Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee Een solofietstocht van 4.000 kilometer in twee maanden.
Belevenissen van Henk Oosterveen
Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 1
Henk Oosterveen Patrijs 30 7951 VH Staphorst Nederland Telefoon: 0522- 46 45 65 E-mail:
[email protected] Omslagontwerp: Frank Penning Foto’s: Henk Oosterveen © Copyright: Henk Oosterveen, Staphorst ISBN NUR 508 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op één of andere manier, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
2 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Inhoud Voorwoord 5 1 Nederland 7 2 Duitsland 9 3 Oostenrijk 27 4 Slowakije en Hongarije 35 5 Kroatië 51 7 Servië 61 8 Bulgarije 75 9 Roemenië 99 Nawoord 133
Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 3
4 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Voorwoord Na mijn fietstocht in 2011 naar Rome weet ik het zeker. Het volgend jaar maak ik weer zo’n tocht. In februari 2012 bezoek ik de fiets- en wandelbeurs in de RAI in Amsterdam. Aan de hand van het meegenomen materiaal zoek ik een route uit. Nadat er veel routes afvallen blijven er twee over. Dat zijn een rondje Noordzee van zesduizend km en een fietstocht hoofdzakelijk langs de Rijn en de Donau naar de Zwarte Zee. De route naar de Zwarte Zee is een stuk korter. Op papier is die rond vierduizend km. De Donau ontspringt in Zuidwest Duitsland bij de plaats Donaueschingen. De Noordzeeroute is door de bergen vooral in Noorwegen erg zwaar. In het Noordzeegebied verwacht ik ook veel regen. Daarnaast duurt die tocht zo’n drie maanden. Dat is wel erg lang voor het thuisfront. Door de kortere route met waarschijnlijk droger en warmer weer kies ik voor een tocht naar de Zwarte Zee in het uiterste Zuidoosten van Roemenië. Op Marktplaats en EBay scharrel ik de routeboekjes op. Eind april begin ik aan de hand van mijn paklijst in 2011 met het inpakken van de tassen. Aan de hand van de bijna twee kilogram routeboekjes en -kaarten maak ik een globale planning. Fietsconditie doe ik op bij de WTC StaphorstRouveen. Het wachten is op 12 mei 2012. Dan begin ik aan mijn fietstocht, die op 9 juli 2012 eindigt.
Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 5
6 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
1
Nederland
Lang kijk ik uit naar deze dag. Het is 12 mei 2012 en om half tien vertrek ik onder het toeziend oog van een aantal belangstellenden. De wind komt uit het noordwesten en is mij gunstig gezind. Het begin van de route is gelijk aan die van het vorige jaar. In Lemelerveld moet ik de weg al vragen. Dat doe ik op een boerenerf. Een boerenvrouw die een blauwe schort draagt brengt mij weer op het rechte pad. Langs het Overijssels kanaal fiets ik over een prachtig soms slingerend fietspad naar Deventer. Het fluitekruid bloeit weelderig. Het is geregeld vochtig. Regen kan ik het bijna niet noemen. Een regencape van dun plastic komt mij goed van pas. Het is mei. Dat is de grasmaand. De boeren in dit gebied zijn er maar druk mee. Zij maaien en schudden het gras. Bij een woning in de Achterhoek lopen twee patrijzen. Patrijzen zag ik voor het laatst aan de Achthoevenweg in Staphorst. In Hummelo koop ik levensmiddelen. Morgen is het zondag en dan zijn de winkels niet open. Hummelo is het dorp waar ‘Bennie van de schilder’ woont. Zo noemen ze Bennie Jolink van de band ‘Normaal’ daar. Fietsend door de prachtige Achterhoek met zijn glooiende landschap verlaat ik bij ‘s Heerenberg ons land.
Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 7
8 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
2
Duitsland
Schaars verlicht tentje In Duitsland fiets ik in de vooravond langs Kalkar Wunderland. Dat is een speelparadijs voor kinderen van Hennie van der Most, die op zestienjarige leeftijd als ‘krullenjongen’ in een metaalfabriek ging werken. Er is door het zonnige weer volop bedrijvigheid. Het speelparadijs is gemaakt van een kerncentrale die nooit in gebruik is genomen. In de vorige eeuw betaalden wij daar door een heffing op de elektriciteitsrekening allemaal aan mee. In de prachtige plaats Xanten is het op het marktplein volop feest. Er zijn in het centrum veel tijdelijk neergezette eet- en drinkgelegenheden en er is ook levende muziek. Verder heeft Xanten in het centrum een prachtige kerk. Na een tocht door een afwisselend landschap met perfect beschreven routes eindig ik na 171 km op het voetbalveld van de plaats Rheinberg. In mijn schaars verlichte tentje maak ik de eerste aantekeningen. Het kwik daalt tot vijf graden Celsius. Met de fietskleding aan slaap ik in mijn tentje. Dat is niet zo fris, maar wel warmer. Na een zeer koude nacht ben ik om half negen wakker. Een beheerder van het sportveld komt op de fiets aan. Hij komt naar mij toe. Wil hij mij de les lezen, vraag ik mij af. Het valt allemaal erg mee. De fors gebouwde man biedt mij wat aan. Dat is een warme douche. Een half uur later ben ik weer op temperatuur en 100 procent kakelfris. Op het voetbalveld ligt naast mijn tentje een kapotte ballon. Er hangt een papiertje aan van een stichting uit Nieuwegein. De naam van degene die de ballon opliet is door de regen nagenoeg onleesbaar geworden. Toch stuur ik het papiertje bij thuiskomst op. Misschien maak ik er nog iemand gelukkig mee.
Geen centje pijn De tocht vervolg ik langs de Rijn. Dan weer fiets ik in een industriegebied. Dan weer fiets ik tussen weilanden en akkerbouwgebieden door en dan weer door dorpjes en steden. Het traject is zeer afwisselend. Bij tijd en wijle schijnt de zon flink. In Leverkussen fiets ik langs de fabrieken van Bayer. Bayer kreeg internationaal bekendheid door het in 1899 op de markt brengen van aspirine. In Keulen passeer ik de zeer grote autofabriek van Ford. In de vooravond bekijk ik de grootste kathedraal van Duitsland. Dat is de dom van Keulen. Binnen heb ik het binnen vijf minuten wel gezien. Vooral buiten is het er erg druk. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 9
De mensen komen uit vele landen. Op mijn planning lig ik royaal voor. Overigens vergat ik die van huis mee te nemen. Mijn kont lijdt tot nu toe geen centje pijn. Ook met de in dat gebied aanwezige aanverwante artikelen gaat het vanaf de eerste minuut prima. Vanaf het begin van de reis zit er gevoel in alle delen van mijn onderlichaam. Het zit mij op die punten helemaal mee.
Haartjes op mijn lippen Langs de Rijn zoek ik in het schemerdonker naar een geschikte staanplaats voor mijn tentje. Het leidt ertoe, dat ik op een groot recreatieveld slaap. Het kwik daalt opnieuw tot ongeveer vijf graden. Opnieuw doorsta ik, weer met dezelfde kleren aan, een zeer koude nacht. In het hoekje waar mijn tentje staat, kamde eerder iemand zijn langharige bruine hond. Net op die plek zette ik mijn tentje neer. Het grondzeil zit vol met hondenhaar. Bij het eraf halen van die haren blijven er een paar aan mijn handen plakken. Mijn mond jeukt. Bij het krabben komen er een paar haartjes op mijn lippen terecht. Een haartje in de mond is niet lekker. Dat is bah en nog eens bah. Dat weet iedereen wel.
Veroordeeld Met zonnig weer en zuidenwind fiets ik verder naar het zuiden. De Duitsers zijn sportief. Veel hardlopende, joggende en fietsende mensen zie ik. Het voormalige Bundeshaus aan de Rijn in Bonn passeer ik. Dat doe ik niet zonder er even te stoppen. In dit gebouw vergaderde de Bondsdag van 1949 tot en met 1999. Over de trap waar waarschijnlijk vele groten der aarde liepen zet ik ook een paar stappen. Zoiets kan ik niet laten. Daarbij realiseer ik mij, dat er van die groten der aarde ondertussen ook een aantal is veroordeeld en uit de weg geruimd.
Duitse vrouw wijst mij de weg Onderweg spreek ik twee Nederlandse paren. Eén ervan komt uit Holten en fietst de route naar Rome, die ik het vorige jaar fietste. Natuurlijk vertel ik hen, dat het een prachtige route is. Dat het heel zwaar wordt, dat vertel ik hen niet. Ik wens hen succes en sterkte toe. Deutsches Eck is de plaats waar de Moezel en de Rijn samenkomen. Dat is in Koblenz. Daar staat een indrukwekkend nationaal monument. Het is een ruiterstandbeeld van Keizer Willem I op een hoge sokkel. Die plaats bezoek ik net als het vorige jaar. Daar spreek ik een Australisch paar, dat een reis door Europa maakt. Buiten Koblenz ben ik even 10 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
de weg kwijt. Een vrouw die tegelijk met mij de weg oversteekt ziet dat. Zij denkt mij een dienst te bewijzen. De vrouw wijst mij de weg naar het dijkje langs de Rijn. Dat is de route die ik volg. Eerst fiets ik nog over een zandweg, maar die gaat al gauw over in weiland. Anderhalve kilometer met 30 kilo bagage is dan, ondanks de ongetwijfeld goede bedoeling van de vrouw, wel ver. Ik slaap op een veldje in Sankt Goar.
Het is zijn vak Door de regen sta ik om half tien op. Dan is het pas droog. Na een prima nachtrust stap ik weer op de fiets. Een andere mogelijkheid heb ik immers niet, maar het bevalt mij uitstekend. Wat heb ik een vrijheid en wat is het een prachtige omgeving. Van het traject Rüdesheim, dat aan de Rijn ligt, naar het Zwarte Woud heb ik geen wegenkaart. Ik besluit om toch maar een wegenkaart te kopen en niet mijn eigen routebeschrijving zonder kaart te volgen naar Donaueschingen in het Zwarte Woud. Daar ontspringt de Donau. Die is 2.840 kilometer lang. Dat is na de Wolga de langste rivier van Europa. Onderweg hoop ik ergens een wegenkaart te kunnen kopen, die vooral het gebied rond Karlsruhe en verder naar het zuiden in beeld brengt. Vaak hoor ik hier de koekoek. Ook zie ik de gekraagde roodstaart. Ondertussen heb ik na drie en een halve dag meer dan 450 kilometer op mijn teller staan. Nu ben ik in Mainz bij de McDonald’s. Niet om te eten, want dat maak ik zelf, maar om te internetten en te genieten van een ijsje met karamel. Nu ik een bericht wil versturen blijkt, dat ik het niet kan. Ik heb voor het versturen een Duits telefoonnummer nodig. Dat heb ik natuurlijk niet. Een vriendelijke bezoeker helpt mij met zijn telefoonnummer. Aan de man wil ik vertellen hoe hij dat moet doen. Hij antwoordt, dat het zijn vak en dus niet nodig is. Na het versturen van een paar berichten vertrek ik richting het zuiden. Er staat een sterke, maar gelukkig voor mij gunstige wind. Langs de oever van de Donau slaap ik in mijn tentje op het grind.
Bijna een nat pak Vandaag heb ik alleen maar een beschrijving van de route met wegnummers, want ik heb nog niet de mogelijkheid om een wegenkaart te kopen. Aan die wegnummers heb ik helemaal niets. Dat komt, doordat de wegen niet overal van zo’n nummer zijn voorzien. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 11
In een grote plaats langs de Rijn zoek ik een soort van VVV. Die is er wel, maar de medewerkers hebben vandaag een personeelsreisje. In een boekhandel in dezelfde plaats koop ik een wegenkaart. Daar staat mijn eindbestemming voor vandaag, dat is Bilfingen, net niet op. Daardoor is het waarschijnlijk lastig om Bilfingen te vinden. Straks vertrek ik verder richting het zuiden. Er staat een sterke, maar gelukkig voor mij nog steeds gunstige wind. Op de wegenkaart zie ik een pad langs de Rijn. Over dat pad fiets ik. Het is door de regenval een zeer glibberig zandpad. Het pad loopt vlak langs de Rijn. Dat levert mij bijna een nat pak en het verlies van mijn fiets en bagage op. Dat zou het einde van de fietstocht betekenen. Het gereden traject loopt ook nog eens dood. Een man die aan het vissen is zegt, dat de weg terug maar een klein eindje is. Noem drie kilometer maar een klein eindje, denk ik achteraf.
‘Vatertag’ Zonder wegenkaart is het laatste stuk naar Bilfingen moeilijk te vinden. Aan een jongetje van een jaar of tien vraag ik de weg. Hij stuurt mij de verkeerde kant op. Daardoor rijd ik een stuk om. Door alsmaar naar de weg te vragen kom ik uiteindelijk rond 21.00 uur in Bilfingen aan. Daar woont de sportieve, vooral veel fietsende, Martina Schneider. Haar ontmoette ik het vorige jaar tijdens mijn fietstocht naar Rome. In haar tuin mocht ik toen mijn tentje opzetten en zij deed voor mij de vuile was. Bij het vertrek vorig jaar begeleidde ze mij dertig kilometer. Dit jaar promoveer ik naar een ‘eigen’ verblijf binnenshuis. Martina doet opnieuw de vuile was voor mij. Mijn zeiknat opgeborgen tentje droogt in de verwarmingsketelruimte in haar kelder. Ja, ik heb het hier goed voor elkaar. Het is 17 mei 2012 en hier is het ‘Vatertag’. In Nederland is het Hemelvaartdag. ‘Vatertag’ is een feestdag voor mannen. Die komen op deze dag vaak stomdronken thuis. Het is bekend, dat ‘Vatertag’ veel meer vechtpartijen en verkeersongelukken oplevert dan op andere dagen. Met een vriendin van Martina, voor diegene die dat interessant vindt, zij heet Andrea, rijden wij op ‘Vatertag’ met de auto door Pforzheim naar een plek ten zuiden daarvan. Pforzheim is in 1945 door 379 Britse bommenwerpers bijna helemaal verwoest. Daarbij kwamen 17.600 inwoners om het leven. De gebombardeerde vakwerkhuizen zijn niet meer opgebouwd. Daar zijn woningen en winkels voor in de plaats gekomen in de bouwstijl van de jaren vijftig. Daar is het niet mooier van geworden. Wij maken een prachtige wandeling naar een feeste12 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
lijke ‘Vatertag’-bijeenkomst bij een meertje in een bos. Er is levende muziek, eten en drinken. Het is stralend weer en de plek is prachtig. Wat wil een mens nog meer. In de vooravond zwalkt een aantal mannen over de weg. De mannen vieren in beschonken toestand ‘Vatertag’. Volgens Martina zijn zij bijna bij de vrouw thuis. Het feest is dan wel afgelopen voor de bezopen mannen, zo is onze inschatting. Wij eten buiten de deur in restaurant ‘Hühnerdieb›, wat kippendief betekent. Dat restaurant ligt vijftien kilometer van Bilfingen. Wij gaan daar op de fiets naar toe.
Spargeln met aardappelen Een dag later breng ik met Martina in haar nieuwe auto een bezoek aan Pforzheim. Wij wandelen door een prachtig park met zeer mooie waterlopen. Er zitten schuiven in de waterlopen, die open- en dichtgezet kunnen worden. Daarmee kan de loop van het water worden bepaald. Dat is mooi speelgoed, ook voor volwassenen. Martina wijst in de verte een hoge met bomen begroeide berg aan. Die berg is van het puin van de in de oorlog gebombardeerde panden gemaakt. De hoogte van de berg geeft aan hoe groot de puinhoop was. ‘s Avonds eet ik bij Martina thuis met vier anderen spargeln met aardappelen en pannenkoeken. Spargel is het Duitse woord voor asperge. Martina hoeft niet te werken en vergezeld mij op haar E-bike op mijn tocht richting Donaueschingen. Daar ben ik erg blij mee, want zij kent de route naar de oorsprong van de Donau. Vooral in een stad of groot dorp is het moeilijk om zonder wegenkaart de weg te vinden. Ik leen van Martina een routekaart. Daarop moet ik als zij aan het eind van de dag met de trein terugreist zelf de weg naar Donaueschingen zien te vinden.
Aan smerige handen geen boodschap Martina leidt mij over een prachtige route, die ik zelf nooit zou hebben kunnen vinden. Wij fietsen in een ras tempo door allerlei hoekjes en gaatjes van Pforzheim. Martina bracht in die stad haar jeugd door. Zij kent die stad daardoor op haar duimpje. Onderweg weigert mijn kilometerteller. De batterij laat ik verderop door een horlogemaker testen. De uitkomst is, dat de batterij goed is. Zonder kilometerteller lange tochten fietsen is lastig. Bij een Turkse pizzabakker eten wij allebei een Turkse pannenkoek met spinazie. Wij vinden het teveel om in één keer op te eten. Martina laat het niet gebruikte deel inpakken. Dat is hier heel gebruikelijk. Ik neem het mee. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 13
Voor € 15,99 schaf ik in dezelfde plaats bij ‘Kaufland’ een nieuwe kilometerteller aan. Martina, die zich soms als een jongeman gedraagt, draait haar hand er niet voor om de nieuwe teller voor mij te installeren. Aan smerige handen heeft zij geen boodschap. Zij heeft er alles voor over om haar fietshobby uit te oefenen en fietst in een jaar zo›n vierduizend km. Haar fiets is van alle snufjes, inclusief E-bike, voorzien. Aan een geïnteresseerd Duits echtpaar legt zij onderweg vol enthousiasme uit waarom die ook zo›n E-bike, die € 3.000,00 kostte, moeten aanschaffen. Waarom zou je nog wachten, vraagt zij aan het op leeftijd zijnde echtpaar.
Bloemrijke weilanden Over schitterende fietspaden en plaatsjes met veel prachtige oude vakwerkhuizen bereiken wij na zestig kilometer het treinstation van de plaats Nagold. Het duurt een half uur voordat de trein vertrekt. Daar wacht ik op. Wij nemen op het perron hartelijk afscheid van elkaar. Met de trein van 18.14 uur reist Martina terug naar haar woonplaats Bilfingen. Haar fiets kan in Duitsland gratis mee in de trein. Dat is hier beter geregeld dan in Nederland, waar het € 6,00 kost. Wuivend verliezen wij elkaar uit het oog. Daarna fiets ik alleen nog zo’n dertig km verder naar het plaatsje Fishingen aan de Neckar. Onderweg staat er een vos op de weg. Voor het eerst in mijn leven zie ik een levende vos. Die vos vertrouwt mij niet en loopt als een haas weg. Mijn tentje staat vannacht aan de rand van een vijver onder een grote Zwartewoudse den. Er zwemmen veel grote vissen in. Twee eenden landen erin en vertrouwen mij net als de vos ook al niet. Ze vliegen meteen weer op. Op een pas gemaaid weiland maak ik aantekeningen. Het gras is al opgehaald. Op het weiland staan vier oude vruchtbomen. De Neckar stroomt hier zo mooi door de bloemrijke weilanden. Het is hier prachtig en daar geniet ik volop van. Ondertussen is het ‘pikkedonker’. Mijn tentje staat vijftig meter verderop. Die probeer ik te vinden. Het lukt mij.
Mooi leventje Na het opstaan eet ik eerst het meegenomen deel van de Turkse pannenkoek op. Een fietser moet immers voldoende eten om op kracht te blijven. De grote vissen krijgen er ook delen van. Zo zie ik ze van dichtbij. Om tien uur is mijn tentje ingepakt. Door een werkelijk prachtige natuur rijd ik langs de rivier Neckar verder. 14 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Bloemenzee Vooral de weiden met de vele bloemen zijn indrukwekkend. Dit leventje is zo slecht nog niet. Aan de rand van een dorpje geniet ik van een dorpsfeest. Een geüniformeerd muziekkorps uit een naburig dorp speelt mooie blaaskapelmuziek. Het is hier heel druk. Ik blijf een klein half uurtje. In het plaatsje Rottweil is het ook feest en zie ik veel mensen in prachtige klederdracht. Bij de oorsprong van de Neckar bekijkt een ongeveer veertigjarige man met grote belangstelling mijn fiets. Hij ziet, dat mijn voorrem iets aanloopt en stelt die voor mij bij. Rond zes uur ben ik op in Donaueschingen. Het is inmiddels 20 mei. Daar is een plek waar is aangegeven, dat de Donau daar ontspringt. Dat is op tweehonderdenvijftig meter afstand van het terras waar ik iets drink. Ik drink mijn eerste bier, een halve liter. De trip voor vandaag zit er in beginsel op, maar ik denk toch nog zo›n dertig km te gaan fietsen. Dan bouw ik wat reservetijd op. Ik geniet volop. Dit vind ik een mooi leventje. Straks fiets ik even naar de zogenaamde oorsprong van de Donau. Het is een soort van ronde vijver. Het is niet werkelijk de oorsprong van de Donau, maar het is voor de plaatselijke middenstand wel aantrekkelijk voor het aantrekken van toeristen. De Donau ontstaat in werkelijkheid ongeveer anderhalve km buiten Donaueschingen. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 15
De oorsprong van de Donau Daar vloeien twee uit het Zwarte Woud komende riviertjes samen. Die riviertjes zijn de Breg en de Brigach. Als de gezondheid en tijd het toelaten dan kan ik mijn fietsroute, die onderweg door het klimmen vaak wel zwaar is, van harte aanbevelen. Het is moeilijk om de gemaakte berichten te versturen. Dat komt, doordat de beschikbare Wi-Fi-verbindingen meestal alleen met een wachtwoord kunnen worden geopend. Die wachtwoorden van anderen heb ik uiteraard niet. Aan het eind van de dag beland ik net voorbij Geisingen op een afgelegen stukje grond. Daar zet ik mijn tentje op. Het is net naast een spoorlijn. Dat deert mij niet.
Met een vouwfiets aan de hand De regen valt vannacht op mijn tentje. Gelukkig is het bij het opstaan droog. De fiets ligt nog op de plaats waar ik die achterliet. Dat is achter mijn tentje. Bijtijds stap ik op de fiets. Meteen zie ik een man in de berm liggen. Het heeft wat weg van een dode. Als ik wat beter kijk dan zie ik, dat hij pal langs het fietspad in de openlucht is gaan slapen. Het kan dus altijd nog gekker dan wat ik doe. Net voorbij Immendingen zakt het water van de Donau vrijwel in de bodem (Donauversinkung). De Donau is hier dus nog erg ondiep. 16 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
In Tuttlingen koop ik heerlijke broodjes. Het kost mij moeite om vanaf de bakkerij de Donauradweg terug te vinden. Door het aan een vrouw te vragen lukt het mij. Onderweg geniet ik van het door mijzelf gemaakte ontbijt. Het gebied is hier lang niet vlak. Bij een klim lopen twee mensen met een vouwfiets aan de hand. Ze zien er niet uit als Duitsers, alhoewel dat tegenwoordig niets meer zegt. Ik vraag waar ze vandaan komen. Zij komen uit Venezuela, vanwaar ze naar Stuttgart vlogen. Zij willen van Donaueschingen naar Boedapest fietsen. Hun vouwfietsen zijn niet erg stevig en zwabberen bij hoge snelheid. Die hoge snelheid hebben ze nu dus niet, maar ze moeten uiteraard ook weer afdalen. Het zal mij benieuwen hoe hen dat vergaat. Dat zal ik echter nooit weten.
Vrouwelijke badmeester Ik fiets door de mooie natuur en dorpjes. Aan het eind van de middag kom ik aan bij het prachtige slot van Sigmaringen.
Slot Sigmaringen; een kunstwerk Hier kwam ik het vorige jaar ook langs. Hoe hebben de mensen dit bouwwerk vroeger toch gemaakt, vraag ik mij af. Opnieuw kan ik mijn ogen bijna Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 17
niet geloven. In Sigmaringendorf zie ik een man en een vrouw. De man rijdt op een Koga. Ik spreek hen aan. Wij hebben als berijders van een Koga immers iets gezamenlijks. Zij komen uit Utrecht en fietsen net als de mensen uit Holten de route van Hans Reitsma naar Rome. Natuurlijk vertel ik hen, dat ik die tocht het vorige jaar ook fietste en dat die erg mooi is. Ook hen wens ik veel plezier en sterkte toe. In een levensmiddelenwinkel doe ik na het afscheid nog wat inkopen. Ik denk een pak met zes ijsjes te kopen, maar het zijn er twaalf. Ze blijven niet bevroren op de fiets, dus eet ik ze alle twaalf meteen op. Ter geruststelling, het zijn hele kleine ijsjes, zoals je die in Nederland niet tegenkomt. In Mengen, het is dan vier uur, zwem ik vijfhonderd meter in het 50-meter zwembad. Ik douche en scheer mij en doe in een wasbak de was. Mijn telefoon en mijn computer zijn op mijn verzoek door de vrouwelijke badmeester aan de stroom gelegd. Voor twee euro ben ik weer spik en span en zijn de batterijen weer vol.
Vaak ben je te bang Met rugwind fiets ik tussen de grote akkers door. De zon schijnt uitbundig. Rechts van mij zie ik in de verte een pikzwarte lucht. Hou ik het droog, vraag ik mij af. Op het fietspad zitten tegen de avond opvallend veel gele kwikstaarten. Die vliegen op als ik te dicht in hun buurt kom.
Schril contrast 18 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Na een poosje voel ik waterdruppels. De zwarte lucht komt dichterbij en ik vertrouw het niet. Een overdekte tribune op een verlaten voetbalveld is mijn toevluchtsoord. Daar kook en eet ik de inhoud van mijn bij de Xenos gekochte pakjes met soep. Het regent al snel fors en het dondert en bliksemt een klein half uur. Na het eten maak ik mijn kookpannetje met toiletpapier weer ‘schoon’. Het rommelt nog steeds in de lucht. Hoe het weer de rest van de dag wordt is onduidelijk. ‘Vaak ben je te bang’ is mijn lijfspreuk en ik vertrek. Het noodweer slaat weer toe en ik zet mijn tentje op naast een fabriek onder een hoog afdak van 10 x 6 meter. Het waait, het regent en het onweert. De bliksemschichten flitsen om mij heen. Het geasfalteerde fabrieksterrein staat blank. De nacht kom ik desondanks goed door.
Zonder enige schaamte Om half acht vertrek ik. Het landschap is vlakker dan gisteren. In een dorp koop en eet ik roggebrood. De wind komt uit het oosten en zit in doorsnee tegen. Ondanks de extra rustdag in Bilfingen lig ik twee en een halve dag voor op mijn eigen schema. Dat geeft een geruststellend gevoel. Voorafgaand aan deze fietstocht maakten sommigen zich zorgen over mijn eetpatroon. Ik moest de goede dingen eten. Dat doe ik blijkbaar, want ik voel mij ondanks de inspanningen prima in mijn hoofd, nek, armen, lijf en benen. Blijkbaar zit het met de kwaliteit van mijn eten wel goed. In Ulm zit ik in de stralende zon op een bankje aan de Donau. Een oude man met een plastic zak in zijn hand loopt bij mij langs en struint de afvalbakken af. Een half uur later komt hij opnieuw bij mij langs. Hij zag een half uur eerder, dat ik water uit een statiegeldfles dronk en vraagt mij zonder enige schaamte of ik de fles al leeg heb. De man heeft pech, want de fles is nog niet leeg. Na deze pauze fiets ik nog even door de binnenstad. Opnieuw zie ik mooie grote pleinen en grote gebouwen. Na Ulm fiets ik nog een flink stuk verder. Het totaal aantal kilometers is volgens mijn teller vandaag 123. Het werkelijk aantal is zeker hoger, want ik moet de teller bij het starten steeds aanzetten. Dat vergeet ik nog weleens. Het roggebrood en de stroop van vanmorgen doen goed hun best. Vandaag fiets ik vol gas en waarschijnlijk stinkend vooruit. Langs de Donau zie ik veel watervogels en net als een dag eerder een eekhoorn. Na een lange rit over een bospad vraag ik aan een oude man en vrouw, die in de vooravond een praatje maken bij hun tuinhekje, de weg. Wij raken in gesprek en ik vertel hen, dat ik naar de Zwarte Zee fiets. De Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 19
man vertelt, dat hij in zijn jonge jaren een bootje kocht en daarmee over de Donau naar Boedapest is gevaren. Daar verkocht hij zijn bootje met winst. De man vertelt het glunderend en vol trots. Aan het eind van de dag zet ik tegen schemerdonker mijn tentje op, op een grasveldje bij een schietvereniging. Ik verwacht geen enkel schot.
Trekker met groot licht Bij het wakker worden constateer ik, dat het vannacht stevig regende. Mijn tentje is zeiknat. Voor de eerste keer zie ik in Europa de koekoek. Het zijn er zelfs drie. Om half negen vertrek ik. De fietspaden zijn prima. Wat wil een mens nog meer. Aan het begin van de middag eet en drink ik wat. Op die plek laad ik ook mijn mobiele telefoon en computer op. Dat duurt meer dan twee uur. Op het terras doe ik een middagdutje. Ondertussen droog ik mijn natte tentje en slaapzak door die over de fiets uit te spreiden. Dit leven is zo slecht nog niet. Mijn buurman Bernard Vogelzang stuurt een sms’je en meldt, dat het dertig graden is in Staphorst. Dat is het hier ook wel. Mijn bovenlichaam is vandaag weer wat bruiner geworden. Ik draag slechts een onderbroek, fietsbroek, bril, schoenen en buff. Een buff is een stuk textiel, dat je als een soort van sjaal of muts kunt gebruiken. Wat ‘men’ ervan vindt, dat kan mij niets schelen. Zo vrij als een koekoek voel ik me. Forse klimmetjes en dus ook forse afdalingen maak ik. De hoogst gemeten snelheid is vandaag zestig km per uur. Alcoholist word ik niet, maar ik zit hier met uitzicht op de Donau om zes uur toch maar weer achter een halve liter bier. Het vochtgehalte moet immers op peil blijven. Al een paar honderd km kraakt mijn ketting. Heeft mijn plaatselijke fietsenmaker die, vijftienhonderd km terug, de cassette wilde vervangen dan toch gelijk? Dat is mijn vrees met nog krap drieduizend km voor de wielen. Op een gegeven ogenblik verveelt mij dat gekraak. Ik smeer de ketting en mijn fiets rijdt weer als een zonnetje. Mijn doel is om vandaag in de buurt van Ingolstadt te eindigen. Tot negen uur fiets ik. Ingolstadt ligt dan nog acht km verderop. Ik mis door een onduidelijkheid op de wegenkaart de route en beland op een weggetje met lang gras aan de rand van een akker. Het wordt tijd om mijn tentje op te zetten. Het is al schemerdonker. Het vaste ritueel begint weer. Zes tassen van mijn fiets halen. Het grondzeil van de bagagedrager halen en uitleggen. Mijn tentje opzetten en het luchtbed en het kussen opblazen. Het beddengoed en de tassen in het tentje leggen, de fiets op slot zetten, aantekeningen maken en dan slapen. 20 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Langs een akker, die tussen een snelweg en een spoorlijn ligt, ga ik vannacht op een boerenweggetje slapen. Het is ondertussen donker. Dicht in de buurt is een trekker met groot licht aan, aan het werk. Die trekker komt na een poosje steeds dichterbij. Gaat hij over het weggetje waar ik in mijn tentje lig terug? En als dat zo is, ziet hij mij dan wel? Eigenlijk is het best spannend om op deze manier in mijn tentje te liggen. Vooral als ik nog niet weet hoe dit afloopt. Een half uur later vertrekt de trekker langs een ander boerenweggetje. Door vermoeidheid val ik daarna als een blok in slaap.
