Langzaam verdwijnt de kust in een regengordijn en de wind flauwt af. We krijgen het steeds kouder en de stemming daalt snel. We zetten de motor aan en duiken in het dichtstbijzijnde haventje van Fehmarn: Burgstaaken. Het zal toch niet zo de hele vakantie gaan? Dit jaar stond Denemarken op het programma. We zijn twee keer rond Fünen geweest, nu is het tijd om het oosten van Denemarken te bezoeken. Met email hadden we de haven Marina Grossenbrode op Fehmarn in Noordoost Duitsland bericht en alles was goed geregeld. En zo gaan we met trailer en boot op pad, richting Grossenbrode om daar ons Waarschip Eigen Houtje in het water te laten takelen. ‘s Avonds komen we aan op een volledig verlaten jachthaven, parkeren het geheel en laden alles over in de boot. De volgende morgen wordt de boot vlot in het water gezet en we varen af, maar van de regen worden we niet vrolijk. Mooi weer moeten we op ons kleine bootje hebben, anders is de lol er snel af. Gelukkig klaart het ’s avonds weer op en na een stevige maaltijd ziet de wereld er weer een stuk beter uit. De volgende dag is de zon weer terug en met ruime wind en halfwinder zeilen we richting Gedser. Helaas na twee uur valt de wind weg en de rest van de dag motoren we de overgebleven 25 mijl. Maar het blijft droog en zonnig, evenals de volgende dag als we via de Guldborg Sund tussen Lolland en Falster varen. Het landschap is zacht glooiend, er zwemmen honderden zwanen, het vaarwater zit vol waterplanten en de vaargeul wordt steeds smaller, maar het is net te bezeilen. De Guldborg Sund telt een stel mooie ankerplaatsen, uitgerust met
Op Eigen Houtje naar Kopenhagen
1
meerboeien waar men vrij gebruik van kan maken. We doen dit niet, maar leggen aan in Guldborg een plaatsje, waar vroeger de belangrijkste verbindingsbrug was. Maar na de bouw van een tunnel wat verderop is het er wel erg rustig en stil is geworden. We gaan door, waarbij het plan is vrienden te ontmoeten, die vanuit het noorden varen. Scherp aan de wind varen we door het Smålands Vaarwater. Gezien we dit jaar met een GPS varen en we maar 1 meter diepgang hebben, durf ik nu stukken af te steken. De wind neemt toe en we verwisselen de genua voor de fok. Uiteindelijk is de wind tegen en moeten we motoren. Gelukkig hebben we de stroom mee en we worden zo de Oostzee weer in gespoeld. Na twee uurtjes zeilen bereiken we Klintholm. Net op tijd, want er breekt een forse bui met wind los. We zien onze vrienden liggen, we varen naar ze toe, maar ze kijken finaal over ons heen. Pas na flink roepen kijken ze verbaasd, dat we met ons kleine schuitje zo snel al hier zijn. De volgende dag brengen we aan het strand door. Klintholm ligt op het eiland Møn en het is een geliefde aanloophaven, strak geleid door havenmeesteres Bente Larsen, die op de steiger staande alle binnenkomende boten naar een plaats dirigeert. Er staan veel vakantiewoningen, die echter door hun bouw en kleur een typisch Scandinavisch uitstraling aan de haven geven. Verder, want we willen Kopenhagen bereiken. We varen langs de krijtrotsen aan de oostkant van Møn, grote witgrijze vlakken door eeuwen storm en golven gevormd tot een grillig geheel. Bovenop staan donkere bossen, waardoor er extra contrast in de vlakken komt. Doordat er aan de voet mensen lopen krijg je pas een idee van de enorme hoogte. Dichtbij de rotsen draait de wind alle kanten op, zodat we weg moeten motoren om vaart te krijgen. De wind neemt toe en we kunnen Rødvig maar net bezeilen. Dit is ook een haven op een strategisch punt richting Kopenhagen. We vinden nog net een vrije box naar maat, maar degenen, die na ons komen moeten langs de kade. Rødvig is een kleine vissersplaats met een vloot typische lichtblauwe Deense vissersboten In Denemarken is in dit deel de visserij nog kleinschalig en wordt er veel met staande netten gevist. In de haven kopen de Denen de vis zo van de visser. De volgende dag zal het eindelijk Kopenhagen worden. Rond Stevens Klint varen we langs een soort kleine uitvoering van de krijtrotsen in Møn. Ook nu kunnen we de halfwinder gebruiken en samen met windkracht 5 en een mijl stroom lopen we voortdurend 6½ mijl. Langzaam komen de contouren van het eiland Amager voor Kopenhagen in zicht. Ook de nieuwe verbindingsbrug naar Zweden doemt op. We lopen de Sund binnen langs Dragør, maar het is nog zo’n 6 mijl naar de ingang van de haven Kopenhagen. Met donderend geweld komen de vliegtuigen, die landen op vliegveld Kastrup, om de paar minuten over ons heen. Het lijkt wel of ze het vaantje uit de mast proberen te vliegen.
