Opdracht : Plaats : Gouda Project : Realisatie van parkeerterrein (Futselaar locatie) en een wegverlegging Herenstr. GOUDA

Opdracht : 1302019 Plaats : Gouda Project : Realisatie van parkeerterrein (Futselaar locatie) en een wegverlegging Herenstr.

Betreft

Ophoogadvies voor de wegverlegging van de Herenstraat en de aanleg daarlangs van een parkeerterrein

:

te GOUDA

Opdrachtgever

:

Gemeente Gouda T.a.v. de heer D. van den Heuvel Postbus 1086 2800 BB GOUDA

Behandeld door :

ir. D.P.J. Oostveen (tel. 010 50 30 218)

Kenmerk

:

R1302019-RH_2

Datum

:

29 augustus 2013

MOS GRONDMECHANICA B.V. Rhoon

Kleidijk 35

Postbus 801

3160 AA

Rhoon

Tel. 010-5030200

Helmond

Kanaaldijk N.O. 104a

Postbus

38

5700 AA

Helmond

Tel. 0492-535455

Rijssen

Kalanderstraat 10a

Postbus 153

7460 AD

Rijssen

Tel. 0548-512363

Amsterdam

Gyroscoopweg 120

-

1042 AZ

Amsterdam

Tel. 020-7537984

Maastricht

Sleperweg 18

Postbus

6240 AA

Bunde

Tel. 043-3653153

Suriname

Ds Martin Luther Kingweg 150 District Wanica -

Suriname

Tel. +597-488188

28


Inhoudsopgave Pagina

1. INLEIDING ................................................................................................................................ 3 2. PROJECTBESCHRIJVING ............................................................................................................ 4 3. GEOTECHNISCHE GEGEVENS .................................................................................................... 6 3.1

In het verleden uitgevoerd grondonderzoek................................................................. 6

3.2

Uitgevoerd grondonderzoek.......................................................................................... 6

3.3

Geotechnisch profiel...................................................................................................... 6

3.4

Geschematiseerde grondopbouw en grondeigenschappen.......................................... 7

3.5

Grondwaterstanden en stijghoogten ............................................................................ 8

4. OPHOOGADVIES ...................................................................................................................... 9 4.1

Algemeen ....................................................................................................................... 9

4.2

Definities en uitgangspunten......................................................................................... 9

4.3

Zettingsprognose en ophoogadvies............................................................................. 10

4.4

Uitvoering .................................................................................................................... 12

4.5

Slotopmerkingen ......................................................................................................... 14

Bijlage A

Sondeergrafieken

Bijlage B

Berekeningsresultaten

Bijlage C

Algemene uitvoeringsrichtlijnen

Bijlage D

Terreinmetingen

MOS GRONDMECHANICA B.V. Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Telefoon: 010 - 50 30 200 - URL: www.mosgeo.com


-3-

1. INLEIDING In opdracht van de gemeente Gouda is door Mos Grondmechanica B.V. een grondonderzoek uitgevoerd en is op basis daarvan een geotechnisch advies opgesteld voor de wegverlegging van het tussen de Constantijn Huygensstraat en de Bosweg gelegen deel van de Herenstraat en de aanleg daarlangs van een nieuw parkeerterrein te Gouda. Dit rapport betreft de rapportage van de resultaten van het uitgevoerde grondonderzoek en de daarop gebaseerde geotechnische adviezen voor voornoemde wegverlegging van de Herenstraat en de aanleg daarlangs van een parkeerterrein te Gouda. In het kader van deze opdracht is tevens een ophoogadvies uitgebracht voor de aanleg van een parkeerterrein op de Futselaar locatie te Gouda. Voor dit separaat gegeven advies wordt verwezen naar Mos grondmechanica rapport R1302019-RH_1, d.d. 27 augustus 2013.



-4-

2. PROJECTBESCHRIJVING Ten behoeve van dit project zijn de volgende documenten beschikbaar gesteld: 

Tekeningen met daarop huidige situatie en de toekomstige situatie



Rapport van Geomet: "Rapport betreffende aanleg parkeerplaats aan de Lethmaetstraat te Gouda", met kenmerk: AA12270-1, d.d. 25 januari 2011, met daarin op genomen geotechnische onderzoeken en adviezen voor de aanleg van het parkeerterrein;.



Een afdruk van de door Tjaden onder haar opdrachtnummer S05.180 uitgevoerde sondering 66;



Enkele e-mails met projectbeschrijving en aanvullende informatie.

Uit deze documenten en aanvullende informatie van de gemeente Gouda zijn de onderstaande projectgegevens afgeleid: Het project betreft de verlegging in noordwestelijke richting van het tussen de Constantijn Huygensstraat en de Bosweg gelegen deel van de Herenstraat te Gouda en het ten zuidoosten daarvan aanleggen van een parkeerterrein langs dit deel van de Herenstraat. De momenteel langs de Herenstraat gelegen huizen zullen worden gesloopt. Op de huidige locatie van deze huizen zal de nieuwe Herenstraat worden aangelegd. Het nieuwe parkeerterrein zal globaal ter plaatse van de huidige Herenstraat. Langs de nieuwe Herenstraat, globaal ter plaatse van de huidige achtertuinen van de te slopen woningen, zullen nieuwe woningen worden gebouwd. Voor dit project is een ophoogadvies gevraagd voor de verlegging van de Herenstraat en de aanleg van het parkeerterrein langs de Herenstraat. Ten aanzien van de zettingen geldt een restzettingseis van 30 cm in 30 jaar. Deze zettingseis geldt voor de zettingen die na oplevering van het parkeerterrein zullen optreden als daarna niet meer wordt opgehoogd. De gemeente weet dat het terrein meer zal gaan zakken indien bij onderhoud het terrein wordt opgehoogd. Daarnaast is aangegeven dat de zettingen redelijk gelijkmatig moeten optreden (beperkte zettingsverschillen). Bij te verwachten grote zettingsverschillen, bijvoorbeeld door het deels ophogen met lichte ophoogmaterialen, is de restzettingseis strenger. Voor het eventueel voorbelasten van deze locatie is 1 à 1,5 jaar beschikbaar. De voorkeur gaat uit naar traditioneel ophogen (met zand en indien nodig voorbelasten). Het ontwerp aanlegniveau van de weg en het parkeerterrein bedraagt NAP -1,6 m. De wegopbouw bestaat uit een elementenverharding op 5 cm straatzand. Hieronder is een funderingslaag van 25 à 30 cm mengranulaat voorzien gevolgd door een zandlichaam van ten minste 0,5 m dik. De weg heeft een breedte van circa 5,5 m en de naastgelegen stoep (aan de zijde van de nieuw te bouwen woningen) van 2,1 m. Bij het parkeerterrein kan worden volstaan met een lichtere verhardingsopbouw. Het parkeerterrein heeft een breedte van circa 15,3 m. Langs het parkeerterrein (aan de zijde van de bestaande bebouwing) is een stoep met een breedte van circa 2,8 m. Ter plaatse van het midden van de huidige weg (dus het toekomstige parkeerterrein) zal een riool worden aangebracht. Hiertoe zal worden ontgraven tot maximaal maaiveld -2,5 m. Het riool zal in een zandcunnet worden aangelegd. Op de volgende pagina is in figuur 2-1 de huidige situatie en in figuur 2-2 de toekomstige situatie van de Herenstraat weergegeven.