Het bier hakt erin ‘s Morgens fiets ik eerst weer een paar kilometer terug om de juiste weg te vinden. Het is opnieuw stralend weer. Daarom fiets ik met ontbloot bovenlichaam. Wat ben ik een bofkont. Al snel ben ik in Ingolstadt. Dat is de stad waar ik een aantal jaren terug op de terugreis van een skivakantie in een groot warenhuis een scanner kocht. Dat warenhuis zie ik nu opnieuw. De stad heeft net als de andere Duitse steden schitterende gebouwen. Daar kan Nederland echt niet aan tippen. Met de auto rijdend over de Duitse snelwegen ontgaat je dat. Vandaag fiets ik onder andere door een gebied waar men veel hop verbouwt. Op een weg ligt een dood dier. Daar stop ik. Het is een vos die dood, maar nog helemaal gaaf is. Na het maken van een foto verplaats ik het beest voor zijn laatste rustplaats naar de berm. Fietsers gaan deze vos na een paar dagen zeker ruiken. In het plaatsje Weltenburg staat aan de Donau het oudste klooster van Bayern. Bussen volgeladen met mensen doen dit klooster aan. Het is voor jong en oud een grote toeristische trekpleister. Op de binnenplaats is het erg druk. Daar drink ik een glas donker bier. De rust van een klooster is hier ver te zoeken. Dat bier hakt er qua uitwerking fors in.
Nieman’s Bike shop Met een pontje steek ik de Donau over. Het pontje werkt uitsluitend door de stroming van het water, dus zonder brandstof of elektriciteit. Een kabel boven het water geleidt het pontje. Met een soort van grote roeispaan in het water bepaalt de schipper de richting. Na de oversteek begin ik aan een onverwachte en lange klim. Het warme weer, het glas donker bier, de bagage en de tegenwind zijn er de oorzaak van, dat ik het even erg zwaar heb. Aan het eind van de klim komt echter de beloning. Dat is de afdaling. Tijdens mijn tocht zie ik voor de eerste keer een schaapsherder met een grote kudde. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 21
De schapen langs de Donau zijn niet onder de indruk De schapen grazen onverstoorbaar door. Aan het eind van de dag is het nog steeds bloedheet. Dat voel ik overduidelijk aan mijn vel. Om verdere verbranding te voorkomen trek ik een shirt en een lange broek aan. Zo’n kilometer of vijftien voor Regensburg stop ik en drink ik een ‘Erl Radler vom Fass’ van 0,5 liter. Die inhoud is hier bijna standaard. Wat het precies is, dat weet ik niet, maar het klinkt niet onaardig. Het blijkt een ‘sneeuwwitje’ te zijn. Dat is ‘Seven Up’ met een beetje bier. Dat drink ik op het volle terras op. Op dit terras spreek ik een man die met een Nederlandse vrouw getrouwd was. Die Nederlandse was een vriendin van de toenmalige vrouw van Frank Rijkaard. Hij vertelt trots, dat hij op de bruiloft van Rijkaard was. Frank had vooral veel Surinaamse vrienden uit zijn jeugd uitgenodigd. De Duitse man vindt, dat hem dat siert. Voor de stad Regensburg maak ik na ongeveer honderd km een eind aan deze dagtocht. In de stad overnachten lijkt mij helemaal niets. Sommige mensen in de stad vertrouw ik, misschien ten onrechte, niet. Bij wijze van grote uitzondering eindig ik vandaag op een camping. Daar maak ik optimaal gebruik van. Alles, zowel de was als ikzelf, is weer schoon. In de spiegel zie ik hoe rood mijn rug is. Dat is het resultaat van de felle zon. Mijn lichaam is daar toch nog 22 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
te lang aan blootgesteld. Het doet gelukkig voor geen centje pijn. Morgen of overmorgen is mijn lichaam weer bruin. Even iets over mijn fiets en toebehoren. 1. Het Brooks-zadel van mijn fiets is 100% perfect. Het heeft zich helemaal naar mijn zitbotjes gevormd. Het vorige jaar was mijn kont onderweg al snel ‘naar de kloten’. Nu is die nog helemaal gaaf. 2. Het door Nieman Racing, ook bekend als Nieman’s Bike shop, in eigen beheer ontworpen remstelsel functioneert weer optimaal. Daardoor kan ik op twee plaatsen op het stuur mijn remmen gebruiken. 3. De tandwielen en ketting werken nog steeds heel goed. Een beetje smeermiddel doet wonderen. 4. Over de Continental-banden ben ik heel tevreden. Zij hebben een goede grip en zijn tot nu toe ijzersterk. 5. Het kompas op het stuur is in combinatie met de wegenkaart, in totaal heb ik bijna twee kg kaartmateriaal bij mij, een onmisbaar instrument. 6. Het stuur kan ik op meerdere plaatsen vasthouden. Dat geeft de nodige afwisseling. 7. Het bagagenet van Ten Kate Motoren uit Nieuwleusen is erg handig. Het houdt de te drogen was, de extra flessen water en de bananen bij elkaar. 8. De Ortlieb-tassen, wat zie ik er veel van onderweg, zijn erg handig, sterk en 100% waterdicht.
In de openlucht Als enige zit ik hier in de kantine van de camping. Dat komt doordat ik mijn mobiele telefoon en computer, die aan de elektriciteit liggen, in de gaten houd. Op het terras zit nog een aantal luidruchtige mensen. Tot nu toe ging ik uiterlijk om half tien slapen. In een weiland, bos of sportveld is immers niets te doen. Nu wacht ik, totdat de batterijen van mijn telefoon en computer vol zijn. Daarna zoek ik mijn tentje op. Niet al te vroeg stap ik op mijn fiets. Het volgende traject is Regensburg - Passau. De afstand is 159 km. Snel rijd ik een rondje door Regensburg. Deze stad ziet er niets anders uit dan alle andere prachtige Duitse steden. In een klein dorp ontbijt ik op een zeer eenvoudige manier. Onderweg heb ik nog weleens de gewoonte om uitgebreid op de wegenkaart of de kilometerteller te kijken. Twee dagen terug reed ik daardoor in een bocht rechtdoor. Daardoor kwam ik zonder nadelige gevolgen in een door mij zo gehaat maïsveld terecht. Vandaag zie ik door het kijken op de wegenOp de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 23
kaart op het laatste moment een tegemoetkomende auto. Het is zaak om vanaf nu beter op te letten. In Straubig, als je in de buurt bent bezoek deze stad dan eens, zie ik een McDonald’s. Daar probeer ik iemand te vinden die mij helpt met het maken van een internetverbinding. Dat lukt mij net als in Mainz. Bij McDonald’s koop ik als tegenprestatie voor het internetgebruik een ijsje met karamel. Ja, ik ben niet bang. Bij ‘Netto Marken-Discount’ koop ik levensmiddelen. Meteen eet ik daarvan. Daar krijg ik naderhand flink last van in mijn buik. Het laten van een paar forse scheten lucht behoorlijk op. Voor het eerst tijdens mijn fietstocht poep ik, bij gebrek aan een toilet, in de openlucht. Dat doe ik vlak langs de Donau. Het gebruikte dunne toiletpapier is te vies om mee te nemen naar een prullenbak. Daarom werp ik het in de Donau. De ontlasting blijft achter in de vrije natuur.
Watten met een touwtje In de loop van de dag voel ik mij altijd sterker worden. Dan trek ik er nog even flink aan en maak ik vaak nog een groot aantal kilometers. Door onoplettendheid fiets ik de verkeerde weg in. Daardoor beland ik op een boerenerf. Een zeer agressieve hond verwelkomt mij luidruchtig en komt met ontblote tanden rennend op mij af. Gelukkig is de ketting waar de hond aanzit net kort genoeg. Met de schrik in de benen en kippenvel erop weet ik niet hoe snel ik hier weer weg moet komen. De hond blijft luid blaffend achter. In de namiddag vind ik een mooie plaats voor mijn tentje aan de rand van de Donau. Daar staat ook een groep mensen met campers. Eerst drink ik verderop aan een lange tafel in de openlucht nog een halve liter bier. Er zitten ook zeer luidruchtige Duitsers. Zij dronken al het nodige. Het zijn negen mannen en twee vrouwen. Ze hebben het over de voetbalvereniging Bayern München. De naam Arjan Robben valt in ongunstige zin. Men vindt hem na de verloren Europacup finale te egoïstisch. Nog vijfenvijftig km fietsen. Dan ben ik in Passau. Dan verlaat ik na veertien dagen, op 26 mei, het prachtige Duitsland. Aan de Donau kook ik. Na afloop was ik de pan en de lepel af in het rivierwater. Alles is weer ‘schoon’. Het eerste pulletje gas, dat bij vertrek niet vol was, is leeg. In mijn tentje hoor ik af en toe een schip voorbij varen. ‘s Morgens dump ik het lege gaspulletje onderweg in een grote container bij een waterzuiveringsinstallatie. Het deksel van de container staat open. Ik weet eerst niet wat ik zie. Als ik wat beter kijk dan zie ik allemaal doorgespoelde inlegkruisjes en watten met een touwtje eraan. Door de zuiveringsinstallatie zijn 24 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
de inlegkruisjes er waarschijnlijk niet witter op geworden. De watten met een touwtje eraan zijn nu bruin. Mijn lege lichtblauwe gasfles fleurt de troosteloze aanblik in de container een beetje op.
Mensen uit vreemde landen Verderop gebeurt er iets, zoals het eigenlijk moet. Een vrouwelijke fazant volgt op een groene akker op gepaste afstand haar mannetje. Even daarna vliegt er een vlucht putters voor mij langs. De putter is mijn lievelingsvogel. De koekoek die ik hier voortdurend hoor, wat zijn er hier toch veel van, is dat zeker niet. Ongewild beland ik op een snelweg. Daar fiets ik achter de ononderbroken witte lijn. Daar is een ruimte van twintig cm. De Duitse automobilisten gaan met de raampjes dicht netjes met een grote boog om mij heen. Mijn lichaamsgeur heeft daar niets mee te maken. Men respecteert de fietsers. Na een lange trip over landweggetjes en door landelijk gelegen dorpjes moet ik met de pont de Donau oversteken. De pont ligt aan de andere kant, maar komt mij zonder passagiers direct ophalen. Dat vind ik geweldig! Aan de overkant ontmoet ik fietsers. Zij zijn ook gepensioneerd, spreken Engels en komen uit Vancouver, dus uit Canada. Zij landden met hun eigen fiets in Frankfurt en fietsen de route ‘Romantische straat’. Het is steeds weer leuk om mensen uit vreemde landen te ontmoeten. Bij het op de fiets stappen glij ik met mijn voet van het linker pedaal af. Dat is erg pijnlijk. Mijn wollen sokken van het Nieuw-Zeelandse merinosschaap voorkomen niet, dat mijn enkel aan de binnenkant flink beschadigt. In de Donau, die overal goed voor is, koel ik het vijf minuten. Toch heb ik een dikke bult aan mijn enkel. In de Donau stroomt ondertussen wat Nederlands bloed. De wollen sokken, waar je zeker een week mee kunt lopen zonder dat ze stinken, was ik meteen even uit. Je raadt het al. Dat doe ik in de Donau. Met mijn fors beschadigde enkel kan ik nog wel zonder pijn fietsen.
Natuurlijke reactie Voor in de middag zit ik opnieuw bij een vestiging van McDonald’s, nu in Passau. Het traject waar ik drie dagen voor uittrok, fiets ik in anderhalve dag. Op mijn planning lig ik royaal voor. Mijn kont is nog steeds in een uitstekende conditie. Preventief smeer ik er wel wat uierzalf op. Dat doe ik meteen op de goede plekken. Daardoor verdwijnt mijn vinger niet in een plek waar het licht nog nooit scheen. Het zadel is van het merk Brooks. Veel mensen vinden zo’n Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 25
leren zadel veel te hard. Dat is het in het begin ook. Het moet ongeveer tweehonderd km worden in gefietst. De zitbotjes bepalen uiteindelijk de vorm van het zadel. Na duizend km heeft het zadel een perfecte vorm. Al fietsend schiet mij iets hachelijks te binnen. Bij het oudste klooster van Bayern ging ik naar de wc. Een oude vrouw zat achter een tafeltje. Op het tafeltje stond een schoteltje. Daarop lag, zoals zo vaak, een euro en een munt van vijftig eurocent. Een toiletjuffrouw ruimt de kleinere muntjes meestal meteen op. Het risico dat er kleinere muntjes bij komen te liggen damt zij daarmee in, maar dat even terzijde. De aanwezige toiletjuffrouw voert haar taak goed uit. Het toilet is brandschoon. Voor mijn beoogde actie is het nodig om mijn fietsbroek tot onder de knieën te laten zakken. Mijn fietsbroek heeft hulpzelen. Om de fietsbroek te kunnen laten zakken moet ik eerst mijn fietsshirt uittrekken. In één van de zakken op de rug zit mijn fietssleuteltje, maar niet lang meer. Het sleuteltje valt pardoes in de wc-pot en is niet meer zichtbaar. In een natuurlijke reactie duik ik er als een valk met mijn hand achteraan. Met één fietssleuteltje verder fietsen is immers een riskante bezigheid. Al snel heb ik het natte sleuteltje tussen mijn duim en wijsvinger te pakken. Daar ben ik uitermate blij mee. Mijn hand is wel behoorlijk bruin als ik er naar kijk. Dat is echter al dagen zo. De zon doet al dagenlang zijn werk. Een beetje zeep en water doen wonderen. Met schone handen en een muntstuk van vijftig eurocent lichter verlaat ik opgelucht de wc-ruimte. Bij de Duitse stad Passau vloeit de rivier de Inn in de Donau. Dat is duidelijk te zien. Het water van de Inn is door het meevoeren van zand uit het gebergte grijs. Het water van de Donau is tot dan toe donker van kleur. Na Passau heeft het water een grauwe kleur.
26 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
3
Oostenrijk
Misdadige organisatie Meteen na Passau bereik ik Oostenrijk. In een klein plaatsje eet ik op een bank onder een oude eik een paar broodjes. Daar maak ik geen haast mee. Dat breekt mij later bijna op. Voor in de avond kom ik bij een veerpont aan. Die moet mij naar de overkant brengen. Anders kan ik niet verder. De veerpont ligt aan de overkant. De sluitingstijd is zeven uur en dat is het precies. Mijn hoop is erop gevestigd, dat de schipper mij nog wel even ophaalt en overzet. Na een poosje wordt die hoop groter. De veerpont beweegt. De hoop op een goede afloop is snel voorbij. De veerpont vaart waarschijnlijk naar de haven om te overnachten. Dan moet ik mijn tentje maar opzetten, zo is mijn gedachte. Volgens mijn routebeschrijving is er vijfhonderd meter verderop een camping. Die kant fiets ik op. Daar is het lot mij gunstig gezind. Er ligt nog een boot, die tot acht uur mensen overzet. Er is echter geen schipper aanwezig. Aan een boom hangt een dikke ijzeren plaat. Daarop hangt een hamer. Op een eenvoudig bord staat, dat ik met de hamer op het stuk ijzer moet slaan. Dat doe ik met groot genoegen. De schipper hoort dat en komt binnen een minuut vanaf zijn huis op zijn fiets aanrijden. Vijf minuten later sta ik aan de gewenste kant van de op één na langste rivier van Europa. Er vaart een groot passagierschip voorbij. Dat schip wil ik bijhouden. Dat lukt mij niet, want het schip vaart in een rechte lijn en de weg kronkelt langs de rivier. Daardoor moet ik een grotere afstand afleggen dan het schip. Een uur later sluit ik de dag af bij een sluis. Het passagiersschip is er dan nog niet. Het heeft blijkbaar nog geen toestemming om de sluis in te varen en ligt op grote afstand stil. Mijn tentje zet ik in de buurt van de grote sluis onzichtbaar voor de buitenwereld op. Na opnieuw een goede nachtrust, alleen het moeten plassen verstoort dat, fiets ik naar de Oostenrijkse stad Linz. Daar blijf ik ongeveer een uur. Mauthausen, een voormalig werkkamp van de misdadige organisatie SS, is mijn volgende doel. Zo›n 25 jaar terug was ik daar ook al eens. Het is een hele klim om in het afgelegen gebied, dat veel graniet bevat, te komen. De gevangenen werden daar onder erbarmelijke omstandigheden tewerkgesteld voor het winnen van bouwmateriaal. Na een drie uur durend bezoek, waarin ik zonder hier in detail te treden de meest vreselijke ruimtes betreed, vertrek ik niet zo vrolijk. Het raakt mij net als vijfentwintig jaar eerder opnieuw. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 27
In het dorp Mauthausen viert een grote groep Turken feest. Er zijn Turkse gerechten en er is Turkse muziek. De sfeer en de Turkse gerechten wil ik proeven. De mensen zitten rond een grasveld aan lange tafels. Het overgrote merendeel van de mensen is van Turkse afkomst. Het is erg mooi om dit mee te maken. Na mijn vertrek fiets ik door tot aan het plaatsje Freyenstein. Daar slaap ik letterlijk aan de rand van de Donau. ‹s Nachts hoor ik de boten langs varen en telkens een minuut later klotst het water op de stenen langs de oever.
Door atoombom verwoest Om half negen uur stap ik weer op mijn fiets. De winkels zijn dicht. Het is mij niet duidelijk waarom de winkels op maandag dicht zijn. Later op de dag verneem ik, dat het vandaag Pinkstermaandag is. Tijdens zo’n lange fietstocht heb ik geen benul van feestdagen. In de plaats Melk regent het behoorlijk. Daar drink ik koffie en eet ik gebak. Natuurlijk maak ik ook even gebruik van het toilet. Daar laat ik een grote hoop achter. Na twee keer spoelen en daarna flink borstelen ziet niemand meer, dat ik hier was. Ondanks mijn slechte reukorgaan ruik ik zelfs de geur. Die blijft vast nog wel een tijdje hangen. Het blijft hard regenen. Bij een vertrekplaats van een plezierboot van DDSG Blue Danube schuil ik. Daar ontmoet ik een Engelsman en een daar wonende Zwitserse vrouw. Zij schuilen ook. Hier wil ik mijn mobiele telefoon laten opladen. Dat mag van de vrouwelijke loketbeambte alleen als ik met de boot meega. Dat doe ik niet. Wel beloof ik haar om een volgende keer wel gebruik te maken van de boot. Zij stemt ermee in en legt de telefoon alsnog aan de stroom. Naast mij zitten twee mensen uit een oosters land. Ik vraag waar zij vandaan komen. Zij komen uit Hiroshima. Dat ligt in Japan. Dat is de stad die door de Amerikaanse luchtmacht in 1945 door een atoombom werd verwoest. Het is een echtpaar dat met verschillende boten van Wenen naar Boedapest reist. Zij kopen een kaartje voor de boottocht. Vooral met de vrouw heb ik in ons allerbeste Engels een aardig gesprek. De vrouw heet Goda Suzuko. Zij is geboren op 8 maart 1941, maar ziet er veel jonger uit. Dat vertel ik haar. Zij was lerares en laat mij daar foto’s van zien. Ze vraagt mij hoe oud ik ben. Zij vertelt mij, dat ik er ook jonger uitzie dan 63 jaar. We lachen er hartelijk om. Wij wisselen adressen uit en beloven elkaar een ansichtkaart te sturen. Ik stuur die aan Goda Suzuko, 739-2504 Hiroshima, Kurose 781-40, Japan. Zoiets maak je alleen mee als je op reis bent. Is dat niet prachtig? Na ruim een uur schijnt de zon weer. Als ik wil vertrekken ontmoet ik een zestigjarige 28 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
kerel uit Enkhuizen. Hij fietst vanaf huis naar Boedapest. De man werkt in de zwakzinnigenzorg. Wij praten met elkaar over de fiets, wat je onderweg zoal kunt meemaken en wat je wel en niet nodig hebt. Ik vertel hem over het gemak van een kompas en een bagagenet. Beide neemt hij de volgende keer ook mee. Het blijkt, dat ik niet de enige ben die nog weleens de verkeerde weg inrijd. Meteen vertel ik de man, dat ik alleen verder fiets. Dan wekt dat geen verwachtingen. Samen vertrekken wij. Al vlot fiets ik een eind voor hem uit. Daarna zie ik deze aardige man niet weer.
Een nek als een stier Het blijft niet lang droog. In de plaats Aggbach Markt druppelt het eerst. Dat gaat over in een hevige regenbui. In Spitz besluit ik om even op een overdekt terras te gaan zitten. Daar zit een groot aantal fietsers. Eén van de fietsers, een Duitser, zat in de jaren tachtig in een zijspanbakje op het circuit van Assen. Hij reed mee onder nummer 12. Hij herinnert zich ook een prima Nederlandse zijspancombinatie, maar niet de namen daarvan. Uit eindelijk komen wij eruit. Het waren Streuer en Snieder. Silverstone vond hij het mooiste circuit van Europa en daarna het circuit van Dublin en dat van Assen. De Duitse circuits Hockenheim en de Nürburgring vond hij duidelijk minder. De man neemt van mij een foto, omdat ik naar de Zwarte Zee fiets. Van hem neem ik een foto, omdat hij in zijn sport ‹vice-meister› van Duitsland was. Hij werd dus tweede. Bij het vertrek spreek ik nog even een Deen. Hij deed zaken met Scania in Zwolle, Pacton in Ommen en een bedrijf in Kampen. Zo levert de regen nog een paar leuke contacten op. In Krems, waar wij ongeveer vijfentwintig jaar geleden een fietstocht langs de Donau startten, zie ik mijn favoriete zaak. Het is McDonald’s. Daar zit ik nu. Voor de tweede keer ontdek ik, dat ik in Oostenrijk vanaf dit wereldbedrijf geen e-mail kan verzenden. Buiten regent het en het is erg koud. Binnen is het warm. Bij wijze van grote uitzondering eet en drink hier wat. Ik loop eventjes weg van mijn tafel om wat op te halen en ben meteen weer terug. Een man en een vrouw willen bij mij aan tafel zitten. Dat vind ik geen probleem. Er is ruimte genoeg. Dat vertel ik hen. De vrouw zit eerst naast mij. Bij nader inzien wil zij toch niet naast mij zitten. Zij verplaatst zich naar de overkant van de tafel. Recht tegenover mij zit een gespierde man. Dat laat hij door zijn mouwloze hemd ook graag zien. De man heeft een nek als een stier. Zijn armen lijken wat dikte betreft wel op bovenbenen. De man zit recht tegenover mij met zijn linker schouder naar de tafel. Hij houdt zijn Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 29
benen wijd gespreid. Zijn slanke meisje schuift haar benen tussen de zijne en legt haar linkerhand op zijn rechter dijbeen. Ze kussen elkaar vurig en lang. Het is niet zomaar een kusje. Het brengt wat teweeg. Daar zit ik dan op nog geen meter afstand recht tegenover. Strak kijk ik voor me uit en ik vertrek in mijn hele lichaam geen spier. Bij de man kan ik dat niet zien. Hij is één en al spier. Vrij snel na het verorberen van hun gebak vertrekken zij. Het dienblad met afval laten zij staan. Het lijkt erop, dat zij dit samenzijn elders nog een intiem vervolg geven. Als ik buiten kom dan is het droog, maar ook koud. Mijn sokken, fietsjack met lange mouwen en lange broek haal ik uit de rechter voortas. Dat alles en een regenpak eroverheen trek ik aan. Onderweg komt bij mij door de reacties op mijn verslagen van mijn reis het idee op om misschien een boek te schrijven. Vanaf nu maak ik twee soorten verslagen. Een korte versie om te versturen en een lange versie om te bewaren.
Vreselijke nacht Tijdens een lang kaal traject langs de Donau bekijk ik de lucht. Het verbaast mij niet als het vannacht gaat regenen. Het gras is nat en de temperatuur laag. Het overnachten in een ‘Zimmer frei’ lijkt mij in deze situatie de beste oplossing. Bij een Turk in Erpersdorf eet ik. Aan de man vraag ik of er in het dorp een overnachtingsmogelijkheid is. Volgens hem is die er niet, omdat alles vol zit met werkvolk. In alle dorpjes kwam ik ruimschoots overnachtingsmogelijkheden tegen, maar nu ik het echt nodig heb niet. Daarom besluit ik om het vijftien kilometer verderop maar te proberen. Het is al kwart voor negen. Dat wordt hard trappen om voordat het donker is aan te komen. Nu de nood het hoogst is, is de redding nabij. Iemand geeft op een doorgaande weg op een bord aan, dat er op een zijweg op nummer 11 een overnachtingsmogelijkheid is. Daar bel ik aan. Een vrouw die de middelbare leeftijd al gepasseerd is doet de deur open. Aan haar vraag ik of ik kan overnachten en hoeveel dat dan kost. Ben je alleen en Nederlander, is de vraag. Ja, antwoord ik. Dat lijkt mij niet goed te komen. Ze laat mij even in spanning. Daarna geeft ze aan, dat het inclusief een prima ontbijt dertig euro kost en dat ik welkom ben. We zijn het snel eens. Er moet een hoogteverschil tussen de weg en haar tuin overwonnen worden. De oude vrouw helpt mee om het hoogteverschil te overbruggen. Zij helpt mij om mijn fiets met bagage over een plankje door een opening in de heg de tuin in te drukken. Ondertussen vertelt ze, dat er onlangs nóg een Nederlander bij haar was, die naar de Zwarte Zee fietste. De tassen 30 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
die ik nodig heb neem ik mee naar binnen. De overblijvende tassen en de fiets staan vannacht in haar schuurtje. In de kamer staat een bank met beddengoed erop. De vrouw biedt mij een ‹schnaps› aan. Daar zit ik dan met een klein glaasje aan een grote tafel. Zal zij zelf op de bank slapen, vraag ik mij af. Volgend jaar april komt zij vijf dagen naar Nederland. De route stippelde zij al uit. Die is voornamelijk langs de kust en het IJsselmeer. Als ik mijn borrel op heb, wijst zij mij al snel mijn plaats. Boven zijn op twee slaapkamers in totaal vijf slaapplaatsen. Er zijn geen andere gasten. Ik mag zelf een kamer uitzoeken. Verder zijn er een badkamer en een wc. De badkamer heeft zelfs een bubbelbad. Van alle faciliteiten maak ik gebruik. Mijn gezicht is weer glad en mijn tanden zijn weer gepoetst. De computer en de telefoon liggen in mijn kamer aan de stroom. De kamer, waarop een tweepersoons bed, een kledingkast, een kastje met een televisie erop en een tweezits bankje staan, is geelgroen van kleur. De lamp heeft vijf kelkjes. In één van de kelkjes is de gloeilamp stuk. Het bed is schoon, totdat ik er met mijn net gewassen voeten op ga liggen. De vloer bevat enig vuil. In mijn tas vind ik nog een koud biertje. Dat geeft aan hoe snel de temperatuur daalde. Dat flesje bier drink ik op. Morgen word ik volgens afspraak om acht uur aan het ontbijt verwacht. Het zal mij benieuwen hoe dat eruit ziet en smaakt. Dit jaar sliep ik nog niet zo slecht als het afgelopen jaar. Steeds weer word ik wakker en ook droom ik. Duizelig bezoek ik ‘s nachts de wc. Rond vier uur lijkt het alsof de gordijnen en de lamp alsmaar bewegen. Op een gegeven ogenblik denk ik, dat ik misschien een herseninfarct heb en voel ik of mijn mond ook scheef staat. Dat is gelukkig niet het geval. Het is een vreselijke nacht, waarbij ik ook aan 112 denk. Met een vreemd gevoel in mijn hoofd sta ik op. Zal de schnaps in combinatie met een halve liter bier misschien de oorzaak zijn geweest?
Koos Gaastra Om acht uur zit ik aan tafel. Het is in de kamer duidelijk te ruiken, dat de vrouw een fervent rookster is. Het ontbijt is zeer uitgebreid. Van de vier gekookte eieren krijg ik er twee mee voor onderweg. Vlug doe ik met de hand nog even een wasje. Aan de fiets laat ik tijdens het fietsen mijn wasgoed drogen. De weersvoorspelling voor vandaag is goed. De vrouw is een bereisd iemand. Dat blijkt uit de foto’s die aan de muur hangen. Ze was net als mijn vrouw en ik ook in Sossusvlei in Namibië. Dat is de duin die ik in 2003 bij een Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 31
temperatuur van 35 graden Celsius beklom. Wij nemen afscheid van elkaar en ik vertrek naar het veertig km verderop gelegen Wenen. Buiten het dorp zie ik een vreemde boomgaard. Het lijkt erop, dat die uit vlierbesstruiken bestaat. Door een blaadje stuk te wrijven, ruik ik dat het ook zo is. In de plaats Tulln maak ik gebruik van een openbaar toilet. De reinheid van een openbaar toilet laat nog weleens te wensen over. Hulde voor diegene die hier het toilet schoonhoudt. Het interieur is kraakhelder. Zo laat ik het ook achter. Op een kaal traject langs de Donau komt een Oostenrijkse man op zijn racefiets naast mij fietsen. Hij is heel vriendelijk, maar ik versta hem bijna niet. Ik reageer meer op zijn gelaatsuitdrukkingen dan op zijn woorden. Wat ik van de man wel begrijp is, dat er nabij Zwentendorf een kerncentrale helemaal klaar was voor gebruik. Die centrale is door een gewijzigd politiek klimaat nooit in gebruik genomen. Na een kwartier verveelt mij het fietsen met deze man behoorlijk. Hoe kom ik op een nette manier van deze man af, denk ik. De oplossing is het volgende. Ik vertel de man, dat ik op een bankje even wat ga eten. De man fietst tot mijn geluk door. Tijdens mijn stop spreek ik een Zwitsers echtpaar. Zij rijden op een Koga van Wenen naar Zwitserland. Zij denken, dat Koga een Japanse naam is. Ik help hen uit hun droom door te zeggen, dat het een afkorting is van Koos Gaastra. Die naam eindigt op de letter a. Dan is het meestal een Fries. Een passagierschip genaamd Steau Deltei vaart met een snelheid van bijna dertig km per uur over de naastgelegen Donau. Dat schip zag ik al eerder. Het schip vaart in een rechte lijn en ik moet allerlei bochten maken. Het is ondanks de rugwind niet bij te houden en ik doe dus geen poging meer.
