Invoering variabelenormvergoeding heeft invloed op verslaggeving instellingen in langdurige zorg Tot voor kort was de vergoeding voor kapitaallasten gegarandeerd door het Ministerie van VWS. Met ingang van 2012 geldt een variabelenormvergoeding per cliënt per dag. Deze wijziging brengt veel risico’s met zich mee. Reden voor PwC om te onderzoeken hoe in 2011 verslag is gedaan over deze nieuwe kapitaallastenrisico’s in de jaarrekeningen van instellingen in de langdurige zorg. Inge Oudhuis - vaktechnisch bureau (National Office), Assurance
1. Gegarandeerde vergoeding kapitaallasten vervangen door variabelenormvergoeding Medio 2011 is de gegarandeerde vergoeding voor kapitaallasten in de langdurige zorg vervangen door een systeem van een variabele-normvergoeding per cliënt per dag (de zogenaamde normatieve huisvestingscomponent). Dit is een van de laatste stappen in de richting van een volledige prestatiegerichte bekostiging van de AWBZ-sector. Deze ingrijpende wijziging brengt nieuwe risico’s voor de instellingen met zich mee en heeft onder meer gevolgen voor de verwerking en waardering van vaste activa in de jaarrekening 2011. Balans instelling langdurige zorg bestaat vooral uit materiële vaste activa Instellingen in de langdurige zorg zijn kapitaalintensieve ondernemingen. Veel patiënten in de langdurige zorg worden ‘intramuraal’ gehuisvest: zij verblijven
28
Spotlight Jaargang 20 - 2013 uitgave 1
voor langere tijd bij de zorginstelling ‘in huis’. Een belangrijk deel van de balans van een zorginstelling in de langdurige zorg bestaat daarom uit materiële vaste
activa (vooral grond, gebouwen, inrichting gebouwen). Deze worden meestal grotendeels gefinancierd met langlopend vreemd vermogen. Zie figuur 1.
Figuur 1. Balans ‘verpleging, verzorging en thuiszorg’-sector (VVT) en balans gehandicaptenzorgsector (GHZ) (alleen geselecteerde instellingen) Gemiddelde balansverhouding geselecteerde VVT-instellingen Materiële vaste activa
74%
Vermogen
24%
Overige activa
26%
Langlopende schulden
50%
Kortlopende schulden
26%
Balanstotaal
100%
Balanstotaal
100%
Gemiddelde balansverhouding geselecteerde GHZ-instellingen Materiële vaste activa
82%
Vermogen
23%
Overige activa
18%
Langlopende schulden
44%
Kortlopende schulden
33%
Balanstotaal
100%
Balanstotaal
100%
Kapitaallasten niet langer gegarandeerd vergoed De vergoeding voor kapitaallasten van instellingen in de langdurige zorg bedraagt ongeveer € 2,6 miljard per jaar. Dit is 11% van de totale kosten van het Ministerie van VWS voor de langdurige zorg. Onder kapitaallasten verstaan we de rente en afschrijvingskosten van investeringen in gebouwen en grond. Zowel in eigendom- als huursituaties is sprake van kapitaallasten. Tot voor kort was de vergoeding voor afschrijvingskosten, huurkosten en rentelasten van via de WTZi en WMG gefinancierde vergunningsplichtige vaste activa gegarandeerd door het Ministerie van VWS. De enige voorwaarde hiervoor was het aanvragen en verkrijgen van een vergunning van het College Bouw Zorginstellingen. Zorginstellingen liepen daarom geen risico over het terugverdienen van deze kosten. Overige vaste activa werden niet op nacalculatiebasis vergoed. Dit bekostigingssysteem van op basis van nacalculatie vergoeden van vooraf goedgekeurde investeringen is nu verlaten en omgezet naar vergoeding van een variabele-normvergoeding per klant per dag (de normatieve huisvestingscomponent, als onderdeel van de integrale tarieven voor de zorgzwaartepakketten).
Overgangsperiode: 2012 - 2017 Om de risico’s van de overgang naar de nieuwe bekostigingssystematiek enigszins te verzachten en instellingen in staat te stellen hun vastgoedbeleid aan te passen aan de nieuwe regelgeving geldt een overgangsregeling. De overgangsregeling loopt van 2012 tot en met 2017. In deze periode wordt het verschil tussen de oude en de nieuwe bekostigingssystematiek stapsgewijs in de budgetten van de instellingen verwerkt.
