Operationeel Programma VlaanderenNederland 2014-2020 Gebiedsanalyse
www.technopolis-group.com
Operationeel Programma VlaanderenNederland 2014-2020 Gebiedsanalyse
technopolis |group|, Augustus 2013
Inhoudsopgave 1. Analyse van het Programmagebied
3
1.1 Inleiding
3
1.2 Geografische aanduiding Grensregio
3
1.2.1 Positionering van de Grensregio Vlaanderen-Nederland in Europa
3
1.2.2 Geografische afbakening
4
1.3 Bevolking
4
1.3.1 Bevolkingsontwikkeling
4
1.3.2 Vergrijzing
5
1.3.3 Opleidingsniveau in de Grensregio
6
1.3.4 Grensoverschrijdende mobiliteit
6
1.4 Fysieke infrastructuur
7
1.5 Economische situatie van de grensregio
8
1.5.1 Bruto Regionaal product
8
1.5.2 Werkloosheid
9
1.5.3 Armoede
10
1.5.4 Economische sectoren
10
1.5.5 Regionale specialisaties
12
1.5.6 KMO/MKB beleid
12
1.6 Kennis en innovatie
13
1.6.1 O&I intensiteit
13
1.6.2 Kennisinfrastructuur en O&I Werkgelegenheid
14
1.6.3 O&I output: octrooien
15
1.7 Energie en koolstofarme economie
16
1.8 Duurzaamheid en leefmilieu
18
1.9 Relevant beleid in Vlaanderen en Nederland
20
1.10 Conclusies
20
1.10.1 Sterktes en zwaktes, kansen en bedreigingen van de grensregio
20
1.10.2 Uitdagingen voor de grensregio Vlaanderen Nederland
21
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
i
Figuren Figuur 1 Situering van het Programmagebied in Noordwest Europa ............................. 3 Figuur 2 Geografische afbakening van de Grensregio Vlaanderen-Nederland .............. 4 Figuur 3 opsomming van arrondissementen/COROP-gebieden die het programmagebied vormen ................................................................................................. 4 Figuur 4 Bevolkingsontwikkeling van de Grensregio sinds 2002 in miljoenen inwoners .............................................................................................................................. 5 Figuur 5 Ontwikkeling van grijze en groene druk in de lidstaten en het grensgebied ... 5 Figuur 6 Percentage van de bevolking tussen 30-34 jaar resp. 25-64 jaar met een voltooide tertiaire opleiding (%, 2012 schattingen) .......................................................... 6 Figuur 7 Grensarbeid ......................................................................................................... 7 Figuur 8 Bruto regionaal product in PPS per capita (€/inwoner, 2009). ...................... 9 Figuur 9 Ontwikkeling van het bruto regionaal product in PPS per capita, geïndexeerd in 2005................................................................................................................................. 9 Figuur 10 Verloop van werkloosheidspercentages ......................................................... 10 Figuur 11 Werkgelegenheid per sector en specialisatie tov NL/BE, op basis van werkgelegenheid (2009) .................................................................................................... 11 Figuur 12 Werkgelegenheid per subsector van de industrie en specialisatie tov industrie totaal, op basis van werkgelegenheid (2009) ................................................... 11 Figuur 13 Uitgaven aan O&I in miljarden euro’s ........................................................... 13 Figuur 14 uitgaven aan O&I als fractie van BRP ............................................................. 14 Figuur 15 Uitgaven aan O&I door bedrijven als fractie van totale uitgaven aan O&I .. 14 Figuur 16 Werkgelegenheid in O&I in de lidstaten en de grensregio ............................ 15 Figuur 17 EPO Patentaanvragen duizendtallen voor België en Nederland .................. 16 Figuur 18 Indicatoren voor energie ..................................................................................17 Figuur 19 SWOT analyse van de grensregio ....................................................................20
ii
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
1. Analyse van het Programmagebied 1.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de behoeften van de Grensregio Vlaanderen-Nederland geanalyseerd waarop de programmastrategie geënt kan worden. Na een korte geografische aanduiding van het gebied (hoofdstuk 1.2), volgen korte analyses van achtereenvolgens bevolking (1.3), fysieke infrastructuur (1.4), economie (1.5), kennis en innovatie (1.6), energie en koolstofarme economie (1.7), duurzaamheid en leefmilieu (1.8) en relevant beleid (1.9). Dit leidt tot conclusies over de huidige sterktes en zwaktes van de regio en de kansen en uitdagingen voor de regio (hoofdstuk 1.10).
1.2 Geografische aanduiding Grensregio 1.2.1 Positionering van de Grensregio Vlaanderen-Nederland in Europa Sinds de Late Middeleeuwen vormt de Grensregio Vlaanderen-Nederland het hart van het Noordwest-Europese economische kerngebied. Ook in de 21 e eeuw is dit niet anders. De Spatial Vision Working Group voor het North West Europe Interreg IIIB programma heeft, in onderstaande figuur, de groene zone omschreven als een kerngebied voor Noordwest Europa. Reden hiervoor zijn de hoge bevolkingsdichtheid, de goede bereikbaarheid per weg en spoor en de hoge economische output. De Grensregio Vlaanderen-Nederland ligt hier midden in. Figuur 1 Situering van het Programmagebied in Noordwest Europa
Nordregio 2004
Ten noordwesten van de grensregio ligt de Nederlandse Randstad, met onder meer de belangrijke haven van Rotterdam en de daaraan gelieerde (petro-) chemische industrie en maritieme clusters. Haven en industrie van Rotterdam zijn sterk verbonden met het programmagebied maar concurreren ook met bedrijven in de grensregio. Net ten oosten van het programmagebied bevindt zich het Ruhrgebied, een sterke industriële kern in Duitsland. Dit gebied is een belangrijke gebruiker van de infrastructuur in het grensgebied, zowel van de havens als de landgebonden infrastructuur. Het Brusselse gewest (direct zuidelijk) heeft belangrijke economische en bestuurlijke relaties met de grensregio. Net ten zuidwesten van het programmagebied bevindt zich NoordFrankrijk, met een belangrijke stedelijke as die loopt van Lille tot Calais, doorlopend (via de kanaaltunnel naar Zuid-Engeland).
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
3
1.2.2 Geografische afbakening Het programmagebied voor het Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020 beslaat, net zoals in de vorige periode, het grootste deel van Vlaanderen en Zuid-Nederland. Het bestaat uit de Vlaamse provincies Oost- en West-Vlaanderen (uitgezonderd de 3 arrondissementen die aan Frankrijk grenzen), Antwerpen, Vlaams Brabant (behalve het arrondissement Halle-Vilvoorde) en (Belgisch-)Limburg, en de Nederlandse provincies Zeeland, Noord-Brabant en (Nederlands-) Limburg (Figuur 2 en Figuur 3). Figuur 2 Geografische afbakening van de Grensregio Vlaanderen-Nederland
Bron: Technopolis, gebaseerd op Wikimedia Commons
Figuur 3 opsomming van arrondissementen/COROP-gebieden die het programmagebied vormen Vlaanderen: Brugge, Oostende, Diksmuide, Tielt, Roeselare, Kortrijk, Eeklo, Gent, Oudenaarde, Aalst, Dendermonde, Sint-Niklaas, Mechelen, Antwerpen, Turnhout, Hasselt, Maaseik, Tongeren, Leuven Nederland: Zeeuws-Vlaanderen, Overig Zeeland, West-Noord-Brabant, MiddenNoord-Brabant, Noordoost-Noord-Brabant, Zuidoost-Noord-Brabant, NoordLimburg, Midden-Limburg, Zuid-Limburg Met deze regio indeling is er continuïteit met de vorige operationele programma’s en vormt de grensregio een coherent gebied met voor beide zijden van de grens vergelijkbare kansen en issues en op een voldoende schaal om als regio op Europees niveau impact te kunnen hebben. In het gehele programmagebied wordt de Nederlandse taal gesproken, hetgeen grensoverschrijdende communicatie vergemakkelijkt.