Koets volgen Om precies twaalf uur kom ik in de plaats Klosterneuburg aan. Daar word ik met klokgelui verwelkomd. Er is ook een camping. Die heet Donaupark Klosterneuburg en is door de ANWB in 2012 erkent met het eindcijfer 8,2. Het is nog ongeveer vijftien km naar Wenen. Wenen is een grote stad. In grote steden loopt veel gespuis rond. Daarom wil ik op deze camping kamperen. Bij de receptie informeer ik naar een plekje. Die is er wel en daar maak ik gebruik van. Mijn tentje zet ik meteen op. Naast mij staat een jong stel, dat met de fiets van Engeland naar Nieuw Zeeland fietst. Het stel denkt in april 2013 aan te komen. Dat vind ik een geweldige uitdaging. Het lijkt mijzelf ook wel wat. Het zal er wel niet van komen. Een jaar van huis is wel een erg lange periode 32 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
voor de achterblijvers. Om half twee fiets ik naar Wenen. De stad is groter dan ik verwachtte. Het duurt lang, voordat ik de afslag naar het centrum kan nemen. Eigenlijk wil ik in een korte tijd de hoogtepunten bekijken, maar ik weet niet wat er te zien is en waar ik het kan vinden. Al fietsende zie ik mensen die zich in een koets met een paard ervoor laten rondrijden. Mijn gedachte is, dat die mensen in een korte tijd de mooiste gebouwen, pleinen, plekjes en beelden van de stad voorgeschoteld krijgen. Mijn besluit ligt vast. Ik ga op de fiets op een redelijke afstand een koets volgen. De koetsier wijst dan weer naar links en dan weer naar rechts. Het is niet moeilijk om te weten wat hij steeds wil laten zien. Op de gebouwen staat dan de informatie. Zo zie ik in een half uur de hoogtepunten in het centrum van de stad. Natuurlijk wil ik ook Schloss Schönbrunn zien. Dat is het slot waar in 1955 opnames zijn gemaakt voor de speelfilm ‘Sissi’.
Schloss Schönbrunn in Wenen Het slot met zijn prachtige tuinen ligt vier km van het centrum verwijderd en ligt ten zuidwesten daarvan. Met mijn kompas op de fiets en een wegenkaart onder handbereik vind ik het slot. Mijn fiets moet ik bij de ingang onbeheerd achterlaten. Het immens grote slot en de bijbehorende uitgestrekte tuinen vind ik het absolute hoogtepunt van Wenen. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 33
Beetje uierzalf De stad is slecht ingericht voor het fietsverkeer, terwijl het gemeentebestuur in het jaar 2015 het aantal fietsers verdubbeld wil hebben. Wenen wil een fietsstad worden net als Amsterdam en Kopenhagen. Dan fiets ik weer op een straat van vierkante keitjes en dan weer op een voetpad of tramweg. Soms fiets ik op een fietsstrook. Soms moet ik ook op een drukke autoweg tussen de auto’s fietsen. Ik doe maar wat en kom uiteindelijk wel weer op de ringweg aan de rand van de stad terecht. Voor in de avond ben ik terug op de camping. Iemand zegt ‘Hoi man uit Staphorst’. ‘Hoe weet je, dat ik uit Staphorst kom?’, vraag ik aan de man. ‘Dat is niet zo moeilijk’, zegt hij. ‘Het staat op het kraagje van jouw fietsjack van de WTC Staphorst-Rouveen.’ De man en zijn vrouw fietsen op hun tandem vanuit Roemenië terug naar hun woonplaats Nijverdal. Wij drinken koffie en een glas wijn. Onze fietservaringen wisselen wij uit. Zij waarschuwen mij voor de vele wilde honden die in Roemenië loslopen. Wij hebben het erg naar onze zin. Het is pikdonker als ik mijn tentje opzoek. Vandaag verlaat ik waarschijnlijk Oostenrijk. Dan fiets ik in Hongarije. Daar kijk ik naar uit. Het lijkt mij daar allemaal wat spannender dan in Oostenrijk en in Duitsland. Met mijn lichamelijke en geestelijke gezondheid gaat het opperbest. Bertus van den Hof uit Koekange gaf mij voorafgaand aan mijn fietstocht de tip om uierzalf mee te nemen. Dat was een goede tip. Tussen mijn rechter bovenbeen en mijn balzak(je) zit namelijk een dikke vurige rode pukkel. Een beetje uierzalf drukt die pukkel in één dag de kop in.
34 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
4
Slowakije en Hongarije
Een hele kunst Het is 31 mei. Onverwacht fiets ik in de vooravond niet in Hongarije, maar in Slowakije. De verwaarloosde en ongebruikte douanegebouwen, waar tot eind 2007 lange wachtrijen voor stonden, vormen een triest beeld in het landschap. Zonder enige controle kom ik het land binnen. Ik fiets langs de rand van de hoofdstad Bratislava. Daar begint een perfect geasfalteerd breed fietspad. Het fietspad is ongeveer twintig km lang. Op het pad sporten de Slowaken volop. Het is er druk met skeeleraars, wandelaars, fietsers en hardlopers. In Hongarije word ik direct al geconfronteerd met vijfentwintig kogelgaten in één routebordje. Wat moet dat toch worden, vraag ik mij af. Op een camping in Hongarije overnacht ik. Mijn slaapplaats is niet bij de openluchtkantine, maar aan de overkant van de doorgaande weg.
Overnachting op camping in Hongarije Bij de kantine staan trekkershutten. Die zijn niet meer beschikbaar. Een schoolklas met kinderen van ongeveer tien jaar maakt daar gebruik van. Het is niet Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 35
mogelijk om hier per e-mail een bericht te versturen. Overigens gaat het prima met mij. Zo heb ik een mooi leventje. Het bier is niet duur, maar heeft naderhand een nare uitwerking. In de kantine laad ik ‘s nachts de batterij van mijn computer op. Met hoofdpijn sta ik op. Pijnstillers doen hun werk. De schoolkinderen zitten gedisciplineerd aan tafel in de kantine. Die kantine is aan de zijkanten geheel open en heeft alleen maar een dak. Een fors gebouwde onderwijzeres heeft de leiding. Door haar forse bouw draagt zij een groot rood vest en een grote zwarte broek. Daaronder draagt zij natuurlijk ook groot ondergoed. Haar grote bustehouder heeft waarschijnlijk figuurnaden. Zij straalt door haar optreden en postuur rust uit. De kinderen zijn erg gehoorzaam. Een andere juffrouw legt wat aan de kinderen uit. Daar begrijp ik geen woord van. De kinderen luisteren al tien minuten vol aandacht. Het eind van haar verhaal wacht ik niet af. Een camping heeft als voordeel, dat er sanitaire voorzieningen zijn. De wc heeft hier een deur van spaanderplaat. Met een grendel, zoals wij die thuis op een eenvoudig schuurtje hebben, doe ik de deur op slot. De wc-bril is kapot en wiebelt op de pot. Het is een hele kunst om er rustig mijn behoefte op te doen. Een tussen mijn voeten rondvliegende bromvlieg brengt enige afleiding. Na het douchen was ik mijn handdoekje in de wasbak. De kraan zit los en heeft een blauw knopje. Er komt echter warm water uit. Misschien is dit allemaal wel erg luxe voor dit land. Verderop zal ik het antwoord weten.
Iets onverstaanbaars In een Hongaars internetwinkeltje versier ik een stoel en zit ik aan een bureautje een bericht te schrijven. Mijn standpunt is: Als je niets vraagt of doet, dan gebeurt er ook niets. Met de internetverbinding van het winkeltje mag ik het bericht versturen. Het kan in Hongarije wel even duren, voordat ik weer een bericht kan verzenden. Voor de thuisblijvers is geen bericht goed bericht. Vijf dagen lig ik voor op mijn planning. Dat was het vorige jaar bij mijn fietstocht naar Rome ook het geval. Daar vervroegde ik de terugvlucht. Dat wil ik niet weer. Dat betekent, dat ik het vanaf nu heel wat rustiger aan moet doen. Dat neem ik mij voor. Op de wegenkaart is het vandaag voor het grootste gedeelte wit. Dat betekent dat er niet veel bossen zijn. Hoogteverschillen zijn ook niet aangegeven. De route gaat over geasfalteerde wegen door een akkerbouwgebied. Hier verbouwen de boeren gerst, rogge, haver, tarwe en mais. Ook zie ik bonen en 36 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
peultjes en zelfs een akker met zonnebloemen. Het lijkt wel alsof Hongarije de graanschuur van Europa is. Langs de weg staan alsmaar walnootbomen. Die dragen al veel vruchten. De kersen zijn bijna rijp. Dat wordt nog smullen. Hoog in de lucht vliegen twee heel grote vogels. Een spanwijdte van de vleugels van een meter of meer zou mij niet raar voorkomen. Aandachtig volg ik deze vogels, terwijl ik op een geasfalteerde doorgaande weg fiets. Doordat ik naar boven kijk slinger ik nogal en kom ik midden op de weg terecht. Achter mij hoor ik getoeter. Dat mag alleen in geval van gevaar. Er komt een auto naast mij rijden. Het raampje van de bijrijder is al naar beneden. Het is een politieauto. De geüniformeerde bijrijder zegt iets onverstaanbaars tegen mij en rijdt verder. Het is mij wel duidelijk wat hij bedoelt.
Oude zooi In het eerste het beste dorpje, dat ik na de camping tegenkom ontbijt ik in een plaatselijk restaurant. Met drie gebakken eieren, spek met brood en een blaadje sla met daarop drie pieterpeuterige schijfjes wortel kies ik voor zekerheid. Het smaakt mij best en ik bestel nog zo’n portie. Het spek laat ik vervangen door uien. Door het stralende weer eet ik buiten. Met twee kopjes koffie en een glas bier erbij kost dit alles zes euro. In het restaurant kijk ik nog wat rond. Het heeft ook een grote eetzaal, die als feestzaal kan worden gebruikt. Een oude man, die iets wits in zijn glaasje heeft, wijst mij op de wc’s. Hij denkt dat ik die zoek, maar dat is niet zo. Achter het restaurant zitten op deze doordeweekse dag vier mannen aan de drank en kaarten. Pas in Hongarije zie ik tijdens mijn fietstocht voor het eerst een ree. De ree steekt in het veld zijn kop net boven de gerstaren uit en denkt, dat ik hem niet zie. Hij vertrouwt mij toch niet, verplaatst zich een stukje en gaat in de iets hogere tarwe staan kijken. Na een paar minuten gaat hij liggen. Er staat een bouwkavel van 4.500 m2 te koop. Die kavel is voor Nederlandse begrippen erg goedkoop en kan ook worden gesplitst in meerdere kavels. De vraagprijs varieert van € 8,00 tot € 13,00 per m2. De kavel ligt erg afgelegen, maar aan de rand van een vijver. Het is lastig om hier vanuit Nederland te komen. In Hedervar is het gemeentebestuur erin geslaagd om drie partnergemeenten in Europa te hebben. Dat valt te zien aan het plaatsnaambord. Die drie partnergemeenten liggen in Oostenrijk, Roemenië en Zweden. Dat biedt de gemeentebestuurders de mogelijkheid om elkaar uit te nodigen en lekker te eten en drinken. De arme Hongaarse bevolking hoest het geld wel op. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 37
In het plaatsje Lipot voer ik mijn plan uit om het iets rustiger aan te doen. Op een terras neem ik royaal de tijd voor het maken van een eerste globale opzet van de inhoud van dit boek. Even praat ik in het Duits met een echtpaar uit Boedapest. De man was in 1977 in Nederland en noemt uit zijn hoofd de plaatsen Amsterdam, Utrecht, Hoofddorp, Den Haag en Amersfoort op. Dat doe ik hem niet na met de plaatsen die ik nu in Hongarije bezoek. Door de gunstige tarieven en een forse regenbui in de namiddag besluit ik voor vannacht een kamer te zoeken. Op het eerste adres is er geen plaats meer voor mij. Ook een tweede poging bij een goed onderhouden huis met tuin lijkt bij het aanbellen niets op te leveren. Het grote hek ontdoe ik van het slot en ik loop het erf op. Na het drie keer roepen van ‘Hallo’ komt er een oude man achter een schuurtje vandaan. Een oude vrouw komt tegelijkertijd uit de deuropening van het achterhuis. Na het geven van een hand vraag ik of er nog plaats voor mij is. Die is er. De vrouw laat mij de kamer zien. Die is nogal ouderwets ingericht, maar wel netjes. Wij worden het over de prijs van vijftien euro, dat is inclusief een ontbijt, snel eens. De man verdwijnt weer achter zijn schuurtje. Daar kijk ik ook even. Hij heeft daar een grote wijngaard. De takken met de nog kleine druifjes bindt hij vast aan een horizontaal gespannen draad. De vrouw zie ik niet meer. Het lijkt erop, dat zij meteen naar de winkel is gegaan om heerlijke dingen voor mij te kopen voor het ontbijt. Mijn voornemen om het rustiger aan te doen voerde ik vandaag uit. Aan het eind van de dag heb ik vijftig km gefietst. Meestal was dat fors meer dan honderd km. Dit is de tweede keer, dat ik in een kamer slaap. De eerste keer sliep ik slecht en nu slaap ik weer slecht. Misschien komt het door het volgende. Onze jongste zoon ontruimt woningen. Zo af en toe ga ik met hem mee. Het is vaak een oude zooi waar wij dan zijn. Dat gevoel heb ik ook een beetje bij deze slaapkamer, waar ook stoelen, een tafeltje en een kast met boeken in staan. Op de grond licht een oud vloerkleed. Aan de muur hangen schilderijtjes. Het ziet er zeer ouderwets uit. Waardoor het ook komt, ik slaap hier slecht. Daar staat tegenover, dat het ontbijt prima is.
Cadeautje van Hongarije In de badkamer staat een weegschaal. Die ga ik gebruiken. Eerst ga ik naar de wc, dat scheelt letterlijk een hoop. Het benieuwt me hoe zwaar ik nu ben. De schaal blijft staan op 86,1 kg. Dat betekent, dat ik tijdens mijn fietstocht in nog geen drie weken tijd ongeveer drie kg aan gewicht verlies. Er zijn vast meer 38 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
mensen die dat ook wel zouden willen. Dat kan door iets minder te eten en door bijvoorbeeld te fietsen. Ja, wij weten het allemaal wel. Het weer is vandaag wisselvallig. Rond het middaguur kom ik in de Hongaarse industriestad Györ aan. De industrie behelst vooral metaal en textiel. Györ heeft een plein met mooie speelse fonteinen. Rondom dat Szégenyiplein staan grote oude gebouwen. In de winkelstraat is buiten veel kleding uitgestald. Om te voorkomen dat die kleding smerig of nat wordt, is die afgedekt met doorzichtig plastic. Door een afgesloten weg is het moeilijk om de route weer op te pakken. Door te vragen lukt het wel. De wegen zijn redelijk en het landschap bestaat vooral uit akkerbouw. Langs de wegen staan veel walnootbomen. Door de tijd van het jaar heb ik meer aan kersenbomen, want de kersen zijn bijna rijp. Kersenbomen komen in dit gebied helaas minder voor. Tussen Györ en Bony ligt een tweebaansweg. Op die weg rijdt veel vrachtverkeer. Het verkeer is op weg naar en komt van een vierbaansweg. Dat levert steeds gevaarlijke situaties voor mij op als twee vrachtwagens elkaar tegenkomen. In Roemenië schijnt dat nog veel erger te zijn. Sommigen schijnen daardoor hun fietstocht te onderbreken. In een dorpje zie ik een ooievaarsnest op een telefoonpaal. De ooievaar staat op het nest en voert zijn jongen. Het bovengrondse netwerk heeft zo een dubbele functie. Het versturen van e-mails met mijn notebook lukt vanaf Wenen al niet meer. Langs de weg zie ik een computerwinkeltje. Daar informeer ik maar eens naar een mogelijkheid om de opgespaarde berichten te verzenden. De jongeman helpt mij voortreffelijk. Hij pakt een stoel voor mij en sluit mijn notebook aan op zijn netwerk. De berichten stuur ik de wijde wereld in. Op ‘Weblog Staphorst-Rouveen’ en ‘Weblog De Wolden’ zie ik ondertussen een paar door mij geschreven teksten staan. Daar krijg ik nog tijdenlang reacties op. Dat weet ik uit ervaring. De jongeman van het computerwinkeltje wil absoluut geen geld hebben voor het versturen van de e-mails. Hij zegt, dat het een klein cadeautje van Hongarije voor mij is.
Vallen en opstaan Het tempo is er bij mij een beetje uit. Naar mijn gevoel ligt het tempo van de mensen in Hongarije ook niet zo hoog. Daar pas ik mij bij aan. Dat heeft als voordeel, dat ik waarschijnlijk niet veel te vroeg op de luchthaven van Boekarest aankom. In Babolna staat een bord met de tekst: ‘Babolna Stadt operiert einen freien Wi-Fi punkt hier!’ Dat spreekt mij erg aan. In dit computertijdperk vind ik, dat alle dorpen de bezoekers de mogelijkheid moeten bieden om in Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 39
het centrum te kunnen internetten. Vanuit die gedachte besluit ik om na mijn terugkomst in Staphorst aan de Vereniging van Nederlandse gemeenten een brief te schrijven met het verzoek om dat op de eerstvolgende vergaderagenda te plaatsen. Tegen schemerdonker zoek ik in de plaats Komarom een camping op. Als ik uiteindelijk een camping vind dan is de toegangspoort al gesloten. Een campinggast maakt de campingbeheerder erop attent, dat er een klant aan de poort staat. De campingbeheerder laat mij tot mijn opluchting binnen. Even daarna noteert hij mij aan de hand van de gegevens in mijn paspoort in een groot register. In een café op de camping maak ik, voordat ik ga slapen, nog even wat aantekeningen. Liggend in mijn tentje, waarin ik beter slaap dan in een kamer, hoor ik dat er tegen de ochtend regen op het tentzeil valt. Dat gaat alsmaar door. Daarom verlaat ik mijn droge ruimte pas rond elf uur. De doucheruimte is dichtbij. In de mannenafdeling zijn vijf douches. Het is een kale grijze, maar heel schone, ruimte. De douches bevinden zich naast elkaar en hebben geen deur. Er is hier verder niemand. Daardoor zie ik geen blote kerels. Overigens zit ik daar ook niet op te wachten. Rond het middaguur verlaat ik de camping. Het is koud en regenachtig. Morgen wordt het dertig graden, maar daar heb ik nu niets aan. Na een poosje trek ik extra kleding en mijn regenpak aan. Het is zaterdag. De winkeltjes zijn hier vanaf 12.00 uur dicht. Winkelketen ‘Lidl’ trekt zich van deze traditionele sluitingstijd niets aan en is open. Het is hier erg druk. Op deze manier verdrijft ‘Lidl’ hier de kleine winkeliers. Veel mensen rijden hier op een lijk van een fiets. Daar hoor ik niet bij. Bij een tussenstop val ik wel. Een motorrijder ziet dat en wil stoppen. Door mijn duim op te steken ziet hij, dat het goed is afgelopen. Ik sta weer op en hij rijdt weer verder.
Lekker rollebollen Al drie dagen zag ik de Donau niet. In Sutto komt daar eindelijk verandering in. De brede Donau stroomt hier langs. Het valt mij op, dat er in tegenstelling tot het gebied Passau - Wenen geen groot scheepvaartverkeer is. De wegen zijn nat, vervelend, slecht en saai. In Sutto geef ik even de brui aan het fietsen. In een plaatselijk café drink ik een biertje. Vandaag ben ik drie weken onderweg. In die tijd drink ik meer bier dan tot dan toe in 2012. Het café heeft zes klanten. Drie ervan zitten aan de bar, waar een jongedame achter staat. Twee mannen spelen poolbiljart. De nog niet beschreven klant maakt een verhaal op zijn computer. Dat ben ik. Het is een 40 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
grote ruimte waar een blind paard wel schade, maar niet veel, kan aanrichten. De vloer is van graniet. Er staan een poolbiljart, een voetbaltafel, wat tafeltjes met stoelen en een paar banken. In een hoek ligt een grote parasol op één van de tafeltjes. De zon is immers ver te zoeken. In een andere hoek staat hoog op een plankje een kleurentelevisie uit de vorige eeuw. Daarop staat een of ander muziekprogramma aan. Buiten klaart het weer wat op en ik vertrek. ‘s Morgens fiets ik naar de veerpont. Het pontje ligt aan de andere kant van de Donau. Bij aankomst stap ik er met mijn hele hebben en houden op. De Donau, gelukkig zie ik die weer, is hier breed. Er zijn meerdere fietsers. Dat komt, doordat het zondag is. Vanaf Wenen zag ik geen enkele toerfietser. Blijkbaar fietsen velen het traject Regensburg - Passau - Wenen en weinigen het traject Wenen – ‘. De tot nu toe minder aantrekkelijke route is daar vast en zeker de oorzaak van. De dorpjes zien er hier niet erg opgewekt uit. Er zijn hier veel cafeetjes en barretjes. ‹s Morgens zijn de mannen al vroeg aan de drank. Dat gaat de hele dag door. De resterende vijftig kilometers naar Boedapest zijn tot nu toe wel mooi. Het vlakke landschap gaat over in een bergachtig gebied. Het fietspad langs of nabij de Donau is prima en het uitzicht is mooi. In Nagymaros stop ik. Hier kook ik op mijn één pits gasbrandertje op een bankje voedzaam eten. Het bankje heeft maar twee plankjes. Eén plankje is voor de rug en het andere plankje is voor de kont. Twee plankjes lijkt weinig, maar het blijkt genoeg te zijn. Op tien meter afstand zitten een man en een vrouw aan een meegebracht tafeltje te eten. Zij zijn allebei erg dik. De vrouw wint het wat omvang betreft. Zij is aan de boven- en onderkant dikker dan onze regenton thuis. Wat zullen die twee lekker rollebollen. Achter mij probeert een man al een kwartier lang zijn brommertje te starten. Het lukt hem maar niet. De motor krijgt namelijk geen benzine toegevoerd. De man vraagt telefonisch om hulp. Ondertussen probeert hij alsmaar, maar zonder succes, zijn brommer te starten. Hoe het afloopt weet ik niet.
Van een andere planeet Op deze prachtige zondag fiets ik vooral over redelijke tot goede fietspaden. Er is veel plaatselijk fietsverkeer. Mensen die het traject Wenen - Boedapest of andersom fietsen zie ik net als de afgelopen dagen niet. De mensen fietsen, wandelen, vissen, zonnen of zitten op een terras. Vriendelijk zijn ze niet. Groeten is er in dit land niet bij. De mensen kijken mij aan alsof ik van een andere planeet kom. Ze doen geen mond open en veranderen geen spier als Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 41
ze mij zien. Het deert mij niet. Een ander verschil met de vorige landen is het aantal honden. Dat zie en hoor ik vooral. Het lijkt erop, dat iedere Hongaar een blaffende hond heeft. Hier lopen de honden achter het hek. Dat wordt van horen zeggen in Roemenië een stuk spannender. Deze dag eindig ik aan de rand van Boedapest. Op een terras wacht ik tot het schemerdonker is. De muziek van Rod Stewart schalt uit de luidsprekers. Aan een tafeltje recht tegenover mij gaat een jongeman met een glas bier zitten. Hij zoekt steeds oogcontact met mij. Het lijkt erop, dat hij een oogje op mij heeft. Daar voel ik mij niet prettig bij. Iets voordat het schemerdonker is, vertrek ik. De man kijkt bij mijn vertrek nog steeds naar mij. Hij blijft wel zitten. Even later zet ik aan de rand van de Donau onder het toeziend oog van een paar mensen, die hun hond uitlaten, mijn tentje op. Het centrum is nog dertien km hier vandaan. Als ik daar ben dan kan ik de laatste van mijn drie routegidsen opbergen. Dan begin ik aan mijn laatste acht wegenkaarten, die uitgelegd zestien meter lang zijn. De afstand naar de Zwarte Zee is nog zestienhonderd km. Als ik daar ben dan moet ik nog weer driehonderd km terug naar het vliegveld in Boekarest, maar dat duurt nog wel even. Vijf dagen lig ik nu voor op mijn schema. Daarom reken ik uit hoeveel km ik per dag moet fietsen om een dag van tevoren op het vliegveld van Boekarest te zijn. In Boedapest zet ik net als zovelen de burcht van Boeda op de foto. Die burcht ligt zeventig meter boven de Donau. Ook bekijk ik de Kettingbrug, de Elizabethbrug en de Vrijheidsbrug. Na een kort bezoek aan de drukke binnenstad verlaat ik op 4 juni Boedapest.
Zonder spatborden Al een paar dagen fiets ik in Hongarije. Lange-afstand-fietsers kom ik hier niet tegen. Op het zeer populaire fietstraject Donaueschingen - Passau - Wenen kwam ik er des te meer tegen. Het weer is hopeloos door regen, onweer en bliksem. Een Hongaarse man spreekt mij in een pizzeria in het Engels aan en vraagt waar ik vandaan kwam. Door het extreem slechte weer vraag ik aan de man of ik in dit dorp ergens kan overnachten. Hij pakt zijn mobiele telefoon en belt. Bij een vrouw kan ik goed en voor een zeer geschikte prijs, bijna twaalf euro, inclusief ontbijt, slapen. In de stromende regen fietsen wij er samen naar toe. Hij rijdt in zijn T-shirt voorop op een fiets zonder spatborden. Ik fiets er in mijn regenpak achteraan. De rug van de man is door de hevige regenbui en door het van zijn wielen opspattende water zeiknat. 42 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Het is een groot huis waar wij aankomen. De vrouw waar ik ben heet Margareth. De slaapplek staat mij prima aan. Mijn slaapkamer heeft zelfs een balkon met uitzicht op de aangrenzende rivier. Nog steeds heb ik het uitermate goed naar mijn zin. Behalve met Wi-Fi ondervond ik geen enkel probleem. Mijn kont is nog net zo gaaf als die van een gezonde jonge kerel. ‘s Morgens staat in de typisch Hongaarse voor onze begrippen zeer eenvoudige woonkamer om negen uur de tafel gedekt. Margareth heeft haar stinkende best gedaan. Ze bakte zelfs iets. Of zij dat speciaal voor mij deed, dat weet ik niet. Er liggen vijf ronde baksels met jam op een ontbijtbordje. Als ik ervan proef blijken het oliebolletjes te zijn. In juni oliebollen eten, dat doen niet veel Nederlanders. Margareth geeft mij een simpel ansichtkaartje met al haar gegevens erop. Zij hoopt door mij aan Nederlandse klanten te komen. Heb je interesse? Laat het mij dan weten. Buiten en binnen maakt ze foto’s van mij. Haast om weg te komen heb ik niet. ‘s Middags vraagt ze of ze eten voor mij kan maken. Waarom niet, denk ik. Binnen een half uur zit ik achter een overvol bord Hongaars eten. Margareth zegt tegen mij, dat ik vandaag best even kan rusten en slapen. Ze heeft gelijk, want ik lig royaal voor op mijn schema en moet mezelf temperen. Op haar verzoek blijf ik hier nog een nacht.
Niet voor één gat te vangen Margareth gaat even naar haar moeder, die in dit dorp woont. Zelf kijk ik rond in het dorp. Daar zie ik bij toeval een klein computerwinkeltje. Daar ga ik, zonder dat ik mijn notebook bij mij heb, naar binnen. Aan de vrouw achter de toonbank probeer ik duidelijk te maken, dat de draadloze verbinding van mijn notebook niet meer werkt. Dat lukt me niet. Daarom belt zij een vrouw die Engels spreekt en die krijg ik aan de telefoon. Aan haar leg ik mijn probleem uit. Zij vertaalt het in de moedertaal van de vrouw achter de toonbank. Het is haar duidelijk wat mijn probleem is. Een kwartier later sta ik met mijn notebook in het winkeltje. Een jongeman ontfermt zich erover. Hij begint mijn notebook meteen met een schroevendraaier open te maken. Als dat maar goed gaat, denk ik. Binnen de kortst mogelijke tijd is mijn notebook ‘gesloopt’. Dat is niet mijn bedoeling, want daar zit volgens mij het probleem niet. Lijdzaam kijk ik toe en volg de handelingen van de jongeman. Dat moet ik wel, want ik kan niet met de Hongaarse man praten. Even later zet hij de computer weer in elkaar. Er komt iemand anders bij. Zij overleggen even. De jongeman instalOp de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 43
leert er vanuit een nieuwe verpakking een ander Wi-Fi-programma op en mijn draadloze verbinding werkt weer. Kosten 1.000 forint, dat is ruim drie euro. Dolgelukkig verlaat ik het winkeltje. Zo levert mijn rustdag ook nog wat extra’s op. Mijn fiets stond vannacht buiten en is weg als ik ‘s morgens beneden kom. Ik ben niet in paniek, maar vind het wel vreemd en vervelend.
Magareth stalde mijn fiets ‘s nachts in de kamer Tot mijn opluchting staat de fiets in de woonkamer. Margareth vertrouwde het vannacht niet. Zij was bang voor diefstal vanaf de aangrenzende rivier. Daarom zette zij mijn fiets vannacht om één uur voor alle zekerheid in haar woonkamer. Om negen uur zit ik al achter een warme pizza. Daar zit ik niet op te wachten. De niet opgegeten pizza laten staan, dat vind ik ook niet goed. Margareth deed haar stinkende best. Haar wil ik niet teleurstellen en ik kauw de pizza helemaal op. Margaretha wil graag Nederlandse klanten hebben en wil mij e-mailen. Ik vertel haar, dat ik hier niet weer kom op de fiets. Zo’n lange fietstocht langs de Donau doe ik maar één keer in mijn leven, vertel ik haar. Margareth is echter niet voor één gat te vangen. Met het vliegtuig komen kan ook, zegt zij. Hier heb ik het goed, maar ik vraag me af hoe een ander het hier had gevonden. Na een innig afscheid, wij kussen elkaar hartstochtelijk, nemen 44 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
wij uitbundig zwaaiend afscheid van elkaar. De fles Hongaarse wijn die ze mij als cadeau voor onderweg meegeeft zit in mijn linker voortas.
