visie
op vermogen 2e jaargang, nummer 3
Een Frans avontuur Kunst biedt jongeren de kans horizon te verruimen
2 visie op vermogen
Voorwoord
deze plaatsing is aangeboden door PricewaterhouseCoopers
geef om dit kind giro 7 800 800 ’s-Hertogenbosch
€ 21,05 NAAM Elius LAND Indonesië LEEFTIJD 4 T 0800 7 800 800 (gratis) www.lilianefonds.nl
visie op vermogen 3
jaar HANDICAP korter rechterbeen BIJDRAGE speciale schoen met beugel RESULTAAT kan zelfstandig lopen
Hét speciale fonds voor kinderen met een handicap in ontwikkelingslanden
Kunst maakt gelukkig. Dat is een uitspraak die werd gedaan tijdens het rondetafelgesprek voor dit derde nummer van ‘Visie op vermogen’ met drie vrouwen die actief zijn binnen culturele Nederlandse instellingen. Het thema was: hoe bind je jongeren aan kunst? Na afloop van dit gesprek bleef deze uitspraak mij nog lang bij. Mijn gedachten gingen onwillekeurig uit naar het ‘Zelfportret op 28-jarige leeftijd’ uit 1500 van Albrecht Dürer dat is te bezichtigen in museum Alte Pinakothek in München. Steeds wanneer ik ernaar kijk, kan ik niet anders dan mij verwonderen – mij verwonderen dat iemand in staat is om in twee dimensies een menselijk gezicht zozeer tot leven te laten komen. Vanuit welke positie je het schilderij ook bekijkt, het lijkt of de ogen van het zelfportret je altijd blijven aankijken, met een mystieke, haast dreigende blik. En juist die verwondering en de vreugde die je daardoor ervaart, zijn balsem voor de ziel. Om in aanraking te kunnen komen met dit gevoel, is educatie van groot belang, bleek uit het rondetafelgesprek. Het belang van educatie kunnen wij als PricewaterhouseCoopers, feitelijk toch een van de grootste opleidingsinstituten van Nederland, alleen maar onderschrijven.
cultuur is de oprichting van een ‘endowment fund’ voor Museum Belvédère in Heerenveen. Over dit museum voor moderne kunst en initiator Thom Mercuur vindt u een reportage verderop in deze ‘Visie op vermogen’, aangevuld met een vraaggesprek met art consultant Auke van der Werff over het aanleggen van een kunstcollectie.
De kans is aanwezig dat u deze ‘Visie op vermogen’ in handen krijgt tijdens de TEFAF 2009. Op deze kunstbeurs van wereldallure nodigen wij relaties uit om samen te genieten van kunst. Kunst is een thema dat wij als PricewaterhouseCoopers maatschappelijk relevant vinden. Dat uit zich in een grote belangstelling voor het culturele erfgoed van Nederland en het vanuit onze maatschappelijke verantwoordelijkheid bijdragen aan het behoud ervan. Zo hebben we in 2007 de restauratie van een schilderij van Rembrandt gesponsord dat in 1937 door museum Boijmans Van Beuningen is verworven. Naast de restauratie vond tegelijkertijd een onderzoek plaats naar de authenticiteit van het schilderij: de vraag rees of het schilderij aan Rembrandt kon worden toegeschreven of dat het van de hand was van een van zijn leerlingen.
Verder leest u dit nummer van ‘Visie op vermogen’ ook weer een aantal fiscaalgetinte artikelen. Janet Visbeen en Pauline van Altena gaan in op de voorziene en onvoorziene gevolgen van de Wet Excessieve Beloningsbestanddelen en Renate de Lange op de nieuwe Successiewet.
Hoewel het schilderij intussen in ere is hersteld, is de discussie over de authenticiteit nog steeds actueel. De algemene stelling is dat het geen Rembrandt is, maar dat hij wel heeft toegezien op de totstandkoming en een aantal gedeelten daadwerkelijk van zijn hand is. Dat de hand van de meester zichtbaar is, is voor anderen – hoewel in de minderheid – juist weer een reden het schilderij wel aan Rembrandt toe te schrijven. Een kwestie van definitie zullen we maar zeggen. Een andere bijdrage die PricewaterhouseCoopers levert aan de Nederlandse
Ook zijn we op bezoek geweest bij John Fentener van Vlissingen. Wij waren zeer vereerd dat hij tijd in zijn drukke agenda kon vrijmaken voor een gesprek over zijn belangstelling voor kunst en zijn drijfveren de kunsthandel in Nederland naar een hoger niveau te brengen. Een andere grote ondernemer met koopmansgeest die we bezochten, is Eric Albada Jelgersma. Hij vertoeft met grote regelmaat op een van zijn châteaus in de Bordeauxstreek: Château Giscours en Château du Tertre. De ongelooflijke gastvrijheid en de warme en hartelijke manier waarop wij werden ontvangen door hem en zijn directeur-général Alexander van Beek heeft ons enorm getroffen. Alles over hun voortreffelijke wijnen (kunst in een fles als je het mij vraagt; ik word er in ieder geval net zo blij van!) leest en ziet u in de uitgebreide reportage.
Ik wens u veel leesplezier!
Xavier Auerbach
Colofon
visie op vermogen 5
Inhoud
Visie op vermogen is een uitgave van de Private Wealth Solutions Group van PricewaterhouseCoopers. De adviseurs van deze groep zijn fiscalisten. Zij staan een groot aantal families bij in het verstandig omgaan met hun familievermogen. Zij helpen om te voorkomen dat zij te veel belasting betalen of dat zij nodeloos fiscale risico’s lopen. Kort gezegd: zij reguleren de belastingdruk op het familievermogen in overeenstemming met het fiscale risicoprofiel van de cliënt. Zij ontwerpen de meest optimale juridische en fiscale structuren. Integraal of op deelgebieden. Wilt u meer weten? Neem dan contact op met: Xavier Auerbach (030) 219 19 20. Mail:
[email protected].
p6
p12
p18
p24
Meer informatie vindt u op www.pwc.nl > onze dienstverlening > tax > private clients. Dit magazine mag ter beschikking worden gesteld van cliënten en derden, evenwel met inachtneming van het volgende. Bij het redigeren van de teksten wordt de uiterste zorgvuldigheid betracht. De behandeling van de onderwerpen is evenwel niet altijd uitputtend, terwijl tevens na verloop van tijd informatie verouderd of niet meer (volledig) juist kan zijn. Wij aanvaarden daarom geen verantwoordelijkheid voor hetgeen eventueel wordt ondernomen op basis van de inhoud van deze publicatie. Alle rechten voorbehouden. Redactieadres PricewaterhouseCoopers BDMC Postbus 90351 1006 BJ Amsterdam Vormgeving/productie 707 Brand Communications Fotografie Arjan Bronkhorst, www.arjanbronkhorst.com Myra May Fotografie Interviews Wink Sabée Gelieve wijzigingen, inclusief adreslabel te sturen naar PricewaterhouseCoopers, Antwoordnummer 46440, 1060 WD Amsterdam. © 2009 PricewaterhouseCoopers. Alle rechten voorbehouden.
*connectedthinking
Ons gedachtegoed* We zijn een kennisorganisatie; onze kracht zit tussen de oren. Die kracht ontwikkelen we voortdurend in dialoog met klanten, stakeholders, branchevertegenwoordigers, overheden en elkaar. We bundelen kennis en expertise en omarmen verschillende zienswijzen, culturen en achtergronden. We zien verbanden en leggen verbindingen. En we vertalen onze ervaringen in de ene marktsector naar bruikbare kennis voor de andere sector. We noemen die manier van denken en werken kortweg ‘Connected Thinking’. Connected Thinking stelt ons in staat vanuit onverwachte invalshoeken nieuwe inzichten en innovatieve oplossingen aan te bieden. Met ons internationale netwerk brengen we Connected Thinking in een groot aantal landen in praktijk. We leveren onze diensten aan grote, middelgrote, kleinere nationale én internationale ondernemingen en aan overheden en not-for-profitorganisaties.
6
Een reis door de kunst in 50 jaar
met John Fentener van Vlissingen
10
Regering ontmoedigt excessieve beloningen
door drs. Janet Visbeen en mr. drs. Pauline van Altena
12
Een Frans avontuur
interview met Eric Albada Jelgersma en Alexander van Beek
17
De nieuwe successiewet: budgetneutraal als toverwoord
18
Kunst biedt jongeren de kans horizon te verruimen
door Renate de Lange
22 Kinderen kijken ogen uit in Rijksmuseum 24 Museum Belvédère: Droom van Thom Mercuur 26
Een leven voor de kunst
6 visie op vermogen
visie op vermogen 7
Een reis door de kunst in vijftig jaar John Fentener van Vlissingen is kunstliefhebber vanaf zijn studententijd. In de afgelopen vijftig jaar heeft hij een fraaie kunstcollectie aangelegd met als specialisatie Nederlandse en Vlaamse landschapstekeningen uit de 17e eeuw. Een interview met een bevlogen ondernemer die hart heeft voor antiquairs, kunsthandelaren en uiteraard de kunstenaars zelf.
