Opdrachtenset Aanname en Introductie
1
Inleiding. Elk jaar weer doen vele MBO-leerlingen voor het eerst ervaring op in het werken in een bedrijf. Bij velen gaat dat uitstekend, maar bij een flink aantal verloopt die eerste ervaring niet zo goed. Om verschillende redenen verlaten deze leerlingen vooral in de eerste maanden van hun leerwerkervaring het leerbedrijf. Volgens VOC is de periode van aanname en introductie daarvoor sterk bepalend: hoe wordt de leerling in het bedrijf geïntroduceerd? Hoe krijgt hij in een kort tijdsbestek voldoende zicht op het bedrijf, zodat hij gemotiveerd wordt om door te gaan. Is er voldoende structuur in de opdrachten, die uitgevoerd moeten worden. Is er wel voldoende tijd voor de praktijkopleider, om de leerling juist in die eerste fase te begeleiden. Onder de huidige economische omstandigheden is het zaak, om alle zeilen bijzetten om als bedrijf toch nog een goed resultaat te behalen. Het begeleiden van een leerling heeft onder die omstandigheden dan ook niet altijd de eerste prioriteit. Met dat gegeven is VOC aan de slag gegaan om een opdrachtenset te ontwikkelen, die de leerling met (vrijwel) alle facetten van een goede introductie kennis laat maken, die de leerling stimuleert om zo zelfstandig mogelijk aan de uitvoering van die opdrachten te werken, en die de begeleiding door de praktijkopleider beperkt. Het gebruik van de opdrachten. In totaal zijn 56 opdrachten ontwikkeld. Die hoeven niet alle te worden uitgevoerd, maar daaruit kan een keuze worden gemaakt. Het is wel aan te bevelen om te beginnen met opdrachten uit onderdelen 1, 2, 3 of 4 alvorens met opdrachten in het productieproces (onderdeel 5) aan de slag te gaan. Om makkelijk een keuze te kunnen maken uit opdrachten binnen een onderdeel is elke opdracht voorzien van een aantal symbolen:
D, W, M
geeft aan of een opdracht in de 1ste of 2de werkdag, -week of -maand zou moeten worden uitgevoerd. geeft aan dat het een bedrijfsgerichte opdracht is geeft aan dat het een oefening is die op een specifieke afdeling is gericht geeft aan hoeveel begeleiding door de praktijkopleider nodig is. Hoe meer sterren, hoe meer begeleiding nodig is.
geeft de benodigde hoeveelheid tijd voor de leerling aan om de opdracht uit te voeren
geeft aan of de oefening schriftelijke en/of met interactieve en/of praktische activiteiten vereist. 2
Het leerbedrijf kan eventueel accenten leggen en een keuze voor opdrachten maken, die het beste passen bij het bedrijf en bij de belangstellingsgebieden en capaciteiten van de leerling. Zo ook vertrouwt VOC op de beoordelingsvaardigheden van de praktijkopleider wanneer het gaat om het bepalen van de noodzaak om een of juist meerdere opdrachten binnen een specifiek onderdeel uit te laten voeren. VOC hoopt, dat leerlingen door deze opdrachten enthousiast zullen worden voor de activiteiten in de carrosseriebranche, dat praktijkopleiders door het gebruik van deze opdrachten efficiënter met hun beperkte tijd om kunnen gaan, maar vooral dat door het laten uitvoeren van deze opdrachten de uitval van leerlingen in de introductiefase zal worden beperkt. Deze opdrachtenset is tot stand gekomen met een financiële bijdrage van de Stichting OOC.
3
Inhoudsopgave Inleiding
pag 2
Inhoudsopgave
4
Overzichtstabel Onderdeel 1: Jij en je leerproces Opdracht 1 Wat kan je al, wat wil je leren Opdracht 2 Hoe leer jij? Opdracht 3 Jouw leerweg Opdracht 4 Voortgangsgesprekken met je praktijkbegeleider Opdracht 5 Beoordelen Opdracht 6 Rapporteren
7 8 9 10 11 12
Onderdeel 2: De organisatie Opdracht 7 De organisatiepuzzel Opdracht 8 Belangrijke mensen binnen het bedrijf Opdracht 9 De klanten van de organisatie Opdracht 10 De baas en zijn verhaal
13 14 15 16
Onderdeel 3: Regels in het bedrijf Opdracht 11 Werk en inkomen Opdracht 12 Wat gebeurt er als ik me niet aan de regels houd? Opdracht 13 Werken en ARBO-regels Opdracht 14 Samen denken over verbeteringen Opdracht 15 Hoezo ISO?
17 18 19 20 21
Onderdeel 4: Veilig werken Opdracht 16 Help, hoe kom ik hier uit?! Opdracht 17 Op zoek naar gevaar. Opdracht 18 Hoe gevaarlijk is het hier eigenlijk? Opdracht 19 Gevaarlijke stoffen, beter om te weten Opdracht 20 Beter omgaan met gevaarlijke stoffen
22 23 24 25 26 4
Opdracht 21 Persoonlijke beschermingsmiddelen: Ik wil wel gezond blijven! Opdracht 22 Veiligheidsvoorzieningen in het bedrijf
27 28
Onderdeel 5: Het productieproces Opdracht 23 Go with the flow! Opdracht 24 Verschillende soorten reparaties
29 30
Receptie Opdracht 25 Opdracht 26 Opdracht 27 Opdracht 28
31 32 33 34
Receptie: documenten Bezetting receptie Receptietaken na de reparatie. Overige taken receptie
Schade calculatie en werkplanning Opdracht 29 Hoe groot is de schade? Opdracht 30 Onzichtbare schade zichtbaar gemaakt Opdracht 31 Geplande tijd is dubbele tijd Opdracht 32 Wat moet er gebeuren?
35 36 37 38
Wassen Opdracht 33 Wassen
39
Demontage Opdracht 34 Demontage Opdracht 35 Onderdelenlogistiek
40 41
Schadeherstel Opdracht 36 Schadeherstel Opdracht 37 Schadeherstel, werkopdracht en kwaliteitscontrole
42 43
Voorbewerken Opdracht 38 Een schoon begin Opdracht 39 Plamuren Opdracht 40 Zelf plamuren Opdracht 41 Schuren
44 45 46 47 5
Opdracht 42 Opdracht 43 Opdracht 44 Opdracht 45 Opdracht 46
Schuurstappen Grof, fijner, fijnst Schuurapparatuur Afplakken Grondlak aanbrengen
48 49 50 51 52
Aflakken Opdracht 47 Opdracht 48 Opdracht 49 Opdracht 50 Opdracht 51 Opdracht 52 Opdracht 53
100.000 kleuren Van kleur tot formule Zelf een autokleur maken Spuiten Wat kan er wel eens fout gaan Lakfouten of applicatiefouten? De lakspuit
53 54 55 56 57 58 59
Montage, controle en aflevering Opdracht 54 Montage Opdracht 55 Eindcontrole en aflevering Opdracht 56 Nacalculatie: een tevreden bedrijf?