1.3 Bevolking 1.3.1 Bevolkingsontwikkeling In de Grensregio wonen bijna 9,6 miljoen inwoners. Dit inwonertal is in de laatste tien jaar beperkt gegroeid (4% over de hele periode, Figuur 4). De verschillen in bevolkingsontwikkeling in de regio zijn echter groot.. Arrondissementen als Gent (6,5%), Antwerpen (6,1%), Hasselt (5,9%) en Maaseik (5,1%) groeien in bevolking. Midden Limburg (0,5%), Overig Zeeland (1,8%) en Brugge (1,8%) groeien minder hard dan de rest van het programmagebied. De Nederlandse gebieden Zuid-Limburg (-3,6%) en Zeeuws Vlaanderen (-1,6%) hebben te maken met een krimpende bevolking.
4
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
Figuur 4 inwoners
Bevolkingsontwikkeling van de Grensregio sinds 2002 in miljoenen
Bron: Eurostat 2013
1.3.2 Vergrijzing De bevolking in de grensregio vergrijst. Het aandeel ouderen neemt toe (grijze druk: de verhouding tussen het aantal personen van 65 jaar of ouder en het aantal personen in de potentiële beroepsbevolking van 20-64 jaar) en het aandeel jongeren neemt af (de groene druk: aantal personen van 0-14 jaar t.o.v. het aantal personen in de potentiële beroepsbevolking (Figuur 5)1. Figuur 5 Ontwikkeling van grijze en groene druk in de lidstaten en het grensgebied
Eurostat 2013 – statistieken op NUTS2 niveau
De grijze druk in de grensregio is lager dan in België als geheel, maar hoger dan in Nederland en is de afgelopen tien jaar gestaag toegenomen. De groene druk in de grensregio is lager dan zowel in Nederland als België, maar min of meer constant. Deze situatie is behoorlijk uitdagend: Door de (vooralsnog) stijgende grijze druk moet een steeds kleiner (werkend) gedeelte van de bevolking kosten voor pensioenen en
1 Voor het Vlaamse gedeelte van het grensgebied is voor deze analyse de data van geheel Vlaanderen
gebruikt.
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
5
zorg dragen. Vergrijzing biedt echter ook kansen voor werkgelegenheid en innovatie in life sciences en de zorg. De relatief lage groene druk kan consequenties in de regio hebben voor het vinden van (technisch) geschoold personeel, zeker in sommige regio’s (bijv. Zeeland in Nederland) waar veel jeugd wegtrekt voor een tertiaire opleiding (en er minder terugkomt).
1.3.3 Opleidingsniveau in de Grensregio Figuur 6 Percentage van de bevolking tussen 30-34 jaar resp. 25-64 jaar met een voltooide tertiaire opleiding (%, 2012 schattingen) Gebied Antwerpen Limburg (BE) Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen
30-34j 42,4 40,8 45,8 49,5 41,8
25-64j 35,6 29,9 34,9 42,4 31,7
Gebied België totaal Zeeland Noord-Brabant Limburg (NL) Nederland totaal
30-34j 43,2 21,5 42,0 34,4 42,0
25-64j 35,0 22,4 31,1 26,0 32,8
Eurostat 2013 - statistieken op NUTS 2 niveau
Het totaal aandeel van de bevolking met een voltooide hogere opleiding ligt in Vlaanderen duidelijk hoger dan in het Nederlands gedeelte van de grensregio. Alle Vlaamse regio’s halen de EU doelstelling om het aandeel van 30-34 jarigen met een tertiaire opleiding in 20202 minimaal 40% te laten bedragen. In Zuid Nederland halen Limburg en Zeeland die doelstelling niet. In Zeeland trekken zelfs hoogopgeleiden weg uit de provincie. In alle overige provincies (Nederland en Vlaanderen) is het opleidingsniveau duidelijk stijgende. Een aanzienlijk gedeelte van de bevolking tussen de 25 en de 64 jaar in de grensregio neemt deel aan opleidings- en vormingsactiviteiten. Het percentage in (Zuid) Nederland is hierbij met 15% ca. twee keer zo hoog als in België, en net boven de EU doelstelling voor participatie in ‘life long learning’ van 15% voor 2020. Het EU gemiddelde voor deelname in 2011 bedroeg 8.9%. Voor Nederland is het dus vooral noodzakelijk om te (blijven) investeren in de basisopleiding terwijl voor Vlaanderen eerder (additionele) investeringen in permanente vorming en educatie noodzakelijk zijn om de concurrentiepositie verder te ontwikkelen. Hoewel het opleidingsniveau van de bevolking in de grensregio hoog is, lijkt er toch een knelpunt te zijn in het aanbod van technisch personeel. Dit knelpunt is niet altijd even acuut (met name de vraag op de arbeidsmarkt fluctueert nogal, en na grootschalige ontslagen is er regelmatig ook plotseling een groot aanbod), maar diverse studies3 geven aan dat er in Vlaanderen en Nederland structureel te weinig technisch personeel wordt opgeleid.
1.3.4 Grensoverschrijdende mobiliteit Op de totale bevolking van ruim 9,6 miljoen inwoners in de grensregio is de grenspendel zeer beperkt: Ruim 30.000 inwoners van België werken in Nederland en ruim 5000 inwoners van Nederland werken in België (Figuur 7). In beschouwing genomen dat daaronder ook pendelaars van buiten de grensstreek vallen, pendelt dus minder dan 1% van de beroepsbevolking in de grensstreek internationaal 4.
2 Strategie voor onderwijs en vorming 2020 3 o.a. VRWI Advies 155, 2011 en Masterplan Bèta en Technologie 2012 4 de bron voor deze figuur geeft geen verklaring voor de opvallende stijging van de pendel van België naar
Nederland na 2005. Ook elders hebben we geen sluitende verklaring gevonden.
6
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
Figuur 7 Grensarbeid
SVB/Bureau Belgische Zaken, 2013
Het aantal Nederlanders in België bedroeg in 2010 133.500 (stijging van 42% sinds 1996). De meesten wonen in en rondom de steden als Brussel, Antwerpen, Gent, Turnhout en Maaseik. Het aantal Belgen in Nederland is met 27.000 aanmerkelijk lager (en sinds 1996 met 10% gestegen). De meeste van hen wonen in de grensstreek van Zeeland, Noord-Brabant en Limburg5. Gezien de voornaamste redenen van Nederlanders om zich in België te vestigen (meer ruimte, goedkope huizen, sinds 2001 ook hypotheekrente aftrek mogelijk van huis in België, lage vermogensbelasting) mag aangenomen worden dat een significant percentage van de ‘grensarbeiders’ Nederlanders betreft die in België wonen en in Nederland werken. Belgen wonen vooral in Nederland vanwege een Nederlandse partner. Van een echte grensoverschrijdende arbeidsmarkt lijkt echter (m.n. door allerlei verschillen in regelgeving) nog geen sprake.