Figuur 2-1

Huidige situatie Herenstraat

Figuur 2-2

Toekomstige situatie Herenstraat (inclusief parkeerterrein)

-5-



-6-

3. GEOTECHNISCHE GEGEVENS 3.1

In het verleden uitgevoerd grondonderzoek

In 2005 is door Tjaden (onder opdrachtnummer S05.180) een grondonderzoek uitgevoerd voor de renovatie van de wijk "Korte Akkeren" te Gouda. In het kader van dit onderzoek is één sondering uitgevoerd op de huidige projectlocatie. Dit betreft sondering 66, waarvan een afdruk is opgenomen in bijlage A. De locatie van deze sondering is in bijlage D op een topografische ondergrond weergegeven. In het verleden is in het kader van de aanleg van een nabijgelegen parkeerterrein (Futselaar locatie) door Geomet een grondonderzoek uitgevoerd en door Gemeentewerken Rotterdam een laboratorium onderzoek. Voor de omschrijving en de resultaten van het uitgevoerde grondonderzoek wordt kortheidshalve verwezen naar het rapport van Geomet AA12270-1, d.d. 25 januari 2011. Van de resultaten van dit laboratoriumonderzoek is voor dit advies gebruik gemaakt.

3.2

Uitgevoerd grondonderzoek

Voorafgaand aan de uitvoering van de hierna genoemde in situ grondonderzoek is door Mos Grondmechanica een KLIC-melding uitgevoerd met het oog op de in de ondergrond eventueel aanwezige kabels en leidingen. Op 20 augustus 2013 zijn door Mos Grondmechanica de sonderingen 1 en 2 uitgevoerd tot een diepte van maaiveld -30 m (maximaal NAP -31,8 m). Naast de conusweerstand (qc) is de plaatselijke wrijving (fs) gemeten. Uit de plaatselijke wrijving en de conusweerstand is het wrijvingsgetal (Rf) berekend. Dit getal geeft nader inzicht in de aanwezige grondsoorten. De sondeergrafieken zijn opgenomen onder bijlage A. De sondeerlocaties zijn door onze landmeetkundige afdeling in het terrein uitgezet en gewaterpast ten opzichte van NAP. Voor de resultaten van de waterpassing en een situatietekening met de ligging van de onderzoekslocaties wordt verwezen naar bijlage D.

3.3

Geotechnisch profiel

De maaiveldhoogte ter plaatse van de sondeerlocaties van NAP -1,77 m tot NAP -1,79 m. Aan de hand van het grondonderzoek is het volgende geotechnische profiel opgesteld: 

Vanaf maaiveld tot NAP -3 m à NAP -3,5 m is een laag aangetroffen die hoofdzakelijk uit zand bestaat. Opgemerkt wordt dat het onderzoek is uitgevoerd ter plaatse van de straat. Ter plaatse van de tuinen en de te slopen woningen wordt geen, c.q. een minder dikke topzandlaag verwacht.



Vanaf NAP -3 m à NAP -3,5 m tot circa NAP -9 m is veen aangetroffen.



Vanaf circa NAP -9 m tot circa NAP -10,5 m is humeuze klei of veen aangetroffen.



Hieronder tot aan de maximaal verkende diepte van NAP -31,8 m is een draagkrachtig zandpakket aangetroffen.



