monsters bij zich. Wanneer het bestelniveau is bereikt, moet de voorraad worden aangevuld. Het bestelmoment is bereikt wanneer de voorraad onder een bepaald minimum is gedaald.
Opgave 20
3 van 16
6-1-2015 11:14
Theorieboek voor het theorie-examen: Kerntaak 1 Commercieel 2
http://bve.sco.cf.noordhoff.nl/output/bve/elobase_detailhandel5/254488...
De werkwijze van de leverancier. Het tempo waarin de artikelen dienen te worden besteld en geleverd.
Opgave 21 Met het systeem van geautomatiseerd bestellen heeft de detaillist niet alleen een snelle manier van bestellen tot zijn beschikking, maar kan hij ook met een druk op de knop kijken hoeveel artikelen er nog in voorraad zijn. Bij de andere twee bestelmethoden moet de detaillist op een andere manier de voorraad bijhouden.
Opgave 22 De servicegraad is de mate waarin een detaillist in staat is om tussen twee levertijden altijd artikelen uit het gevoerde assortiment te verkopen.
Opgave 23 a. De voorraadkosten zijn: ruimtekosten, rentekosten en risicokosten. b. Ruimtekosten: huur magazijn, onderhoudskosten, afschrijvingskosten, energiekosten en personeelskosten.
Opgave 24 Er is geen magazijn nodig: dat scheelt ruimte- en personeelskosten. Een kleiner assortiment: er is minder ruimte voor verschillende artikelen.
Opgave 25 a. De bestelgrootte is de hoeveelheid te bestellen artikelen. b. De bestelgrootte is van de volgende factoren afhankelijk: de levertijd; het koopgedrag van de consument; de vastgestelde maximumvoorraad; de veiligheidsfactor.
Opgave 26 Formule van Camp
Q = optimale bestelgrootte V = verbruik per jaar in eenheden B = bestelkosten per bestelling in euro C = voorraad kosten per eenheid in euro
Opgave 27 Wastafels V = 60, B = 11,50, dus: 60 x 11,50 = 690 690 x 2 = 1380 1389 : 1,20 (C) = 1150 de wortel uit 1150 = √1150 = 33,9. Afgerond 34. Dakpannen V = 16, B = 4, dus: 16 x 4 = 64 64 x 2 = 128 128 : 2 (C) = 64 de wortel uit 64 = √64 = 8.
4 van 16
6-1-2015 11:14
Theorieboek voor het theorie-examen: Kerntaak 1 Commercieel 2
http://bve.sco.cf.noordhoff.nl/output/bve/elobase_detailhandel5/254488...
Er moet worden besteld: Wastafels: (nodig per jaar 5 x 12 = 60) : (Optimale bestelgrootte = 34) = 60 : 34 = 1,76. Afgerond 2. Dakpannen: (nodig per jaar: 16) : (optimale bestelgrootte 8) = 16 : 8 = 2
Artikel
Optimale bestelgrootte
Aantal bestellingen
Wastafel
34
2
Dakpannen
8
2
Opgave 28 sQ-systeem: vaste bestelgrootte op een vast tijdstip. BQ-systeem: vaste bestelgrootte op een variabel tijdstip. sS-systeem: variabele bestelgrootte op een vast tijdstip. BS-systeem: variabele bestelgrootte op een variabel tijdstip.
Opgave 29 Ja, dat is wel verstandig. Zo is er een extra voorraad (veiligheidsvoorraad) van 20 stuks.
Opgave 30 a. (8 × 3 =) 24 stuks. b. Er worden 5 dozen per week verkocht. Een week is zes dagen en de levertijd is drie dagen. Het bestelniveau zou dan 3 dozen moeten zijn. c. Het veiligste is om als bestelniveau 100 stuks aan te houden.
Opgave 31 Versartikelen nemen in het bestelproces een speciale plaats in. Hiervoor zijn verschillende redenen: De omzet van versartikelen is moeilijk van tevoren te bepalen. Je bent afhankelijk van het koopgedrag van de klant. Versartikelen zijn niet lang houdbaar. De detaillist is afhankelijk van de (kwaliteit van de) aanvoer. Bij versartikelen hanteer je dus het BS-systeem; een variabele bestelgrootte op een variabel tijdstip. Meestal is er sprake van een hoge bestelfrequentie.