1.4 Fysieke infrastructuur Kern van de infrastructuur in de Grensregio Vlaanderen-Nederland is de haven van Antwerpen. De toegang tot deze haven wordt gevormd door de Westerschelde. Andere belangrijke havens zijn die van Gent, Terneuzen, Vlissingen, Zeebrugge en Oostende. De regio is ook belangrijk voor het achterlandvervoer van de haven van Rotterdam (naar o.a. Ruhrgebied). Belangrijke logistieke centra voor goederenvervoer over de weg zijn Antwerpen, Mechelen en Zaventem (net buiten het programmagebied) op de hoofdtransportas Rotterdam-Antwerpen-Brussel en daarnaast Venlo en Genk (voor transport naar het Ruhrgebied en verder). De wegen zijn natuurlijk ook zeer belangrijk voor personenvervoer.
5 CBS, PBL, Wageningen UR (2011). Wonen over de grens, 1996 - 2010 (indicator 2060, versie 01, 14
oktober 2011)
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
7
Ook voor vervoer over water is er een uitgebreide infrastructuur met diverse kanalen en binnenhavens. De binnenhavens ontlasten de grote containerhavens in de grensregio. Het Seine-Scheldekanaal in aanleg kan het wegtransport tussen Antwerpen en het Seine-bekken ontlasten, terwijl de aan het kanaal gelegen gebieden (beter) toegang krijgen tot de zeehavens. Voor het transport van olie en chemische (tussen)producten zijn pijpleidingen tussen de havens van Antwerpen en Rotterdam en met het achterland van groot belang en benadrukken de economische verstrengeling van het gebied als geheel. Voor personenvervoer is naast het snelwegennet ook de trein van belang. De HSLverbinding tussen Parijs en Amsterdam loopt van zuid naar noord door het programmagebied met een stop in Antwerpen. In oostelijke richting loopt de HSL van Brussel door het programmagebied naar Keulen (maar kent geen stop in het programmagebied). De landsgrenzen vormen echter nog een belangrijke belemmering voor de infrastructuur. Het uitdiepen van de Westerschelde, zodat de haven van Antwerpen toegankelijk blijft voor de steeds groter wordende zeeschepen, is al jaren een issue. Ook de samenwerking tussen de havens van Antwerpen en Rotterdam is suboptimaal. Grensoverschrijdende wegverbindingen voldoen ook niet optimaal; ondanks de realisatie van de Westerscheldetunnel ligt er nog een opgave om de aansluiting op het Vlaamse hoofdwegennet te verbeteren. De grensregio heeft, mede door de aanwezigheid van grote logistieke centra, te kampen met congestie, met name rond Antwerpen en Eindhoven. Het aantal grensoverschrijdende spoorverbindingen is beperkt. Personenvervoer is suboptimaal, aan verbetering (middels een hogesnelheidstrein) wordt gewerkt. Ook grensoverschrijdend goederenvervoer per trein is beperkt mogelijk. Terneuzen is aangesloten op het Belgische spoorwegennet. De Vlaamse regering wil graag de aanleg van de IJzeren Rijn realiseren, van Antwerpen naar het Ruhrgebied. België en Nederland hebben echter nog geen overeenstemming bereikt over de aanleg van deze lijn.
1.5 Economische situatie van de grensregio 1.5.1 Bruto Regionaal product Het Bruto Regionaal Product6 in de grensregio bedraagt €303 mld. Dit is in omvang vergelijkbaar met de economie van België als geheel en bedraagt 2,5% van het totale BRP van de EU. Het BRP per inwoner lag in 2009 met €28.322/inwoner ruim boven het Europees gemiddelde van €23.500/inw, boven dat in België (€27.700/inw), maar onder dat in Nederland (€31.000/inw). In internationaal opzicht is de grensregio welvarend. Recentere cijfers zijn niet beschikbaar, maar zowel Nederland als Vlaanderen ondervinden de effecten van de financiële crisis, hoewel de reële krimp van de economie maar beperkt is, is de bereidheid en mogelijkheid tot investeren beperkter geworden. Nadeel van deze welvaart is dat de gemiddelde lonen hoog zijn, en dat dus een hoge arbeidsproductiviteit zal moeten worden gerealiseerd om concurrerend te blijven. Zeker in Vlaanderen zijn ook de (loongebonden) arbeidskosten hoog 7 waardoor concurreren nog moeilijker is. 6 uitgedrukt in purchasing power standard, Eurostat: Gross domestic product (GDP) at current market
prices by NUTS 2 regions, 2010 7 IMF, Belgium 2012 Article IV consultation, IMF Country report no. 12/55. March 2012
8
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
De verschillen in de grensregio zijn echter aanzienlijk. Antwerpen en Noord-Brabant zijn de provincies met het hoogste BRP per capita; de beide Limburgen en Oost- en West Vlaanderen hebben een BRP duidelijk onder het gemiddelde van de grensregio (Figuur 8). Figuur 8 Bruto regionaal product in PPS per capita (€/inwoner, 2009). Provincie Antwerpen Limburg (BE) Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
BRP/inw 31700 22300 25000 29700
Provincie West-Vlaanderen Zeeland Noord-Brabant Limburg (NL)
BRP/inw 26000 28600 31100 26900
Eurostat, 2013 – statistieken op NUTS2 niveau
De ontwikkeling van het BRP/capita sinds 2005 wordt gegeven in Figuur 9. Figuur 9 Ontwikkeling van het bruto regionaal product in PPS per capita, geïndexeerd in 2005.
Eurostat 2013
Ook hier weer behoorlijke verschillen tussen provincies. Hoewel gegevens over 2010 en verder (verder voortschrijdende crisis) nog niet bekend zijn lijkt Vlaanderen meer conjunctuurgevoelig dan België, en Zuid-Nederland meer conjunctuur gevoelig dan Nederland als geheel (snellere groei in tijden van voorspoed, maar ook snellere daling in tijden van tegenspoed). De negatieve effecten van de crisis zijn al voor de periode 2008-2009 aanzienlijk, en na die tijd alleen maar toegenomen.
1.5.2 Werkloosheid Qua werkloosheid zijn er behoorlijke verschillen tussen de provincies, maar in het hele grensgebied is de werkloosheid laag (rond de 4%, zie Figuur 10). Meer recente cijfers zijn niet beschikbaar. Na 2011 is de werkloosheid opgelopen, belangrijke industriële vestigingen hebben hun personeelsbestand ingekrompen of hebben hun deuren gesloten (of gaan dat doen, bijv. Ford Genk, sluiting 2014). Zeker lokaal zorgt dit voor aanzienlijke werkloosheidsproblematiek.
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
9
Figuur 10 Verloop van werkloosheidspercentages
Eurostat 2013
1.5.3 Armoede Europe 2020 heeft als doelstelling om het aantal mensen in de EU waarvoor armoede of uitsluiting dreigt (t.o.v. 2008) terug te brengen met 20 miljoen. Voor België en Nederland is de doelstelling 380.000 resp. 93.000. Door de economische crisis is echter het aantal mensen waarvoor dat in armoede leeft toegenomen met resp. 77.000 en 65.0008. Specifieke cijfers voor de grensregio zijn niet beschikbaar, maar aangenomen mag worden dat ook daar de armoede is toegenomen. Deze verwachting baseert zich mede op voorgaande paragraaf waarin de stijgende werkloosheid is gesignaleerd; een betaalde baan is immers een effectief hulpmiddel om welvaart te borgen.
