Op pad met stedenbouwkundige Jaap van den Bout
De norm die standaard werd 22
B L AUW E K A MER 1 / 2010
Als mededirecteur van het stedenbouwkundige bureau Palmbout Urban Landscapes bouwde Jaap van den Bout een indrukwekkend oeuvre op. Van den Bout ziet zichzelf als ontwerper, maar vooral als teamspeler in de stedenbouw en coach voor zijn medewerkers. Blauwe Kamer bezocht met Van den Bout een aantal van zijn projecten en sprak met de stedenbouwer over zijn werk en leven: ‘Ooit kon ik manager worden of vertrekken. Ik ging, want ik wil als ontwerper graag het oogwit van mijn opdrachtgever blijven zien.’
Marinke Steenhuis en Hank van Tilborg Foto’s Lisette van de Pavoordt
1 / 2010 BLAU W E KAME R
23
Maquette van het plan voor het Overhoeksterrein in Amsterdam.
We ontmoeten Jaap van den Bout in zijn kantoor aan de Rotterdamse Leuvehaven, waar stedenbouwkundig bureau Palmbout Urban Landscapes zetelt. Met uitzicht op het moderne stadscentrum en de zeker zo geliefde Rotterdamse Kuip begint Van den Bout, partner-directeur van het bureau, meteen ontspannen te vertellen. ‘Vinex-uitbreidingen, stedelijke herstructurering, regionale plannen, maar ook lesgeven aan studenten... mij krijg je overal voor. Ik vind het allemaal leuk’, vertelt de 56-jarige Van den Bout. Het bureau, opgericht door Frits Palmboom, bestaat twintig jaar. Van den Bout is sinds 16 jaar mede-eigenaar. Vorig jaar schoof Jeroen Ruitenbeek aan als derde partner. Van den Bout ziet zichzelf vooral als coach en inspirator: ‘Ik ben niet zozeer de tekenend ontwerper. Ik laat graag ruimte voor de energie van anderen. Ik denk dat ik meer dan Frits een bindende functie in het bureau heb. Ik stop in veel projecten tegelijkertijd mijn energie. Frits drukt nadrukkelijker zijn inhoudelijk stempel
in de projecten die hij onder handen heeft.’ Oud-medewerker Saline Verhoeven bevestigt dat. Toen Frits Palmboom een sabbatical had, vertelt zij, draaide het bureau gewoon door. Maar toen Van den Bout een paar maanden weg was, was iedereen in rep en roer. De compagnons hebben een groot oeuvre opgebouwd van stedenbouwkundige ontwerpen op de lokale en regionale schaal. Stuk voor stuk locaties met een eigen signatuur, zoals voormalig vliegveld Ypenburg bij Den Haag (1995), het Overhoeksterrein aan het IJ in Amsterdam (2002), en recent het Wieringerrandmeer, Parkstad in Rotterdam en de Staalmanpleinbuurt in Amsterdam-Slotervaart.
Dansende parkrand Op de website van het bureau valt het handelsmerk van Palmbout Urban Landscapes direct in het oog: handgemaakte lijntekeningen waarin het plangebied panoramisch is benaderd, van zee tot stad, van heuvels tot Maas. Een panorama met daarin, als puzzelstukje
Impressie van een straat in de vernieuwde Staalmanpleinbuurt.
Het handelsmerk van Palmbout Urban Landscapes: handgemaakte lijntekening van Vinex-wijk Ypenburg.
24
B L AUW E K A MER 1 / 2010
ingepast, de ingreep. Beeld en boodschap komen samen in een heel eigen taalgebruik met begrippen als bomenjazz, overkokende melkpannetjes en een dansende parkrand. Architectuurcriticus Hans van Dijk betitelde de ontwerpen als ‘poldercontextualisme’, hoogleraar Luuk Boelens schaarde de aan de Technische Universiteit Delft opgeleide stedenbouwkundigen onder de noemer ‘morfologiemaffia’, verwijzend naar de door de overheid gestuurde stedenbouw zonder coalities met burgerlijke en economische belangengroeperingen. Ouderwets? In zijn begintijd vroeg in de jaren negentig stond het bureau juist bekend om zijn vernieuwende benadering. In de stedenbouw was de ontwerpende inbreng al een kwart eeuw ondergeschikt aan inspraak, bestemmingsplannen en functiescheiding. Toen de overheid zich terugtrok uit de ruimtelijke ordening en marktpartijen een sterkere positie kregen in gebiedsontwikkelingen, kregen ontwerpers weer meer ruimte, ook in Rotterdam, waar Palmboom en Van den Bout te midden van een groep bevlogen collega’s en gesteund door het stadsbestuur de stedenbouw als werkterrein als ambtenaren bij de Dienst Stedenbouw hadden helpen herontdekken. Toen ze daar kwamen als pas afgestudeerden voltrok zich een generatiewisseling bij de dienst, de wederopbouwers gingen met pensioen. De nieuwe generatie ontwierp op eigen wijze aan de stadsvernieuwing en aan wijken zoals Zevenkamp en Prinsenland in de jaren zeventig en tachtig, en de Kop van Zuid daarna. Landschapsarchitect Riek Bakker, die met haar bureau Bakker en Bleeker vanaf 1976 aan Prinsenland en Zevenkamp werkte, en in 1986 directeur van de dienst Stedenbouw werd, voerde de vernieuwing aan. Met Bakker en Bleeker bracht zij het instrumentarium van de landschapsarchitectuur in de Rotterdamse stedenbouw. Dat sloot naadloos aan bij de opvattingen van Palmboom en Van den Bout. Zij waren tijdens hun studie aan de TU Delft vanuit de architectuur gefascineerd geraakt door het ‘denken door de schalen heen’, zoals Palmboom het noemt.