60 61 62
6
#
Wanneer uitvoeren
Opdracht
D= 1ste/2de werkdag W= 1ste week M= 1ste maand
Bedrijfsgericht of afdelingsgericht bedrijf Afdeling
begelei ding
duur
Onderdeel 1: Jij en je leerproces 1
Wat kan je al, wat wil je leren Beschrijf kort de vaardigheden die je al bezit met betrekking tot schadereparatie. Geef daarbij aan, waarom je denkt, dat je daarin goed bent en hoeveel ervaring je al hebt met die activiteiten. Beschrijf daarna de 5 belangrijkste punten, die je wilt leren in dit leerbedrijf, en probeer aan te geven, hoe goed je daarin wil worden en hoe je dat zou willen “meten”.
7
D 60 min
schrijven/ vragen/doen
2
Hoe leer je? Sommige mensen leren het beste door over dingen te lezen, anderen willen kijken naar experts om ze daarna na te doen, en weer anderen willen gewoon meteen beginnen met doen en leren van de fouten die ze daarbij maken. Hoe leer jij het beste? En welke begeleiding zou je daarbij willen hebben? Denk daar eens over na en beschrijf jouw “leerstijl” plus de daarbij behorende wijze van begeleiden door de praktijkopleider.
8
D 30 min
3
Jouw leerweg Als je aan schadereparatie denkt zie je jezelf al meteen in de spuitcabine of aan het lasapparaat werken aan een dure auto. Maar je moet begrijpen, dat zoiets niet op de eerste dag, in de eerste weken of zelfs eerste maanden kan gebeuren. Voordat je zover bent moet je eerst de basisvaardigheden van jouw specialisme als schadehersteller of autospuiter onder de knie hebben. Geef ten minste 5 redenen voor het bedrijf, waarom dat een verstandige aanpak is. Beschrijf daarna hoe jij je ideale leerweg ziet. Op welke afdelingen zou je willen werken aan die basisvaardigheden, hoe lang denk je daar nodig te hebben en hoe zou moeten worden vastgesteld wanneer je goed genoeg bent in die vaardigheden?
9
D 150 min
4
Voortgangsgesprekken met je praktijkopleider Tijdens je leertijd in dit bedrijf zal je een flink aantal keren een voortgangsgesprek met je praktijkopleider hebben. Het is verstandig om van te voren samen vast te stellen, welke punten in zo’n gesprek aan de orde zouden moeten (kunnen) komen. Beschrijf in deze opdracht jouw ideeën over de volgende zaken, en bespreek ze met je praktijkopleider: • Hoe vaak moet zo’n gesprek volgens jou plaatsvinden • Welke punten moeten volgens jou worden besproken: o werkhouding o vorderingen in vaardigheidsontwikkeling o planning van volgende activiteiten o beoordeling van uitgevoerde taken/opdrachten o voortgang op school o wat gaat er goed/niet goed op de leerplek o wat te doen wanneer ik ruzie heb met een van de medewerkers o hoe kan ik me verbeteren op zwakke punten o … • Mag ik hier fouten maken? • Van wie krijg ik mijn opdrachten, en wat te doen als hij er niet is • .. Je kunt de lijst zo lang maken als je zelf wilt. Bespreek hem daarna met de praktijkopleider. Je moet wel bedenken, dat ook hij zijn opvattingen heeft over de voortgangsgesprekken, en dat zijn tijd om te begeleiden niet onbeperkt is. Maar samen komen jullie er wel uit.
10
D 150 min
5
Beoordelen Bespreek met je praktijkopleider de wijze waarop je zult worden beoordeeld. Wat vindt hij belangrijk: het door jou behaalde eindresultaat, je vorderingen, je inzet of alle drie? Hoe krijg je dat te horen? Hoe wordt dat oordeel vastgelegd? Gaat dat oordeel ook naar de school? Wat zijn de effecten van een goed/slecht oordeel voor jou?
11
D 60 min
6
Rapporteren Rapporteren kan in 2 delen worden gesplitst: • de rapporten die jezelf maakt. • de rapporten die de praktijkopleider over jou maakt. Beschrijf voor de praktijkopleider wat jij als leerling moet rapporteren aan school. Wanneer moet dat klaar zijn. Alleen dan kan hij je daarbij helpen.
D 60 min
Daarnaast bespreek je met de praktijkopleider: • Hoe rapporteert hij over jou aan de school (als hij dat al doet) • Aan wie rapporteert hij? • Krijg jij die rapporten te zien, voordat ze aan de school worden gestuurd? • Wat als je het niet eens zou zijn met de inhoud?
12
7
Onderdeel 2: De organisatie De organisatiepuzzel Je komt werken in een nieuwe werkomgeving. Het is belangrijk, dat je snel te weten komt wie wie is, wat ze doen en wie leiding geeft aan wie. Zo weet je bij wie je met welke vragen terecht kan. Probeer een organisatie-overzicht te maken waarin alle werknemers en leidinggevenden op de juiste plaats staan. Probeer bij iedere werknemer (zonder hem/haar daarbij te veel te storen) achter de volgende informatie te komen: voornaam, achternaam, afdeling, functie, aan wie rapporteert hij/zij. Als je ze allemaal hebt gehad, kan je proberen de organisatie puzzel op te lossen. Laat de oplossing, het organisatie overzicht, zien aan je praktijkopleider en maak daarop eventueel verbeteringen.
13
W
120 min
8
Belangrijke mensen in het bedrijf In dit bedrijf werken aardig wat mensen. En natuurlijk zijn ze allemaal belangrijk, omdat ze allemaal hun steentje bijdragen om een goed resultaat neer te zetten. Maar voor jou zijn op dit moment bepaalde mensen belangrijker dan andere. Bijvoorbeeld jouw praktijkopleider, maar ook de bedrijfshulpverlener of de leidinggevende van de afdeling waar je voor gaat werken. Misschien vind je de man/vrouw die je salaris gaat betalen ook wel zo’n belangrijk persoon. Je kan ze vinden in de oplossing van de eerste opdracht: de organisatiepuzzel. Zoek eerst uit wie voor jou die belangrijke mensen zijn en beschrijf waarom jij juist deze mensen belangrijk vindt. Probeer in een kort gesprekje (+ 5 minuten) te achterhalen, wat zij precies doen en hoe je tijdens je werk in het bedrijf met hen te maken gaat krijgen. Maak hiervan een kort verslag en bespreek dat met je praktijkopleider.
14
W
60 min
9
De klanten van de organisatie In de werkplaats wordt gewerkt aan auto’s of vrachtwagens van en voor klanten. Maar wie zijn die klanten eigenlijk? Zijn dat allemaal particulieren of zijn er ook bedrijven bij (leasebedrijven, taxibedrijven, bedrijven met hun eigen bedrijfsauto’s enzovoorts)? Probeer een overzicht te krijgen van de klantensoorten van het bedrijf, waar je gaat werken. Wie zou je dat kunnen vertellen? Maak een lijst van die klantensoorten en probeer te achterhalen van elke klantensoort, of ze veel of weinig werk leveren? Probeer voor elk van die klantensoorten een percentage te berekenen van de hoeveelheid werk die ze levert. Samen mag het niet meer dan 100 % zijn. Bespreek je oplossing met je praktijkopleider.