Opgave 32 De werkelijke voorraad van het bedrijf ligt op 13 stuks. Dit ligt onder het bestelniveau van 15. Tijd om te gaan bestellen dus! De bestelvoorraad wordt als volgt berekend: bestelvoorraad = maximumvoorraad - werkelijke voorraad = 65 - 13 = 52 stuks
Opgave 33
5 van 16
Datum
Dag
Voorraad
Verbruik
Besteld
4 jan
Donderdag
5
--
--
5 jan
Vrijdag
5
2
4 (streef 8 - 3 echt = 5 tekort)
6 Jan
Zaterdag
7 (3 echt + 4 = )
--
--
8 jan
Maandag
7
1
--
9 jan
Dinsdag
6
--
--
10 jan
Woensdag
6
1
--
11 Jan
Donderdag
5
--
--
12 jan
Vrijdag
5
2
4 (streef 8 - 3 echt = 5 tekort)
6-1-2015 11:14
Theorieboek voor het theorie-examen: Kerntaak 1 Commercieel 2
13 jan
Zaterdag
http://bve.sco.cf.noordhoff.nl/output/bve/elobase_detailhandel5/254488...
7 (3 echt + 4 =)
--
--
Opgave 34 a. 120.000 : 2.000 = 60 bestellingen x € 25 = € 1.500 b. Begin van het jaar is de voorraad 2.000. Eind van het jaar is de voorraad 0. De gemiddelde voorraad bedraagt: 2000 + 0 =
= 1000
Een andere manier om de gemiddelde voorraad te bereken, is de volgende: 60 bestellingen in een jaar betekent
= 6 maal per jaar. Een bestelling doet er dus
2 maanden over om ‘op te raken’.
1 jan
2000
28 feb
0
1 mrt
2000
30 apr
0
1 mei
2000
30 juni
0
1 juli
2000
31 aug
0
1 sep
2000
31 okt
0
1 nov
2000
31 dec
0
Gemiddeld periode 1:
= 1000
Gemiddeld periode 2:
= 1000
Gemiddeld periode 3:
= 1000
Gemiddeld periode 4:
= 1000
Gemiddeld periode 5:
= 1000
Gemiddeld periode 6:
= 1000
Gemiddeld periode 1 t/m 6 is
= 1000
c. 1000 x € 0,10 = € 100 d. Voorraad kosten € 100 + € 1.500 bestelkosten = € 1.600
Opgave 35 a. Kosten bij bestelling leverancier Germain: = 48 bestellingen x € 25 = € 1.200 De gemiddelde voorraad bedraagt: Begin van het jaar is de voorraad 2.500 Eind van het jaar is de voorraad 0
6 van 16
6-1-2015 11:14
Theorieboek voor het theorie-examen: Kerntaak 1 Commercieel 2
http://bve.sco.cf.noordhoff.nl/output/bve/elobase_detailhandel5/254488...
De gemiddelde voorraad bedraagt: 2500 + 0 =
= 1250 x € 0,10 = € 125
Voorraad kosten € 125 + € 1.200 bestelkosten = € 1.325 b. Kosten bij bestelling leverancier Den Broeder: = 24 bestellingen x € 25 = € 600 De gemiddelde voorraad bedraagt: Begin van het jaar is de voorraad 5.000 Eind van het jaar is de voorraad 0 De gemiddelde voorraad bedraagt: 5.000 + 0 =
= 2.500 x € 0,17 = € 425
Voorraad kosten € 425 + € 600 bestelkosten = € 1.025
Opgave 36 De volgende opgaven gaan over Presentatiebeleid a. De sfeer en de uitstraling van zowel het winkelexterieur als het winkelinterieur moeten het gewenste winkelimago ondersteunen. De externe winkelpresentatie is vaak een eerste kennismaking met de winkel. Eenmaal binnen in de winkel, moet het interieur aansluiten bij de buiten de winkel gewekte verwachting. b. Laat de student beredeneren waarom hij juist die winkel gekozen heeft.