Daar ontmoette ik landschapsarchitect Michael van Gessel, die werkte aan het Wollefoppenpark, de rand van Zevenkamp. Van Gessel zag de stadsrand op een hoger schaalniveau dan ik gewend was. Man, dat was leuk. En dat is alleen maar fascinerender geworden. Later met de Kop van Zuid kwam alles samen: het werken aan de stadsvernieuwing, het sociale, de grotere projecten, de grote schaal van de stad. ‘Ik keek ook met fascinatie naar mijn maatje landschapsarchitect Paul Achterberg die met grote groene vegen grip probeerde te krijgen op de structuur van het DWL-terrein en later de Kop van Zuid, niet als lijntjes op een kaart maar als een samenhangend beeld. Dat klinkt nu heel voor de hand liggend, maar we zaten toen als stedenbouwkundig ontwerpers erg vast aan het wijkniveau. ‘Er werd al lang getekend aan de Kop van Zuid, in de traditie van de stadsvernieuwing. Met heel precieze ingrepen, als een soort acupunctuur werden daar in de jaren tachtig grote woningcomplexen gebouwd, zoals de Peperclip van architect Carel Weeber. Van den Bout: ‘Riek Bakker vond dit geen locatie waar je tien woningblokken neer moet zetten. Dit is een locatie waar Rotterdam veel meer mee kan. Bakker maakte ruimte voor een andere manier
van ontwerpen in de stadsvernieuwing, meer uitgaand van de lange lijnen in de stad en de breukvlakken tussen de wijken. Dat zorgde ook voor een andere stadsontwikkeling. Van den Bout: ‘Teun Koolhaas maakte een plan voor de Kop van Zuid en Riek Bakker zette daarmee de deur open voor de markt. Het ging niet meer alleen om de behoeften van de bewoners die uit de naastgelegen wijken zouden moeten komen – zoals in de stadsvernieuwing – er kwamen nieuwe spelers. Je moest ineens gaan nadenken wat lange lijnen in de stad kunnen doen als het gaat om het genereren van nieuwe stedelijke programma’s.
Emancipatie Jaap van den Bout neemt ons mee naar de Laan op Zuid. Dwars over het oude havenspooremplacement realiseerde hij hier een fiets- en voetpad tussen de Afrikaanderbuurt en wijkwinkelcentrum de Vuurplaat. ‘Na vele jaren is hier nu eindelijk deze dwarsverbinding gemaakt, daar ben ik trots op. Die loopt door tot Katendrecht, waar nog een bruggetje naar de Wilhelminapier komt. Dan is de wandeling rond. Het waren vroeger drie heel gescheiden stadswijken maar het plan van de Kop van Zuid ligt er nu als een passtuk tussen. De moeite die
Grote groene vegen ‘De klik van de grote schaal’, vertelt Jaap van den Bout, kreeg hij bij de Rotterdamse dienst Stedenbouw, waar hij tussen 1981 tot 1994 werkte. Vooral de landschappers inspireerden hem, waaronder de onlangs overleden landschapsarchitect Frank de Josselin de Jong. ‘In de jaren zeventig werkte ik aan Zevenkamp.
Het plan van Teun Koolhaas voor de Kop van Zuid markeert een overgang in het stedenbouwkundig ontwerpen: niet alleen de behoeften van de mensen, maar ook de lange lijnen in de stad.
1 / 2010 BLAU W E KAME R
25
Groenstructuur uit het plan voor Parkstad. Bij het Leeuwenkuilpark ligt de voet- en fietsverbinding die Van den Bout ontwierp.
Essentieel voor de Kop van Zuid: vanaf de Laan op Zuid, bij winkelcentrum de Vuurplaat, loopt een voet- en fietsverbinding in zuidwestelijke richting naar de Afrikaanderbuurt.