1.5.4 Economische sectoren De sectorale verdeling van de werkgelegenheid (2009) is weergegeven in Figuur 11. Naast de werkgelegenheid per sector wordt ook de relatieve specialisatie t.o.v. Nederland en België in totaal weergegeven.
8 Bron: position papers van de Europese Commissie voor Nederland en België (november 2012) en
Nationaal Hervormingsprogramma’s Nederland en België (april 2013)
10
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
Figuur 11 Werkgelegenheid per sector en specialisatie tov NL/BE, op basis van werkgelegenheid (2009) Sector Landbouw Industrie Bouw Handel, transport, accommodatie en food services ICT Banken en verzekeringen Makelaardij Professionele, wetenschappelijke en technische dienstverlening Overheid Kunsten
Werkgelegenheid (1000 personen) 55.9 452.7 176.1 614.0
Relatieve specialisatiegraad tov NL+BE totaal 0.94 1.31 1.01 1.00
52.0 67.0 18.1 420.5
0.64 0.74 0.85 1.00
686.9 114.2
0.95 0.91
Eurostat 2013 – statistieken op NUTS2-niveau
In de grensregio is de overheid de grootste werkgever, gevolgd door handel en transport, en dan op enige afstand de industrie en de professionele en technische dienstverlening. Relatief de sterkste sector in de grensregio is de industrie. De werkgelegenheid in deze sector is (relatief) 31% hoger dan die van de industrie in heel Nederland en België. Financiële dienstverlening, ICT en makelaardij bieden in de grensregio relatief weinig werkgelegenheid. De overige sectoren zijn qua relatieve werkgelegenheid vergelijkbaar met de rest van Nederland en België. Een nadere analyse van de industrie naar subsectoren wordt gegeven in Figuur 12. In Figuur 12 wordt de sector industrie nader beschouwd. In de figuur zijn alle subsectoren weergegeven met een werkgelegenheid boven de 10.000 FTE, en die subsectoren waarvan het belang voor de regio groter is dan het belang van die subsector voor Nederland en Vlaanderen als totaal (relatieve werkgelegenheid>1.1). Figuur 12 Werkgelegenheid per subsector van de industrie en specialisatie tov industrie totaal, op basis van werkgelegenheid (2009) Subsector Voedingsmiddelen Fabricage van metaalproducten, excl. Machinebouw Overige Machinebouw Chemie en chemische producten Productie van transportmiddelen Productie van overige niet metallische minerale producten Productie van rubber en plastic producten Textielindustrie Vervaardiging van elektronica, computers en optische producten
Werkgelegenheid (1000 personen) 96.3 70.1
Relatieve specialisatiegraad tov industrie totaal 0.96 0.95
56.3 51.3 43.0 29.6
0.98 1.19 1.46 1.02
29.1
1.08
25,4 23.7
1.41 1.11
Eurostat, 2013 – Statistieken op NUTS2 niveau
Zeer sterk is de specialisatie op het gebied van textiel en productie van transportmiddelen, met name in Vlaanderen. Deze sectoren staan beide sterk onder internationale concurrentie druk. Na 2009 is de werkgelegenheid in m.n. de transportmiddelenindustrie afgenomen. Daarnaast is er een sterke specialisatie in de chemische industrie en elektronica.
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
11
1.5.5 Regionale specialisaties De sectoren zijn niet gelijkmatig over de regio verspreid: binnen de grensregio is regionale specialisatie opgetreden. Diverse economische assen of hotspots kunnen worden onderscheiden. De belangrijkste daarvan worden hieronder beknopt omschreven, in een volgorde die van noordwest naar zuidoost verloopt. Het Noordwesten is gericht op havenactiviteiten. Naast de haven van Antwerpen dragen ook de havens van Zeebrugge, Gent, Oostende, Moerdijk en Terneuzen hier aan bij. Samen met de havens van Rotterdam en Dordrecht zijn zij georganiseerd in de Vlaams-Nederlandse delta. Hieraan gerelateerd bevindt zich noordwestelijk van Antwerpen één van de grootste kernen van (petro)chemische industrie, met onder andere Total, ExxonMobil, BASF, Dow Chemical. Ook in Moerdijk en de regio Rotterdam Rijnmond bevinden zich grote (petro)chemische clusters. Aan beide zijden van de grens is zowel vanuit de chemie als vanuit de meer landbouw georiënteerde hoek veel belangstelling voor biobased economy, met o.a. Ghent Bioenergy Valley, Biopark Terneuzen en de biobased campus in Bergen op Zoom. West-Vlaanderen kent een sterke ontwikkelde machinebouw. In Zeeland en (noord)West-Vlaanderen is er tevens een beperkte activiteit gericht op visserij en ander maritiem leven. In Gent is veel activiteit rond de universiteit, o.a. via spin-offs van de kenniscentra VIB en iMinds. In de as West-Brabant-Antwerpen-Mechelen is logistiek een heel belangrijke activiteit, en is er een behoorlijke hoeveelheid hoogtechnologische industrie (o.a. Janssen Pharmaceutica, Umicore, Alcatel-Lucent). (Industrieel) onderhoud is ook een belangrijk onderwerp in deze as, m.n. in Noord-Brabant (Nederland). Meer oostelijk bevindt zich de TTR-ELAt regio (Top Technologie Regio EindhovenLeuven-Aachen triangle). Mede ontstaan rondom het elektronica concern Philips is een grensoverschrijdende cluster samenwerkende bedrijven en complementaire kennis- en technologie-instituten (o.m. TU Eindhoven, KU Leuven, RWTH Aachen, Universiteit Maastricht , imec, TNO, Holst Centrum) tot stand gekomen. Naast grote multinationals (o.a. Philips, NXP, ASML, DSM) zijn er ook een aanzienlijk aantal hoogtechnologische KMO-bedrijven aanwezig in de TTR. Een belangrijk deel van de technologie en innovatie binnen TTR-ELAt komt voort uit de nano- en halfgeleiderindustrie. Resterende sterke punten zijn chemie en gezondheid en levenswetenschappen (rond academische ziekenhuizen in Leuven en Maastricht). In Genk is recentelijk in het kader van het EIT –KIC Innoenergy een onderzoekscentrum op het gebied van energie opgezet (Energyville, een samenwerking van KU Leuven en VITO) dat zich moet ontwikkelen tot een toonaangevend instituut in Europa.
1.5.6 KMO/MKB beleid In België vormen de KMO's 99,8% van het aantal ondernemingen en zijn verantwoordelijk voor 67,7% van de tewerkstelling bij ondernemingen. In Nederland is dit 99,7% respectievelijk 65,4%. Gegevens per provincie zijn niet beschikbaar. Volgens de performance review van DG Ondernemen van de EC (2012) scoort België goed qua KMO’s en KMO klimaat, m.n. op staatssteun voor KMO’s, toegang tot financiering en op het terrein van innovatie, en minder goed op ondernemerschap (m.n. wil om te ondernemen bij niet-ondernemers) en op internationalisering. Belgische KMO's hebben de crisis relatief goed doorstaan (situatie begin 2012). Ook Nederland scoort goed qua klimaat, onder meer op innovatie, milieu, internationalisering en tweede kans (kansen na faillissement). Nederland scoort al jaren slecht op het gebied van financiering. Het Nederlandse MKB is meer gericht op diensten, en heeft eerder klappen van de crisis ontvangen dan Belgische KMO’s. KMO’s zijn dus in beide landen van groot belang voor de economie (overigens net zo als in andere landen in Europa). Juist door de diversiteit is de KMO sector als geheel minder gevoelig voor grote economische tegenslag dan grote bedrijven, en kan zij flexibeler zijn in haar reactie. Ook bieden kleine bedrijven vaak een minder starre
12
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
omgeving zodat innovaties makkelijker worden gerealiseerd en getest (daarentegen zijn KMO’s ook veelal minder goed in staat O&I gebaseerde innovatie op te nemen). Het realiseren van groei van kleine bedrijven (van micro naar uiteindelijk middelgrote tot grote ondernemingen) is van groot belang voor vernieuwing van de economische basis van de regio. Hoewel de Grensregio wellicht niet hetzelfde profiel heeft als Nederland en/of België als geheel, en er ook grote verschillen zullen zijn binnen de grensregio’s, zou specifiek KMO beleid zich kunnen richten op versterken van de sterke punten (bijv. innovatie).