Wat betekent kunst voor u? De schoonheid van kunst ontroert me. Dat is al begonnen toen ik een jaar of twintig was en mij vooral bezighield met 17e-eeuwse kunst. De techniek van het schilderen en tekenen in die tijd is het allermooiste dat ooit is gemaakt, vind ik. Het gebruik van schaduwwerking, van symbolieken, fantastisch gewoon. Maar zoals dat gaat, smaak verandert en ontwikkelt zich. Vandaar dat ik mij daarna buitengewoon interesseerde in het impressionisme – dat vooral! –, het postimpressionisme en de laatste tijd zelfs in hedendaagse kunst. Maar dan nog wel figuratief, abstracte kunst is voor mij nog een brug te ver.
Verzamelt u kunst? Ik verzamel zo nu en dan van alle stromingen waarin ik geïnteresseerd ben. Maar ik koop alleen kunst als ik het mooi vind, nooit als belegging. Van de 17e eeuw verzamel ik voornamelijk tekeningen. Niets is mooier dan een tekening van vierhonderd jaar die nog in perfecte staat is – wat een details! De kennis, de ambachtelijke vaardigheid, dat is zoiets aparts, zo mooi. Omdat ik met 17e-eeuwse tekeningen inmiddels een aardige collectie heb opgebouwd van landschappen, uitsluitend gemaakt door Nederlandse en Vlaamse kunstenaars, beïnvloedt dat soms ook mijn koopgedrag. Heb ik van een bepaalde kunstenaar een winterlandschap, dan wil ik van dezelfde
kunstenaar ook een zomerlandschap. Om de collectie nog completer te maken, zoek ik soms actief naar een bepaalde tekening. In navolging van een expositie van honderd van deze tekeningen zo’n tien jaar geleden in het Teylers Museum in Haarlem, volgt in 2010 overigens een nieuwe expositie, met honderd andere tekeningen. Deze expositie vindt plaats in museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam.
Ziet u uw kunstverzameling als hobby? Het gaat veel verder dan dat, ik ben er veel mee bezig. Eindeloos lees ik erover. Zo vind ik het heerlijk om in boekwinkels rond te snuffelen op zoek naar mooie kunstboeken. Echter, hoe meer je leest, hoe meer je je realiseert dat je het niet weet. Het is per slot van rekening onmogelijk van alles op de hoogte te zijn. Daarvoor gebeurt in de kunsten wereldwijd te veel.
Naast 17e-eeuwse landschapstekeningen hebt u een bijzondere belangstelling voor het impressionisme, vertelde u. Wat spreekt u daarin aan? Met een paar verfstreken is een impressionist in staat een beeld te scheppen. Het is pure suggestie. Wat mij enorm treft in impressionistische schilderijen is het optimisme dat het uitstraalt. Het is positief, heeft iets vrolijks, uitbundigs. Van nature ben ik dat zelf ook. En dat moet je als
“De schoonheid van kunst ontroert me. Dat is al begonnen toen ik een jaar of twintig was.”
8 visie op vermogen
ondernemer ook zijn. Als je niet positief in het leven staat, kun je geen ondernemer zijn. Daarvan ben ik heilig overtuigd.
Hangt uw kunst ook bij u thuis aan de muur? Kunst is om naar te kijken, dus dat spreekt voor zich. Om deze reden is ook een deel van de collectie in bruikleen bij verschillende musea. Hoe meer mensen ervan kunnen genieten, hoe beter. Zo hebben mijn vrouw en ik een grote voorliefde voor een impressionistisch schilderij van Vincent van Gogh dat in bruikleen is bij het Van Gogh Museum. Aangezien wij het grootste deel van het jaar in het buitenland verblijven en eigenlijk maar zelden in Nederland zijn, hebben wij de afspraak met het museum dat we in die periode het schilderij dan in ons eigen huis mogen hangen. Daar kunnen we dan samen uren naar kijken. Heerlijk.
visie op vermogen 9
Wat was uw eerste kunstaankoop? Dat was toen mijn vrouw en ik begin twintig waren bij een kunstveiling van Mak van Waay aan het Rokin in Amsterdam, dat later is opgegaan in Sotheby’s. Ik herinner mij nog dat ik aan mijn buurman in de zaal, die antiquair bleek te zijn, genoopt was te vragen hoe dat nu eigenlijk moest, dat bieden. Bij een schilderij dat ik mooi vond, een aquarel van Bosboom uit de 19e eeuw, stak ik mijn vinger op. Mijn vrouw vroeg: “Heb je het?”. Ik antwoordde: “Ik heb werkelijk geen idee.” Daarop wendde ik mij tot mijn buurman. Hij vertelde dat ik het schilderij inderdaad had gekocht. Gelukkig voegde hij daaraan toe dat ik ook nog een goede koop had gedaan. Ik weet nog exact het bedrag, 120 gulden, een heel bedrag vonden wij toen.
Is het schilderij nog steeds in uw bezit? Uiteraard, het heeft veel emotionele waarde omdat dit het eerste kunstwerk is dat ik samen met mijn vrouw heb gekocht.
Wat is uw relatie met de TEFAF? Ik ben een tijdje betrokken geweest bij de TEFAF om een aantal problemen op te lossen. De antiquairs hadden onenigheid bij de oprichting van de TEFAF en vertrokken naar de kunstbeurs in Valkenburg. Zij hebben mij toen gevraagd voorzitter te worden. Ik was hiertoe bereid, echter onder voorwaarde dat ik zou proberen beide organisaties weer bij elkaar te brengen, want gezamenlijk zijn zij veel sterker. Een andere voorwaarde was dat ik daarna onmiddellijk zou terugtreden. Gelukkig lukte dit. Enkele jaren later werd ik door de TEFAF-oprichters gevraagd het voorzitterschap op mij te nemen van
de nog op te richten pAn in Amsterdam. Dat heb ik gedaan op voorwaarde dat ik op de dag van opening weer zou aftreden. Om de continuïteit van de pAn te garanderen heb ik toen voorgesteld de organisatie op aandelen te baseren. Immers, kunst gaat door goede tijden en door slechte tijden. Een galeriehouder of kunsthandelaar met een aandeel zou dan te allen tijde verzekerd zijn van een plaats op de beurs. Voordeel van de aandelenconstructie was dat er een zekere voorselectie plaatsvond en, bovendien, dat de eigenvermogenspositie vanaf het begin goed was. De eerste jaren werd ook de winst toegevoegd aan de reserves, er was dus een stevig financieel fundament om ook in minder goede tijden de kunstbeurs doorgang te laten vinden. Na een jaar of zeven was de vermogenspositie zo goed dat de galeriehouders en kunsthandelaren op eigen benen konden staan. Daarop heb ik als grootaandeelhouder mijn aandelen, op een aantal na, verkocht.
Wat is het belang van galeriehouders en kunsthandelaren voor Nederlandse kunstenaars? De meeste kunstenaars maken de mooiste kunstwerken maar weten ze niet te verkopen. Daarbij hebben ze hulp nodig. Van de TEFAF, een galeriehouder of via het verkrijgen van publiciteit. Om daaraan ook een bijdrage te leveren heb ik vanuit mijn onderneming BCD Travel (een van ‘s werelds grootste zakelijke reisbureaus, red.) dit jaar een stichting in het leven geroepen die als doel heeft elk jaar een hedendaagse Nederlandse kunstenaar te helpen zich te profileren – het liefst een kunstenaar die iets met reizen heeft. Er komt dan een boek over de kunstenaar en een of meerdere tentoonstellingen. Kortom, de kunstenaar is verzekerd van
aandacht. Dit eerste jaar is dat Eppe de Haan, een Nederlandse beeldhouwer die in Italië woont en werkt.
Wat is de verwantschap tussen kunst en reizen? Nieuwsgierigheid. Iedere kunstenaar is per slot van rekening nieuwsgierig en gaat op zoek naar de grenzen van de kunst. Ook is de kunstenaar nieuwsgierig naar wat er in de wereld gebeurt. Dat is van alle tijden. De kunstenaars uit de 17e eeuw reisden ook al naar Italië om inspiratie op te doen. Kunst heeft altijd gereisd door de wereld.