15
M 45 min
10
De baas en zijn verhaal Elk bedrijf heeft een baas. Vaak is die baas ook eigenaar, maar soms ook niet. Wel heeft hij altijd een goed verhaal. Bijvoorbeeld over hoe hij begonnen is met dit bedrijf en hoe het langzaam is gegroeid, welke problemen er zijn geweest en hoe hij die heeft overwonnen. Hoe hij uiteindelijk succesvol is geworden en ook waarom hij het belangrijk vindt dat jij in zijn bedrijf het vak gaat leren. Probeer een afspraak met hem te maken om achter de antwoorden op deze en andere vragen te komen. Zo’n baas is meestal erg druk, dus moet je je vragen goed hebben voorbereid. Maak dus eerst een lijst met vragen die je wilt stellen. Misschien moet je wel twee of drie keer een afspraak maken voordat je al je vragen beantwoord hebt gekregen. Misschien ook heeft het bedrijf een folder of een website waaruit je al iets over de geschiedenis van het bedrijf kan leren. Beschrijf op basis van de informatie van de baas en de informatie van folder of website in korte bewoording de geschiedenis van het bedrijf en bespreek dat verslag met je praktijkopleider.
16
M 150 min
11
Onderdeel 3: Regels in het bedrijf Werk en inkomen Je gaat nu (misschien wel voor de eerste keer) geld verdienen. Maar dat moet je dan ook wel verdienen. Je moet op tijd aanwezig zijn en niet te vroeg naar huis gaan. Je hebt natuurlijk ook rustpauzes om te eten, koffie te drinken enzovoorts. Daarnaast heb je ook recht op vrije dagen en vakanties. Het is goed om voordat je echt met werken begint, je rechten maar ook je plichten te kennen. Maak eerst eens een lijstje met dingen die je moet weten. Denk daarbij aan: hoe laat moet ik beginnen; is dat elke dag hetzelfde? Wanneer is de koffiepauze, wanneer de lunchpauze. Hoeveel uren moet ik per week werken? Hoe is overwerk geregeld? Op welke dag ga ik naar school? Hoeveel dagen heb ik vakantie? Heb ik nog recht op andere vrije dagen. Hoeveel ga ik eigenlijk verdienen? En wat gebeurt daarmee als ik eens een dag ziek bent? De antwoorden op de meeste vragen kan je vinden in je BPV-overeenkomst (heb je die al getekend?) en in een CAO-boekje. Maar sommige antwoorden kan je alleen krijgen door het aan iemand binnen het bedrijf te vragen. Het organisatieschema (de puzzel) uit opdracht 1 geeft waarschijnlijk wel aan wie dat is. Bespreek het lijstje met door jouw gestelde vragen en de antwoorden die je hebt gevonden met je praktijkopleider om te zien of die antwoorden kloppen.
17
W 90 min
12
Wat gebeurt er als ik me niet aan de regels houd? Zoals in opdracht 5 al is gezegd, heb je rechten (recht op salaris, recht op vrije tijd etc.), maar ook plichten (zoals op tijd aanwezig zijn, melden dat je ziek bent, en niet zomaar wegblijven etc.). Wat zijn eigenlijk de gevolgen voor jou als jij je niet aan die plichten houdt? In deze opdracht moet je uitzoeken (bijvoorbeeld uit het CAO-boekje of het personeelsreglement dat geldt in het bedrijf of door het iemand te vragen) wat er mogelijk boven je hoofd hangt als je bepaalde plichten niet nakomt. Wordt je dan meteen ontslagen? Krijg je minder salaris? Moet je op zaterdag terugkomen? En ga zo maar door. Zoek dat uit voor de volgende 10 situaties, want een gewaarschuwd mens telt voor twee!
D 90 min
a. Je komt (zonder reden) meerdere keren te laat op je werk. b. Op je schooldag ga je niet naar school (en ook niet naar je werk) c. Je draagt geen veiligheidsmiddelen als dat wel nodig is d. Je hebt de avond daarvoor te veel gedronken en komt met een kater op je werk, waardoor je je werk niet goed kan doen. e. Je hebt uit het magazijn zonder toestemming een doos schuurpapier meegenomen om thuis een klusje uit te voeren. g. Je levert je opdrachten niet of niet tijdig in. h. Je blijft, zonder te vragen of melden, een week langer op vakantie. i. Je rookt op plaatsen waar dat niet is toegestaan j. Je bent ziek maar meldt dat niet of laat dat niet melden en blijft die dag in bed liggen. k. Je hebt geen zin in werk dus meld je je ziek terwijl je niet ziek bent. Schrijf de antwoorden op deze vragen kort op, en bespreek ze met je praktijkopleider.
18
13
Werken en ARBO-regels Het is heel belangrijk, dat wanneer je werkt, je dat veilig kan doen. Je moet je waar nodig beschermen tegen gevaarlijke stoffen en gevaarlijke situaties. Daarvoor zijn regels opgesteld: de ARBOregels. In het bedrijf waar je werkt is ongetwijfeld een boekje aanwezig met die regels. En anders kan je ze ook vinden op het Internet. Probeer eens deze regels door te lezen (alleen de belangrijkste), vat ze kort samen en loop de werkplaats eens rond om te bekijken hoe die regels in de praktijk te zien zijn. Bijvoorbeeld: Een belangrijke regel is: er zijn voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar; waar liggen die in de werkplaats. Welke zijn er. En zie je ook dat medewerkers ze gebruiken tijdens hun werkzaamheden? Beschrijf voor elke door jou samengevatte regels op welke manier die in jullie bedrijf zichtbaar is en bespreek met je praktijkopleider of dit juist is.
19
W 90 min
14
Samen denken over verbeteringen. Hoe goed een bedrijf ook probeert te werken, er is altijd ruimte voor verbetering. En wie kan dat beter aangeven dan de mensen, die in het bedrijf werken? In veel bedrijven is er zoiets als een werkoverleg. Vraag eens aan je leidinggevende of dat in jullie bedrijf ook het geval is. Meestal wordt van zo’n overleg een kort verslag gemaakt. Het is interessant om te lezen wat er zoal besproken wordt in zo’n overleg. Dat zijn niet alleen maar verbeteringen maar ook andere zaken waarover afspraken worden gemaakt. Lees daarom eens door de verslagen van bijvoorbeeld het afgelopen jaar, en maak een lijst van de onderwerpen, die daar zijn besproken. Dan weet je een beetje wat er speelt in het bedrijf waar je gaat werken. Bespreek je lijst met je praktijkopleider en stel vragen die je nog hebt over die onderwerpen.
20
M 90 min
15
Hoezo ISO? Als iedereen maar doet zoals hij denkt dat dingen gedaan moeten worden, weet je nooit zeker of het gewenste resultaat er ook altijd uit komt. Daarom worden in een bedrijf procedures vastgelegd: zo doen wij de dingen hier. Die procedures zorgen ervoor dat de kwaliteit van het geleverde werk voldoet aan de eisen die men wil stellen. En niet een keer, maar altijd. Vaak staan die procedures beschreven in een Handboek Kwaliteit of in de ISO-procedure. Vraag je praktijkopleider maar eens hoe dat in jullie bedrijf is geregeld, en blader eens door zo’n boek. Daar staan een heleboel dingen in waar je waarschijnlijk nooit mee te maken hebt omdat ze voor andere delen van het bedrijf gelden (bijvoorbeeld Administratie). Maar ook kan je procedures vinden die gelden voor de werkplaats. Die moet je maar eens doorlezen en daar vragen bij bedenken die je met je praktijkopleider wilt bespreken. Beschrijf in je eigen woorden de procedure die geldt in het geval dat er een klacht van een klant is binnengekomen en bespreek deze met je praktijkopleider.