2
Uiteindelijk komen we in de ronde Langelinie Lystbådehavn naast de beroemde zeemeermin. Christian Havn, meer in het centrum, was een alternatief, maar snikheet en mudvol. We worden afgerekend naar breedte en dan blijkt ons kleine Waarschip een dure klant in verhouding met de smalle, lange Deense schepen: 125 kronen. De fietsen worden op de kade gesjouwd en we fietsen Kopenhagen in langs de kade. We komen uit bij Nyhavn, maar omdat het zondag is, is het erg druk. Elke stoel, maar ook elke meter kaderand is bezet, zodat we ons heil voor eten ergens anders moeten zoeken. We vinden nog een plekje aan een rustig plein. De volgende dag is Kopenhagen dag. Marjo gaat alle kleren van de stad passen, ik fiets op de goed geluk door de stad. Zo verzeil ik in de Vrijstaat Christiania, een alternatieve woonwijk. Meer dan twintig jaar geleden heeft een groep alternatieven een oud militair complex gekraakt en het uitgeroepen tot de Vrijstaat Christiania. Er zijn in het verleden vele veldslagen met de politie geweest, maar het wordt nu met rust gelaten. Hier kan alles en ik fiets langs een uitgebreide softdrugsmarkt. Als op een soort groentemarkt ligt alles uitgestald, van wiet tot koekjes, van plakken tot poeder. Ook de mensen achter de kraampjes zijn een studie waard. Het blijkt echter ook een toeristische trekpleister, te zien aan de vele mensen, die, overigens net als ik, hier niet thuis horen. Toch is het her en der een grote troep met bergen vuilnis en ook de vaste bewoners zien er niet stralend van gezondheid uit. Een heel andere omgeving is het park Kongens Have deel van het zomerkasteel Rosenborg Op het grasveld liggen vele mensen uit te puffen van de warmte. Want ondanks dat de Wereldomroep blijft herhalen dat het wisselvallig is, is het dag in dag uit boven de 25 graden. Bij dit park hoort ook een rosarium wat samen met het kasteel op de achtergrond een mooi geheel vormt.We gaan weer zuidwaarts. De stroom loopt tegen en de wind is zwak. We motoren een stuk, maar net buiten Dragør geven we het op. We zwaaien af naar dit plaatsje, hoewel we wat twijfels hebben bij het lawaai van dichtbij gelegen vliegveld. Maar dat blijkt mee te vallen. Dragør is van oorsprong een dorp, waar veel Hollanders in de 16e eeuw naar toe trokken. Koning Christian II met zijn in Holland opgegroeide echtgenoot Isabella van Bourgondië vroegen boeren uit Holland zich te vestigen voor de groenteteelt. Nog zie je verbasterde Nederlandse namen op de deuren staan en er schijnt nog Sinterklaas gevierd te worden. De 3
oude kern is geheel opgetrokken uit geel geverfde huisjes, liggend aan oude keienstraten. Op het strand, waar we wegens de warmte heen gaan, staat een waarschuwing voor blauwalg, zodat zwemmen afgeraden wordt. Blauwalg is ook voor de mens niet erg gezond, maar veel mensen zwemmen toch. Ook later zien we hele velden groene korrels in het water. De dag daarop begint goed met wind, maar halverwege valt hij weg en we kunnen alsnog naar Rødvig motoren. Na Rødvig, wat net zo vol is als de vorige keer, gaan we tussen Sealand en het eiland Nyord naar Stege, een wat rustig, maar saai plaatsje op Møn. De wind is nu goed en het is een prachtige tocht door de nauwe, maar goed aangegeven geul. De volgende plaats is Vordingborg een grotere plaats gelegen op een heuvel aan een goed beschermde inham. Deze jachthaven krijgt wat ons betreft de “Netste jachthavenprijs 2001” omdat alle sanitair