“Kunst is om naar te kijken. Hoe meer mensen ervan genieten, hoe beter.”
10 visie op vermogen
visie op vermogen 11
Regering ontmoedigt excessieve beloningen door drs. Janet Visbeen en mr. drs. Pauline van Altena
De vraag die de Wet Excessieve Beloningsbestanddelen telkens stelt is de volgende: is het rendement dat een werknemer behaalt op een investering in de onderneming waarvoor hij ook werkzaamheden verricht daadwerkelijk een investeringsrendement – met vaak gunstige voorwaarden – of is het een verkapte beloning? De nieuwe wet is
Op 1 januari 2009 trad een nieuwe wet in werking: de Wet Excessieve Beloningsbestanddelen. Doel is disproportionele rendementen (box 3) op investeringen van managementleden in de private equity ondernemingen waarin ze werkzaam zijn, voortaan te beoordelen als lucratief belang, ofwel als beloning (box 1). De wet heeft echter ook een onbedoeld negatief effect op opvolgingsstructuren bij ondernemingen en reguliere werknemersparticipatieregelingen. Aan de andere kant biedt de wet ook kansen. op dat punt vrij duidelijk. Waar het op neer komt is dat de belastingdienst rendementen die meer dan normaal zijn (disproportioneel) voortaan ziet als beloning (box 1). Maar wat is méér dan normaal? De wet stelt dat een preferent dividend van 15 procent of hoger meer dan normaal is, evenals een investering met een aanzienlijk hefboomeffect.
drs. Janet Visbeen (links) en mr. drs. Pauline van Altena
Bedrijfsopvolging Tot zover lijkt alles duidelijk. Waar echter bij de totstandkoming van de wet niet in was voorzien is de nadelige uitwerking van de wet voor situaties als opvolgingsstructuren bij familieondernemingen en reguliere werknemersparticipatieregelingen. Om bij de eerste te beginnen: familiebedrijven die de onderneming willen overdragen van ouder (verder: vader) op kind (verder: zoon) vallen onbedoeld ook vaak onder de wet. Immers, de zoon is waarschijnlijk niet in staat de koopprijs van de onderneming in één keer te betalen aan de vader. Met als gevolg dat de vader naast een klein gedeelte eigen vermogen met een groot gedeelte vreemd vermogen (in casu: de schuld van de zoon aan de vader) in de zaak blijft zitten. Doordat een ander dan de zoon (namelijk de vader) vreemd vermogen in de onderneming steekt, profiteert de zoon volgens de letter van de Wet Excessieve Beloningsbestanddelen van de hefboomwerking die de inbreng van het vreemde vermogen op zijn eigen vermogen heeft. De belastingdienst zou deze hefboom (extra voordeel)
kunnen beoordelen als een beloning voor de werkzaamheden die de zoon verricht in de familieonderneming (lucratief belang). Dit risico neemt bovendien toe als het een overdracht betreft buiten de familie, bijvoorbeeld aan het management.
Afstemmen met belastingdienst Het is daarom verstandig vooraf af te stemmen hoe de belastingdienst op dit vlak omgaat met de opvolging van een onderneming. Een goed moment daarvoor is renteafstemming (hoeveel rente betaalt de zoon aan de vader of het management aan de familie) met de belastingdienst. Bij niet goed afstemmen, is de kans aanwezig dat de zoon of het management over het rendement van hun aandelen wordt belast in box 1: inkomstenbelasting tegen waarschijnlijk 52 procent, terwijl normaliter dit rendement bij een bedrijfsopvolgingsstructuur wordt belast met 25 procent. Ook andere oplossingen zijn denkbaar, maar de consequenties van deze oplossingen dienen vooraf goed te zijn doorgerekend.
Werknemersparticipatieregeling Een hefboom kan ook optreden bij reguliere werknemersparticipatieregelingen, die vooral grote nietbeursgenoteerde ondernemingen in het leven hebben geroepen in de concurrentieslag met beursgenoteerde ondernemingen om het beste personeel. Maar ook bij beursgenoteerde ondernemingen bestaan er risico’s. Bijvoorbeeld als de aankoop van aandelen geschiedt
vanuit een personeelslening (vreemd vermogen). Dit creëert een hefboom met als mogelijk gevolg dat het rendement wordt belast in box 1 (waarschijnlijk 52 procent) en niet in box 3 (1,2 procent).
Kansen De nieuwe wet biedt echter ook kansen. Een van de kansen is een direct gevolg van het feit dat de wet is opgesteld vóórdat de kredietcrisis uitbrak. Immers, de beurskoersen zijn in het najaar van 2008 gemiddeld met meer dan de helft gedaald. Onder de nieuwe wet zijn gerealiseerde verliezen op werknemersparticipatieregelingen ook aftrekbaar in box 1. Het volgende voorbeeld toont aan dat het nemen van het koersverlies, dat dan voor maximaal 52 procent wordt meegefinancierd door de fiscus, kan leiden tot een verdubbeling van het aandelenbelang. Dit kan helpen om management te motiveren, ook nu de markten onder druk staan. De kwalificatie als lucratief belang (box 1) betekent ook dat er geen jaarlijkse box 3-heffing verschuldigd is en dat daarom teruggave van de in eerdere jaren betaalde box 3-heffing bij de belastingdienst mogelijk is.
Conclusie De Wet Excessieve Belonings bestanddelen is vrij complex. Veel onduidelijkheden bestaan nog over de praktische invulling en reikwijdte van deze wetgeving. Ook heeft de wetgever geen rekening gehouden met de veranderde economische
omstandigheden. Hierdoor biedt de wet ook lucratieve planningsmogelijkheden. Het is daarom van belang dat als medewerkers investeren in de onderneming waar zij werkzaam zijn, wordt vastgesteld of er een risico bestaat dat deze wetgeving van toepassing is. Dit om vervelende verrassingen te voorkomen en, waar mogelijk, belastingheffing te beperken. Janet Visbeen en Pauline van Altena zijn beiden werkzaam binnen de Human Resource Services praktijk van PwC Belastingadviseurs
Oorspronkelijke koopprijs investering € 100.000. Huidige marktwaarde € 20.000 Indien de investering kwalificeert als lucratief belang en de medewerker zijn investering nu verkoopt realiseert hij een verlies van € 80.000. Als zijn marginale belastingtarief 52% bedraagt, leidt dit verlies tot een belastingteruggave van € 41.600. Hiermee kan hij onder de huidige marktwaarde een belang verwerven dat meer dan twee keer zo groot is als zijn initiële belang in de onderneming.
12 visie op vermogen
visie op vermogen 13
Een Frans avontuur interview met Eric Albada Jelgersma en Alexander van Beek Hollands koopmanschap is de stuwende kracht achter de opleving van twee Franse wijnchâteaus: Château Giscours en Château du Tertre. Onder aanvoering van Eric Albada Jelgersma en Alexander van Beek nemen deze twee geclassificeerde Bordeauxwijnen weer een prominente plaats in op de wijnkaart van menig sterrenrestaurant. “Werken met een natuurproduct is fantastisch.” “Hi Eric, are you interested in a wine property?” Dat was wat een Amerikaanse adviseur vroeg aan Eric Albada Jelgersma in de herfst van 1994. Ze kenden elkaar van een transactie die zij ooit samen hadden gedaan in Londen. Albada Jelgersma, afkomstig uit een koopmansfamilie – grondlegger van Unigro, dat later opging in Laurus – was al een tijd op zoek naar een vooraanstaand wijnchâteau. De Amerikaan wist dat en was voor zijn klant, de eigenaren van Château Giscours, op zoek naar een koper van het wijnlandgoed. “De eigenaren hadden nogal wat geld verloren, door het spelen van polo”, vertelt Albada Jelgersma. “De Amerikaan had hen geadviseerd nieuw kapitaal aan te trekken en zo kwamen ze uiteindelijk bij mij terecht. Zo gaat het altijd. Als je je netwerk uitbreidt, komen er altijd kansen.”
Troisième Cru Toen Albada Jelgersma vernam dat het ging om Château Giscours, een van de geclassificeerde Troisièmes Crus van de Classificatie van Bordeauxwijnen van 1855, toonde hij zich meteen geïnteresseerd. Immers, Giscours is met 140 hectare een groot wijnlandgoed, 80 hectare
appellation Margaux en 60 hectare appellation Haut-Médoc en bood daarmee de mogelijkheid om binnen de appellation Haut-Médoc nog 40 hectare extra te verbouwen. Omdat de familie van de eigenaren intern verdeeld was over de verkoop van het château, werd besloten alleen de exploitatie van het wijnlandgoed te verkopen. Voor de exploitatie waren meerdere kapers op de kust, maar Albada Jelgersma werd het uiteindelijk gegund. “We hadden een uitstekend bod gedaan. Maar wat ook meespeelde is dat het tussen onze families goed klikte. Wij zijn zelfs vrienden van elkaar geworden. Ik had mij altijd al voorgesteld dat ik op enig moment de overstap zou maken van grutter naar wijnboer. En nu was het moment daar.”
