Op zoek naar een betere wereld: Islamitisch gefundeerde radicalisering binnen een Europese context. Een psychosociale analyse. Stefanie Corens
MENARG Working Paper n°4
Inleiding Radicaal-islamitische denkbeelden en gedragingen, zoals extremisme, terrorisme en martelaarschap zijn termen die ons allen bekend in de oren klinken. Ondanks de bekendheid van deze termen blijkt men in het algemeen weinig inzicht te hebben in deze uitermate complexe fenomenen. Indien men poogt deze termen te omschrijven, vervalt men doorgaans in vage en vooral negatieve 1 definiëringen. Dit wekt uiteindelijk angstbeelden op omtrent terrorisme en moslims. Hierdoor worden (radicale) moslims gecriminaliseerd en gedemoniseerd, zonder dat de doeleinden van hun doen en denken begrepen worden. De doelstelling van deze working paper bestaat erin de uitingen van het proces van radicalisering, zoals terrorisme, martelaarschap, extremistisch geweld, enz., te verduidelijken vanuit een empathisch standpunt. Dit wil zeggen dat deze percepties en gedragingen weergegeven zullen worden vanuit de denkwereld van radicaliserende individuen. Het betreft hier een theoretische analyse van de aanleiding en het proces van radicalisering waarbij verschillende inzichten, auteurs en Radicalen hebben in de loop der geschiedenis ook heel wat vooruitgang kunnen realiseren. Zo dienen we maar te kijken naar de invloed van de Franse Revolutie, de Sufragettes, Martin Luther King, enz. .
1
theoretische stromingen gesynthetiseerd werden in een nieuwe kader. De basis van deze uiteenzetting is afkomstig uit zowel algemene factoren die op alle mensen van toepassing kunnen zijn als contextspecifieke factoren die zeer kenmerkend blijken te zijn voor Europese radicalen uit migrantenwijken met een moslimachtergrond. Hierbij dient echter vermeld te worden dat de meeste moslims geen fundamentalistische noch een radicale houding aannemen en dat zij doorgaans gekant zijn tegen geweld. De islam wordt dan ook niet als essentialistische bron van radicalisering beschouwt dat zijn volgelingen aanzet tot extremisme. Het is slechts een kleine minderheid van Europeanen met een moslimachtergrond die geweld hanteren in de naam van islam. Het zijn net deze individuen die men in dit werk beter tracht te begrijpen in hun doen en denken.
1. De omschrijving van het proces van radicalisering vanuit een islamitisch perceptiekader Laten we, vooraleer we dieper ingaan op verklaringen voor het proces van radicalisering vanuit een islamitisch perceptiekader, de belangrijkste component ervan even nader toelichten. We vertrekken hier vanuit het concept “radicalisering” dat Slootman & Tillie (2006) omschrijven als een uitermate complex en stapsgewijs “proces van verwijdering van de samenleving” (Slootman & Tillie (2006), p. 24). Dit komt tot uiting in een toenemend verlies van vertrouwen in het bestuurlijk en maatschappelijk apparaat. Dit wantrouwen kan er uiteindelijk tot leiden dat mensen diepgaande maatschappelijk veranderingen willen zien en zich daarom gaan terugplooien op de eigen groep. Elke religie, geloofssysteem of ideologie kan de grondslag vormen van alternatieve visies, doelen en ideaalbeelden (Coolsaet & Struye de Swielande (2007), p. 6). Een ideologie, kan naar gelang de context versmelten met politieke bewegingen die de democratische regels respecteren (Aarts & Keulen (2001), p. 81). Onder bepaalde omstandigheden echter, kan zulk een ideologie versmelten met ondemocratische en gewelddadige denkpatronen en/of handelingen (Aarts & Keulen (2001), p. 81; Slootman & Tillie (2006), p. 24). De basis van de hedendaagse islamitische radicalisering wordt geuit in het jihadisme (Coolseat & Struye de Swielande (2007), p. 19-24). De hedendaagse vormen van jihad kunnen letterlijk vertaald worden als het strijden en streven naar het pad van God (Bakker (2007), p. 1; Euben (2002), p.12-22). Het doel dat men zich hierbij stelt is het beschermen en in stand houden van de religie en de sociale orde (al-Amiri in Heck (2004), p. 105106). Over de concrete vertaling van het concept jihad bestaat echter geen eensgezindheid (Bakker (2007), p. 1; Euben (2002), p. 12-20; Hamzeh in Kathib (2003), p.392; Nasiri (2006), p. 186; Zemni (2006), p. 155). Daarenboven kan het concept zowel niet gewelddadig als gewelddadig opgevat en gemanifesteerd worden. Het jihadisme wordt ondersteund door een nieuw maar uiterst conservatief gedachtegoed, het islamitisch
neofundamentalisme of de salafiyya 2 (Zemni (2006), p. 196-199). Dit gedachtegoed richt zich op een letterlijke beleving van de heilige geschriften, zet zich af tegen elke vorm van vernieuwing en is doordrenkt met de idee van zonde. Zo een orthodoxe levenswijze kan verklaard worden vanuit de perceptie dat de problemen binnen moslimgemeenschappen te wijten zouden zijn aan de zwakheid van moslims om de juiste, dus letterlijke vertaling (regels) van de islam te erkennen en vervolgens na te leven (Slootman & Tillie (2006), p. 102, 105-106; Wiktorowicz & Kaltner (2003), p. 78). De enige oplossing zou de volledige terugkeer naar de letterlijke interpretatie van de koran zijn. Het feit dat geen enkel land lijkt op de ideale samenleving, drijft hen evenwel tot frustratie (Slootman & Tillie (2006), p. 105-106). Alhoewel de salafistische bewegingen in wezen niet gewelddadig zijn, kunnen tal van factoren ervoor zorgen dat een kleine minderheid ervan geweld gaat hanteren om haar doel(en) te bereiken 3 (Sageman (2004), p. 96). Hoewel vele auteurs zich hier reeds aan gewaagd hebben, blijkt het opstellen van een sociaaldemografisch profiel van dé radicalist zeer moeilijk te zijn (Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 242-243). Personen met een radicale overtuiging en/of extremistische uitingen hebben immers verschillende nationaliteiten en ideologische doelen, komen uit uiteenlopende culturen, hebben zeer verschillende beroepen en komen uit alle lagen van de bevolking. Wat wel kenmerkend blijkt te zijn, is
Het salafisme is, binnen de islam, ontstaan als een neoorthodoxe hervormingsbeweging op het einde van de 19de en begin 20ste eeuw (Gibb & Kramers (1986), p. 900; AIVD (2004)B, p. 26). De term “salafi”, verwijst naar de eerste generatie gelovigen, waarvan gelovigen veronderstellen dat ze een zuiver leven hebben geleid (International Crisis Group (2005), p. 9; Gibb & Kramers (1986), p. 900). 3 Het islamitisch neofundamentalisme kan dus benaderd worden als een doctrinair fundament van de internationale jihad in zijn ideale vorm (Zemni (2006), p. 196-199). Toch verschilt het er ook van. De salafiyyabeweging leeft volgens eigen regels en trekt zich terug uit de maatschappij. Men houdt zich hierbij niet bezig met politieke kwesties. Bij de internationale jihad daarentegen neemt politiek een prominente plaats in, aangezien ze zich verzetten tegen elke politieke strekking die niet gebaseerd is op “hun” interpretatie van de islam. 2
Stefanie Corens - Islamitisch gefundeerde radicalisering - MENARG Working paper n° 4 – Januari 2008
2
dat het doorgaans gaat om relatief jonge mannen 4 . Met jong worden adolescenten en begin-twintigers bedoeld. Het probleem bij het opmaken van een profiel voor radicalisten en extremisten is dat de kenmerken van deze personen sterk aanleunen bij de aard en kenmerken van de groepen waartoe zij behoren (Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 242). Daarom worden hier drie sociologische profielen gegeven van radicaliserende Europese jongeren waarbij er wel rekening wordt gehouden met de aard en kenmerken van de groep waartoe deze personen behoren. Een eerst profiel wordt de gettovariant genoemd (Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 249). Onder de getto-variant verstaan we laaggeschoolde jongeren, vaak met een onafgeronde opleiding en weinig tot geen maatschappelijke kansen. Ze bevinden zich meestal in het kleine criminaliteitsmilieu en/of in het drugsmillieu. Zij beschouwen zichzelf als individuen die verworpen worden door de maatschappij. Deze mensen kunnen soms een nieuwe identiteit vinden in (een bepaalde interpretatie van) de islam. De islam, als ideologische bron, wordt voor hen een externe kracht, die hen opnieuw zin en een zelfbeeld geeft 5 . Een tweede sociologisch profiel is Dat enkel mannen zich laten leiden in een islamitisch gefundeerd radicaliseringsproces, blijkt volgens Remkens (in Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 243-244) slechts een kwestie van tijd te zijn. Volgens deze auteur krijgen vrouwen steeds meer sympathie voor het radicale gedachtegoed. Zo is uit onderzoek gebleken dat enkele radicaliserende meisjes uit Nederland geweld, in de naam van de islam, theoretisch evenzeer omarmen als hun mannelijke radicale leeftijdsgenoten (Van Leeuwen (2005), p. 89). Muriel Degauque voegde zelfs woord bij daad toen zij, een Belgische vrouw, zichzelf opblies tijdens een martelaarsactie in Irak (Grignard in Erkul (2007, 4 juli), De Morgen, p. 19). 5 Ibrahim Muktar Said is een voorbeeld van een persoon die tot de ghetto-variant kan gerekend worden. De man is op twaalfjarige leeftijd, met zijn ouders de oorlog in Eritrea ontvlucht. De familie migreerde naar een migrantenwijk in Groot-Brittannië (Erkul (2005, 24 december), De Morgen, p. 17). Daar is Ibrahim terecht gekomen in een jeugdbende (Laville (2007, 14 juli), De Standaard, p. 28). Hij werd voor twee misdrijven veroordeeld en geïnterneerd in een jeugdinstelling. In deze jeugdinstelling kwam Ibrahim in contact met radicale imams. Hij verliet de jeugdinstellingen als iemand die de criminaliteit had afgezworen en voor de radicale islam had gekozen (Erkul (2005, 24 december), De Morgen, p. 17). Ibrahim Muktar Said verkreeg in 2004 de Britse nationaliteit. Datzelfde jaar is hij naar Pakistan gegaan, om in een opleidingskamp een opleiding te 4