26
B L AUW E K A MER 1 / 2010
Op het tracé van de verbinding ligt nu een provisorisch
De Vuurplaat heeft een klassieke negentiende-
fietspad.
eeuwse architectuur.
we gehad hebben om aan de andere kant van Feijenoord een piepgaatje in de wand van de Rosestraat te krijgen voor die verbinding, de inspanning om hier een winkelcentrum in de vorm van een klassieke negentiende-eeuwse winkelstraat te maken, precies in die lijn van de doorsteek... Het is nauwelijks te beschrijven, maar het is gelukt.’ ‘Ik hou van de voorkant van de Kop van Zuid, bij de brug, met een “stukje zuidas” maar dan midden in de stad, aan de Maas. Maar hier bij de kont van Zuid ligt voor mij de wezenlijke toevoeging voor de bewoners van de oude stadswijken. Met deze woonwijk krijgt de emancipatie van Zuid gestalte, niet alleen bij de kantoren, instituten en het nieuwe theater. En het gaat verder, we werken nu aan de aangrenzende woonwijk Parkstad, dat de Afrikaanderbuurt een gezicht moet geven aan de Emplacementsweg.’ De ontwikkeling van Rotterdam ligt Van den Bout na aan het hart. Begin jaren tachtig raakte hij betrokken bij de stadsvernieuwing
in de wijk het Nieuwe Westen. Rotterdam had onder wethouder Van der Ploeg veel panden gekocht in de oude stadswijken. De overheid had de middelen om grootscheeps te vernieuwen, maar het ontbrak de dienst aan stedenbouwkundig ontwerpers die konden ontwerpen met respect voor wat er stond. Van den Bout: ‘Met een aantal Delftse studiegenoten hadden wij onszelf hierin opgeleid. Wij gingen niet rekenen, woninkjes tellen, maar dachten na over nieuwe woningtypologieën als alternatief voor het gesloten bouwblok. Wij lazen Elements d’analyse urbaine (1980) van de Franse architect en stedenbouwkundige Philippe Panerai, die de tussenschaal analyseerde, het wijkniveau waar wij mee aan de slag moesten. Er kwam een uitgesproken stedenbouwkundige dimensie in de stadsvernieuwing, en dat was hard nodig.’
Analytische kant ‘Het werk van toen kan je nog het beste omschrijven als het zorgvuldig en geduldig
repareren van een kapotte auto, met steeds dezelfde mensen. Het was gezellig met al die buurtbijeenkomsten, maar ik werd er ook wel eens moe van.’ Na drie jaar stadvernieuwing lonkte de grotere schaal en werd Van den Bout gevraagd te komen weren voor de uitbreidingswijk Zevenkamp. Op dat moment was dat voor hem ‘een leuke uitdaging’. Het bleek de opmaat voor een nieuwe fase in zijn werk, zowel in ontwerpschaal als in proces. Tijdens zijn studie was Van den Bout in contact gekomen met docent Max Risselada, voormalig assistent van de beroemde architect en stedenbouwkundige Aldo van Eyck. ‘Max Risselada raakte de bèta in mij, mijn analytische kant, omdat hij het sociale aspect van architectuur combineerde met een beschouwende en analytische manier van kijken. Ik voelde me ineens op mijn gemak, want ik hou van het observerende en analytische, meer dan van de pure esthetiek. ‘Mijn fascinatie voor de analyse was al aangewakkerd toen wij de Engelse parken uit de zeventiende en achttiende eeuw en de beroemde historische badplaats Bath bestudeerden. De architectuur van de landgoedparken probeerden we te begrijpen vanuit de sociaaleconomische werkelijkheid. Zoals bij Regent’s Park in Londen, waar een stedelijke burgerklasse ontstond en de oude elite zijn landgoederen te gelde maakte. Vanuit die maatschappelijke context en met de architec-
tuur van de Engelse landschapsparken ontstond stad. Wij probeerden daar de sociale en ruimtelijke analyse in elkaar te passen. We tekenden en schreven ons kapot en reisden zelf naar Bath, waar geometrische gebouwen dankzij de landschappelijke enscenering een positie op een grotere schaal kregen.’
Gepriegel Max Risselada bracht in zekere zin de BeauxArts traditie terug in het onderwijs, het gebruik van architectonische regels in de stedenbouw. Van den Bout: ‘Het ging hem niet zozeer om het bezingen van de genialiteit van de individuele ontwerper. Risselada was eerder op zoek naar de onderliggende structuur van een gebouw, naar de te onderscheiden elementen waarmee het in elkaar zit. Hij wilde ons bewust maken van waar nu precies die poëzie van een gebouw of stuk stad door “geconstrueerd” of “geproduceerd” werd. Risselada zette de plananalyse in Delft weer op de kaart. Aldo van Eyck was daar wars van. Die voelde niets voor het analyseren van plannen om daarmee ingrediënten voor een nieuw plan te vinden.’ Van den Bout: ‘Stedenbouw was bij Risselada niet alleen het ordenen van een programma in een soort rationeel concept, bij hem werd me duidelijk waar het om ging. Van Eyck was toch echt de profeet, Herman Hertzberger dacht van klein naar groot, hoeveel kinderen kunnen er in een zandbak – gepriegel vond ik toen. Van
Polak en Gonggrijp, die onder andere prachtige landschapsanalyses maakte, volgde ik wel colleges, die waren fascinerend, maar ik had niet zoveel op met de verbanden die zij legden met de psychoanalyse. De analyse van Risselada, heel direct verbonden aan de stad, sprak me meer aan. Max Risselada verenigt dienstbaarheid en originaliteit, dat is heel bijzonder.’ Risselada herinnert zich Van den Bout als heel nieuwsgierig naar de drijfveren en achtergronden van dingen. Risselada: ‘Daardoor werd je ook als docent uitgedaagd om mee te denken over vraagstukken waar Van den Bout en zijn medestudenten mee worstelden – ook omdat hij tot een generatie studenten hoorde die onbevangen kritisch was over het vak en het onderwijs. Een generatie die dan ook actief bij onderwijshervormingen was betrokken. Ik voelde me in hun midden soms een fellow traveller – ze namen mij op sleeptouw!’