1.6 Kennis en innovatie 1.6.1 O&I intensiteit De O&I uitgaven in de Grensregio bedroegen in de jaren 2005-2009 ruim €6 mld per jaar, en vormen daarmee een aanzienlijk gedeelte van de O&I inspanningen in Nederland en België (Figuur 13). Figuur 13 Uitgaven aan O&I in miljarden euro’s
Eurostat 2013 – statistieken op NUTS2-niveau
Als fractie van het BRP gemeten scoort de Grensregio daarmee boven Nederland en België. De Europese doelstellingen voor uitgaven aan O&I (België: 3%, Nederland: 2,5%)9 worden echter ook in de grensregio niet gehaald. De dalende trend in Nederland (als gevolg van de crisis, voor na 2009 zijn geen cijfers op regionaal niveau beschikbaar) wordt niet volledig gecompenseerd door de stijgende uitgaven in Vlaanderen (die doorzet in 2010 en 2011).
9 http://ec.europa.eu/europe2020/pdf/targets_en.pdf
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
13
Figuur 14 uitgaven aan O&I als fractie van BRP
Eurostat 2013– statistieken op NUTS2-niveau
Van de uitgaven aan O&I wordt ca. 70% voor rekening genomen door het bedrijfsleven (Figuur 15). In Vlaanderen, maar ook met name in het Nederlandse gedeelte van de grensregio zijn de uitgaven door het bedrijfsleven aanzienlijk hoger dan in de rest van Nederland. Figuur 15 Uitgaven aan O&I door bedrijven als fractie van totale uitgaven aan O&I
Eurostat, 2013
1.6.2 Kennisinfrastructuur en O&I Werkgelegenheid De kennisinfrastructuur in de Grensregio Vlaanderen-Nederland is goed ontwikkeld. In het programmagebied liggen zeven universiteiten (Antwerpen, Gent, Hasselt, Leuven, Tilburg, Eindhoven, Maastricht) en een university college (Middelburg). Met het oog op de grensoverschrijdende samenwerking is van belang dat de Universiteiten van Hasselt en Maastricht met de Transnationale Universiteit Limburg (tUL) een formeel samenwerkingsverband hebben gesloten. De regio Rotterdam Rijnmond heeft met de Erasmusuniversiteit een grote universiteit. Ook is er in de regio een uitgebreid netwerk van hogescholen (in Vlaanderen via de associaties gelieerd aan de universiteiten). De grensoverschrijdende samenwerking in het hoger onderwijs is echter nog voor verbetering vatbaar.
14
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
Belangrijke publieke onderzoekscentra zijn imec (micro- en nanotechnologie), VIB (biotechnologie), iMinds (ICT), VITO (energie, materialen, milieu), TNO Industrie, Holst centrum (sensoren en flexibele elektronica), BMM (biomedische materialen), DPI (polymeren) en diverse kleinere als FMTC (mechatronica), VIL en Dinalog (logistiek), SIM (materialen) en Flanders Drive (automobielindustrie). Ook zijn er diverse campussen waar publieke en private organisaties samenwerken (o.a. biobased campus Bergen op Zoom, Chemelot Campus Geleen, Energyville Genk, High tech campus Eindhoven, Automotive campus Helmond, Greenport Venlo, Technologiepark Zwijnaarde Gent, Medical Health Campus Maastricht en net buiten het programmagebied RDM-campus Rotterdam). Zoals in de vorige paragraaf reeds werd opgemerkt zijn de inspanningen van de private sector groter dan die van de publieke sector. Naast de publieke kennisinstellingen zijn er dan ook diverse grote en kleinere onderzoekscentra van het bedrijfsleven in de grensregio, o.a. Philips, ASML, Janssen Pharmaceutica, Alcatel-Lucent, DSM en Umicore. Het aantal arbeidsplaatsen in O&I per 1000 inwoners is in de grensregio dan ook structureel hoger dan in België en Nederland (Figuur 16). Figuur 16 Werkgelegenheid in O&I in de lidstaten en de grensregio
Eurostat 2013– statistieken op NUTS2-niveau
Concrete statistieken over grensoverschrijdende samenwerking tussen kennisinstituten en tussen kennisinstituten en bedrijven zijn niet voor handen. Op basis van deelname van partijen aan overheidsgefinancierde programma’s en wat daarover openbaar is lijkt grensoverschrijdende samenwerking tussen deze kennisinstituten lijkt vooral beperkt tot enkele onderwerpen (biobased economy, nano/micro-electronica). Ditzelfde lijkt ook op te gaan voor grensoverschrijdende samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven. Vooral multinationals werken wel over de grens samen, dus daar bijv. ook nog samenwerking op gebied materialen en medisch/farma. Grensoverschrijdende R&D samenwerking tussen KMO’s onderling en tussen KMO’s en instituten lijkt nog minder vaak voor te komen. Er lijkt potentie te zijn om kennis van ontwikkelingen die aan de andere kant van de grens plaatsvinden m.n. bij KMO’s te vergroten.
1.6.3 O&I output: octrooien De bedrijvigheid in kennisintensieve industrie is ook waar te nemen in het aantal patenten dat wordt aangevraagd (Figuur 17).
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
15
Figuur 17 EPO Patentaanvragen duizendtallen voor België en Nederland
EPO 2013
Vanuit Nederland werden in 2012 ruim 2,5 keer zoveel patenten bij het EPO aangevraagd als vanuit België. Wel daalt tussen 2006 en 2011 het aantal EPO patentaanvragen vanuit Nederland met zo’n 25% (gevolgd door een stijging in 2012) terwijl in België in dezelfde periode het aantal aanvragen ongeveer gelijk blijft. De grensregio neemt ongeveer 65% van het totaal aantal patentaanvragen uit Nederland en België voor zijn rekening10. Hierbij spelen een beperkt aantal grote aanvragers uit de grensregio, waaronder Philips, Imec, ASML, NXP, DSM, TNO en Johnson en Johnson een grote rol. Hoewel het aandeel van de grensregio in het aantal patentaanvragen hoog blijft is een mogelijke conjunctuurgevoeligheid reden om extra in te zetten op innovatie, om de kracht van de regio te behouden en waar mogelijk te versterken. De oorsprong van de patentaanvragen aan de Vlaamse zijde is divers, maar kent specialisaties in biotechnologie, voedselchemie en textiel- en papiermachines. Voor wat betreft de wetenschappelijke output (gemeten aan de hand van wetenschappelijke publicaties) ligt het Vlaamse zwaartepunt in biologie, geneesmiddelen en exacte wetenschappen. Specialisaties binnen de exacte wetenschappen in Vlaanderen zijn te vinden op de gebieden van (micro)elektronica en (medische) informatica, met snel groeiende specialisaties in onder andere nanotechnologie en thermische processen11. Zuid Nederland kent met Philips, NXP, ASML en DSM als grote aanvragers specialisatie in micro-elektronica, halfgeleiders, chemie en medische technologie 12.
