OP ONDERZOEK … (Mogelijke) mensenoffers bij de Kelten? Een mensenhand, ca. 2 250 jaar oud: hoe gruwelijk intact bewaard! De Croghanman, in 2003 gevonden in het Ierse veengebied, stierf ca. 300200 v.Chr. een geweld dadige dood. Hoe afschuwelijk zijn einde ook geweest mag zijn, zijn leven was dat allerminst: zorgvuldig gemanicuurde nagels en geen sporen van zware lichamelijke arbeid. Waarom stierf die man zo’n vreselijke dood? Volg bij de onderzoeksopdracht de voorgestelde procedure (zie eventueel WL p. 109111). oriënteren: over het opgegeven onderwerp worden in het handboek verschillende bronteksten aangeboden. Lees het bronnenmateriaal (zie verwijzingen onderaan op deze pagina en volgende pagina’s) vluchtig door, zodat je kunt inschatten waarover je onderzoek kan gaan. Welke twee onderzoeksvragen kun je nu stellen over het opgegeven onderwerp? voorbereiden: orden de informatie die hieromtrent in het handboek aangeboden wordt. Je kunt ook zelf (extra) informatie opzoeken op het internet of in boeken. uitvoeren: 1 Lees de verzamelde informatie heel grondig en vat ze in je eigen woorden samen. Selecteer de informatie die nuttig is voor jouw onderzoeksvragen. Orden je informa tie per onderzoeksvraag. 2 Verwerk en interpreteer de geselecteerde informatie; trek conclusies. 3 Formuleer in je eigen woorden een antwoord op jouw onderzoeksvragen. Bewijs je antwoorden met argumenten uit het bronnenmateriaal. reflecteren: wat ging goed? Wat ging minder vlot? Het bronnenmateriaal 1 Caesar, D.B.G. VI, 16 (zie p. 4243) 2 Mensenoffers bij de Kelten (zie p. 44) 3 Lindowman: ritueel slachtoffer (zie p. 45)
De Tollundman: een Deens veenlijk uit de ijzertijd
De cultuur van de Kelten 49
ARLEPAL-AME_LB-inner.indb 49
4/02/14 14:37
Caesar, een uitgekookte manipulator? D.B.G. V, 28 Paniek (r. 1-5) Caesar laat hier uitschijnen dat Sabinus en Cotta terecht verontrust waren door het bericht van Ambiorix over een algemene opstand in Gallië. 1
Welk argument haalt hij daarvoor aan?
2
Met welke sterke woorden beklemtoont Caesar de paniek bij zijn twee legāti?
3
Welke tekenende adjectieven maken duidelijk dat de Eburonen bij hun eerste aanval onmogelijk in hun eentje geopereerd kunnen hebben, maar dat zij steun verwachtten van elders? Klopt die informatie met de werkelijkheid? Let op de betekenis van die adjectieven: welk stijlmiddel herken je?
4
Toon aan dat de woorden bellum făcere ausam getuigen van het grote superioriteitsgevoel van Caesar en de Romeinen.
Cotta … (r. 6-15) Caesar gaat blijkbaar niet uit de weg dat er onder de legerleiding grote onenigheid heerste. 5
Welke bedoeling steekt achter het benadrukken van die onenigheid?
6
Met welk stijlmiddel onderstreept hij die grote meningsverschillen?
7
Hoe insinueert de tekst dat Caesar achter het voorstel van Cotta staat?
8
a Hoe dekt Caesar zichzelf subtiel in tegen een eventuele slechte afloop van de krachtmeting? b Toon aan dat die woorden wellicht ook bedoeld zijn als pluim voor zijn officieren.
9
In welke context wordt zijn naam nog eens expliciet vermeld?
Via (vrije) indirecte rede geeft Caesar de argumentatie van Cotta, die wil blijven, weer. De indirecte rede is een kenmerk van het ambtelijke rapport van magistraten en militairen en suggereert zo een zekere afstandelijkheid en zakelijkheid. Caesar laat de lezer geloven dat die woorden zo door Cotta uitgesproken zijn. Maar die indirecte rede geeft Caesar ook de kans om zijn eigen visie erin te vermengen. 10 Caesars visie is zonneklaar: een Romein laat zich door de vijand niet dicteren. Met welk stijlmiddel maakt hij dat duidelijk? 11 Welke negatieve begrippen verwoorden precies het tegendeel van wat er van een Romeins soldaat verwacht wordt? Welk stijlmiddel herken je? D.B.G. V, 28-29 1
Bekijk r. 11 van V, 28 en r. 16 van V, 29: met welk werkwoord leidt Caesar telkens het pleidooi van Sabinus en van Cotta in? Op welke stemming van elk van beiden wijst dat?