3.4

-7-

Geschematiseerde grondopbouw en grondeigenschappen

Ter plaatse van de huizen en tuinen is geen grondonderzoek beschikbaar. Naar verwachting is de grondopbouw van de goed samendrukbare deklaag globaal hetzelfde als ter plaatse van de weg. Alleen ten aanzien van de toplaag en het maaiveldniveau zal de grondopbouw afwijken. Ter plaatse van de weg is een topzandpakket aanwezig dat naar verwachting niet aanwezig zal zijn ter plaatse van de woningen. Tevens is het 'oorspronkelijke' maaiveldniveau onbekend (er moet immers nog gesloopt worden). Voor de schematisering van de grondopbouw ter plaatse van de huizen zullen dus een aantal aannames moeten worden gedaan. Dit heeft implicaties voor de (on)nauwkeurigheid van de prognoses. Ten aanzien van het maaiveldniveau is uitgegaan van een 'oorspronkelijk' maaiveld van NAP -2,0 m. Ten aanzien van de toplaag is uitgegaan van een dunne kleilaag. Ten behoeve van de zettingsberekeningen is, aan de hand van het geotechnisch grond- en laboratoriumonderzoek, de ondergrond geschematiseerd tot twee profielen. Eén profiel voor de locatie waar de huidige weg aanwezig is (toppakket bestaande uit zand; zie tabel 3-1) en één voor het gebied waar momenteel woningen staan (aard toppakket onbekend, waarschijnlijk relatief dun toppakket bestaande uit klei, zie tabel 3-2). Vervolgens zijn voor iedere laag de grondeigenschappen ingeschat aan de hand van het sondeerbeeld (gemeten conusweerstanden), de resultaten van het laboratoriumonderzoek, ervaring uit nabijgelegen projecten en tabel 2.b van NEN 9997-1. Dit betreffen ten opzichte van de door Geomet (AA12270-1, d.d. 25 januari 2011) gewijzigde schematiseringen en parameters op basis van een herbeoordeling van de resultaten van het uitgevoerde grond- en laboratoriumonderzoek en onze ervaring, rekening houdend met het beoogde doel: een zettingsprognose voor een beperkte ophoging. Verder is bij de bepaling van de zettingsparameters nu onderscheid gemaakt tussen de primaire en de seculaire zettingsparameters, hetgeen relevant is voor de prognose van het tijd-zettingsverloop. Geadviseerd wordt na de sloop ter controle enkele sonderingen of boringen (in de bovenste meters) uit te laten voeren en einde inzicht te krijgen in de samenstelling van de top van de deklaag. Echter door de sloopwerkzaamheden zal aangaande het 'oorspronkelijk' maaiveld ook hieromtrent geen eenduidig antwoord kunnen worden gegeven.

Tabel 3-1

Geotechnische schematisering en grondeigenschappen profiel 1 (bestaande weg)  / sat

Cp

C'p

Cs

C's

POP

cv

[kN/m³]

[-]

[-]

[-]

[-]

[kN/m²]

[m²/s]

Maaiveld

-

-

-

-

-

-

-

-3,0

hoofdzakelijk zand

17 / 19

300

100

∞

∞

10

0,1

2

-9,0

veen

11 / 11

30

10

120

40

10

1E-7

3

-10,5

humeuze klei / veen

12 / 12

36

12

146

48

10

1E-7

Laag

o.k. Laag

Nr.

[NAP + m]

0

-1,8

1

Grondsoort



Tabel 3-2

-8-

Geotechnische schematisering en grondeigenschappen profiel 2 (te slopen woningen)  / sat

Cp

C'p

Cs

C's

POP

cv

[kN/m³]

[-]

[-]

[-]

[-]

[kN/m²]

[m²/s]

Maaiveld

-

-

-

-

-

-

-

--2,5

klei

14 / 14

45

15

180

60

10

1E-7

2

-9,0

veen

11 / 11

30

10

120

40

10

1E-7

3

-10,5

humeuze klei / veen

12 / 12

36

12

146

48

10

1E-7

Laag

o.k. Laag

Nr.

[NAP + m]

0

-2,0

1

Grondsoort

Voor het ophoogzand wordt uitgegaan van  / sat = 18,0 / 20,0 kN/m³. De lagen dieper dan in de schematiseringen opgenomen zijn niet relevant voor de zettingsberekeningen.

3.5

Grondwaterstanden en stijghoogten

Op basis van het rapport van Geomet (AA12270-1) en door de opdrachtgever aangeleverde aanvullende gegevens wordt uitgegaan van een voor de zettingsberekeningen maatgevende grondwaterstand van NAP -2,4 m.



-9-

4. OPHOOGADVIES 4.1

Algemeen

De in dit hoofdstuk gerapporteerde zettingsberekeningen zijn uitgevoerd met het programma D-Settlement, versie 9.3. Als berekeningsmethode is de methode ontwikkeld door "Koppejan" aangehouden, waarbij rekening is gehouden met consolidatie en seculaire effecten en "natural strain".

4.2

Definities en uitgangspunten

In dit advies worden de volgende termen gehanteerd: Netto ophoging:

Ophoging die initieel reikt tot de gewenste hoogte;

Bruto ophoging:

Ophoging die na het optreden van de eindzakking reikt tot de gewenste hoogte (= netto ophoging + zettingcompensatie);

Overhoogte:

Extra hoogte boven de bruto ophoging (t.b.v. zettingversnelling);

Eindzakking:

Zakking op het theoretische einde van het zettingproces (10.000 dagen).

In de berekeningen zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: -

Het huidig maaiveldniveau ter plaatse van de weg bedraagt NAP -1,8 m (op basis van de waterpassing van de sonderingen);

-

Het 'huidig' maaiveldniveau ter plaatse van de te slopen woningen en tuinen bedraagt NAP -2,0 m (aanname, zie ook paragraaf 3.4);

-

Het ontwerp aanlegniveau van de weg en het parkeerterrein bedraagt NAP -1,6 m;

-

Ter plaatse van de bestaande weg (en dus onder het toekomstige parkeerterrein) wordt een riool aangelegd in een zandcunet, het zandcunet reikt maximaal tot maaiveld -2,5 m, uitgegaan wordt van een rioolsleuf in het midden van de bestaande weg met een bodembreedte van 1 m en taluds 2:1;

-

Uitgangspunt is dat het zandcunet voor de nieuw aan te leggen weg en het parkeerterrein reeds in de voorbelastingsfase aanwezig is;

-

De grondwaterstand is aangehouden op NAP -2,4 m;

-

Opbouw nieuwe weg:

-

o

0,08 m

klinkerverharding

o

0,05 m

straatzand

o

0,30 m

puingranulaat

o

0,50 m

zandfundering

Opbouw parkeerterrein: o

0,08 m

klinkerverharding

o

0,10 m

straatzand

o

0,40 m

zand



- 10 -

-

De restzettingseis bedraagt 0,30 m in 30 jaar (zonder eventuele toekomstige ophogingen);

-

De genoemde zettingen zijn exclusief de eigen klink van het ophoogmateriaal en reeds ten gevolge van eerdere ophogingen optredende zettingen. De grootte hiervan is afhankelijk van mate van verdichting van het ophoogmateriaal en de (voorbelastings)geschiedenis van het gebied;