Decorateur Frits Palmboom en Jaap van den Bout leerden elkaar in Delft kennen. Al snel bleek een ‘inhoudelijke chemie’. Palmboom werkte ook op het grensvlak tussen architectuur en stedenbouw, maar dan vanuit de stedenbouw. ‘We hebben een heel hechte vriendschap, kennen elkaar door en door en vullen elkaar goed aan. Frits treedt graag op de voorgrond, houdt van redevoeringen, is een echte domineeszoon. Ik ben wel een verhalenverteller maar toch meer op de tweede linie, ik ben meer de doener die, in voetbaltermen, het spel vóór zich wil hebben. Meer Van Hanegem of Wim Jansen dan Cruyff. Onze paden kruisten tot 1991 geregeld, en ook buiten het werk bleven we elkaar opzoeken. Frits Palmboom richtte het bureau alleen op, maar we gingen al snel samenwerken omdat hij het te druk kreeg. De keus was voor mij: bij de dienst blijven, daar het management ingaan en ongelukkig worden, of wegwezen. Ik ging, want ik wil als ontwerper het oogwit van de opdrachtgever blijven zien. Bij de dienst kwam er een laag met projectmanagers tussen: iemand komt dan vertellen dat het anders moet. Ik ging me een decorateur voelen. Palmboom was de eerste die ging. Daarna volgden Stefan Gall, Paul Achterberg en Roy Bijhouwer die Atelier Quadrat startten. Ik ging daarna en in een paar jaar is toen die hele groep vertrokken.’
Lange insteek Brug over het Buizengat bij de plek waar een nieuw stadgebouw moet verrijzen.
We rijden naar het Buizengat in Vlaardingen, een oude binnenhaven waar de industrie
1 / 2010 BLAU W E KAME R
27
Het Buizengat biedt een diep perspectief op het stadscentrum.
Concepttekening.
De gedetailleerde maquette van het Buizengat, met drie woontypen: de hoven in het noordelijke deel, pakhuizen aan het water, en paden en lanen in het zuiden aan het park.
plaatsmaakt voor woningen. Het bureau ontwierp het project in 1995 voor een prijsvraag. Het is een van de eerste projecten van Palmboom en Van den Bout samen en het figureert in vrijwel elke bureaupresentatie. Van den Bout: ‘In de werkwijze van het bureau is het een sleutelproject. Enerzijds is het heel precies uitgewerkt, uiterst architectonisch met een gedetailleerde maquette als bewijs dat alle woningen en parkeerplaatsen erin konden. Daarnaast hebben we het plan abstract gete-
28
B L AUW E K A MER 1 / 2010
kend, als een uitgekleed conceptueel principe onder de kreet “het moet lang mee”. Die tekening toont de essentie, daarmee pogen we de schaal van de stad te raken in het plan. Het Buizengat was omringd met oude negentiende-eeuwse bedrijvigheid en gemeentelijke gebouwen, zoals de stadsreiniging en de ambtelijke dienst. Het is een lange insteek in de stadsstructuur van Vlaardingen, met vanaf de dijk een diep perspectief op het stadscentrum. Van den Bout: ‘We hebben gekeken hoe
het vastzit aan de grotere schaal en wat het plan kan doen om een aantal onderdelen van Vlaardingen voor het gevoel dichter op elkaar te betrekken. Er zat aan het Buizengat bijvoorbeeld een klein landgoed, waar ooit een villa stond. Dat buiten wilden we in het plan optisch dichter bij het centrum krijgen, er een soort vestibule van maken voor het grote stadspark dat wat ver van het centrum ligt. Een nieuw stadsgebouw moet de link tussen het centrum en de vestibule en het park leggen.’
Buizengat in Vlaardingen: vizier op het oude haventje.
Woonhof .
Op de dijk komen oud en nieuw Vlaardingen samen.
Het bureau introduceerde drie verkavelingtypologieën: kleine huisjes gegroepeerd rondom hoven als drie bouwblokken aan de dijk, pakhuizen aan het water, en een verkaveling van woonpaden en laantjes langs de parkrand. Haaks daarop zijn ‘vizieren’ bedacht, die de woonsferen met het haventje verbinden. Behalve het stedenbouwkundig ontwerp begeleidde het bureau ook de architectuur en deed het zelf de uitwerking van het openbaar gebied. Op dit moment zijn de eerste drie plandelen klaar, een vierde deel is nog in uitvoering. De gerealiseerde complexen zijn van de architectenbureaus AWG, Molenaar & Van Winden en Duinker & Van der Torre.
