Donderdag 24 maart 2016 Witte Donderdag Avondmaal
Voorganger: ds. Carolien Cornelissen Organist: dhr. Edward Maatjes Dienstdoende koster: zr. Sandra van Slooten Lector: zr. Ida Wassenaar
Op weg naar Jeruzalem: Brood voor onderweg Orgelspel – gevolgd door een moment van stilte
++++++++++++++++++ SAMENROEPEN Welkom Aansteken van de kaarsen Zingen: lied 253:1 De zon daalt in de zee (staande) Bemoediging Zingen: lied 253: 2, 3 De zon daalt in de zee (hierna gaat de gemeente zitten)
Stilte en gebed Zingen: lied 560 Hij ging de weg zo eenzaam
HOREN Eerste bijbellezing: Johannes 13: 1-15 Zingen: lied 998 Je hebt je vrienden toen bijeengeroepen Tweede bijbellezing: Openbaring 19:9-10 Zingen: lied 992 Wat vraagt de Heer nog meer van ons Overweging
Stilte Orgelspel
DELEN Avondmaalsviering Zingen: lied 1014: 1, 3, 5 Geef vrede door van hand tot hand Vredesgroet: We geven de vredesgroet in vier windstreken, aan degene voor u en achter u, links en rechts van u. Zo gaat onze vredesgroet van hand tot hand. Duiding, Gebed Nodiging Delen Lofzegging Voorganger: Allen:
Dan zal de vrede van God, die alle verstand te boven gaat, uw hart en uw gedachten in Christus Jezus bewaren. Amen
Orgelspel Gebeden (voorbeden / stil gebed / Onze Vader, tekst te vinden voorin het liedboek) Zingen: 791: 1, 2, 5, 6 Liefde, eenmaal uitgesproken (staande) Uitzending en zegenbede Gezongen Amen
Orgelspel +++++++++++++++
Agenda: Volgende dienst: Goede Vrijdag 25 maart 19.30 uur. Dit betreft een meditatieve dienst rondom het lijdensverhaal, de dienst is voorbereid door de Commissie Vieringen. Zondag 27 maart 2016, Eerste Paasdag is de voorganger ds. Anneke v.d. Zijpp. De paasdienst wordt voorafgegaan door het paasontbijt. Aanvang 9.00 uur. De intekenlijst voor het paasontbijt ligt op de tafel in de hal. De dienst zelf begint om 10.00 uur.
De collecte in de hal komt ten goede aan Villa Vrede.
Inleiding Witte Donderdag 24-03-2016 Utrecht
Deze week staan we stil bij het lijden van Jezus. In zijn lijden wordt het lijden van de wereld voelbaar. Lijden dat afgelopen dinsdag weer zo dichtbij kwam door de aanslagen in Brussel. Bij het nieuws van deze terreurdaden voelde ik machteloze woede in mijzelf opkomen en vredelievendheid uit mij wegsijpelen, omdat ik zo graag snelle en duidelijke antwoorden zou willen hebben. ’s Avonds op TV een debat met verschillende deskundigen onder wie een moslim. Het ging uitgebreid over veiligheidsmaatregelen, inlichtingendiensten, dreigingsniveaus. Uiteindelijk kwam ook de moslim aan het woord. Hij trapte niet in het frame van wij tegen zij. Hij zei: ‘Ons huis staat in brand. We zijn allemaal bewoners van dit huis, welke kleur of religie we ook hebben. Iedereen die dat kan, pakt een emmer water om te blussen.’ Ik vond het mooi hoe hij dat verwoordde. IS wil ons laten geloven dat het een strijd is tussen oost en west, tussen DE islam en HET christendom. En dat zij DE islam zijn. Ja, IS is een vorm van islam, maar niet DE islam. Hun strijd is niet een strijd van moslims tegen christenen. Hun strijd is gericht tegen onze gezamenlijke wereld, ons huis. Moslims en christenen, hindoes, boeddhisten, niet-gelovigen: wij wonen samen in één huis. IS steekt ons huis in brand. Laten wij samen blussen. Onze emmertjes lijken misschien klein, maar ze zijn gevuld met liefde en vrede, saamhorigheid en verbondenheid. Alleen zo kunnen we de brand gezamenlijk blussen. In deze dienst gaat het over liefde en vrede, over eenheid en verbondenheid. Wij vieren die eenheid in eigen kring, maar in gedachten en gebeden zijn wij met allen die lijden onder terreur en geweld.