Instellingen dragen nu zelf lusten en lasten van investeringsbeslissingen Aan de nieuwe bekostiging ligt de gedachte ten grondslag dat instellingen zelf de lusten en lasten van hun investeringsbeslissingen dragen en zo een intrinsieke, economische prikkel hebben om beter in te spelen op de individuele zorgvraag en op generieke ontwikkelingen in die zorgvraag.
Samenvatting In 2011 is de bekostiging voor de vergoeding van kapitaallasten voor de langdurige zorg ingrijpend gewijzigd. Onder kapitaallasten wordt verstaan de rente en afschrijvingskosten van investeringen in gebouwen en grond. Hierdoor lopen de betreffende instellingen sindsdien risico over het vastgoed. PwC heeft onderzoek gedaan naar het effect van deze wijziging. Dit onderzoek is gebaseerd op de informatie uit twintig jaarrekeningen 2011 van grote instellingen in de sector voor verpleging, verzorging en thuiszorg, en tien jaarrekeningen 2011 van grote instellingen in de gehandicaptenzorg. Conclusie is dat de wijzigingen in de bekostiging een belangrijk effect kunnen hebben op het vermogen en het resultaat van een zorginstelling in de langdurige zorg. Er zijn diverse aandachtspunten en aanbevelingen voor de financiële verantwoording over zorgvastgoed.
2. Nieuwe risico’s voor instellingen langdurige zorg De wijziging in de bekostiging brengt voor instellingen in de langdurige zorg nieuwe risico’s met zich mee. Zoals hiervoor beschreven kreeg een instelling voorheen alle kosten van het vastgoed vergoed. In de nieuwe situatie is de vergoeding voor kapitaallasten onder meer afhankelijk van de omvang van de normatieve huisvestingscomponent in de integrale tarieven per zorgzwaartepakket. De normatieve huisvestingscomponent is een genormeerd bedrag, waarin veronderstellingen zijn gehanteerd over bijvoorbeeld: • de gebruiksduur van het vastgoed; • de instandhouding (kosten van onderhoud en renovatie); • de rentelasten; • het bezettingspercentage. Of de ontvangen bekostiging voor kapitaallasten uiteindelijk voldoende is hangt nu dus af van hoe de werkelijke gebruiksduur, instandhoudingskosten, rente en bezettingspercentage zich verhouden tot de genormeerde veronderstellingen. Liep een instelling in het verleden geen enkel risico omtrent het terugverdienen van de vergunningsplichtige vaste activa, in de nieuwe situatie ligt dit risico, en daarmee het risico van bijzondere waardeverminderingen van het zorgvastgoed, volledig bij de instelling zelf. Vergelijkbare risico’s gelden voor huurcontracten voor zorgvastgoed. In het geval een instelling niet zelf eigenaar was van zorgvastgoed, maar dit vastgoed huurde, gold ook hiervoor een bekostiging
op nacalculatiebasis. Bovendien werden de (grotendeels met het vastgoed verbandhoudende) financieringskosten op nacalculatiebasis vergoed. Ook voor deze kosten gelden inmiddels genormeerde vergoedingen als onderdeel van een integraal tarief per zorgzwaartepakket.
3. Gevolgen voor financiële verslaggeving De gevolgen voor de financiële verslaggeving van instellingen in de langdurige zorg zijn als volgt samen te vatten.
•
Schattingswijziging Vóór de wijziging was het zorgvastgoed nacalculeerbaar en werd het afgeschreven op basis van de voorgeschreven gebruiksduur/ afschrijvingspercentages. In de nieuwe situatie schrijft de instelling het zorgvastgoed af op basis van de werkelijke verwachte gebruiksduur van de activa. Het kan zijn dat de ingeschatte
Spotlight Jaargang 20 - 2013 uitgave 1 29
gebruiksduur of restwaarde anders is dan de voorheen voorgeschreven gebruiksduur en restwaarde. In dat geval wijzigt de jaarlijkse afschrijvingslast.
•
Impairmenttoets In de nieuwe situatie moet de instelling nagaan of zij de boekwaarde van het voorheen nacalculeerbare zorgvastgoed nog kan terugverdienen uit de toekomstige kasstromen.