4.3

Zettingsprognose en ophoogadvies

Gezien de grote verschillen in samenstelling van de toplaag en belastingsgeschiedenis zullen tussen het gedeelte waar nu de straat aanwezig is en het gedeelte waar nu de huizen en tuinen aanwezig zijn grote zettingsverschillen optreden. Om inzicht te krijgen in de zettingen die kunnen optreden zijn de zettingen berekend ten gevolge van het aanbrengen van de weg en het parkeerterrein zonder aanvullende maatregelen. De resultaten van deze berekeningen zijn in tabel 4-1 opgenomen, tevens zijn de bij deze berekening behorende tijd-zakkingsdiagrammen in bijlage B weergegeven. Tabel 4-1

Eindzettingen na 30 jaar zonder maatregelen Parkeerterrein

Zetting na 30 jaar [mm] Conclusie

Nieuwe straat

Profiel 1 (bestaande weg)

Profiel 1 inclusief riool (bestaande weg)

Profiel 2 (te slopen huizen e tuinen)

Profiel 2 (te slopen huizen en tuinen)

85

152

502

534

Geen maatregelen nodig

Maatregelen nodig

Uit deze berekeningen volgt dat de zettingen van het gebied naast de straat, dus ter plaatse van de te slopen woningen en de tuinen, te groot zijn en niet voldoen aan de restzettingseis. Hier dienen maatregelen te worden genomen. Maatregel(en) naast de bestaande straat: Door de opdrachtgever is aangegeven dat de voorkeur uitgaat naar traditioneel voorbelasten (met zand). Hiervoor is 1 à 1,5 jaar de tijd beschikbaar. Gezien de beschikbare tijd is traditioneel voorbelasten zonder overhoogte goed mogelijk, mits gebruik wordt gemaakt van verticale drainage. Zettingsberekeningen zijn uitgevoerd voor het aanbrengen van een dusdanig zandpakket tot een bij het voorbelasten initieel iets hoger niveau dan het ontwerp aanlegniveau in combinatie met het aanbrengen van een verticale drainage, dat na de voorbelastingsperiode aan de restzettingseis wordt voldaan. Hierbij wordt een beperkte zettingscompensatie (geen overhoogte) toegepast. De grootte van het voornoemde bij voorbelasten initieel iets hogere aanlegniveau is een deel van de zettingscompensatie die benodigd in geval van een bruto ophoging. De dikte van het aan te brengen zandpakket ligt dus tussen de netto ophoging (geen zettingscompensatie) en de bruto ophoging (netto ophoging vermeerderd met een zodanige zettingscompensatie dat na het optreden van alle eindzettingen de ontwerphoogte wordt gerealiseerd).



- 11 -

Op basis van de berekeningen wordt geadviseerd verticale drainage in een driehoeksstramien h.o.h. 1,5 m toe te passen in combinatie met een zandophoging die initieel reikt tot NAP -0,5 m, ofwel 1,10 m boven het ontwerpniveau (en circa 1,5 m zand ophogen ten opzichte van het 'oorspronkelijke' maaiveld). De berekeningsresultaten bij een voorbelastingstijd van 1,0 en 1,5 jaar zijn in tabel 4-2 weergegeven. Een tijd-zakkingsdiagram is in bijlage B opgenomen. Tabel 4-2

Benodigde maatregelen ter plaatse van de nieuwe straat

Voorbelastingstijd

Verticale drainage 1)

[jaar]

in een driehoekig stramien, h.o.h. [m]

1)

Initieel ophogen met zand tot

Zettingen op einde voorbelastingsperiode

[m + NAP]

[mm]

Restzetting [mm]

1,0

1,5

-0,5

994

225

1,5

1,5

-0,5

1035

183

Voor verdere specificaties van de verticale drainage: zie paragraaf 4.4

Wij adviseren voor het deel van het parkeerterrein in het gedeelte waar niet de oorspronkelijk straat aanwezig is (profiel 2, dus in het 'slappe' gedeelte), dezelfde voorbelasting en verticale drainage te hanteren als hiervoor voor de nieuwe weg is geadviseerd. Het uiteindelijke profiel ter plaatse van het parkeerterrein zal lichter zijn dan ter plaatse van de nieuwe straat en bovendien is er hier geen riool voorzien. De zettingen en restzettingen zullen hier dan ook enigszins kleiner zijn dan ter plaatse van de nieuwe straat. Ter plaatse van het parkeerterrein zullen tussen het gedeelte waar de straat nu (nog) aanwezig is en het gedeelte naast de straat zettingsverschillen kunnen optreden. Naar verwachting zullen deze zettingsverschillen in de orde van 100 à 200 mm liggen; een en ander mede afhankelijk van de werkelijke voorbelastingstijd. De onnauwkeurigheid van de berekende zettingen is circa 40%. Gezien de gevoeligheid van de berekeningen en de onzekerheden inzake de grondopbouw wordt geadviseerd om ter plaatse van de te slopen woningen, na de sloop van de woningen een aanvullend grondonderzoek uit te voeren. Op basis van dit grondonderzoek kan een en ander worden gecontroleerd en kan dit advies - indien nodig - worden bijgesteld. Tevens wordt geadviseerd de nodige aandacht aan de monitoring tijdens de voorbelasting te besteden en het proces door een geotechnisch adviseur te laten begeleiden. Hierbij is het zaak dat zowel zakbakens als waterspanningsmeters worden geplaatst (zie ook paragraaf 4.4) en dat goed wordt gecommuniceerd wat in het veld wordt uitgevoerd (dagboek bijhouden en gedurende het proces overleggen). Om het proces goed te kunnen begeleiden dienen de metingen zo snel mogelijk aan de geotechnisch adviseur te worden overlegd (en zeker niet pas aan of tegen het einde van de voorbelastingsperiode), zodat tijdig kan worden ingegrepen wanneer het zettingsproces afwijkt en eventueel maatregelen kunnen worden genomen.