In verval Aan de gang dan maar, want er was voldoende te doen – het château was in een erbarmelijke toestand. “Het was een zooitje ongeregeld”, vertelt Albada Jelgersma. “Niet alle medewerkers waren eerlijk, we hebben er een aantal moeten ontslaan. De wijngaarden waren zwaar verwaarloosd, er ontbraken 130.000 planten. De eikenhouten vaten, les barriques, waren in geen
jaren meer vernieuwd. Alles was kortom in verval, de sfeer was om te snijden.” Besloten werd dat alles wat nodig was onmiddellijk te doen – en tegelijkertijd. Schulden aan banken werden afgelost, nieuwe wijnstokken werden geplant en alles wat aan vervanging toe was, werd vervangen. Er werd een vooraanstaande wijnmaker uit de regio aangesteld. Maar al snel bleek dat de commerciële vaardigheden van de Franse wijnmaker, een techneut tenslotte, nogal te wensen overlieten. Dat baarde de koopman Albada Jelgersma, die immers bezig was forse investeringen te doen in de wijngaarden van Château Giscours, uiteraard grote zorgen.
Commercieel talent De oplossing kwam letterlijk aangewandeld. Op een septemberdag in 1995 rammelde de toen 24-jarige Alexander van Beek aan de poorten van het château. Hij had in de zomer zojuist zijn master degree in marketing behaald en wilde als tijdelijke bijbaan graag eens de oogsttijd meemaken. Albada Jelgersma, een vriend van zijn ouders, ontving hem met open armen en ontdekte al snel de commerciële talenten van de jongeling. Albada Jelgersma bood hem aan de commerciële kar te trekken op het wijnlandgoed, als hand op de knip van de geldverkwanselende Franse wijnmaker. Van Beek, van plan om na de oogsttijd aan de slag te gaan bij een bank, aanvaardde het aanbod en is nooit meer weggegaan. “Ik vond wijn altijd al fantastisch”, aldus Van Beek. “Toen ik hier was raakte ik buitengewoon gepassioneerd door de verschillende facetten van het wijn maken. Ik besloot te blijven en de uitdaging aan te gaan.”
Samenwerking Met de Gouden Gids en een Frans woordenboek onder de arm ging Van Beek aan de slag. Hij kocht in wat nodig was, leerde alles over wijn maken, volgde cursussen en won steeds meer het vertrouwen van Eric Albada Jelgersma. Onder de hoede van ‘meester’ Albada Jelgersma ontpopte ‘leerling’ Van Beek zich tot een geduchte koopman. “Het inkopen van de hoogste kwaliteit tegen de laagst mogelijke prijs deed hij uitstekend”, zo blikt Albada Jelgersma terug. De samenwerking tussen de meester en zijn leerling breidde zich steeds verder uit. Dit resulteerde in 1997 in de aankoop van Château du Tertre, een Cinquième Cru met 50 hectare beschikbare wijnbouwgrond – een château dat pal naast Château Giscours ligt en met minutieuze aandacht voor detail tot een ware lusthof werd getransformeerd. De verfijnde, charmante wijn is inmiddels
14 visie op vermogen
een absolute favoriet van de internationale wijnpers. Van Beek kreeg in de loop van de jaren de operationele leiding over de twee châteaus. Na een ongelukkige val op zijn jacht in het Caribisch gebied in januari 2005 raakte Albada Jelgersma bijna volledig verlamd. Sinds die tijd komt het meeste werk terecht op de schouders van Van Beek. Maar ook nu nog houden de twee een paar keer per week strategisch overleg. “Dat waardeer ik enorm”, zegt Albada Jelgersma. “Ik blijf daardoor uitstekend op de hoogte van het reilen en zeilen op de châteaus.” Van Beek: “We hebben in de loop van de jaren een bepaalde verstandhouding opgebouwd. Ik weet dus precies hoe hij wil dat de bedrijven geleid worden.”
Survival of the fittest De wisselingwerking tussen ervaring en ambitie, tussen oud en jong zo u wilt, was ook in de wijngaarden de stuwende kracht achter de zegetocht van Châteaux Giscours. In 1995, Alexander van Beek was nog maar net in dienst, werd besloten de eerder genoemde 130.000 nieuwe wijnranken te planten tussen de oude bestaande
visie op vermogen 15
planten om zodoende een nieuwe wortelstructuur te creëren. “We hebben een aanpak gekozen die de concurrentie aanwakkert tussen de jonge planten”, legt Van Beek uit. “Dit ‘survival of the fittest’principe leidt ertoe dat de kwaliteit van de planten elk jaar verbetert. De planten krijgen een diepgaandere wortelstructuur waardoor ze meer kunnen absorberen van de grondelementen, het terroir. Met als resultaat een steeds complexere, meer uitgebalanceerde wijn.” De gekozen tactiek leidde al snel tot het gewenste effect. Reeds in 2000 oordeelde de internationale pers dat Château Giscours weer terug was op het hoge kwaliteitsniveau van de jaren zeventig. “Het gevolg van teamwork, investeringen en de juiste keuzes maken”, aldus Van Beek.
Croupes Van Beek licht toe dat wijn het best gedijt op arme grond zodat de planten moeten vechten voor hun leven. De ondergrond van de wijngaarden bestaat uit kiezels – op sommige plekken tot een diepte van twintig meter. Deze grondstructuur is ontstaan in de ijstijd. De kiezels vormen heuvels (croupes); hierop zijn de topwijngaarden aangeplant.
Hoe hoger de croupe, hoe armer de voedingsbodem, hoe beter geschikt voor wijnbouw. Vooral ook omdat de afwatering (door de kiezels heen én van de croupe af) op die plekken het meest optimaal is. De precieze omstandigheden van bodem en klimaat in de wijngaard noemt men het terroir. Het terroir zorgt voor de specifieke smaak van de wijn, voor de rijkdom en de elegantie. “Château du Tertre ligt iets verder van de oevers van de Gironde, heeft daardoor een grovere kiezelstructuur, waardoor de
“Toen ik hier was raakte ik buitengewoon gepassioneerd door de verschillende facetten van het wijn maken.”
16 visie op vermogen
grond warmte beter vasthoudt. Met als gevolg een wijn met meer volume, meer generositeit, meer finesse, een meer vrouwelijke wijn kortom”, vertelt Van Beek. “Château Giscours ligt dichter bij de rivier, heeft in de loop van de evolutie een nog krachtiger terroir ontwikkeld, de kiezels zijn kleiner, de grond compacter en kouder. De wijn is daardoor directer, intellectueler, complexer, mannelijker. Kortom: twee aanpalende châteaus, beide geclassificeerde Bordeauxdomeinen, dezelfde appellatie (Margaux), dezelfde eigenaar, maar toch compleet andere wijnen.”
Schitterende oogsttijd In september en oktober vindt de oogst plaats; voor de gehele pluk zijn ongeveer veertien dagen nodig. Ondanks de slechte zomer van 2008 zijn Albada Jelgersma en Van Beek ervan overtuigd dat 2008 een mooi wijnjaar gaat worden voor Château Giscours en Château du Tertre. “De oogstperiode was schitterend: veel zon, nauwelijks regen. We konden
visie op vermogen 17
voor het plukken van de diverse druivensoorten en percelen telkens het meest ideale moment uitkiezen, het moment dat het fruit fysiologisch perfect rijp is”, aldus Van Beek. Na de oogst vindt het wijnmaken plaats. Tijdens dit proces is het de kunst om de persoonlijkheid van het terroir en het oogstjaar zo goed mogelijk tot uitdrukking te brengen. Alles hangt met elkaar samen, voortdurend moeten de juiste keuzes worden gemaakt, zoals bij de blend van de diverse percelen en druivensoorten, en de keuze van de barriques. “Alles moet perfect zijn want één verkeerde keuze kan al funest zijn”, zo licht Van Beek toe. “Funest voor de wijn, funest voor onze merken. We kiezen bij de selectie van onze toeleveranciers daarom louter voor de beste kwaliteit.”