2
Vergelijk de spreekduur die Caesar aan beide legaten toebedeelt. Verklaar het verschil in spreekduur door de verschillende stemming van elke legaat. D.B.G. V, 31
Door specifieke woordkeuze en stijlmiddelen weet Caesar de onenigheid tussen Sabinus en Cotta, de opwinding tijdens de krijgsraad, de uiteindelijke beslissing en het vertrek heel 114 ~ Gaius Julius Caesar
ARLEPAL-AME_LB-inner.indb 114
4/02/14 14:38
raak te typeren. Met die taalkundige en stilistische middelen probeert Caesar de lezer voor te bereiden op de komende nederlaag, die vooral te wijten is - zo suggereert Caesar - aan de koppigheid, de paniekerige onbekwaamheid en het egoïsme van Sabinus. r. 35-40 Hier beeldt Caesar de algemene opwinding uit tijdens de verzoeningspoging van de leden van de krijgsraad na het heftige dispuut van Sabinus en Cotta. Welke trucjes gebruikt hij daarvoor? 1 Met welk stijlmiddel benadrukt hij de commotie tijdens de vergadering (r. 35)? 2 Welke eigenschap van beide legāti wordt door de hendiadys op r. 36 onderstreept? 3 Blijkbaar is de oplossing niet zo moeilijk (r. 36-37): hoe wordt dat door de woordorde in de verf gezet? 4 Toon aan dat een anafoor op r. 37 het onverzoenbare dilemma beklemtoont. 5 a Welke voorwaarde moet volgens de leden van de krijgsraad vervuld worden om een kans op slagen te hebben? b Hoe komt dat stilistisch tot uiting (r. 37-38)? c Met welk stijlmiddel suggereert Caesar dat onenigheid in de groep geen oplossing biedt? 6 Let op de plaats van het gezegde en op de lengte van de zinnen op r. 35 en op r. 39-40: a De inversie suggereert de bewogenheid en chaos alom: waaruit bestaat die omkering telkens? b Wat valt op i.v.m. de lengte van de zinnen? Hoe worden die zinnen naast elkaar geplaatst? Hoe heet zo’n stijlmiddel? Hiermee onderstreept Caesar de dramatiek van het gebeuren. De vergadering eindigt woelig, chaotisch, zonder oplossing tot … het plotse verlossende pronuntiātur. 7 tandem dat Cotta permōtus mănūs (r. 39-40): met welk sterk woord suggereert Caesar dat Cotta uiteindelijk tegen zijn zin toegeeft? Ook de totaal dooreen gehaalde zinsbouw toont ons een verslagen en murw geprate Cotta. De zin klinkt haast snikkend: wil Caesar ons al voorbereiden op een tragische afloop? 8 sŭperat senténtia Sabīni (r. 40): wat wordt door de alliteratie en de woordorde in de verf gezet? 9 Let ook op de tijd van de gezegdes: wat beoogt Caesar hiermee? 10 Hoe wordt op r. 40 (itūros) de aandacht gevestigd op de handeling van het werkwoord? r. 41-46 Op een sarcastische toon suggereert Caesar hier dat de Romeinen een verkeerde militaire strategie gebruikt hebben, wat hun nederlaag mee zal verklaren. Woordkeuze en stijl middelen maken dat duidelijk. 