4.4

- 12 -

Uitvoering

Stabiliteit De stabiliteit van de voorbelasting valt buiten het kader van dit advies. Gezien de benodigde ophoging en het toepassen van verticale drainage wordt op voorhand niet verwacht dat de stabiliteit in dit geval maatgevend zal zijn. Wel dient een dusdanig flauw talud van de ophoging te worden gekozen dat het talud op zichzelf stabiel is. De ophoging aanbrengen in slagen van 0,5 m met het meteen na het aanbrengen van de eerste ophooglaag installeren van de geadviseerde verticale drainage telkens een tussentijd van ten minste 1 week zal een naar verwachting verantwoord ophoogtempo zijn. Verticale drainage De geadviseerde verticale drainage moet in een (gelijkzijdig) driehoekig stramien worden aangebracht met een h.o.h. afstand van 1,50 m. De verticale drainage dient te worden aangebracht tot een diepte van NAP - 9,0 m. De verticale drainage mag beslist niet dieper worden aangebracht om "kortsluiting" met de onderliggende zandlagen te voorkomen. De verticale drainage mag blind eindigen in de ophoging. De drains die kunnen worden toegepast, zijn kunststof drains met een equivalente diameter van 0,065 m. Daar waar verticale drainage wordt toegepast om de zettingen te versnellen, dient de eerste ophoogslag voor minimaal 0,5 m te bestaan uit drainagezand (conform RAW 2010). De verticale drains moeten na het aanbrengen van het drainagezand worden aangebracht. In het drainagezand moeten horizontale drains worden aangebracht ter verdere verbetering van de afvoer van het consolidatiewater uit de oppervlaktelaag. De afvoer van deze horizontale drains dient te allen tijde gewaarborgd blijven, aangezien anders de effectiviteit van de verticale drains sterk terugloopt. Zakbaken, waterspanningsmeters en monitoren Geadviseerd wordt om op regelmatige afstanden zakbaken en waterspanningsmeters aan te brengen. De waterspanningsmeters dienen om het consolidatieproces te kunnen monitoren. De zakbaken moeten bij voorkeur op maaiveldniveau of op de bodem van een eventueel te maken cunet worden geplaatst. Voor het monitoren van de optredende zakkingen wordt geadviseerd om de zakbaken en de waterspanningsmeters met de volgende intervallen af te laten lezen: 

Direct voor en na het aanbrengen van een ophoogslag.



In de eerste week na het aanbrengen van een nieuwe ophoogslag: dagelijks.



In de tweede tot en met de vierde week: 3 maal per week (bijvoorbeeld ma, wo en vr).



In de tweede en derde maand: 1 maal per week (steeds op dezelfde dag).



Daarna: 1 maal per 2 weken.

De metingen dienen (met de ophooggegevens) ter beoordeling aan een geotechnisch adviseur te worden overlegd zodat na kan worden gegaan of de snelheid en de grootte van de zakkingen conform de verwachting verlopen. Indien dit niet het geval is, dan kan ingrijpen noodzakelijk zijn. Een dergelijk ingrijpen kan bijvoorbeeld bestaan uit het later (of eerder) aanbrengen van een volgende ophoogslag, het langer (of korter) laten liggen van de voorbelasting en / of het verhogen van de voorbelasting.



- 13 -

Opschonen maaiveld Voordat de ophogingen worden aangebracht wordt het geadviseerd om het huidige maaiveldniveau op te schonen (verwijderen graszoden). Hierbij kan veelal worden volstaan met een ontgraving tot maaiveld –0,30 m. Kabels en leidingen Geadviseerd wordt om na te gaan welke kabels en leidingen binnen de invloedsfeer van de voorgenomen werkzaamheden liggen c.q. komen te liggen en vervolgens na te (laten) gaan of – en zo ja, welke maatregelen moeten worden getroffen. Dit geldt in het bijzonder voor eventuele gas- en waterleidingen. Indien binnen het invloedsgebied van de ophoging kabels en leidingen aanwezig zijn, dan kunnen de zettingen ten gevolge van de ophoging hiervoor te groot zijn. De eenvoudigste maatregel bestaat erin de leidingen om te leggen. Een andere maatregel bestaat erin de voorbelasting op enige afstand uit de leidingen te beeindigen en de leidingen monitoren (eventueel vrijgraven). Nadeel van deze oplossing is dat een deel van het weglichaam niet wordt voorbelast, waardoor hier grotere zettingsverschillen kunnen optreden. Dit kan worden voorkomen c.q. gereduceerd door lokaal lichte ophoogmaterialen toe te passen. Het nader uitwerken van te nemen maatregelen valt buiten het kader van de huidige opdracht. Fundering te slopen bebouwing Ten aanzien van de funderingspalen van de bestaande bebouwing wordt geadviseerd deze zo mogelijk te trekken. Indien de funderingspalen achter blijven vormen deze een stijf element in de ondergrond. De funderingspalen zullen zich dan in de loop der tijd gaan aftekenen. Fundering nieuwbouw Ten aanzien van de nieuwbouw wordt geadviseerd pas na het voorbelasten over te starten met het plaatsen van de funderingspalen omdat ander mogelijk ten gevolge van de voorbelasting te grote horizontale kopverplaatsingen van de palen op kunnen treden. Algemene uitvoeringsrichtlijnen voor het aanbrengen van ophogingen Voor de algemene uitvoeringsrichtlijnen voor het aanbrengen van ophogingen en het daarvoor te gebruiken materiaal wordt verwezen naar bijlage C.



4.5

- 14 -

Slotopmerkingen

Bij de uitgevoerde zettingsberekeningen is geen rekening gehouden met klink van het ophoogmateriaal. Indien het ophoogmateriaal bestaat uit goed verdicht zand (voor uitvoeringsrichtlijnen en dichtheidseisen zie bijlage C) zal de klink minimaal zijn. De in de voorgaande hoofdstukken genoemde zaken dienen ter voorbereiding van het ontwerp (en de aanbesteding). Het verdient echter aanbeveling om kort voor de aanvang van de ophoogwerkzaamheden nog eens rond de tafel te gaan zitten en de diverse uitvoeringsaspecten nog eens in detail door te nemen en ook op dat moment de definitieve locaties voor zakbaken en waterspanningsmeters en de diepte van de filters vast te stellen.