ruim en kraakhelder is opgezet. De plaats zelf is goed voorzien van pinautomaten, restaurants en supermarkets. We kunnen tenminste weer alles aanvullen. We gaan nu langzamerhand denken aan hoe we weer in Duitsland moeten komen. De Wereldomroep voorspelt mooi weer, wat tot enige ongerustheid leidt. We gaan ten noorden en ten westen van Lolland. Het eerste eiland is Femø, een klein haventje dat volledig volgebouwd wordt. Over een paar dagen wordt hier een jazzfestival gehouden en een aantal artiesten is reeds aan het oefenen. Het is een kleurrijk, maar vooral lawaaiig gezelschap, dat naarmate er meer bier in gaat minder toonvast wordt. De Denen beginnen ‘s morgens om negen uur al aan het bier, iets wat we met verbazing bekijken. Onze buurman biedt ons een soort Deense kruidenbitter aan, maar we laten het bij een heel klein slokje. Maar tenslotte zorgt een stevige regenbui voor het uitzetten van deze muziek. De volgende dag voert de veerboot grote hoeveelheden extra belangstellenden aan en volgens de verhalen is het tijdens het festival bomvol. Daarom is het de hoogste tijd om naar Verjø een eiland met een natuurgebied te gaan. Hier heerst absolute rust een contrast met Femø. Slechts een vuurtorenwachter en, in het seizoen, een kleinschalige verkoper van brood en dergelijke vormen de enige bewoners. We zien vogels die je in Nederland niet vaak ziet, zoals de bonte strandloper, die met zijn lange snavel in het vochtige zand zoekt naar kleine schaaldiertjes. We hebben nu nog maar een paar dagen en nemen dus grote stappen. Van Verjø naar Naskov, helaas de tweede regendag. We hebben stroom van 1-2 mijl mee en zijn daardoor sneller in de haven. De dag daarop willen we oversteken naar Duitsland. De wind is 4
nu echter NW 5-6 en na lang dubben varen we weg. We moeten het Naskov-fjord uitmotoren het laatste stuk tegen wind en golven. De boot klapt hard op de golven en we vorderen maar met 2½ knoop. Eindelijk bereiken we de uiterton en zetten zeil. Onze boot schiet weg naar het zuiden geholpen door de wind en de stroom. Weldra klokken we 7 tot 7½ mijl op onze GPS, surfend in golven halen we zelfs boven de 8. Het is stevig varen, maar we schieten mooi op. Bij Fehmarn zitten we aan lager wal en de golven bezorgen ons handenvol werk. Uiteindelijk komen in Heiligenhafen, waar we een dag moeten bij komen van de vermoeienissen. Het weer is mooi, dus we liggen weer aan het strand. Heiligenhafen ligt aan een soort wadpriel, waar veel verschillende wadvogels te zien zijn. Op de strandrug staat een rij villa’s, rietgedekt en waarschijnlijk 100 jaar oud. Vanuit deze huizen heeft men een prachtig uitzicht over de Oostzee. Het lijkt ons wel wat zo’n huis, maar gezien het soort auto’s, dat er bij staat, zul je oneindig diep in de beurs moeten tasten. We laten ze dus maar staan, maar mooi en stijlvol zijn ze wel. Het laatste traject, het zou zo om de hoek moeten liggen, is negen mijl, maar er wordt zuidoost 6 tot 7 voorspeld met in buien windkracht 9. We nemen alle maatregelen, die we kunnen bedenken en varen af. Maar het is niet meer dan zuidoost 4 en we krijgen het warm in onze zeilpakken. Alleen aan de oostkant van Fehmarn lopen forse golven, maar ze zijn tegelijkertijd lang, dus de boot vaart er rustig doorheen. “s Middags maken we de boot klaar om op de trailer te zetten. In stromende regen rijden we Nederland binnen. Het weer slaat om, we hebben dus geluk gehad.
5