Opgave 37 a. Twee momenten waarop je te maken krijgt met de inrichting van de winkel: bij de facelift, oftewel vernieuwing, van het bestaande interieur; als er een nieuw bedrijfspand voor jouw winkel geschikt wordt gemaakt. b. Twee vragen die je jezelf kunt stellen, voordat je gaat inrichten: Hoeveel ruimte heb je nodig om de artikelen te presenteren? Is een magazijn noodzakelijk?
Opgave 38 Aan de lay-out worden de volgende eisen gesteld: Operationele eisen: deze eisen hebben betrekking op het indelen van ruimtes die nodig zijn om het winkelbedrijf te runnen. Commerciële eisen: iedere vierkante meter wordt geacht bij te dragen aan het ondernemingsresultaat, daarvoor heb je een verkoopkrachtige artikelpresentatie nodig; afhankelijk van de winkelformule kun je kiezen voor vaste of voor tijdelijke presentaties.
Opgave 39 1. het maken van de winkellay-out; 2. familygrouping; 3. routing; 4. de artikelpresentatie.
Opgave 40 Verkoopruimte, operationele ruimtes, serviceruimte en kassaruimte.
Opgave 41 Ruimtes die vallen onder de operationele ruimte zijn: in- en uitgang(en); een (nacht)magazijn; ruimte voor de opslag van emballage en afval; een kantoor; personeelsruimtes als kantine, kleedruimte, wasruimte en toiletten.
Opgave 42
7 van 16
6-1-2015 11:14
Theorieboek voor het theorie-examen: Kerntaak 1 Commercieel 2
http://bve.sco.cf.noordhoff.nl/output/bve/elobase_detailhandel5/254488...
a. Een kinderhoekje is een voorbeeld van serviceruimte. b. Meer verkoop. De klant kan ‘ongestoord’ winkelen en hoeft niet bang te zijn dat de kinderen artikelen beschadigen. c. De klant kan rustig boodschappen doen zonder telkens op de kinderen te hoeven letten. De klant kan de kinderen gewoon meenemen naar de winkel en hoeft dus niet iets anders voor de kinderen te regelen.
Opgave 43 Van de winkelformule en van de doorstroomsnelheid van een afrekenpunt.
Opgave 44 a. Branchevreemde producten: Blokker: onder andere videobanden, boormachines, carnavalsartikelen, voetbalartikelen, fotorolletjes. Kruidvat: onder andere fotorolletjes, voetbalartikelen, spelletjes, cd’s. Intratuin: kaarsen. b. Familygrouping: artikelen moeten op een logische manier gerangschikt worden.
Opgave 45 Consumptieverwantschap: het bij elkaar plaatsen van artikelen die gezamenlijk een bepaalde behoefte afdekken. Koopverwantschap: het bij elkaar plaatsen van artikelen waarvoor de klant hetzelfde koopgedrag vertoont. Productieverwantschap: het bij elkaar plaatsen van artikelen die op dezelfde manier zijn geproduceerd of van dezelfde materialen zijn gemaakt.
Opgave 46 Voorbeelden van productieverwant presenteren zijn: al het houten speelgoed bij elkaar; rieten plantenmanden bij elkaar; alle textielproducten bij elkaar; alle biologische producten bij elkaar.
Opgave 47 Een beddenspeciaalzaak verkoopt onder andere bedden, matrassen, kussens, dekbedden en dekbedovertreksets. Deze artikelgroepen zijn complementaire artikelen: ze vullen elkaar aan. In alleen een bed kun je niet slapen. Daarvoor heb je ook een matras, een kussen en dekbed nodig. De verschillende soorten matrassen die de speciaalzaak in het assortiment voert, worden ook wel concurrerende artikelen genoemd. Naast dekbedden heeft de beddenspeciaalzaak ook dekens in het assortiment. Dekens en dekbedden zijn substitutieartikelen.