de toegenomen verwachtingen-variant. Het betreft hier jongeren die een succesvolle studie achter de rug hebben, maar niet aan de gewenste toekomstmogelijkheden kunnen geraken. Zij zijn genoodzaakt de jobs in te nemen die door autochtonen niet wenselijk zijn, zoals bijleraar in een centralisatieschool of maatschappelijk werker in een probleemwijk. Sommigen hebben problemen gehad met de wet, hebben psychologische problemen gehad of zijn blootgesteld geweest aan racisme. Samenvattend kunnen we stellen dat deze mensen capaciteiten hebben ontwikkeld en een uitzicht hadden op positieverbetering maar uiteindelijk in contact kwamen met vormen van uitsluiting. Deze uitsluiting verbinden ze met vooroordelen van de autochtonen in de samenleving waardoor ze gaan radicaliseren 6 . De volgen over de jihad en over de productie van bommen. Na zijn terugkeer kochten Ibrahim en enkele kompanen de ingrediënten om explosieven te maken (Laville (2007, 14 juli), De Standaard, p. 28). Ibrahim wordt beschuldigd van het leggen van een bom op bus nummer 26 in Hackney. 6 Mohammed Bouyeri kunnen we onderbrengen binnen de toegenomen verwachtingen-variant. Deze man behaalde als sluitstuk op zijn vijf jaar hogeschool een diploma van sociaal-pedagogisch hulpverlener (De Coninck (2004, 6 november), De Morgen, p. 17). Hij werd beschouwd als een voorbeeldig geïntegreerde moslim. Hij ging namelijk met zijn vader naar de gematigde El Ouma-moskee en was in buurt gekend als iemand die allochtone tieners aanmaande zich in te zetten in buurtwerking. Zelf werkte hij bij de Stichting Eigenwijks, die zich bezighoudt met fietsenstallingen, stoepen en multiculturele feesten. In 2002 nam Bouyeri ontslag en verhuisde hij. Vanaf dan kleedde hij zich in een djellaba en begon hij zich meer te richten op de extremistische ideologie van Takfir wal-Hijra (Pieters (2004, 13 november), De Morgen, p. 16). Deze fundamentalistische organisatie stelt dat ongelovigen, inclusief de moslims die partij kiezen voor de vijanden van de islam gedood mogen worden (Somers (2004, 6 november), De Morgen, p. 12; Ahmed (2006), p. 7-8). De organisatie is bekend van het plegen va aanslagen in Algerije en Frankrijk (Somers (2004, 6 november), De Morgen, p. 12). Een aantal van hun bijeenkomsten werden gehouden in het huis van Bouyeri. Het hoogtepunt van zijn radicalisering bereikte hij in 2004, toe hij Theo van Gogh doodstak (De Cock (2006, 10 maart), De Standaard, p. 16). Hij liet hierbij een brief achter op het lichaam van de regisseur dat doorspekt is met haat tegen ongelovigen en de ideologie van de Takfir wal-Hijra weerspiegelt. Deze ommezwaai zou te maken hebben met de psychologische problemen die hij kreeg nadat zijn moeder aan borstkanker was gestorven (De Coninck (2004, 6 november), De Morgen, p. 17). Men heeft echter
Stefanie Corens - Islamitisch gefundeerde radicalisering - MENARG Working paper n° 4 – Januari 2008
3
laatste variant van radicalisering in Europa, is de bekeerling of wedergeborene (Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 230; Roy (2003), p. 64, 244; Zemni (2006), p. 195-196). Dit zijn individuen die voorheen niet afkerig stonden ten opzichte van de Westerse of Europese samenleving. De meeste hebben in Europa een (seculiere) opleiding genoten. Zij hadden een (ver)westerse levensstijl aangenomen en waren thuis niet zozeer streng islamitisch opgevoed. Op die manier konden zij vrij hun geloof beleven, zonder sterk praktiserend te zijn. Wanneer ze ouder worden, maken ze een omslag en worden ze op vrij korte tijd zeer religieus. Ze meten zichzelf een nieuwe identiteit aan uit de basisideologie van de jihadi-groep die hen op individuele basis rekruteerde of waartoe ze zichzelf lieten rekruteren (Zemni (2006), p. 195-196; Coolsaet & Struye de Swielande (2007), p. 23-24; Van Leeuwen (2005), p. 90). Deze identiteit vervult hen met een positief zelfbeeld. Het geeft hen een missie en het gevoel ergens bij te horen. Dit is de religieuze dimensie 7 van radicalisering (Coolsaet & Struye de Swielande (2007), p. 23-24). De uitingen van radicalisering kunnen zich manifesteren in gewelddadige technieken zoals terrorisme. Tot op de dag van vandaag bestaat nog steeds geen algemeen aanvaarde en duidelijke definitie van terrorisme (Laqueur (1978), p. 26; Butro (2006), p. 146; Calhoun (2002), p. 87-89; Coolsaet (2005), p. 9). Volgens Pellicani ((2004), p. 41-43) is het hedendaags islamitisch terrorisme een nieuw type van oorlogsvoering. Het nieuwe aspect zit verscholen in het aanwenden van lokaal en globaal geweld om vervolgens in te spelen op een algemeen klimaat van angst. Dit hedendaagse klimaat van angst zou het product zijn van onze moderne industriële maatschappij. Omwille van haar veiligheidssystemen, wordt er namelijk angst ingeboezemd. Het is nu net deze angst waar het terrorisme gebruik van maakt. Vermits dit handelen niet gerelateerd zou zijn aan juridische en ethische regels, zouden zulke daden bijgevolg geen legitimatie of bevestiging verdienen. Stern ((2004), p. 303-304) gaat nog een stap verder door te stellen geen weet van eventuele gevoelens van uitsluiting die Bouyeri ondervonden zou hebben. 7 Op deze en andere dimensies van radicalisering zal nog teruggekomen worden in hoofdstuk 6.
dat het terrorisme een soort onontkoombaar virus van onze moderne samenleving is. Hiertegenover staan auteurs die terrorisme vanuit een totaal andere hoek benaderen. Coolsaet en Bakker ((2004)A, p.2; (2005)A, p. 15; & Struye de Swielande (2007), p.3-4) en Bakker ((2007, p. 4) stellen dat terrorisme, als strijdtechniek, helemaal niet nieuw is. De afgelopen 100 jaar zouden we reeds drie golven van internationaal terrorisme hebben ondergaan. Zo was er eind 19de eeuw en in het begin van de 20ste eeuw het anarchistische terrorisme, in de jaren ’20 – ’30 van de 20ste eeuw was er het extreemrechtse panfascistische terrorisme en nu eind 20ste eeuw – begin 21ste eeuw het jihadistische terrorisme. Butro, Calhoun en Cogen (Butro (2006), p. 149; Calhoun (2002), p. 8789; Cogen (2005), p. 10) verkondigen dat islamitisch terrorisme, net als andere vormen van terrorisme, louter een middel of strategie is om politieke doelen te bereiken. Achter deze daden zou een boodschap liggen, die wenst mee te delen “dat er met de wereld waarin wij leven ernstige dingen fout lopen en dat dit moet veranderen” (Calhoun (2002), p. 85). Door middel van hun gewelddadige acties zouden de gewelddadige islamisten deze boodschap willen duidelijk maken. Het categoriseren van groepen en individuen als zijnde terroristen blijkt dus sterk onderhevig te zijn aan subjectiviteit. Vaak heeft dit te maken met een zeker machtscomponent. Het zijn namelijk dominante actoren, zoals staten, die de mogelijkheid hebben om te bepalen wat ethisch en legaal legitimeerbaar is en wat niet en zich hier bijgevolg naar gaan gedragen. Daarom wordt terrorisme in dit werk vertaald als een complex verschijnsel, waarbij andere mensen bedreigd en gedood worden omwille van doelen die door de dominante actoren in de samenleving niet goedgekeurd worden (Bakker (2007), p. 1; Calhoun (2002), p. 87-89). De hierop volgende hoofdstukken zullen een kijk geven op de factoren die een impact hebben op zowel denkpatronen en handelingen van islamitisch gefundeerde radicalisering.