Top-10 Médoc In het voorjaar vinden vervolgens de grote ‘en primeur’-proeverijen plaats, waar de geclassificeerde Bordeauxwijnen zich presenteren aan internationale wijnkopers en de internationale
pers. Op basis van deze proeverijen komt voor elke gepresenteerde wijn een prijs tot stand waarmee de wijnhandelaren vervolgens hun markten gaan benaderen. “Voor ons is het belangrijk dat de juiste handelaren, met het juiste distributienetwerk aan de slag gaan met onze wijnen”, vertelt Van Beek. “Zo is het voor de merkbeleving van onze wijnen cruciaal dat we in zo veel mogelijk goede restaurants op de wijnkaart staan.” Eric Albada Jelgersma kent geen twijfels over de toekomst van Château Giscours – ook geschikt voor grootschalige evenementen, tot 450 personen kunnen ze er ontvangen voor lunches en diners – en Château du Tertre. “Vanaf het begin is het onze doelstelling de best mogelijke wijnen te maken, zonder ruimte voor concessies. We willen met onze wijnen behoren tot de top-10 van de Médoc. Elk jaar zijn de wijnen weer beter dan het jaar ervoor, het bewijs dat onze strategie van het combineren van jonge en oude wijnplanten werkt.”
De nieuwe successiewet: budgetneutraal als toverwoord door Renate de Lange Waren de plannen van staatssecretaris De Jager over de nieuwe successiewet in het voorjaar van 2008 nog hemelbestormend, in het najaar van 2008 blijken de plannen te zijn beperkt tot enkele budgetneutrale maatregelen. Met andere woorden: over de gehele linie verandert voorlopig niet zo veel. Reden voor deze late koerswijziging zijn de reacties van burgers en maatschappelijke organisaties op de eerste plannen van de staatssecretaris. Maar wat verandert wel? Twee van de voorgestelde maatregelen springen eruit. De eerste maatregel betreft de tariefsverlaging:
Deel van de belaste verkrijging
Tariefgroep 1 (partners en kinderen)
Tariefgroep 2 (overige verkrijgers)
€ 0 - € 125 000 € 125 000 – hoger
10% 20%
30% 40%
Hoewel het op het eerste gezicht inderdaad om een tariefsverlaging voor beide tariefgroepen lijkt te gaan, leidt een kleine rekensom in veel gevallen tot een andere conclusie. Onder de huidige wet lopen de tarieven geleidelijk op. Voor partners/kinderen loopt het tarief van 5 procent op naar 27 procent, terwijl in de voorstellen direct het relatief hoge tarief van 10 procent van toepassing is. Voor partners/ kinderen is over het algemeen dan ook sprake van een tariefsverhoging, tenzij de verkrijging meer dan € 472.500 bedraagt. In dat geval leidt de verlaging van het toptarief van 27 procent naar 20 procent daadwerkelijk tot een lagere belastingheffing. Voor kleinkinderen variëren de tarieven onder de huidige wet van 8 procent tot 43,2 procent, terwijl ze nu direct in het hoge 30 procent-tarief vallen. Voor hen is pas sprake van een tariefsverlaging bij verkrijgingen vanaf € 2.750.000. Nu tariefgroep 2 en 3 worden samengevoegd, vallen de broers/zusters in dezelfde tariefgroep als derden. Voor deze nieuwe tariefgroep 2 kan met recht worden gesproken over
een tariefsverlaging. Voor broers/zusters varieerden de tarieven van 26 procent tot 53 procent en voor de overige verkrijgers (waaronder neven en nichten) zelfs van 41 procent tot 68 procent. De tweede maatregel die opvalt, betreft de aanpak van doelvermogens (zoals de trust of de Stichting Particulier Fonds). In het voorjaar van 2008 wilde de staatssecretaris uitkeringen uit doelvermogens in de Nederlandse belastingheffing betrekken indien de verkrijger in Nederland woonde. In het najaar van 2008 gooit de staatssecretaris het echter over een andere boeg. In de voorstellen wordt het bestaan van doelvermogens voor de Nederlandse belastingheffing genegeerd. Dat betekent dat de staatssecretaris er voor de belastingheffing vanuit gaat dat het vermogen nog altijd toebehoort aan de inbrenger. Gedurende zijn leven mag de inbrenger de vermogensbestanddelen van het doelvermogen meenemen in zijn aangifte inkomstenbelasting in box 1, box 2 of box 3. Bij zijn overlijden zal het doelvermogen worden toegerekend aan zijn erfgenamen (zij worden dit dan geacht als erfenis te hebben ontvangen). Toch wringt hier de schoen. Immers, in de praktijk zijn de begunstigden van een doelvermogen echter lang niet altijd dezelfde personen als de erfgenamen van de inbrenger. Dit zou ertoe leiden dat personen die niet profiteren van het doelvermogen, wel de aanslag successierecht tegemoet mogen zien. Maar ook de inkomstenbelasting in latere jaren is voor rekening van de erfgenamen (ongeacht of zij profiteren van het vermogen). Overigens roept de voorgestelde regeling nog veel andere vragen op, vooral nu in de voorstellen niet wordt gesproken over overgangsrecht. Er bestaan kortom nog behoorlijk wat onduidelijkheden over de werking van de nieuwe Successiewet. Het is aan de staatssecretaris om hier in het voorjaar van 2009 helderheid over te scheppen.
18 visie op vermogen
visie op vermogen 19
Kunst biedt jongeren de kans horizon te verruimen
Voor het behoud van het culturele erfgoed is het belangrijk jongeren op vroege leeftijd bij kunst te betrekken. Hoe doen culturele instellingen dat? Om daar achter te komen nodigden wij drie experts uit die actief zijn in het culturele circuit voor een rondetafelgesprek: Pauline Kruseman, voormalig directeur van het Amsterdams Historisch museum, Jolien Schuerveld Schrijver, directeur van Het Concertgebouw Fonds en Annet Gelink, eigenaar van Annet Gelink Gallery. Plaats van handeling: het Concertgebouw in Amsterdam. “Samenwerken met scholen is als zaaien: de resultaten hoeven niet direct de volgende dag zichtbaar te zijn.” Wat is het belang jongeren bij kunst te betrekken?
Wat zijn manieren om jongeren bij kunst te betrekken?
Gelink: Ze leren anders kijken. De eenvoudigste gebeurtenissen die in het dagelijkse leven plaatsvinden, beleef je intenser als je ooit met kunst in aanraking bent gekomen. Bijvoorbeeld oog hebben voor de schoonheid van de ondergaande zon tijdens een autorit.
Schuerveld Schrijver: Drie zaken
Schuerveld Schrijver: Voor zowel de samenleving als de jongeren is het goed dat jongeren door kunst hun empathische vermogen ontwikkelen en daardoor socialer in de maatschappij staan. Cultuur verruimt je eigen horizon. Een samenleving zonder musea, muziek, boeken. Wie wil daar wonen? Het is van belang kinderen op jonge leeftijd kennis te laten maken met verschillende vormen van cultuur te brengen. Het is beschaving en het maakt mensen gelukkig.
zijn van belang. De eerste manier is om jongeren de gelegenheid te geven zélf iets te doen zoals kleuren, tekenen en schilderen. De tweede manier is ouders erbij betrekken. Zo organiseren wij vanuit het Concertgebouw binnenkort een zangevenement voor kleuters. Het blijkt namelijk dat er steeds minder gezongen wordt met kinderen. Op de Pabo krijgen de toekomstige juffen en meesters nog slechts vier uur muziek per jaar! Liedjes als ‘Dikkertje Dap’ raken in de vergetelheid. Bij het kleuterzang-event krijgen vaders en moeders vooraf een cd met kinderliedjes om thuis te oefenen met hun kinderen. Het effect van verbinden treedt zo op. De derde en misschien wel belangrijkste manier is het betrekken van scholen. Immers, via de schooldeur bereik je alle kinderen. Kinderen die op jonge
leeftijd met kunst in aanraking komen, hebben op volwassen leeftijd een hogere participatie in kunst en cultuur.
Kruseman: Voor kinderen is educatie over kunst inderdaad enorm belangrijk – eigenlijk zou het in het curriculum van scholen standaard moeten worden opgenomen. Toch begrijp ik dat dit soms lastig is; iedereen wil per slot van rekening van alles in het curriculum laten opnemen. En niet voor iedere school is een museum of concertgebouw gemakkelijk bereikbaar. Maar ook in de directe omgeving van een school is kunst en cultuur. In elk dorp of stad staat wel ergens een beeldhouwwerk. Zo kun je bijvoorbeeld de geschiedenis van de stad of dorp in een cultuur-historische context plaatsen. Van het geldbedrag dat ik in 2007 heb gekregen met het winnen van de IJ-prijs (jaarlijkse prijs voor een persoon die een bijzondere economische en culturele bijdrage heeft geleverd aan de stad
20 visie op vermogen
Pauline Kruseman Pauline Kruseman was tot eind 2008 bijna achttien jaar directeur van het Amsterdams Historisch Museum. Daarvoor was ze twintig jaar werkzaam bij het Tropenmuseum. Ook was ze voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei en de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Op dit moment bekleedt Kruseman diverse bestuursfuncties in de culturele sector. Over het Amsterdams Historisch Museum zegt ze: “Wij willen onze bezoekers, zowel jong als oud, onder meer door middel van het openbaar kunstbezit – de rijke Amsterdamse collectie – kennis laten nemen van de Amsterdamse geschiedenis.”