Opgave 48 Rug-aan-rugplaatsing: verwante artikelgroepen staan aan weerszijden van dezelfde stelling. Contraplaatsing: verwante artikelgroepen staan door een looppad gescheiden tegenover elkaar. Nabuurplaatsing: verwante artikelgroepen staan naast elkaar in dezelfde of naast elkaar staande stellingen.
Opgave 49 Routing is vooral belangrijk in zelfbedienings- en zelfkeuzewinkels. Observaties hebben aangetoond dat naarmate de klant langer in de winkel is, hij meer artikelen ziet en koopt.
Opgave 50 De volgende factoren spelen een rol bij het bepalen van de routing: Een klant winkelt het liefste linksom, dus tegen de wijzers van de klok in. Dat wil zeggen dat de klant als eerste de rechterwand, vervolgens de achterwand en als laatste de linkerwand zal
8 van 16
6-1-2015 11:14
Theorieboek voor het theorie-examen: Kerntaak 1 Commercieel 2
http://bve.sco.cf.noordhoff.nl/output/bve/elobase_detailhandel5/254488...
bekijken. Het middengedeelte en de (dode) hoeken worden vaak overgeslagen. Als de winkel meer breed dan lang is, dan is de achterwand de belangrijkste wand. Bij lange smalle winkels loopt de klant het eerste naar de zijwanden en pas als laatste naar de achterwand. De klant kijkt en grijpt voornamelijk rechts. In grote winkels werkt de klant het eerste de buitenste paden af. De klant loopt niet graag door al te lange paden, hij gaat dan steeds sneller lopen. Aan het einde van de gang ziet de klant graag iets bijzonders. De klant kiest eerder voor een breed pad dan voor een smal pad. De loopsnelheid is bij het binnenkomen van de winkel en aan het eind van de routing het grootst.
Opgave 51 a. Verkoopsterke zones zijn: de plaatsen aan de rechterkant van de paden, met name de plaatsen op ooghoogte (het gouden schap); de plaatsen waar de klant op afloopt; voorbeelden zijn het begin en het einde van de paden en de afrekenruimte; de plaatsen waar de klant moet wachten, zoals bedieningsafdelingen en kassa’s. b. Verkoopzwakke zones zijn: de entree; het begin van de routing waar de klant snel aan voorbijloopt; het middendeel van de verkoopruimte; hoger of lager gelegen etages; dode hoeken; de linkerkant van de paden die maar kort in het zicht van de klant zijn.
Opgave 52 Een verkoopzwakke plaats kun je sterker maken door hem te gebruiken voor: het inrichten van actieplaatsen of displays; een themapresentatie; demonstraties of andere activiteiten; paskamers of afrekenen; bewegwijzering; het plaatsen van moetartikelen: artikelen waar de klant bewust voor komt en die hij gepland koopt; het plaatsen van magneetartikelen: artikelen met een grote aantrekkingskracht en vaak een hoge aankoopfrequentie (ze worden veel als actieartikel gebruikt).
Opgave 53 Door het stimuleren van impulsaankopen en het bijverkopen van artikelen worden de omzet per vierkante meter en de gemiddelde besteding per klant verhoogd. Voor impulsartikelen komt de klant niet naar de winkel, daarom moeten deze artikelen zichzelf door een opvallende presentatie verkopen.
Opgave 54 Een verkoopsterke artikelpresentatie heeft extra attentiewaarde en daardoor een hoog rendement. Plaatsen in de winkel met een hoge attentiewaarde zijn onder andere: de rechterkant van de paden, met name op ooghoogte; plaatsen waar de klant op afloopt; plaatsen waar de klant moet wachten; tijdelijke artikelpresentaties (displays).
Opgave 55 De volgende plaatsingsverbanden worden onderscheiden: combinatieplaatsing: rug-aan-rugplaatsing contraplaatsing nabuurplaatsing.