2. Psycho-sociale eigenschappen en omstandigheden We vertrekken hier vanuit de algemene aanname dat een individu een zinzoekend wezen is. Elk individu heeft immers te maken met een zoektocht
Stefanie Corens - Islamitisch gefundeerde radicalisering - MENARG Working paper n° 4 – Januari 2008
4
naar de eigen identiteit en tracht zin te geven aan het leven dat hij of zij leidt (Post (1990), p. 26; Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 262-164). Men zoekt in eerste instantie naar een afbakening van deze identiteit binnen de sociale ruimtes waartoe men behoort (De schrijver (2005), p. 10-11; Weyns (1999), p. 1014-1015). Een afgebakende identiteit voorziet immers een gevoel van zekerheid, zelfwaardering en verbondenheid met de wereld die deze persoon omgeeft (Coolsaet & Struye de Swielande (2007), p. 10 -14). Dus om relaties aan te gaan met anderen is het hebben van een identiteit een absolute vereiste. De constructie ervan wordt tot stand gebracht in relatie tot het individuele levensverhaal, de leefgemeenschap, de natiestaat en de wereld. Tal van factoren kunnen tot gevolg hebben dat de vorming van de eigen identiteit belemmerd wordt of in het gedrang komt te staan. Eerst en vooral is de opbouw ervan niet zo eenvoudig en blijken veel jongeren hier problemen mee te hebben. Daarenboven kunnen bepaalde maatschappelijke omstandigheden deze problematiek versterken (Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 260). Tweede en derde generaties jongeren met een moslimachtergrond groeien namelijk op binnen een Europese context, maar krijgen via de ouderlijke socialisatie te maken met culturele invloeden uit een niet-Europese context (Nielsen (2004), p. 118-119; Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 245, 274-277; Coolsaet & Struye de Swielande (2007), p. 23-24). Op die manier kunnen er tegenstrijdigheden ontstaan tussen de beelden die op hen afkomen vanuit de samenleving waarin ze leven en de beelden die ze van thuis uit meekrijgen (Coolsaet (2005)B, p. 5-7; Knipscheer & Kleber (2006), p. 108-110). Dit kan tot gevolg hebben dat er onzekerheid ontstaat aangaande de zoektocht naar een eigen identiteit en zingeving. Zowel de ouders, de traditionele geestelijke leiders als maatschappelijke instituties zoals bijvoorbeeld scholen hebben het soms moeilijk om op die zingevingvragen duidelijke antwoorden geven en begrijpen de noden en problemen van deze jongeren niet. Zulke omstandigheden kunnen ertoe leiden dat men zich niet goed gaat voelen in de samenleving waarin men vertoeft. Hierdoor gaan sommigen zich er bijgevolg ook steeds minder onderdeel van voelen (Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 237-238, 246-247, 274-277).
In principe is de zonet omschreven situatie een eerste stap van verwijdering ten opzichte van de samenleving, de essentie van het proces van radicalisering. De mogelijkheid bestaat dat dit grillige proces stapsgewijs evolueert naar extreme gedachten en zelfs uitingen, maar aan de andere kant kan het tevens stagneren of opnieuw temperen (Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 239-240). Mensen die evolueren naar extremistische neigingen binnen het radicaliseringsproces, doen dit, volgens Stern ((2004), p. 301-304) omdat ze niet tevreden zijn over hun leven. Ze willen dit veranderen door het duidelijker en eenvoudiger te maken. Waar ze ook vanaf willen, zijn hun gevoelens van vernedering, verwerping, marginalisering en exclusie die ze ervaren in de maatschappij waarin ze leven 8 (Stern (2004), p. 301-304; Coolsaet & Struye de Swielande (2007), p. 19-24; Ayoob (2004), p. 11). Sommige migranten hebben immers het gevoel de uitgesloten minderheid te zijn binnen de Europese samenleving 9 (Coolsaet (2004), p. 526; Leiken (2004), p. 5-6, 72-74). Dit gevoel kan leiden tot het ervaren van een stevige dosis wanhoop en frustratie. Sommigen trachten hiermee om te gaan door zich te richten op actie, in plaats van geestelijk verward te zijn (Stern (2004), p. 301-302). Op die manier wordt hun woede omgezet in een soort trance waarin een uitgesproken dichotoom wereldbeeld gevormd wordt van goed en kwaad, Uit een Nederlands onderzoek van de European Resaerch Center on Migration and Ethnic Relations (Universiteit Utrecht) werd nagegaan in hoeverre er percepties van persoonlijk ervaren discriminatie leven bij Nederlandse jongeren van Turkse of Marokkaanse origine (Phalet, van Lotringen & Entzinger (2000), p. 117118). Hieruit bleek dat “ruim één op tien allochtone jongeren zich regelmatig persoonlijk gediscrimineerd voelen; meer dan de helft zich af en toe persoonlijk gediscrimineerd voelt en ongeveer één op drie zegt zich nooit persoonlijk gediscrimineerd te voelen”. Het zou nuttig zijn zulke studies op verschillende momenten en op Europees niveau te laten plaatsvinden om op die manier Europese landen met elkaar te vergelijken en lange termijnperspectieven te kunnen opstellen. 9 Er is ook effectief sprake van marginalisatie van migranten met een moslimachtergrond. Dit komt doorgaans neer op socio-economische discriminatie (Cesari (2006), p.17). De basis hiervan zou eerder te wijten zijn aan de klassensituatie dan aan religie. Religie en discriminatie kunnen aan de andere kant ook met elkaar interageren en leiden tot de vorming van een onderklasse. 8
Stefanie Corens - Islamitisch gefundeerde radicalisering - MENARG Working paper n° 4 – Januari 2008
5
slachtoffer en onderdrukker. Dit kan de aanleiding geven tot het verrichten van acties en wreedheden ten opzichte van de zogenaamde onderdrukker (Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 252-253, 274277; Zemni (2006), p. 199-200). Deze mensen wenden zich dus af van de Europese maatschappij, wat het fundament kan vormen van de delegitimering van het democratisch bestel. Coolsaet en Struye de Swielande ((2007), p. 10-14) bemerken ook dat structurele tendensen op het globale niveau bijdragen tot de versterking van het proces van radicalisering. Het einde van de Koude Oorlog, de stroomversnelling van de globalisering, de teloorgang van de grote verhalen en de opkomst van het postindustrieel tijdperk hebben op een relatief korte tijd heel wat maatschappelijke veranderingen met zich meegebracht (Coolsaet & Struye de Swielande (2007), p. 10-14; Coolsaet (2005)A, p. 16). Dit heeft vooral een impact gehad op het dagelijks leven en de wereldpolitiek. Deze snel evoluerende structurele tendensen hebben tot gevolg gehad dat vele mensen de grip op vertrouwde steunpilaren voor de vorming van de eigen identiteit voelden wegglijden. Als reactie hierop zouden sommigen zich vastklampen aan een identiteitspolitiek rond religie, ethiek en cultuur (Coolsaet & Struye de Swielande (2007), p. 10-14, 19, 24). Coolsaet en Struye de Swielande noemen dit de Global Zeitgeist. De onderliggende factoren die hier de basis van vormen zijn het zich verloren voelen in de wereld en de aversie ten aanzien van een onevenwichtige samenleving. Het eerste aspect werkt polarisatie in de hand terwijl het tweede aspect radicalisering stimuleert. Volgens deze logica, hebben de meeste religies wereldwijd, waaronder ook de islam, te maken met een toename in vroomheid en radicalisering. Daarom zouden neofundamentalistische stromingen 10 zich 10 Het islamitische neofundamentalisme of de salafiyya is een relatief nieuw conservatief gedachtegoed dat ervan uitgaat dat de islam niet verbonden is aan een territorium, maar overal en altijd uitgeoefend dient te worden in het dagelijks leven van de gelovigen (Zemni (2006), p. 196-199). Deze ideologie is doordrenkt met de idee van zonde en is gekant tegen elke vorm van vernieuwing. Dit kan verklaard worden vanuit de perceptie dat de heilige geschriften louter letterlijk opgevat dienen te worden waardoor het dus noodzakelijk is, zich vast te klampen aan puriteinse regels (Slootman & Tillie (2006), p. 102; Zemni (2006), p. 196-199; Wiktorowicz (2005), p. 2-3).
genoodzaakt voelen de eigen religie en sociale orde te beschermen. Een mogelijke reactie hierop is dat ze zich gaan indijken tegenover moderne ontwikkelingen en de invloed van de Westerse hegemonie (Ruthven (2006), p. 14, 392). Europa blijkt echter niet vatbaar te zijn voor de Global Zeitgeist met haar tendens tot radicalisering en toename in vroomheid (Coolsaet & Struye de Swielande (2007), p. 10-14, 19, 24). Haar migrantengemeenschappen met een moslimachtergrond en verschillende andere moslimgemeenschappen wereldwijd blijken hier wel aan te participeren. Bovendien zouden deze gemeenschappen, omwille van een toevallige samenloop van omstandigheden, het gevoel hebben dat er bij de moslims een sterke graad van marginalisatie, vernedering en ongelijkheid heerst. Dit alles maakt dat er tussen de moslims op mondiaal niveau een sterke solidariteit is kunnen ontstaan in combinatie met een voedingsbodem voor radicalisering (Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 252-253, 274-277, Zemni (2006), p. 199-200; Coolsaet & Struye de Swielande (2007), p. 19-24). Mensen die participeren aan de jihad, geraken ervan overtuigd dat zij strijden als een soort mondiale emancipatiebeweging ten dienste van de moslimgemeenschap of umma (Coolsaet & Struye de Swielande (2007), p. 24; de Swaan (2006), p. 11). Zo ontwikkelen ze een utopisch doel om naar te streven en een gevoel van eigenwaarde en samenhorigheid.