Veel gelijkwaardiger ‘We hebben geprobeerd met het programma verschillen te maken. Tot nu toe hebben we het vandaag vooral over landschap gehad, maar programma is uiteraard een wezenlijk onderdeel van stedenbouw: wanneer meng je, hoe zet je verschillende gebouwtypologieën in – dat is elke keer een zoektocht. Als ze op het bureau soms te monomaan op de grotere structuren van het landschap zitten dan roep ik wel eens: wat wil het programma? Door goed te kijken naar het landschap dat er ligt, kun je een plan verankeren aan de omgeving. Dat is heel belangrijk. Maar het programma is de substantie waarmee je het al dan niet eigentijds kunt maken.’
Hoofdlaan in het buurtje langs de parkrand.
Van den Bout voerde de supervisie over een groot deel van het project: ‘Supervisie vind ik leuk. Als je het goed doet gaat het niet zozeer om het beoordelen van resultaten maar meer om coachen en inspireren. Het raakt aan onderwijs maar het is veel gelijkwaardiger. ‘Ik vind dat het plan ontzettend goed op zijn plek is gevallen. In zo’n kleinschalige stedelijke omgeving kan het – als je het te grof doet – makkelijk fout gaan. Je ziet uiteraard dat de architectuur van nu is, maar het past. Het is geen historiserende architectuur geworden, dat vind ik cultuurpessimisme, al pakt het wel iets van het verleden. Waar ik in de Kop van Zuid overloop van enthousiasme over die dwarsverbinding die we gerealiseerd hebben, is dat hier in Vlaardingen de bijdrage aan het stadsbeeld. Dat culmineert allemaal op één plek, bij het bankje met die boom. Vandaar kijk je over het water richting de binnenstad.’
Huisjes in het water Onze volgende stop is Nesselande, de grote uitbreidingswijk ten noordoosten van Rotterdam. Rondom de Zevenhuizerplas zijn verschillende wijken gegroepeerd. Palmboom en Van den Bout ontwierpen samen met H+N+S
landschapsarchitecten het noordelijk gelegen Waterrijk met de Reeuwijkse plassen in het achterhoofd. Van den Bout: ‘Toen we begonnen, hebben we een exercitie gedaan die we vaker doen. Eerst tekenen we wat er gebeurt als je het programma gewoon zijn gang laat gaan: wat wil het programma? Vaak weet je dan dat je het anders wilt. Dan moet je mengen, mixen, of juist ontmengen, in ieder geval een truc verzinnen.’ Het programma bestond in dit geval uit vooral veel twee-onder-een-kapwoningen aan het water op kavels van maximaal 500 vierkante meter. ‘Dat hebben we uitgetekend, een cartoon met heel veel van die huisjes aan het water... Dat is natuurlijk een beetje flauw, maar zette wel op scherp dat de ambitie van de gemeente voor ruim wonen aan het water niet strookte met het programma. We stelden vervolgens voor de wijk aan de polderweg en het lint vast te maken. En door een derde van die huisjes hun tuin af te pakken en in het water te zetten, hielden we grond over. Dan kun je ofwel meer water maken, waardoor het transparanter wordt, of je kunt grotere kavels maken waardoor het plan landschappelijker gaat ogen. En dat tekenden we ook. Bij Nesselande ging het grondbedrijf gelijk mee. Daardoor konden
1 / 2010 BLAU W E KAME R
29
Maximale bebouwingsgrens en de bebouwingsenveloppes zijn vaak overschreden.
Ontwerp voor Waterrijk in Rotterdam Nesselande.
Principes voor de bebouwing per kavel.
we een gedifferentieerder en ook landschappelijker plan gaan tekenen. De vraag is wel of de structuur van het plan sterk genoeg is om de bonte architectuur te dragen, is het landschap voldoende krachtig? Want dan gaat het niet meer over mooi of lelijk, dan verzacht de omgeving de contrasten. Het landschap van de polderlintjes valt me niet tegen. Handhaving is hier wel een probleem: de maximale bebouwingsgrens en de bebouwingsenveloppes zijn vaak overschreden, waardoor de balans tussen
30
B L AUW E K A MER 1 / 2010
kavel en bebouwing verstoord raakt. Daar zijn we te optimistisch in geweest.’
Erkend merk De zon gaat dramatisch onder in Nesselande. De donkere wolkenpartijen en lange slootjes, de bonte verzameling nieuwbouwwoningen met nog veel braakliggende plekken, zorgen voor een surrealistisch decor. Terug in de auto vragen we Jaap van den Bout waar hij nu voor staat, hoe ziet hij zijn professie? Twintig jaar
De oude polderweg vormde de basis voor het verkavelingsplan van Waterrijk.