•
Compensatieregeling Omdat de instelling geen vergoeding meer zal ontvangen voor specifieke kosten voor zorggebouwen die (gedeeltelijk) leegstaan, kon zij tot 1 juni 2012 compensatie vragen bij de Nederlandse Zorgautoriteit. Het ging onder meer om de boekwaarde van op 31 december 2011 leegstaande gebouwen, resterende boekwaardes van
al gesloopte gebouwen, extra plankosten door wijzigingen in het bouwplan opgedragen door het Ministerie van VWS en kosten van asbestverwijdering. Dit vertaalt zich in het financiële verslag omdat de onder de compensatieregeling gehonoreerde kosten alsnog op basis van nacalculatie zullen worden vergoed. Over deze kosten loopt de instelling dan geen impairmentrisico.
4. Dertig grote zorginstellingen onderzocht Aardig wat veranderingen dus. De vraag is nu of de nieuwe kapitaallastenrisico’s invloed hebben gehad op de verslaggeving in de langdurige zorg. Om antwoord op deze vraag te krijgen, onderzocht PwC twintig jaarrekeningen van grote zorgaanbieders in de VVT-sector en tien jaarrekeningen van grote zorgaanbieders in de GHZ-sector. Zie figuur 2.
Niet alle afschrijvingskosten werden op nacalculatiebasis vergoed. Daarom is onderscheid gemaakt in de ‘nacalculeerbare’ afschrijvingskosten en de totale afschrijvingskosten. De nacalculeerbare afschrijvingskosten bedragen bij de geselecteerde VVTinstellingen gemiddeld 51% (variërend van 49% tot 71%) van de totale afschrijvingskosten, en bij de geselecteerde GHZ-instellingen gemiddeld 38% (variërend van 12% tot 43%).
5. Helft van onderzochte instellingen past gebruiksduur aan (‘schattingswijzigingen’) Uit het onderzoek blijkt dat 14 van de 30 geselecteerde zorginstellingen de gebruiksduur van de materiële vaste activa in 2011 hebben aangepast: 40% van de VVT-instellingen en 60% van de GHZ-instellingen. In bijna alle gevallen
Figuur 2. Kerncijfers 2011 kerncijfers 20 grote VVT instellingen (Bedragen x 1.000)
Balanstotalen
Cumulatief
Resultaat boekjaar
Nacalculeerbare afschrijvingskosten
% van totale afschrijvingskosten
Totale afschrijvingskosten
Vermogens
Bedrijfsopbrengsten
3.274.046
771.633
3.594.319
60.440
106.762
51%
207.884
Gemiddeld per instelling
163.702
38.582
179.716
3.022
5.338
51%
10.394
Bandbreedte: van
121.149
21.742
102.350
-2.579
586
49%
1.206
- tot
322.119
63.938
468.175
7.625
13.341
71%
18.838
Vermogens
Bedrijfsopbrengsten
2011 kerncijfers 10 grote GHZ instellingen (Bedragen x 1.000)
Balanstotalen
Cumulatief
2.173.169
490.844
2.696.771
57.713
53.196
38%
140.001
Gemiddeld per instelling
217.317
49.084
269.677
5.771
5.911
38%
15.556
Bandbreedte: van
128.754
31.783
140.509
43
790
12%
6.572
- tot
490.977
77.666
595.320
12.212
12.840
43%
30.070
Resultaat boekjaar
Nacalculeerbare afschrijvingskosten*
% van totale afschrijvingskosten
Totale afschrijvingskosten
* Bij 1 GHZ instelling is de betreffende informatie niet beschikbaar, daarom zijn de nacalculeerbare afschrijvingen gebaseerd op (een totaal van) 9 instellingen.
Niet alle afschrijvingskosten werden op nacalculatiebasis vergoed. Daarom is onderscheid gemaakt in de ‘nacalculeerbare’ afschrijvingskosten en de totale afschrijvingskosten. De nacalculeerbare afschrijvingskosten bedragen bij de geselecteerde VVTinstellingen gemiddeld 51% (variërend van 49% tot 71%) van de totale afschrijvingskosten, en bij de geselecteerde GHZ-instellingen gemiddeld 38% (variërend van 12% tot 43%).
30
Spotlight Jaargang 20 - 2013 uitgave 1
leidde dit tot hogere afschrijvingskosten in 2011. De (twee) gevallen van iets lagere afschrijvingskosten waren vooral een gevolg van het incalculeren van restwaardes. Dit heeft geleid tot een gemiddeld 20% lager resultaat over 2011, en hogere nacalculeerbare afschrijvingslasten. Bij VVT-instellingen stegen de nacalculeerbare afschrijvingslasten met ongeveer 10%, en bij GHZ-instellingen met ongeveer 50%. Figuur 3 geeft een samenvatting van de effecten bij de geselecteerde instellingen, en de bandbreedte waarbinnen de schattingswijzigingen zich begeven.