11 a Welke strategische fouten van Sabinus noemt Caesar hier op? b Op welke manier worden die telkens sterk in de verf gezet? c Welke voorzorgsmaatregelen had Sabinus nog kunnen nemen? 12 Met welk(e) stijlmiddel(len) accentueert Caesar de drukke bedrijvigheid ’s nachts in het Romeinse kamp? 13 persuāsum nōn ab hoste, sed ab hŏmine amicíssimo consĭlium dătum (r. 44-45): let op de woordorde! Welk stijlmiddel herken je? Hierdoor wordt het contrast tussen hoste en hŏmine amicíssimo sterk in de verf gezet. De superlatief amicíssimo klinkt honend na: Ambiorix, hun beste maatje?! De list van Ambiorix 115
ARLEPAL-AME_LB-inner.indb 115
4/02/14 14:38
3 Alesia (1) Van Gergovia tot Alesia Door het enorme succes in Gergovia wist Vercingetorix nu – op een paar stammen na (de Rēmi, de Língones) – bijna heel Gallië mee te slepen in de opstand. Om aan het verenigde Gallische leger het hoofd te kunnen bieden, zocht Caesar versterking. Omdat de cavalerie het sterkste onderdeel van Vercingetorix’ leger was, nam Caesar Germaanse ruiters in dienst en trok met hen zuidwaarts door het gebied van de Sēquani. Onderweg in het grensgebied van de Língones en de Sēquani werd hij overvallen door de ruiterij van Vercingetorix, die uiteindelijk de duimen moest leggen voor de Germaanse cavalerie. Vercingetorix kon de nederlaag moeilijk verteren en ontgoocheld trok hij zich met zijn leger van 80 000 man terug in het oninneembare Alesia, de heilige stad van de Mandūbii, gelegen op de top van een heuvel. Daar bereidde hij zich voor op de belegering …
Opdrachten bij het geheel van D.B.G. VII, 5-68 1 Op welke plaatsen kwam het achtereenvolgens tot een treffen tussen Vercingetorix en Caesar (zie kaart p. 1)? Reconstrueer ook de troepenbewegingen o.l.v. Caesar en o.l.v. Vercingetorix. 2 Wie kwam bij elk treffen als respectievelijke winnaar uit de bus?
De belegering van Alesia
Vercingetorix 145
ARLEPAL-AME_LB-inner.indb 145
4/02/14 14:38
D.B.G. VII, 69
Pŏsitum ĕrat óppidum in colle summo, ádmodum ēdito lŏco, ut nĭsi obsidiōne expugnāri nōn posse viderētur; cūius collis radīces duo duābus ex pártibus flūmina subluēbant. Ante óppidum planĭties círciter mīlia pássuum tria in 5
longitūdinem patēbat: rĕliquis ex ómnibus pártibus colles, medĭocri interiécto spătio, pări altitūdinis fastīgio óppidum cingēbant. Sub mūro, quae pars collis ad oriéntem spectābat, hunc omnem lŏcum cōpiae Gallōrum complēverant fossámque et macĕriam in altitūdinem sex pĕdum praedúxerant.
10
Ēius munitiōnis quae ab Romānis instituēbatur circŭitus dĕcem mīlia pássuum tenēbat. Castra opportūnis lŏcis ĕrant pŏsita octōna castellăque vigínti tria facta, quĭbus in castéllis intérdiu statiōnes ponebántur, nē qua sŭbito erúptio fĭeret: haec ĕadem noctu excubitōribus ac firmis praesĭdiis tenebántur.