Schrik en kippenvel Het eerste stuk van het traject loopt langs de rivier waaraan ik twee dagen vertoefde. Bijna ieder huis heeft hier een vissteiger. Aan het water zitten veel oude mannetjes te vissen. Het geeft hen ontspanning en als het meezit ook eten. Het pad langs het water gaat na vijftien km over in een pad over een dijk. Eigenlijk is het geen pad, maar een groen weiland. Het met veel bagage fietsen over een weiland is zwaar. Groepjes mensen, ook vrouwen, zagen met een handzaag aan de onderkant van de dijk het kreupelhout uit het bos. Een oude vrouw van één van die groepjes prijst mij een jongere Roma-vrouw aan. Het leidt tot vrolijkheid in de groep mensen, maar verder tot niets. Vaak zie ik de groepjes mensen rusten. Het werk lijkt op een soort van werkverschaffing. Gelukkig komt er na zestien km een einde aan dit nare pad, dat bijna geen pad is. Dan kom ik op een erf terecht. Drie honden vallen mij vanaf de achterkant aan. Ik wil ze een flinke trap verkopen. Dat lukt mij niet. De honden worden alleen maar agressiever. In de strijd val ik om. Eén van de achtertassen raakt los van mijn fiets en valt op de grond. De honden schrikken ervan. Zij blijven op een afstandje tekeer gaan, terwijl ik zo snel mogelijk weer overeind krabbel. Als ik weer op de fiets zit dan achtervolgt één van de honden mij opnieuw. Met de schrik en met kippenvel op mijn benen, kom ik na een eind weer vrij. Dat wordt nog wat in Roemenië, bedenk ik mij.
Strot doorsnijden In het Hongaarse dorpje Harta koop ik een paar broodjes. Naast het winkeltje is in de openlucht een overdekte bar. Het is er druk. Aan een lange tafel is nog plek. Daar ga ik zitten. Het tafelblad is gemaakt van ingevoegde ondertussen beschadigde douchetegeltjes. Tegenover mij spreekt mij iemand in het Duits aan. Het is de zesenveertigjarige, volgens eigen zeggen, econoom Hans Hinkel. Hans is al een halfjaar werkloos. Hij heeft twee kinderen en is net vijf weken opa. Hij vertelt, dat hij hoofdboekhouder was bij een bedrijf met zeshonderd werknemers. Hans kan zo een aantal plaatsen in Nederland opnoemen waar hij jaren geleden was. Hij noemt Veenendaal, Barneveld, Boxmeer, ‘s Hertogenbosch en natuurlijk de grote steden. Dat is erg knap van hem. Hans is al zeventien jaar gescheiden, maar spreekt zijn ex-vrouw nog wekeOp de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 45
lijks. Hij heeft nu een nieuwe vriendin. Die is arts. Hans verzorgt dagelijks zijn moeder die in het dorp woont. In Duitsland waarschuwden de mensen mij voor de pistolen van de Roemenen. Hans waarschuwt mij voor de Serven. Die zouden mij zo maar de strot kunnen doorsnijden. Dat zijn geen opbeurende vooruitzichten. Vaak ben je te bang, denk ik dan. Ik zeg tegen Hans, dat de mensen hier veel en al vroeg op de dag drinken. Hans zegt, dat het te maken heeft met de problemen die de mensen hebben. Vaak hebben ze geen werk en vergeten ze door de drank de problemen. De andere dag hebben ze weer problemen en drinken ze dus weer om die te vergeten. Zo gaat dat dag in, dag uit.
Blik op oneindig Naast een maïsveld zet ik mijn tentje op. Het wemelt er van de muggen. Uiteindelijk komen er twee onuitgenodigd mijn tentje binnen. Met snelle bewegingen lukt het mij om die dood te slaan. Tussen de binnen- en de buitentent zitten nogal wat muggen als ik ontwaak. Dat hoor ik aan het vervelende geluid van het zoemen. Die muggen moet ik niet en jaag ik weg. Fietsend over paadjes tussen uitgestrekte graanvelden en door dorpjes bereik ik het plaatsje Dunapataj. In een winkeltje, dat er aan de buitenkant haveloos uitziet en dat van binnen heel eenvoudig is, koop ik het lekkerste brood. Op mijn verzoek snijdt de vrouw het in plakken. Dat doet zij met de hand. Het brood is nog kakelvers. Al een paar weken loop ik met nu bijna genezen gespleten lippen rond. Door de dikke plakken moet ik mijn mond wel wat verder opendoen dan goed voor mijn bijna genezen lippen is. Mijn lippen springen opnieuw open. Op een begraafplaats zie ik iets opmerkelijks. Op een paar grafstenen staan de namen en de geboortedatums van een echtpaar al aangegeven. De sterfdatums zijn nog open gelaten. Deze mensen hebben hun graf tijdens hun leven al laten maken en kunnen er dus langer van ‘genieten’.
46 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Lang genieten van een eigen graf Gelet op hun leeftijd is het zeker, dat zij deze eeuw overlijden. Daarom zijn van het jaar van overlijden de cijfers 20 al ingevuld. Op mijn reisschema lig ik nog steeds veel te ver voor. Rustig aandoen blijft mijn motto. Op een bankje eet ik het zojuist gekochte brood op en blijf ik een dik uur zitten. Dat bankje grenst aan een parkeerplaats. Een vrouw die waarschijnlijk werkloos is moet voor haar uitkering de straat van afval en vuil ontdoen. Dat doet zij met een grote nauwkeurigheid. Even later maaien twee mannen het aangrenzende gras. De werkzaamheden zijn niet goed op elkaar afgestemd. Helaas laten de grasmaaiers gras op de net daarvoor schoongemaakte parkeerplaats achter. De vrouw werkt inmiddels verderop en komt het gras later wel weer tegen. De route gaat verder over een dijk langs de Donau. Het is een grindpad. Helaas ligt het grind los. Dat maakt het moeilijk om erover te fietsen. Het pad is ruim twintig km lang. Mijn blik zet ik maar weer eens op oneindig en ik ploeter door. Er zit niets anders op. Menigeen zou denken waar ben ik toch aan begonnen. Dat heb ik gelukkig niet, want ik hield er wel een beetje rekening mee. ‘Soms zit het mee en soms zit het tegen’ en ‘Vaak ben je te bang’ zijn uitspraken die ik vaak gebruik. Nu zit het duidelijk tegen. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 47
Gekriebel In Fajsz kook ik ’s avonds op een bankje op mijn één pits gasbrandertje soep. In het plaatselijke horecabedrijf drink ik koffie. De eigenaresse vraagt in het bijzijn van haar man waar ik slaap. ‘In een tentje’, zeg ik. Zij weten in het dorp een prima plaats waar ik mijn tentje kan opzetten. Op een computertje laten ze mij een plattegrond van het dorp zien. Waar ik mijn tentje kan neerzetten, dat weet ik, want daar fietste ik bij het binnenkomen van dit dorpje langs. Het lijkt mij wel wat en ik zoek die plek op. Het is een veld waar het gras ligt te drogen totdat het hooi is. Aan de zijkant van het veld staan drie tenten en aan een robuuste houten picknicktafel zitten twee mannen en twee vrouwen. Een andere man is druk in de weer. Hij kookt eten in een ketel die boven een open vuur hangt. Het vuur maakte hij van gesprokkelde kurkdroge takken. Deze mensen nodigen mij uit om erbij te komen zitten. Zij bieden mij een blik bier aan. Daar maak ik gebruik van. Het zijn Hongaren die in Boedapest wonen. Zij gaan vier dagen lang met een kajak een tocht maken. Morgenvroeg starten ze. Eén van de twee vrouwen spreekt redelijk Engels en vraagt mij of ik mijn tent even wil opzetten. Dan kan ik daarna met hen mee-eten. Ondanks dat ik al at, lijkt mij dat een belevenis en ik doe wat zij vraagt. De man die het eten kookt roert alsmaar in de ketel. Hij is de enige die geen last heeft van de zoemende muggen. Na een uurtje zet hij de grote ketel met eten op tafel. Het is typisch Hongaars eten. Wij eten bij schaars kaarslicht. Het smaakt heerlijk. Op mijn vraag waaraan zij denken bij het woord Nederland noemen zij klompen, windmolens en coffeeshops. Op hun vraag waar ik bij Hongarije aan denk noem ik het Balatonmeer, de poesta, zigeuners en goulash. Ik zag tot nu toe geen poesta en vraag of die er nog wel is. De poesta is er nog wel en ligt ongeveer vijfentwintig km ten oosten van de plaats waar wij zijn. Mijn route is naar het zuiden. Ik hou mij aan de route en ik zie de poesta dus niet. Wij hebben het erg naar onze zin en zitten tot half twaalf buiten. Morgen, het is dan 8 juni, begint het Europees kampioenschap voetballen 2012. Het zal me benieuwen of ik dan de openingswedstrijd ergens kan zien. Dat is in de plaats Fajzs waar ik nu ben in ieder geval niet zo. ‘s Morgens ben ik al om vier uur wakker. Steeds kriebelt er wat op mijn lichaam. Dan kriebelt het weer aan mijn hoofd en even later weer aan mijn buik. Het gekriebel houdt maar niet op. Als ik het licht aandoe dan zie ik vele, ja vele, tientallen kleine beestjes. Ze zijn zo groot als een vlo en zitten door mijn hele tentje. Van vier tot half zes, het is dan al een hele tijd licht, ben ik 48 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
bezig met het doden van deze onuitgenodigde en ongewenste gasten. Steeds als ik denk, dat ik het laatst aanwezige insect dood dan duikt er weer een nieuwe op. Gelukkig bijten zij niet, maar dat gekriebel irriteert mij mateloos. Na mijn jacht op deze diertjes slaap ik weer als een roos. Mijn Hongaarse vrienden zijn al op en bereiden zich voor op hun kajaktocht. Na het uitwisselen van e-mailadressen nemen wij rond half tien afscheid. Zij varen stroomafwaarts op de Donau. Over een kanaal willen zij in hun kajak weer terug peddelen. Hun tocht duurt vier dagen. Van hun vertrek maak ik foto’s. Aan één van de mannen ga ik die e-mailen. Als de laatste kajakker de hoek om is dan is er een eind gekomen aan deze onverwachte plezierige ontmoeting en stap ik op mijn fiets.
Zingend over het plein Het is bloedheet en om drie uur stop ik met het fietsen. In de plaats Baja vind ik een cafeetje met een televisie. Daar zet de eigenaar vanavond de uitzending van het voetballen op. Er is ook een mogelijkheid om daar te overnachten. Het kost omgerekend dertien euro. Dat is voor Nederlandse begrippen erg goedkoop. Het meisje achter de bar kan ik maar niet aan het verstand peuteren, dat ik de kamer eerst wil zien. Daarom vertrek ik, maar wel met de bedoeling om terug te komen. In de namiddag is er iemand die wat Engels verstaat en spreekt. Nu komt het goed. Ik bekijk alsnog de kamer en overnacht er. De start van het Europees kampioenschap maak ik mee. De openingswedstrijd Polen Griekenland eindigt in 1-1. Over een dijk langs de Donau fiets ik naar de plaats Mohacs. De weg bestaat uit grind, gras en zand. Na vijftig km ben ik op vijfhonderd meter na bij de Servische grens. Ik miste door een onopvallend in de lengterichting van het pad geplaatst routebord een afslag. Dat is mede door de waarschuwing voor de Serven van Hans Hinkel nog helemaal niet mijn bedoeling. Daardoor fiets ik op een bar slecht pad zestien km de verkeerde route. Dat stuk moet ik dus ook weer terug. Dus fiets ik tweeëndertig km voor niets bij een temperatuur van dertig graden. Om vier uur bereik ik via een veerpont over de Donau de plaats Mohacs. Naast een pub staat in de openlucht een beamer met een scherm van twee x drie meter opgesteld. Om zes uur wordt daarop de wedstrijd van Nederland tegen Denemarken geprojecteerd. Daar ben ik erg blij mee. Denemarken wint met 1-0. De blijdschap slaat om in teleurstelling. Bij deze wedstrijd is hier bijna niemand aanwezig. Om negen uur spelen Duitsland en Portugal Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 49
tegen elkaar. Dan zijn er ongeveer dertig mensen. De nacht breng ik in mijn tentje door in een naburig park. Bijtijds sta ik op. In een plaatselijk restaurant in Mohacs is Wi-Fi beschikbaar, zonder dat er een wachtwoord nodig is. Dat is grote klasse. Een deel van mijn laatste Hongaarse geld besteed ik hier aan twee koppen heerlijke koffie en twee gebakjes. In Nederland kan ik immers niets meer voor de Hongaarse forinten kopen. Daar heb ik er na het betalen nog een aantal van over. Die geef ik onderweg weg. Het is zondag. In Mohacs staat een grote rooms-katholieke kerk. In de kerk zingt men volop. Na de kerkdienst is er een grote plechtigheid op het kerkplein. De kerkgangers vieren dan de Sacramentsdag. Dat jaarlijkse feest valt op de tiende dag na Pinksteren, maar wordt op de zondag daarna gevierd. Kinderen lopen in communiekleding mee in de processie. Dit zijn kinderen, die zo rond hun zevende of achtste jaar hun eerste communie deden. Zij strooien over de te wandelen route rozenblaadjes. Dat heeft geen religieuze betekenis, maar is een uiting van vreugde. Vier mannen dragen een baldakijn. Dat is een troonhemel. De priester loopt voorop in de stoet onder die troonhemel over de rozenblaadjes. Zij en de kerkgangers lopen al zingend over het plein en stoppen op vier vooraf vastgestelde plekken. Daar bewierookt de priester de heilige sacramenten, zijnde brood en wijn, terwijl hij en de kerkgangers zingen en bidden. Een voorzanger, een bariton, is de dragende kracht bij het zingen. Zoiets zag ik nooit eerder en maak ik door deze reis toevalligerwijs mee.
50 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
5
Kroatië
Het achtste dorp Met bewolkt weer fiets ik naar Kroatië. In het laatste dorp voor de grens geef ik een ogenschijnlijk arme sloeber, die net uit een oud huis komt, wat van de overgebleven florinten. De man draagt alleen een driekwart broek en slippers. Als ik hem wat beter bekijk dan valt zijn armoede, gelet op zijn grote hangbuik tot over de rand van de broek, nog wel wat mee. Een vrouw komt uit datzelfde huis in een soort van schort aanlopen. Zij loopt ook op slippers. Ik word uitgenodigd om koffie te drinken. Dat is een mooie gelegenheid om met de plaatselijke bevolking in contact te komen. Daar maak ik graag gebruik van.
De koffie wordt gezet in de keuken (links) Het is altijd spannend om zoiets te doen. Daar hou ik wel van. Uit het huis komt keiharde Hongaarse volksmuziek. Mijn fiets zet ik onder handbereik bij de deur. Door de deuropening kijk ik even naar binnen. Binnen is het een grote rotzooi. Hoe zal de koffie zijn, vraag ik mij af. Ik neem me voor om het onder alle omstandigheden op te drinken. Het kopje is schoon en de koffie Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 51
smaakt heerlijk. Ze vraagt wel om wat geld en dat geef ik haar. Zwaaiend nemen wij afscheid. Bij mijn vertrek hoor ik op de straat de volksmuziek nog. Ja, reizen is vooral vreemde mensen ontmoeten en steeds weer afscheid nemen. In Hongarije had ik, ondanks mijn oorspronkelijke afkeer van de Hongaren, enkele hele leuke ontmoetingen met een aantal van hen. Na zeventien km ben ik bij de Kroatische grens. Twee keer moet ik mijn paspoort laten zien. Dat is bij het verlaten van Hongarije en bij het binnenkomen van Kroatië. Beide douaniers zetten op mijn verzoek een stempel in mijn paspoort. De Kroatische douanier zet met plezier een stempel in mijn paspoort en haast zich vooral niet. De lange rij auto›s die vanaf de andere kant Hongarije in wil moet van hem daar maar even op wachten. In Kroatië kan ik door het gebrek aan Kroatisch geld nog niets kopen. Dat is lastig. Eerst moet ik ergens een plaats zien te vinden waar ik geld kan pinnen. In de eerste zeven dorpjes lukt mij dat niet. Zal het mij vandaag nog lukken, vraag ik me af. Verhongeren doe ik niet, want ik heb nog oud brood en pakjes soep bij mij en water kan ik overal wel krijgen. Onderweg scoor ik wel wat kersen van bomen die langs de kant van de weg staan. Pas in het achtste dorp, dat is na eenenveertig km, tref ik een pinautomaat aan. Natuurlijk ben ik daar heel blij mee. Mijn eerste indruk is, dat Kroatië veel armoediger en rommeliger is dan Hongarije. De huizen zien er erg armoedig uit en zijn slecht onderhouden.
Een beetje stug Mijn eerste indruk is ook, dat de Kroaten wel veel vriendelijker zijn dan de Hongaren. Nu maar eens kijken of ik ergens onderdak met televisie kan vinden. Het zal mij benieuwen of me dat lukt. Ik heb goede hoop, want slechts dertig km verderop ligt de grote plaats Osijek. Op weg naar deze plaats vind ik een dode ransuil langs de weg. Het is een uil met oortjes, zoals die jaren terug op de sigarendoos van ‘Uiltje’ afgebeeld stond. Een eindje verderop draai ik om. Misschien draagt de uil wel een ring, hoop ik. Het is mooi om uit te zoeken waar die uil dan is geringd. Aan de gevederde poten tref ik echter geen ring aan. In het dorpje Lug ligt een dode slang gekronkeld op de weg. Die slang leg ik recht en ik maak er een foto van. Hij is meer dan een meter lang. Die slang vind ik zo maar midden in een dorp. Het is te hopen, dat ik zoiets niet in het veld bij mijn tentje aantref. Die kans lijkt mij in het veld wel groter dan in een dorp. In Lug zwaaien drie spelende meisjes naar mij. Eén ervan roept wat. Met haar maak ik een praatje in het Engels. Een vrouw, die 52 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
daar op een bankje voor haar huis zit, nodigt mij uit om bij haar te komen zitten. Zij biedt mij koffie aan. In een grote mok krijg ik twee keer Nescafé en onaangekondigd ook een glas frisdrank. Eén van de kinderen fungeert als tolk. Het gezelschap breidt al snel uit met haar man en een buurman. Met zijn allen willen zij graag met mij op de foto en dat gebeurt. Een e-mailadres hebben zij niet. Daarom beloof ik een paar foto›s per post toe te sturen. Vier kilometer voor de stad Bilje zie ik op een halfopen terras een televisie staan. Het is zes uur. Er zit al een aantal mannen klaar voor de voetbalwedstrijd Spanje - Italië. Daar ga ik bij zitten. Om acht uur is de wedstrijd afgelopen. Dan stap ik op mijn fiets en peddel naar Bilje. Daar zoek en vind ik een kamer. De man en vrouw waar ik slaap zijn niet onaardig maar een beetje stug. De kamer, douche en wc zijn wel de schoonste die ik tot nu toe tegenkom. Op de gaspit van het echtpaar kook ik soep. Van haar krijg ik twee pannenkoeken met jam. Na het ‹diner› fiets ik naar het centrum van deze plaats. Kroatië speelt vanavond onder leiding van de Nederlander Björn Kuipers tegen Ierland. In de openlucht kijk ik naar deze wedstrijd. De temperatuur is zeer aangenaam. Veel Kroaten dragen een rood-wit geblokt shirt van het nationale elftal en malle hoofddeksels. Als malloten gaan zij tekeer bij aanvallen en de drie doelpunten van hun nationale elftal. Kroatië wint en de Kroaten zijn uiteraard in opperbeste stemming.
Nog één hoektand in zijn mond Vandaag, het is 11 juni en ik ben precies een maand onderweg, fiets ik naar Vukovar. Dat is vijftig km hier vandaan. In dit gebied zie ik veel zonnebloemen, mais en suikerbieten. In de dorpen zie ik veel monumenten die verband houden met de slachtoffers in de oorlog met Servië. Het Kroatische Vukovar ligt aan de ene kant van de Donau. Servië ligt aan de andere kant van de rivier. Alleen de mensen die in dit gebied wonen mogen met de veerpont over. Ik mag dat dus niet en dat wil ik ook niet. Ruim twintig jaar terug was Kroatië in oorlog met Servië. Dat is vooral hier in Vukovar nog goed te zien.
Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 53
FOTO 1043 Een oorlog laat niet alleen menselijke slachtoffers achter In veel gebouwen zitten kogelgaten. Vaak zijn die gebouwen ook nog helemaal geruïneerd en dus niet meer in gebruik. Ik overweeg om vannacht in Vukovar in mijn tentje in een park aan de Donau te gaan slapen. De oorlog is nu verleden tijd en de mensen willen er vast geen doden meer bij. In de openlucht kijk ik op televisie naar een voetbalwedstrijd. Na afloop zet ik mijn tentje op in een park aan de rand van de Donau. ‘s Morgens schuil ik meteen na het vertrek een uurtje op een terras, want het regent. Er zitten veel mensen, waaronder enkele knappe vrouwen. De meeste aandacht trekken echter een wat oudere en een jongere man aan een tafeltje schuin tegenover mij. De oudere man drinkt zo rond kwart over negen in de morgen al bier. Hij heeft zo te zien aan de bovenkant nog één tand in zijn mond. Dat is zijn linker hoektand. Het is een naar gezicht. De rest van zijn voortanden en waarschijnlijk ook zijn kiezen zijn eruit gesloopt of gerot. Er is hier vandaag markt. Na een half uurtje komt zijn vrouw eraan lopen. Zij draagt een grote plastic zak met boodschappen en komt bij de mannen zitten. Ze draagt een jumper en net als veel mensen hier een trainingsbroek. Op de donkerblauwe broekspijpen loopt een witte streep van boven naar beneden. Zij draagt donkerblauwe sokken en witte klompschoenen. De vrouw drinkt van hetzelfde flesje bier als de oude man, maar dan uit het bijgeleverde glas. De man zet de halve literfles aan zijn lippen. 54 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Toeteren en zwaaien Als het droog is vertrek ik uit het Kroatische Vukovar, waar ik mijn voornemen om in mijn tentje in een park te overnachten dus uitvoerde. Eenentwintig jaar geleden vocht men hier tijdens de Balkanoorlog vreselijk. Aan de vele gebouwen met kogelgaten en aan het indrukwekkende grote militaire kerkhof buiten de stad, is dat nog overduidelijk te zien. Er liggen op het militaire kerkhof, waar ik ben, honderden vooral jonge mannen begraven. De graven worden uitmuntend onderhouden. De grafstenen bevatten meestal een foto van de overledene of een in het graniet gefreesde afbeelding van de overledene. In september en oktober 1991 sneuvelden hier zo te zien de meeste mensen. Op een afgezonderd deel van de begraafplaats staan honderden witte houten kruizen. De namen van de overleden militairen zijn waarschijnlijk niet bekend, want die staan er niet op. Het is heel bijzonder om door dit voormalige oorlogsgebied te fietsen. Het gaat nog steeds prima en ik heb het nog steeds reuze naar mijn zin. Vandaag of misschien morgen kom ik in Servië aan. Na Servië ga ik naar Bulgarije en vervolgens naar Roemenië. Naar Servië is het vanaf het plaatsje Sotin, waar ik nu ben, nog achtendertig km. Sotin lijkt mij net zo groot te zijn als bijvoorbeeld Ansen of Veeningen, maar het plaatselijke cafeetje heeft wel Wi-Fi. Daar is zelfs geen wachtwoord voor nodig. Dat vind ik geweldig. Langs de weg staan in de berm kersenbomen voor verpauperde niet meer gebruikte huizen. Onder de boom liggen veel kersen. Het lijkt erop, dat die hier niet geplukt worden en door verrotting onopgegeten aan hun einde komen. Dat is natuurlijk zonde. Daar breng ik verandering in. In een mum van tijd heb ik een partijtje heerlijke donkere kersen in mijn maag. De eerder zo af en toe gegeten kersen waren felrood en zuur. Was ik toen soms te vroeg met het eten daarvan, vraag ik mij af. De Kroaten vind ik aanzienlijk spontaner en vriendelijker dan de meeste Hongaren. Vaak toeteren en zwaaien ze naar mij, terwijl ik op mijn fiets zit te ploeteren. Er zijn hier heel veel oude verwaarloosde huizen. Die worden niet afgebroken, maar blijven leeg staan. Het is op dat punt wel een rommeltje, maar de mensen zelf zijn keurig en erg vriendelijk. Groepjes van zes mensen onderhouden de parken en bossen en maken de openbare ruimte schoon. Ook hier lijkt het op een werklozenproject. Op straat is hier geen papiertje of plastic flesje te vinden. Onder mijn fiets ligt een slang van langer dan een meter. Wat een gaaf beest is het, behalve het stuk achter de kop. Dat is door een groot voertuig overreden. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 55
Als ik de slang zie liggen is hij gekronkeld, maar overduidelijk dood. Om hem te meten leg ik ‘m languit onder mijn fiets. Dat doe ik door hem bij de staart op te pakken. Dat lijkt mij veiliger. Stel dat hij toch nog een beetje leeft en in het ergste geval ook nog bijt. Geregeld zie ik kleine slangetjes dood op de weg liggen. Als er kleine slangen zijn, dan zijn er volgens mij ook grote slangen. In mijn tentje kom ik die nog niet tegen. Het kijken naar de wedstrijden van het Europees kampioenschap in de avonduren in de openlucht is erg mooi. Met mijn fiets gaat het nog steeds goed. Ondanks de vaak slechte wegen heb ik nog geen enkele lekke band gehad. Het Brooks-zadel is van wereldklasse. Uit mijn kettingbeschermer rammelde door de slechte wegen een schroefje. Daardoor zit die los. Het schroefje vind ik ondanks een verwoede poging in de brandende zon niet terug. Met een strotouwtje bind ik het zaakje bij elkaar. Met mijn conditie zit het wel goed. Dat komt mij vooral vandaag erg goed van pas. Op weg naar Servië moet ik steeds klimmen. Het stijgingspercentage is 8. Dat wil zeggen, dat ik iedere honderd meter acht meter hoger uitkom. Dat moet ik een keer of zes doen. Het zijn steeds stukken met een lengte van ongeveer één km. Het afdalen gaat als een speer. De hoogst gemeten snelheid is zestig km. Dan ben ik natuurlijk zo beneden en dan kan ik weer opnieuw beginnen. Bij het klimmen zweet ik als een otter. Het zweet lekt mij van mijn neus en ellebogen.
Vangst van vijfentachtig kilo In mijn tentje zal het ondertussen wel vreselijk stinken. Door mijn slechte reukorgaan merk ik daar niets van. Afgelopen jaar kwam ik er door het uitlenen van mijn tentje aan mijn buurjongen achter, dat die erg stonk. Die wilde er door de stank de tweede nacht niet weer in slapen. Door die wetenschap ben ik goed wakker geschud. Vanzelfsprekend deed de wasmachine daarna zijn werk. Dat gaat over een maand opnieuw gebeuren, maar mijn buurjongen Frank zal de buik en neus nog wel vol hebben van zijn vervelende ervaring. Ik besluit om de overtocht naar Servië vandaag te gaan maken. Het is vanaf hier nog hooguit een paar km fietsen. Met de veerpont ga ik dan de Donau over. Dat wordt tot aan de grens alleen maar afdalen, denk ik. Op mijn fiets kom ik er echter direct al achter, dat ik eerst nog een stevige klim voor de boeg heb. Als ik goed en wel op de fiets zit dan stopt er vóór mij een oude zwarte VW Golf in de berm. Achter het stuur zit een man. Er stapt een oudere vrouw uit de auto. Die zal wel van haar werk komen en naar huis gaan, verwacht ik. 56 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Ik zit er helemaal naast. Met een kaartje in de hand stapt ze op mij af. Ze komt toch niet met een oneerbaar voorstel? Dat lijkt er niet op, want ze is al stevig ‹over de datum›. Toch vraagt zij of ik bij haar wil overnachten. Voor tien euro kan dat. Dat lijkt mij een goed idee. Ik heb nog wat ongebruikt Kroatisch geld in de knip. Dat kan ik dan meteen nuttig besteden. In beginsel stem ik met haar voorstel in. Ze stapt de auto in en ik probeer die te volgen. De auto rijdt niet al te hard voor mij uit. Toch verlies ik de VW uit het oog. Bij een andere soortgelijke zwarte VW Golf stop ik per abuis. Daar schrikt de vrouw van. Zij ziet dat blijkbaar en komt er meteen aanhollen, want zij wil mij mee naar huis hebben. Deze vangst van vijfentachtig kg laat zij zich niet ontgaan. Nog één bochtje en dan zijn wij bij haar huis. Het was haar man, die achter het stuur zat. Hij staat al op het balkon. Hij gooit haar een sleutel toe. Daarmee opent de vrouw beneden aan de straatkant een kamer. Die kamer vind ik maar zo, zo. Het ruikt er erg muf. Hier wil ik absoluut niet slapen en dat is ook niet haar insteek. Mijn fiets kan ik hier binnen zetten en dat doe ik. Samen gaan wij buitenom over een betonnen trap naar boven. Het is best spannend. Waar kom ik terecht, vraag ik mij af. Op de betonnen trap tref ik haar man. Die man heb ik eerder gezien, schiet door mijn hoofd. Als hij zijn mond opendoet dan weet ik het zeker. De man heeft in zijn bovenkaak alleen nog een linker hoektand. Dit gezicht krijgt nu een naam. Hij vertelt, dat hij Michael heet en zijn vrouw Ana. Zij zijn respectievelijk zeventig en zestig jaar oud. Hen zag ik vanmorgen tijdens het schuilen voor de regen op het terras in Vukovar. Michael herkent mij ook en bevestigt dat wij elkaar daar vanmorgen ook al zagen. Door mijn fiets vol met bagage, sportkleding en buff tegen de zon op mijn hoofd ben ik waarschijnlijk een opvallende persoon. Daar herkenden zij mij onderweg vast en zeker aan. Heel bijzonder vind ik het, dat ik deze mensen na achtendertig km fietsen opnieuw tref. De man zie ik nu niet als een klein drankorgel, maar als kamerverhuurder.
Vliegenmepper De kamer die Ana mij laat zien is eenvoudig, maar keurig. Voor tien euro, inclusief ontbijt, vertoef ik hier. Mijn kamer heeft een balkon met heuse petunia’s, die in aan het balkon hangende bloembakken groeien. De badkamer is schoon. Het enige minpuntje is het bruine douchegordijn. De onderkant is wel heel erg bruin. Zo kocht Ana het zeker niet… Door de lengte ligt het ook nog Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 57
eens op de afvoer. Pas als ik het douchegordijn optil loopt het water weg. Het is avond en het regent ondertussen volop. Dat bekijk ik vanaf mijn overdekte balkon. Door het slechte weer ben ik blij, dat ik van het aanbod van Ana gebruikmaakte. Zo kan ik ook zien hoe het leven in dit dorpje toegaat. De overburen hebben een boerenbedrijf. Er lopen veel bruine en witte scharrelkippen op hun erf rond. Die ontdekken ook, dat het regent. Door de regen scharrelen zij overdekt in een bouwvallige schuur. De kippen doen bijna niet aan integratie. Zij zoeken vooral hun eigen kleur op. Bruin loopt bij bruin en wit bij wit. De haan trekt zich niets aan van de kleuren. Hij pikt of pakt wat er te pikken of te pakken valt. Het is een goede haan, want hij is zo te zien niet vet. In een haaks op het kippenhok staande open schuur scharrelen zes kalkoenen. Hoe zij de kerst halen maak ik niet mee. Ana is dol op bloemen. Michael en ik zitten buiten in een bloemrijke omgeving aan een lange tafel. Boven ons groeien de nog kleine druiven. Uit een plastic twee literfles drinken wij een glas van de door Michael zelf gemaakte witte wijn. Voor Michael is mijn aanwezigheid een mooie gelegenheid om wat alcohol binnen te krijgen. Wij drinken de wijn uit een klein kinderglas. Het is zo’n glas waaruit ik als kind ranja dronk. De tafel is bedekt met stug linoleum. Ana is druk in de weer met het in werking stellen van een op elektriciteit werkende muggenverdelger. Dat apparaat installeert zij op mijn kamer in het stopcontact. Daar hangt ook al een vliegenmepper. Dat belooft niet veel goeds. Wat kan een voornemen toch snel veranderen. Het binnentreden van Servië stel ik ondanks mijn plan van een poosje terug nog een dag uit. De onverwachte dingen maken het reizen tot een belevenis.