Amsterdam, een gezamenlijk initiatief van de gemeente Amsterdam en PricewaterhouseCoopers, red.) heb ik een educatiefonds opgericht om jongeren, onder meer uit achterstandswijken, naar ons museum te trekken. Juist voor dit soort initiatieven – gericht op jongeren die kunst en cultuur niet van vanzelfsprekend meekrijgen – is veel geld nodig.
Wat doen jullie met deze jongeren als zij op bezoek komen? Kruseman: We proberen de dag zo in te richten dat het aansluit op het niveau van de jongeren. Als we bijvoorbeeld VMBO-jongeren op bezoek hebben, nemen we ook een
visie op vermogen 21
Jolien Schuerveld Schrijver Juriste Jolien Schuerveld Schrijver, is directeur van het Concertgebouw Fonds. Ze is al meer dan twintig jaar actief in het culturele circuit, vooral op de gebieden particuliere fondsenwerving, marketing en communicatie. Voorheen was Schuerveld Schrijver werkzaam bij het Prins Bernhard Cultuurfonds en het Rijksmuseum. Over haar missie bij het Concertgebouw zegt ze: “Mensen en kinderen de kracht van muziek persoonlijk laten ervaren. Muziek verrijkt het leven, verbindt je met anderen en zou voor zo veel mogelijk mensen toegankelijk moeten zijn.”
kijkje achter de schermen. Dit doen we omdat ze op deze manier de werkzaamheden zien die ze mogelijk zelf kunnen uitvoeren in de toekomst: de restauratieafdeling, de technische dienst, het restaurant. Daarna gaan we het museum in. Op deze manier ervaren ze dat de mensen achter de schermen net zo belangrijk zijn als de mensen ervoor.
Annet Gelink Annet Gelink studeerde Museologie in Leiden en begon in 1992 een galerie. Ze was medeoprichter en directeur van Bloom Gallery en sinds acht jaar eigenaar van Annet Gelink Gallery. Haar gallery concentreert zich op jonge talenten met eigen signatuur en internationale uitstraling. Ze neemt deel aan belangrijke internationale beurzen als Art Basel, Art Basel Miami Beach, Frieze Art Fair in London en The Armory Show in New York. Gevraagd naar haar geheim zegt ze: “Mijn intuïtie is het enige waar ik zeker van ben.”
moet maken met de wijze waarop je het aanbiedt. Het gaat om het verhaal eromheen, ervoor zorgen dat het kunstwerk beklijft. Jongeren kunnen door kunst veel leren over de Nederlandse geschiedenis. In het Amsterdams Historisch Museum is bijvoorbeeld veel zien en lezen over de VOC.
Jongeren moeten de kunstwerken met eigen ogen aanschouwen?
Geeft een grotere betrokkenheid van de jeugd in de toekomst ook een impuls aan de kunst in Nederland?
Kruseman: De authenticiteit van
Gelink: Nederland kan op dat vlak
kunst genereert de emotie, reproducties doen dit niet. Voor jongeren geldt dat de kwaliteit van de kunst net zo hoogwaardig moet zijn als kunst voor volwassenen, maar dat je de slag
een voorbeeld nemen aan GrootBrittannië. Daar vindt kunsteducatie van jongeren al heel lang plaats. Daardoor staat kunst ook veel meer in de maatschappij dan in Nederland, de
meeste musea zijn er ook gratis. Met als gevolg dat kunst in GrootBrittannië een grote beleving kent in verschillende lagen van de maatschappij. Kunst is daar ook een middel om bepaalde buurten en steden te ontwikkelen; in Nederland is het een doel op zich – kunst is hier haast elitair.
Tot welke kunstvormen voelen jongeren zich het meest aangetrokken? Schuerveld Schrijver: Ik denk dat muziek de meest toegankelijke kunstvorm is, ook voor kinderen. Gelink: Daarnaast cinema en de laatste tijd ook videokunst. Kinderen vinden videokunst prachtig omdat het appelleert aan hun belevingswereld. Mijn ervaring is dat ze zich elk videowerk dat ze hebben gezien, heel goed kunnen herinneren.
Welke geldstromen zijn beschikbaar voor het betrekken van jongeren bij kunst? Kruseman: Er zijn subsidies en fondsen, maar het beschikbare geld is niet voldoende. Het zou daarom fantastisch zijn als particulieren zich aangesproken voelen een eenmalige of langdurige bijdrage te leveren.
Schuerveld Schrijver: Bijvoorbeeld met een Fonds op Naam. Bij een kunstinstelling met historie zoals het Concertgebouw, bestaat een dergelijk Fonds op Naam over honderd jaar nog. De fondsnaamgever overlegt met kunstinstelling hoe deze het fondsgeld besteedt. Het leuke is dat er een heel goede band ontstaat tussen de fondsnaamgever en de kunstinstelling.
en het ontwikkelen van lesmateriaal. Maar een fonds dat ervoor zorgt dat kinderen uit het land met een bus naar een museum of concertgebouw worden gereden, is ook heel hard nodig. Transport is vaak een bottleneck.
Gelink: In de 19e eeuw was er veel meer samenwerking tussen kunstinstellingen en particulieren zoals verzamelaars. In de 20e eeuw is die rol overgenomen door de overheid. Nu de overheid zich echter terugtrekt moeten particulieren weer het initiatief nemen. Ik denk dat over een aantal jaren plaquettes met namen van geldschieters, zoals in GrootBrittannië en de Verenigde Staten gemeengoed is, ook in Nederland hun intrede doen.
Kruseman: Vooral op het gebied van educatie is nog een wereld te winnen. Denk aan het trainen van leerkrachten
Q&A
Welke fiscale faciliteiten zijn er op het gebied van kunst en cultuur? Xavier Auerbach, tax partner bij PricewaterhouseCoopers, geeft antwoord: “Twee faciliteiten staan mensen ter beschikking die kunst en cultuur een warm hart toedragen. De eerste mogelijkheid is een gift aan een kunst- of cultuurinstelling, bij voorkeur in de vorm van een notariële lijfrente. Dit heeft twee voordelen. De gever heeft een onbeperkte giftaftrek – bij voldoende inkomen in box 1 maximaal 52 procent – én de ontvangende kunst- of cultuurinstelling hoeft geen schenkingsrecht te betalen.” “De tweede mogelijkheid is dat onder bepaalde voorwaarden de minister geheel of gedeeltelijke kwijtschelding kan verlenen van het verschuldigde recht van successie. Dit kan alleen indien voorwerpen met een cultuurhistorisch of kunsthistorisch belang door de verkrijger in eigendom worden overgedragen aan de staat. Het bedrag van de kwijtschelding is 120 procent van de getaxeerde waarde van de overgedragen voorwerpen, maar niet meer dan het verschuldigde recht.”
22 visie op vermogen
Kinderen kijken ogen uit in Rijksmuseum Hoe zag het leven eruit van een twaalfjarige in de 17e eeuw? Deze vraag stond centraal bij het bezoek van vijfhonderd basisschoolkinderen (groep 8) uit Nunspeet. Mogelijk gemaakt door het bij het Rijksmuseum Fonds ondergebrachte Veluvine Molijn de Groot Fonds – een fonds op naam dat kinderen uit Nunspeet in aanraking wil laten komen met het nationaal cultureel erfgoed.
visie op vermogen 23 De tien leerlingen van groep 8 van de Dr. A. Verschoorschool uit Nunspeet, een school voor langdurig zieke kinderen en kinderen met complexe hulpvragen op het gebied van gedrag en leren, drommen samen voor het schilderij ‘ Winterlandschap met ijsvermaak’ van Hendrick Avercamp uit 1609. Rondleider Marco vertelt dat het in de 17e eeuw veel vaker koud was dan nu. “Het was een kleine ijstijd, de mensen konden elke dag schaatsen van november tot maart.” Op een schilderij is veel te zien; op elk vlak op het grote schilderij vindt wel een ijstafereel plaats of is een menselijke gewoonte in beeld gebracht. Marco tovert een aantal kaarten uit zijn zak en vraagt wie een kaart, met daarop afgebeeld een detail van het schilderij, wil beschrijven aan de klas. Vingers schieten in de lucht. Aldwin krijgt de beurt en gaat met zijn rug naar het schilderij staan. Hij vertelt wat hij ziet op de kaart. De andere kinderen speuren het schilderij af op zoek naar het detail. Als het gevonden is, schieten de vingers alweer in de lucht voor de volgende kaart.