1.7 Energie en koolstofarme economie In Figuur 18 worden een aantal indicatoren gegeven op het terrein van energie (voor België, Nederland en ter vergelijking de EU27). De figuur linksboven laat zien dat m.n. België een zeer energie-intensieve samenleving kent (door de industriestructuur). De energie-intensiteit, uitgedrukt in Kilogram Olie Equivalent (KGOE) per 1000 euro GDP is voor de EU27, België en Nederland in de periode 2001-2010 gedaald met respectievelijk 11%, 8% en 2%. De CO2 intensiteit, uitgedrukt in Kg CO2 per 1000 euro GDP is echter veel sterker gedaald met percentages van 28, 33 en 25% respectievelijk. Dit wijst erop dat zowel de EU27, Nederland als België niet alleen in staat zijn geweest 10 Eurostat, 2013 11 ECOOM OECD Smart Specialisation project november 2012 (powerpoint) 12 Octrooien in Nederland, EIM, 2010
16
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
om efficiënter te produceren, maar hiervoor ook CO2-armere bronnen hebben weten te gebruiken (in beide landen zijn hiervoor benchmarking convenanten afgesloten met de zware industrie). Ook de CO2-emissie-index is gedaald, mede dankzij conjunctuureffecten (na 2008). In 2010 stijgt de CO2-emissie-index echter weer, onduidelijk is of dit structureel is. De stijging blijft onverklaard door zowel Eurostat 13 als de EEA14. Het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare bronnen is al jaren stijgende en gaat gelijk op met de Europese trend (maar ligt wel lager omdat de regio zeer beperkte mogelijkheden voor waterkracht kent, en niet zo sterk duurzame energie gesteund heeft als Duitsland). Doelstelling voor Europa uit Horizon2020 zijn 20% energiebesparing in 2020 (België: 9,8%, Nederland: nog niet bepaald 15), een aandeel van 20% duurzame energie in 2020 (België: 13%; Nederland 14%) en een CO2emissireductie van 20% (België: 15%; Nederland 16%) t.o.v. 1990. Voor geen van de indicatoren is de doelstelling tot nog toe gehaald (zie Figuur 18; de index voor energie efficiëntie ten opzichte van 2005 is voor België respectievelijk Nederland en de EU 104.8 en 102.8 en 96.6 in het jaar 2010. België laat sinds 2010 een hoger tempo in de ontwikkeling van hernieuwbare elektriciteit zien dan het EU gemiddelde. Exacte regionale cijfers ontbreken, maar in België is m.n. Vlaanderen verantwoordelijk voor deze stijging door de sterke stimulering van zonne-energie en de bevordering van wind op zee en land. Ook is er enig effect van bijmengen van transportbrandstoffen. Nederland bereikt veel CO2-emissiereductie door bijstoken van biomassa in kolencentrales en off-shorewind (dit laatste niet in de zuidelijke provincies). Zonneenergie is minder gesteund dan in Vlaanderen, maar is zeer recent ook toegenomen via een aantal grote gezamenlijke inkoopacties van consumenten via de milieubeweging. Ook is er aandacht voor kleinschalige en decentrale opwekking, slimme netwerken en –meters en andere regionale/lokale mogelijkheden. Figuur 18 Indicatoren voor energie
13 Climate change statistics, june 2012 14 European Environmental Agency, technical report no. 13/2012 15 http://ec.europa.eu/europe2020/pdf/themes/13_energy_and_ghg.pdf
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
17
Eurostat, 2013 en European Environment Agency, 2013
België en Nederland als geheel en daarmee ook de grensregio Nederland-Vlaanderen blijven echter sterk afhankelijk van de import van fossiele brandstoffen. Voor kolen en aardolie derivaten is de afhankelijkheid nabij 100% 16. Voor België is dit ook het geval voor aardgas. Nederland is een netto exporteur van aardgas maar kan dit voordeel moeilijk uitbaten, gezien de koppeling van de aardgas en –olieprijzen. De Nederlandse lokale economie moet de energie tegen wereldmarktprijzen inkopen. Een koolstofarme economie is dus van groot belang voor Nederland en België als geheel en daarmee ook de grensregio Vlaanderen-Nederland. (Grootschalige) toepassing van bestaande technologie voor energiebesparing en duurzame energie is noodzakelijk om competitiviteit op peil te houden en doelstellingen voor CO2-emissiereductie te halen. Meer op microniveau biedt de huidige sterke technologische positie (op terrein energie-efficiëntie, maar ook op een onderwerp als biobased economy) allerlei kansen voor innovatie en nieuwe bedrijvigheid en versterking van de concurrentiekracht.
1.8 Duurzaamheid en leefmilieu De grensregio behoort tot de dichtst bevolkte gebieden in de wereld met een bevolkingsdichtheid van bijna 500 inwoners/km217. Gecombineerd met een sterke industrialisatie en een zeer intensieve landbouw (m.n. veehouderij) leidt dit tot zware milieubelasting. De emissies van stikstof naar zoetwater door landbouw behoren bijvoorbeeld tot de hoogste niveaus in Europa, net als de nutriëntenuitstoot naar oppervlaktewater18. De jaarlijks gemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) in de lucht is hoog, zeker rond de grote steden19. De NOx-concentraties dalen al wel geruime tijd; zowel België als Nederland zijn op weg om hun NOx (stikstofoxiden) emissiedoelstellingen voor 2020 te halen 20. Deze indicatoren bevestigen het beeld van een sterk industrieel ontwikkelde regio met de daarbij horende problemen van emissies naar lucht en water. Hoewel over bodemverontreiniging weinig indicatoren voor de regio beschikbaar zijn, is de aard van ontdekte verontreiniging in Nederland anders dan in België 21. Waar in Nederland de bodemverontreinigingen vooral afkomstig zijn van stortplaatsen voor huisvuil, industrieel afval en oliewinning en –lekkage, wordt in België het merendeel van gevonden bodemverontreinigingen veroorzaakt door industriële complexen en oliewinning- en opslag, terwijl huisvuil een kleinere rol speelt in de samenstelling van gevonden vervuilingen. De absolute milieudruk is daarmee hoog. De activiteiten om de effecten van deze milieudruk te verlagen hebben echter de afgelopen jaren op sommige punten reeds hun impact gehad.