Opgesteld door: ir. D.P.J. Oostveen (tel. 010 50 30 218)

Rhoon, 29 augustus 2013 Mos Grondmechanica B.V.

Contr. : j.z.



Bijlage A Sondeergrafieken


Sondering 1 Opdracht Plaats Datum Project

: : : :

1302019 Conus nummer : S10-CFI.308 Gouda Soort conus : Elektrisch 2 20-08-2013 Opp. conuspunt : 1000 mm Parkeerterrein en wegverleggin Conusweerstand qc [MPa] 10 20

0 NAP

Norm Klasse Wagen Blad α [°]

30

10

: : : :

NEN5140 2 5 1 van 1

Wrijvingsgetal Rf [%] 8 6 4 2

0

MV = NAP - 1.79 m 0.5 0.0 0.3

-5

0.3 0.4 0.4 0.3 0.4

-10

0.3 0.3 0.2 0.2

Hoogte t.o.v. NAP [m]

0.2

-15

0.2 0.2 0.2 0.2 2.9

-20

3.1 4.7 5.0 5.1 5.4

-25

5.6 5.6 6.7 6.7 7.8

-30

8.0 9.1

Coördinaten RD-stelsel X = 107905.910 Y = 446641.830

0,75

0,50 0,25 Plaatselijke wrijving fs [MPa]

MOS GRONDMECHANICA B.V.

0,00

1

MRSV v3.00 (c) 2012

Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Tel: 010 50 30 200 - www.mosgeo.com

Sondering 2 Opdracht Plaats Datum Project

: : : :

1302019 Conus nummer : S10-CFI.308 Gouda Soort conus : Elektrisch 2 20-08-2013 Opp. conuspunt : 1000 mm Parkeerterrein en wegverleggin Conusweerstand qc [MPa] 10 20

0 NAP

Norm Klasse Wagen Blad α [°]

30

10

: : : :

NEN5140 2 5 1 van 1

Wrijvingsgetal Rf [%] 8 6 4 2

0

MV = NAP - 1.77 m 0.5 0.7 0.7

-5

0.7 0.8 0.8 0.7 0.7

-10

0.7 0.7 0.8 0.7

Hoogte t.o.v. NAP [m]

0.8

-15

5.1 5.2 5.2 5.2 5.3

-20

5.2 5.2 5.2 5.2 5.2

-25

5.6 5.6 5.6 10.6 10.4

-30

10.4 10.4

Coördinaten RD-stelsel X = 107894.020 Y = 446624.320

0,75

0,50 0,25 Plaatselijke wrijving fs [MPa]

MOS GRONDMECHANICA B.V.

0,00

2

MRSV v3.00 (c) 2012

Postbus 801, 3160 AA Rhoon - Tel: 010 50 30 200 - www.mosgeo.com


Bijlage B Berekeningsresultaten



Wegverlegging Herenstraat

0,00

Postbus 801

Fax

Phone

+31 10 50 13 656

+31 10 50 30 200

Settlement [m]

3160 AA Rhoon

0,02

0,04

0,06

date

B

28-8-2013

1302019

Annex

drw.

ctr.

do

A4

form.

D-Settlement 9.3 : 13020192 profiel 1 parkeerterrein.sli

0,08

1

10

100

1000

10000

Time [days] Vertical 1 (X = 50,000 m; Z = 0,000 m) Method = NEN - Koppejan with Terzaghi (Natural strain)

Depth = 1,800 (-) [m] Settlement after 10000 days = 0,085 [m]


te Gouda

0,00

3160 AA Rhoon

Postbus 801

Fax

Phone

+31 10 50 13 656

+31 10 50 30 200

Profiel 1; ophoging parkeerterrein tpv nieuw riool

Time-History

0,05

Settlement [m]

te Gouda

Profiel 1; ophoging parkeerterrein

Time-History

0,10

date drw.

ctr.

do

A4

form.

D-Settlement 9.3 : 13020192 profiel 1 parkeerterrein met riool.sli

B

29-8-2013

1302019

Annex

0,15

1

10

100

1000

10000






te Gouda

0,0

0,1 Postbus 801

3160 AA Rhoon

0,2

Phone

Fax

Settlement [m]

Profiel 2: ophoging parkeerterrein

Time-History

0,3

+31 10 50 30 200

+31 10 50 13 656

0,4

date drw.

ctr.

do

A4

form.

D-Settlement 9.3 : 13020192 profiel 2 parkeerterrein.sli

B

28-8-2013

1302019

Annex

0,5

1

10

100

1000

10000




te Gouda

0,0

0,1 Postbus 801

3160 AA Rhoon

Profiel 2; ophoging straat

Time-History

Fax

Phone

+31 10 50 13 656

+31 10 50 30 200

Settlement [m]

0,2

0,3

0,4

0,5

date drw.

ctr.

do

A4

form.

D-Settlement 9.3 : 13020192 profiel 2.sli

B

29-8-2013

1302019

Annex

1

10

100

1000

10000






te Gouda

0,0

0,2 Postbus 801

3160 AA Rhoon

0,4

Fax

Phone

+31 10 50 13 656

+31 10 50 30 200

Settlement [m]

Profiel 2; voorbelasten

Time-History

0,6

0,8

1,0

date drw.

ctr.

do

A4

form.