21
M 90 min
16
Onderdeel 4: Veilig werken Help, hoe kom ik hier uit?!! Een werkplaats van een schadeherstelbedrijf kan een gevaarlijke werkplek zijn als er niet veilig wordt gewerkt of als geen voorzieningen zijn getroffen om die plek zo veilig mogelijk te maken. Als het fout zou gaan moet je natuurlijk wel weten hoe je het beste kunt handelen. Waar zijn nooduitgangen? Waar hangen brandblussers? Zijn die allemaal hetzelfde? Waar is het verzamelpunt als zich een calamiteit heeft voorgedaan? Loop met deze vragen in je hoofd eens door het bedrijf en kijk waar je ze kunt vinden. Zijn er nog meer voorzieningen getroffen voor noodgevallen. Welke zijn dat en waar bevinden ze zich? Maak voor deze opdracht een plattegrond van je bedrijf en geef daarop alle nooduitgangen aan en geef precies aan waar brandblussers en eventuele andere voorzieningen hangen. Laat deze plattegrond zien aan je praktijkopleider.
22
D 45 min
17
Op zoek naar gevaar. Loop eens door het bedrijf en volg daarbij een schadereparatie of nieuwbouwproces van begin tot eind. Kijk goed rond op de afdelingen. Welke werkzaamheden worden hier verricht? Met welke apparatuur werkt men. Met welke stoffen werkt men. Stel je voor dat je een veiligheidsinspecteur bent. Schrijf op welke mogelijk gevaarlijke situaties je tegenkomt. Denk bijvoorbeeld aan het werken met slijptollen/schijven; zijn die goed beveiligd? Worden lasdampen goed afgezogen? Werkt men met zware objecten die kunnen vallen? Werkt men met gevaarlijke stoffen enzovoorts. Maak die lijst met gevaarlijke situaties zo lang mogelijk, dus kijk heel goed rond. Je hebt deze lijst nog nodig in een andere opdracht (12).
23
W 150 min
18
Hoe gevaarlijk is het hier eigenlijk? In een schadebedrijf heeft men, als het goed is, al vooruit gedacht over mogelijke risico’s die in het bedrijf voorkomen. Men heeft die opgeschreven in een zogenaamde “risico-inventarisatie”. Vraag je praktijkopleider of zo’n document in dit bedrijf aanwezig is en waar je dat kunt vinden. Lees het eens aandachtig door. Je weet nooit wanneer het van pas komt. Hopelijk heb je het nooit nodig maar als zich eens een gevaarlijke situatie voordoet dan weet je in ieder geval hoe je moet handelen. Vergelijk de geïnventariseerde risico’s met de lijst die je zelf hebt opgesteld in opdracht 11. Welke risico’s heb je over het hoofd gezien. Heb je zelf risico’s gezien, die nog niet in de risicoinventarisatie naar voren komen? Bespreek je opdracht met je praktijkopleider.
24
W 150 min
19
Gevaarlijke stoffen, beter om te weten! In de werkplaats wordt gewerkt met allerlei ingekochte stoffen die mogelijk gevaarlijk kunnen zijn voor je gezondheid als je niet de juiste voorzorgsmaatregelen hebt genomen. Het is natuurlijk belangrijk dat je eerst weet of een stof gevaarlijk is of niet. Loop een rondje in het magazijn en de verfkluis en probeer te achterhalen hoe je gevaarlijke stoffen kunt herkennen. Je zult zien, dat fabrikanten hun producten waarin die gevaarlijke stoffen zijn verwerkt, hebben voorzien van een etiket met daarop een symbool. Maak een lijst met de symbolen die je hebt ontdekt en wat ze betekenen. Zoek ze eventueel op het internet op. Bespreek je oplossing met je praktijkopleider.
25
W 120 min
20
Beter omgaan met gevaarlijke stoffen. In opdracht 13 heb je een aantal symbolen voor gevaarlijke stoffen en hun betekenis beschreven. Die stoffen zijn echt gevaarlijk maar je kunt er wel zo mee omgaan dat de risico’s voor je eigen veiligheid kleiner maakt. Hoe dat moet gebeuren kan je lezen in de product-veiligheidsbladen die bij elke gevaarlijke stof horen. Maak de lijst met gevaarlijke stoffen in jullie bedrijf uit opdracht 13 compleet, door elk symbool dat je hebt gevonden te voorzien van de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen die je voor dat product moet gebruiken. De voorgeschreven beschermingsmiddelen kan je vinden in de productveiligheidsbladen. Vraag je praktijkopleider waar deze productveiligheidsbladen in jullie bedrijf zijn te vinden.
26
W 60 min
21
Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s): ik wil wel gezond blijven! In het bedrijf waar je gaat werken zijn ongetwijfeld meerdere afdelingen. Op elke afdeling zijn er weer andere gevaren waartegen je je moet beschermen en voor elk van die gevaren zijn er persoonlijke beschermingsmiddelen. Maak voor elke afdeling een lijstje met de persoonlijke beschermingsmiddelen die voor die afdeling nodig zijn om veilig te kunnen werken. Probeer voldoende gedetailleerd te zijn: zo kan je op meerdere manieren het ademhalingssysteem beschermen (bijvoorbeeld tegen lasdampen, oplosmiddeldampen, stof) maar moet je je ademhalingssysteem bij schadeherstel op een andere wijze beschermen dan bij de afdeling voorbewerking of in de spuiterij. Zo weet je, wanneer je op een van die afdelingen komt te werken, om welke PBM’s je moet vragen.
27
D 45 min
22
Veiligheidsvoorzieningen in het bedrijf. Natuurlijk moet je jezelf beschermen tegen gevaar door het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s). Maar het bedrijf doet meer om een veilig(er) werkomgeving te maken dan alleen het beschikbaar stellen van PBM’s. Er is allerlei apparatuur geïnstalleerd, die ervoor moet zorgen dat de werkplaats veiliger wordt. Loop eens rond door het bedrijf en bekijk of je die voorzieningen herkent. Maak een lijst van deze voorzieningen, apparaten of installaties en beschrijf hoe ze het bedrijf veiliger maken.
28
M 60 min
23
Onderdeel 5: Het productieproces Go with the flow Als je goed kijkt kan je ontdekken dat er in het reparatieproces van een auto een zekere regelmaat zit: heel simpel: een schade/opdracht wordt aangemeld, wordt ingepland, wordt gerepareerd en wordt weer afgeleverd. Dit is natuurlijk een heel simpele weergave. Als je wat beter kijkt, zie je wel wat meer stappen in dat reparatieproces. Probeer eens de stappen te beschrijven waar een auto doorheen gaat van wanneer hij wordt aangemeld tot wanneer hij wordt afgeleverd. Bespreek deze stappen-lijst met je praktijkopleider om te zien of die compleet is.