3. Ideologische legitimering De psycho-sociale eigenschappen en omstandigheden die ertoe leiden dat mensen zich minder onderdeel gaan voelen van de samenleving waarin ze vertoeven, is uiteindelijk maar één facet binnen het radicaliseringsproces. De toename in wantrouwen ten aanzien van het bestuurlijk apparaat kan tot gevolg hebben dat mensen zich gaan terugplooien op een bepaalde groep binnen de maatschappij (Slootman & Tillie (2006), p. 24). Hierbinnen wordt een rationeel ideologisch discours opgesteld dat de individuele ontevredenheid collectiviseert, het gepercipieerde probleem in kaart brengt, de verantwoordelijken en schuldigen aanduidt en een oplossing biedt ten aanzien van de problemen die zich zouden voordoen (Wiktorowicz in Horrocks (2006), p. 25-26). Elke religie,
Stefanie Corens - Islamitisch gefundeerde radicalisering - MENARG Working paper n° 4 – Januari 2008
6
geloofssysteem of ideologie zou hier de basis van kunnen vormen. Wat betreft de radicalisering van migranten in Europa met een moslimachtergrond, wordt er meestal gegrepen naar een interpretatie van de islam 11 als ideologische basis. Vermits het christendom als religie van de machtigen wordt beschouwd en de linkse ideologieën teloor zijn gegaan, bleek het jihadisme als religieus fundament van het verzet haast de enige mogelijkheid te zijn om als ideologische basis te dienen (Coolsaet & Struye de Swielande (2007), p. 19-24). Bovendien wordt deze toevlucht naar het jihadisme versterkt door het etiket van “moslim” dat de migranten door de omringende samenleving wordt opgekleefd. Dit heeft er namelijk voor gezorgd dat Europese migranten met een moslimachtergrond dit etiket zelf zijn gaan toeëigenen als middel van identificatie. Ook extremisten hebben zich hierop gericht om het vervolgens te gebruiken als radicale ideologische basis. Deze basis werd vervolgens sterk vereenvoudigd en omgebouwd tot een in hun ogen legitiem middel om onrechtvaardigheid tegen te gaan. De problematiek van het extremisme en radicalisering binnen zulke bewegingen ligt niet zozeer bij de religie zelf maar bij de politiek die de religie overdetermineert (Çiğdem, (2006), p. 157). Op zich is het zeer logisch je politieke inzet te baseren op religieuze geschriften vermits hierin talloze normen en waarden geformuleerd worden die je als basis kan gebruiken voor het beleid (Fuller (2004) p. 1-2). Het gaat echter de verkeerde kant op wanneer een godsdienstig geschrift letterlijk en figuurlijk heilig wordt en tot op de letter wordt opgevolgd om tot een beleid te komen. Indien we ons specifiek focussen op het proces van radicalisering vanuit een islamitische ideologie, komt dit inhoudelijk en praktisch neer op het voeren van een jihad vanuit het salafisme. Zoals reeds vermeld, betreft het algemene doel van de jihad het streven en strijden naar het pad van Allah om het geloof en de sociale orde te beschermen en in stand te houden (Bakker (2007), p. 1; Euben 11 Doorgaans wordt de islam voorgesteld als een hechte eenheid (Diepvents (2001), p. 7). Dit is noch op religieus/ideologisch vlak, noch op politiek vlak de werkelijkheid. De islam werd, net zoals ongeveer elke religie, geïnterpreteerd en toegepast in zeer verschillende contexten. Al deze interpretaties beweren de “beste” of de “ware” te zijn.
(2002), p.12-22; al-Amiri in Heck (2004), p. 105106). Hierin komt het element van een zich bedreigd voelende groep naar voren, wat eveneens aan bod komt in islamitisch neofundamentalistische ideologieën. De gevoeligheid voor bedreiging is een prominente factor in de opbouw van een ideologie. Het kan immers een groep aanzetten tot identificatie en trouw ten aanzien van de eigen groep (Brewer (1999), p. 442). Dit kan dan weer een stimulans zijn andere groepen met minachting en vijandigheid te percipiëren 12 . Deze ideologische tendens wordt door een aantal sociaal-psychologen de ingroupoutgroup theorie genoemd (Crips & Hall (2005), p. 1435-1437; Hodson & Kunovich (1999), p. 646-648; Knipscheer & Kleber (2006), p. 108-110). Deze visie kan verder radicaliseren tot het benaderen van andere groepen in de maatschappij of de maatschappij zelf als onbetrouwbaar, agressief, wreed en zelfs boosaardig of onmenselijk (Van der Dennen (2005), p. 3-4). Indien we deze redenering verder trekken, komen we uit bij een dichotoom wereldbeeld waarbij de vijand verpersoonlijkt wordt met het kwaad dat enkel door de eigen groep bestreden kan worden. Vanuit het morele criterium “goed” versus “kwaad” wordt er bijgevolg vanuit gegaan dat God in deze strijd aan hun kant zou staan. Volgens de moderne ideologische betekenis van de jihad is deze strijd een manier om het geloof in Allah te bewijzen (Zemni (2006), p. 193-194). Het geweld dat hierbij gebruikt wordt ten opzichte van mensen die niet tot die selecte groep van gelovigen behoren, wordt op deze manier deugdzaam en eervol (Van der Dennen (2005), p. 3-4). De opofferingen die daarbij gemaakt worden, zoals het martelaarsschap 13 , overstijgt het individuele leven Er worden pas contrasterende kenmerken aan de andere groep toegeschreven indien de identificatie binnen de eigen groep hoog is en de relatie tussen de zogenaamde ingroup en outgroup gepercipieerd wordt als met elkaar in conflict zijnde (Riketta (2005), p. 100). Indien er maar aan één van de twee condities voldaan wordt, zal het contrast met de outgroup verzwakt worden of zullen de toegeschreven kenmerken met de ingroup en de outgroup overeenkomstig zijn. 13 Het martelaarschap of zelfmoordterrorisme wordt door Ganor gedefinieerd als een “operationele methode waarbij de feitelijke aanvalsdaad afhankelijk is van de dood van de dader13” (Weinberg, Pedahzur & CanettiNisim (2003), p. 139). De werking van deze operationele methode bestaat erin dat draagbare explosieven, die aan het lichaam van de martelaar bevestigd zijn, geactiveerd worden. Tevens kunnen deze explosieven ingepland 12
Stefanie Corens - Islamitisch gefundeerde radicalisering - MENARG Working paper n° 4 – Januari 2008
7
vermits de verwezenlijking van Gods plan als een ultiem doel wordt beschouwd (Arendt in Euben, (2002), p. 9). Vermits de samenleving “nog niet” gerealiseerd werd naar Gods plan, bestaan er bij heel wat moslims gevoelens van ongenoegen welke een stimulans kunnen zijn voor het gebruik van geweld. Het martelaarschap beschikt daarenboven over een sociaal en een heiligmakend aspect (Strenski (2003), p. 4-5, 20-23). Het omvat eerst een vooral een sociale aspect vermits deze daad een sociale handeling is die berust op zowel persoonlijke (geloofs)motivaties als de erkenning van Allah en de groep waarin een martelaar vertoeft. Het heiligmakend aspect zit verscholen in de symboliek van de opoffering. Een offer dient men namelijk te percipiëren als een soort geschenk dat tijdens het proces waarin het gegeven wordt, vernietigd wordt. Tijdens dit proces wordt het geschenk heilig gemaakt vanuit de logica dat iets wat vernield of opgeofferd wordt, in principe tot Allah behoort en dus heilig is. Geschenken zijn trouwens relationeel wat maakt dat de persoon die een geschenk ontvangt, iets in ruil dient terug te geven. Indien we deze symboliek toepassen op het martelaarschap, mogen we het offer van een mensenleven in ideologische termen begrijpen als een heilig geschenk van de martelaar en zijn gemeenschap voor Allah. Men hoopt hierbij dat Allah hen, vanuit het principe van wederkerigheid, beloont met de realisering of het in leven houden van de (imaginaire) umma of moslimgemeenschap (Strenski (2003), p. 19-20, 26-27). Ook de martelaar haalt hier indirect voordeel uit (Crenshaw (1990), p. 7-8). Door zijn opoffering vergroot hij namelijk de kans dat de umma versterkt of in leven geroepen worden in een voertuig dat door een martelaar bestuurd wordt en tot ontploffing wordt gebracht. Op die manier wordt de martelaar als het ware een tikkende tijdbom met als doel zoveel mogelijk slachtoffers te maken en schade toe te brengen (Weinberg, Pedahzur & Canetti-Nisim (2003), p. 139; Stern (2004), p. 66-70, 79-80). Het martelaarschap, als wapen, heeft als voordeel niet enkel vernieling en slachtoffers te veroorzaken, maar tevens een niet te onderschatte psychologische impact te hebben bij de vijand (Weinberg, Pedahzur & CanettiNisim (2003), p. 141). Aan een doorsnee shahid (of martelaar van het geloof) hoeft men bovendien slechts een minimum aan training en materiaal te investeren, aangezien hij hoofdzakelijk geloof en moed nodig heeft om een zelfmoordaanslagen te plegen (Pellicani (2004), p. 44).
wordt. Dit is een gemeenschappelijk doel, wat niemand op individuele wijze kan bereiken. Vanuit deze collectieve rational choice redenering 14 , wordt het groepsvoordeel gekoppeld aan het individuele voordeel waardoor het free rider principe 15 uitgeschakeld wordt. De jihad en het martelaarsschap worden vanuit deze ideologische logica rationele en moreel gerechtvaardigde strategieën.