Voorgeschreven afschrijvingstermijnen in veel gevallen niet representatief voor werkelijke gebruiksduur De meeste instellingen die een schattingswijziging hebben doorgevoerd houden nu rekening met een kortere gebruiksduur dan 50 respectievelijk 40 jaar en met restwaardes aan het eind van de gebruiksduur. Dit kan het gevolg zijn van de gewijzigde bekostiging, waarin geen extra geld meer beschikbaar wordt gesteld voor jaarlijkse en incidentele instandhouding (renovatie). Daarnaast heeft zo’n 50% van de instellingen gebruik gemaakt van de compensatieregeling. In veel gevallen was dit voor resterende
boekwaarden van gebouwen die niet langer in gebruik zijn. Hieruit is op te maken dat de voorgeschreven afschrijvingstermijnen onder de oude bekostigingsregels in de praktijk in veel gevallen niet representatief waren voor de werkelijke gebruiksduur. Een paar instellingen hebben in de jaarrekening 2011 specifiek aangegeven de gebruiksduur van de activa niet te hebben herzien. De redenen hiervoor zijn genoemd in het kader op pagina 32. Twee instellingen zullen de gebruiksduur van de activa in 2012 alsnog herzien. In 2012 bestaat de mogelijkheid bij wet niet
Figuur 3. Effecten schattingswijziging 2011 kerncijfers 20 grote VVT instellingen (Bedragen x 1.000)
Nacalculeerbare afschrijvingskosten
Effect schattingswijziging op nac. afschrijvingskosten
Effect op afschrijvingskosten in %
Resultaat 2011
Effect op resultaat in %
8 instellingen
8 instellingen
8 instellingen
48.560
5.361
22.189
6.070
670
12%
Bandbreedte: van
333
8%
11%
- tot
-1.738
48%
98%
Cumulatief Gemiddeld per instelling
2011 kerncijfers 10 grote GHZ instellingen (Bedragen x 1.000)
Nacalculeerbare afschrijvingskosten*
Effect schattingswijziging op nac. afschrijvingskosten
Effect op afschrijvingskosten in %
2.774
Resultaat 2011
19%
Effect op resultaat in %
6 instellingen
6 instellingen
6 instellingen
29.375
9.517
32.399
5.875
1.903
48%
Bandbreedte: van
150
2%
1%
- tot
-4.100
519%
84%
Cumulatief Gemiddeld per instelling
6.480
23%
* Bij 1 GHZ instelling is de betreffende informatie niet beschikbaar, daarom zijn de nacalculeerbare afschrijvingen gebaseerd op (een totaal van) 5 instellingen in plaats van 6. Alle oranje getallen geven een negatief effect weer.
De schattingswijziging leidde bij de VVT-instellingen gemiddeld tot een 19% lager resultaat over 2011. Het gemiddelde bedrag van de schattingswijziging was € 670.000. Dit bedrag varieert van een positief effect van € 333.000 tot een negatief effect van € 1.738.000. De nacalculeerbare afschrijvingslasten bij VVT-instellingen zijn ongeveer 10% hoger uitgevallen. De schattingswijziging leidde bij de GHZ-instellingen gemiddeld tot een 23% lager resultaat over 2011. Het gemiddelde bedrag van de schattingswijziging was € 1.903.000. Dit bedrag varieert van een positief effect van € 150.000 tot een negatief effect van € 4.100.000. De nacalculeerbare afschrijvingslasten bij VVT-instellingen zijn ongeveer 50% hoger uitgevallen.
Spotlight Jaargang 20 - 2013 uitgave 1 31
hebben blijkt dit niet expliciet uit een aparte regel in de resultatenrekening, maar alleen uit de toelichting op de resultatenrekening. Derhalve ligt hier een belangrijk verbeterpunt voor de verantwoording in de jaarrekening.