9 van 16
6-1-2015 11:14
Theorieboek voor het theorie-examen: Kerntaak 1 Commercieel 2
http://bve.sco.cf.noordhoff.nl/output/bve/elobase_detailhandel5/254488...
gescheiden plaatsing
Opgave 56 a. De ene klant wil snel en efficiënt boodschappen doen, terwijl de andere klant een middagje gezellig wil winkelen. De klant die boodschappen doet, verwacht een andere artikelpresentatie dan de klant die wil kiezen en vergelijken. b. De invloed van de leveranciers, met name van de fabrikanten van A-merken, is de laatste jaren sterk toegenomen. Een aantrekkelijke artikelpresentatie is voor hen belangrijk, omdat dit kan bijdragen aan meer afzet. Eventueel extra informatie voor de docent: Doordat de afzet voor de meeste artikelen niet veel meer groeit, moet de meerverkoop voor de fabrikanten komen uit verdringing van artikelen van de concurrent en het introduceren van nieuwe of vernieuwde artikelen. De winkelbedrijven hebben weinig keuze, want de vraag naar deze nieuwe artikelen wordt door middel van grote reclameacties op gang gebracht.
Opgave 57 a. Vaste en tijdelijke artikelpresentatie. b. Vaste artikelpresentatie.
Opgave 58 a. De schappositie. b. Facing is de plaats van een product, voorin in het schap. Bij horizontale facing staat een aantal productsoorten naast elkaar, bij verticale facing zie je stapelingen onder elkaar op één of meer schappen.
Opgave 59 Presenteer artikelen uit een artikelgroep bij elkaar. Presenteer de artikelsoort bij voorkeur verticaal. De klant moet minimaal twee gelijkwaardige artikelen in prijs en kwaliteit met elkaar kunnen vergelijken. Ze moeten dus bij elkaar in het vak staan. Afhankelijk van de branche en de winkelformule verwacht de klant een presentatie op: artikelsoort maat prijs merk kleur. De klant moet zonder hindernissen en het risico van omvallen alle artikelen kunnen zien en vastpakken.
Opgave 60 Een display is een tijdelijke artikelpresentatie met als doel de attentiewaarde en de omzet van artikelen te verhogen.
Opgave 61 De functies van een display zijn: De verkoop bevorderen. De extra attentiewaarde zorgt voor meerverkoop. De mate van meerverkoop is ook de graadmeter voor een succesvol display. Het winkelbeeld versterken. Een ‘massdisplay’ versterkt het imago van een lageprijzenwinkel, een ‘classdisplay’ dat van een kwaliteitswinkel. Een bepaalde sfeer scheppen. Een display past prima bij thema-acties (moederdag, opruiming, enzovoorts). Het winkelgedrag van klanten beïnvloeden. Displays trekken de aandacht van klanten. Daarmee maken ze verkoopzwakke zones sterker. Displays zijn in staat klanten te stoppen. Daardoor wordt het winkelbezoek gerekt en neemt het aantal koopimpulsen toe.
10 van 16
6-1-2015 11:14
Theorieboek voor het theorie-examen: Kerntaak 1 Commercieel 2
http://bve.sco.cf.noordhoff.nl/output/bve/elobase_detailhandel5/254488...
Opgave 62 Massdisplays worden veel gebruikt in winkels met prijsdistributie, classdisplays vooral in winkels met servicedistributie. Het belangrijkste doel van een massdisplay is het bevorderen van de verkoop door een massale presentatie van actieartikelen. Het belangrijkste doel van een classdisplay is het onder de aandacht brengen van nieuwe artikelen of actieartikelen door de artikelen op stijlvolle wijze te presenteren.
Opgave 63 Factoren die het succes van een display bepalen, zijn: De plaats van het display in de winkel. Het soort artikel. Bekende producten verkopen gemakkelijker dan onbekende producten. Het winkeltype. In de supermarkt geeft een actie met Pasen een grotere omzet dan met Kerst. Met Kerst gaan mensen meer naar speciaalzaken. Of de displayactie een geïntegreerd deel is van een grotere reclamecampagne, die bijvoorbeeld met tv-spots ondersteund wordt. De prijs van het artikel. Een ‘echt’ voordeeltje laat de klant niet snel voorbijgaan. De vormgeving en verzorging. Vorm, kleur, grootte en artikelinformatie bepalen de attentiewaarde van het display.