Jaap van den Bout over Waterrijk: ‘Is de structuur van het plan sterk genoeg om de bonte architectuur te dragen?’
Bonte architectuur.
geleden stelde zijn bureau met zijn ontwerpen een norm, die inmiddels standaard is geworden. Bij Palmbout Urban Landscapes wordt praktisch, precies en met oog voor de eigenschappen van de locatie gewerkt – zonder de symboliek van literaire referenties of pseudogeschiedenis. Voor de één is het werk degelijk en een tikje voorspelbaar, voor de ander biedt het juist het vertrouwen van een erkend merk. Er heeft zich een familie van bureaus gevormd, die verbonden is door de Delftse opleiding en de ervaringen bij de Rotterdamse Dienst Stadsontwikkeling. Van den Bout: ‘Het componerende, het enscenerende, daarin zijn de bureaus BGSV, Rein Geurtsen en Quadrat verwant met ons.’ Een tweede generatie, opgeleid in het bureau van Van den Bout en Palmboom is zelfstandig geworden, zoals Franz Ziegler. Een andere stamvader is bureau OMA, waar een reeks stedenbouwkundige bureaus uit is voortgekomen met een primair programmatische inslag, zoals Maxwan en KCAP. Van den
Bout: ‘De vraag wat het programma wil, daar is KCAP enorm goed in. Het klinkt nu heel voor de hand liggend, de stad opvatten als stadslandschap, maar stedenbouwkundig ontwerpen zat twintig jaar geleden heel erg vast aan de tussenschaal, het wijkniveau.’
Dienstbaar Het laatste woord is aan Van den Bout. Als we hem confronteren met de kwalificatie ‘morfologiemaffia’ van Luuk Boelens in zijn boek ‘Planning zonder overheid, een toekomst voor planning’, over de Delftse stedenbouwers waartoe ook Van den Bout behoort, schieten zijn ogen vuur. ‘Ik snap werkelijk niet wat de morfologische benadering in de Delftse stedenbouwopleiding te maken heeft met de transformatie van top-downprocessen naar bottom-upprocessen. In mijn ogen is het instrument van de morfologische analyse een methode om een locatie te duiden, te snappen in haar structuur en vorm, en daarover
met anderen te kunnen communiceren. Dat kunnen overheden zijn, milieuorganisaties, buurtbewoners, de ANWB. Ja, wij hebben in onze huidige praktijk te maken met allerhande coalities waarvoor wij dienstbaar zijn: in Ramsburg (Middelburg), bij het Staalmanplein, en ook bij het Buizengat in Vlaardingen, met een sterke bewonersinspraak. Daarbij gaat het erom een gemeenschappelijk gevoel te ontwikkelen over de bestaande uniciteit van de locatie. Van daaruit kun je gaan praten over wat hij of zij anders wil en wat niet. Tijdens onze betrokkenheid met IJburg was de strijdkreet: eerst verliefd worden op de plek en daarna pas ontwerpen. Mijn sociale betrokkenheid is niet dat ik alleen voor de bewoner of gebruiker wil werken, maar drukt zich uit door een open werkwijze voor alle participanten. Daarom zijn die vogelvluchttekeningen zo belangrijk.’
1 / 2010 BLAU W E KAME R
31
Boulevard Barnaart, Zandvoort
Eind vorige eeuw kreeg Palmbout
de skyline van Zandvoort en de hoog-
de kust voor de vele bezoekers uit
voor het busverkeer en voor racefiet-
Urban Landscapes opdracht van
ovens.
de regio bereikbaar te houden. Ten
sers en skaters.
de provincie Noord-Holland en de
De belangrijkste aanleiding voor de
slotte was er de wens voor een betere
Op enige afstand van deze baan ligt
gemeenten Bloemendaal en Zandvoort
vernieuwing van de Boulevard Barnaart
verblijfskwaliteit van de Boulevard Bar-
een rijloper van gebakken klinkers
voor een vernieuwing van de Zeeboule-
en de aangrenzende Kop van de Zee-
naart en de Kop van de Zeeweg.
voor het autoverkeer. Verderop en iets
vard. De toegankelijkheid van de zee-
weg was functioneel van aard. Aller-
In het ontwerp koos het bureau voor
verdiept ligt een 16 meter brede asfalt-
reep voor alle verkeerssoorten, midden
eerst was de verkeersdruk uit de hand
zonering van de verschillende verkeers-
baan, afgestrooid met zandschelpen,
in een uitgestrekt duinlandschap is
gelopen. Zo wilden de gemeenten het
functies: het dwarsprofiel is opge-
bedoeld voor parkeren. Ernaast ligt
voor Nederlandse begrippen vrij uniek.
parkeren langs de boulevard reguleren
bouwd van dynamisch, snel en pas-
op hetzelfde niveau een brede strook
De beleving van de zeeboulevard tus-
en afstemmen op het eigen parkeerbe-
serend naar langzaam en verpozend.
met een tweerichtingsfietspad en een
sen Zandvoort en Bloemendaal aan
leid. Ten tweede moest er meer ruimte
Direct langs de duinen ligt een zeven
wandelpromenade. Beide zijn bestraat
Zee wordt versterkt door het zicht op
komen voor het openbaar vervoer om
meter brede comfortabele asfaltbaan
met dezelfde, relatief kleine vierkante tegel. Een bescheiden markering scheidt de wandelaar van de verpozende fietser. Het geheel is afgebiesd door een keermuur langs de jonge duinen. Deze strandmuur onderstreept als architectonisch element het contrast tussen het beweeglijke zandlandschap en de strenge lijnvoering van de boulevard.