ádmodum: zeer ēditus: verheven obsĭdio: blokkade expugnāre: innemen rādix: ‘voet’ sublŭere: bevloeien planĭties: vlakte círciter: ongeveer in longitūdinem: van noord naar zuid medĭocris: gering fastīgium: top ŏriens: oosten fossa: gracht macĕria: lemen muur praedūcere: vooraan aanleggen munītio: verschansing circŭitus: omtrek octōni: (telkens) acht castéllum: fort intérdiu: overdag stătio: wachtpost erúptio: uitval excŭbitor: waker firmus: sterk
De stad (Alesia) lag …, die zeer hoog boven de vlakte uitstak 1, … zij oninneembaar … tenzij door een blokkade 2. Aan weerszijden van de voet van die heuvel stroomde een rivier. Ten westen van de stad strekte zich een vlakte uit van ongeveer 3 mijl breed. … omringden heuvels, op een korte afstand van elkaar gelegen en met even hoge toppen, de vesting. Aan de voet van de stadsmuur, op de oostelijke helling van die heuvel, hadden … heel die plaats bezet 3. Vooraan hadden ze een gracht gegraven en een muur van 6 voet opgetrokken. De omtrek van de schanswerken die de Romeinen begonnen waren, bedroeg 10 mijl. Hun 8 legerkampen lagen op … en er waren 23 forten gebouwd, waarin overdag wachtposten waren gestationeerd om een plotse uitval te beletten. ’s Nachts werden diezelfde bastions bezet door wachtsoldaten en sterke garnizoenen. 1
2
3
Alesia ligt bovenop het ruitvormige plateau van de Mont Auxois, die zich met steile rotswanden 160 à 170 m boven de omringende dalen en vlakte verheft. Om een stad te bestormen konden de Romeinen gebruikmaken van verschillende belegeringstactieken. Avaricum bv. werd bestormd door het bouwen van dammen en torens tegen de vijandelijke muren. Dat type belegering noemde men de oppugnātio. Men kon ook verdedigingsmuren rondom de stad optrekken om de inwoners uit te hongeren en zo tot overgave te dwingen. In het geval van zo’n blokkade sprak men van een obséssio of obsĭdio. De Gallische troepen bevonden zich dus niet in het óppidum zelf, maar hun kamp leunde aan tegen de oostkant van de stad. Daar is de vallei minder diep en de stad minder beveiligd. De vesting zelf nam slechts het westelijke deel van het plateau in beslag. De andere helft van het plateau werd bezet door Vercingetorix’ leger van ca. 80 000 man. Maar het grote gevaar voor Alesia loerde elders. De stad was immers ingesloten door hoge heuvelruggen. Door die geïsoleerde ligging was ze nauwelijks opgewassen tegen een blokkade. Alleen in het westen lag de vlakte over een breedte van 5 km open. Het afsluiten van die toegang betekende de hongerdood voor Alesia.
Opdrachten bij D.B.G. VII, 69 1 2 3
Vul de ontbrekende woorden van VII, 69 in de vertaling aan. Aan welke Latijnse woorden beantwoorden de Nederlandse vetgedrukte woorden? Geef de Latijnse woorden letterlijk weer. Op p. 145 zie je een overzicht van de belegering van Alesia. Zoek alle gegevens uit de vertaling op de tekening op.
146 ~ Gaius Julius Caesar
ARLEPAL-AME_LB-inner.indb 146
4/02/14 14:38
Karakterschets van Catilina Cat., 5 1 2 3
Wat bepaalt je karakter? Hoe uit je karakter zich? Welk(e) soort(en) inhoud verwacht je in een karakterschets?
Cat., 5
L. Catilīna, nōbili gĕnere nātus, fuit magnā vi et ănimi et córporis, sed ingĕnio mălo pravōque. Huic ab adulescéntiā bella intestīna, caedes, rapīnae, discórdia civīlis grāta fuēre ibĭque iuventūtem suam exércuit. Corpus pătiens inĕdiae, algōris, vigĭliae, sŭpra quam cuīquam credĭbile 5
est. Ănimus audax, súbdolus, vărius, cūius rei lŭbet simulātor ac dissimulātor, aliēni áppetens, sui profūsus; ardens in cupiditātibus; sătis eloquéntiae, sapiéntiae părum. Vastus ănimus immoderāta, incredibĭlia, nĭmis alta semper cupiēbat.
Spelen met woorden
r. 1 r. 2 r. 2
prāvus: verdorven intestīnus: binnenlands rapīna: rooftocht discórdia civīlis: ‘burgeroorlog’ pătiens + gen.: bestand tegen inĕdia: vasten algor: koude supra quam: meer dan súbdolus: listig quīlubet: om het even welke profūsus + gen.: kwistig met immoderātus: mateloos
Welk stijlmiddel merk je op? Wat is de dominant van huic? Bepaal de functie en eventueel de rol. ADULESCÉNTIA De Romeinse adulescéntia omvat de leeftijd van 18 jaar tot ongeveer 25 jaar. Dan volgt de iuvéntus tot 45 jaar. Daarna ben je een Romeinse sĕnior.