Opgave 64 Het kassa- of toonbankdisplay. Alle klanten komen langs de kassa en moeten er vaak wachten. Dat maakt dit display bijzonder geschikt voor impulsartikelen. Het eilanddisplay. Een vrijstaand display dat je vaak ziet in brede gangen en open ruimtes. Het is een echte aandachttrekker, de presentatie moet van alle kanten gezien aantrekkelijk zijn. Het kop- of einddisplay. Dit display zie je aan het begin of het eind van een stelling, het is gemakkelijker in te richten omdat het ‘maar’ van drie kanten bekeken wordt. Het schapdisplay. Dit is een display dat als het ware uit het vak springt waardoor het artikel extra opvalt.
Opgave 65 De keuze van de artikelen hangt af van verschillende factoren: de winkelformule en het winkeltype; het thema en het doel van de actie; het soort display; de plaats van het display in de winkel; de aantrekkingskracht van het artikel.
Opgave 66 Redenen voor een displayplanning zijn: Om te zorgen voor een geïntegreerde displayaanpak. Dat houdt in dat de displays over meerdere afdelingen verdeeld worden. De omzet wordt zo niet door één afdeling of artikelgroep gerealiseerd, maar door het hele assortiment en alle afdelingen samen. Om het gebruik van displays goed te organiseren. Je kunt immers niet de hele winkel vol met displays zetten. Om te voorkomen dat het personeel moet improviseren bij het opbouwen van displays. Om het winkelpersoneel beter te kunnen motiveren. Dat gaat beter als duidelijk is wanneer, wat en waar gepresenteerd moet worden.
Opgave 67 Onderdelen van het displayplan zijn: de plaatsen van de displays; er is verschil in de verkoopsterkte van de verschillende plekken in de winkel; de displayvorm; de displayartikelen; de gegevens van het verkoopplan.
11 van 16
6-1-2015 11:14
Theorieboek voor het theorie-examen: Kerntaak 1 Commercieel 2
http://bve.sco.cf.noordhoff.nl/output/bve/elobase_detailhandel5/254488...
Opgave 68 In het verkoopplan staat onder andere: welke artikelen op displays getoond zullen worden; eventuele bijverkoopartikelen; informatie over het soort actie; eventuele ondersteuning van andere interne en/of externe media; de manier van bestellen en soms zelfs een besteladvies; de manier waarop het display gebouwd moet worden.
Opgave 69 Op het planbord kan worden aangegeven: welke artikelen worden aangeboden; welke displayplaatsen worden gebruikt; instructies voor de opbouw; het gebruik en de bevestiging van andere ondersteuningsmaterialen zoals plafondhangers en reclame op winkelwagentjes; wanneer de artikelen besteld moeten worden en een eventueel besteladvies.
Opgave 70 Factoren die invloed hebben op het displayplan zijn: de winkelformule; het doel van de actie; de acties van concurrenten; de artikelen die de winkel verkoopt; de winkelruimte; het verkoopplan.
Opgave 71 Mogelijke verkooplan Tijdslijn
wk 19
wk 20
wk 21
wk 22
Actie Artikelen
wk 23
wk 24
wk 25
wk 26
zomer
zomer
zomer
Bijvoorbeeld: - picknickservies - tafeliakens - kannen voor koude dranken - muskietennetten
Interne ondersteuning Aanpassing presentatie
X
Displays
X
Plafondhangers
X
Etalage
X
Externe ondersteuning Radiospots
X
X
X
Advertentie
X
Brochure
X
X
X
Opgave 72 De volgende opgaven gaan over Promotiebeleid
12 van 16
6-1-2015 11:14
Theorieboek voor het theorie-examen: Kerntaak 1 Commercieel 2
http://bve.sco.cf.noordhoff.nl/output/bve/elobase_detailhandel5/254488...
Promotie is een secundair instrument in de marketingmix. De winkelformule bepaalt hoe de winkel eruit ziet, de promotie vertelt de klant wat hij in de winkel mag verwachten. De promotieactiviteiten die je kiest, zijn afhankelijk van de winkelformule: de doelgroep waarop de winkel zich richt; de distributiesoort; de producten die de winkel aanbiedt. Op basis hiervan bepaal je de promotiemix.