D-Settlement 9.3 : 13020192 profiel 2 voorbelasten.sli

B

29-8-2013

1302019

Annex

1,2

1

10

100

1000

10000





Bijlage C Algemene uitvoeringsrichtlijnen



ALGEMENE RICHTLIJNEN VOOR DE UITVOERING VAN GRONDWERKEN VOOR WEGEN De breedte B en lengte L van de aanvulling of ophoging moet op de onderkant (het aanlegniveau) ten minste B + 2d respectievelijk L + 2d bedragen. Hierbij zijn B en L respectievelijk de breedte en de lengte van de bovenkant van de aanvulling of ophoging (c.q. van de onderkant van het zandbed) en is d de dikte van de aanvulling of ophoging. Voor het zandbed geldt hetzelfde, alleen zijn B en L dan de breedte en de lengte van de bovenkant van het zandbed (c.q. van de onderkant van de verhardingsconstructie) en is d de dikte van het zandbed.

dz

do

Verharding

(V)

Zandbed

(Z)

Aanvulling of Ophoging

Bv

(O)

(Lv)

Bz = Bv + 2dz

(Lz = Lv + 2dz)

Bo = Bz + 2do

(Lo = Lz + 2do)

De voor eventueel benodigde grondverbeteringen benodigde ontgravingen kunnen in het algemeen onder een talud van circa 1:1 worden uitgevoerd. Extra aandacht moet worden besteed aan ontgravingen naast, dan wel nabij een bestaande, op staal gefundeerde belending. Dit geldt in het bijzonder voor ontgravingen dieper dan het aanlegniveau van de bestaande fundering. Dergelijke ontgravingen verminderen de draagkracht van de bestaande fundering en dienen daarom zo veel mogelijk te worden vermeden. Indien dergelijke ontgravingen noodzakelijk zijn dan moet worden nagegaan of speciale maatregelen moeten worden genomen. Tijdens het verdichten van grondlagen moet de grondwaterstand zich minimaal 0,5 m beneden het ontgravingsniveau bevinden. Is dit niet het geval dan moet een bemaling worden geïnstalleerd, die in staat moet zijn de grondwaterstand tot ten minste dit niveau te verlagen. Deze verlaging moet zijn gerealiseerd voordat met ontgraven het vereiste niveau is bereikt. Ter controle van de stijghoogte van het grondwater in watervoerende lagen kan worden overwogen vooraf een of meer peilbuizen te plaatsen. Voor de controle op de mate van aanpassing van de ondergrond aan de reeds aangebrachte ophoogbelastingen kunnen in de cohesieve lagen waterspanningsmeters worden geplaatst. Dit verdient met name overweging als de stabiliteit van de ophoging en de voortgang van het werk kritisch zijn. Aanbevolen wordt de optredende zettingen met behulp van een aantal zakbaken te meten. Dit maakt het mogelijk de grootte van de ophoging en / of het tijdschema eventueel aan te passen aan het werkelijke zettingsgedrag. De zakbaken moeten in zowel de lengte- als de dwarsrichting van de



ophoging worden geplaatst, bijvoorbeeld drie baken in de dwarsrichting van de weg (twee in de randen en één in het midden van de kruin van de ophoging) en in de lengterichting van het wegtracé hart op hart maximaal circa 35 à 100 m (een en ander in belangrijke mate afhankelijk van de grootte van de verwachte maximale zettingen en de variatie in het geotechnisch lengteprofiel). De zakbaken moeten op het bestaande maaiveld, dan wel op de bodem van de ontgraving (cunet) worden geplaatst. Voor de start van het ophogen moet ten minste één hoogtemeting van de zakbaken plaatsvinden (nulmeting). Tijdens het ophogen moeten de zakbaken regelmatig worden gewaterpast. Het verdient aanbeveling om in overleg met de geotechnisch adviseur een op het werk toegespitst meetprogramma vast te stellen (locaties en frequenties, met ten minste 1 meting direct na het aanbrengen van elke ophoogslag). Tijdens elke meting moet de bovenkant van de zakbaken én de zandophoging worden gewaterpast. Hieruit en uit de lengte van de zakbaken kan de dikte van het opgebrachte zandpakket in de tijd worden afgeleid. In verband hiermee is het noodzakelijk de lengte van de zakbaken tijdens de installatie te noteren, terwijl bij tussentijds oplengen van de zakbaken de datum en de lengte van elke oplenging moet worden gemeten en genoteerd. De eventueel te dempen sloten dienen vóór het aanvullen te worden opgeschoond en dienen hierna tot aan het niveau van het omliggende maaiveld zorgvuldig te worden opgevuld met materiaal uit de omgeving, dat soortgelijk is aan het naast de sloten tot slootdiepte aanwezige materiaal. Hierbij kan mogelijk grond worden hergebruikt die bij het graven van nieuwe sloten vrijkomt. Na het plaatsen en waterpassen (nulmeting) van de zakbaken kan de eerste ophoogslag worden aangebracht. Deze kan een dikte hebben van circa 0,5 à 1,0 m en moet als draineerlaag fungeren. Het zand van de draineerlaag moet voldoen aan de eisen voor "draineerzand" zoals omschreven in art. 22.06.02 van de Standaard RAW Bepalingen 2010. Vanaf de draineerlaag kunnen vervolgens de verticale drains worden geïnstalleerd. Geadviseerd wordt in de draineerlaag horizontale drains aan te brengen. Deze moeten afwateren op de te handhaven sloten of de nieuw te graven watergangen. De drooglegging van de drainagelaag is afhankelijk van de diepteligging van de horizontale drains. Na het installeren van het drainagesysteem kan de ophoging worden voltooid, door het in een aantal ophoogslagen aanbrengen van deze ophoging. Tussen twee ophoogslagen moet voldoende tijd worden aangehouden, zodat de ondergrond tussen de verschillende ophoogslagen al gedeeltelijk kan consolideren (ter voorkoming van mogelijk afschuiving en squeezing). Afschuiving en squeezing (het horizontaal uitpersen van slappe grondlagen ten gevolge van een bovenbelasting) kan met name optreden wanneer bij een cohesieve ondergrond direct naast sloten wordt opgehoogd. Dit gevaar is met name aanwezig tijdens en direct na het ophogen. In deze periode zal in de cohesieve (veen- en klei-) lagen een hoge wateroverspanning aanwezig zijn, terwijl de schuifweerstand in deze lagen tijdelijk nog niet is toegenomen. Door het consolidatieproces (afstromen van overspannen water) zal deze situatie na enige tijd geleidelijk verbeteren. Geadviseerd wordt tijdens de uitvoering het eventueel optreden van afschuiving en / of squeezing nauwlettend te controleren (monitoren) en indien nodig direct maatregelen te nemen. Geadviseerd wordt het zandlichaam over de volledige hoogte ten minste tot aan de zijkant van de rijbaan en indien van toepassing ook tot aan de zijkant van de fietspaden door te trekken. De taluds van de ophoging dienen veelal niet steiler te worden uitgevoerd dan 1:1,5.