29
W 90 min
24
Verschillende soorten reparaties: groeperen naar soort. Je hebt in opdracht 17 vast wel gemerkt dat niet alle reparaties precies hetzelfde zijn. Maar ook niet alle reparaties zijn volstrekt verschillend. Je zou ze kunnen indelen in groepen. Bijv. alleen spuiten/plaatwerk+spuiten, of: grote schades/kleine schades. Welke groepen kan jij bedenken en waarin verschillen die groepen van elkaar? Als je er niet uitkomt, mag je natuurlijk ook vragen stellen om er achter te komen. Schrijf de door jou gevonden groepen op en bespreek die met je praktijkopleider.
30
M 120 min
25
Receptie Bij de receptie begint het allemaal. Daar komen de klanten binnen met hun schade. Maar wat gebeurt er nu precies? Veel papierwerk in ieder geval. Kan je een lijst maken van alle formulieren die de receptie achtereenvolgens invult en de documenten die aan de klant worden gevraagd als hij een schade meldt. Misschien kan je zelfs binnen de Receptie-activiteiten deelstappen ontdekken. Er zijn momenten in de week waarop Receptie het heel druk heeft. Dan moet je ze niet teveel storen maar je kan ook veel leren door goed te kijken. Kan je trouwens aangeven wanneer die drukke perioden zijn en waarom het dan druk is? Bespreek je lijst met formulieren en documenten met iemand van de receptie en vraag hem/haar om daarna een paraaf op die lijst te zetten.
31
M 120 min
26
Bezetting receptie. In een eerdere opdracht heb je al beschreven wie er allemaal in het schadebedrijf werken. Hoeveel mensen werken er eigenlijk bij de Receptie? Werken die er allemaal elke dag en de hele dag, of zijn er ook medewerkers die daar in deeltijd werken. Die mag je dan niet voor een hele medewerker meerekenen. Kan je uitrekenen hoeveel % van alle medewerkers bij de receptie werkt. Laat je uitkomst zien aan je praktijkopleider.
32
M 30 min
27
Receptietaken na de reparatie. In de vorige opdrachten heb je beschreven wat de receptie allemaal doet als de klant binnenkomt met zijn auto. Maar daarmee houdt het niet op. Ook als de auto gerepareerd is, moeten de receptie-medewerkers weer aan de slag. Kan je in stappen beschrijven wat ze doen nadat het bericht is afgegeven dat een auto gerepareerd is en die aan de klant kan worden afgeleverd? Vraag het maar aan een van de medewerkers van de receptie (als het even niet zo druk is), en laat hem/haar je opdracht aftekenen.
33
M 60 min
28
Overige taken Receptie. Lekker rustig baantje eigenlijk daar bij de receptie. Een beetje druk aan het begin en een beetje druk aan het eind van het reparatieproces. En daar tussenin gebeurt er niet zoveel. Of toch wel? Als je op die “rustige” momenten bij de receptie langsgaat, moet je eens vragen wat ze in de tussenliggende tijd doen. Maak een lijstje van de receptie-activiteiten tussen ontvangst en aflevering. Dan zal je wel zien dat het daar nooit echt stil is. Neem in je lijstje van receptie-activiteiten ook op met wie ze eigenlijk allemaal telefoneren. Alleen met de klant of ook met anderen?
34
M 60 min
29
Hoe groot is de schade? De auto is gebracht, receptie heeft de klant gesproken, en alle papierwerk is verricht. Nu moet nog worden vastgesteld hoe groot de schade precies is en wat er allemaal moet gebeuren om hem gerepareerd te krijgen. Probeer uit te zoeken wie dat doet in het bedrijf waar je werkt en hoe hij dat doet. Doet hij het uit zijn hoofd of heeft hij daar hulpmiddelen voor? Welke zijn dat? Loop maar eens een uurtje met deze man mee als hij de omvang moet vaststellen. Best interessant om te weten hoe dat precies gaat. Beschrijf hoe de medewerker in het algemeen de schade aan een auto vaststelt en welke hulpmiddelen hij daarbij gebruikt. Laat hem na afloop je verslag lezen en aftekenen als het goed is.
35
M 60 min
30
Onzichtbare schade zichtbaar gemaakt. Het merendeel van de schade is voor het geoefende oog van de schadecalculator zichtbaar. Maar soms is het niet mogelijk om alle schade met het blote oog te zien en vast te stellen. Kan je daarvan voorbeelden geven? Hoe kan een schadebedrijf toch zeker stellen, dat er niets over het hoofd wordt gezien? Wie helpt daarbij (niet zijn naam, maar zijn functie) en hoe gaat die te werk? Met welke apparatuur werkt hij? Wat gebeurt er eigenlijk, als bepaalde schades aan een voertuig pas worden ontdekt, als er al een afspraak met de verzekering of klant is gemaakt? Leg de antwoorden op deze vragen vast in een kort verslag.
36
M 60 min
31
Geplande tijd is dubbele tijd. Goed plannen is erg belangrijk. Als tijd goed wordt gebruikt, kan je veel meer doen. Dat geldt voor jezelf maar dat geldt zeker ook in het schadebedrijf. Wie zorgt er binnen jullie bedrijf eigenlijk voor de werkplanning. Hoe gebeurt dat? En waarmee moet je eigenlijk rekening houden als je een schade inplant? Hoe worden gewerkte uren aan een auto in jullie bedrijf vastgelegd? Is er een geautomatiseerd systeem voor, of doet men dat anders? Stel deze vragen eens aan de persoon die ervoor verantwoordelijk is en maak daar een kort verslagje van.
37
M 60 min
32
Wat moet er gebeuren? Na de “schadecalculatie” en de planning is bekend wat er moet gebeuren om de auto te repareren en wanneer die reparatie klaar zou moeten zijn. Maar de medewerkers in de werkplaats weten nog van niets. Daarom worden er werkorders of werkopdrachten gemaakt. Vraag eens aan de werkplaats-chef hoe zo’n werkorder er uit ziet en wat daar zoal op staat geschreven. Bekijk het goed, want je zult deze orders of opdrachten zelf ook nog vaak te zien krijgen. Snap je alles wat er op staat? En moet je daar zelf nog wat aan toevoegen? Vraag of je een kopie van een lege werkopdracht mag maken en schrijf daarop het soort informatie dat daarop moet worden beschreven.
38
W 150 min
33
Wassen. In veel bedrijven worden auto’s, voordat men eraan begint te werken, eerst gewassen. Gek toch, want tijdens het repareren worden ze toch weer vuil. Toch doen bedrijven dit. Kan je zoveel mogelijk redenen bedenken waarom dit toch een goede zaak is? Schrijf ze maar eens onder elkaar. Waar wordt de auto gewassen? Welke schoonmaakmiddelen worden hier gebruikt? Zijn deze schadelijk voor je gezondheid? Hoe weet je dat eigenlijk? En als ze schadelijk zijn, schrijf dan ook maar op, hoe je je moet beschermen. Schrijf in je verslag zoveel mogelijk redenen waarom een auto voor reparatie moet worden gewassen, welke schoonmaakmiddelen daarbij worden gebruikt en op welke wijze men zich tijdens deze activiteit moet beschermen. Bespreek het verslag met je praktijkopleider.