Opgave 73 De promotiemix bestaat uit: persoonlijke verkoop, reclame, publiciteit en public relations, promotions en winkelpresentatie.
Opgave 74 Persoonlijke verkoop: direct en persoonlijk contact met de klant; houding, gedrag en vakmanschap bepalen de promotiewaarde; flexibel; hoge kosten per contact. Reclame: indirect en niet persoonlijk; gericht op het publiek (de massa); niet flexibel; relatief lage prijs per contact; zeer breed inzetbaar. Publiciteit en public relations: externe pr is gericht op het publiek; interne pr is gericht op de medewerkers. Promotions: gericht op directe meeverkoop; verbetering van de verhouding tussen prijs en hoeveelheid; tijdelijk. Winkelpresentatie: draagt bij aan imagovorming en -bevestiging; exterieur moet uitnodigen; interieur moet verleiden.
Opgave 75 a. Externe promotie: alle verkoopbevorderende activiteiten die via de media plaatsvinden en daardoor worden ontworpen. Hieronder vallen de promotietechnieken: reclame publiciteit en public relations. b. Interne promotie: alle verkoopbevorderende activiteiten die plaatsvinden op de winkelvloer. Dit noemen we ook wel below-the-line-activiteiten. Hieronder vallen de promotietechnieken: persoonlijke verkoop (sales)promotions winkelpresentatie.
Opgave 76 De media die je kunt inzetten voor externe promotie: visuele media: alle gedrukte reclame; auditieve media: reclame op de radio; audiovisuele media: televisie-, bioscoop- en videoreclames.
Opgave 77 Farouk mode wil de verkoop bevorderen. Hij wil meer verkopen door meer consumenten op de rustige
13 van 16
6-1-2015 11:14
Theorieboek voor het theorie-examen: Kerntaak 1 Commercieel 2
http://bve.sco.cf.noordhoff.nl/output/bve/elobase_detailhandel5/254488...
zaterdagmorgen aan te trekken. Door het spreiden van de drukte winkelen de klanten prettiger en kunnen de verkoopmedewerkers meer aandacht aan de klanten besteden.
Opgave 78 a. Bij reclame kun je drie vormen onderscheiden: actiereclame themareclame collectieve reclame. b. Actiereclame is een gerichte, tijdelijke actie. Winkels die aan prijsconcurrentie doen, maken veel gebruik van weekaanbiedingen. Meestal neemt de klant dan ook andere artikelen mee. Actiereclames passen bij het lageprijzenimago. Themareclame is gericht op de lange termijn en is vooral bedoeld om het winkelbeeld over te brengen. Door het vaak herhalen van een bepaald thema wordt het artikel of de winkel bij het publiek bekend. Als ondernemingen een gemeenschappelijke doelstelling hebben, kiezen ze soms voor een gezamenlijke reclame-inspanning. Dit noem je collectieve reclame.
Opgave 79 Gezondheid, vrije tijd, vakantie, veiligheid, gezelligheid, feestdagen, voordeel, enzovoorts zijn voorbeelden van aandachttrekkende thema’s. Beoordeling aan de docent of de voorbeelden bij de branche passen.
Opgave 80 Horizontale collectieve reclame.
Opgave 81 Verticale collectieve reclame.
Opgave 82 De motieven voor een gezamenlijke reclame-inspanning kunnen zijn: meer verkopen; door een gezamenlijk budget meer of indringender reclame maken waardoor een groter effect wordt bereikt.
Opgave 83 Deze stelling is juist. Het gaat hier om redactionele aandacht van een nieuwsmedium. In dat geval spreken we over free publicity.
Opgave 84 Deze stelling is onjuist. Een brochure is een soort reclame. Een eigenschap van promotions is dat de prijs tijdelijk verlaagd wordt of de waarde van het artikel tijdelijk verhoogd wordt. Bij brochures is dat niet direct het geval.