Boven in de boom Op mijn kamer is geen mug te vinden. Die vallen mij vannacht dus niet lastig. Wat is het een goed besluit om hier te overnachten. Dat komt door de hartelijkheid van deze twee mensen en door het bar slechte weer. Het regent, onweert en bliksemt. Dat voorzag ik niet. Dan is het toch wel prettig om in een huis te slapen. Het ontbijt ziet er prima uit. Er staat ook een fles sterke drank bij. Michael vindt, dat het goed voor mij is om een klein borreltje te drinken. Dat kan ik niet afslaan. Even later laat het borreltje een branderig gevoel achter in mijn slokdarm. Ana wil mij voor onderweg nog wat brood en twee liter water meegeven. Alleen het water neem ik mee. Samen kijken wij buiten aan de lange 58 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
tafel in een atlas welke weg ik nog te gaan heb. Michael staat voorover gebogen over de atlas vlak naast mij. Aan zijn adem ruik ik, dat hij in ieder geval al een borrel op heeft. Het kunnen er ook meer zijn, want als ik wat ruik dan is er echt wel wat aan de hand. Opeens loopt Ana weg. Zij pakt een ladder en zet die tegen de kersenboom. Voorzien van een grote plastic zak klimt zij de ladder op. De zestigjarige Ana zit al snel boven in de boom. In haar blauwe trainingsbroek plukt zij een pondje kersen voor mij. Die geeft zij mij mee voor onderweg. Het zijn schatten van mensen. Ze vragen of ik hier nog een keer met mijn vrouw kom. De kans dat ik dat doe is er eigenlijk niet. Dat vertel ik ze, want dat vind ik wel zo eerlijk. Dan hoeven ze geen jaren op ons te wachten.
Ana en Michael voor de muffe kamer
Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 59
60 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
7
Servië
ln de schijnwerpers Bij de grens kijkt de Servische douanebeambte nors toe. Na het scannen van mijn paspoort laat hij mij Servië binnen. Aan de kant van de weg tref ik meteen al veel rommel aan. Dat varieert van koelkasten tot huisvuil. Hier zie ik in de huizen geen kogelgaten. In een dorp vind ik een pinautomaat door er een aantal keren naar te vragen. Thuis vergat ik de koers van de Servische dinar op te schrijven. Daardoor heb ik geen idee van de waarde van het Servische geld. Aan een man die net voor mij 20.000 dinar pint vraag ik zijn bonnetje en ik vraag hem in het Engels hoeveel euro dat is. Op deze manier reken ik uit hoeveel dinars ik wil pinnen. Over een modderige weg fiets ik door een bos en over een dijk naar Novi Sad. Dat is een grote stad. Hier probeer ik een plek te vinden om de voetbalwedstrijd Nederland - Duitsland te kunnen zien. Op een terras aan de rand van de stad lukt mij dat. Het is er erg druk, maar het lijkt erop, dat de mensen zich niet voor het voetballen interesseren. Praten, eten en drinken, dat doen ze hier. Het is mijn bedoeling om na afloop heel dichtbij mijn tentje op te zetten. Enthousiast ben ik over de sportvoorzieningen in deze stad. Het mooiste vind ik een 2.500 meter lange atletiekbaan van twee meter breed langs een promenade. Daar maken deze stadsmensen, ieder op zijn of haar eigen niveau, intensief gebruik van. Op een bank langs deze atletiekbaan zit iemand met een sc Heerenveen-shirt aan. Dat zie ik aan de reclame op zijn rug. Daar staat de tekst Univé verzekeringen op gedrukt. Als fan van sc Heerenveen spreek ik die man aan. De man zegt, dat hij familie is van Miralem Sulemani. Dat is een voormalige topspeler van sc Heerenveen, die nu voor een veel hoger salaris voor Ajax voetbalt. Nederland verliest met 2-1 van Duitsland. De jongens kunnen bijna op vakantie. Tijdens de wedstrijd zie ik vlak naast het terras een geschikte slaapplaats voor mijn tentje. Met het opzetten van mijn tentje wacht ik totdat het schemerdonker is. Op mijn fiets verken ik tot die tijd de nabije omgeving. Daarna zet ik mijn tentje op. Een nors kijkende man komt aanlopen. Ik versta hem niet, maar ik begrijp hem wel. Ik moet hier weg. Hij wijst op een plek achter een met hoog gaas omheind voetbalveldje. Dat is dertig meter verderop. Daar voetbalt een aantal mannen op kunstgras. Dat stopt spoedig denk ik, want het is al laat. Daar breng ik in de lichte regen mijn tentje naar toe. Mijn fiets zet Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 61
ik op slot met drie sloten, waaronder het gewone slot. Met één kabelslot zet ik hem aan de omheining van het voetbalveldje vast. Met het andere kabelslot leg ik de fiets vast aan mijn tentje. Als er dan iemand aan mijn fiets zit dan merk ik dat. Om half twaalf voetballen de mannen nog steeds. Mijn tentje staat volop in de schijnwerpers. Daar heb ik geen goed gevoel bij. De Serven kijken niet op een kop meer of minder, zo is mijn gedachte. Dat is tijdens de voorbije oorlog wel gebleken. Het regent steeds harder. Het in de regen nog een keer verplaatsen van het tentje is verrekte lastig. Dat doe ik dus niet. Ik hoop, dat het allemaal goed gaat. Daar ben ik niet helemaal gerust op. Ik berg mijn twee bankpasjes op verschillende plaatsen op. De verslagen van mijn reis zet ik veiligheidshalve op een USB-stick. Daar heb ik wel tijd voor, want door het felle licht en het kabaal op het voetbalveldje doe ik toch geen oog dicht. De regen valt met bakken uit de lucht. Het is kwart over twaalf. De mannen voetballen nog steeds. Wanneer komt aan beide een eind en moeten ze morgen niet naar hun werk, vraag ik mij op dit late tijdstip af. Net als ik dit denk, hoor ik alleen nog gepraat. Het zal toch niet over mij gaan, vraag ik mij af. Even later voetbalt men weer fanatiek verder. Er iets van zeggen lijkt mij onverstandig. Dat doe ik dus niet. Even voor één uur stopt het partijtje. Dat werd tijd ook.
Verkeerde keuzes ‘s Morgens om vier uur moet ik plassen. Dat stel ik zo lang mogelijk uit. Langer uitstellen is onverantwoord. Dat zou een natte smeerboel opleveren. Daarom leeg ik mijn blaas buiten mijn tentje. De verlichting van het voetbalveldje brandt nog volop. Het lijkt erop, dat ik hier de nacht goed doorkom. Mijn fiets staat er nog en onraad neem ik niet waar. Achteraf denk ik ‘Vaak ben je te bang’. Het was door mijn ongerustheid achteraf bekeken geen goede keuze om hier te gaan slapen. Door sporters word ik wakker. In het openbaar staan hier onverwoestbare sporttoestellen opgesteld. De mensen maken daar van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat volop gebruik van. Op deze plaats heeft er niemand last van deze toestellen. Ze staan aan de rand van de stad opgesteld. Ja, daar is hier goed over nagedacht. Aan de lichamen is te zien, dat die door het gebruik van deze apparaten ‘strakker’ worden. Het in het openbaar beschikbaar stellen van zulke apparaten zie ik in Staphorst nog niet zo gauw gebeuren. In het eerste het beste dorpje waar ik ‘s morgens op de fiets aankom is de weg afgesloten. Wegwerkers asfalteren de weg. Er rijden ondanks het afsluiten van de weg wel auto’s over. Dat doe ik dus ook maar. 62 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Op de ondergrond van de weg sproeit men teer. Daar fiets ik overheen. Dat is een verkeerde keuze, want doordat ik daarna over zand en steentjes rijd kleven die allemaal aan mijn banden. Dat heb ik dan weer. Om die rotzooi er weer af te krijgen en omdat ik op de hoofdroute stevige klimmetjes verwacht besluit ik om een alternatieve waarschijnlijk onverharde route te fietsen. Dat is de derde verkeerde keuze van deze nog maar zo jonge dag. De weg is in het begin nog grotendeels geasfalteerd en wel redelijk. Dat is al snel voorbij, omdat die daarna overgaat op een soort van leemweg. De lengte daarvan is vijftien km. Dat is op zich niet ver, maar op deze weg wel. Het regent erg en er liggen veel plassen. De diepte van de plassen kan ik vaak niet zien, maar valt nog wel mee. Vooral de glibberigheid en de sterke stijgingen spelen mij parten. Ternauwernood blijf ik in de afdalingen overeind. Op een splitsing staat in voor mij onbekende letters met een pijl de naam van een dorp aangegeven. Daar fiets ik op goed geluk maar naar toe. De kans, dat ik de goede kant op fiets is vijftig procent. Dat is de vierde verkeerde keuze. Na een glibberige afdaling kan ik niet verder. Er staan een paar huizen. Een man die buiten staat, roep ik. Hij vertelt, dat de weg hier niet verder gaat. Ik moet weer terug. Het lukt mij niet om fietsend weer boven te komen. Dus moet ik lopen en de fiets duwen. Mijn dunne wollen shirt van het merinosschaap uit Nieuw-Zeeland ligt zeiknat op mijn lichaam. Het shirt gaat daar niet van stinken. Dat is het grote voordeel van deze wol. Twee uurtjes nadat ik op deze alternatieve route startte ben ik weer op een begaanbare weg. Het teer is dan al grotendeels van mijn fietsbanden gesleten.
Lijn 95 De drukke doorgaande weg is geasfalteerd. Voortdurend balanceer ik tussen de ononderbroken witte streep en de berm. In de vooravond kom ik in de hoofdstad Belgrado aan. Volgens mijn planning zou ik hier een dag later zijn. De voorsprong op mijn schema bracht ik de afgelopen week bewust terug. Wandel- en fietspaden worden in de landen waar ik doorkom, behalve in Nederland, zowel door fietsers als door wandelaars gebruikt. Dat is heel efficiënt. De scheiding tussen deze twee groepen is gemarkeerd door een witte streep. In Belgrado loopt zo’n pad langs de grote rivieren. Het is er erg druk. De mensen in Servië wandelen en sporten ‘s avonds veel. In de binnenstad slenteren de mensen door de winkelstraten. Het is er erg druk. In een groot park staan in Tibet en Nepal gemaakte foto’s opgesteld. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 63
Door mijn wandeling in Nepal twee jaar geleden bekijk ik met veel plezier de zo herkenbare natuur en tafereeltjes. Een aantal jongeren in dit park bemint zich hartstochtelijk. Zittend op een bank gaat het er vurig aan toe. Ondertussen is het kwart over negen. Het is donker en de route door de stad kan ik niet meer vinden. In het centrum van de stad vraag ik aan een man hoe ik aan de andere kant van de Donau kan komen. De man adviseert mij om buslijn 95 te nemen. Eerst wil ik dat niet, maar als ik erover nadenk dan vind ik het nog niet zo gek om zijn advies op te volgen. Hij vertelt mij er voor mijn gemak bij, dat ik een nieuwere bus moet nemen. De nieuwe bussen hebben een lagere instap. Dan kan ik mijn fiets gemakkelijker in en uit de bus krijgen. De eerste twee bussen van lijn 95 zijn van het oude type en hebben nog een hoge instap met treden. Die laat ik dus schieten. De derde bus is van het goede type. Door de lage instap gaat mijn fiets er inderdaad gemakkelijk in. In mijn strakke fietskleding sta ik wijdbeens in de bus. Mijn fiets hou ik met ingeknepen handremmen vast. Vooral in de vele bochten en bij het afremmen moet ik mij behoorlijk schrap zetten. Het is erg druk in de bus. Aan verbaasd kijkende toeschouwers heb ik geen gebrek. Na een kwartier rijdt de bus over de Donau. Dan druk ik op een rood knopje. Daardoor stopt de chauffeur bij de eerstvolgende halte. Vanuit de bus zie ik bij toeval een bordje van de fietsroute. Daar ben ik erg blij mee. Even later stap ik uit. De tip van de man om met de bus te gaan was zeer waardevol. Zelf had ik de weg in het donker niet gevonden. In de duisternis fiets ik nog een stukje over de fietsroute om een geschikte plaats voor mijn tentje te vinden. Al snel vind ik die. Een paar honden ontdekken mij en beginnen hard te blaffen. Daarom verplaats ik mij een stukje. Een half uur later slaap ik.
‘Uit de broek’ Met een stralende zon ontwaak ik. Over de aangrenzende sloot liggen twee balken. Daarover gaat de route verder. Alweer fiets ik over een dijk. Het is opnieuw over een zandweg. Zandwegen ken ik ondertussen wel, maar ik neem het zoals het komt. Het traject loopt langs een natuurgebied en kent een paar hoogtepunten. Vermeldenswaardig zijn de koeienhoedster en een vrouw met een aantal geiten.
64 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Balkjes over de sloot Het horen en zien van de koekoek en het oversteken van een schildpad vind ik ook een hoogtepunt. De zandweg doet letterlijk veel stof opwaaien. Smerig kom ik in de plaats Kovin aan. Daar kook ik aan de rand van een park. Een vrouw zoekt daar contact met mij. Het is een zevenendertigjarige Romavrouw. Even later komt haar moeder erbij. Zij geeft mij een hand en vertelt hoe ze heet. Dat is geen goed teken. Even later vraagt zij mij om een sigaret en geld. Roken doe ik niet en geld geef ik niet. Met lege handen vertrekken moeder en dochter weer. In Kovin zoek ik naar een kamer. Al fietsend tref ik mensen aan die voor hun huis zitten. Ik informeer naar slaapruimte. Zij zeggen dat er drie km verderop een camping met een zwembad is. Dat lijkt mij ook goed. Dan kan ik in ieder geval mijn door het zandpad smerig geworden lichaam opfrissen. De camping kan ik niet vinden. Na een fietstocht van zeven km ben ik weer terug bij de mensen die nog voor hun huis zitten. Ik vertel hen, dat ik de camping niet kan vinden en leg hen uit hoe ik fietste. Een van de vrouwen zegt, dat ik rechtdoor had moeten fietsen waar ik linksaf sloeg. Ja, weet dat maar. Nergens stond een bord waarop ik kon zien waar de camping is. Het weggetje, dat de vrouw bedoelt, herinner ik mij wel, want daar moest ik plotseling ‘uit de broek’. Dat was een snelle actie, want plotseling kwam er uit het bos een auto aanrijden. Die wilde ik niet laten schrikken. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 65
De vlam in de pan Na de zoektocht naar de camping besluit ik om een of twee dorpen verderop een overnachtingsplaats te zoeken. Het plaatsje Gaj, dat er op de wegenkaart niet groot uitziet, is het eerstvolgende dorp. In Gaj roepen enkele jonge meisjes iets naar mij. Steeds weer blijkt, dat de kinderen in de voormalige Oostbloklanden, waartoe Kroatië en Servië soms ook worden gerekend, de geleerde Engelse taal in de praktijk willen brengen. Daarom keer ik om en spreek ik in het Engels tegen deze kinderen. Zij zijn een jaar of elf. Op de lagere school leren zij hier tegenwoordig al vanaf acht jaar Engels. De kinderen vinden het erg interessant om met mij te praten en halen hardlopend hun Engelse oefenboeken van huis op. Aan de hand daarvan oefenen wij op een bankje wat oefenstof. De kinderen zitten en staan om mij heen. Eén van de kinderen woont aan de andere kant van de straat. Haar ouders blijken kamers te verhuren. Het kind haalt op mijn verzoek haar moeder op en fungeert ondanks haar jeugdige leeftijd als tolk. Het gebruik van een kamer kost tien euro. Voor het ontbijt komt daar precies één euro bij. Het is een keurige kamer en ik ga meteen akkoord. ‘Het kan wel zijn, dat er tot een of twee uur veel muziek is. Vanavond treedt hier een live band op’, zegt de moeder. Ik neem het zoals het komt. Buiten op het terras vieren de Serven, dat het vrijdag, dus het begin van het weekend, is. Zij bieden mij bier aan en betrekken mij bij hun gezelschap. Alleen een in Oostenrijk wonende vierendertigjarige vrachtwagenchauffeur uit dit dorp spreekt een beetje Duits. Hij heeft een weekje vakantie en zit hier met zijn zestigjarige vader. De vrachtwagenchauffeur wil een kiepauto voor het vervoer van graan kopen met een inhoud van minimaal vijfendertig en maximaal vijfenveertig kubieke meter. Die auto’s zijn hier erg duur. Hij vraagt mij of ik voor hem in Nederland rond wil kijken. Verstand van kiepauto’s heb ik niet. Thuis ga ik advertenties op internet opzoeken. Die stuur ik hem dan per e-mail toe. Door mijn aanwezigheid wordt één van de terrasbezoekers vervelend. Plotseling slaat de vlam in de pan. Het draait uit op ruzie tussen deze man en de anderen. Eén van de mannen pakt hem onder zijn strot en drukt hem tegen een muur aan. Een man of vijf bemoeit zich ermee. Het gaat er heftig aan toe. Het dreigt op een veldslagje uit te draaien. Door het optreden van de man die wat Duits spreekt loopt het met een sisser af. De vervelende man is bezopen en druipt met zijn staart of staartje tussen de benen af. De eerste tien minuten daarna staan de gezichten van de mannen nog wat 66 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
strak. Daarna is de sfeer ontspannen en vrolijk. Een aantal van de aanwezige ongeveer veertigjarige mannen vocht in de negentiger jaren tijdens de oorlog in de Balkan. Aan tafel zitten een Montegrijn en een Kroatiër. De oorlog is voorbij en de mensen gaan weer goed met elkaar om. De drie halve liter flessen bier die ik opdrink wil ik betalen. Dat is er niet bij. Het is een cadeautje van de Serven. Er zijn dingen die erger zijn.
Wollen shirtje Dit is mijn derde dag in Servië. Door de vele waarschuwingen was ik behoorlijk huiverig voor deze mensen. Dat was geheel ten onrechte. Velen groeten mij en sommigen maken een praatje. De Serven zijn heel, heel erg vriendelijk. Mijn beeld is helemaal bijgesteld. Op mijn kamer is het lawaaieriger dan ik inschatte. Ik neem de dingen zoals die komen. Nog drieënhalf uur dan is het achter de rug. Misschien slaap ik er wel doorheen, denk ik. Ondanks de keiharde muziek slaap ik al snel. Pas de andere morgen word ik weer wakker. Het ontbijt bestaat uit drie plakken brood, drie gekookte eieren, stukjes spek en drie worstjes. Op een schaaltje ligt ook nog wat mosterd, tomatensaus en een soort van boter. Er staat geen drinken op tafel. Het kost dan ook maar één euro. Als ik dat erbij betrek dan is het spotgoedkoop. Mijn wollen shirtje van het al genoemde schaap was ik. Op een tafeltje op het terras leg ik het in de zon te drogen. De overnachting kan ik door mijn briefje van vijftig niet in euro›s betalen. De vrouw heeft namelijk geen wisselgeld. Dus betaal ik met dinars. Daardoor is de bodem van mijn portemonnee in zicht en moet ik straks pinnen. Bij de bakker hiernaast koop ik nog twee broodjes. Daarna vertrek ik. Na vier km denk ik aan mijn wollen shirt en kijk ik of mijn wollen shirt wel aan mijn fiets hangt om te drogen. Ik had al zo›n vermoeden, dat ik vergat om het mee te nemen en dat klopt. Dus fiets ik weer terug. De vrouw van de zaak ziet mij aankomen en laat door gebaren al weten, dat ik mijn shirt vergat. Zij haalt het direct en keurig opgevouwen uit een opslagruimte.
Meteen fietst hij weg Na de valse start vertrek ik opnieuw. Hier kom ik veel paard en wagens tegen, maar soms zie ik ook een ezel voor een wagen. Van een paar mensen met paard en wagen maak ik een foto. Dat vinden ze mooi en de opzittenden zwaaien uitbundig. Aan een man die in een dorpje met een ontbloot lichaam achter een kruiwagen met gras loopt vraag ik of er in het dorp een pinautomaat Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 67
is. Die is er niet, antwoordt hij in het Duits. Aan de andere kant van de Donau kan ik in het plaatsje Ram pinnen, verzekert hij mij. Dat is twintig km verderop. De man vertelt, dat hij tien jaar in Oostenrijk werkte en daardoor Duits spreekt. Om tien over één kom ik bij een veerpont aan, die mij over de Donau kan brengen. Daar maak ik gebruik van. Anders moet ik nu al in Roemenië fietsen. Dat stel ik door de vele waarschuwingen over diefstal zo lang mogelijk uit. Er staan veel mensen te wachten op het vertrek van de pont. Op een bord staat, dat de vertrektijden om één en om vier uur zijn. Om twintig over één, dus twintig minuten te laat wat mijn geluk is, vaart de goed gevulde veerboot een paar km stroomopwaarts over de Donau. In het dorpje Ram is echter geen pinautomaat. Een jonge vrouw vertelt mij, dat ik pas vijfentwintig km verderop in Veliko Gradiste kan pinnen. Gelet op de grootte van die plaats op de wegenkaart denk ik, dat ze gelijk heeft. In Zatonje eet ik op een bankje de gekochte broodjes op. In Oostenrijk kocht ik een potje jam. De jam is nu op. Er staat een jongetje uit het dorp voor mij. Hij vindt mijn fiets erg interessant en spreekt alleen Servisch. Hij ziet mijn lege fles en vraagt met gebaren of hij water voor mij kan halen. Dat is prima en meteen fietst hij met mijn lege fles weg. Even later komt hij met de gevulde fles terug. Een man in een auto ziet mij op het bankje zitten. Hij vraagt in het Engels of ik problemen heb. Dat is toch geweldig. Als ik hem vertel, dat alles oké is dan rijdt hij weer verder. Die Serven zijn echt heel vriendelijk en behulpzaam.
Dikke ruggengraat In Veliko Gradiste koop ik eerst een paar ijsjes. Dat is op zich niet vermeldenswaardig. In dit geval wel, want de vrouw nodigt mij uit om in haar tuin te komen zitten. Zij biedt mij eerst frisdrank en later koffie aan. Zal zij daarmee een bedoeling hebben, vraag ik mij af. Even denk ik nog, dat zij mij misschien een kamer wil verhuren, maar dat is ook niet het geval. Blijkbaar vindt zij het gewoon mooi om iets voor een buitenlander te kunnen doen. Voor het vervolg van mijn tocht geeft zij mij een plastic zak met twee sinaasappels, twee citroenen en twee appels mee. Dat is toch ongekend. Zij spreekt Servisch en door haar afkomst ook Italiaans. Daardoor kunnen wij bijna niet met elkaar praten. Na een half uurtje nemen wij afscheid. In deze plaats kan ik inderdaad pinnen en dat doe ik. Het is vijfenveertig km, nadat ik de man die in Oostenrijk werkte sprak. In Golubac, dat is nog weer twintig km verder, eindig ik deze dag. Vannacht slaap ik bij een particulier thuis. Van de prijs kijk ik op. Het wordt 68 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
steeds voordeliger. Voor omgerekend € 5,70 slaap ik hier. Voor dat bedrag is er uiteraard geen ontbijt bij. Het uitzicht vanuit mijn kamer over de Donau met aan de overkant het bergachtige Roemenië is erg mooi. De route van vandaag loopt eindelijk weer eens vrijwel geheel langs de Donau. Op die Donau staan de hele dag witte schuimkopjes. De stevige wind komt uit het oosten. Laat dat nu net de richting zijn waar ik vandaag heen moet. Soms zit het mee en soms zit het tegen. Al snel stop ik om wat te eten en te drinken. Op de menukaart staan onder andere vissoep en gebakken vis. Dat bestel ik. Voortdurend ben ik in gevecht met de visgraten. De vissoep is alleen lekker als ik mijn ogen dicht doe. Het taaie vel van de vis drijft er bovenop. Dat vind ik er onsmakelijk uitzien. De gebakken vis bestaat uit twee moten van een dikke vis, die overdwars is doorgesneden. De dikke ruggengraat zit er nog in. De vis is moddervet. Bij het bestellen stelde ik mij er wel wat anders van voor. Geef mij maar de gebakken vis van Herder›s vishandel uit Appelscha.
Het is wel behelpen Er kruipt een slang over de weg. Ik fiets erover heen, maar de slang kan er prima tegen. Hij vervolgt zijn weg. Vandaag is het de dag van de tunnels. Van zeker tien tunnels moet ik gebruikmaken. De tunnels van tweehonderd meter en langer vind ik vervelend. In het midden van de tunnel zie ik bijna niets. Vrachtauto’s en auto’s halen mij daar soms in. Dat geeft veel lawaai, wat ik al hoor ver voordat de auto er is. Mijn achterlicht doet het ook niet. Het kan hier niet worden gemaakt. Zonder achterlicht ben ik bang, dat ze mij niet zien. Het loopt echter prima af. Onderweg spreekt een vrouw uit Toronto mij aan. Zij is met familie uit Belgrado op reis. Zij wijst mij op de archeologische vondsten in het dal. Ik vertel haar, dat ik daar geen enkele interesse in heb. Zij vindt, dat ik veel energie heb en vraagt mij hoe oud ik ben. Zijzelf is een jaar ouder. De vrouw zegt, dat zij niet zo’n atletisch lichaam heeft om ook zo’n lange fietstocht te maken. Dat hoeft ze mij niet te vertellen, want dat zag ik al lang. Gelukkig weet zij niet hoe ik er een paar jaar terug uitzag. Op mijn wegenkaart zie ik, dat de Donau nog duizend km van de Zwarte Zee verwijderd is. Dat betekent, dat ik naar schatting nog dertienhonderd km moet fietsen. De route slingert vaak om de Donau heen en het laatste stuk fiets ik langs de Zwarte Zee naar het zuiden, naar de grote plaats Constanta. Daardoor maak ik meer kilometers dan de lengte van de Donau. Het betekent, dat ik grofweg twee derde deel van mijn fietstocht heb afgelegd. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 69
Antenne ligt op de koelkast In Donji Milanovac overnacht ik in een kamer. De kamer ziet er in tegenstelling tot de verhuurders modern uit. Zij noemen het zelf een viersterrenaccommodatie. Dat aantal sterren haalt deze accommodatie in Nederland niet, met de helft daarvan houdt het wel op. Vanavond, het is 17 juni, speelt het Nederlands elftal tegen Portugal. Er is hier een televisie. Het is wel behelpen. Ondanks de temperatuur van rond dertig graden ‘sneeuwt’ het beeld van de televisie. Daar komt nog bij, dat ik niet de enige gast hier ben. Op het balkon zitten nog vijf mannen. Twee ervan schaken nu. Of zij ook naar het Europees kampioenschap voetballen willen kijken, dat weet ik niet en als ze willen kijken dan is het nog de vraag naar welke wedstrijd dat is. Thuis heb ik het, wat dat betreft, toch wel een stuk beter voor elkaar. Als eenling heb ik hier niets te vertellen. Ik zie over een uur wel hoe het uitpakt. Voorlopig sla ik nog wild om mij heen om de vliegen te verjagen. Dat is onbegonnen werk. Voor alle zekerheid fiets ik naar het dorpje om daar in een café een televisie op te zoeken. Bij een barhouder tref ik die aan. Aan hem vraag ik of hij Nederland - Portugal op de televisie wil aanzetten. Dat wil hij wel en hij zoekt de zender meteen op. Het beeld is ronduit slecht. Hij verschuift de oude antenne die op de koelkast ligt een beetje, maar het beeld wordt er niets beter van. Bij zijn buurman staat de televisie ook aan. Die staat buiten op het terras. Dat beeld is een stuk beter en ik verkas. Er zitten ook twee gewapende politiemannen op het terras. Zij hebben blijkbaar niets of geen zin om wat te doen. De Servische dienders zien de hele wedstrijd. De uitslag van 2-1 voor Portugal is voor mij teleurstellend, maar het beeld was van voldoende kwaliteit. De Nederlandse spelers kunnen op vakantie en ik ploeter, overigens tot mijn genoegen, verder.
Bevoorrecht mens ‘s Morgens komt er in Donji Milanovac een schip vanaf de Zwarte Zee met oudere Duitsers aan. Ze hebben zich verkleed als vakantieganger. Het merendeel draagt een korte lichtgekleurde broek, sandalen en een overhemd of jumpertje. Een echtpaar vraagt mij waar ik vandaan kom en waar ik naar toe fiets. Ze vinden het ‘wahnsinnig’. De vrouw van het echtpaar wil graag met mij op de foto. Dat gebeurt. Nu kunnen zij het thuis nog eens over die Nederlander hebben. In de betonnen goot langs de weg loopt een grote schildpad. Daar is voor hem niets te vreten. Tussen de goot en het groen zit een vijftien cm hoge betonnen rand. Daar kan hij nooit tegenop klimmen. Wie weet hoe lang hij al aan het 70 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
ploeteren is. Zonder hulp wordt het door hongersnood zijn dood. Daar wil ik de schuldige niet van zijn. Daarom til ik hem op en zet hem achter de rand in het groen. Daar trekt de schildpad zich terug in zijn schild. Na een poosje loopt hij langzaam weg. Het leven van deze schildpad is gered. Een eind verderop is zojuist een grote slang overreden. Uit het achterlichaam puilen de ingewanden. De slang leeft nog en kronkelt bloedend over de geasfalteerde weg. Overleven zit er voor deze slang niet in. Ik wil hem uit zijn lijden verlossen. Dat durf ik, omdat ik verwacht dat hij onder deze omstandigheid niet meer bijt. Met mijn rechter hak trap ik met een snelle beweging zijn kop in. Het kronkelen komt voor deze slang abrupt en definitief tot een einde. Een andere slang ligt een eindje verder ook stil in de betonnen goot. Hij is meer dan een meter lang. Ik stop en met mijn voorwiel raak ik hem aan. Hij beweegt niet. Als ik wat beter kijk dan zie ik een paar mieren bij zijn bek lopen. De slang is zo dood als een pier. Daar heb ik dus geen werk meer mee. Het traject is door de vele klimmetjes en opnieuw forse tegenwind zwaar. Soms is het stijgingspercentage 10. Geloof mij, dat is mede door dertig kg bagage niet misselijk. Na de klimmetjes zit ik hoog boven de Donau. Het uitzicht is prachtig. Wat ben ik toch een bevoorrecht mens, dat ik dat op mijn leeftijd nog kan volbrengen en meemaken. De afdalingen zijn de beloningen voor het zware werk.
