Aan de leden van de Vaste Kamercommissie voor VWS
cc: Staatssecretaris mevr. Velthuijzen van Zanten
Plaats en datum: Kenmerk: Onderwerp:
Churchilllaan 11, 4 e etage Postbus 2069 3500 GB Utrecht Telefoon 030 276 99 85 Fax 030 271 90 38
[email protected]
Utrecht, 20 juni 2011 B 6381 Z&W/AV/HS/ reactie op programmabrief langdurige zorg
Geachte leden van de vaste Kamercommissie voor VWS, Op 1 juni verscheen de programmabrief over de langdurige zorg. De stelselwijziging en maatregelen die in de brief worden aangekondigd zijn ingrijpend voor ouderen die zorg nodig hebben. Aanstaande donderdag zult u met de staatssecretaris over de inhoud van de brief spreken in een Algemeen Overleg. Voor dit overleg wil de CSO, de koepel van de UnieKBO, PCOB, NVOG en het NOOM, waarin verenigd 600.000 ouderen, u deelgenoot maken van onze zorgpunten. We geven eerst onze algemene opmerkingen en gaan vervolgens puntsgewijs in op thema’s uit de brief. Tot slot besteden we aandacht aan de brief in relatie tot het bestuursakkoord, omdat ons opviel dat een aantal punten uit het bestuursakkoord in de programmabrief niet benoemd worden.
1 Algemeen De staatssecretaris presenteert in de programmabrief van 1 juni een stelselwijziging voor de langdurige zorg. De komende jaren worden ingrijpende wijzigingen in de AWBZ doorgevoerd, ingrijpender dan de pakketmaatregelen uit 2009. Voor veel ouderen zal dit (opnieuw) een periode van grote onzekerheid en onrust over hun zorg betekenen. Een belangrijk ijkpunt voor de CSO is of beleidswijzigingen in de langdurige zorg bijdragen aan de eigen regie van kwetsbare burgers. De CSO heeft met coalitie “eigen regie” een voorstel ontwikkeld en bij herhaling gepleit voor een stelsel waarin de eigen regie van burgers vergroot wordt. Recent nog in de hoorzitting van 16 juni heeft de coalitie ervoor gepleit om aan de slag te gaan met deze voorstellen. Helaas vinden we onze voorstellen niet terug in de brief. De programmabrief legt veel nadruk op de ruimte die de zorgverleners moeten krijgen. Ook verzekeraars krijgen meer invloed. Het PGB, een middel bij uitstek voor regievoering wordt voor een groot deel geschrapt. In plaats van regievoerder lijkt de cliënt bij de meeste maatregelen eerder het “lijdend voorwerp” te worden. Met de maatregelen wordt de kloof tussen intra- en extramurale zorg vergroot. De tariefsverhoging geldt alleen voor ZZP’s, de begeleiding intramuraal blijft in AWBZ en het behoud van een PGB is ook alleen mogelijk bij een ZZP. Extramurale zorg echter wordt getroffen door een stapeling van maatregelen en wordt minder aantrekkelijk. Er ontstaan zo prikkels voor een verschuiving naar intramurale zorg en zorgzwaartepakketten, die de zorg juist duurder maken.
De CSO pleit voor: • Versterking van de eigen regie van cliënten. Mogelijkheden voor Persoons Gebonden (PGB) en Persoons Volgende (PVB) financiering moeten behouden of versterkt worden, ook binnen een stelsel waarbij de zorgverzekeraars de AWBZ uitvoeren. Wij verzoeken u om de staatssecretaris te bevragen op hoe zij dit gaat oppakken. • (Als onderdeel van “eigen regie”) het behoud van zoveel mogelijk zelfstandigheid van burgers. Goede en toegankelijke extramurale zorg moet beschikbaar zijn, wanneer de zelfredzaamheid in het geding is om opname in instellingen te voorkomen .
2 Reactie per thema Extra middelen Het kabinet zet structureel 852 miljoen extra middelen in voor meer zorgpersoneel en opleidingen in de langdurige zorg. Het valt op dat dit niet meer specifiek aan de ouderenzorg wordt besteed, zoals in het regeerakkoord/gedoogakkoord werd beschreven. Wij vragen hierbij wel aandacht voor de ZZP’s in de V&V zijn die laag zijn in vergelijking tot andere ZZP’s. En het valt op dat de extramurale zorg geen extra middelen krijgt, integendeel hier moeten juist besparingen gaan plaatsvinden. Over de besteding van de extra middelen wil de staatssecretaris op korte termijn een convenant afsluiten met zorgverzekeraars, werkgevers en beroepsverenigingen. De CSO mist in deze opsomming de partij om wie het gaat: de cliënten. Het is ondenkbaar dat er een convenant wordt voorbereid zonder dat de ouderenorganisaties vanuit de ervaringen van ouderen zelf hun expertise inbrengen over kwaliteitsverbetering in de zorg. De CSO pleit voor: • Het betrekken van de ouderenorganisaties bij het convenant. • Aandacht voor de lage tarieven van de ZZP’s V&V • Bij het investeren in opleidingen de focus te leggen op geriatrische specialisaties en aandacht voor geriatrische competenties in opleidingen.