Redenen gegeven door instellingen om de gebruiksduur van de activa niet te herzien (4 instellingen: 3 x VVT en 1 x GHZ) Nog onvoldoende informatie voorhanden, de schattingswijziging zal in 2012 worden doorgevoerd. De gebruiksduur is niet herzien omdat met ingang van 2011 rekening gehouden wordt met tussentijdse renovatiekosten, waardoor de oorspronkelijke gebruiksduur gehandhaafd kan blijven.
De verwerkte impairments leiden slechts in één geval tot een negatief resultaat. In de meeste gevallen is het resultaat in 2011 ná impairment hoger dan het resultaat in 2010.
Zolang de mogelijkheid bij wet nog bestaat zullen de NZA-afschrijvingstermijnen gehanteerd blijven. Er is geen aanleiding om de gebruiksduur van het zorgvastgoed aan te passen.
meer om de NZA-afschrijvingstermijnen te blijven hanteren. Eén instelling heeft gekozen voor een alternatieve, passende wijze van verwerking. Zij houdt rekening met hogere toekomstige renovatiekosten en heeft hiervoor aanvullend gedoteerd aan de voorziening groot onderhoud.
Figuur 4. Afwaardering bij bijzondere waardevermindering
Impairment Een impairment is een extra waardevermindering van een actief naast systematische waardeverminderingen (afschrijvingen). Er is sprake van een bijzondere waardevermindering als de boekwaarde van een vast actief hoger is dan de realiseerbare waarde. Dit betekent feitelijk dat de instelling de investering niet helemaal zal terugverdienen. Het deel dat zij niet zal terugverdienen, moet zij afwaarderen.
Wat verder opvalt is dat in de toelichting het effect van de schattingswijziging op de toekomstige jaren meestal niet wordt vermeld.
Boekwaarde actief
hoogste van:
6. Een derde van onderzochte instellingen verantwoordt impairment 13 van de 30 geselecteerde zorginstellingen verantwoordt een impairment (bijzondere waardevermindering) op de materiële vaste activa in 2011. Figuur 4 geeft de impairmenttoets schematisch weer. De afwaardering leidt in 2011 tot een fors lager resultaat bij de instellingen (gemiddeld 55% lager dan zonder afwaardering). De overheid vergoedt deze extra kosten niet. Daarom drukken ze extra op de exploitatie van de zorginstellingen. Een impairment moet worden gepresenteerd op een specifieke regel in de resultatenrekening: ‘overige waardeveranderingen van (im)materiële vaste activa’. Bij een derde van de instellingen die een impairment verwerkt
32
Spotlight Jaargang 20 - 2013 uitgave 1
Realiseerbare waarde actief
VS.
Opbrengstwaarde (verkopen) (externe marktwaarde: reële waarde -/- verkoopkosten)
Bedrijfswaarde (contante waarde kasstromen bij voortgezet gebruik)
1) Arm’s length transactie (gangbare biedprijs) minus kosten van afstoten 2) Indien 1) niet voorhanden: meest recente vergelijkbare transactie minus kosten van afstoten 3) Indien 1) en 2) niet mogelijk: best beschikbare info omtrent realiseerbare bedrag minus kosten van afstoten
a) Schatten van de toekomstige in- en uitgaande kasstromen bij voortgezet gebruik van een actief en bij uiteindelijke afstoting aan het eind van de levensduur; en b) Toepassen van passende disconteringsvoet op deze kasstromen
• • •
realiseerbare waarde: dit is de hoogste van de opbrengstwaarde of de bedrijfswaarde opbrengstwaarde: dit is de marktwaarde bij verkoop, rekening houdend met de verkoopkosten die daarbij zouden komen kijken. Hierbij is het niet relevant of de instelling daadwerkelijk van plan is om het actief te verkopen bedrijfswaarde: dit is de contante waarde van de toekomstige kasstromen bij voortgezet gebruik
Is de opbrengstwaarde of de bedrijfswaarde hoger dan de boekwaarde, dan kan de boekwaarde worden terugverdiend en is geen sprake van een bijzondere waardevermindering (impairment).
Figuur 5 geeft gedetailleerder inzicht in de resultaten met betrekking tot de over 2011 verantwoorde impairments. Een aantal instellingen heeft in de jaarrekening 2011 specifiek aangegeven geen impairment te hebben verantwoord. In het kader op pagina 34 staat wat de redenen hiervoor waren.