Spaarvarkentje Dan vertrekt de groep naar het ‘Portret van een meisje in het blauw’ van Johannes Verspronck. “Is dit meisje arm of rijk?’, vraagt rondleider Marco. De parels en mooie zijden jurk verraden rijkdom en dat ontgaat de kinderen niet. Hij laat een lap zijde rondgaan die er precies hetzelfde uitziet als de stof van de jurk op het schilderij. De kinderen laten hun handen over de stof gaan. “Het ziet er echt heel mooi uit”, zegt Caitlin met de goedkeurende blik van een vrouw van de wereld in haar ogen. “En de gouden draden haalden ze eruit als het geld op was, de jurk was dus ook min of meer een spaarvarkentje”, besluit Marco. Dan is het tijd voor ‘De Nachtwacht’. De kinderen wijzen aan wie de belangrijkste man is op het schuttersportret, vinden uit waarom het meisje een kip bij zich draagt en ontdekken dat Rembrandt zelf ook op het schilderij staat.
Rap of gedicht Bij het ‘Rivierlandschap met ruiters’ van Albert Cuyp – waar de schilder het Nederlandse landschap laat samenvloeien met het in de 17e eeuw in de mode zijnde Italiaanse
landschap – vindt Ronald uit dat je bij het maken van kunst volop mag experimenteren. “Dus ik mag combineren wat ik maar wil?”, vraagt hij nog wat ongelovig. Met een glaasje ranja binnen handbereik schrijven de kinderen vervolgens al hun indrukken die ze in de ochtend hebben opgedaan op een mooi vel, voorzien van echtheidskeurmerk van het Rijksmuseum. De vijf meest beladen woorden van het verhaal dat ze opschrijven onderstrepen de begeleiders van het Rijksmuseum. Op een later tijdstip maken de kinderen met deze woorden een rap of een gedicht.
Rondvaart door Amsterdam Samen met andere groepen 8 uit Nunspeet vertrekken de kinderen van de Dr. A. Verschoorschool naar de rondvaartboot. Op de achterkant van het vel waarop hun indrukken staan geschreven, mogen zij zich nu uitleven met kleurstiften en waterverf. Gevels, bruggen, fietsen, grachten – alles wat aan ze is voorbijgetrokken verschijnt als kleine kunstwerken op papier. De Rijksmuseumbegeleiders
Eva Kalis houden de kunstwerken op gezette tijden omhoog waarna de kunstenaars in spe bescheiden de loftuitingen in ontvangst nemen. Exact op het afgesproken tijdstip meert de rondvaartboot aan en vertrekken de kinderen en begeleiders weer naar de bus die hun naar Nunspeet brengt. Als de kinderen zijn uitgezwaaid bereiden de Rijksmuseummedewerkers zich alweer voor op de komende twee dagen met kinderen uit Nunspeet. “Hopelijk herinneren ze zich over tien jaar nog dat ze hier zijn geweest”, zegt Eva Kalis van het Rijksmuseum Fonds. “Dan heeft het fonds zijn doelstelling bereikt.”
Fondsen op naam Het Veluvine Molijn de Groot Fonds is een van de fondsen op naam die zich aan het Rijksmuseum heeft verbonden. Een fonds op naam is een geschonken vermogen of erfstelling, waarvan de schenker de naam en het doel bepaalt. Veel grote culturele instellingen in Nederland bieden deze vorm van schenken. Achter het Veluvine Molijn de Groot Fonds is een eerbetoon van de oprichtster aan haar pleegouders: F.A. Molijn en D.C. Molijn-De Groot. Molijn was einde 19e eeuw de grondlegger van de Veluvine verffabrieken in Nunspeet. Deze onderneming bracht het dorp werkgelegenheid en de familie Molijn rijkdom. Omdat de familie Molijn vond dat ze hun maatschappelijke verplichtingen hadden, staken ze een deel van hun vermogen in de sociaal-culturele vorming van de plaatselijke jeugd. Zo stichtte mevrouw Molijn het Dorpshuis in Nunspeet. Het Veluvine Molijn de Groot Fonds zet deze lijn sinds 2002 voort. De oprichtster wil gedurende tien jaar de Nunspeetse jeugd op een inspirerende manier laten kennismaken met het Nederlandse culturele erfgoed en koos daarvoor voor het Rijksmuseum. Het Veluvine Molijn de Groot Fonds is een fonds dat op een zeker moment ophoudt te bestaan (2011). Er zijn ook fondsen op naam die zo zijn ingericht dat ze tot in lengte van dagen zijn doelstellingen kan verwezenlijken. Andere fondsen op naam bij het Rijksmuseum zijn onder meer: Manfred & Hanna Heiting Fonds (bevordering van fotohistorisch onderzoek door aankomende conservatoren), Goslings NieuwBeerta Fonds (Japanse prenten) en het Scato Gockinga Fonds (ondersteunen van de collectie scheepsmodellen).
24 visie op vermogen
visie op vermogen 25
Museum Belvédère:
droom van Thom Mercuur
Museum Belvédère is het museum voor moderne kunst in Friesland – een museum dat zijn bestaansrecht ontleent aan de ongekende liefde voor de moderne kunst van een aantal Friezen.
Midden in het landschap rondom Heerenveen, gekenmerkt door strakke contouren als gevolg van eeuwenlange vervening en veeteelt, werd in de 17e eeuw een buitenplaats aangelegd: Oranjewoud – destijds het zomerverblijf van de Friese Oranje Nassau’s. In dit landschap met vergezichten, waarin groen (weiden, bomen), blauw (water, lucht), grijs en wit (wolken, mist) en alle andere kleuren van de regenboog (zon) samenkomen, verrees in 2004 Museum Belvédère. Kijk je naar het werk van Friese kunstenaars als Willem van Althuis, Gerrit Benner, Jan Mankes, Sjoerd de Vries, Jan Snijder en Robert Zandvliet – allen behorend tot de vaste collectie van het museum – , dan zie je, nee voel je, dat dit museum op geen andere plek thuishoort dan waar het nu staat.
Hemel en aarde Voor het stond waar het staan moest, was er nog een lange weg te gaan. Initiator Thom Mercuur (zie profiel op de volgende bladzijde) heeft hemel en aarde bewogen om zijn droom te verwezenlijken. De tijd die verstreek tussen het eerste idee van een museum voor moderne kunst in Friesland en de realisatie van de boven het water zwevende museumkijkdoos (architect: Eerde Schippers, bekroond met de prijs ‘BNA Gebouw van het jaar 2006’) was vijftig jaar – meer dan de helft van een mensenleven. Mercuur kon dat natuurlijk niet alleen: krachten zijn gebundeld, bakens verzet en financiële participanten gezocht. En gevonden, onder meer in de vestiging Leeuwarden van PricewaterhouseCoopers die zich vanaf 2006 aan Museum Belvédère heeft verbonden.
Endowment fund PricewaterhouseCoopers heeft dit niet gedaan door sponsoring maar door het oprichten van een endowment fund, een particuliere financiering waarmee onder meer de bouw van het museum mogelijk werd. “Een endowment fund stelt het basisvermogen van het museum veilig waardoor de continuïteit is gewaarborgd”, vertelt vestigingsleider van PwC Leeuwarden Almar van Keulen. “Daar is een museum veel meer bij gebaat dan met ad hoc-financieringen.” Met dit
endowment fund probeert PwC ook andere partijen te interesseren voor de ondersteuning van het museum – een particulier museum dat overigens geen gebruikmaakt van subsidies en andere vormen van overheidsfinanciering. De exploitatie van het museum kan daarom niet plaatsvinden zonder de inzet van de vele vrijwilligers, de bruikleengevers en de financiële continuïteit waarvoor partners, sponsors, bedrijven en vrienden van het museum zorgen.
Rol Mercuur In de eerste jaren na de opening speelt Thom Mercuur nog steeds een grote rol in het museum. De eerste jaren was hij als directeur-conservator verantwoordelijk voor de artistieke inhoud van het museum, in mei 2008 opgevolgd door Han Steenbruggen (afkomstig van het Groninger Museum). Nu is Mercuur aan het museum verbonden als adviseur; in die hoedanigheid is hij onder meer bezig met de samenstelling van de tentoonstelling ‘Eb en vloed’ (opening december 2009). Ook hij is hij veruit de grootste bruikleengever van het museum en een van de vier partners. Zijn bedoeling is de komende jaren zijn zakelijke belangen af te bouwen en zich volledig te richten op zijn artistieke rol. “Het zou mooi zijn als mensen met eenzelfde passie voor kunst als ik het zakelijke stokje van mij over willen nemen”, aldus Mercuur.