39
W 30 min
34
Demontage Voordat kan worden begonnen met het herstellen van de schade moeten eerst de carrosseriedelen, die niet meer gebruikt kunnen worden, worden gedemonteerd. Ook die delen die een goed schadeherstel in de weg zitten worden van de auto verwijderd en tijdelijk opgeslagen. Ga eens kijken bij deze afdeling en zoek naar de antwoorden op de volgende vragen: • Welke gereedschappen worden zoal op deze afdeling gebruikt? • Welke risico’s kan je op deze afdeling ontdekken? • Hoe beschermen medewerkers zich op deze afdeling tegen die risico’s? • Waar worden gedemonteerde delen, die later weer gemonteerd moeten worden, opgeslagen? • Hoe stelt men zeker, dat de juiste onderdelen weer op de juiste auto terugkomen? • Wat gebeurt er met onderdelen, die moeten worden vervangen? Worden die na demontage meteen weggegooid, of worden ze nog enige tijd bewaard? Sommige antwoorden kan je vinden door goed te kijken; voor andere antwoorden zal je de medewerker vragen moeten stellen. Beschrijf in je verslag het antwoord op de gestelde vragen en bespreek het met je praktijkopleider.
40
W 120 min
35
Onderdelen logistiek Niet alle gedemonteerde onderdelen kunnen worden gerepareerd of hergebruikt. Soms moeten ook nieuwe onderdelen worden besteld. Dat moet best wel nauwkeurig gebeuren. Wie is binnen jullie bedrijf daarvoor verantwoordelijk? En hoe gaat hij te werk: van wie krijgt hij de opdracht om iets te bestellen, hoe bestelt hij dat, hoe weet hij, of hij de juiste onderdelen heeft binnengekregen. Zijn deze altijd onbeschadigd? Beschrijf in je verslag hoe de verantwoordelijke voor onderdelenlogistiek te werk gaat. Als je klaar bent laat je het hem lezen en aftekenen als het goed is.
41
W
60 mins
36
Schadeherstel Vanaf het moment dat het voertuig op deze afdeling komt wordt er weer opgebouwd. Nieuwe carrosseriedelen worden gemonteerd, beschadigde delen worden hersteld en het voertuig wordt klaargemaakt om naar de spuitafdeling te kunnen gaan. Kijk eens een tijdje rond op deze afdeling en probeer de volgende vragen in een kort verslag te beantwoorden: • Hoe weet men wat er aan een bepaalde reparatie moet gebeuren? • Welke gereedschappen worden hier gebruikt. • Welk percentage carrosserieonderdelen wordt vervangen door nieuw en welk percentage wordt hersteld (uitgedeukt). • Waarom zou men in het ene geval kiezen voor vervangen en in het andere geval voor herstellen? • Worden nieuwe delen gelast of gelijmd? • Als er moet worden gezaagd, hoe weet men dan waar dat moet gebeuren. • Welke documentatie wordt zoal geraadpleegd. • Welke risico’s zijn er op deze afdeling? • Welke PBM’s worden op deze afdeling ingezet? Ook hier geldt dat je met goed kijken heel wat informatie kan vergaren, maar soms moet je de medewerker ook vragen stellen om je antwoorden te verkrijgen.
42
W 150 min
37
Schadeherstel, werkopdracht en kwaliteitscontrole Net als op andere afdelingen wordt ook op de afdeling schadeherstel gewerkt met werkopdrachten. Bekijk eens zo’n werkopdrachtbon van een willekeurige auto. Wat voegt de schadehersteller toe op die bon. Hoe weet hij dat hij alle opdrachten op die werkopdracht heeft uitgevoerd en niets is vergeten? Hoe wordt bepaald, of dat wat de schadehersteller heeft uitgevoerd ook voldoet aan de kwaliteitseisen die het bedrijf stelt? Is er een kwaliteitscontrole voordat het voertuig naar de volgende afdeling wordt doorgestuurd? Wie voert die kwaliteitscontrole uit? Beantwoord deze vragen in en verslagje en laat dat lezen door de praktijkopleider.
43
W 150 min
38
Voorbewerken: een schoon begin. Nu alle beschadigde delen weer vervangen zijn of uitgedeukt kan de basis worden gelegd voor een mooi gelakt eindresultaat. Voordat Voorbewerking aan zijn “echte” werkzaamheden begint, zorgen ze eerst voor een schoon oppervlak. Ga eens kijken op deze afdeling om te bekijken hoe ze dat doen en verzamel de antwoorden op de volgende vragen in een verslag: • Waarom wordt er ontvet en hoe doet de voorbewerker dat? • Wat zijn de mogelijke gevolgen wanneer dat ontvetten niet goed gebeurt? • Wordt er met 1 of met meerdere soorten ontvetter gewerkt? • Waar moet de ontvetter worden opgeborgen als hij niet wordt gebruikt? • Welke persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden gebruikt tijdens het ontvetten? Vraag of je zelf ook eens mag ontvetten. Wel laten controleren of het goed is gebeurd. Denk wel aan het dragen van de juiste PBM’s!
W 120 min
44
39
Voorbewerken: Plamuren Als wordt gewerkt op uitgedeukte carrosseriedelen moet meestal eerst worden geplamuurd, want uiteindelijk moet het te spuiten oppervlak volkomen strak zijn. Aan het snel strak kunnen plamuren herken je de echte vakman. Ga eens kijken op de afdeling voorbewerking en volg de expert. • Hoe mengt hij de plamuur (lees hiervoor het technisch informatieblad van de plamuur) • Wat is eigenlijk de stof die aan de plamuur wordt toegevoegd om hem hard te maken. (kijk maar op de verpakking of het technisch informatieblad) • Brengt hij de plamuur aan op oude laklagen? Waarom wel, waarom niet? • Kijk ook eens naar de stand van het plamuurmes. Houdt hij dit schuin of recht? Vraag hem waarom hij dat op die manier doet. • Hoe wordt de plamuur gedroogd? • Met welke schuurpapiergrofte wordt de plamuur voor de eerste keer geschuurd? • Hoe bepaalt de voorbewerker of er voldoende plamuur is aangebracht? • Moet je voor plamuren bepaalde PBM’s gebruiken? Welke? Leg de antwoorden op deze vragen vast in een verslag en bespreek het met je praktijkopleider.
45
W 150 min
40
Voorbewerken: zelf plamuren. Vraag aan de afdeling Demontage of zij een carrosseriedeel hebben met een klein deukje of een flinke kras dat niet meer wordt gemonteerd op de auto. Bewerk het voor zodat je er op kan gaan plamuren en beschrijf hoe je die voorbewerking hebt uitgevoerd. Probeer daarna de oneffenheid zo goed mogelijk te plamuren (plamuur aanmaken, aanbrengen en schuren totdat je tevreden bent met het eindresultaat. Laat je geplamuurde onderdeel zien aan je praktijkopleider.