16 Eurostat 2013, tsdcc310 17 Variërend van 213 inw/km2 in Zeeland tot 621 inw/km2 in de provincie Antwerpen 18 Environmental Indicator Report 2012, European Environmental Agency, 2012 19 PM10 36th highest daily value, 2010, EEA, 2010 20 Distance-to-target for EEA member countries, EEA, 2012 21Soil polluting activities from localised sources as % total sites where (preliminary or main) site
investigation has been completed, EEA, 2009
18
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
Op het gebied van huishoudelijk afval hebben Nederland en zeker Vlaanderen de doelstelling van 50% recycling in 2020 reeds gehaald (in totaal 5 landen hebben dit gedaan). In Vlaanderen wordt maar liefst ongeveer 65% van het huishoudelijk afval gerecycled (bijna 40% materiaalrecycling en ruim 25% organische recycling), in Nederland 51% (27% materiaal, 24% compost)22. Wel is de hoeveelheid afval in Nederland met bijna 600 kg/persoon/jaar 25% hoger dan in Vlaanderen (480 kg/persoon/jaar). Ook andere grote afvalstromen (bijv. bouw- en sloopafval, industrieel afval, autowrakken) kennen hoge recyclingpercentages, veelal in Nederland iets hoger dan in Vlaanderen.23 Nederland (bijna €3 GDP toegevoegd per kg materiaal verbruik) en in iets mindere mate België (€1,75/kg) hebben een economie met een hoge grondstof productiviteit (het EU gemiddelde ligt op ca. €1,55/kg, Eurostat 2013). Op het gebied van afvalwater is in Nederland 99,9% van de inwoners verbonden met een afvalwatersysteem met centrale zuivering en is de zuiveringsgraad ook bijna 100%. In Vlaanderen is de aansluitingsgraad 87,4% en de zuiveringsgraad bedraagt 73,3% (2008), beide zijn zeer sterk gestegen in de afgelopen tien jaar. De ligging in de delta maakt de regio echter kwetsbaar voor import van waterverontreiniging van buiten de regio (via Maas en Schelde stroomgebieden). De (lage) ligging in de delta van Schelde, Maas en Rijn leidt verder tot gevoeligheid voor zeespiegelstijging: grote delen van Zeeland en West Noord-Brabant liggen lager dan 1m boven zeeniveau. Grote delen van Oost- en West Vlaanderen (inclusief de haven van Antwerpen, maar niet de stad zelf) liggen lager dan 5m boven de zeespiegel. In zowel Nederland als Vlaanderen is de afgelopen decennia de biodiversiteit sterk afgenomen24. Redenen hiervoor zijn intensiverende landbouw, toenemende verstedelijking en een versnipperde habitat 25. In Nederland is de populatieomvang van dieren op de rode lijst sinds 1997 gehalveerd. Ook in Vlaanderen speelt dit probleem; 28% van de dier- en plantsoorten daar is op de rode lijst geplaatst. In breder perspectief staat meer dan de helft van elke plant- en diersoorten op de rode lijs, is zeldzaam of gaat in populatie achteruit 26. In Vlaanderen is vooral water als habitat zeer ongunstig voor beschermde soorten. Ook in Nederland speelt dit probleem, waar vermesting nog altijd een aanwijsbare oorzaak van hoge milieudruk voor bedreigde soorten is. Voor de grensregio is dit thema bijzonder relevant vanwege de aanwezigheid van de Natura 2000 gebieden. Deze bevinden zich onder andere langs de Maas, de Schelde en de bos-, weide- en weidelandschappen waaraan de grensregio rijk is. Deze waarnemingen passen in de bredere Europese ontwikkeling van verlies aan biodiversiteit, erkend door Europese leiders in maart 2010. De Europese Commissie stelt daarom voor efficiënter om te gaan met grondstoffen en klimaatverandering tegen te gaan. Hiermee kunnen innovaties in biotechnologie en cosmetica gebaat zijn, waardoor werkgelegenheid en economische activiteit een impuls krijgen.27 De grote aandacht voor milieu en duurzaamheid zorgt er ten slotte voor dat er een markt is voor milieutechnologie (of breder duurzame technologie). Dit uit zich in de al eerder genoemde hoge grondstofproductiviteit, maar ook in de aanwezigheid in de van een behoorlijke (technologische) bedrijvigheid op milieugebied, o.a. op het gebied van
22 Managing municipal solid waste - a review of achievements in 32 European countries,
EEA Report No 2/2013, maart 2013 23 MIRA 2011, achtergronddocument; Compendium voor de leefomgeving, 2011 24 CBS, PBL, Wageningen UR (2010): Biodiversiteitsverlies in Nederland, Europa en de wereld, 1700-2000
(indicator 1440, versie 01, 29 januari 2010) 25 Ontwikkeling soorten 1997-2010, Compendium voor de leefomgeving, 2012 26 Natuurindicatoren 2012, INBO, 2012 27 Europese Commissie (COM(2011) 244
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
19
afval/recycling en waterzuivering. Deze technologieën worden niet alleen lokaal maar ook internationaal afgezet en toegepast. Een goed overzicht van de werkgelegenheid in de sector ontbreekt (met name vanwege gebrekkige definities van wat tot de sector behoort en als gevolg daarvan slechte statistieken), maar dit loopt in de tienduizenden banen aan beide kanten van de grens. Verder doorontwikkelen van huidige technologieën en ontwikkeling van nieuwe technologie bieden kansen voor verdere verlaging van de milieudruk en voor verdere export.
1.9 Relevant beleid in Vlaanderen en Nederland Zowel in het Vlaamse als het Nederlandse regeringsbeleid staan innovatie en duurzaamheid centraal:
Vlaanderen wil tegen 2020 uitmunten als een economisch innovatieve, duurzame en sociaal warme samenleving28. Hieraan liggen het programma “Vlaanderen In Actie” (VIA) en het Nieuw Industrieel Beleid (NIB) ten grondslag. Er zijn vier pijlers: Economie, Innovatie, Sociaal en Infrastructuur. De Slimme Specialisatie Strategie (S3 strategie) voor Vlaanderen is de overkoepelende visie die bovengenoemde transformatie inpast in het Europese cohesie- en innovatiebeleid..
Nederland zet zich in voor een duurzame en vernieuwende economie. 29 Met focus op toekomstgerichte groei en oog voor de internationale positie van bedrijven en belemmeringen voor ondernemers is versterking van het groeivermogen van de Nederlandse economie een kernpunt in het regeerakkoord. Hierbij geeft het Nederlandse topsectorenbeleid de specialisaties aan, ook op regionaal niveau. Voor zuid Nederland betekenen deze keuzes dat extra ingezet wordt op innovatie in de clusters High-Tech, Chemie en agrofood – waar die laatste nauw verwant is aan een biobased economy.
Ondanks deze parallellen in beleid, de sterke economische en culturele relaties tussen beide regio’s en de mogelijkheden voor synergie, lijken de mogelijkheden voor samenwerking, m.n. op economisch terrein, niet optimaal benut.