De tekst is niet voor iedereen duidelijk Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 71
Tegen half vijf ben ik in Padovo. Dat is een mooi stadje met onder andere een nieuw aangelegd park met schitterende speelvoorzieningen voor de kinderen. Wat zal het hier druk zijn in het weekend. Een slaapvoorziening kan ik hier niet vinden.
Vork in het hooi Op mijn wegenkaart staat aangegeven, dat er net buiten de stad wel kamers te huur zijn. Daar vind ik er drie. In een winkeltje doe ik inkopen. De jongedame die het winkeltje bestiert spreekt redelijk Engels. Bij haar informeer ik naar de meest geschikte van deze drie. Ondertussen komt er een vrouwelijke klant de winkel binnen. Ik ben het onderwerp van gesprek. De vrouw wil ook wel een paar centen bijverdienen. De jonge winkeljuffrouw zegt tegen mij, dat de vrouw ook wel een kamer beschikbaar heeft. Het is dichtbij. Even later loop ik met de fiets aan de hand achter de vrouw aan. Er staan een paar mooie huizen en een wat minder mooi huisje aan een zijweggetje van de hoofdweg. Bij dat laatste huis eindigt de wandeling. Buiten mag ik zittend op een oude stoel even wachten. Een man van een jaar of dertig komt eraan. Hij spreekt Duits. Hij laat mij de kamer zien. De kamer is erg donker. De slaapplaats is een bank die tot bed gebombardeerd kan worden. Het lijkt mij helemaal niets. Naar de douche en wc informeer ik maar niet meer. Met een handdruk nemen wij afscheid van elkaar. De vrouw die buiten in haar tuin wacht, kijkt beteuterd toe. De jongedame in de winkel woont in dit dorp. Zij adviseert mij een andere plek. Daar fiets ik naar toe. Het hek zit op slot en er is geen enkele beweging bij het huis te bespeuren. De overbuurman ziet mij en komt over de weg aangesneld. De vrouw des huizes is er niet, gebaart hij, maar hij heeft wel haar mobiele telefoonnummer. Of hij haar even moet bellen, vraagt hij met gebaren. Ik antwoord ook in gebarentaal en knik ja. De dochter van deze man komt even later aanlopen en spreekt Engels. Zij vertelt mij, dat de vrouw er binnen vijf minuten is. Daar wacht ik op. Na een kwartiertje komt er met de dochter van de overbuurman, die als tolk fungeert, een jongedame aan. Het is de dochter van de eigenaresse, die er vandaag niet is. De jongedame laat mij de kamer en badkamer en zelfs de keuken zien. De keuken mag ik ook gebruiken. Mijn fiets kan ik naast het huis onder de trap zetten. De prijs is duizend dinar. Dat is omgerekend nog geen tien euro en is uiteraard akkoord. De dochter van de eigenaresse zal ik niet weerzien. Ze geeft aan, dat ik na het verlaten van het huis de sleutel in de la van het aanrecht kan achterlaten. De deur kan 72 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
ik dan achter mij dichttrekken. Na het betalen van het bedrag nemen wij voor altijd afscheid van elkaar. In de vooravond fiets ik even door het dorpje. Daar is een gezin op een ouderwetse manier aan het hooien. Daar kijk ik naar. De man van het gezin praat tijdens het hooien met mij. Hij heeft geen geld voor een trekker, vertelt hij. Daarom hooit het gezin alleen maar met een hooivork en –hark. Ik vertel de man, dat mijn oma dat zestig jaar geleden in Nederland ook nog zo deed. Dat vindt de man blijkbaar nogal beledigend. Het gesprek is snel afgelopen. Gelukkig prikt de man daarna met zijn vork wel in het hooi.
Minder prettig Als ik terug naar mijn kamer ga dan zijn er in het huis nog twee mannen. Die slapen hier ook. Het zijn Serven. De nacht breng ik in dit huis met deze twee Servische mannen door. Die slapen in de kamer vlak naast mij. Verder is hier niemand in huis aanwezig. De Serven wonen in Novi Sad. Zij hebben een bouwbedrijf en hebben een paar klussen hier in de buurt. Eén van de mannen spreekt wat Engels en biedt mij een kop Nescafé aan. Hij vraagt zich af waarom de buitenlanders zo weinig naar Servië komen. Zeer gewaagd vertel ik hem, dat het waarschijnlijk door het beeld van de Serven tijdens de afgelopen oorlog komt. Hij is het wel met mij eens, dat er in Servië in de afgelopen eeuw nog weleens oorlog is geweest. Als ik de andere morgen opsta dan zijn de mannen al weg. Mijn fiets staat nog buiten onder de trap en ik leef nog. Ten onrechte maakte Hans Hinkel mij bang voor de Serven, realiseer ik mij. Aan het begin van de dag moet ik meteen al fors klimmen. Door het uitzicht daarna is het de moeite wel waard. De afgelopen dagen vond ik het nogal warm. Dat klopt met de weerberichten. Het blijkt, dat het al een paar dagen vierendertig graden Celsius is. Dat blijft nog een aantal dagen zo. Op de fiets valt dat door de luchtverplaatsing nog wel mee. Stilstaan doe ik alleen in de schaduw. Opnieuw is er een lange verharde zandweg langs de Donau. Er staan wat huisjes en oude caravans langs. Er vissen hier veel mannen. Zij vissen met vier werphengels. In de plaats Negotin slaap ik een poosje in de openlucht. Dat doe ik op mijn luchtbed onder een koepel in een mooi park. Daar ontdek ik, dat mijn luchtbed heel langzaam leegloopt. Het lek kan ik niet vinden. Tegen de avond is de temperatuur een stuk aangenamer. De vele insecten maken het wel minder prettig. Voortdurend moet ik dan wat insecten uitspugen. Na mijn slaapje fiets ik nog een heuvelachtig traject tot in Bulgarije van vijfentwintig km met lange stevige klimmetjes. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 73
74 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
8
Bulgarije
Zij komt sukkelend aanlopen Het is bijna donker als ik op 19 juni bij de douanepost in Bulgarije aankom. De douanier bij de Bulgaarse grens ziet, dat ik een foto maak. Als ik bij hem aankom vraagt hij of hij de foto mag zien. Dat mag wel. Ik moet van hem immers toestemming hebben om het land binnen te komen. Hij ziet, dat hij ook op de foto staat. Daar heeft hij problemen mee. Ik verwijder de foto van mijn toestel. De controle van mijn paspoort duurt vijf minuten. De douanier scant mijn gegevens en kijkt blijkbaar nog wat na. Hij vindt niets op grond waarvan hij mij de toegang moet weigeren. Het loopt tegen negen uur als ik het land binnenkom. Het is dan schemerdonker. Geen enkele letter die ik hier zie begrijp ik. Ik voel mij in dit land nog niet erg thuis. Alles ziet er anders uit dan in Servië. Zelfs de mensen zien er anders uit. In de eerste grote plaats, direct achter de grenspost, kan ik meteen de weg al niet vinden. Een jongen van een jaar of vijftien gaat naast mij fietsen. Hij spreekt alleen Bulgaars. Wij fietsen samen een poosje op. Hij wijst mij aan welke afslag ik naar het dorp Balej, waar ik heen wil, moet nemen. In een kamer overnachten, dat kan ik wel vergeten. Ten eerste heb ik nog geen Bulgaars geld kunnen pinnen en ten tweede begrijp ik de teksten op de winkels en huizen niet. Daardoor kan ik geen kamer vinden. Het is inmiddels helemaal donker. Daarom zoek ik een geschikte plaats voor mijn tentje. Eerst vind ik die niet, maar na een poosje zie ik een soort van weilandje. Daar ga ik bij gebrek aan beter staan. Morgen zie ik wel wat het precies is. Het stikt er van de muggen. Dat voel ik aan mijn blote benen. Gelukkig is mijn tentje na een door mij uitgevoerde razzia vrij van muggen en andere insecten. Het is hier erg warm. Ik zweet me rot. Buiten hoor ik veel blaffende honden, pratende mensen en zoemende muggen. Toch slaap ik al snel. De staanplaats van mijn tentje is ‘s morgens beter zichtbaar dan ik gisteravond in het donker dacht. Twee mannen die op een weggetje achter mijn tentje langs lopen roepen om half zeven ‹Good bye›. Het slaat nergens op, want ik lig nog in mijn tentje. Toch roep ik dat ook maar. Als ik mijn kop buiten mijn tentje steek dan zie ik een stuk land, dat het midden houdt tussen grasland en bouwland. Ik maak er een foto van, maar weet nog steeds niet wat het is. Een oude vrouw ziet mij blijkbaar vanuit haar huisje aan de rand van het land. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 75
Zij komt op twee stokken sukkelend aanlopen. In het Bulgaars vraagt zij mij wat. Ik heb er geen idee van wat zij bedoelt. Met haar rechter wijsvinger wijst zij naar haar open mond. Het lijkt erop, dat zij eten bedoelt. Bedoelt zij of ik eten voor haar heb of bedoelt zij, dat zij eten voor mij heeft, vraag ik mij af. Uit haar gebaren maak ik op, dat zij mij eten wil geven.
Hartverwarmend ontbijt in plastic zak Ik knik instemmend. De vrouw loopt met de snelheid van een schildpad terug. Tien minuten later staat zij zwaaiend met een plastic zak buiten. Dan ben ik nog bezig met het inpakken van mijn tentje. Ik probeer haar duidelijk te maken, dat ik er zo aankom. Dat duurt haar blijkbaar te lang. Met dezelfde snelheid als zo net komt zij aanlopen. In de plastic zak zitten een stuk brood, een stuk kaas, drie eieren en een onaangebroken doosje met mierzoete snoepjes. Is dat niet geweldig? Als zij terug is in haar huisje dan loop ik daar nog even naar toe. De oude vrouw zit achter het venster te breien. Zij komt nog even naar buiten en ik bedank haar nog een keer. Haar vergeet ik nooit weer. Zij woont voor Nederlandse begrippen erg armoedig. Haar wc staat buiten. Het is een oud houten hokje, zoals mijn Staphorster oma dat tot in de jaren zestig ook nog had. Dat was de tijd, dat ik daar mijn achterwerk nog afveegde met reepjes papier van de VPROradiobode ‘Vrije geluiden’, een toepasselijke naam op de wc. 76 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Onleesbaar handschrift Om kwart over zeven stap ik op mijn fiets. De zon schijnt al volop. In het volgende dorpje zie ik in de schaduw een bankje staan. Daar ontbijt ik. Het gekregen brood en de kaas vind ik niet zo lekker. Het is zo lief, dat ik dit meekreeg. Uiteraard eet ik het wel op. Fietsend naar het volgende dorp passeer ik een man die op een wagen zit. Een ezel trekt de wagen voort. Ik vraag hem of ik een foto mag maken. Dat mag. De man gaat er pontificaal voor stilstaan en zwaait uitermate vriendelijk.
Eenvoudig maar erg vriendelijk In een soort van dorpshuis is het om negen uur al erg druk. Het merendeel van de bezoekers is vrouw. Ze drinken een kopje koffie. Dat doe ik ook. Er staat in de grote kale ruimte ook een oude computer voor algemeen gebruik. Daar maak ik even gebruik van. In de nabijheid is een meisje van tien jaar. Door haar kan ik het toetsenbord, dat voor de Bulgaarse taal is ingesteld gebruiken. Zij stelt het in voor de Engelse taal. Wij spreken in het Engels. Dat moet ook voor het meisje een leuke ervaring zijn. Die kans heeft zij niet zo vaak in dit dorpje. Nu ervaart zij, dat zij met de Engelse taal met vreemde mensen kan praten. Dat is voor haar vast een stimulans om op school nog beter haar best te doen. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 77
De geasfalteerde weg loopt tussen graan- en zonnebloemvelden door. Veel zonnebloemen staan al in bloei. Dat is een mooi gezicht. De bloemen bloeien allemaal in dezelfde richting. In het volgende dorpje stop ik even om wat aantekeningen te maken. Daar ga ik op een bankje tegenover een huis zitten. Uit dat huis komt een vrouw aanlopen. Zij wil mij ongevraagd uitleggen hoe ik in Roemenië kom. Voor mij hoeft dat niet, maar dat kan ik haar niet duidelijk maken. Ik snap helemaal niets van haar gepraat. Daarom loopt zij naar huis om een pen en papier op te halen. Haar pen doet het niet. Met mijn pen tekent zij in een onleesbaar handschrift uit hoe ik in Roemenië kom. Ik probeer haar aan het verstand te brengen, dat ik mijn eigen route fiets. Die laat ik haar zien en ik denk, dat ze het begrijpt. Zij geeft aan, dat ik op de ingeslagen zandweg door moet fietsen. Dat doe ik, want hier staan nergens routebordjes waaruit ik zelf kan opmaken welke kant ik op moet. Het is zelfs nog sterker. Bij sommige dorpjes is zelfs niet aangegeven hoe het dorp heet en zijn er ook geen richtingaanwijzers. Er is hier nog veel te verbeteren, maar het geld ontbreekt gewoonweg. De plaatselijke bestuurders hebben groot gelijk, dat zij hun geld niet besteden aan routebordjes voor een paar buitenlandse fietsers.
Vers zweet stinkt niet Met gevaar voor eigen leven maak ik een afdaling over een deels mulle zandweg. Aan het eind van de zandweg ligt de Donau. Vlak langs de Donau ligt een pad van kiezelstenen. Dat pad volg ik. Eerst liggen de stenen vast. Later liggen ze los. Dat weggedeelte zou ook kunnen dienen als grindbak op een racecircuit. Het is moeilijk om hier te fietsen. Er zit een man onder een boom. Hij is omringd door veel geiten. Hij vertelt mij, dat ik wel verder kan fietsen. Dat probeer ik, maar op een gegeven moment moet ik honderden meters met de fiets aan de hand lopen. Dat lijkt mij niet goed. Het water van de Donau is hier kraakhelder. Eerst ga ik maar eens zwemmen. Slechts voorzien van mijn polshorloge stap ik het water in. De temperatuur van het water is zeer aangenaam. Dit is meteen een moment voor een opfrisbeurt. Tijdens de zwempartij loos ik de niet bruikbare etens- en drinkresten uit mijn lichaam. Door de stroming bereiken zij ongezuiverd, maar in onzichtbare kleine deeltjes de Zwarte Zee. Fris als een hoentje stap ik de kiezelstenen op. Voordat ik mijn voeten afdroog haal ik het groene draadalg tussen mijn tenen vandaan. Mijn onderbroekje en fietsshirt was ik ter plekke zonder zeep uit. Onder het bagagenet laat ik het 78 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
drogen. Nog honderd meter loop ik met de fiets aan de hand verder. Op de wegenkaart zie ik, dat mijn route ongeveer vijfhonderd meter van de Donau ligt en niet vlak langs de Donau. Ik zit dus goed fout en ga terug. Het is bloedheet. De man met de geiten zit nog in de schaduw onder dezelfde boom. Hij probeert mij duidelijk te maken, dat ik ‘gewoon’ de ingeslagen weg moet vervolgen. Hij kan mij wat, denk ik. Ik sla zijn suggestie in de wind en fiets terug. Dat de afdaling heel erg steil was, ontdek ik nu ik er tegenop moet fietsen. Mijn frisheid is snel voorbij. Ik zweet aan alle kanten. Vers zweet stinkt niet. Dat is mijn geluk.
In het mulle zand Om twee uur houd ik door de temperatuur van 34 graden Celsius een soort van siësta. In een dorpswinkeltje annex troosteloos café koop ik voor omgerekend € 1,20 twee halve liters Bulgaars bier. Aan het dorpsplein ter grootte van driekwart voetbalveld zit ik op een verhoogd terras. De eigenaresse van de winkel heeft niet veel te doen of ze doet niet veel. Met zeven andere mensen zit zij ook op het terras. Het plein is uitermate geschikt voor grote militaire parades. Welke activiteiten het dorp op dit geasfalteerde plein ontplooit, dat weet ik door mijn korte verblijf niet. Vragen kan ik het ook niet, want op dit terras spreekt niemand een andere dan de Bulgaarse taal. Ik kan er wel mee leven. Na een paar uur fiets ik verder naar het dorpje Antimovo. In een winkeltje staat een aantal mensen voor de toonbank keurig in de rij. Een vrouw voor mij koopt zo te zien een heerlijk product, dat nog op een bakplaat ligt. Daarna is de bakplaat leeg. Dat product lijkt mij ook wel wat, maar ik ben dus net te laat. De vrouw voor mij kocht het laatste baksel. Het is klokslag vijf uur. De winkelierster komt in haar mouwschort achter de toonbank vandaan en jaagt ons met een handgebaar meteen de winkel uit. De vrouw achter de toonbank heeft een eigen zaak, maar hanteert nog de regels uit de communistische tijd, zijnde tijd is tijd. Aan de rand van het dorpje Antimovo legt men een snelweg aan. Daardoor klopt de route op mijn wegenkaart niet meer met de werkelijkheid. Zo ver mogelijk probeer ik de route van de wegenkaart te volgen. De zandweg wordt steeds slechter. Uiteindelijk fiets ik over een zonnebloemenveld tussen een rij zonnebloemen door. Waarschijnlijk deed iemand die dezelfde wegenkaart hanteerde, dat eerder ook al. Het allerlaatste stukje moet ik iets dalen. Dat gaat erg wild. Ik heb het zaakje niet meer onder controle, maar val net niet. Door een opgeworpen wal kan ik niet meer verder. De fietser voor Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 79
mij had blijkbaar hetzelfde probleem. Mijn voorganger sleepte zijn fiets erover. Dat kan ik in het mulle zand aan het achtergelaten spoor zien. Ik probeer mijn fiets over de wal te duwen. Dat lukt mij niet. Een vrachtwagenchauffeur van een Bulgaars wegenbouwbedrijf rijdt over de nieuw aan te leggen snelweg en ziet mij sukkelen. Hij stopt spontaan en helpt mij. Tot aan onze enkels zakken wij in het mulle zand. Met de geboden hulp ben ik erg blij. De Bulgaren vallen best mee. Als ik in de stad Vidin aankom wil ik bij de winkelketen ‘Kaufland’ boodschappen doen. Uit voorzorg zet ik mijn fiets dubbel op slot en wil ik de tassen ook met een cijferslot vastzetten. Als ik de voortassen wil vastzetten dan zie ik, dat ik de linker voortas mis. Dat is de tas met eten en ondergoed. Ik schrik mij rot. Ik ben niet bij mijn fiets weggeweest. De tas is volgens mij dus niet gestolen. Ik laat er geen gras over groeien. Meteen spring ik op de fiets en rij het afgelegde traject in de tegengestelde richting. Dat doe ik gedeeltelijk tegen de verkeersstroom in. Dat maakt de kans, dat ik de tas terugvind groter. Na acht km kom ik bij de aarden wal aan. Daar ligt de tas niet. Daarom loop ik over de aarden wal heen naar het zonnebloemenveld. Op de plaats waar de tocht tussen de zonnebloemen wild eindigde is mijn hoop gevestigd. Daar ligt de tas inderdaad tegen een omver gerukte zonnebloem aan. Opgelucht pak ik de tas op. Nu zet ik de tas wel goed vast aan mijn fiets.
Spiernaakt Onderweg vraag ik in de stad Vidin, in het uiterste noordwesten van Bulgarije, bij een autoschoonmaakbedrijf of ik mijn voeten mag afspoelen. Dat is geen enkel probleem. Met natte voeten in mijn eveneens natte schoenen bedank ik de man voor zijn hulp. Na in totaal zestien extra kilometers kom ik met schone maar natte voeten weer bij ‘Kaufland’ aan. Daar doe ik even wat inkopen. Als ik terugkom waarschuwen los van elkaar drie mensen mij voor mijn tassen. Het risico van diefstal door met name Roma’s achten zij erg groot. Dat klinkt allemaal erg serieus. Mensen van die bevolkingsgroep zie ik hier ook rondlopen. Ik herken ze vanuit mijn jeugd. In die tijd reed die bevolkingsgroep in woonwagens ook door mijn geboorteplaats De Wijk. Een schoolgaand meisje van zeventien jaar deelt bij de uitgang van ‘Kaufland’ aan de bezoekers van deze winkel foldertjes uit. Een aantal winkelende mensen wil wat over mij weten. Het foldermeisje fungeert in gebrekkig Engels als tolk. Wij wisselen onze e-mailadressen uit en beloven, dat we elkaar in het Engels een e-mail sturen. In deze stad wil ik niet overnachten. Daarom fiets ik 80 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
richting de volgende plaats. Dat is Dunavci. Onderweg vind ik geen geschikte plaats voor mijn tentje. Bovendien loopt mijn luchtbed heel langzaam leeg. Dat gebeurt zo langzaam, dat ik het lekje niet kan vinden. Om midden in de nacht het luchtbed op te moeten blazen is geen pretje. Dat gaat net zo als met het plassen. Vaak stel ik dat uit, totdat het niet meer gaat. Dat is dus sukkelen. Het is al bijna donker als ik het ‘Family Hotel Cholakis’ zie. Hier overnacht ik in een keurige professionele kamer. Op de prijslijst zie ik, dat de kamer ook voor vier uren om te rusten gehuurd kan worden. Ja, ja, van rusten komt in die vier uren waarschijnlijk niets terecht, denk ik dan. Ik denk er over na wat er zich in deze kamer en op dit bed mogelijk al afspeelde. Korte tijd later val ik spiernaakt in slaap.
De winnaar heeft er drie ‘s Morgens haalt de eigenaar van mijn overnachtingsadres mijn fiets uit de garage. Stel je in dit geval bij het woord garage iets anders voor dan je gewend bent. Het is een oude schuur, waarin allerlei rotzooi ligt. Dat doet er niet toe. Mijn fiets is er nog. Daar gaat het mij om. Na het betalen van mijn overnachtingsadres is mijn geld schoon op. Dat komt doordat ik niet al teveel geld opnam, omdat ik in Bulgarije geen idee van de prijzen had. Aan de bediende vraag ik of er een pinautomaat in het dorp is. Die is er niet en in de volgende dorpen ook niet. De eigenaar heeft beter nieuws. Hij vertelt mij, dat ik een km terug bij het tankstation waarschijnlijk wel kan pinnen. Daar ben ik blij mee. Zonder geld in de portemonnee is het niet fijn. Het lijkt erop, dat de man zelf nooit pint, anders weet hij het wel zeker dat er een pinautomaat is. In Dunavci koop ik twee in plastic verpakte koeken. Dat denk ik tenminste. Bij het eten ontdek ik, dat het geen koeken zijn, maar een soort van vet brood. Het smaakt niet zoals ik verwachtte. Met wat jam erop werk ik het weg. Ik eet er maar één van op. Het andere broodje neem ik mee om onderweg weg te geven. Op de hoofdweg in het dorp kom ik een man met een ezel voor een boerenwagen tegen. Deze wagen heeft luchtbanden. Wagenwielen met luchtbanden zie je in dit gebied lang niet altijd en is luxe. De man zit op de wagen bovenop het opgehaalde hooi. Ik laat hem het broodje zien en vraag met gebaren of hij het wil hebben. Daar zegt hij absoluut geen nee tegen en ik geef hem het overgebleven broodje. Hij bedankt mij hartelijk en maakt zittend op het hooi buigingen, zonder van de wagen te vallen. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 81
Aan het eind van dit dorp zit een groot aantal mensen buiten. De mensen drinken koffie. Daar ga ik met een flesje cola bij zitten. De mannen en vrouwen hebben vaak maar één of een paar tanden in hun mond. Daar mankeert dan ook nog wel het een en ander aan. Dat moet haast wel kiespijn opleveren. Mensen met vier voortanden zie ik aan mijn tafeltje niet. De winnaar heeft er drie. Wat zie ik er dan met een klein stukje van mijn voortand af goed uit. Dat stukje kon ik door een bijscholing van mijn tandarts Sjoerd Visser, op de dag dat ik het merkte, niet laten maken. In dit land valt dat ontbrekende stukje niet op. Buiten mededinging win ik glansrijk. Na twee uurtjes eet ik wat. Van de menukaart word ik niets wijzer. Bij het bestellen wijs ik naar het bord van iemand anders. Dat eten kan ik krijgen, maar dan zonder aardappels. Dat komt doordat de aardappels op zijn. Eigenlijk komt dat wel goed uit. Ik wil voor een ieder zichtbaar afgeslankt thuiskomen.
Staartje tussen de benen Na een lange tocht bereik ik de wat grotere plaats Lom. Dat is mijn doel voor vandaag. Ik lig nog een dag voor op mijn globale schema. Het is vier uur. In Nederland is het een uur eerder. Vanaf hier is de Donau nog zevenhonderdenvijfenveertig km van de Zwarte Zee verwijderd. Waar ik vannacht slaap, dat weet ik nog niet. Hier zijn veel Roma-gezinnen. Eigenlijk wil ik mijn tentje ondanks mijn lekke luchtbed wel weer opzetten. Dat ik het luchtbed midden in de nacht nog een keer met de mond moet opblazen, dat neem ik dan op de koop toe. Een naar mijn mening geschikte plek voor mijn tentje moet vlak zijn met korte begroeiing. Er mag geen vuilnisbelt in de directe omgeving zijn en de plek mag ook niet in het zicht liggen. Geschikte plekken om mijn tentje op te zetten zie ik nergens. Een kamer bij een particulier lijkt mij dan het fijnste. Het is de vraag of die hier beschikbaar is en als die al beschikbaar is dan vraag ik mij af hoe ik dat kom te weten. Geen letter is hier gelijk aan het Nederlandse alfabet. Ja, vind dan maar eens een kamer. Ik maak mij er niet druk om en zie wel hoe het loopt. De draadloze verbinding, genaamd Wi-Fi, van mijn computer werkt opnieuw al een paar dagen niet meer. In de hoofdstraat van Lom zie ik iets wat op een computerwinkel lijkt. Daar ga ik met mijn notebook onder mijn arm naar toe. Aan de streng uitziende man vraag ik of hij mij kan helpen. Dat kan hij niet en hij wil het vooral ook niet, is mijn indruk. Ik ben namelijk niet in een computerwinkel, maar in een soort van internetcafé. Mensen zoals ik, die gebruik maken van een draadloze verbinding, maken geen 82 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
gebruik van zijn bedrijfje. Met die mensen wil hij niets te maken hebben. Daar kan hij niets aan verdienen. Dat laat hij overduidelijk voelen. Met mijn staart tussen de benen verlaat ik de winkel. Om de tegenslag te verwerken neem ik op het terras waar ik vanmiddag al eerder zat mijn vierde halve liter bier. Met twee liter bier in mijn lichaam fiets ik verder. Die hoeveelheid komt er aan de onderkant bij deze temperatuur bij lange na niet uit. Dat is wel gemakkelijk.
Een soort van urinaal Al meteen krijg ik een stevige klim van drie km voor de wielen. Het loopt tegen schemerdonker en het wordt tijd om een overnachtingsadres te zoeken. Bij een huis zie ik achter een hek een vrouw op een stoeltje zitten. Met mijn fiets stop ik voor dat hek. Aan haar wil ik vragen of mijn tentje in haar tuin mag staan. Meteen als de Roma-vrouw opkijkt vertrek ik weer. Ik durf het niet aan om eventueel in haar tuintje te slapen. Iets verderop houden twee mannen mij min of meer aan. Ze vragen waar ik vandaan kom en waar ik ga slapen. Dat weet ik nog niet en dat vertel ik hen. Achter hen staat een heel oud groot huis. Zij bieden mij aan, dat ik daar gratis mag slapen. Ik kijk de mannen eens aan en ik twijfel er sterk aan of ik daar op in moet gaan. Uiteindelijk durf ik dit ook niet aan. Ik ben te bang, dat mijn fiets gestolen wordt en dat ik morgen lopend verder moet. Na het geven van een hand fiets ik verder. Een paar km verder zie ik een zijweggetje. Even kijken of ik daar mijn stinkende tentje kan opzetten. Dat kan en normaal gesproken ziet niemand mij hier. De muggen hebben mijn bezoek al meteen door. Met mijn fietsshirt met lange mouwen en de lange broek aan zet ik mijn tentje op. Door het bierdrinken vergat ik om water te kopen. Ik heb alleen nog wat ranja. Om mijn eten in ranja te koken, dat lijkt mij geen goed idee. Met een met bier gevulde maag ga ik de nacht in. Uit ervaring weet ik, dat ik ‘s nachts moet plassen. Het is een heel gedoe om dan buiten mijn lage tentje te komen. Daar vind ik het volgende op. Van een lege petfles maak ik door de bovenkant ervan af te snijden een soort van urinaal. Een urinaal is een kolf om urine in op te vangen. De tassen liggen buiten. Daardoor heb ik de nodige bewegingsruimte in mijn tentje. Ik vertrouw erop, dat niemand mij hier vindt. Ondanks de twee liter bier hoef ik ‘s nachts maar één keer te plassen. Er komt niet veel uit dat kleine ding van mij. Het meeste vocht zweette ik eruit op de fiets en tijdens mijn slaap. Het provisorisch gemaakte urinaal is verrekte handig, ook voor een klein plasje. Dat had ik veel eerder moeten bedenken. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 83
Eén keer moet ik vannacht blazen. Dat heeft niets met het gedronken bier te maken. Mijn heup en elleboog raken op het leeggelopen luchtbed de grond. Dat ligt niet lekker. Na het blazen slaap ik als een roos verder. De binnenkant van mijn buitententje is bij het opstaan drijfnat van de condens.
Het is mij om het even Bij het inpakken van de tassen vind ik nog twee pakken yoghurt. Die kocht ik bij ‘Kaufland’. De yoghurt zit al anderhalve dag ongekoeld in een van mijn zwarte voortassen. Die tas is letterlijk bloedheet geweest. De pakken yoghurt zijn van een verschillend merk. De ene yoghurt is zo dun als water en het andere pak bevat geklonterde yoghurt. Het dichtstbijzijnde dorp ligt een eind verderop. Bij gebrek aan ander eten eet ik de yoghurt op. Eén ding is zeker. Het komt er wel weer uit. Als het niet aan de onderkant is, dan is het wel aan de bovenkant. Na het inpakken en aan de fiets hangen van mijn spulletjes wil ik vertrekken. De fiets staat nog op slot. Het fietssleuteltje kan ik niet vinden. Eerst zoek ik in mijn stuurtas en in mijn tentje, dat ik al inpakte. Daarin tref ik het sleuteltje niet aan. Alle vijf tassen, grondzeil en tentstokken haal ik weer van de fiets. Daarin vind ik het sleuteltje ook niet terug. Ik ben niet in paniek. Een meegenomen reservesleutel is mijn redding. Daar wil ik echter geen gebruik van maken. Met één sleutel verder fietsen, dat vind ik te riskant. De sleutel moet hier binnen een oppervlakte van 10 x 4 meter in het lange gras liggen. Hier zette ik mijn fiets immers op slot. Op mijn knieën tast ik met mijn handen het lange gras systematisch af. Dat doe ik ook op de plaats waar mijn ochtendplasje ondertussen is opgedroogd. Ik voel in en kam bij wijze van spreken het gras. De kans, dat ik mijn sleuteltje vind, acht ik niet groot. Na een half uur geef ik het zoeken op. Mijn lichaam is al knap heet. Dat komt niet alleen door mijn inspanning, maar ook door de brandende zon. Mijn handen en knieën veeg ik af met een van huis meegenomen poetslapje van een blauwe overall. Geloof het of geloof het niet, het is mij om het even, maar op dat moment zie ik mijn zwarte ingeklapte sleuteltje op de grond liggen. Het ligt aan de rand van mijn werkgebied. Dat ik erg opgelucht ben is vanzelfsprekend.