Governance Het kabinet wil het ontstaan van zorggiganten tegengaan door een fusietoets bij Nza. De CSO staat achter deze maatregel, omdat we van mening zijn dat de “menselijke maat” en keuzevrijheid in de zorg belangrijk zijn. We willen echter dat de staatssecretaris een stap verder gaat en kleinschalige zorg actief bevordert. De CSO pleit voor: • Beleid dat zich naast het tegengaan van zorggiganten richt op het stimuleren van het ontwikkelen van kleinschalige vormen van zorg.
Vereenvoudiging indicatiestelling De professional krijgt meer ruimte, mandatering wordt voortgezet. Daarnaast mogen aanbieders zelf gaan indiceren voor 80+ ers die in aanmerking komen voor verblijf. Dit gaat verder dan mandatering: het CIZ toetst hier niet meer, maar registreert alleen nog maar. Ook de vervolgaanvragen voor ZZP’s mogen aanbieders zelf doen. De CSO is groot voorstander van onafhankelijke, objectieve en integrale indicatiestelling. Uiteraard zijn wij ook voor zo min mogelijk bureaucratie, maar dan vooral door integraler indiceren (ontschotten) en niet door de uitvoering bij zorgaanbieders neer te leggen.
Deze overheveling naar aanbieders betekent dat de onafhankelijke indicatiestelling aan 80+ ers in het geding is. De eigen belangen van aanbieders gaan een rol spelen, bijvoorbeeld als zij leegstand hebben in een intramurale voorziening. Zullen 80+ ers van hun zorgaanbieder nog objectieve informatie krijgen, bijvoorbeeld over de mogelijkheid van kiezen voor een PGB of een andere aanbieder? De cliënt behoudt weliswaar het recht om zelf een indicatie via het CIZ te vragen, maar velen zullen dat niet weten. En waarom een afwijkend beleid op basis van leeftijd (80+) ? Wij zien bovendien het risico dat deze vergaande mandatering een kostenopdrijvend effect heeft. Immers aanbieders hebben een (financieel) belang bij hogere ZZP’s. De CSO pleit voor: • Een pas op de plaats bij het delegeren van indicaties naar zorgaanbieders. • Het behoud van onafhankelijke indicatiestelling voor alle doelgroepen in de AWBZ, ook wanneer zij 80+ zijn. • Vermindering van bureaucratie door voorstellen van de coalitie eigen regie te betrekken.
Overheveling begeleiding naar de gemeenten In lijn met het concept bestuursakkoord gaat deze passage over de overheveling van begeleiding naar de Wmo per 2013 voor mensen met een nieuwe aanvraag en per 2014 voor de mensen met een bestaande (doorlopende) indicatie. Overheveling van kortdurend verblijf (logeeropvang) en bovenregionaal vervoer (Valys) wordt nog onderzocht. Een aantal punten uit het bestuursakkoord vinden we niet terug in de programmabrief, zie hiervoor het laatste deel van deze reactie. De CSO heeft in een brief aan de staatssecretaris van 26 mei 2011 een aantal voorwaarden benoemd, zoals: • Betrekken van de cliëntenorganisaties bij het transitiebureau dat de implementatie begeleidt. Dit wordt in gang gezet. • Adequate implementatie van de Kanteling, voordat overheveling plaatsvindt. Het proces van kantelen is een cultuuromslag en vraagt een andere manier van werken, die tijd en inzet nodig heeft. Op veel plaatsen in het land moeten hierin nog forse stappen gezet worden, o.a in het informeren van de burgers. Het project De Kanteling moet voortgezet worden. • Uitbreiding van het compensatiebeginsel zodat dit toegespitst is op de nieuwe doelgroepen uit de AWBZ. Uit de brief blijkt dat dit gaat gebeuren, de exacte formulering is nog niet openbaar. We zullen de exacte formulering nog toetsen. De staatssecretaris streeft ernaar om de wetswijziging voor 2012 af te ronden. Voor ons is dit een voorwaarde, omdat gemeenten zich tijdig moeten kunnen voorbereiden (minimaal een jaar). Als het wetstraject niet tijdig is afgerond moet de overheveling uitgesteld worden. • T.a.v. versterken van eigen regie en behoud van PGB is de uitkomst teleurstellend. Begeleiding wordt overgeheveld, nadat per 2012 het recht op PGB in AWBZ is vervallen. Burgers zijn nu afhankelijk van hun gemeente of zij alsnog verstrekking in de vorm van een PGB kunnen krijgen. De overheid laat hiermee een belangrijke voorbeeldfunctie als hoeder van de eigen verantwoordelijkheid en invulling van eigen kracht van mensen vallen. • De ouderenorganisaties vinden dat de huidige indicatie van burgers voor Begeleiding tot het eind van de huidige looptijd behouden moet blijven. De staatssecretaris biedt deze zekerheid helaas niet: per 2014 gaan ook de burgers met een doorlopende indicatie over naar de Wmo.