Het dwarsprofiel toont de verschillende zones op de boulevard.
Boulevard Barnaart in Zandvoort.
32
B L AUW E K A MER 1 / 2010
Parkwijk, Leidsche Rijn Utrecht
Het Rotterdamse bureau Max.1 stond
uitgesneden. Samen met de van hoger-
tot de verbeelding sprekende namen:
kundige plannen van Palmbout.
in 1997 aan de basis van de ontwik-
hand vereiste waterlopen die Palmbout
velden, tuinen, bungalowbos, erven,
Alle plandelen worden dooraderd
kelingsvisie voor de Utrechtse uitbrei-
herschikte in samenhang met onder
superblok, en parkrand. In het plandeel
door een fijnmazig stelsel van even-
dingswijk Leidsche Rijn. De makers
andere het park, delen deze ‘gevonden
Tuinen bepalen de tuinen van de hui-
wijdig lopende 30-kilometerstraatjes.
spraken over beeldloze stedenbouw:
voorwerpen’ het plangebied op in een
zen de sfeer van het openbare gebied.
Hiermee wordt afgeweken van de in
gezien de omvang van het plan en de
aantal ‘scherven’.
Het bungalowbos is volledig ingeplant
Nederlands gebruikelijke hiërarchische
lange ontwikkeltijd werd geen ruimte-
Voor iedere scherf is een eigen ruim-
met bomen, op enkele open plekken
opzet van wegen in woonwijken. Dit
lijk beeld voorgeschreven. Wel legde
telijke thematiek ontwikkeld die voor
na voor clusters van vier kavels. Naast
gelijkwaardige netwerk moet bijdragen
Max.1 de essentie van het stedenbouw-
verschillende woonculturen moeten
de kenmerkende perspectieftekenin-
aan de sfeer van een relatief stedelijk
kundig programma en de functionele
zorgen. Op bijna honderd hectare
gen van het bureau is ook de taal een
woonmilieu.
structuur vast. Onvoorspelbaarheid,
zijn zes woonsferen uitgewerkt met
belangrijk middel in de stedenbouw-
toeval en de factor tijd moesten hun stempel kunnen drukken op het uiteindelijke resultaat. Aan Van den Bout en zijn team de taak om vanuit dit vrij abstracte basisplan tot een concreet ruimtelijk plan te komen voor het deelgebied Parkwijk. Het plan van Palmbout Urban Landscapes benoemt de thema’s voor de wijk en gaat in op de ruimtelijke verbanden met de rest van Leidsche Rijn. Bestaande kenmerken werden meegenomen, zoals een aantal bebouwingslinten, het traject van een ondergrondse drinkwaterleiding en een uitgestrekte archeologische vindplaats waar de grond niet geroerd mag worden. Deze vindplaats werd een parkruimte die in de bebouwing lijkt te zijn
Vijf van de zes woonsferen: tuinen, bungalowbos, erven, Plankaart voor Parkwijk.
velden en superblok.
1 / 2010 BLAU W E KAME R
33
De inspiratie van Jaap van den Bout Sublieme ervaring
Robert Venturi
Van Eycks Weeshuis
dig tekeningetje dat de poëtische
Langlaufen over de hoogvlaktes van
Complexity and Contradiction in
Deze schets van Aldo van Eyck
ruimtelijkheid van dat paviljoen
Noorwegen – een sublieme ervaring.
Architecture: een liefdevol gemaakt
voor een van de paviljoens van zijn
openlegt voor begrip. Het schetsje
Subliem betekent volgens Van Dale:
en geschreven boekwerk dat je de
beroemde Weeshuis laat zien hoe
en het college van Van Eyck maakte
‘De schoonheid in haar hoogste
architectuurgeschiedenis laat zien
hij de monumentale ruimte onder
mij duidelijk dat je deze ruimtelijke
vorm of graad vertonend. Of met
en lezen door de ogen van Robert
de koepel groot liet zijn en tege-
schoonheid kon bedenken, kon con-
betrekking tot een sterke emotie of
Venturi. Niet gebonden of gestuurd
lijkertijd relativeerde door er een
strueren.
ervaring: dat zijn subliemste ogen-
door het academisme van één stijl
kleinere ordening aan toe te voegen.
blikken die zijn waarop zijn blijheid
dan wel een correct geconstrueerde
De twee verschoven assenkruizen
door weemoed wordt verstild (Bor-
historische reeks van stijlen brengt
van de grote en de kleine compositie
dewijk).’
hij onder woorden waar voor hem
en de plaats van de ramen resulteren
de schoonheid en inspiratie van
bovendien in een diagonale oriënta-
gebouwen in schuilt. ‘Architects can
tie in de verder axiaal georganiseer-
no longer afford to be intimidated
de ruimte. Een fascinerend eenvou-
by the puritanically moral language of orthodox Modern architecture. I like elements which are hybrid rather than “pure” (...) vestigial as well as innovating (...) I am for messy vitality over obvious unity (...) But an architecture of complexity and contradiction (...) must embody the difficult unity of inclusion rather than the easy unity of exclusion. More is not less.’