De burgemeester In het eerstvolgende Bulgaarse dorpje, voor wie het wil opzoeken het heet Gorni Cibar, wil ik eten kopen. In dat dorp zie ik twee mannen die hun tuin 84 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
sproeien. Zij vullen desgevraagd mijn bidon met het sproeiwater. Of dat leiding- of grondwater is, dat weet ik niet. Het smaakt wel goed en ik ga ervan uit, dat het leidingwater is. Hen vraag ik of er een ‘magazin’ in het dorp is. Een ‘magazin’ is een winkeltje waar je levensmiddelen kunt kopen. Er komt net een jongeman aanfietsen. Zij vragen hem om mij de weg te wijzen. Dat gebeurt. Samen fietsen wij naar het ‘magazin’. De jongeman fietst voorop en ik fiets in zijn kielzog. Bij het ‘magazin’ zit een aantal mannen buiten aan een tafeltje. Je raadt het al, zij drinken bier. Achter een getraliede deur schijnt een winkeltje te zijn. Het ziet er van de buitenkant niet uit als een winkeltje. Zelf had ik het nooit gevonden. Het is er heel, heel erg sober. Nu ik een paar dagen in Bulgarije ben kijk ik daar niet meer raar van op. De mensen die buiten op een oude stoel aan een tafeltje zitten zijn heel erg vriendelijk. Zij vragen mij in het Bulgaars van alles. Uiteraard snap ik hen niet en zij mij niet. Er komen een pen en de binnenkant van een lege ijscoverpakking aan te pas. Op de binnenkant van de ijscoverpakking schrijft ieder van de mannen iets op. De mannen denken allemaal, dat ze mij op deze manier aan het verstand kunnen brengen wat zij willen weten, maar ik begrijp er helemaal niets van. Wij komen er in eerste instantie dan ook niet uit. Eén van de mannen is zo slim om zijn rijbewijs te laten zien. Daarop wijst hij zijn geboortedatum aan. De mannen zijn dus erg nieuwsgierig naar mijn leeftijd. Op mijn beurt laat ik mijn rijbewijs ook zien en zo komen wij eruit. Eén van de mannen is net zo doorvoed als ik een paar jaar terug. Hij biedt mij een fles bier aan. Te oordelen aan de omvang van zijn buik kan hij wel de burgemeester van dit dorp zijn. Weten zal ik dat nooit. Als ik hem op mijn beurt wat te drinken aanbied dan maakt hij daar geen gebruik van.
Bulgarije niet veilig Tijdens het voorbereiden van de tocht ging ik ervan uit, dat de Donauradweg vooral langs de Donau zou liggen. Daarom ging ik ervan uit, dat het traject behoorlijk vlak zou zijn. Tot aan Boedapest klopt dat ook wel. Daarna is het absoluut niet vlak. Ik klim er wat aan af. In juni verwacht ik ook geen temperatuur van 36 graden Celsius, maar dat is het vandaag wel. De combinatie van klimmen en een hoge temperatuur maakt dit deel van de tocht heel zwaar. Op een dag drink ik zo’n vijf liter en waarschijnlijk wel meer. Aan de onderkant komt er nog geen halve liter uit. Aan de buitenkant dus des te meer. Na twintig km kom ik in een grotere plaats aan. Bij het binnenfietsen van deze Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 85
plaats maak ik een foto van een Roma-vrouw. Zij ment een ezel voor een wagen. Dat is voor mij bijzonder, maar hier heel gewoon. Na twee km is er een ‘Penny Market’. Dat is een supermarktketen. Het aanbod in deze winkel is megagroot en staat in schril contrast met het ‘magazin’ in het vorige dorp. Bij de ‘Penny Market’ doe ik inkopen. Buiten wacht een jonge vent mij bij mijn fiets op. Hij wijst mij erop, dat ik mijn fiets beter moet beveiligen tegen diefstal. Fietsen zijn in zijn land Bulgarije niet veilig, benadrukt hij. Of hij zag, dat ik mijn tassen met hangslotjes vastzette, dat ik de fiets op slot zette en dat ik de fiets ook nog met een kabelslot vastzette, dat weet ik niet. Loopt dit in dit land wel goed af, vraag ik mij af. Ik kan mijn fiets immers niet meenemen in de winkel. Ik word er door de vele waarschuwingen niet geruster op. Zo te horen is het één pot nat of ik nou in Roemenië of in Bulgarije ben. Op een terras in het centrum rust ik uit tot de hitte over zijn hoogtepunt heen is. Vannacht wil ik in een hotel slapen. Het benieuwt mij of mij dat lukt.
De gluiperd Tegen vijf uur zakt de temperatuur een beetje en fiets ik verder. Het is volgens mijn wegenkaart nog vijfendertig km naar een hotel toe. De bewegwijzering van de Europese route van de Atlantische Oceaan naar de Zwarte Zee ontbreekt in Bulgarije vaak. Dat kan ik mij ook in dit land heel goed voorstellen. Ook hier kunnen de mensen hun geld wel beter gebruiken. Aan de wegen, winkels, huizen, kleren, fietsen, ezels en ga zo nog maar een poosje door is dat wel te zien. Af en toe moet ik de weg vragen. Als ik mijn wegenkaart laat zien, dan is dat niet zo moeilijk. Iedereen is hier even vriendelijk. Men vindt het wel mooi om zo’n malloot uitgedoste fietser, die de moeite neemt om hun land te bezoeken, te helpen. Als ik verder fiets dan lichten de mannetjes vaak hun pet en maken een buiging voor mij. Van de yoghurt van vanmorgen ben ik niet ziek. Van de verschillende soorten vruchten die ik onderweg at ook niet. Een schaapsherder haalt samen met zijn vrouw zijn grote kudde schapen binnen. Daar moet ik even voor stoppen. Dat doe ik met alle plezier. Helaas valt de vrouw voorover op de weg. Zij staat meteen weer op en loopt verder. Het is een aandoenlijk schouwspel. In Orjahovo, de plaats waar ik per veerpont kan oversteken naar Roemenië, vraag ik of er een hotel is. Er zijn er zelfs twee, terwijl er één op mijn wegenkaart staat. Naar de dichtstbijzijnde, die vlak bij de grenspost ligt, fiets ik. Het is een chauffeurscafé met een hotel erbij. Een klein levensmiddelenwinkeltje 86 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
naast het hotel doet ook dienst als receptie. Ik informeer naar de beschikbaarheid en de prijs van een eenpersoonskamer. De man schrijft het getal twintig op een papiertje. Dat komt omgerekend neer op tien euro. Daar ben ik het mee eens. De ongeveer veertigjarige Bulgaar laat mij de kamer zien. Die is helemaal oké. Bij het verlaten van de kamer vertelt de gluiperd mij, dat de prijs twintig euro is. Daar ga ik niet mee akkoord. Ik mag er in dit land toch vanuit gaan, dat hij een prijs in de Bulgaarse munteenheid opgeeft. Als ik aanstalten maak om te vertrekken dan zegt hij, dat tien euro ook goed is. Mijn fiets staat binnen achter slot en grendel. Als extra zekerheid zet ik de fiets ook nog met een kabel aan een spijl van een trap vast. Buiten staan de vrachtwagens van de chauffeurs op een bewaakte afgerasterde parkeerplaats. Ja, het is hier Bulgarije en Roemenië ligt slechts op een steenworp afstand. Het gevaar ligt op de loer.
Twee repen chocola In het naastgelegen restaurant wil ik wat eten. Aan een tafeltje zitten twee chauffeurs te eten. Bij hen kijk ik wat er op hun bord ligt. Zij kijken wel wat vreemd op. Hun eten ziet er smakelijk uit. Dat lijkt mij wel wat. Daarom haal ik de bediende erbij. Haar maak ik met gebaren duidelijk, dat ik dat ook wil eten. De keuze pakt prima uit. In het chauffeurscafé staat de televisie aan. De chauffeurs kijken naar de voetbalwedstrijd Griekenland-Duitsland. De aanwezigen, die waarschijnlijk uit de Balkan komen, zijn overduidelijk voor de Grieken. Zes weken ben ik nu tot mijn volle tevredenheid onderweg. Met zes tassen en nog wat los spul verlaat ik mijn kamer. Alles is weer spik en span. Wat ik niet meer nodig denk te hebben, dat laat ik in de prullenbak achter. Dat scheelt inspanning bij het zware klimwerk. Meteen moet ik al fors klimmen. Het wordt vandaag weer 36 graden Celsius. Daarna loopt de temperatuur stevig terug. De verwachting is, dat het de komende dagen 28 of 29 graden Celsius wordt en dat het gaat regenen. Dat vind ik niet erg. In het kinderboek van Dick Bruna met de titel ‘Nijntje op de fiets’ staat, dat regen tijdens het fietsen ook heel spannend kan zijn. Daar vertrouw ik op. Na de beklimming zie ik een oude vrouw. Zij is volledig in het zwart gekleed. Zij deed boodschappen. Dat zie ik aan de twee zware gele plastic zakken, die zij draagt. Compleet in het zwart geklede vrouwen zie ik hier niet zoveel. Ik vraag of ik haar mag fotograferen. Dat vindt ze geen enkel bezwaar. Iedereen vindt het hier mooi om op de foto te komen. Na het maken van de foto pakt zij iets uit één van de plastic zakken. Zij wil mij iets geven. Het zijn twee repen chocolade. Die wil ik niet Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 87
aannemen, maar zij denkt daar anders over. Zij drukt mij die repen in mijn hand. De oude vrouw loopt naar een tuinhekje en blijft daar staan. Zij wenkt mij. Ik moet blijkbaar wat bekijken.
Intens verdrietige vrouw Het tuinhekje is aan een dikke houten paal vastgemaakt. Op die paal is met plakband een soort van rouwkaart geplakt. Daar gaat het haar om. Die moet ik bekijken. Uit de voor mij onduidelijke tekst en de foto kan ik wel opmaken, dat het gaat om het overlijden van een man van zesenveertig jaar. De vrouw begint te huilen en ik sla een arm om haar heen. Het helpt niet. Met een zakdoek droogt zij haar tranen. Ik sta er hulpeloos bij. Waarschijnlijk gaat het om haar zoon. Zij opent het hangslot van haar tuinhekje. Dan loopt zij verdrietig naar binnen en sluit het tuinhekje aan de binnenkant. Sjouwend met de twee plastic tassen gaat zij naar haar huisje. Het verlies van een zoon valt natuurlijk heel zwaar.
Zij pakt mijn arm beet In hetzelfde dorpje vraag ik waar een ‘magazin’ is. Een meisje van naar schatting in de twintig spreekt vloeiend Engels. Zij legt mij uit waar ik moet zijn. Haar ouders komen ook aanlopen. Zij vragen mij of ik zin heb in bier. Even 88 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
later brengt de vrouw des huizes mij een glas bier. Buiten staat een oude deels verroeste auto. In Nederland zou die twintig jaar terug de Apk-keuring al niet meer hebben doorstaan. Ik vraag aan het meisje hoe oud de auto is en of hij nog loopt. Het is een ZAZ. Dat is een afkorting van de naam van de Russische autofabrikant van deze auto. De auto is veertig jaar oud en wordt nog gebruikt. Voor Nederlandse begrippen is deze auto absoluut onveilig. Hier rijdt het gezin er blijkbaar nog met plezier in. Dit zijn de contacten die het reizen per fiets zo mooi maken. Aan het meisje vraag ik of het klopt, dat de oude vrouw die hier een eindje vandaan woont haar zoon verloor. Dat blijkt zo te zijn. De zoon is precies veertien dagen geleden overleden. Dat verklaart tevens de zwarte kleding van de vrouw. Het is dus rouwkleding. Over een kapotte geasfalteerde weg fiets ik langs de uitgestrekte graan- en zonnebloemvelden naar het volgende dorpje. De velden zijn zo groot, dat ik mij haast niet kan voorstellen dat het particulier bezit is. Als dat wel zo is dan zijn de verschillen in dit land wel heel erg groot. Bij een winkeltje in een dorpje stop ik in de hitte om mijn vochtgehalte weer wat op peil te brengen. Een vrouw die een schort draagt helpt mij. Zij zoekt een koud flesje drinken voor mij uit. Dat smaakt heerlijk. Daarom wil ik nog wel zo’n flesje. Zo’n flesje heeft zij niet meer. Daarom geeft zij mij een ander gekoeld flesje. Er zit een drankje met honing in. Ook dat smaakt prima. Dat is het mooie van reizen. Hierdoor kom ik in aanraking met eten en drinken, dat ik nooit uit mijzelf zou proberen. De ketting van mijn fiets slaat soms door. Een druppeltje olie kan geen kwaad. Waarom zal ik wachten, denk ik. In de schaduw van een walnotenboom smeer ik meteen mijn ketting. In de brandende zon komt er een bijna tandeloze vrouw aanlopen. Zij draagt een kopdoekje en vulde bij een openbare kraan drie flessen met ieder vijf liter water. Het is een Roma-vrouw. Zij pakt mijn arm beet en vraagt mij om geld. Schichtig kijkt zij rond of iemand haar ook ziet. Zij ziet niemand. Dan komt de aap uit de mouw. Uit haar gebaren blijkt, dat zij voor het geld best een dienst wil verlenen. Daar maak ik geen gebruik van. Met mijn gesmeerde ketting ga ik er als de gesmeerde bliksem van door.
Bulgaars etiket Door de hitte kan ik het drinken bijna niet aanslepen. Opnieuw stap ik in een dorpje een winkeltje binnen. In het zeer beperkte assortiment valt mijn oog op een fles waarin ik een soort van koude koffie met melk verwacht. Dat lijkt Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 89
mij wel wat. Ik koop zo’n fles met een inhoud van één liter. Buiten proef ik er meteen van. Het is bij lange na geen koffie. Ik vind het ook niet lekker. Zeker weten doe ik het niet, maar het lijkt mij te smaken naar leverworst. Voordat ik moet kokhalzen stop ik met drinken. Weggooien is zonde. De aangebroken fles breng ik naar de winkelierster terug. Misschien vindt zij het wel lekker, denk ik. Door het grote vochtverlies moet ik alsmaar blijven drinken. Dat doe ik onder deze hete omstandigheden maar wat graag, maar onderweg zijn mijn twee bidons schoon leeg. Ik heb gelukkig nog wel twee liter water en een fles nectar bij mij. Bij het winkeltje waar de ‘burgemeester’ mij gisteren trakteerde wilde ik limonadesiroop kopen. De vrouw achter de toonbank had geen limonadesiroop en adviseerde mij om een fles nectar te nemen. Die meng ik nu met het water. De kleur van nectar ken ik niet. Het spulletje ziet er bruinachtig uit. Als ik op het Bulgaarse etiket kijk dan staan daar twee datums op. Die datums zijn 1 mei 2008 en 10 oktober 2011. Op de rand van het etiket is bij mei 2013 een knipje gemaakt. Dat is denk ik de uiterste houdbaarheidsdatum. Vaak ben je te bang. Daarom drink ik het ondanks de nare kleur op, maar lekker vind ik het niet.
Zonder achterlicht ‘s Middags zit ik drie uur op een terras. Aan de lucht zie ik, dat het voorspelde andere weer waarheid wordt. Het lijkt mij verstandig om vannacht een hotel te nemen. Het dichtstbijzijnde hotel ligt tien km verderop. Het eerstvolgende hotel daarna ligt in Nikopol. Dat is nog weer veertig km verder. De reservedagen die ik opbouwde zijn ondertussen op. Door mijn planning besluit ik het hotel in Nikopol te nemen. Op weg naar het hotel zoekt een groot aantal koeien door de extreme hitte in een rivier verkoeling. De koeienhoeder zit een eindje verderop onder een boom in de schaduw. De rivier is diep en heeft een hele diepe geul. De koeien overbruggen de geul zwemmend. Voor de eerste keer in mijn leven zie ik zwemmende koeien. De tocht naar het hotel duurt langer dan ik vooraf dacht. Het begint om mij heen volop te weerlichten. Het is al donker. Over de snelweg bereik ik om kwart voor tien zonder achterlicht de stad Nikopol. Daar staat een politieauto. Aan de agenten vraag ik waar het hotel is. Zij leggen mij uit waar ik moet zijn. Een poosje later haalt de politieauto mij in. Ik moet hen zonder achterlicht volgen. De politieauto stopt bij het hotel. Dat levert een bekeuring op, denk ik. Dat is niet het geval. Zij wijzen mij vanuit hun auto het 90 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
hotel aan en rijden dan weer weg. Dat vind ik grote klasse. De receptionist van het hotel heeft een kamer voor mij en mijn fiets mag in de entree van het hotel staan. Het hotel ligt hoog boven de weg en is bereikbaar via twintig traptreden. Samen met de receptionist sleep ik mijn zware fiets naar boven. Een kwartier later is het noodweer. Het waait, regent en bliksemt. Het maakt mij niets uit, want ik slaap binnen.
Bulgaarse zoekt man De morgen breekt aan. Onder een grote parasol ontbijt ik buiten op het terras. Een jonge vrouw komt aanfietsen en stopt beneden. Zij blijft staan en kijkt naar mij. Waarschijnlijk verwacht zij, dat er een jongeman boven zit. Ik wenk haar en zij loopt de trap op. Zij stelt zich voor en vraagt waar ik vandaan kom. Als ik dat zeg, dan begint zij meteen Nederlands te praten. Zij vertelt, dat zij tien jaar terug een maand in Nederland was. Zij is hoogopgeleid, spreekt beter Engels dan ik, is 29 jaar en is van plan om Bulgarije te verlaten. In een ander land wil zij haar toekomst opbouwen. Zij vraagt wie bij ons thuis de huishouding doet. Als huishoudster wil zij wel bij ons thuis komen werken. Eigenlijk zoekt zij een buitenlandse man om te kunnen emigreren. Voor haar heb ik in de buurt van Staphorst wel iemand in gedachten, maar liefhebbers kunnen zich bij mij melden. Om het hotel te kunnen betalen moet ik eerst een pinautomaat vinden. De jonge vrouw weet wel waar die is. Samen fietsen wij ernaar toe. Op de terugweg naar het hotel laat ze aan de buitenkant haar winkel in elektrische huishoudelijke artikelen zien. Voor de winkel nemen wij afscheid.
Water en vuur Als ik verder wil fietsen dan valt de regen met bakken uit de hemel. In het hotel wacht ik een uur achter een raam totdat er bijna geen regen meer valt. Om twaalf uur stap ik op de fiets. Door het hoogteverschil stroomt er heel veel water met modder over de straten. De omgeving is net zoals die van de vorige dagen. Ik zie opnieuw kleine dorpjes, graanvelden en zonnebloemvelden. Zonnebloemen zie je hier heel veel. De bloemen zijn allemaal gericht op het oosten. Bij het ontbreken van een kompas kun je bij de zonnebloemvelden het oosten en dus ook de andere richtingen vinden. Het is ondertussen fijn fietsweer. Het verschil met de vorige dagen is levensgroot. Nu is het tot vier uur erg koel. Om vier uur fiets ik de provinciestad Svishtov binnen. Naar het centrum van deze stad moet ik nog even stevig klimOp de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 91
men. Deze stad heeft een Hogeschool voor economie, prachtige winkels, heel veel pinautomaten en mooie cafés en eetgelegenheden. In deze stad eet ik. Het contrast met de zeer eenvoudige voorzieningen in de dorpjes is heel groot. Hier kijk ik mijn ogen uit.
Kompas biedt hulp Na een uur stap ik weer op de fiets. Ik moet naar het oosten. Zo begin ik ook, maar op een gegeven ogenblik kijk ik op mijn kompas. Tot mijn schrik zie ik, dat ik na een afdaling naar het zuiden fiets. Dat lijkt mij niet goed. Als ik op de wegenkaart kijk dan zie ik, dat er in het begin twee wegen naar het oosten lopen. Toevallig pakte ik de verkeerde weg. Het is nog vijftig km fietsen naar het eerstvolgende hotel in de plaats Dve Mogili. Hotels zijn hier spaarzaam aanwezig. Campings zijn hier ook niet. Geschikte plaatsen om illegaal mijn tentje op te zetten zijn ook schaars. Over vier uur is het donker. Het bereiken van het hotel lijkt mij, zonder dat ik het traject ken, nog wel haalbaar. Pizzabakker bij een Turk Op een gegeven ogenblik fiets ik na een korte maar steile klim het dorpje Novgrad binnen. Een plaatselijke bewoner loopt met zijn oude fiets zonder versnellingen aan de hand tegen de heuvel op. Vlak voor dit dorpje ontbreekt een routebordje naar links. Daardoor fiets ik rechtdoor. Aan mijn kompas zie ik, dat ik weer verkeerd rijd. Een groepje jongvolwassenen zit op een bankje bij elkaar. Aan hen vraag ik de weg naar Beljanovo. Een jonge vrouw zegt, dat haar man in Nederland werkt. Zij belt hem met haar mobiele telefoon om mij de weg uit te leggen. Ik vind het erg vreemd, dat zij helemaal naar Nederland belt. De vrouw zegt, dat ik terug moet fietsen naar het café. Dat doe ik en daar fiets ik langs. Iets verderop is een weggetje naar rechts. Voordat ik daar ben fluit een jongeman hard op zijn vingers. Ik kijk achterom. Hij wenkt mij en ik fiets terug. Per ongeluk fietste ik het café voorbij. De Bulgaarse man geeft mij een hand en spreekt mij in het Nederlands aan. Dat is heel bijzonder. Hij heet Slavi en vertelt mij, dat hij drie jaar bij een Turk pizzabakker was in AalstWaalre. Dat ligt in Noord-Brabant. Ik vertel hem, dat ik naar een hotel in de plaats Dve Mogili fiets. Hij legt mij uit waar ik dan naartoe moet en wij raken in gesprek. Het dorpje Novgrad telt ongeveer zevenhonderd inwoners. Slavi werkt in de mooie bar van zijn broer. Hij vraagt of ik wat wil drinken. Daar hoef ik niet voor te betalen, zegt hij erbij. Even later drinken wij samen een 92 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
groot glas bier. In de bar ontstaat een vechtpartij. Twee mannen slepen elkaar al vechtend naar buiten. Daar vechten zij verder. Mijn fiets dreigt daarbij om te vallen. Slavi rent naar mijn fiets en behoedt die voor omvallen.
Hongerloontje Slavi vertelt mij, dat ik vannacht wel in zijn huis kan slapen. Dat lijkt mij wel wat, want op zo’n manier kom je met een echt Bulgaars gezin in contact. Een half uur later rijdt hij in zijn oude uit Nederland geïmporteerde wijnrode Opel Kadett naar huis. Op de achterkant van zijn auto zitten nog een NL-sticker en een grote sticker van de Eindhovense voetbalclub PSV. Ik fiets achter Slavi aan. Plotseling stopt hij en stapt uit de auto. Hij wijst mij op een groot standbeeld. In heel Bulgarije staat volgens Slavi nog één standbeeld van Lenin. Dat is in het dorpje waar ik nu ben en een foto waard. Slavi mij daarna de buitenkant van een kerkje zien. Hij is enthousiaster over het kerkje dan ik. Uiteindelijk rijden wij naar zijn prachtige grote huis. Het is mooi om te zien wat hij met zijn in Brabant verdiende hongerloontje hier heeft bereikt. Slavi heeft ondanks het lage loon prima herinneringen aan zijn tijd in Brabant. De manier waarop hij lovend over zijn voormalige Turkse baas praat is fantastisch. Graag zou hij die Turk, die ook teruggegaan is naar zijn geboorteland, nog weer een keer ontmoeten. Bij het huis heeft hij een grote boomgaard met hazelnoten en schuren die vroeger voor varkens en kippen werden gebruikt. De gebouwen zijn perfect onderhouden. Bij zijn huis staat langs de weg zijn nieuwste aankoop. Het is een oude Trabant, die hij onlangs voor omgerekend slechts honderd euro kocht. Slavi heeft een vriendin en een dochter van bijna negen maanden. Zijn vriendin heet Gergana Angelova en studeerde economie aan de Hogeschool voor economie in Svishtov, maar is nu fulltime moeder. Bij hen thuis heb ik mijn eigen kamer met gebruik van de badkamer en computer. Wat heb ik het goed voor elkaar en wat is dit weer een leuke ontmoeting. Mijn fiets en bagage laat ik bij hen thuis achter. Samen rijden wij in de Opel Kadett terug naar het café.
Tussen duim en wijsvinger Slavi laat mij eerst nog zien waar ik morgen naar toe moet fietsen. Daarna rijden wij terug naar de bar. Daar kijken wij op een grootbeeld televisie in HDTV naar de voetbalwedstrijd Engeland-Italië. Wat ben ik toch een bofkont, dat ik deze aardige 33-jarige man en zijn 26-jarige vriendin tref. Na negentig Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 93
minuten is de stand 0-0. De wedstrijd wordt verlengd. Gergana maakte eerder op de avond eten klaar. Slavi en ik rijden voorafgaande aan de verlenging van de wedstrijd naar huis. ‘s Nachts om twaalf uur eten wij buiten op het terras. Daarna zien wij thuis de verlenging van de wedstrijd. Voor het naar bed gaan ga ik nog even naar de wc. Met grauw toiletpapier veeg ik mijn kont af. De velletjes papier gooi ik in de wc-pot. Naast de wc-pot staat een pedaalemmer. Dan herinner ik mij, dat het in andere landen soms ongebruikelijk is om het gebruikte wc-papier door te spoelen. Om verstopping te voorkomen gooit men het dan in een afvalemmer. Daarom kijk ik even onder het deksel van de pedaalemmer. Daarin ligt inderdaad gebruikt wc-papier. Aan deze regel van het huis pas ik mij natuurlijk aan. De inmiddels natte velletjes wc-papier pik ik tussen mijn duim en wijsvinger uit de pot. Even later liggen zij bij de andere voorraad gebruikt wc-papier. Natuurlijk was ik daarna wel even mijn handen. Al op tijd zit ik ‘s morgens buiten aan de eettafel. Mijn fietsshirt en -broek liggen in de badkamer in een teiltje in de week. Vooral de broek kan wel een weekbeurtje gebruiken. Dat kan ook een slechtziende wel zien en zeker ruiken. Gergana bakte vanmorgen een soort van pannenkoekjes met kaas erop. Dat is het ontbijt voor vandaag. Slavi adviseert mij om in het dorpje Barsabovo een kerkje met de naam Dimitar Basarbovski te bezoeken. Die is heel mooi en ligt maar een km van de route, zegt hij. Ik beloof hem, dat te doen. Aan tafel wisselen wij e-mailadressen uit. Van Gergana en hun dochtertje Yoana neem ik afscheid. Van Slavi krijg ik als herinnering een bewerkt plastic schoteltje, made in China, mee. Dat schoteltje is aan de voorkant met textiel beplakt en daarna beschilderd. De ondergrond is blauw geschilderd met daarop vier bloemen. Op de achterkant is met een balpen de volgende tekst geschreven: Voor Henk. Groetjes uit Bulgarije! Slavi, Gergana & Yoana. Het is hartverwarmend. Dat schoteltje krijgt thuis een plaatsje in mijn werkkamer, dat weet ik nu al. Slavi en ik vertrekken. Slavi rijdt in zijn Opel Kadett en ik fiets er over de slechte weg weer achteraan. Op de weg die ik gisteren miste nemen wij met een omhelzing afscheid van elkaar. Deze gastvrije en zeer vriendelijke mensen vergeet ik de rest van mijn leven niet meer.
Laag uitgesneden jurk De eerste twintig kilometer zijn door het warme weer en vooral heuvelachtige landschap loodzwaar. Telkens als ik boven op een heuvel ben dan is het uitzicht over de graanvelden magistraal. De langste beklimming is vijf kilometer. 94 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Een groot deel daarvan stijg ik 8%. Er lijkt geen einde aan te komen. Uiteindelijk kom ik op een tweebaansweg terecht. Door een gemiste afslag naar een wat grotere plaats fiets ik vijftien km over deze drukke weg. Daardoor mis ik de plaats Dve Mogili. Dat is niet erg. Het is de plaats waar ik gisteren naartoe wilde om te slapen. Vrachtwagens en personenauto’s passeren mij. Zij houden voldoende afstand. Als twee vrachtwagens elkaar tegenkomen dan rijden die weleens wat dicht bij mij langs. Dat kan op deze verhoudingsgewijs smalle weg ook bijna niet anders. Halverwege de route over de tweebaansweg stop ik bij een soort van chauffeurscafeetje. Op de parkeerplaats staan vrachtauto’s. Op het terras zit een aantal chauffeurs. Ik pas goed op mijn spulletjes, want ik ben een gewaarschuwd mens. Schuin tegenover mij zitten twee chauffeurs. De ene is dik en de andere is dun. Aan hun tafeltje zit ook een vrouw. Zij kan haar grote overjarige borsten maar moeilijk in haar laag uitgesneden jurk houden. Zij zit behoorlijk stil. Daardoor vallen ze er net niet uit. Of ze al dan niet tijdelijk bij een van deze twee chauffeurs hoort, dat weet ik niet. Het lijkt erop, dat ze tijdelijk bij de dikke man hoort, omdat zij van hem een sigaret pakt. Het duurt bij mij altijd even, maar na een half uur ben ik eruit waarom deze vrouw hier is. Dat komt, doordat zij oogcontact met mij zoekt. Zij is een dienstverlenende rijpe vrouw, die zich liggende staande probeert te houden. Met haar mond, draaiende ogen en met een wenkende beweging met haar hoofd probeert zij mij duidelijk te maken, dat ik met haar mee moet komen. Deze tandeloze vrouw wedt niet op één paard, maar gooit meer ijzers in het vuur. Zij wenkt na een poosje ook voorbijrijdende vrachtwagenchauffeurs. In feite is zij al over de houdbaarheidsdatum, maar blijkbaar is die houdbaarheidsdatum aangeduid met ‘t.h.t.’. Dat betekent: tenminste houdbaar tot. Dat wil zeggen, dat het product als er geen schimmel opzit ook daarna nog een tijdje kan worden gebruikt. Met mijn nog steeds hangende staartje tussen mijn benen wil ik opstappen en vertrekken. Het is dan 32 graden. Dan komt er een man naar mij toe om mij te vertellen, dat het veel te heet is om te fietsen. Of hij de vrouw onder contract heeft en belanghebbende is of het gewoon goed met mij voor heeft, dat weet ik niet. Het wordt mij hier wel te heet onder voeten. Dat weet ik wel. Daarom vertrek ondanks de hitte.