Voor het verkrijgen van een voldoende draagkrachtige onderbouw voor de wegverharding is het noodzakelijk dat de zandophoging voldoende wordt verdicht. Tot 1,0 m onder het toekomstige peil van de verharding (Peil) dient de aanvulling of ophoging te worden aangebracht in lagen met een maximale dikte van 0,50 m. Het zand dat boven de draineerlaag, op een diepte van meer dan 1,0 m beneden Peil wordt verwerkt moet voldoen aan de eisen voor "zand in aanvulling of ophoging" zoals omschreven in art. 22.06.01 van de Standaard RAW Bepalingen 2010. Elke laag moet tot de vereiste dichtheid worden verdicht met een voldoende zware trilwals (6 à 8 ton) met minimaal 4 walsgangen, die elkaar overlappen. De verdichting van het zand in aanvulling of ophoging moet worden gecontroleerd met de steekringmethode (proef 6 van de Standaard RAW Bepalingen 2010) of met de nucleaire methode. De mate van verdichting moet worden gerelateerd aan de uit Proctor proeven verkregen maximum proctordichtheid (de normale Proctor proef; zie proef 9 van de Standaard RAW Bepalingen 2010). Hierbij moet de dichtheid van het zand in aanvulling of ophoging ten minste 93 % bedragen en de gemiddelde dichtheid ten minste 98 %. De mate van verdichting kan ook met een sondeerapparaat worden gecontroleerd. Als criterium geldt dat de conusweerstand met de diepte moet toenemen tot minimaal circa 5 MPa op circa 0,5 m diepte, waarna de conusweerstand in het ophoogzand met de diepte moet blijven toenemen. In de bovenste meter van de ophoging (van Peil - 1 m tot Peil) dient het zandbed te worden aangebracht in lagen met een maximale dikte van 0,50 m. Het zand voor het zandbed (zand dat wordt verwerkt boven Peil - 1,0 m) moet voldoen aan de eisen voor "zand in zandbed" zoals omschreven in art. 22.06.03 van de Standaard RAW Bepalingen 2010. Elke laag moet tot de vereiste dichtheid worden verdicht met een voldoende zware trilwals (6 à 8 ton) met minimaal 4 walsgangen, die elkaar overlappen. De bovenste laag van het zandbed moet statisch worden verdicht. De verdichting van het zand in zandbed moet worden gecontroleerd met de steekringmethode (proef 6 van de Standaard RAW Bepalingen 2010) of met de nucleaire methode. De mate van verdichting moet worden gerelateerd aan de uit Proctor proeven verkregen maximum proctordichtheid (de normale Proctor proef; zie proef 9 van de Standaard RAW Bepalingen 2010). Hierbij moet de dichtheid van het zand in zandbed ten minste 95 % bedragen en de gemiddelde dichtheid ten minste 100 %. De mate van verdichting kan ook met een sondeerapparaat worden gecontroleerd. Als criterium geldt dat de conusweerstand met de diepte moet toenemen tot minimaal 2,5 MPa op circa 0,1 m diepte en minimaal 5 MPa op circa 0,3 m diepte, waarna de conusweerstand in het ophoogzand moet blijven toenemen. Voor de aanleg van een elementenverharding, een verhardingslaag van steenmengsels of een gebonden funderingslaag dient het aanlegniveau met een wals statisch te worden verdicht. Na verwijdering van de eventueel aangebrachte extra overhoogte dient het aanlegniveau van de verharding, vanwege een mogelijke verstoring van de verdichting ten gevolge van het afgraven van de overhoogte, voor het aanbrengen van de verharding te worden afgetrild (het gebruik van een lichte trilplaat is hiervoor vermoedelijk voldoende). In twijfelgevallen ten aanzien van de uitvoering of andere omstandigheden is het raadzaam de geotechnische adviseur te raadplegen.



Tot slot maken wij u erop attent dat Mos Grondmechanica beschikt over: 

Deskundige opzichters voor de begeleiding van alle grond- en funderingswerken.



Goede apparatuur en medewerkers voor het controleren van de gerealiseerde verdichting(en).



Laboratoriumfaciliteiten voor het keuren van de geschiktheid van het materiaal voor de grondverbetering. (2 januari 2012)



Bijlage D Terreinmetingen


Coordinaten en hoogtematen.xls Opdr.nr. Plaats Datum Project

02-09-13

1302019 Gouda 20-08-2013 Realisatie van parkeerterrein (Futselaar locatie) en een wegverlegging Herenstraat

Meting uitgevoerd in RD stelsel

Sondeer

X [m]

nummer

Opgemeten

Opgemeten TOV NAP

1

107905.91

446641.83

-1.80

2

107894.03

446624.32

-1.77

Naam vast punt

Y [m]

Z [m]

-

Hoogte vast punt

-

Opgegeven door

Rijkswaterstaat

Gewaterpast door

M. Blaak

Datum waterpassing

20-08-2013

Omschrijving vast punt

Meting uitgevoerd met Leica RTK GPS systeem

1 /1

Opdracht : Plaats : Gouda Project : Realisatie van parkeerterrein (Futselaar locatie) en een wegverlegging Herenstr. GOUDA

Recommend Documents