34
B L AUW E K A MER 1 / 2010
Schering en inslag De weeftechniek met in de ene richting de schering: één constant ritme als drager van de inslag. Deze techniek maakt het mogelijk gevarieerde maar altijd samenhangende patronen te weven. De schering schept orde en creeert ruimte voor variatie en patroon. Het patroon is altijd te begrijpen als een product van deze twee lagen. De vraag naar de verhouding tussen regelmaat en herhaling en aan de andere kant variatie en uniciteit is in mijn ogen altijd aan de orde in het stedenbouwkundig ontwerp. Het denken in een schering en inslag is dan ook een ordeningsprincipe dat in de architectuur en stedenbouw bewust of onbewust veelvuldig voorkomt.
Kurort, Zumthor
tig atmosferische ervaring van de
In de architectuur van Zumtor valt
ruimte en de superconcrete texturen
de ordenende werking van struc-
van de materialen blijven over als
turerende maatrasters niet samen
een sterk atmosferische ervaring van
met de zichtbare ruimtelijke en
architectuur. Krachtig en tegelijker-
materiële werkelijkheid. Door lichte
tijd ijl en kwetsbaar.
verschuivingen van de positie van massa en ruimte binnen een maatsystematiek wordt het gangbaar samenvallen van massa en maatsystematiek ontregeld. De raadselach-
1 / 2010 BLAU W E KAME R
35
Bath en Frankfurt, Praunheim
koste van het landschap en omarmt
India, Jaipur (en Amhadebad)
Ruimtetypen die letterlijk ruimte
de ruimtelijke kwaliteit van het
Twee historische voorbeelden van
omringende landschap als drager
De gelijktijdigheid van ordening en
vormgeven: de overheid, de groot-
de vervlechting van stad en land-
voor verdere verstedelijking. Stad en
woekering. Hiërarchische superpo-
familie, het gezin, de ambachtsman,
schap. De stad ontsnapt in deze
landschap in een symbiotische ver-
sitie van verschillende lagen: het
enzovoort.
archetypische projecten aan het
houding die het traditionele begrip
grid, de geografie, de straat, het
concept van de zich concentrisch
van de stadskern en de periferie
erf, enzovoort. Het weefsel levert
uitbreidende historische kern ten
opnieuw definieert.
een rijk en gelaagd stadsbeeld op waarin de sprong van openbaarheid naar het private domein in een reeks ruimtetypen is uitgesponnen.
36
B L AUW E K A MER 1 / 2010
bieden voor de actoren die de stad
John Berger
Steinbergs kaarten
Fietslandschap
Het boekje Anders zien heeft mij de
In de vroege cartografie is het repre-
Door de fietstochten die ik regel-
ogen geopend om met plezier en
senteren van de stad belangrijker
matig en met plezier in binnen- en
aandacht te kijken en te proberen
dan de wiskundige weergave van
buitenland maak raak ik doordron-
dat wat je ziet in taal te benoe-
de landmeter. Het vogelvluchtper-
gen van het netwerk van provinciale
men. Dan kun je wat je ziet dan wel
spectief staat in deze traditie. In
wegen, landweggetjes, zandpaden
de wijze waarop je kijkt opnieuw
één beeld wordt getracht de stad
en kerkenpaden. Een laag die stad
bevragen. In het voorwoord van het
als landschappelijk, economisch en
en landschap op een totaal ander
boek wordt het krachtig samenge-
architectonisch fenomeen te tref-
schaalniveau ontsluit, verbindt en
vat: ‘Vragen opwerpen die weer tot
fen. Hoe zou Rotterdam, Maastricht
betekenis geeft dan de hedendaagse
nieuwe vragen kunnen leiden.’
of Groningen zich willen tekenen?
infrastructuur van het vliegveld, de
Steinberg voert deze traditie tot
snelweg en de spoorlijn. Een verbin-
over haar fysieke grenzen. Vanuit de
dende laag die niet alleen herinnert
werkelijkheid van een appartement
aan vervlogen tijden maar uiterst
op 4th avenue wordt een beeld
actueel is voor het ontdekken en
geschetst van de tekenaar met de
exploreren van een nieuwe heden-
straat, de stad en de stad in zijn ver-
daagse relatie tussen stad en land.
houding tot de wereld. Over citymarketing gesproken.
1 / 2010 BLAU W E KAME R
37