Overweging: Utrecht 24-03-16 Witte Donderdag. Op weg naar Jeruzalem: Brood voor onderweg Joh 13:1-15, Op 19:9-10
Zusters en broeders, De weg naar Jeruzalem was lang, de wegen stoffig. Moe en niet meer zo fris zijn we in de grote stad aangekomen. Bijna Pasen, we zijn nog net op tijd. De wegen van ons leven zijn eveneens lang en stoffig. Ooit op een dag zeiden we ‘ja’; ja tegen Jezus. We besloten om hem te volgen op zijn weg van vrede. De doop voor velen van ons het uiterlijk teken van deze beslissing. Water over ons heen als symbool dat we ons oude leven wilden afwassen en een nieuw levenspad zouden volgen. Vol goede moed gingen we op weg. Maar, zoals we de afgelopen weken zagen, het is niet altijd gemakkelijk de juiste weg te vinden. We stonden voor tweesprongen, zelfs drie-, vier- of zevensprongen. Wat is dan de ‘juiste’ weg? Dan raakten we de weg kwijt. Liepen in een kringetje rond. Zaten moedeloos langs de kant van de weg, onszelf vervloekend dat we ooit op weg waren gegaan. Iemand kwam naast ons zitten, sloeg een arm om onze schouder, sprak ons moed in, en dan gingen we weer. Het leven gaat nu eenmaal door, dus moet je verder. Hier lopen we dan door de straten en stegen van de stad. De voeten bemodderd, de kleren bestoft. Hongerig en dorstig; het water uit onze veldfles al op, de laatste korsten brood naar binnen gewerkt. Waar kunnen we bijtanken? Waar is de bron waaruit we kunnen putten om weer gelaafd de weg van het leven aan te kunnen?
We zien een deur openstaan, gaan binnen. Hier staat een gedekte tafel. Schalen brood, bekers met wijn die smaakt naar het Koninkrijk van God. Maar alles nog bedekt met witte doeken. Alles schoon en zuiver. Hoe anders dan wij, die bestoft en besmeurd binnen komen. Mogen wij zo wel aan deze tafel aanschuiven? Jezus en zijn leerlingen hebben ook een lange reis achter de rug. Ze gingen op weg naar Jeruzalem om daar het joodse Paasfeest te vieren. Een maaltijd waarop de bevrijding van de Israëlieten uit slavenland Egypte wordt gevierd. Een verbond met God om te leven als zijn volk; belofte om zijn wegen te gaan. Ooit hadden de leerlingen ‘ja’ tegen Jezus gezegd. Ze wilden hem volgen op zijn wegen. Zouden ze van te voren de consequenties van hun keuze hebben overzien? Daar zitten ze dan. Een feestmaal is het, maar op de een of ander manier lijkt er een schaduw over te hangen. Zouden de leerlingen daar weet van gehad hebben? Zouden ze zich die vreemde woorden van Jezus hebben herinnerd, over dat hij zou moeten lijden, sterven? Of zouden ze onbekommerd hebben gegeten en gekletst? Ze eten, ze drinken. Ze proeven de smaak van het Koninkrijk van God. Ze ruiken de geur van bevrijd leven. Dan, tijdens de maaltijd, staat Jezus opeens op. Hij legt zijn bovenkleed af en slaat een linnen doek om. Hij neemt een kom water en begint de voeten van de leerlingen te wassen. Slavenwerk is het, voetenwassen. Maar hij doet het met liefde. Zoals je met liefde je zieke kind of partner verschoont, als die zich heeft ondergespuugd. Maar Petrus wil niet. Jezus zíjn voeten wassen? Dat nooit! Jezus is zijn heer en meester. Het is goed als hij, Petrus, Jezus mag dienen. Maar omgekeerd? Dat wil hij niet. De verhoudingen moeten blijven kloppen.
Het is niet altijd gemakkelijk om te aanvaarden dat iemand jou dient, voor jou zorgt. We willen graag onafhankelijk zijn. Zo hebben we dat van jongsaf geleerd: ‘zelf doen!’ Maar dan komt er een moment, door ziekte, handicap, ouderdom, dat dat niet meer gaat. Hoe moeilijk is het niet om dat te erkennen, om je onafhankelijkheid, deels, los te laten, en een ander jou voor jou te laten zorgen, je te dienen. Zeker wanneer het gaat om een ouder – kind relatie. Wanneer je als kind dagelijkse zorg moet geven aan je ouders, dan is het of rollen worden omgedraaid. Net zoals tussen Petrus en Jezus. Hoe moeilijk is het niet om nog een stap verder te gaan, om thuiszorg of verpleeghuiszorg te accepteren. Niet alleen voor de oudere of zieke zelf, maar ook voor diens omgeving. Wanneer kun je aanvaarden dat de beste zorg die je je partner, moeder, vader of andere dierbare kunt geven, de zorg is die ánderen, professionals, kunnen geven? Een ander dienen, dat willen we meestal wel, maar ons láten dienen? Dat is een levenskunst. Zo ervaart ook Petrus dat. Hij wil zijn meester Jezus dienen. Dat zijn de normale verhoudingen. Hij kan niet accepteren dat de rollen omgedraaid worden. Dat is voor hem de wereld op zijn kop. Jezus antwoordt: ‘Als ik je voeten niet mag wassen, kun je niet bij mij horen.’ Nou, dan wil Petrus ook helemaal gewassen worden. Het is álles of niets, voor hem. Maar zo zit het niet in elkaar. We gaan de weg van Jezus. We zijn gewassen, gedoopt, aan het begin van de weg. Schoon en fris, gewassen kleren, gewassen haren. Dan gaan we op weg. Iedereen die leeft, weet dat je niet de hele tijd schoon kunt blijven. Eén onhandige beweging en er zit een koffievlek op je pas gestreken overhemd. Ik liep nog geen drie weken met mijn mooie lange zwarte domineesjas en er zat al