r. 2 r. 2 r. 3 r. 3 r. 3 r. 3 r. 3 r. 3 r. 4 r. 4 r. 5 r. 5
Hoe oud is Catilina in het jaar van zijn eerste oorlogsdeelname, hoe oud ten tijde van de samenzwering? Bekijk zo nodig opnieuw de inleiding. ab adulescéntiā: zoek een passende vertaling voor ab. caedes: welke moorden heeft Catilina zoal gepleegd? Zie, zo nodig, p. 168. rapīnae: hoe heeft Catilina zich verrijkt? Zie, zo nodig, p. 168. discórdia civīlis: over welke burgeroorlog gaat het hier? Aan wiens kant stond Catilina? Bepaal de wijs en de tijd van fuēre. Zie TS 11 p. 275. ĭbi is hier geen plaatsaanduiding, maar verwijst naar de opsomming van de vorige zin. exercēre is in de eerste plaats een technische term uit het leger. Leg de sarcastische ondertoon van deze passage uit. Zoek een vlotte weergave voor iuventūtem exercēre. Sallustius schrijft graag kernachtige zinnen en laat hiervoor dikwijls een werkwoord weg dat men gemakkelijk erbij kan denken (ellips). Welk gezegde ontbreekt hier? Sallustius beschrijft hier eigenschappen die belangrijk zijn in een bepaald milieu. In welk milieu? Zie je een verband met de vorige zin? Zoek een gepaste vertaling voor vărius. Kies uit volgende mogelijkheden: afwisselend - bont - verschillend - wispelturig - veelzijdig - onbestendig. cūius … lŭbet: Sallustius gebruikt graag een tmesis (TS 5). Dat is de splitsing van een woord in zijn bestanddelen, die dan verspreid worden over de zin.
170 ~ Gaius Sallustius Crispus
ARLEPAL-AME_LB-inner.indb 170
4/02/14 14:38
r. 5-6 r. 7 r. 7
Een dissimulātor is een persoon die er meesterlijk in slaagt te doen alsof hij bepaalde ondeugden niet heeft. Wat is dan een simulātor? Hier vind je een van de typische sententiae van Sallustius (zie p. 167): welke stijlmiddelen maken dat deze ‘spreuk’ zo treffend verwoord is (en de lezer zo gemakkelijk bijblijft)? Zoek voor vastus ănimus een gepaste vertaling. Kies tussen: grootmoedigheid - grootheidswaanzin - grootdoenerij - onverzadigbaarheid.
STIJL Sallustius beschrijft Catilina niet enkel door middel van de inhoud van de woorden, maar ook door zijn stijl. Laten we die stijl eens onder de loep nemen. 1 In de eerste zin geeft Sallustius met duidelijke geledingen aan over welke aspecten van Catilina hij het zal hebben. Welke stijlmiddelen merk je hierbij op? 2 De bondigheid (brevitas) van de volgende zinnen weerspiegelt de innerlijke tweespalt en de gejaagdheid van Catilina. Sallustius weet dat te bereiken door: • het gebruik van korte zinsleden (= een woordgroep tussen twee pauzes in de uitspraak); • de afwisseling in de lengte van de opsomming (tweeledigheid, drieledigheid); • asyndeta; • ellips van het gezegde; • antithesen; • afwisseling tussen parallellisme en chiasme. Toon aan met voorbeelden uit r. 2-8. 3 Welk stijlmiddel zet van in het begin het ‘grootse’ van zijn karakter extra in de verf? 4 Waarop komt de nadruk te liggen door de stijlmiddelen in sătis eloquéntiae, sapiéntiae părum (r. 7)? Wat is het verband met de volgende zin? 5 Als afsluiting van dit eerste deel (r. 2-8) wordt wederom het ‘grootse’ beklemtoond én tegelijkertijd in een negatief daglicht geplaatst: welke stijlmiddelen worden hiervoor gebruikt? Merk ook op dat deze zin centraal komt te staan in de hele karakterschets (r. 1-15). Sallustius heeft een voorliefde om belangrijke elementen in het midden te plaatsen. Tegelijkertijd rondt hij graag een stukje af door opnieuw naar het begin te verwijzen (ringcompositie).
Op Knooppunt vind je een opdracht rond het vergelijken van vertalingen. De kunst van het vertalen
Catilina, Thomas Vinçotte, 1889 © KIK-IRPA, Brussel
Karakterschets van Catilina 171
ARLEPAL-AME_LB-inner.indb 171
4/02/14 14:38