Scheiden wonen en zorg Het financieel scheiden van wonen en zorg draagt daadwerkelijk bij aan keuzevrijheid en eigen regie voor ouderen. De staatssecretaris kondigt in dit traject onomkeerbare stappen aan en formuleert een aantal relevante randvoorwaarden, zoals de mogelijkheid voor huurtoeslag, verlaging van de eigen bijdrage en geen negatieve gevolgen voor een zelfstandig wonende partner. De CSO, die zelf al tientallen jaren pleit voor het scheiden van wonen en zorg vindt dit absoluut een positief punt in de programmabrief. De CSO pleit voor: • Afstemming met het beleidsterrein wonen (BZK). Daarbij gaat het over voldoende geschikte en betaalbare woningen voor ouderen en mensen met beperkingen. Specifiek aandachtspunt is dat voorkomen moet worden dat de Europese richtlijn met betrekking tot de inkomensgrens voor sociale huurwoningen ook voor deze doelgroepen gaat gelden. • Het versterken van de onafhankelijke cliëntondersteuning. Onafhankelijke cliëntondersteuning (o.a. door Vrijwillige Ouderenadviseurs in samenwerking met professionele ouderenadviseurs) is een voorwaarde om keuzevrijheid in de praktijk vorm te geven. We wachten de brief die hierover is toegezegd nog af. Uitvoering AWBZ door de zorgverzekeraars voor eigen verzekerden De AWBZ gaat per 2013 uitgevoerd worden door de zorgverzekeraars, de zorgkantoren worden opgeheven. De verwachting hierbij is dat de zorginhoudelijke samenhang tussen de cure (ZVW) en de care (AWBZ) verbeterd wordt en dat kwaliteit en keuzevrijheid vergroot worden. Per 1 januari 2012 wordt de contracteerplicht voor zorgverzekeraars afgeschaft. De zorgverzekeraars mogen tijdelijk gedeelten van de AWBZ inkopen op basis van een representatiemodel (waarbij ze elkaar mandateren). Een evt. beslissing over risicodragendheid van de zorgverzekeraars wordt overgelaten aan een volgend kabinet. Reactie van de CSO: • Stelselwijzigingen in de zorg moeten bijdragen aan de eigen regie in de langdurige zorg. Met de wijziging die nu wordt voorgesteld komt meer regie bij de zorgverzekeraar te liggen. PGB’s en PVB’s om de cliënt zelf sturing te geven bij de zorginkoop vormen geen onderdeel van de voorstellen. • Ons uitgangspunt is dat uitvoeringskosten zo laag mogelijk moeten zijn, de AWBZ middelen moeten zoveel mogelijk aan zorg besteed worden. Zorgverzekeraars zullen in vergelijking met de zorgkantoren met veel meer partijen in het land moeten gaan onderhandelen en contracten afsluiten. Dat kost capaciteit, die gefinancierd wordt uit de premies. • De verantwoordelijkheid voor regionale coördinatie (zorg voor een goed regionaal aanbod) is in dit model niet goed belegd. Wij vinden het zorgelijk als deze afstemming die nu onder de zorgkantoren valt, zou verdwijnen. • De ouderenorganisaties zijn bezorgd over optie in de brief over een eventuele risicodragende uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars. Burgers die langdurige en intensieve AWBZ nodig hebben zijn vaak niet in staat om te ‘stemmen met de voeten’. We zijn daarom tegen deze optie. • In het wetsvoorstel komt te staan dat er een redelijke mate van invloed van verzekerden op het beleid mogelijk moet zijn. Wij vinden dat de zeggenschap van cliënten helder en goed geregeld moet zijn.