Vanaf 2012 is impairmenttoets pas verplicht Zeven instellingen geven aan een impairmenttoets te hebben uitgevoerd, waaruit is gebleken dat zij geen afwaardering hoeven te verantwoorden. Dit is een terechte reden. Het is onduidelijk waarom een paar instellingen aangeven dat zij in de gewijzigde bekostigingsregels geen
triggering event zien voor een bijzondere waardevermindering (zie het kader rechts met redenen). Dit blijkt onvoldoende uit de toelichting van de betreffende jaarrekeningen. De toelichting schiet op dit punt dan tekort. Daarom is niet na te gaan of deze twee instellingen terecht geen impairmenttoets hebben uitgevoerd. Eén instelling geeft expliciet aan de impairmenttoets te hebben verricht
Figuur 5. Effecten impairmenttoetsen
2011 kerncijfers 20 grote VVT instellingen (Bedragen x 1.000)
Cumulatief Gemiddeld per instelling
Nacalculeerbare afschrijvingskosten
Effect bijzondere waardevermindering
Resultaat boekjaar 2011
Gemiddeld effect impairment op resultaat 2011 in %
Gemiddeld effect impairment op nacalculeerbare afschrijvingskosten in %
7 instellingen
7 instellingen
7 instellingen
10 instellingen
51.601
21.561
23.131
29.744
7.372
3.080
3.304
60%
42%
Bandbreedte: van
420
0%
0%
- tot
8.120
124%
226%
Effect bijzondere waardevermindering
Gemiddeld effect impairment op resultaat 2011 in %
2011 kerncijfers 10 grote GHZ instellingen (Bedragen x 1.000)
Cumulatief Gemiddeld per instelling
Claims compensatieregeling
Nacalculeerbare afschrijvingskosten*
Resultaat boekjaar 2011
Gemiddeld effect impairment op nacalculeerbare afschrijvingskosten in %
2.974
Claims compensatieregeling
6 instellingen
6 instellingen
6 instellingen
5 instellingen
27.913
24.943
32.773
28.110
5.583
4.989
6.555
43%
89%
Bandbreedte: van
712
0%
0%
- tot
12.400
99%
268%
5.622
* Bij 1 GHZ instelling is de betreffende informatie niet beschikbaar, daarom zijn de nacalculeerbare afschrijvingen gebaseerd op (een totaal van) 5 in plaats van 6 instellingen. Alle oranje getallen geven een negatief effect weer.
• • •
13 van de 30 geselecteerde zorginstellingen verantwoordt een impairment (bijzondere waardevermindering) op de materiële vaste activa in 2011: 7 VVT-instellingen en 6 GHZ-instellingen. Het verantwoorde verlies bij de VVT-instellingen varieerde van € 420.000 tot € 8.120.000. De afwaardering leidde gemiddeld tot een 55% lager resultaat. Het gemiddelde bedrag van de impairment is € 3 mln. Het verantwoorde verlies bij de GHZ-instellingen varieerde van € 712.000 tot € 12.400.000. De afwaardering leidde tot een gemiddeld 56% lager resultaat. Het gemiddelde bedrag van de impairment is € 5 mln.
Spotlight Jaargang 20 - 2013 uitgave 1 33
volgens de aanwijzingen van het Ministerie van VWS. Eind 2011 is namelijk een wijziging in de RvW (Regeling verslaggeving WTZi) gepubliceerd die zegt dat de impairmenttoets niet per kasstroomgenererende eenheid hoeft te worden verricht, zoals in reguliere verslaggevingregels voorgeschreven is, maar mag worden gedaan op het niveau van de totale organisatie. Dit laatste leidt ertoe dat de kasstromen van de ene onrendabele kasstroomgenererende eenheid kunnen worden gecompenseerd met kasstromen van andere rendabele kasstroomgenererende eenheden. Er zal dan dus minder snel een impairment tot uitdrukking komen. Vanaf de jaarrekening 2012 mag deze specifieke uitzonderingsbepaling niet meer worden toegepast. Feitelijk is het jaar 2011 dus geen representatief jaar voor het bepalen van het effect van impairments op het vermogen en resultaat van instellingen in de langdurige zorg. Vanaf 2012 zullen deze zorginstellingen moeten voldoen aan de reguliere verslaggevingregels voor impairments, waardoor er waarschijnlijk bij meer zorginstellingen een impairment moet worden verwerkt. De in het kader rechtsboven genoemde voorziening voor te lage kapitaallastendekking lijkt niet binnen de geldende verslaggevingregels te passen. Het is niet mogelijk om een impairment te vervangen door het vormen van een voorziening. Uit figuur 6 blijkt op welk niveau de impairmenttoetsen zijn uitgevoerd. Slechts de helft geeft niveau aan Opvallend is dat in de helft van de jaarrekeningen waarin een impairment is verantwoord, niet is toegelicht op welk niveau van kasstroomgenererende eenheden de toets is verricht. De toelichting voldoet op dit punt dan niet aan de eraan te stellen eisen. Doordat deze informatie in veel gevallen ontbreekt is ook niet goed aan te geven in hoeverre gebruik gemaakt is van de speciale faciliteit van het Ministerie