een winkelhaak in: aan een doorn van een rozenstruik blijven hangen. Vijf minuten over het strand en je schoenen zitten vol zand. Waar gehakt wordt, vallen spaanders. Waar geleefd wordt, komen vlekken. Letterlijke vlekken, maar ook figuurlijke. Verkeerde woorden die je zegt, waarvoor je later wel je tong zou willen afbijten. Verkeerde keuzes die je maakt, waardoor je een ander verdriet doet; misschien jezelf ook wel. Dilemma’s waarvoor je komt te staan; kiezen tussen twee kwaden. Je laat een ander in de kou laat staan. Met opzet, of uit onoplettendheid. Soms sla je goedgemutst een weg in, maar blijkt die bij nader inzien toch verkeerd uit te pakken. Je belandt in een doornbos, hoe kom je daar weer uit? Niet zonder kleerscheuren. We raken besmeurd, gewond en gebutst in het leven. Zo gaat dat. Onze vlekken en kleerscheuren laten in ieder geval wel zien dat we geleefd hebben. Het is als met de rimpels in ons gezicht. Ze ontstaan doordat we ons gezicht bewegen. We lachen, we huilen, we fronsen, kijken boos of blij. Al die bewegingen laten vouwtjes na in onze huid, die door de jaren heen steeds diepere rimpels worden. De rimpels zijn de getuigen van onze emoties, van het leven dat we hebben geleid. Eigenlijk zouden we ze niet moeten wegsmeren, maar moeten koesteren. Zo gaan we door het leven. Onvermijdelijk maken we vuile handen, vuile voeten. Daarom is het goed om geregeld even halt te houden. We gaan zitten met elkaar. Kijken terug op de weg die we tot nu toe zijn gegaan. Wat ging goed, wat kon beter. Waar zijn dingen misgegaan. Wat zouden we willen rechtzetten. Waar heb jij een ander onrecht gedaan? Waar heeft een ander jou gekwetst? Kun je het met elkaar goed maken? Kun je elkaar vergeven, elkaar de voeten wassen, zodat je elkaar weer recht in de ogen kunt kijken? Jezus wast de voeten van zijn leerlingen. Hij weet dat ze mensen zijn. Hij weet dat ze vuile voeten hebben gemaakt. Met liefde wast hij hun de voeten,
vergeeft hij hun misstappen. Hij weet dat ze hierna ook weer mis zullen stappen. Dan is hij zelf er niet meer om hun de voeten te wassen. Daarom geeft hij hun de opdracht om dit voor elkaar te doen, in navolging van hem. Durf elkaar te dienen, durf door elkaar gediend te worden. Vergeef elkaar misstappen, besef dat jij ook misstappen maakt, je bent immers allemaal mensen. Probeer met elkaar op goede voet te blijven in Jezus’ naam. Doe dat alles uit liefde voor Jezus, uit liefde voor elkaar. Heb je naaste lief, want hij is een mens, net als jij. Maaltijd Hij heeft ons aangekeken. De een na de ander. Telkens bleven zijn ogen even hangen op elk van onze gezichten. En zoals wij iedere trek rond zijn mond, elke rimpel om zijn ogen kenden, zo kende hij die van ons. We kennen elkaar al zo lang. Maar hij keek verder. Dieper dan de oppervlakte reikte zijn blik en elk van ons was alleen met zijn gedachten. Wat denkt hij? Hoe zou hij me noemen? “Dwaas”, “verrader”, “lafaard”, “zwakkeling”, “mislukking”? En toen hij de ronde met zijn blik gedaan had, ontkende hij de namen die wij onszelf in zijn ogen gegeven hadden niet. Maar voluit, royaal gemeend zei hij: “Ik hou van je”. En nu ik me dit herinner zou ik het een avond lang, een leven lang willen herhalen: Ik hou van je. Ik hou van je. Om het uiteindelijk te kunnen geloven. (Uit: Intercity bestemming Pasen, Raad van Kerken Nederland, 2006)
Amen
Vredesgroet bij de Maaltijd van de Heer Hier zitten we dan, bestoft en bemodderd. Vuile voeten, vuile handen gemaakt. Maar we zitten hier wel samen, bij een gedekte tafel. Hier is brood voor onderweg en wijn van het Koninkrijk, voedsel en drank om de weg van het leven weer aan te kunnen. Laten we elkaar in de ogen zien, zoals Christus ons aanziet, en elkaar de hand reiken als teken van vrede, als teken van vergeving. Vuile voeten worden gewassen, vuile handen afgewist. Ik nodig u uit om uw vredesgroet te geven aan degene voor u en achter u, links en rechts van u. Zo groeten we naar alle windstreken. Zo gaat onze vredesgroet van hand tot hand.