PGB Alleen de mensen met intramurale indicaties behouden recht op PGB. Dit gaat per 1 januari 2012 in voor nieuwe gevallen. Mensen met een bestaande indicatie houden tot 1 januari 2014 recht op PGB. In de persconferentie zei mevr. Veldhuijzen van Zanten dat de zorgkantoren (en later zorgverzekeraars) met deze cliënten gaan bekijken hoe (en of) ze hun bestaande zorg gaan inkopen. Deze maatregel treft 90 % van de mensen met een PGB. Door de zorgvernieuwing zou het PGB inmiddels voor hen niet meer nodig zijn. Het PGB (dat wat nog resteert) wordt per 1 januari 2014 wettelijk verankerd. Ook neemt het kabinet een aantal maatregelen om fraude met PGB te voorkomen.
Reactie van de CSO: • Niet het PGB moet middel zijn om instroom in de AWBZ te reguleren, maar een goede controle aan de toegangspoort door onafhankelijke objectieve indicatiestelling. Als deze indicatiestelling teveel mensen laat doorstromen, dan moeten de indicatieregels aangepast. En niet de eigen regie ingeperkt, zoals nu gebeurt. • Het PGB is bij uitstek een middel om eigen regie van mensen te faciliteren. Door deze maatregel komen keuzevrijheid en maatwerk ernstig in het gedrang. Bovendien zijn tarieven voor PGB’s lager dan tarieven voor zorg in natura omdat er bespaard wordt op overheadkosten, zodat deze ingreep niet kostenbesparend is. • Het is teleurstellend dat voorafgaand aan de wettelijke verankering het PGB ontmanteld wordt. Vooral omdat de ontmanteling ingegeven wordt door overschrijding van het budget. Echte oorzaken, zoals het overhalen van cliënten door zorgaanbieders om een PGB te nemen, worden niet aangepakt. De CSO vindt (net als Per Saldo) dat PGB’s er alleen zijn voor mensen die dit willen en kunnen. De maatregelen die Per Saldo heeft uitgewerkt voor een solide PGB sluiten hier goed bij aan en moeten opgevolgd worden in plaats van het ontmantelen van het PGB. • De stelling van de staatssecretaris dat de toegang tot het PGB verantwoord is omdat in de extramurale zorg de afgelopen jaren zorgvernieuwingen tot stand zijn gekomen, steunen wij slechts beperkt. Immers in de thuiszorg hebben enkele grote spelers veel macht.
3 Thema’s uit het Bestuursakkoord die in de programmabrief langdurige zorg niet beschreven worden In het Bestuursakkoord zijn naast eerdergenoemde punten een aantal andere maatregelen opgenomen. Dit betreft de voorgenomen opheffing van de geoormerkte budgetten voor huishoudelijke zorg en begeleiding miv 2015, de overheveling van hulpmiddelen rondom ‘zelfredzaamheid in en om de woning’, de Europese aanbesteding van de functie begeleiding door gemeenten, maximering van de eigen bijdragen en de mogelijke invoering van een vermogenstoets voor de WMO. We vinden het van belang dat maatregelen in de brief Langdurige zorg en Bestuursakkoord met elkaar in overeenstemming zijn en willen zo spoedig mogelijk duidelijkheid over de samenhang van de beide stukken.