4. Sociale beïnvloeding Hoewel mensen zich niet (volledig) laten determineren door hun omgeving, mag men de impact van sociale beïnvloeding bij radicaliseringsprocessen ook niet miskennen. Hieronder worden vooreerst de algemene tendensen van sociale beïnvloeding besproken, vervolgens wordt er dieper ingegaan op de meer specifieke vormen ervan. 4.1 Algemene tendensen van sociale beïnvloeding Indien we sociale beïnvloeding vergelijken met ideologische beïnvloeding blijkt dat sociale bindingen zelfs voorafgaan aan ideologische bindingen (CIEM in Coolsaet & Struye de Swielande (2007), p. 16). Zo kan geconcludeerd worden uit het grootschalig onderzoek van Sageman ((2004)B) dat achtenzestig procent van de respondenten toetrad tot een radicaal islamitisch netwerk als vriendengroep of reeds over vrienden beschikten alvorens men toetrad tot dit netwerk. Een bijkomende twintig procent beschikte reeds over familieleden binnen het radicaal islamitisch netwerk, waarin ze later zelf zouden toetreden. Deze relaties kunnen, via wederzijdse sociale en emotionele steun, het proces van radicalisering versnellen. Tevens zouden sociale groepen elkaar aanzetten een nieuw geloof en identiteit aan te nemen, wat De rational choice redenering gaat ervan uit dat menselijk gedrag gericht is op eigenbelang (Euben (2002), p. 7-8, 31). Dit eigenbelang wordt nagestreefd door rationeel te handelen, wat op zich in functie staat van het bereiken van een gewenst doel. Rationeel gedrag wordt opgevat als het handelen in functie van of het realiseren van gewenste doelen, waardoor de gerealiseerde doelen als rationeel worden beschouwd. 15 Free rider = “A person who takes advantage of a public good, or other collectively funded benefit, while avoiding any personal costs, or evading personal contributions to collective funding” (Marshall 1998, p. 239). 14
Stefanie Corens - Islamitisch gefundeerde radicalisering - MENARG Working paper n° 4 – Januari 2008
8
ook een sterke invloed radicaliseringsprocessen.
kan
hebben
op
De beïnvloeding binnen familiale en vriendschappelijke groepjes kan zich op een spontane of een doelbewuste manier voltrekken (Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 262-264). Binnen zulke groepen kunnen echter verschillende varianten van elkaar onderscheiden worden. Zo hebben we de egalitaire groep welke bestaat uit vrienden die elkaar reeds van vroeger kennen en samen op zoek gaan naar zichzelf via het zich verdiepen in het geloof. Een tweede variant is de georganiseerde groep met leiding. Het betreft hier leesclubjes van jongeren die zich verder willen ontwikkelen in de islam. Aan het hoofd van zulke groepen staat een leider die veel aanzien geniet omwille van zijn reeds gevorderde kennis van het geloof. De geloofwaardigheid van het gezag van zulk een leider speelt een bijzondere rol in de overtuiging van een activist om zich al dan niet aan te sluiten tot een bepaalde groep (Nasiri (2006), p. 215-218; Wiktorowicz (2005), p. 2). Het belang zit hem in de gave van de leider om zijn visie over de islam goed te verwoorden en over te brengen. Daarenboven hebben zijn persoonlijkheid en sociale kwaliteiten een prominente rol op de beslissingen van de leden 16 . Tot slot kunnen we nog een derde en laatste groep bemerken, namelijk de virtuele groep (Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 262-164). De mensen binnen deze groepen gebruiken communicatiemiddelen om te behoren tot een globaal virtueel netwerk met een charismatisch leider. Binnen elk van deze drie groepen kan er zich bovendien een proces van groupthink voordoen waarbij alternatieve mogelijkheden worden uitgeschakeld ten voordele van de unanimiteit binnen de eigen groep (Meertens et al. in Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 268). Via de reeds vermelde ingroup-outgroup categoriseringsprocessen zullen daarenboven overeenkomsten binnen de eigen groep benadrukt worden en verschillen met anderen overdreven worden (Boen & Vanbeselaere in Pattyn & Wouters Toch moet er op gewezen worden dat de evaluatie van de leider niet in een sociaal vacuüm verloopt (Nasiri (2006), p. 215-218; Wiktorowicz (2005), p. 2). Elke groep is betrokken in een wedijver met andere radicale en zelfs gematigde organisaties om dezelfde kandidaten naar zich toe te trekken. 16
(2002), p. 221-223). Indien de eigen groep op de voorgrond wordt geplaatst, reduceert men alzo de sociale en ideologische invloed van andere maatschappelijke groepen (Post (1990), p. 33; Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 266-267; Nasiri (2006), p. 185-188). Hierdoor krijgt de dominante groep invloed op elk aspect van de morele oordeelsvorming. Dit kan ertoe leiden dat men binnen zulk een groep geneigd is de werkelijkheid te vereenvoudigen en iedereen, die het niet eens is met de simplistische visie uit zijn of haar groepering, gaat demoniseren (Coolsaet (2005)B, p. 17-18). Op die manier sluiten de leden van zulke groepen zich stapsgewijs uit van de sociale contacten die ze buiten de dominante groep hebben (Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 266-267). Zo geraken ze sociaal geïsoleerd of bouwen ze psychologische muren om zich heen waardoor ze na verloop van tijd een geheim dubbelleven gaan leiden. In relatie tot andere groepen kan er bovendien een vroomheidscompetitie ontstaan waardoor de verschillende groepen elkaar aansporen in hun fundamentalistische en/of radicale uitingen. De nieuwe relaties die alzo opgebouwd worden, mogen opgevat worden als beïnvloedingsfactoren die omwille van hun sociale kant aantrekkelijk lijken om zich erdoor te laten leiden. Men mag namelijk niet vergeten dat intieme groeperingen een gevoel van eigenwaarde en samenhorigheid bieden waarnaar iedere mens verlangt (de Swaan (2006), p. 11). Iedereen gaat immers op zoek naar richtingsaanwijzers en kiest het pad dat hem of haar het beste lijkt. 4.2 Rekrutering Rekrutering is in zekere zin het uitspelen van de sociale beïnvloeding op individuen die zich reeds aangesproken voel(d)en voor radicale boodschappen (Djavann (2003), p. 40-41) 17 . Rekruteurs trachten hierbij de meest geschikte kandidaten te vinden door te peilen naar hun vatbaarheid voor islamitisch extremisme en specifieke eigenschappen zoals het bezit van 17 Hoewel het Europese radicaliseringsproces op gang kan komen onder invloed van een ronselaar en/of elkaar opjuttende leeftijdsgenoten, blijkt het ontstaan en het verloop ervan in de meeste gevallen het gevolg te zijn van zelfradicalisering en zelfrekrutering (Van Leeuwen (2005), p. 86; Ismail & Bakker in Coolsaet & Struye de Swielande (2007), p. 16).
Stefanie Corens - Islamitisch gefundeerde radicalisering - MENARG Working paper n° 4 – Januari 2008
9
reisdocumenten, technische kennis en verblijfvergunningen (Van Leeuwen (2005), p. 87, 90). De bedoeling van de rekruteurs is het opbouwen van een vertrouwensrelatie om alzo de potentiële rekruten te scheiden van de sociale relaties die ze hebben met mensen buiten de radicale groepering (AIVD (2004)A, p.2; Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 41). Dit stelt hen in staat de rekruten sterker te laten onderdompelen in de radicale leer van de islam. Ondertussen tracht men op hen in te spelen met sociaal-emotionele aspecten zoals het geven van emotionele steun, het bieden van een wij-gevoel en het aanreiken van een levensdoel om naar te streven (Khosrokhavar (2004), p. 32). Daar waar er verwacht wordt potentiële volgelingen aan te treffen, vinden de wervingsactiviteiten plaats. Binnen de Europese context, gaat het hier om moskeeën (en de daaraan verbonden sociale, culturele en educatieve centra), gevangenissen en het internet. De moskee lijkt voor de hand te liggen als wervingsterrein voor radicale rekruten vermits dit de plaats bij uitstek is waar moslimgelovigen samenkomen (Van Leeuwen (2005), p. 90). Veel moskeebesturen en imams, zelfs bepaalde radicale, verwerpen echter principieel het islamitistisch terrorisme en proberen om die reden rekruteurs uit hun gebedsplaatsen te weren (Van Leeuwen (2005), p. 90). In uitzonderlijke gevallen vindt rekrutering toch plaats in moskeeën. Dit komt voor indien gelijkgestemden in het moskeebestuur zitten en de imam bereid is tot samenwerken. Soms, maar in zeer beperkte mate, vervult de imam zelfs de functie van ronselaar 18 . Hierdoor krijgen die bepaalde islamitische gebedsplaatsen een zekere reputatie (AIVD, (2004)A, p.2; Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 41). Moslimjongeren die zich aangesproken voelen door de radicale boodschap in de moskee, vinden op die manier dikwijls zelf hun weg naar de rekruteurs. Uit de aanwezige geïnteresseerden tracht men vervolgens een aantal “geschikte” rekruten te selecteren, om deze 18 Een voorbeeld van een beruchte imam die de taak op zich nam van ronselaar-rekruteur was de jihadi-veteraan Abu Hamza (Van Leeuwen (2005), p. 87). Deze man verkondigde geruime tijd haatdragende en radicale boodschappen in de Londense Finsbury Park Moskee. Hierdoor inspireerde de man verscheidene volgelingen tot radicale activiteiten.