34
Spotlight Jaargang 20 - 2013 uitgave 1
Redenen gegeven door instellingen om geen bijzonder waardeverminderingsverlies te verantwoorden (11 instellingen: 7x VVT en 4x GHZ)
%
Nee, er is geen aanwijzing voor een bijzondere waardevermindering (geen ‘triggering event’)
18%
Nee, zolang de mogelijkheid bij wet nog bestaat zullen de NZAafschrijvingstermijnen gehanteerd blijven
9%
De instelling heeft een voorziening voor te lage kapitaallastendekking en voor additioneel groot onderhoud opgenomen waardoor een impairment niet nodig is
9%
Nee, er is geen aanleiding voor een bijzondere waardevermindering omdat de realiseerbare waarde hoger is dan de boekwaarde Totaal
van VWS om in 2011 nog te mogen volstaan met een impairmenttoets op het niveau van de stichting in zijn geheel. Indien veel instellingen gebruik hebben gemaakt van deze faciliteit is mogelijk een deel van de impairments nog niet tot uitdrukking gekomen. Ook zijn de toelichtingen van de parameters die bij de bedrijfwaardeberekening gehanteerd zijn, voor verbetering vatbaar. Bovendien moet worden toegelicht hoe de parameters zich verhouden tot de parameters die in het voorgaande jaar zijn gehanteerd, en waarom parameters zijn gewijzigd. Dit laatste is vooral relevant voor jaarrekeningen 2012.
64%
100%
Na 2011 nemen impairmentrisico’s toe Inmiddels heeft de overheid voor de jaren na 2011 diverse nieuwe maatregelen afgekondigd die ertoe leiden dat de impairmentrisico’s voor instellingen in de langdurige zorg zullen toenemen. Te denken valt aan de verdere extramuralisering van de zorg en de invoering van het ‘scheiden van wonen en zorg’. Dit heeft gevolgen voor de instroom van nieuwe patiënten bij instellingen in de langdurige zorg. Deze instroom zal afnemen, omdat meer patiënten extramuraal of ambulant verzorgd zullen moeten worden. De financiële gevolgen hiervan zullen pas in de komende jaren zichtbaar worden.
Figuur 6. Het uitvoeringsniveau van de impairmenttoets Op welk niveau hebben de instellingen de impairmenttoets uitgevoerd (13 istellingen: 7 x VVT, 6 x GHZ)
%
Op het niveau van de stichting in totaal
7,7%
Op het niveau van de kasstroomgenererende eenheden (gedefinieerd als een werkmaatschappij)
7,7%
Op het niveau van de kasstroomgenererende eenheden (gedefinieerd als een locatie)
23,1%
Op het niveau van de kasstroomgenererende eenheden (gedefinieerd als een segment in de jaarrekening)
7,7%
Op het niveau van de kasstroomgenererende eenheden, niet nader gedefinieerd
7,7%
Niet toegelicht
46,1%
Totaal
100%
7. De helft van de onderzochte instellingen maakt gebruik van compensatieregeling Een deel van de terugverdienproblematiek van de bestaande boekwaardes van vaste activa die voorheen werden nagecalculeerd is gefaciliteerd door de overheid middels de eerder genoemde compensatieregeling. De helft van de geselecteerde instellingen heeft aangegeven gebruik te hebben gemaakt van de compensatieregeling. De geclaimde vorderingen uit hoofde van de compensatieregeling bedraagt voor de geselecteerde VVT-instellingen in totaal ca. € 30,8 mln en voor de geselecteerde GHZ-instellingen in totaal ca. € 28,1 mln. Dit bedrag is bij de geselecteerde VVTinstellingen zelfs hoger dan de verwerkte impairments. Bij de GHZ-instellingen gaat het om een vergelijkbaar bedrag als de verwerkte impairments. Indien de compensatieregeling niet was ingesteld, hadden de instellingen voor de omvang van de geclaimde bedragen een aanvullende afwaardering moeten nemen. Claims zijn op verschillende manieren verwerkt Bovendien