Afschaffen geoormerkte budgetten voor o. a. huishoudelijke zorg en begeleiding vanaf 2015 Gemeentelijke beleidsvrijheid wordt optimaal vorm gegeven wanneer er geen sprake is van oormerking van budgetten. De ouderenorganisaties vinden dat zowel bij huishoudelijke zorg als begeleiding er ook in de toekomst een oormerking van de budgetten moet zijn, omdat er in de Wmo geen sprake is van een recht op zorg en ondersteuning. Er is op dit moment nog onvoldoende jurisprudentie en dat geldt zeker voor de functie begeleiding. Daarom is het naar onze mening onverantwoord om de oormerking van de budgetten los te laten. Dit zou leiden tot een toekenning van voorzieningen die sterk afhankelijk is van de financiële positie van gemeenten en grote verschillen tussen gemeenten. De CSO bepleit dat de budgetten voor zowel huishoudelijke zorg als begeleiding geoormerkt blijven. Europese aanbesteding Europese aanbesteding heeft bij de overheveling van huishoudelijke zorg naar de WMO bij veel cliënten voor onrust gezorgd, omdat men te maken kreeg met wisseling van hulpverleners. In het bestuursakkoord wordt nog uitgegaan van Europese aanbesteding, ook al wordt begeleiding aangemerkt als 2B-diensten ( medische en maatschappelijke zorg), die eigenlijk vrij zijn van aanbestedingsplicht. Het argument dat daarvoor een grensoverschrijdend belang geldt, wordt door jurisprudentie van het Europese Hof teniet gedaan. Er is geen grensoverschrijdend belang als activiteiten zich binnen één lidstaat afspelen. De intentie tot Europese aanbesteding veroorzaakt onnodig onrust on der oudere burgers die gebruik maken van begeleiding. De CSO verzoekt de rijksoverheid om af te zien van de eis tot Europese aanbesteding voor begeleiding. Kwaliteit en toezicht Er worden kwaliteitseisen opgesteld voor de inhoud en doel van de begeleiding en de wijze waarop deze wordt uitgevoerd en georganiseerd. Echter tegelijkertijd is wel sprake van stopzetten van het toezicht door de Inspectie van de Volksgezondheid. Wij concluderen hieruit dat dit gaat betekenen dat zowel de huishoudelijke zorg als begeleiding niet meer onder de huidige Kwaliteitswet zullen vallen. Naar onze mening betekent dit een grote inspanning om kwaliteitseisen op te stellen op lokaal niveau. Daarnaast zien wij dat in het akkoord alleen gerefereerd wordt aan normen van beroepsgroepen terwijl wij nadrukkelijk ook pleiten voor kwaliteitseisen vanuit het perspectief van de gebruiker. Wij vinden dat er een vorm van externe toetsing nodig is om de kwaliteit te borgen. De CSO pleit ervoor om de Kwaliteitwet te blijven toepassen op zowel de huishoudelijke zorg als begeleiding. Bovendien moet een Verklaring omtrent gedrag (VOG) op korte termijn verplicht gesteld worden. Waar ouderen afhankelijk zijn van de zorg van anderen dient hun veiligheid gewaarborgd te zijn. Hulpmiddelen rondom thema ’zelfredzaamheid in en om de woning’ naar WMO In 2009 heeft CVZ het rapport ‘Heroriëntatie hulpmiddelen ‘uitgebracht en daarin omschreven dat alle hulpmiddelen rondom het thema ‘zelfredzaamheid in en om de woning’ overgeheveld kunnen worden naar de WMO. Een ander deel van de hulpmiddelen (Positief is dat het aantal loketten verminderd, waardoor een integrale benadering van de cliënt gefaciliteerd wordt. . er is dan één loket waar mensen hun hulpmiddel kunnen aanvragen en het faciliteert een integrale benadering van de situatie van de cliënt.
Echter deze overheveling omvat ook hulpmiddelen zoals zit-, lig- en sta-orthesen; mobiliteitshulpmiddelen: krukken, rollators, looprekjes, serveerwagen, trippelstoelen, loopfiets en loopwagens; eetapparaat; persoonlijke alarmeringsapparatuur (medische indicatie); aangepaste stoelen; anti-decubituszitkussens; ADL-hulphond; hulpmiddelen ter compensatie van onvoldoende arm-, hand- en vingerfunctie. Dus een breed scala aan hulpmiddelen, die noodzakelijk zijn om zolang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen en die de zelfredzaamheid bevorderen. In het bestuursakkoord is nog in het geheel niet uitgewerkt hoe en wanneer deze overheveling plaatsvindt. De CSO vindt: • dat overheveling van hulpmiddelen alleen kan plaatsvinden wanneer gemeenten voldoende financiële compensatie krijgen en er sprake is van een geoormerkt budget.
Maximering eigen bijdragen In het akkoord is sprake van een mogelijke invoering van een eigen bijdrage voor rolstoelen door het schrappen van de wettelijke bepaling die deze eigen bijdrage uitsluit. Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar invoering van de vermogenstoets voor de WMO. De ouderenorganisaties willen er op wijzen dat mensen met een beperking te maken met hebben met een groeiend aantal eigen betalingen. Dat bedreigt de toegankelijkheid van zorg en kan leiden tot het vermijden van noodzakelijke zorg en ondersteuning. De CSO pleit ervoor: • om het totaal aan eigen bijdragen te maximeren • en bij een onderzoek naar een vermogenstoets het perspectief van de diverse betrokkenen en uitdrukkelijk ook de organisaties van ouderen/mensen met beperkingen zelf te betrekken.
Tot slot We vertrouwen er op dat u in het debat met verve zult opkomen voor de positie en eigen regie van kwetsbare burgers, zodat de plannen die nu voorliggen aangepast worden.
Hoogachtend,
Drs. G. van Soest, voorzitter