tenslotte te overtuigen zich aan te sluiten bij de jihad. Corbin en Van Leeuwen (Corbin (2002), p. 119-120; Van Leeuwen (2005), p. 91) zijn echter van mening dat de moskee, als plaats van rekrutering, aan belang heeft moeten inboeten. Dit zou te wijten zijn aan het politieke en publieke bewustzijn in West-Europa, van de gevaren van islamitische extremisme en radicalisering. Een meer verborgen manier van ronselen zou in opmars zijn. Deze verdoken manier van rekrutering zou nog steeds plaatsvinden in de buurt van de Europese moskeeën (Corbin (2002), p. 119-120). Het eerste contact wordt hierbij vastgelegd door middel van informele gesprekken tussen de ronselaars en moslimjongeren die zich in een moskee of in de buurt van een moskee bevinden (AIVD (2004)A, p.2; Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 41). Geleidelijk aan wordt er overgestapt naar religieuze en politieke debatten. De rekruteur legt in zijn gesprekken met de jongeren vooral de nadruk op het moslim-zijn, de verbondenheid die er tussen alle moslims in de wereld zou moeten zijn en de problemen waarmee moslims in Europa te kampen hebben. De uiteindelijke indoctrinatie en opleiding tot het jihadisme gebeurt vooral in de privé-sfeer zoals huiskamers, achterkamers of afgehuurde zaaltjes 19 . Ook de gevangenis blijkt een geschikt wervingsterrein te zijn (Khosrohavar (2004), p. 32; Zemni (2006), p. 195-196: Van Leeuwen (2005), p. 91). De gevangenen worden enkel op individuele basis gerekruteerd (Zemni (2006), p. 195-196). De potentiële wervingsdoelgroep zijn moslims die meestal weinig of niet religieus en soms zelfs niet
19 Malika is een zestienjarig meisje dat contact heeft gehad met de Nederlandse radicaal-islamitische Hofstadgroep (Groen & Kranenberg (2005, 17 september), De Volkskrant, p. 8; De Cock (2006, 10 maart, De Standaard, p. 16). Zij is een thuiswegloper die even getrouwd was met een van de leden van de Hofstadgroep, Nouredine el F.. Door middel van gewelddadige filmpjes, beeldmateriaal over het martelaarschap en teksten uit de koran, bereidde hij haar voor op een martelaarsdood. Haar familie bleef heel die tijd in het ongewisse en nam contact op met de politie. Uiteindelijk lukte het de familie om hun dochter terug voor zich te winnen. Na maanden echter durfde Malika het aan om over te gaan tot bekentenissen aan de politie over haar radicalisering bij de Hofstadgroep.
Stefanie Corens - Islamitisch gefundeerde radicalisering - MENARG Working paper n° 4 – Januari 2008
10
eens praktiserend zijn 20 . De gevangenis als leefomgeving vormt een mooie biotoop om volledig te breken met het verleden. Op dit aspect wordt dan ook sterk ingewerkt door de jihadi-rekruteurs (Khosrokhavar (2004), p. 32, Van Leeuwen (2005), p. 87). Volgens Van Leeuwen ((2005), p. 92) gaat het hier vooral om gevangenisimams die als rekruteurs optreden, veroordeelde gevangen die zich ontpoppen als extremistische “sjeik” en/of externe rekruteurs. Zij proberen gevangenen om te praten door hen dat aan te bieden wat ze het meest missen, namelijk: praktische steun, een wij-gevoel dat de eenzaamheid verdrijft en uiteraard een levensdoel (Khosrokhavar (2004), p. 32). De gevangenisrekruteurs richten zich vooral op de nieuwe gevangenen, die gedesoriënteerd zijn. De rekruteurs beschikken hier over het voordeel tijd te hebben om hun eigen levensstijl en ideologie aan te praten bij de potentiële rekruut. Een laatste plaats waar er rekrutering kan plaatsvinden, is het internet. Dit wordt echter besproken in het volgende deelhoofdstuk (mediabeïnvloeding).
4.3 Mediabeïnvloeding Ook mediaboodschappen mogen in zekere zin opgevat worden als pseudo-sociale beïnvloedingsmiddelen. De media kunnen namelijk spanningen op nationaal en mondiaal niveau dichotoom voorstellen (Vertigans & Sutton (2001), p. 3-4; Atran (2006), p. 136). Van nature zijn mensen geneigd deze beelden en boodschappen te vertalen in functie van hun eigen voordelen en denkbeelden (Vertigans & Sutton (2001), p. 3-4). Dit maakt dat de media de gelegenheid bieden mensen verder te laten radicaliseren. Het medium waar dit het meest uitgesproken naar voren komt, is het internet (AIVD (2005), p. 37; Bakker in Erkul (2005, 9 juli), De Morgen, p. 4). Het blijkt immers veel sneller te zijn, is anoniem en er hoeft geen vertrouwensband gekweekt te worden (Bakker in Erkul (2005, 9 juli), De Morgen, p. 4). Het internet als één van de gewichtigste doorgeefluiken van radicale en extremistische beïnvloeding, kan op twee manieren tot uiting komen (AIVD (2004)B, p. 43-44; AIVD (2005), p. 37; Bakker in Erkul (2005, 9 20
Zie de bekeerling/wedergeborene in hoofdstuk 1.
juli), De Morgen, p. 4). Enerzijds kan het, via forums en chatboxen, een persuasief middel zijn om islamitische jongeren op zowel een directe als indirecte manier te sturen (AIVD (2004)B, p. 43-44; Van Leeuwen (2005), p. 92). Anderzijds biedt het internet mogelijkheden voor reeds geradicaliseerde jongeren om zichzelf en anderen steeds meer te infecteren met radicaal islamitisch ideeëngoed (AIVD (2004)B, p. 43-44). Bij de tweede wijze is er geen sprake van een tussenpersoon maar van het internet zelf als centrale actor in het loodsen van moslimjongeren naar gevorderde vormen van radicalisering. De personen die hierdoor gevorderde stappen zetten in hun radicaliseringsproces zijn de zogenaamde zelfontbranders. Het internet fungeert echter niet enkel als ideologische inspiratiebron en katalysator tot netwerkvorming. Het blijkt tevens een soort van kennisbron te zijn waarin geweldmiddelen en jihadistische strijdmethoden geëxpliceerd worden. De digitale handboeken die hier aangeboden worden zijn gericht op het verschaffen van informatie over het onopvallend voorbereiden van aanslagen in het buitenland, het vervaardigen van geïmproviseerde explosieven en het organiseren/faciliteren van reisroutes (AIVD (2006), p. 50-51). De methodieken die hierin worden beschreven zijn doorgaans sterk gebaseerd en soms zelfs overgenomen uit handboeken voor inlichtingendiensten of uit militaire instructieboeken.
5. Een trigger event De opstap naar radicalisering gebeurt evenwel vaak omwille van een trigger event (Coolsaet & Struye de Swielande (2007), p. 4, 15). Het betreft hier een (persoonlijke) gebeurtenis die maakt dat individuen een stap dichter gaan zetten richting het radicaliseringsproces. Meestal gaat het dan om de dood van iemand die zeer dierbaar was, het bekeken hebben van gruweldaden die aan de eigen groep werden toegebracht, het plotseling zonder werk vallen, het niet afmaken van de eigen scholing, enz (Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 248-249, 265). In zo’n situatie kan men dus het gevoel krijgen vastgelopen te zijn in het leven. Zulk een persoon bevindt zich in een overgangsfase en zoekt wanhopig naar een zingevingsbodem om zich opnieuw in te nestelen. Vaak komt het erop neer dat
Stefanie Corens - Islamitisch gefundeerde radicalisering - MENARG Working paper n° 4 – Januari 2008
11
men een knoop moet doorhakken, maar niet weet hoe hieraan te beginnen. Op zulke momenten kan een religieus gefundeerde radicale ideologie een toevlucht zijn. Zulke omstandigheden kunnen er bovendien toe leiden dat men meer vatbaar wordt voor sociale beïnvloeding. Europese radicalen spelen in op deze gevoelens van verwarring om mensen voor zich te winnen (Coolsaet (2004)B, p. 526-529; Djavann (2003), p. 40-41, 45-48).