Opgave 85 In het promotieplan wordt een overzicht gegeven van alle promotieactiviteiten die in een bepaalde periode worden uitgevoerd. Het promotieplan bestaat meestal uit de volgende onderdelen: een beschrijving van de doelstellingen; een beschrijving van de doelgroep; een beschrijving van de soort promotieactiviteiten en de uitvoering; een activiteitenkalender; de toegepaste media; het budget.
Opgave 86 Consumentenacties zijn gericht op de consument. Doelen zijn: het aantrekken van nieuwe klanten, het vasthouden van bestaande klanten (winkel- of merkentrouw);
14 van 16
6-1-2015 11:14
Theorieboek voor het theorie-examen: Kerntaak 1 Commercieel 2
http://bve.sco.cf.noordhoff.nl/output/bve/elobase_detailhandel5/254488...
het verhogen van de gemiddelde besteding, door de klant meer artikelen of meer van een bepaald artikel te laten kopen; de introductie van een nieuw artikel.
Opgave 87 Activiteit/doel
Nieuwe klanten
Gratis monster Sampling
Klantenbinding X
X
Coupon bij het schap Coupon in de krant
Meer laten kopen
X
Zegels
Productintroductie X
X
X
X
X
X
X
X
Prijsvragen
X
Prijskorting
X
X
Hoeveelheidsactie (3 halen 2 betalen)
X
X
Premiums
X
X
X
Demonstraties
X
X
X
X
Evenementen
X
X
X
X
X
X
X
Winkeldisplays Hergebruik verpakking Beurzen en tentoonstellingen
X X
Opgave 88 a. Kortetermijndoelstellingen zijn gericht op een snel resultaat. Het gaat om direct kwantitatief meetbare effecten, zoals meer klanten en/of meer omzet. Langetermijndoelstellingen zijn gericht op de kwaliteit van de winkelformule. Het gaat om kwalitatief meetbare effecten. b. Kortetermijndoelstellingen van promotie zijn: het aantrekken van klanten; het opvoeren van de gemiddelde besteding. c. Langetermijndoelstellingen van promotie zijn: het overbrengen van het winkelimago; het bevorderen van winkeltrouw.
Opgave 89 Er is sprake van free publicity omdat het stukje geplaatst is door de redactie. De redactie heeft het stukje geplaatst omdat het eerste lustrum en de activiteiten daaromheen nieuwswaarde voor de lezer hebben. Er is ook sprake van public relations. Door het aanbieden van de activiteiten aan het publiek en de donatie aan het goede doel probeert Albert Heijn de relatie met het Losserse publiek positief te beïnvloeden.
Opgave 90 a. Smiths streefde de volgende doelen na: meer chips verkopen; aantrekken van nieuwe klanten. b. Dit antwoord zal per student verschillen. Laat de student duidelijk beargumenteren waarom de actie goed of juist niet goed is opgezet.
Opgave 91 a. Steeds verrassend, altijd voordelig. b. Mc Donald’s, every time a good time.
15 van 16
6-1-2015 11:14
Theorieboek voor het theorie-examen: Kerntaak 1 Commercieel 2
http://bve.sco.cf.noordhoff.nl/output/bve/elobase_detailhandel5/254488...
Opgave 92 Door het beloven van 10% voordeel wil Halfords op korte termijn meer klanten naar de winkels lokken. Meer klantenbezoek heeft uiteraard ook een langetermijneffect. De response (het resultaat) van de advertentie wordt meetbaar gemaakt door de ingevulde bonnetjes.
Opgave 93 De beoordeling is aan de docent. Een voorbeeld van een promotionele activiteit met een langetermijndoelstelling is de stempelkaart van de Bodyshop. Bij besteding van een bepaald bedrag krijgt de klant een stempel. Voor een volle stempelkaart kan de klant een bepaalde korting krijgen. Op deze manier probeert de Bodyshop klanten aan zich te binden.
Opgave 94 De beoordeling is aan de docent. Bijvoorbeeld de bonuskaart van Albert Heijn. Het doel op de lange termijn is klantenbinding. Het doel op de korte termijn is het vergroten van de omzet door het afprijzen van bepaalde artikelen.
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv
16 van 16
6-1-2015 11:14