46
M 120 min
41
Voorbewerken: Schuren Op de afdeling Voorbewerking wordt de meeste tijd besteed aan schuren, schuren en nog eens schuren. Misschien wel saai, maar absoluut noodzakelijk voor een goed eindresultaat. Ga eens naar het magazijn en maak een lijstje van alle schuurpapier, dat je daar ziet liggen. Doe dat systematisch van zeer grof naar zeer fijn. Bekijk ook eens de achterkant van het schuurpapier. Daar staat heel wat op. Probeer via het internet te achterhalen wat die codes allemaal betekenen.
47
W 150 min
42
Voorbewerken: Schuurstappen In de vorige opdracht heb je al vastgesteld, dat er heel wat soorten schuurpapier in het bedrijf worden gebruikt. Je zou er bijna van in verwarring raken. Daarom zijn er richtlijnen, wanneer welke schuurgrofte moet worden gebruikt, en welke schuurstap moet worden genomen na een eerste schuurbewerking. Vraag binnen voorbewerking maar eens welke groftes men gebruikt bij het schuren van plamuur, en welke na het schuren van grondmateriaal. Als het goed is, zullen de schuurstappen nooit groter zijn dan 100 punten. Kan je beredeneren, waarom dat zo is? Schrijf je antwoorden in een kort verslagje.
48
W 90 min
43
Voorbewerken: Grof, fijner, fijnst. Vraag bij Demontage of men een carrosseriedeel heeft dat niet meer gebruikt of bewaard hoeft te worden. Schuur hier, met de hand, een brede strook (zo’n 80 cm breed) met P80. Schuur daarna dezelfde strook met P180, maar laat links een smalle strook P80 (zo’n 40 cm) staan. Schuur daarna de strook, die je met P180 hebt geschuurd, met P280, en laat 20 cm P180 staan. Je hebt nu dus 3 stroken naast elkaar: de eerste alleen met P80 geschuurd(40 cm), daarnaast een strook met P80 en P180 (20 cm) en daarnaast een strook met P80, P180 en P280 (ook 20 cm) geschuurd. Voel met je hand hoe de oppervlakken verschillend aanvoelen en probeer dat te beschrijven. Schuur nu met P280 een strook van 20 cm helemaal links op de P80-strook. Vergelijk deze strook met die helemaal rechts (P80,P180,P280). Welk verschil voel je? Waarom voelt de laatste strook gladder? Laat je opdracht zien en bespreek hem met je praktijkopleider.
49
M 120 min
44
Voorbewerken: Schuurapparatuur Omdat er zoveel geschuurd moet worden zijn er meestal verschillende types schuurmachines beschikbaar. Voor elke schuurklus is er een meest geschikte machine. Zoek uit welke schuurmachines in jullie bedrijf beschikbaar zijn en probeer elk type uit op een bij voorkeur met zwarte aflak gespoten paneel. Laat de machines niet te lang op een plaats schuren, en voer niet te veel druk uit op de machines, dan kan je goed zien aan het schuurpatroon hoe de verschillende machines schuren. Laat het resultaat zien aan je praktijkopleider.
M 180 min
50
45
Voorbewerken: Afplakken Het te repareren voertuig is geplamuurd en strak geschuurd en is in principe gereed om in de primer te worden gespoten. Maar eerst moeten die delen, waar geen primer op gespoten hoeft te worden, worden afgeplakt. Een secuur werkje dat de nodige handigheid vereist. Ga eens kijken hoe dat in zijn werk gaat: welk afplak/afdekmateriaal is voorhanden. Wanneer wordt welk materiaal gebruikt. Worden er ook verschillende afplakmethoden gebruikt? En wat gebeurt er met het papier nadat de primer is aangebracht. Is dat chemisch afval of niet? Hoe wordt ermee omgegaan? Beschrijf in je verslag alle gebruikte afdek/afplakmiddelen in jullie bedrijf, afplakmethoden die je hebt gezien en de manier waarop het bespoten afdekpapier wordt afgevoerd.
51
M 60 min
46
Voorbewerken: Grondlak aanbrengen Het gaat nu ergens op lijken. De auto heeft al min of meer zijn oorspronkelijke vorm teruggekregen en is voorbereid om in de primer gespoten te worden. Ga eens naar de afdeling Voorbewerking om te bekijken hoe dat in zijn werk gaat. Probeer de volgende vragen te beantwoorden en schrijf ze in je verslag: • Welke primer wordt gebruikt? • Hoe wordt die gemengd (mengverhouding) • Met welk spuitgereedschap wordt gespoten (boven- of onderbeker, spuitopening) • Met welke druk wordt de primer verspoten? Waar komt die druk eigenlijk vandaan? • Waar wordt de primer verspoten? • Welke PBM’s worden daarbij gebruikt? • Bestudeer het Technische Informatieblad behorende bij het product en noteer het aantal lagen, de uitdamptijd tussen de lagen, de werkdruk, de droogtijd. • Met welke grofte wordt de primer na droging geschuurd? • Wat gebeurt er met het restje filler, dat niet is gebruikt (als er iets over is)?
W 120 min
52
47
Aflakken: 100.000 kleuren Elk jaar, nee: elke dag komen er autokleuren bij. Hoe vind je die ene kleur, die op juist deze auto past? Daar zijn vele systemen voor variërend van kleurstalen, formule-databanken en fotospectrometers, die de kleur elektronisch meten en de daarbij behorende formule zoeken. Op welke wijze gebeurt het zoeken van de kleurformule in jullie bedrijf. Probeer zelf ook eens zo’n formule te zoeken. Kies maar een van de nog te spuiten auto’s. Zoek het identificatieplaatje en de kleurcode en probeer vandaar de juiste kleurformule te vinden via jullie systeem. Als je vastloopt vraag het dan aan een van de medewerkers. Schrijf de stappen op die je volgt om een specifieke autokleurformule te vinden in je verslag.
W 120 min
53
48
Aflakken: van formule tot kleur Met alleen een formule ben je er nog niet: de kleur moet nog worden aangemaakt en dat is een nauwkeurig werkje. Bezoek eens de kleuraanmaakruimte en kijk hoe men daar te werk gaat. Je ziet daar mengmachines, elektronische weegschalen, verharders en verdunningen; allemaal nodig om tot een juiste kleur en de juist gemengde blanke lak te komen. Volg daar het proces van formule tot kleur. Hoe ziet zo’n formule er uit, en hoe weegt men de mengkleuren nauwkeurig af? En wat betreft de blanke lak: is er maar één type of zijn er meerdere? Waarom zijn die er eigenlijk? Beantwoord al deze vragen in een verslagje.
54
M 120 min
49
Aflakken: zelf een autokleur maken Je hebt inmiddels gezien hoe de kleurmaker of autospuiter zijn kleurformule mengt. Tijd om te kijken of je dat zelf ook kan. Kies voor deze opdracht wel een moment dat het niet druk is in de kleurenmengruimte. Meng de formule en ga daarbij als volgt te werk: Kies een autokleur en zoek daarbij de formule met gebruikmaking van de kleurendatabase die jouw bedrijf gebruikt. Zoek uit, wat de kleinst mogelijke hoeveelheid is, die je met deze formule kunt mengen. Waarom zou een kleinere hoeveelheid problemen geven? Zorg dat de kleuren op de mengmachine goed zijn opgeroerd. Meng de mengkleuren in de juiste volgorde. Toon het resultaat aan je praktijkopleider en leg uit hoe je het hebt bereikt.