6. Drie dimensies van radicalisering Een laatste aspect betreffende het proces van radicalisering, zijn haar religieuze, sociaal-culturele en politiek-activistische dimensies (Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 17, 241). De religieuze dimensie stelt, in de naam van God, de legitimiteit van het bestaande politieke systeem in vraag. Het religieuze aspect ervan berust op een orthodoxe islamitische geloofsinvulling. Deze invulling wordt als enige waarheid en superieur beschouwd boven alle andere invullingen. Men is hierbij van mening dat de legitimiteit van het bestuur uitsluitend hersteld kan worden door haar politiek te richten op de traditioneel religieuze normen en waarden die uit de letterlijke vertaling van de koran gehaald kunnen worden. Bij de sociaal-culturele dimensie wordt er gefocust op het sociaal gebeuren. Het gebrek aan bevestiging, een identiteitsproblematiek en een generatiekloof, kan een negatieve impact hebben op de relatie met de familie. Hierdoor gaan sommigen op zoek naar mensen die zich in een gelijkaardige situatie bevinden. Via sociale contacten met reeds geradicaliseerde personen, komen enkele onder hen in aanraking met radicaal gedachtegoed. Het zijn net die sociale contacten die het voor een individu aantrekkelijk maken om in een radicale groep te blijven. Deze nieuwe sociale relaties geeft het individu immers geborgenheid en groepsbinding. Binnen zulke sociale netwerken ontstaan vervolgens alternatieve normen, waarden en symbolen. Dit heeft tot het gevolg dat een alternatieve subcultuur gevormd en bijhorend gedrag gecreëerd worden. Tot slot hebben we ook nog een politiek-activistische dimensie. Deze bestaat uit een set van opvattingen waarmee de chaos in de wereld omschreven wordt. De chaos zou veelal te wijten zijn aan het onrecht, deprivatie, marginalisatie en discriminatie welke de moslims aangedaan wordt. Vanuit gevoelens van
broederlijke solidariteit, rechtvaardigheid of wraak neemt men het hierbij op voor de onderdrukte moslims. Tevens tracht men een zekere superioriteit ten aanzien van de onderdrukkers aan te tonen. Vanuit een bepaalde perceptie zou men hen en hun strijd zelfs anti-imperialistisch kunnen noemen. We moeten evenwel stellen dat er niemand is die zuiver één van de voorgaande dimensies volgt (Buijs, Demant & Hamdy (2006), p. 17, 241). Het is eerder zo dat elke religieuze radicaal al deze drie dimensies in zich heeft, maar de maat waarin hij ze heeft verschillend is. Bij de politieke activist en de cultureel gedreven radicalist geldt hetzelde. “De politieke activist gaat ook waarde hechten aan het groepsaspect; de religieus gedrevene beseft het belang van de andere dimensies en de jonge radicaal die vooral verbondenheid zocht, leert van alles over politiek en religieuze thema’s (Buijs, Demant , Hamdy, 2006, p.241)”. Doorgaans start dit hele proces met de ontwikkeling van een culturele dimensie. Omwille van de vervreemding ten aanzien van de samenleving komt er een tegencultuur tot stand. Het gaat hier om gedeelde gewoonten, gebruiken, muzikale voorkeuren, taalgebruik, seksuele ethiek enz... Deze tegencultuur kan een opstapje vormen om over te gaan tot de formulering en nastreving van politieke denkbeelden. Toch mogen we deze trend niet veralgemenen. Sommige moslimjongeren vertrekken vanuit de politieke visie dat de islam en de islamitische sociale orde in gevaar zou komen te staan en bijgevolg beschermd dient te worden. Pas later worden deze politieke idealen getransponeerd naar een eigen tegenculturele dimensie. Nog andere moslims beginnen vanuit een religieuze orthodoxie die in een volgende fase omgezet wordt in een religieus gefundeerde subcultuur. Voor velen blijkt deze vorm van radicalisering voldoende te zijn. Een kleine minderheid echter, gebruikt de voorgaande dimensies van radicalisering als opstapje naar een politieke jihad. Hieruit blijkt dat deze verschillende dimensies van radicalisering elkaar vanuit verschillende combinaties kunnen beïnvloeden.
7. Besluit en discussie Wanneer jonge moslims radicaliseren heeft dit doorgaans te maken met tal van aspecten die op één of andere manier met elkaar verbonden zijn. De
Stefanie Corens - Islamitisch gefundeerde radicalisering - MENARG Working paper n° 4 – Januari 2008
12
complexe puzzel van radicalisering staat namelijk in relatie tot psycho-sociale eigenschappen, maatschappelijke omstandigheden op zowel lokaal als globaal niveau, een ideologisch kader waarin individuele ontevredenheid gecollectiviseerd en strategieën gelegitimeerd worden, spontane en doelbewuste sociale beïnvloeding, een trigger event die een extra aanzet richting radicalisering stimuleert en uiteindelijk de dimensies van radicalisering die elkaar vanuit verschillende combinaties kunnen beïnvloeden. Het is echter wetenschappelijk zeer moeilijk na te gaan in hoeverre deze factoren doorwegen op het hedendaagse proces van radicalisering. Ten eerste bestaat er heel wat ambiguïteit aangaande de beïnvloedingskracht van de afzonderlijke factoren. Dit wil zeggen dat het zeer moeilijk na te gaan is welke factoren, die in dit artikel werden aangehaald als meest invloedrijke elementen in het radicaliseringsproces, het meest dit proces beïnvloeden. Ten tweede kunnen deze factoren, vanuit verschillende zienswijzen, een cumulatief effect hebben. De combinaties die hierbij gevormd worden, kunnen elk een verschillende beïnvloedingskracht hebben op het proces. Bovendien is niet iedereen even vatbaar voor drijfveren en omstandigheden die tot (gevorderde fasen van) radicalisering leiden. Het zou trouwens een vergissing zijn om geradicaliseerde personen te bekijken als slachtoffers. Indien men dit doet, worden de drijfveren van de geradicaliseerden zelf genegeerd. Deze mensen grijpen naar radicale ideologieën en acties omdat zij dit zelf willen. Met andere woorden, ondanks beïnvloedingsfactoren en ronselaars, rekruteren mensen ook in zekere zin hun eigen rekruteurs. Om al deze beschreven ambiguïteiten en hiaten weg te werken is er nood aan meer theoretisch en vooral praktisch wetenschappelijk onderzoek aangaande radicaliseringsprocessen. Met deze paper werd een poging ondernomen om, alvast op theoretisch vlak, meer inzicht te bieden in deze ingewikkelde materie. Het betreft hier immers niet enkel een kennisprobleem, maar ook een maatschappelijk probleem. Zulke radicaliseringsprocessen zouden namelijk niet enkel de jihadistische dreiging op korte termijn verhogen, maar kunnen op lange termijn ook de onderlinge solidariteit in onze maatschappij
ondermijnen 21 . De opgedane inzichten kunnen bijdragen tot het beter inschatten en aanpakken van zowel maatschappelijke als veiligheidsproblemen aangaande radicalisering. Daarbij is het belangrijk dat men extremisten benadert als gewone, psychisch gezonde mensen die zich niet thuis voelen in de maatschappij waarin zij leven. Zij zijn immers op zoek naar een betere wereld en bereid veel op te offeren om de door hen voorgeschreven utopische leefgemeenschap te realiseren.
De Nederlandse inlichtingendienst deelt diezelfde mening (AIVD (2007), p. 1). 21
Stefanie Corens - Islamitisch gefundeerde radicalisering - MENARG Working paper n° 4 – Januari 2008
13
Bibliografie Boeken en verzamelwerken : -Aarts, P., Keulen, J. (2001), Islam, de woede en het westen, Amsterdam, Bulaaq, 191p. -Bakker, E. (2007), Jihadi terrorists in Europa: their characteristics and the circumstances in which they joined the jihad: an exploratory study., Den Haag, Netherlands Institute of International Relations Clingendael, 76p. -Buijs, F.J., Demant, F., Hamdy, A., (2006), Strijders ven eigen bodem. Radicale en democratische moslims in Nederland., Amsterdam, University Press, 303p. -Coolsaet, R. (2007), Jihadi Terrorism and the Radicalisation Challenge in Europe., London, Ashgate Publishing Group, 202p. - Coolsaet, R., Struye de Swielande, T. (2007), Epilogue: Zeitgeist and (de)radicalisation. In Coolsaet, R. (Ed.), Jihadi Terrorism and the Radicalisation Challenge in Europe., London, Ashgate Publishing Group -Corbin, J. (2002), Al-Qaeda: het terreurnetwerk van Osama bin Laden., Antwerpen, Manteau, 285p. -De Swaan, A, (2006), De botsing der beschavingen en de strijd der geslachten., Utrecht, Forum, 40p. -Djavann, C. (2004), Que pense Allah de L’Europe?, Parijs, Gallimard, 96p. -Gibb, H.A.R., Kramers, J.H. (1986), The Encyclopedia of Islam., Leiden, E.J. Brill, vollume 1-12 -Horrocks J. (2006), Moderate Islam – A Contradiction in Terms or a Political Force for the 21st Century – St. Andrews, Centre for the Study of Terrorism and Political Violence, 98p. -Khosrokhavar, F. (2004), L’islam dans les prisons., Paris, Editions Balland, 285p. -Laqueur, W. (1978), Terrorisme., Baarn, In den Toren, 278p. -Nasiri, O.(2006), In het hart van Al-Qaida. Mijn leven als spion., Amsterdam, Balans, 415p. -Nielsen, J. (2004), Muslims in Western Europe., Edingburg, University Press, 195p. -Pattyn, B., Wouters, J. (2002), Schokgolven. Terrorisme en fundamentalisme., Leuven, Davidsfonds, 303p. -Phalet, K., van Lotringen, C., Entzinger, H. (2000), Islam in de multiculturele samenleving. Opvattingen van jongeren in Rotterdam., Utrecht, European
Research Centre on migration and Ethnic Realtions, 195p. -Reich, W. (1990), Origins of terrorism. Psychologies, Theologies, States of Mind., Cambridge, Cambridge University Press, 289p. -Crenshaw, M. (1990), The logic of terrorism: Terrorist behavior as a product of strategic choice. In W. Reich (Ed.), Origins of terrorism. Psychologies, Theologies, States of Mind., Cambridge University Press, (p. 7-24) -Post, J.M. (1990), Terrorist psycho-logic: Terrorist behavior as a product of psychological forces. In W. Reich (Ed.), Origins of terrorism. Psychologies, Theologies, States of Mind., Cambridge University Press, (p. 25-37) -Roy, O. (2003), De globalisering van de islam., Amsterdam, Van Gennep, 215p. -Ruthven, M.. (2006), Fundamentalisme. Zoektocht naar de betekenis van een woord., Amsterdam, Ambo, 188p. -Sageman, M. (2004), Understanding Terror Networks., Philadelphia, Univ.Penn.Press, 232p. -Stern, J. (2004), Terreur in de naam van God, waarom religieuze extremisten doden., Utrecht, Spectrum/Manteau, 384p. -Zemni, S., (2006), Politieke islam, 9/11 en jihad., Leuven, Acco, 227p.