26 visie op vermogen
visie op vermogen 27
Een leven voor de kunst
Het aanleggen van een mooie kunstverzameling vereist kennis, tijd, geld en een goede strategie. Maar hoe pak je zoiets aan? Wij vroegen het art consultant Auke van der Werff, voormalig veilingmeester bij Sotheby’s. Wat adviseert u een kunstliefhebber die een eigen schilderijverzameling wil aanleggen? Begin met het aankopen van een kunstwerk van een schilder die je goed vindt en dat behoort tot zijn beste werken uit zijn beste periode. Dat is dus meestal niet iets uit zijn vroege periode of uit zijn late periode. Naast dat u het schilderij mooi vindt, moet u ook kijken naar de staat van het schilderij. Is het schilderij onlangs bedoekt of verkeert het nog in originele staat? Hoe is de structuur van de verf? Dient het schilderij op korte termijn gerestaureerd te worden? Wat ik verder altijd vraag aan de klant is: heb je het lef iets te kopen waar je nog niet aan toe bent, maar wat je wel spannend vindt. Iets wat je bijvoorbeeld nog niet goed kunt plaatsen. Vaak zijn dat de schilderijen die op de lange termijn het dierbaarst zijn. Daarnaast is het van belang je te verdiepen in een kunstenaar. Lees over het leven en werk van de kunstenaar. Wat is het verhaal eromheen? Met wie heeft de kunstenaar in een bepaalde kunstbeweging gezeten. Verdiep je vervolgens in ziels- en geestverwanten van de betreffende kunstenaar.
Kunstliefhebber Thom Mercuur droomde een leven lang van een museum voor moderne kunst in Friesland. Een profiel. Jaren vijftig. Drie jongemannen zitten naast elkaar en vissen; ze kijken uit over het Friese landschap. In de verte trekt een boer voorbij. Het zijn Boele Bregman, Sjoerd de Vries en Thom Mercuur. Ze praten. Ze praten over kunst – moderne kunst. En ze dromen, dromen over iets wat eigenlijk helemaal niet kan: een museum voor eigentijdse 20e-eeuwse kunst in Friesland. De kunstenaars Bregman en De Vries moeten daar hun werk tentoonstellen; Mercuur gaat het voor ze regelen. Dat is het plan.
Moderne kunst Zover was het nog lang niet. Mercuur hielp zijn vader nog in de slijterij, later in het antiquariaat van zijn moeder. Daar begint hij met het verzamelen van prenten, tekeningen en gravures – zo rolt hij langzaam in de kunstwereld. Hij ontmoet andere kunstenaars zoals Willem van Althuis en Gerrit Benner. In de jaren ’70 wordt hij directeur van het Coopmanhûs in Franeker, een historisch museum. Omdat zijn hart ligt bij de moderne kunst, richt hij vervolgens tentoonstellingen in voor het Fries Museum. Hier probeert hij voor de eerste keer moderne kunst een plek te geven in Friesland, ervan overtuigd dat een aantal Friese kunstenaars het regionale niveau is ontstegen en landelijke aandacht verdient. Het idee van een dependance van het Fries Museum aan het Tjeukemeer (beoogd architect is Aldo van Eyck) sneuvelt; kort daarop ontmoet hij Hans Wezenaar, oud-directeur van rijwielfabriek Batavus. Samen vatten ze het plan op naast een gerestaureerde
uitkijktoren (belvédère) een museum te bouwen in Oranjewoud, nabij Heerenveen. Als alles in kannen en kruiken lijkt, zet een staatssecretaris van Landbouw en Visserij een streep door de plannen. Kan niet, mag niet, verstoort het milieu, luidt het oordeel.
Altijd alleen Thom Mercuur zit in zak en as. Intussen is hij al achttien jaar bezig met het verwezenlijken van zijn droom en het nakomen van de belofte aan zijn kunstvrienden. Al het geld dat hij verdient, investeert hij in de toekomstige collectie van het gedroomde museum. Omdat het doel niet is een museum over Friese kunst op te richten – eenvoudigweg omdat dit volgens Mercuur niet bestaat – stelt hij de collectie als volgt samen. Naast de Friese kunstenaars die het uitgangspunt vormen, zoals Jan Mankes, Tames Oud, Thijs Winsema (naast schilder ook schoenmaker te Drachten), Gerrit Benner, Boele Bregman en Sjoerd de Vries, verzamelt Mercuur ook de geest- en zielsverwanten van deze
kunstenaars, zoals Theo van Doesburg, Kurt Switters, Constant Permeke en Jean Brusselmans. “Ik heb in mijn collectie altijd gezocht naar harmonie en herkenbaarheid”, zegt Mercuur daarover. Hij licht toe dat hij houdt van Einzelgängers in de kunst, wars van stromingen en richtingen. “En die heb je veel in Friesland”, zegt hij. “Ze hebben nooit contact met elkaar, zijn altijd alleen.”
Droom verwezenlijkt De neerslachtigheid van Mercuur is van korte duur. Wezenaar, Mercuur en de gemeente Heerenveen vinden in Oranjewoud al snel een andere plek. Alle instanties zijn dit keer akkoord, de bouw kan beginnen. In 2004, vijftig jaar na de vorming van de eerste plannen aan de rand van een sloot in Friesland opent Hare Majesteit Koningin Beatrix – met uitzicht op het voormalige buitenverblijf van de Friese Oranje Nassau’s – Museum Belvédère. De droom is werkelijkheid geworden: Boele Bregman en Sjoerd de Vries zijn te bewonderen in het museum en Thom Mercuur is directeur.
Q&A
Welke rol spelen kunstgaleries? Een galerie is voor de kunstverzamelaar een belangrijke bron voor het ontdekken van nieuw talent. Ze kunnen belangrijke informatie afgeven over de kwaliteit van een kunstenaar. Achterhaal daarom of een galerie van hedendaagse internationaal doorgebroken kunstenaars in een vroegtijdig stadium het talent hebben herkend. Werkt een galerie samen met topgaleries in Londen, Parijs of Milaan? Kijk ook hoe een galerie zich presenteert. Doen ze mee aan bepaalde internationale beurzen? En zo ja, worden ze daar geaccepteerd? Kieskeurigheid is gewenst. Temeer omdat de laatste decennia een wildgroei is ontstaan van kunstgaleries. En niet alles is even goed. In Amsterdam heb je misschien wel tweehonderd galeries, en slechts 10 procent is interessant.
Wat is beter om mee te beginnen: een regionale, landelijke of internationale kunstenaar? Regionaal kan, maar het is achteraf natuurlijk eenvoudiger vast te stellen dan vooraf of een werk uit een vroege periode van een schilder de opmaat is voor landelijke of zelfs internationale doorbraak. Het is daarom beter te beginnen met een belangrijke Nederlandse kunstenaar, iemand die zichzelf al heeft bewezen en de potentie heeft internationaal door te groeien. Waarop je ook kunt letten is het intellectuele klimaat waarin de kunstenaar zich beweegt. Bevruchting van kunstenaars onder elkaar is vaak een belangrijk signaal voor de kwaliteit van de kunstwerken. Dat geldt zeker voor kunst tot het begin van de 20e eeuw. Er was toen nog geen tv of radio; er waren geen tijdschriften; film kwam net een beetje op. Met andere woorden: je moest ergens fysiek aanwezig zijn om te weten wat er gebeurde in de wereld. Je moet daarom een kunstwerk altijd beoordelen in de context waarin het is gemaakt. Binnen die context is het vervolgens eenvoudiger te zien wie daarin de uitschieters waren en of het oeuvre van een bepaalde kunstenaar een bepaalde internationale aansluiting heeft of had.
Wat is het verschil tussen een artistiek goed schilderij en een artistiek slecht schilderij? Schilderkunst mag nooit een reprise zijn van het verleden: het móet vernieuwend zijn. Het moet een beeld of gedachte bevatten dat niet eerder is gemaakt of geuit. Het moet conceptueel goed in elkaar zitten, alleen mooi zijn is niet goed genoeg.
Eric de Nie Sequenza 14 maart – 10 mei 2009
Museum Belvédère HEERENVEEN
-
ORANJEWOUD
Oranje Nassaulaan 12, Heerenveen open: di-zo 11.00-17.00 uur www.museumbelvedere.nl