1.10 Conclusies 1.10.1 Sterktes en zwaktes, kansen en bedreigingen van de grensregio In Figuur 19 wordt, op basis van voorgaande hoofdstukken, een schematisch overzicht van sterktes en zwaktes, kansen en bedreigingen van de grensregio gegeven. Figuur 19 SWOT analyse van de grensregio Sterktes
Zwaktes
Centrale ligging in NW Europa (1.2.1)
Gebrekkige ansluiting van onderwijs bij vraag bedrijfsleven (m.n. tekort aan technisch geschoold personeel) (1.3.3)
Gemeenschappelijke taal (1.2.2) Hoog opleidingsniveau van de bevolking in gedeelte regio(1.3.3) Sterk ontwikkelde havanactiviteiten als centrum voor multimodale infrastructuur (1.4) Sterke economie met hoog BRP per inwoner en lage werkloosheid (1.5.1, 1.5.2) Sterke industriële sector, met relatieve
Beperkte arbeidsmobiliteit binnen en tussen Nederland en Vlaanderen (1.3.4) Grensoverschrijdende infrastructuur (wegen, rail) suboptimaal; wegen congestiegevoelig (1.4) Hoog loon(kosten)niveau (1.5.1) Relatief kleine dienstensector (financiële
28 Vlaanderen in Actie; Regeerakkoord van de Vlaamse Regering 2009-2014 29 Regeringsverklaring 13 november 2012
20
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
specialisatie in (petro-)chemie, hightech industrie (micro-elektronica) en textiel (1.5.3) Goede publieke kennispositie (micro elektronica, life sciences), m.n. op hightech gebied aansluitend bij industrie en hoog aantal banen in O&I (1.6)
diensten en ICT)(1.5.3) Hoge energie-intensiteit (1.7) Hoge milieudruk (1.8) Beperkte samenwerking tussen NL en Vlaanderen op bedrijfs- en beleidsniveau (1.9)
Aansluitende beleidsvisies in Vlaanderen en Nederland (1.9)
Kansen
Bedreigingen
(Verdere) verhoging opleidingsniveau (1.3.3)
Vergrijzing en ontgroening van de bevolking (1.3)
Uitbouw van de havenposities (1.4)
Economische crisis en wegvallen investeringscapaciteit (1.5.1 en 1.10)
Innovatie, bijvoorbeeld door Combinatie van sterktes uit NL en Vlaanderen (o.a. logistiek, micro/nanoelektronica, chemie/materialen) en cross-overs tussen sectoren aanwenden voor innovatie (1.10)
Opkomst regio’s buiten Europa en op peil houden concurrentiekracht (1.5.1 en 1.10)
Combinatie sterktes met maatschappelijke uitdagingen (milieu (1.8), healthy ageing): bijvoorbeeld biobased economy, duurzame energie, healthcare (1.10)
Verdere verslechtering milieusituatie (1.8)
Afhankelijkheid van fossiele grondstoffen en niet-hernieuwbare energiebronnen (1.7)
1.10.2 Uitdagingen voor de grensregio Vlaanderen Nederland De grensregio Vlaanderen Nederland is welvarend en centraal gelegen in het hart van Noordwest Europa met in de directe omgeving economische zwaartepunten als het Ruhrgebied, de haven van Rotterdam en Brussel/Zaventem. De haven van Antwerpen en de (sterk chemisch georiënteerde) industrie daaromheen en de ELAt-driehoek met een sterk O&I gebaseerde hoogwaardige elektrotechnische industrie vormen economische motoren van het gebied. De welvaart staat echter als gevolg van de economische crisis onder druk. Hoewel de werkloosheid in de grensregio niet heel hoog is, stijgt deze snel, en zijn er, zeker lokaal (bijv. sluiting Ford Genk) grote problemen. Als gevolg van de hoge welvaart is concurreren op kostprijs van arbeid niet goed mogelijk. Toenemende concurrentie uit binnen- en buitenland stelt daarom een grote uitdaging voor de grensregio om haar concurrentiekracht op peil te houden. In deze tijden van economische crisis is daarbij de investeringsbereidheid en het investeringsvermogen van ondernemers (en hun financiers) minder dan in tijden van voorspoed. Daarnaast vergrijst de bevolking in de grensregio in rap tempo. De uitdaging ligt hierin dat het economisch actieve gedeelte van de bevolking afneemt, terwijl de kosten voor pensioenen en zorg in absolute zin stijgen. Een derde uitdaging ligt op het gebied van duurzaamheid. De grensregio is dichtbevolkt en telt veel (zware) industrie en intensieve landbouw. Ook is de verkeersintensiteit hoog. Het energiegebruik en de daaraan gerelateerde CO2-emissie is hoog, evenals de luchtverontreiniging en de productie van afval. De ligging in de Rijn-Maas-Schelde delta vlak boven zeeniveau van een gedeelte van de regio maakt de regio kwetsbaar voor klimaatverandering, en voor aanvoer van waterverontreiniging van buiten de regio. Deze uitdagingen bieden daarnaast ook enorme kansen voor ondernemers in de grensregio. Door succesvol (beter dan de concurrentie) in te spelen op de behoeften aan zorg en duurzaamheid ontstaan enorme marktmogelijkheden.
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
21
Voor een dergelijk succesvol ondernemerschap vormt innovatie de basis, het realiseren van creatieve oplossingen voor de behoeften van markt en maatschappij. De uitgangspositie voor het doorzetten van innovatie in de grensregio is goed. Op de gebieden (duurzame) logistiek, life sciences en gezondheid, (duurzame) chemie en materialen en nano- en micro-elektronica heeft de regio een goede uitgangspositie voor verder versterking van het concurrentievermogen. Deze onderwerpen spelen bovendien op meerdere plekken in de grensregio, bieden ruim marktpotentieel en sluiten aan bij de maatschappelijke uitdagingen. Op het gebied van menselijk kapitaal behoren Vlamingen tot de hoogst geschoolde arbeidskrachten in Europa, terwijl ook in Nederland het basisniveau goed is, en men daar juist veel doet aan permanente vorming. Op diverse terreinen telt de grensregio daarbij (wereldwijd) vooroplopende bedrijven, en de kennisinfrastructuur (zowel publiek als privaat) is daarbij goed ontwikkeld. Diverse milieumaatregelen en (technologische) innovaties hebben de milieubelasting (per eenheid product, maar ook op veel terreinen absoluut) de afgelopen jaren al behoorlijk sterk teruggebracht. Op de terreinen water en afval is de grensregio in grote lijnen een voorloper in Europa, al bestaan ook nog problemen (zoals vermeld op pagina 18). Grote investeringen zijn hier niet meer nodig, maar mogelijkheden voor export kunnen wellicht beter worden benut en verdere innovatie kan milieudruk nog verder verlagen en biedt mogelijkheden om de concurrentiepositie verder te versterken (groene groei). Met name op het gebied van energie is verdere ontkoppeling tussen economische groei en milieubelasting is noodzakelijk om internationaal afgesproken doelstellingen te halen en het leefklimaat te verbeteren. Belangrijke motoren van de economie (logistiek, procesindustrie) zijn in sterke mate afhankelijk van fossiele grondstoffen hetgeen ze afhankelijk maakt van importen (en olieprijs). Een koolstofarme(re) economie, met aandacht voor energiebesparing en hernieuwbare grondstoffen, is hier de uitdaging. De huidige procesindustrie in de regio behoort reeds bij de meest energie-efficiënte procesindustrieën ter wereld en verdere verduurzaming en biobased economy zijn onderwerpen die in de regio sterk leven. Tot slot is de grens (tussen Nederland en België) zelfs na ruim 20 jaar vrij verkeer van personen en goederen nog een echte grens: de grensoverschrijdende infrastructuur is nog duidelijk voor verbetering vatbaar, en, minder fysiek, de arbeidsmarkt is in grote mate nog nationaal bepaald, met maar een zeer klein percentage grensoverschrijdende pendel. Hierdoor werkt de regionale arbeidsmarkt sub-optimaal. Het is een uitdaging om grensoverschrijdende oplossingen van arbeidsmarktknelpunten (bijv. tekort aan specifieke technische beroepen) aan beide zijden van de grens te ontwikkelen.
22
Operationeel Programma Vlaanderen-Nederland 2014-2020
technopolis |group| The Netherlands Herengracht 141 1015 BH Amsterdam The Netherlands T +31 20 535 2244 F +31 20 428 9656 E
[email protected] www.technopolis-group.com