55
M 120 min
50
Aflakken: Spuiten De kleur is gemengd, de lak aangemaakt; nu gaat het gebeuren. Het spuiten van een auto of carrosseriedeel lijkt zo eenvoudig, maar is best wel moeilijk. Je moet op heel veel dingen letten: temperatuur, werkdruk, juist gereedschap maar vooral vakdeskundigheid. De vloeiende beweging, het loslaten van de haan op het juiste moment, de juiste afstand, de juiste snelheid van bewegen. Bekijk maar eens hoe een volleerd autospuiter al die zaken controleert. Volg eens het spuiten van een grote reparatie en beschrijf de volgende zaken: • Wat controleert de autospuiter allemaal voordat hij begint met spuiten? • Waarmee reinigt hij het te spuiten oppervlak vlak voor het spuiten en waarom doet hij dat? • Wat is de spuittemperatuur en wat is de werkdruk, waarmee wordt gespoten? • Wordt er een kleurstaaltje gespoten voordat de lak wordt aangebracht? Waarom wel, waarom niet? • In hoeveel lagen wordt de kleur aangebracht? • Wat is de uitdamptijd tussen de lagen? • Is er een bepaalde volgorde in te spuiten carrosseriedelen van de auto? • Hoe lang duurde nu eigenlijk het spuiten alleen? • Hoeveel bedraagt de droogtijd? • Op welke temperatuur wordt gedroogd? • Wat gebeurt er met de lak, die eventueel over is? • Hoe (waarin, waarmee) reinigt de autospuiter zijn lakspuit? Voor sommige vragen kan je de antwoorden zelf zien, sommige kun je opzoeken in technische informatiebladen en ook kun je de autospuiter zelf vragen stellen. Doe dat dan wel op een rustig moment, want de autospuiter moet wel door kunnen werken! Beschrijf de antwoorden op deze vragen in je verslag. Bespreek ze met je praktijkopleider.
56
W 180 min
51
Aflakken: wat kan er wel eens fout gaan. De meeste keren gaat het goed, maar soms gaat er iets fout bij het aflakken. Vraag aan de autospuiter, wanneer hij niet aan het spuiten is (bijvoorbeeld tijdens het uitdampen of het reinigen van het spuitpistool), de volgende zaken: • Wat zijn de applicatie fouten die het meest voorkomen? • Hoe zie je die fout: hoe ziet het er uit? • Wat moet er worden gedaan om die fout te voorkomen? • Wat moet worden gedaan, om de fout te herstellen? • Worden fouten ergens geregistreerd? • Zo ja, wat gebeurt er met die informatie? Hoe leert men er van? Beschrijf de antwoorden in je verslag, en bespreek het met je begeleider.
57
M 120 min
52
Aflakken: lakfouten of applicatiefouten Ga naar de website van de lakleverancier van het bedrijf, waar je werkt. De kans is groot, dat je daar informatie kunt vinden over lakof applicatiefouten. Wat is eigenlijk het verschil? Bestudeer deze informatie. Als je de informatie niet op deze site kan vinden, zoek dan naar een andere site (bijvoorbeeld van een andere lakleverancier, of google op lakfouten of applicatieproblemen.) Neem de lijst van gevonden fouten over en beschrijf per fout: • Is het een materiaalfout of een verwerkingsfout • Waar ligt de oorzaak als het een verwerkingsfout is en waarom? • Geef aan of het relatief weinig of veel tijd kost om de fout te herstellen. Geef dat aan met een cijfer: zeer weinig = 1 tot zeer veel = 5 Neem deze lijst op in je verslag en beschrijf ook jouw conclusie van dit overzicht en bespreek die met je praktijkopleider.
58
M 120 min
53
Aflakken: De lakspuit Je hebt al gezien dat de kwaliteit van het resultaat afhankelijk is van de kwaliteit van de lak, de vaardigheid van de autospuiter, maar ook van het gereedschap waarmee hij werkt: de lakspuit. Vraag aan de autospuiter of aan een voorbewerker of hij een (grond-)lakspuit heeft, die jij mag demonteren. 10 tegen 1 dat zo’n spuit er wel is. Zoek een rustige plek op en demonteer deze spuit zover als mogelijk. Leg elk onderdeeltje in volgorde van demontage neer en zorg dat je niets kwijtraakt. Als de spuit niet verder kan worden gedemonteerd, ga je naar de website van de spuitleverancier en zoekt op, welk onderhoud aan een verfspuit moet worden gedaan. Doe dat, waar dat mogelijk is (je hoeft geen onderdelen te vervangen). Zet de spuit dan weer in elkaar. Zo, nu weet je precies, hoe een lakspuit in elkaar zit. Toon de gemonteerde spuit aan je praktijkopleider.
59
M 120 min
54
Montage De volgende stap na het spuiten is het weer opbouwen van de auto; veel werk als er veel is gedemonteerd, en weinig, als er bijvoorbeeld alleen maar een krasje moest worden gerepareerd. Wie monteert de onderdelen? Hoe weet men welke onderdelen bij welke auto hoorden. Waar werden ze opgeslagen? Zoek je antwoorden op de montage-afdeling en beschrijf ze in het kort. Bespreek dat met je praktijkopleider.
60
W 30 min
55
Eindcontrole en aflevering Natuurlijk wil elk bedrijf tevreden klanten hebben en houden. Daarom is het een goed gebruik om, voordat de auto wordt afgeleverd, deze te controleren op kwaliteit. Hoe gebeurt dat in jullie bedrijf? Gebruikt men daarvoor een checklist? Wat staat daarop vermeld? Wie voert de eindcontrole uit. Wat gebeurt er wanneer een auto niet door die eindcontrole komt? Worden kwaliteitstekorten nog ergens bijgehouden. Waarom zou men dat moeten doen? Beschrijf het proces van de eindcontrole en aflevering in je verslag en bespreek dit met je praktijkopleider.
61
M 120 min
56
Nacalculatie: een tevreden bedrijf? Natuurlijk zijn tevreden klanten belangrijk, want zij zorgen ervoor dat het bedrijf een goede naam heeft en dat zorgt voor nieuwe klanten. Maar ook het bedrijf moet tevreden zijn, door ervoor te zorgen dat het werk dat ze leveren ook winst oplevert. Om dat vast te stellen wordt er een nacalculatie uitgevoerd. Vraag aan je praktijkopleider, wie dat in jullie bedrijf doet en bezoek deze man of vrouw. Vraag hem of haar hoe ze een nacalculatie uitvoert, maar zeker ook wat er met de uitkomsten daarvan wordt gedaan. Want van een nacalculatie kan je leren wat er mogelijk fout is gegaan, en waar we moeten verbeteren. Maak een kort verslag van je gesprek met de na-calculator en bespreek het met hem/haar.
62
W 60 min