Fruitsoort
Wanneer snoeien?
Abrikoos
Vóór half september, direct na de pluk en/of direct na de bloei
Appel
Jonge bomen: januari t/m eind maart. Oude bomen: juli t/m eind augustus
Kers
Vóór half september, direct na de oogst
Peer
Jonge bomen: januari t/m eind maart. Oude bomen: mei t/m eind augustus
Perzik
Net voor en na de bloei
Pruim
Vóór half september, direct na de pluk en/of direct na de bloei (eind april en mei)
Periode
Wat snoeien?
Gehele jaar
Dode en uitgebroken takken verwijderen. Snoei nooit bij nat weer. Snoei zieke takken weg van appel. Dun zonodig de kroon van appel- en perenbomen
Voorjaar
uit door hele takken weg te nemen zodat er voldoende licht en lucht komt. Perziken en abrikozen kunnen vlak voor de knoppen uit komen al beperkt gesnoeid worden (snoei ze zo min mogelijk).
Vroege zomer (voor de langste dag)
Nijp regelmatig waterloten weg die op de takken om hoog komen. Vruchten groeien namelijk aan kortloten en die laten we zo veel mogelijk zitten.
Zomer (na de
De beste tijd voor vormsnoei aan jonge bomen en voor verdere onderhoudsnoei aan
langste dag)
volgroeide bomen. Verwijder hele takken en laat geen stompjes zitten.
Vroege herfst Late herfst
De beste tijd voor snoei steenvruchten. Snoei pruimen- en kersenbomen, direct na de pluk. Notenbomen kunnen nu ook gesnoeid worden. Vermijd zo veel mogelijk om te snoeien, kort hoogstens bij het planten van een jonge boom enkele takken in. Sterke en gezonde appel- en perenbomen hebben weinig nadeel van wintersnoei. Als er geen blad aan de boom zit, is de kroonstructuur beter te overzien en er is geen
Winter
bladafval bij het opruimen. Wel bestaat er bij strenge vorst het gevaar van vorstschade. Blijf van pruimenbomen af.
Eind van de winter
Als de knoppen gaan schuiven, is het een prima tijd voor onderhoudssnoei aan weinig vitale en aan minder gezonde (kankervrije) oude peren/ en appelbomen. Ook druiven moeten gesnoeid worden, snoeit men later, dan gaan ze te veel bloeden.
Op YouTube zijn een aantal goede instructie video’s beschikbaar: • •
https://youtu.be/09cUtULZgAs https://youtu.be/FEEFmUR4CXE
Op welke plek moet er gesnoeid worden • • •
Zorg voor een scherpe snede, een te ruwe snede zorgt voor slechte wondheling en geeft meer kans op besmetting en rotten van de wond. Snoei dicht bij een knop. Snoei nooit naar de knop toe maar van de knop af.
Op het rechter plaatje van de gesnoeide tak is de juiste snoeiwijze toegepast.
Sporen De bloesem en het fruit vormt zich bij de appel en de peer aan sporen, die eruit zien als korte gedrongen takjes die sterk vertakken (foto van sporen van een appelboom). Vaak zijn de bloemknoppen al in aanleg korter en dikker. Op korte twijgjes op de gesteltakken vormen zich vanzelf sporen. Om de vorming van sporen te bevorderen kun je krachtige twijgen op de gesteltak insnoeien tot er 4 of 5 ogen overblijven. Uit de bovenste ogen zullen nieuwe scheuten groeien, bij de onderste worden vaak bloemknoppen aangelegd. Het jaar daarop snoei je het gedeelte boven de bloemknoppen af. Enkele soorten pitvruchten dragen de vruchtknoppen aan het einde van de twijgen. Ook steenvruchten vormen de vruchten aan de twijgen. Bij deze soorten is het dus van belang om veel twijgen over te houden. De snoei is bij deze soorten gericht op ruimte in de kroon en verjonging van gesteltakken. Struik- en Spilvorm De struikvorm is in ons land veruit de meest aangeplante vorm. De fruitteler kiest hiervoor om zijn rijke vruchtdracht en het gemak bij het oogsten. Vruchtstruiken moeten een gespreide en open kroon hebben die niet altijd een hoofdtak hoeft te hebben. Aan een stuk of zes gesteltakken heeft de boom voldoende. Zorg dat de kroon zo open is,
dat zon en wind er goed door kunnen. Iedere winter snoei je de meeste twijgen weg, en bij een oudere boom dunt en verjong je de sporen. Een spil is een struikvorm met een doorgaande stam tot ongeveer 2 meter, waaraan je korte horizontaal of afhangende takken laat zitten. Als de jonge twijgen te veel omhoog groeien, buig je ze af met een touwtje. Zorg dat de bovenste takken korter zijn dan de onderste. Halfstam De halfstam is in feite gewoon een struik op ongeveer 1 meter stam. Wat het snoeien betreft kun je hem dan ook gelijk behandelen. De voordelen van een half stam zijn dat je geplaatst in gras er beter omheen kunt met maaien. Ook hebben ze wat meer een boomachtig karakter, wat in de tuin mooier uit kan komen. Het nadeel is dat de vruchten ook een meter hoger in de boom zitten. Geleide vormen Snoeren, spalieren, waaiers en bogen zij de meest voorkomende vormen waarin fruit geleid wordt, maar er zijn veel vormen mogelijk. Soorten als perzik en abrikoos worden vaak als waaier langs een muur gekweekt, omdat ze door de geboden beschutting beter rijpen. Appel en peren spalieren kunnen ook prima als vrijstaande haag in de tuin worden geplant. Het vormen van de gesteltakken moet geleidelijk gebeuren en gaat veel langer door dan bij een vrije vorm. Het kweken van vruchthout gaat zoals beschreven onder het kopje sporen eerder op deze pagina er boven om een mooie piramidale kroonvorm te krijgen.