Websites : -AIVD, (2004)A, Notitie Remkes over jihadrekruten in Nederland., 10/03/04, on line www.aivd.nl gelezen op 22/02/07 -AIVD, (2004)B, Van dawa tot jihad. De diverse dreigingen van de radicale islam tegen de democratische rechtsorde., 29/12/04. on line www.aivd.nl gelezen op 14/01/07 -AIVD, (2005), Jaarverslag 2004., Den Haag, AIVD, 28/04/05, on line www.aivd.nl gelezen op 04/03/07 -Cesari, J. (2006), Moslims in Western Europe: Why is the Term Islamophobia More a Predicament Than An Explanation?, Report to the European Commission, on line http://www.euroislam.info/PDFs/ChallengeProjectReport.pdf%204.pdf gelezen op 16/06/07
Stefanie Corens - Islamitisch gefundeerde radicalisering - MENARG Working paper n° 4 – Januari 2008
14
-Cogen, M. (2005), Huntington: 12 jaar Later., on line www.mil.be/rdc/vieuwdoc.asp?LAN=nl&FILE=doc&I D=192 -Coolsaet, R. (2005)A, Het islamitische terrorisme. Percepties wieden en kweekvijvers dreggen., on line www.rikcoolsaet.be/ - 3k gelezen op 06/03/07 -De Schrijver, M., A. (2005), “De Islam” in het Vlaamse Intellectuele debat sinds 11 september 2001., on line www.flwi.ugent.be/cie/deschryver/index.htm gelezen op 7/12/06 -Fuller, G.,E. (2004), WRR Lecture 2004: Lecture Graham E. Fuller., on line http://wcms.wrr.nl/bestandupload/ WCMS_wr/speech%20Fuller%20compleet.pdf gelezen op 4/12/O6 -International Crisis Group (2005), Understanding Islamism., on line www.crisisgroup.org gelezen op 06/11/06 -Leiken, R.S. (2004), Baerers of Global Jihad? Immigration and National Security after 9/11., on line gelezen op 07/07/07 http://www.nixoncenter.org/publications/monograph s/Leiken_Bearers_of_Global_Jihad.pdf -Slootman, M., Tillie, J. (2006), Processen van radicalisering. Waarom sommige Amsterdamse moslims radicaal worden., on line www.uva.nl/objectid=073C8BC9-9F55-4D479AB6FA75BE05C730/templated=D37C1DE1-AF6B491C955257D970D5E728– 24k gelezen op 06/11/06 -van der Dennen, J., M., G. (2005), Theorieën over het ontstaan van oorlogen … Het frustratieagressie-displacement syndroom., on line rechten.eldoc.ub.rug.nl/FILES/departments/Algeme en/overigepublicaties/2005enouder/AO/AO.pdf gelezen op 30/01/07 -Vertigans, S., Sutton, P.(2001), “Back to the Future: ‘Islamic Terrorism’ and Interpretations of Past and Present”., on line www.socresonline.org.uk/6/3/vertigans.html gelezen op 08/11/06
Wetenschappelijke artikels: -Atran, S. (2006) The Moral Logic and Growth of Suicide Terrorism., The Washington Quarterly, 29(2), p. 127-147 -Ayoob, M. (2004), Political Islam: Image and Reality, World Policy Journal, Fall, 1-14 -Brewer, M., B. (1999), The Psychology of Prejudice: Ingroup or Outgroup Hate?, Journal of Social Issues, 55(3), 429-444 -Butro, T. (2006), Terrorism Redefeined, Peace Review: A journal of Social Justice., 18(1), 145-159 -Calhoun, L. (2002), The Terrorist’s Tacit Message, Peace Review: A journal of Social Justice., 14(1), 85-91 -Çiğdem, A. (2006), On “Islamic Terrorism”. A Reply to Pellicani., Telos, 134(1), 161-167 -Coolsaet, R. (2004)B, Al-Qaeda tussen mythen en werkelijkheid., Internationale Spectator, LVIII (11), 523-530 -Coolsaet, R. (2005)B, Radicalisation and Europe’s counter-terrorism strategy., The Transatlantic Dialogue on Terrorism – CSIS/Clingendael, The Hague, -Diepvents, P.(2001), Bang van Bin Laden., IPISdossier, 131, 7 -Euben, R.,L. (2002), Killing (for) Politics: Jihad, Martyrdom, and Political Action., Political Theorie, 30(1), 4-35 -Hall, N., R., Crisp, R., J. (2005), Considering Multiple Criteria For Social Categorization Can Reduce Intergroup Bias., Personality and Social Bulletin, 31 (10), 1435-1441 -Heck, P.L., (2004), Jihad Revisited., Journal of Religious Ethics, 32(1), 95-128 -Kathib, L. (2003), Communicating Islamic Fundamentalism as Global Citizenship., Journal of Communication Inquiry, 27(4), 389-409 -Knipscheer, J., Kleber R. (2004), Psychologie en de multiculturele samenleving., 22(2), Migrantenstudies, 22(2), 108-110 -Kunovich, R.,M., Hodson, R. (1999), Conflict, Religious Identity, and Ethic Intolerance in Croatia., Social Forces, 78(2), 643-674 -Pellicani, l. (2004), Islamic Terrorism., Telos, 38(3), 35-51 -Riketta, M. (2005), Cognitive differentiation between self, ingroup and outgroup: The roles of
Stefanie Corens - Islamitisch gefundeerde radicalisering - MENARG Working paper n° 4 – Januari 2008
15
identitification and perceived intergroup conflict., European Journal of Social Psychology, 35 (7), 97106 -Strenski, I. (2003) Sacrifice, Gift and the Social Logic of Muslim ‘Human Bombers’., Terrorism and Political Violence, 15(3), 1-34 -Van Leeuwen, M. (2005), Ronselen in Europa voor de Heilige Oorlog., Justitiële verkenningen, 31(2), 84-94 - Weinberg, L., Pedahzur A., Canetti-Nisim D. (2003) The Sociale and Religious Characteristics of Suicide Bombers and Their Victims., Terrorism and Political Violence, 15(3), 139-153 -Weyns, W. (1999), Identiteit als ideologie., Streven, 66(11), 1013-1016 -Wiktorowicz, Q, Kaltner, J.(2003), Killing in the Name of Islam: Al-Quaeda’s Justitfication for September 11., Middle East Policy, 10(2), 76-92
Krantenartikels: -De Cock, J. (2006, 10 maart), Hofstadgroep hoort vandaag vonnis, De Standaard, p.16 -De Coninck, D. (2004, 6 november), Na 9/11 kwam dus 11/2, De Morgen, p.17 -Erkul, A. (2005, 9 juli), Politiediensten vrezen dat daders van aanslagen Britten van allochtone afkomst zijn, p.4 -Erkul, A. (2005, 24 december), De aanslagen van 7 juli 2005: het onderzoek, De Morgen, p.17 -Erkul, A. (2007, 4 juli), Andere terroristen met een diploma, De Morgen, p.19 -Groen & Kranenberg (2005, 17 september), Of het jonge bruidje zich even wilde opblazen, De Volkskrant, p.8 -Laville, S. (2007, 14 juli), De kleine Taliban van Londen, De Standaard, p. 28 -Pieters, R. (2004, 13 november), In kaart gebracht: de organisatie, De Morgen, p.16 -Somers, S. (2004, 6 november), Moordenaar van Theo van Gogh liet brieven achter met doodsbedreigingen aan andere prominente Nederlanders, De Morgen, p.12
www.flwi.ugent.be/cie/ - 15k gelezen op 11/11/06 -Kaplan, R.D., (2005), Aan de grenzen van het Amerikaanse imperium., Utrecht, Het Spectrum, 445p. -Meijer, R. (2005), Taking the Islamist Movement Seriuosly: Social Movement Theory and the Islamist Movement., International Review of Social History, 50(1), 279-291 -Sivan, E. (1997), Why Radical Muslims Aren’t Taking over Governments., on line www.meforum.org/pf.php?id=369 gelezen op 14/11/06 -’t Hart, H. et al. (2003), Onderzoeksmethoden., Amsterdam, Boom, 379p. -Van Slooten, P. (2005), Dispelling Myths About Islam and Jihad., Peace Review: A Journal of Social Justice, 17(2), p.289-294 -Vranckx, R., van den Eynde, W., Vranken, I. (2005), CANVAS/Panorama: Jihad in België? on line www.tvvisie.be/?pagina=nieuwsbericht&rubrieknr=9&berich t=10510 gelezen op 07/03/07
Gelezen maar niet geraadpleegde literatuur: -Bowen, J.R. (2004), Beyond Migration: Islam as a Transnational Public Space., Journal of Ethnic and Migration Studies, 30(5), 879-894 -De Ley, H. (2006), Religie en politiek., on line Stefanie Corens - Islamitisch gefundeerde radicalisering - MENARG Working paper n° 4 – Januari 2008
16