is interessant te vermelden dat zorginstellingen de claims uit hoofde van de compensatieregeling op verschillende manieren hebben verwerkt in de jaarrekening: • als vordering onder de financiële vaste activa (en kortlopend deel onder de vorderingen); • als aparte categorie onder de materiële vaste activa; • alleen vermeld in de toelichting. Een deel van de materiële vaste activa waarvoor compensatie is geclaimd is nu dus onder de financiële vaste activa verantwoord. Onder de reguliere verslaggevingregels is het niet toegestaan om resterende boekwaardes van al gesloopte gebouwen, vorderingen voor extra plankosten in opdracht van het Ministerie van VWS en vorderingen voor kosten van asbestverwijdering te activeren onder de materiële vaste activa. Op basis van generieke verslaggevingregels
presenteert de instelling dit soort posten onder de financiële vaste activa, voor zover deze activa ten minste voldoen aan de activeringscriteria (economische voordelen zullen toevloeien aan de rechtspersoon en de omvang kan op betrouwbare wijze worden geschat). Voldoet het actief niet aan de activeringscriteria, dan zal de instelling het actief moeten afwaarderen. Informatie over honorering claims kan beter Nog niet alle claims in het kader van de compensatieregeling zijn gehonoreerd. Uit de jaarrekening is niet altijd op te maken of ze zijn gehonoreerd of niet. Indien de claim niet voldoet aan de strikte voorwaarden van de compensatieregeling zal deze worden afgewezen. Dan zal waarschijnlijk alsnog een impairment moeten worden verwerkt. Voor gebruikers van de jaarrekening is het daarom zeer relevant om geïnformeerd te worden over de mate waarin de claims zijn gehonoreerd. Dit is een belangrijke verbetermogelijkheid in de jaarrekeningen.
8. Conclusie De wijzigingen in de bekostiging kunnen een belangrijk effect hebben op het vermogen en het resultaat van een zorginstelling in de langdurige zorg. In 2011 hebben diverse instellingen schattingwijzigingen en impairments verantwoord. Deze extra kapitaallasten hebben een negatief effect op het vermogen en resultaat omdat de toekomstige kasstromen om deze kapitaallasten terug te verdienen, naar verwachting niet toereikend zullen zijn. Voor een substantieel deel van de boekwaardeproblematiek was tot 2012 verhaal mogelijk op de overheid via de compensatieregeling. Voor investeringen vanaf 1 januari 2012 geldt de compensatietoeslag niet meer.
bedoelde specifieke regel in de resultatenrekening, de toelichting omtrent het niveau waarop instellingen de impairmenttoets hebben uitgevoerd, de toelichting van de belangrijkste parameters die zijn gehanteerd bij het bepalen van de bedrijfswaarde en de mate waarin de geclaimde bedragen voor de compensatieregeling zijn gehonoreerd. Voor jaarrekeningen 2012 is daarnaast relevant toe te lichten hoe de in 2012 gehanteerde parameters zich verhouden tot die in 2011, en waarom eventuele aanpassingen zijn gedaan. De lezer van dit artikel moet zich realiseren dat 2011 geen representatief jaar is voor het meten van de effecten van impairmentrisico’s op het vermogen en resultaat van zorginstellingen in de langdurige zorg. Enerzijds omdat in 2011 soepelere regels golden voor het bepalen van de omvang van de impairments en anderzijds omdat de overheid inmiddels diverse nieuwe maatregelen heeft afgekondigd die er toe leiden dat de impairmentrisico’s voor instellingen in de langdurige zorg toenemen. De financiële gevolgen hiervan zullen in de jaarrekeningen vanaf 2012 zichtbaar worden. De aanbevelingen uit dit onderzoek zijn daarom zeer relevant voor de komende jaren.
In het artikel hierna wordt stilgestaan bij het effect van het toegenomen gebruik van derivaten door instellingen in de langdurige zorg.
Op diverse aspecten zijn verbeteringen van de toelichtingen in de jaarrekening mogelijk. Te denken valt aan het effect van doorgevoerde schattingswijzigingen op toekomstige jaren, het presenteren van een impairment op de daarvoor
Spotlight Jaargang 20 - 2013 uitgave 1 35