Woordenlijst Eindknop: Het bovenste meest centrale groeipunt. Gesteltak: Takken waarop het vruchthout staat/groeit. Internodium: Stuk stengel tussen twee opeenvolgende knopen. Koptak: Tak die in het midden zit/groeit. Kortloten: Dit korte takjes met veel bloemknoppen en weinig groeiknoppen, ook wel bloesemhout genoemd. Snoei deze nooit weg!
Bloemen en bloemknoppen op kortloten, links peer en rechts appel Langloten: Dit zijn lange, eenjarige takken, die ontstaan door sterke groei van de vruchtboom. Langloten zijn lange twijgen met een steeds toenemende lengtegroei. Leifruit: Fruit dat geleidt wordt langs stokken, draden of een muur. Nijpen: Een zachte scheut snoeien door de groeipunt eruit te snijden of met de vingers eruit te knijpen. Pitvruchten: Een pitvrucht is een vrucht waarvan de pit in het binnenste van de vrucht in een klokhuis zit, zoals bij de appel en de peer. In de pit zit het eigenlijke zaad. Scheut: Zie twijg. Snoeiwond: Wond veroorzaakt door het snoeien. Het duurt ongeveer 3 dagen voordat er zich een isolatielaag rond de snoeiwond gevormd
heeft. Dit is niet mogelijk bij vorst wat zogenaamde winterbomen oplevert met wonden die niet goed genezen. Spalier: Een snoeivorm waarbij men uit één verticale hoofdtak of stam een of meer paren zijtakken in tegengestelde richting in een plat vlak laat groeien. Spoor: Een langzaam groeiend takkenstelsel dat groepen bloemknoppen draagt. Steenvruchten: Een steenvrucht is een vrucht waarvan de binnenwand uit een stenige wand bestaat. Bijvoorbeeld de stenige wand van een kersenpit, pruimenpit, sinaasappelpit, walnoot, olijf of die van de bramenpitjes. In de pit (de "steen") zit het eigenlijke zaad. Toppen: Het weghalen van de top zodat alleen de zijhoofdtakken overblijven. Tuiltje: Kortloot met bloemknop. Twijg: Een nog niet verhouten stengel die maximaal een seizoen oud is, ook wel scheut genoemd. Vruchtdunning: Het wegnemen van een teveel aan vruchten. Bij het dunnen is het erg belangrijk dat het steeltje van de vrucht aan de tak blijft zitten, zo voorkomt men dat er aan de basis een wond ontstaat waardoor de overige vruchten alsnog af gestoten worden. Dit in tegenstelling met de pluk van rijp fruit, daar moet juist de steel aan de vrucht blijven zitten. Uitgebreide omschrijving: http://www.fruitpluktuin.nl/fruit/Verzorging/vruchtdunning Waterlot: Na een flinke wintersnoei ontstaat in de boom vaak een ontwikkeling van jonge, stijl en snel groeiende scheuten (waterlot) Dit kan al in augustus worden weggesnoeid, om de kroon open te houden. Meer begrippen: http://dier-en-natuur.infonu.nl/bloemen-en-planten/2648-begrippenlijst-voor-hetsnoeien-van-planten.html
Type knoppen A Vruchtbeurs B Meerjarig vruchtspoor C Sporenkrans D Bladknop (Spitse knoppen) E Hoofdknop (Bloemknop) met 2 neven- of bijknoppen. F Slapende knop
Scheuttypen A Waterlot B Houtscheut (e = eindknop) C Gesnoeide houtscheut (k = knoppen, i = internodium*) D Tuiltje E Vruchtspoor
*= stuk stengel tussen twee opeenvolgende
knopen