Op basis van gewicht Ver in de namiddag kom ik in het dorpje Barsabovo aan. Het door Slavi geadviseerde kerkje is inderdaad bijzonder door zijn ligging. Het is in de rotsen geOp de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 95
houwen en heeft dus geen onderhoud aan het dak nodig. Binnen hangen religieuze afbeeldingen aan de muur. Die zijn wel mooi, maar meer heb ik er niet mee. Een aantal geestelijken bestiert dit kerkje en leidt er een rustig bestaan. Na een loodzware dag kom ik in de grote stad Ruse aan. Daar zoek ik een hotelletje. Alsmaar fiets ik op een snelweg en ik kan geen hotel vinden. Langs de snelweg staat op afstand een zeer kleurrijke persoon. Even denk ik, dat het misschien een dienstverlenende collega van de vrouw bij het chauffeurscafé is. Als ik dichtbij ben dan zie ik, dat het heel anders in elkaar steekt. Het is een zwaar opgemaakte ‹vrouw›, die eerder als man door het leven ging. Dat zie ik aan de houding van het lichaam en ‘haar’ frivole vrouwelijke kleding. Haar donkere stem bevestigt dit alles. Ja, ik ben niet bang. Aan ‹haar› vraag ik of ‹zij› in deze stad een hotel weet. ‹Zij› wijst mij de richting en zegt, dat ik weer terug moet. Tegen de stroom in fiets ik over de snelweg een paar honderd meter terug. Na nog een paar keer vragen aan ‘gewone’ mensen bereik ik een keurig hotel. Hier overnacht ik. Mijn fiets sleep ik over een trappetje naar beneden door het hotel. Die mag in de afgesloten tuin staan. Het hotel ligt net achter het centrum van de stad. ‹s Avonds wandel ik in mijn fietskleding over de brede promenade. Aan de beide kanten staan heerlijk geurende lindebomen. Die moeten door hun omvang in de communistische tijd geplant zijn. Een heerlijke ijsco van schepijs moet ik afrekenen op basis van het gewicht. Het is de eerste keer, dat ik zo’n eerlijk systeem meemaak. Wat maak ik wat mee op mijn ‘oude dag’.
Als Tarzan door de straat Al wandelend kom ik in het prachtige centrum van de stad. Het heeft een prachtig groot park met verlichte fonteinen, paden, oude bomen en een heel groot monument. Daar omheen staan prachtige oude grote gebouwen. Die zijn ook verlicht. Eén gebouw is niet verlicht. Het valt volledig uit de toon. Dat gebouw is van beton en rechthoekig en is in de communistische tijd gebouwd. Na de val van het communistische bewind is het niet meer in gebruik. Het is helemaal verpauperd en een aanfluiting voor dit mooie gebied. Het centrum is autovrij. Iedereen wandelt, zit op het terras of op een bankje in het park. Op de terugweg steelt een straatschoffie van een jaar of tien de show. Hij draagt alleen een korte broek. Met zijn bruine ontblote bovenlichaam klimt hij zo behendig als een aap bovenop het bijna drie meter hoge ronde dak van een kiosk uit de communistische tijd. Het jongetje gedraagt zich als Tarzan. Ter96 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
rasbezoekers fotograferen hem. Even later komt hij in vloeiende bewegingen van het dak af. Met zijn borst vooruit en stoer met zijn handen zwaaiend loopt hij als Tarzan door de straat. Het is heel vermakelijk. Meer dan een applaus en eeuwige roem levert het hem niet op. Mijn hotelkamer is de beste die ik tot nu had. Het is er erg schoon en de televisie biedt werkelijk voor elk wat wils. Iedereen kan hier aan zijn trekken komen. Ik heb er geen oog voor, want ik schrijf een tekst voor mijn boek met de titel ‹Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee›.
Niet voor één gat te vangen Op de wegenkaart zie ik, dat de route door Bulgarije bergachtiger is dan die door Roemenië. Van het klimmen heb ik meer dan genoeg. Ik besluit om de Donau over te steken en door Roemenië verder te fietsen. Het moet er toch een keer van komen. Vrij gemakkelijk vind ik door een paar keer te vragen de juiste weg. Het blijkt, dat ik gisteravond maar tweehonderd meter mis fietste. Dat weet ik, omdat ik er nu opnieuw langskom. Ik moet weer over dezelfde snelweg fietsen. Langs deze weg is een aantal toegangen naar voormalige metrostations. Bij twee van die toegangen staat een vrouw. In de toegang tot het metrostation hebben zij een werkplaats waar zij diensten verlenen. De diensten hebben niet veel om het lijf. Nieuwsgierig vraag ik, uiteraard geheel vrijblijvend, aan een van de vrouwen naar haar tarieven. De prijs is afhankelijk van de verleende dienst en varieert van tien euro voor een kleine beurt tot vijftien euro voor een grote beurt. Als uitsluitend nieuwsgierige man vind ik, dat natuurlijk te duur. De vrouw is niet van gisteren en ook niet voor één gat te vangen. Zij vraagt een tegenbod. Het wordt mij weer wat te heet onder te voeten. Daar waag ik mij niet aan, omdat ik bang ben, dat ik aan haar vast kom te zitten. Ik wens haar succes met haar activiteiten en fiets snel richting Roemenië.
Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 97
98 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
9
Roemenië
Zie ik er zo dom uit Over een lange brug fiets ik over de Donau. De brug is voor de helft van Bulgarije en voor de helft van Roemenië. De Bulgaarse kant is goed onderhouden, de Roemeense kant niet. Bij de grensovergang naar Roemenië ondervind ik geen problemen. Direct daarna wel. Er ligt vlak achter de douane een hond op de grond. Die begint te grauwen en te blaffen. De douanier kent die hond en zijn gedrag. Hij probeert hem onder controle te krijgen. Dat lukt hem niet. Als ik wegfiets dan komt de hond dreigend achter mij aan. Hij wil mij bijten. Door een trapbeweging wijkt hij. Even later zet de hond zijn aanval van achteren opnieuw in. Hij bijt in mijn linker achtertas. Daarna stopt hij zijn agressieve gedrag. Verderop stop ik om naar mijn tas te kijken. Er zit een winkelhaak in de kunststof. Blij ben ik, dat hij mij niet in mijn been beet. De houdbaarheidsdatum van mijn spuit tegen tetanus is namelijk al tientallen jaren overschreLangs de weg loopt een oud vrouwtje. Aan haar vraag ik de weg. Zij kijkt alsof zij het in Keulen hoort donderen. Er is in geen velden of wegen een lantaarnpaal te zien. Als die er stond dan had ik het daar net zo goed aan kunnen vragen. Ik kom in een dorp terecht, dat niet aan de route ligt. De schade valt mee. Ik fiets ongeveer vijf km om. Roemeens geld heb ik nog niet. Het is twee uur. Het drinken raakt op. Ik kan niets kopen. Het kraanwater is hier prima te drinken. Een vrouw die bij haar huis aardappelen verkoopt vult mijn twee bidons. Op een muurtje in het dorpje Prundu zitten vijf jongeren. Hen vraag ik waar ik kan pinnen. Dat kan in dit dorp en zij wijzen mij de weg. Dat lucht op. Deze jongeren zijn Christenen. Dat vertellen zij mij ongevraagd. Zij wachten op geloofsgenoten uit Amerika, die vandaag aankomen. Een man vraagt mij bij het pinnen of hij mij moet helpen. Zie ik er zo dom uit, vraag ik mij af. Wat denkt hij wel niet. Dat de man mij wil helpen lijkt mij niet goed en niet nodig. Ik vertel hem, dat ik geen hulp nodig heb. In Kaapstad kwam ik daar in 2007 door skimmers zwaar mee op de koffie. Dat gebeurt mij niet weer. Na precies veertig km na de grens met Bulgarije heb ik Roemeense levs in mijn portemonnee. Meteen koop ik een fles drinken.
Geen enkel probleem Op de weg is er plotseling veel beweging en rumoer. Er komen twee mannen Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 99
aanlopen. Ik weet niet wat er aan de hand is. Het lijkt mij wel bijzonder. De ene man is gekleed in een hele oude en voor de knieën smerige spijkerbroek. Hij draagt verder een half openstaand shirt van spijkerstof. Hij loopt op zwarte klompschoenen en draagt een religieus vaandel. Aan de bovenkant van de vaandelstok is een handdoek geknoopt. De andere man draagt een zwarte lange broek met tot de knieën opgestroopte pijpen. Verder draagt hij een blauw T-shirt met een afbeelding erop en een zwarte pet. Hij loopt op bruine, ongepoetste en versleten werkschoenen. Hij draagt op zijn rechterschouder een bruin houten kruis met daarop witgeschilderd een naam en de jaartallen 1953 en 2012. Om het kruis is een lichtgroene handdoek geknoopt. Behalve de geestelijke en zijn hulp, die wierook verspreidt, dragen de mannen een handdoek om hun linker bovenarm. Aan de mannen vraag ik of ik foto’s mag maken. Dat vinden zij geen enkel probleem. Zij vinden het zelfs leuk en stoppen ervoor. De man in de oude spijkerbroek vertelt mij dan vrolijk en met een grote lach, dat er een negenenvijftigjarige vriend van hem is overleden. Hij neemt er gewoon de tijd voor om mij dat te vertellen. De begrafenisstoet wacht wel even, zegt hij.
Praten en lachen Van een grijs Mercedes-busje, dat langzaam meerijdt, staat de achterklep open. Er ligt een gevulde lijkkist in. Het deksel ligt ernaast. Het lijk is in zijn volle omvang zichtbaar. Direct achter het busje lopen twee vrouwen met rood geverfd haar in donkere kleding. De ene draagt een rok en een zwart truitje en over haar schouder een grote bruine schoudertas. De andere vrouw draagt een zwart truitje en een donkerblauwe spijkerbroek. Daarachter lopen een geestelijke en een man met een wierookapparaat. Daar weer achter lopen vijf vrouwen die hoofddoekjes, blouses en lange rokken dragen. Een van deze vrouwen is helemaal in het zwart gekleed. Zij draagt een mand met een kaars en wierookstokjes erin. De vrouwen lopen op schoenen, pantoffels en slippers. Achter de auto lopen verder een in het zwart geklede man, die een zwarte pet op heeft en ook kinderen uit het dorp. Zij buitelen over elkaar heen als men vanuit de stoet muntgeld naar hen gooit. Het gedrag in de stoet is heel informeel en lang niet geluidloos. Tijdens de tocht voegen zich mensen bij de stoet. Behalve de vier in het zwart geklede mensen praten en lachen zij volop. Iedere honderd meter stopt de stoet. Dan leest de geestelijke uit een bijbel voor of zingt. Een andere man zwaait dan 100 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
weer met zijn wierookapparaat. De stoet eindigt bij een kerkje. De man in de oude smerige spijkerbroek gaat niet mee naar het kerkje. Met het opgevouwen vaandel onder zijn arm loopt hij al eerder terug. Zijn taak zit erop. Zo groot was de vriendschap met de overledene nou ook weer niet, denk ik achteraf.
Hordes wilde honden Het is nog vijfenveertig km naar een hotel in Oltenita. Na het ter aarde bestellen van de man waait er een andere wind. De wind komt nu uit het oosten. Dat is een stevige tegenwind. Vijf km voor mijn eindbestemming staat een groep mensen bij een boom. Tegen de boom staat een oude houten ladder. Op die ladder staat een vrouw. De mannen kijken toe. Ik voeg mij daarbij. De vrouw plukt abrikozen en legt die in een emmer. Ik moet er van de mannen één van proeven. De abrikoos smaakt heerlijk. Een van de mannen wil de inhoud van de emmer in mijn stuurtas gooien. Hij weet niet, dat die stuurtas vol zit met belangrijke documenten.
Vriendelijke, gulle Roemenen Dat kan dus niet en dat laat ik hem zien. Meteen loopt de man weg en komt even later met een plastic zak terug. Die vult hij met de geplukte abrikozen. Rijkelijk voorzien van vers fruit vertrek ik naar mijn einddoel, een hotelletje in Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 101
de plaats Oltenita. Daar kom ik op 26 juni aan. Aan de rand van deze plaats staat voor de liefhebbers nog een gevangenis te koop. Het is maar, dat je het weet. Het hotelletje staat in een drukke straat. Zonder hulp is het onvindbaar. Het is een oud gebouw. Dat zie ik al bij het binnenkomen. Een soort van groen vilt bedekt gedeeltelijk de bruin geverfde ijzeren trap. Mijn gemeubileerde kamer staat helemaal vol en ruikt naar kamfer. Die karakteristieke frisse geur wordt door veel mensen als prettig ervaren. Tot die categorie behoor ik niet, maar ik moet er wel in slapen. De douche en wc zijn voor gezamenlijk gebruik, maar ik ben de enige gast. Dit oude hotel heeft geen airconditioning en een volgend hotel ligt vijfenzeventig km verderop. Ergens buiten slapen is door de vele wilde honden geen pretje, dus blijf ik hier. Tot overmaat van ramp vechten ook hier de hordes wilde honden voortdurend met elkaar. Het is een geblaf en gejank van jewelste. Een mug zoemt van tijd tot tijd bij mijn hoofd, maar ik kan hem in mijn volle kamer niet vinden. Tot twee uur is er in de bar aan de overkant van de weg alsmaar eentonige harde muziek. Onder deze omstandigheden is het moeilijk om in slaap te vallen. Ik ben blij, dat ik een overnachtingsadres heb en sla(ap) mij er vannacht wel doorheen.
In de put Het kabeltje voor het opladen van mijn telefoon ligt nog in het vorige hotel in Ruse. Dat ontdek ik als ik mijn telefoon wil opladen. Per e-mail vraag ik of ze het met een factuurtje naar Staphorst willen sturen. Een telefoonwinkeltje dichtbij het hotel helpt mij aan een Chinese imitatie van het kabeltje. Daar ben ik dolblij mee. Daardoor kan ik blijven bellen, foto’s maken en e-mailberichten ontvangen en versturen. De dorpjes zien er allemaal zo’n beetje hetzelfde uit. Zij hebben allemaal zeer eenvoudige huisjes, één of meer kerkjes, kruidenierswinkeltjes met een ijscobak en een hoge koelkast met koel drinken. De winkeltjes concurreren stevig met de vele barretjes, die op een terrasje een bankje of een paar stoelen hebben staan. Bij de meeste barretjes zit een groep tandeloze ongeschoren mannen aan het bier. Langs de weg staan walnoten- en abrikozenbomen. De huizen hebben allemaal een tuintje met een ijzeren hekwerk eromheen. Tegen het hekwerk hebben zij aan de kant van de weg meestal een zitbank staan. In Nederland zitten de mensen thuis vaak buiten op een afgeschermde plek bij huis. Hier zitten de mensen in de vooravond op bankjes aan de straat. Daardoor hebben zij veel meer contact met elkaar dan menig Nederlander. 102 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
‘s Avonds zit men op een bankje Onderweg zie ik veel plaatselijk fietsverkeer op fietsen die in Nederland bij wijze van spreken nog te slecht zijn voor de oud ijzerbak. Geregeld komt er een paard met wagen of een ezel voor de wagen voorbij. In dit gebied zie ik langs de weg veel openbare waterputten. Iedereen kan hier met een draaiwerk een emmer in de put laten zakken en gevuld weer naar boven takelen. Bij sommige putten hangen aan een kettinkje ook een trechter voor het vullen van flessen en een geëmailleerde mok om het water te drinken. Rond twee uur maak ik bij één van de putten gebruik van dat water om soep te koken. Met mijn pink haal ik er eerst nog even een rondspartelend vliegje uit. De kippen scharrelen tijdens het koken om mij heen, terwijl ik kippensoep kook. Komen zij op de geur van hun soortgenoten af, vraag ik mij af. De kippensoep smaakt, ondanks de aanwezige kippen die misschien hetzelfde lot te wachten staat, heerlijk.
Mooie afsluiting van de dag Voor de bar slechte kwaliteit van de wegen in Roemenië ben ik door meerdere mensen gewaarschuwd. In Bulgarije zaten de wegen vol gaten, maar tot nu toe valt de kwaliteit van de wegen in Roemenië volop mee. Aan het eind van de dag red ik op een drukke snelweg een dierenleven. Een grote schildpad doet zijn naam eer aan en steekt zeer traag de weg over. Dat Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 103
overleeft hij niet, denk ik. Daarom pak ik hem op. De schildpad schrikt daar wel van en kruipt letterlijk in zijn schild. Meteen begint hij volop te plassen. Dat zie ik net op tijd. Zijn achterwerk houd ik met gestrekte armen van mij af. Mijn handen blijven daardoor bevrijd van schildpadurine. Door de drukte op de weg loop ik niet met de schildpad naar de andere kant. Een artikel in de krant met als kop ‘Man overlijdt door schildpad’ hoef ik niet. Met een ferme worp gooi ik hem naar de andere kant van de weg in het hoge gras van een droge sloot. Langs de weg staan een niet meer gebruikte elektriciteitscentrale en grote fabrieksgebouwen uit de communistische tijd. Deze gebouwen zijn helemaal verpauperd en staan hier vast nog heel lang. Er is geen geld of men is niet bereid om deze erfenis van het communisme op te ruimen. Vanaf Duitsland hoorde ik alle dagen meerdere keren een koekoek. Soms tot vervelens toe. In de buurt van het Bulgaarse Silistra, maar nog net in Roemenië, hoor en zie ik er op een elektriciteitskabel drie. Dat vind ik een mooie afsluiting van de dag.
Gediplomeerde fietsenmaker Opnieuw ben ik even in Bulgarije, omdat daar volgens mijn wegenkaart hotels zijn. In de stad Silistra slaap ik in een hotel. ‘s Morgens fiets ik eerst even door het centrum van de stad. Er is markt. Dat is altijd levendig en kleurrijk. Een uurtje later passeer ik net als een dag eerder de grensovergang tussen Bulgarije en Roemenië. De douanier waarschuwt mij voor de slechte weg. Die is in de Tweede Wereldoorlog aangelegd door de Duitsers. De weg valt mij 100% mee. Het is een keurige weg van vierkante gehouwen stenen van 8 x 8 cm. Die stenen zijn telkens in de vorm van een cirkel gelegd. Als ik erover rijd dan trilt het natuurlijk wel wat. Dat is alles en een stuk beter dan de Bulgaarse wegen. Na een half uurtje kijk ik naar mijn rechter achterrem. De remhendel komt vanaf gistermiddag bij het inknijpen van de achterrem te traag weer terug in de juiste stand. In mijn tas heb ik een flacon smeerolie en even later smeer ik de hendel. Het probleempje is niet verholpen. Daarom pruts ik nog wat aan mijn achterrem, misschien ligt het daaraan. Als ik daarmee klaar ben dan draai ik het achterwiel rond. In het achterwiel zit een slag. De velg komt telkens tegen het remblokje aan. Dan zie ik, dat er een spaak kapot is. Het risico dat er daardoor meer spaken knappen vind ik te groot. In Silistra zit een fietsenmaker. Dat zie ik op mijn wegenkaart. Verderop staan geen fietsenmakers op mijn wegenkaart aangegeven. Daarom fiets ik terug en passeer ik opnieuw de grens. 104 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Ik heb geluk. De fietsenmaker neemt mijn fiets meteen onder handen. In de werkplaats liggen her en der gebruikte en nieuwe materialen verspreid. Een nieuwe spaak heb ik wel bij mij. De gediplomeerde fietsenmaker gebruikt een spaak van hemzelf. Bij een temperatuur van 32 graden rijdt mijn fiets weer als een zonnetje. Een uur later passeer ik de grensovergang vandaag voor de derde keer. Daardoor fiets ik vanaf nu in het negende en laatste land van mijn fietstocht.
Particuliere grondbezitters De route loopt hier alleen maar langs de zuidkant van de Donau. Daar is het net als in Bulgarije erg heuvelachtig. In dit gebied fiets ik veel tussen wijngaarden door. Aan de kant van de weg staan twee jongens met een mountainbike. Hun leeftijd schat ik op twintig jaar. Zij dragen allebei een goed gevulde rugzak. De jongens spreken prima Engels. Aan hen vraag ik waar zij vandaan komen. Natuurlijk vraag ik ook waar zij naartoe fietsen. De jongens komen uit Boekarest. Thuis hebben zij door werkzaamheden aan het elektriciteitsnet geen stroom. Daardoor kunnen zij geen film kijken of een spelletje spelen op de computer. Zij komen op het idee om in twee dagen naar de Zwarte Zee te fietsen. Hun namen zijn Dani en Alin. De eerste dag fietsten zij tot laat in de avond ongeoefend honderdenvijfenzestig km. Dat is best knap. Dani vertelt mij, dat hij door hevige zadelpijn gisteren een nieuw zadel kocht. Wij fietsen dertig km samen. De jongens blijven bij iedere klim achter. Een paar keer stappen zij bij een zware klim van de fiets. Lopend gaan zij dan naar boven. Onderweg vraag ik hen van wie die grote akkers zijn. Zij vertellen, dat de boeren die akkers na de val van het communisme van de staat konden kopen. Een Duitser en een Fransman zijn in dit land de grootste particuliere grondbezitters. Een hectare grond kost hier ongeveer duizend euro. Voor een Duitser en Fransman is dat erg goedkoop. Zij kochten hier vele hectares.
Gesprokkeld hout Aan de jongens vraag ik met welk gevoel de mensen in Roemenië aan het voorbije communisme terugdenken. De ouderen praten volgens de jongens nog weleens over die goede oude communistische tijd, maar velen wilden na het communisme niet meer op het land werken. Zij vertrokken naar de grote stad. De dorpen raakten ontvolkt. In de stad was er vaak geen werk voor de toegestroomde mensen. Daardoor vonden veel dorpelingen niet het geluk, dat Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 105
zij daar dachten te vinden. Dani en Alin maakten de communistische tijd niet mee en hebben daar dus geen ervaring mee. In het dorpje Negureni vullen wij onze flessen met openbaar kraanwater. Het kraanwater stroomt in een dertig meter lange bak. Even later is het duidelijk waarvoor die bak dient.
Na een lange dag zonder drinken is het hier goed toeven Het is rond vier uur. Plotseling komt er een schaap om de hoek rennen. Er volgen er nog ‘tig’. Het is een drukte van belang. De ooien en rammen gaan drinken. Het gaat er wild aan toe. De schapen deinzen er niet voor terug om mij aan de kant te rammen. ‘Man aan man’ staan de schapen te drinken. Het is een prachtig schouwspel. Bij een restaurant stoppen wij in de namiddag om te eten. De jongens vertalen de menukaart voor mij. Het eten dat op tafel komt is daardoor voor mij geen verrassing. Na het uitwisselen van e-mailadressen gaan wij weer onze eigen weg. Direct na het afscheid zie ik een oud Roma-vrouwtje lopen. Zij draagt in een zak bij elkaar gesprokkeld hout. Ik vraag of ik een foto van haar mag maken. Dat mag. Na het maken van de foto vraagt zij mij ook wat. Zij vraagt om geld. Ik geef haar een muntbiljet. Een eindje verderop zien Roma-kinderen, dat ik het vrouwtje geld geef. Meteen heb ik er vijf om mij heen staan. Zij willen ook geld. Hun verzoek honoreer ik niet.
106 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Nieuwe tactiek Als ik wegfiets komen zij hardlopend achter mij aan. Achterop mijn fiets ligt onder het bagagenet een fles met water. Mijn snelheid ligt laag door een klimmetje tegen een heuvel op. De kinderen achtervolgen mij en grijpen zonder succes naar de fles. Hun ouders kijken op afstand toe en doen niets. Dat kan ik best begrijpen. Deze Roma’s hebben het moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Zo’n westerling heeft geld genoeg. Er zijn hier geen waterputten of winkeltjes in de buurt. Onderweg verlies ik veel vocht. Daarom heb ik het water zelf nodig en geef ik het niet weg. In het schemerdonker fiets ik door de dorpjes. Daar zwalken vooral mannen op straat. Zij zijn vriendelijk. Toch ben ik daar vooraf niet altijd gerust op. Zij hangen in groepjes rond, alcohol is hen niet vreemd en ik ben alleen. Alcohol kan kwaadaardig gedrag teweeg brengen. Pas als ik de mannen voorbij ben dan weet ik hoe zij zich gedroegen. De vele loslopende wilde honden vind ik tot nog toe het grootste probleem in Roemenië. De meeste honden lopen met de staart tussen de benen weg of komen kwispelend naar mij toe. Er zijn ook veel valse honden, zowel solisten als honden die in groepsverband opereren. Mijn nieuwe tactiek is om bij een aanval van de fiets te springen en de agressieve honden door geschreeuw te laten schrikken. Die tactiek is tot nu toe succesvol, maar hoelang? Het is al half elf en heel donker als ik een hotel zoek. Met behulp van een plaatselijke inwoner, die voor mij uit fietst, vind ik een hotel.
Teveel gezopen Om ‘s morgens de stad uit te komen moet ik meteen al fors klimmen. Het lichaam voelt vandaag niet zo goed. Kostte het mij gisteren dan toch teveel inspanning om nog bij een hotel te komen of verloor ik teveel kracht bij het aftroeven van de jongens, vraag ik mij af. Het gebied waar ik ben is erg heuvelachtig. Tegen een afdaling zie ik al op. Dat komt doordat het daarna zeker is, dat ik weer een poos moet klimmen. Loodzwaar heb ik het. Dat komt ook door de tegenwind. De vele soorten vogels maken het traject wel interessant. De koekoek hoor ik vanaf Duitsland voor de eerste keer een dag niet. De hop zie ik wel. Die vogel zag ik voor het eerst in Namibië. Het afgelopen jaar zag ik er vier tijdens mijn fietstocht naar Rome. Veel vogels zijn heel bijzonder van kleur en komen in Nederland niet voor. De namen van die vogels ken ik dus niet. Het is bloedheet. In het dorpje Topalu stop ik bij een barretje. Er zitten drie kerels aan een tafel met lege flessen bier. Ik wil ook een halve liter Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 107
bier drinken. Het komt niet zover, want de kerels dronken het laatste bier op. De jongedame zegt, dat er in het dorp misschien nog wel bier te koop is. Dan moet ik terug fietsen en daarvoor is de nood niet hoog genoeg. Dat doe ik dus niet. In het volgende dorp staat in een winkeltje de koelkast vol met bier. Daar drink ik een halve liter van op. Op het terrasje staan een paar van spaanderplaat gemaakte krukjes. Daar zitten een paar mensen op. Ik ga erbij zitten. Ze vragen mij wat in het Roemeens. Daar kan ik helemaal niets mee. Eén van de mannen wijst naar mijn fiets. Met zijn rechter duim en wijsvinger wrijft hij over elkaar. Hij maakt het gebaar van ‘Hoeveel kost dat?’. Wat hij ermee bedoelt, dat weet ik niet. Wil hij weten hoeveel mijn fiets kost of wil hij mijn fiets kopen, vraag ik mij af. De man laat wat Roemeens geld zien, maar wij komen er niet uit. Op een bankje kook ik maar weer eens een pannetje soep. Achter mij ligt voor de ingang van een gebouwtje een man op de vloertegels te slapen. Hij heeft teveel gezopen. In mijn achtertas heb ik nog een slaapzak zitten. Die wil ik weggeven. Deze man komt daarvoor in aanmerking. Ik loop naar de man toe en maak hem wakker. Verschrikt kijkt hij op. Met gebaren vraag ik of hij de slaapzak wil hebben. Dat wil hij wel. Hij neemt hem meteen in ontvangst en gaat er direct op liggen.
Zo maar een dorpje
108 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Even later staat de man op. Hij bekijkt de slaapzak uitgebreid en neemt hem in een plastic zak mee. Zwalkend loopt hij over de weg. Na een kwartiertje komt hij mij lachend bedanken. Hij geeft mij een hand, glimlacht en licht zijn pet. Met de plastic zak onder zijn arm loopt hij tevreden weg.
Het kippenvel verdwijnt langzaam Aan het eind van de dag is het opnieuw tijd om onderdak te zoeken. Door het ontbreken van geschikte plaatsen voor mijn tentje is dat al een poos een dagelijks terugkerende bezigheid. Een vrouwelijke winkelbediende in Harsova vertelt mij desgevraagd, dat er twee hotels zijn. Die liggen tegenover elkaar aan de rand van de stad. De vrouw adviseert mij om het hotel aan de linkerkant van de weg te nemen. Het hotel aan de rechterkant is niet zo geweldig, krijg ik de indruk. Ik fiets ernaar toe. Het hotel links van de weg ziet er keurig uit. De hotelhouder ziet mij en komt naar buiten om te vertellen, dat hij geen kamers vrij heeft. Daarom fiets ik naar het tegenover gelegen hotel. Daar is nog volop plek, wat geen goed teken is. Tussen allerlei bouwmateriaal door, waar ook honden rondstruinen, loodst een vrouwelijke bediende mij naar kamer 4. De sobere kamer ligt in een lang gebouw. Als het verhuren niet meer gaat dan kunnen er gemakkelijk varkens in worden gehouden. Misschien is dat eerder ook wel gebeurd. Zonder verdere hotelmogelijkheden in de buurt is het gemakkelijk kiezen. Met een Roma-vrouw, die blijkbaar de eigenaresse is, regel ik aan de bar de overnachting. Mijn fiets mag van haar voor de deur van mijn kamer achter een houten scherm staan. Dat lijkt mij geen goed plan. Hier in de buurt zie ik teveel types die zo’n fiets heel goed kunnen gebruiken. Daarom zet mijn fiets ‘gewoon’ in mijn kamer. Nooit eerder zag ik een douchekop recht boven een wc gemonteerd. Hier maak ik het ‘s morgens mee. Schoon verlaat ik mijn kamer. De plaats Constanta is het einddoel van mijn trip van Staphorst naar de Zwarte Zee. Constanta ligt hier negentig km vandaan. Mijn route gaat echter eerst naar het noorden. Bij de grens met Oekraïne fiets ik langs de Zwarte Zee naar het zuiden. Waar ik nu fiets, dat is ten zuiden van de Donau, is het behoorlijk heuvelachtig. Bij het verlaten van Harsova loopt er bij het eerste klimmetje al een man naast zijn fiets. Hij deed boodschappen en heeft een tas aan het stuur hangen. Mijn benen voelen weer goed. Met gemak fiets ik de man voorbij. Bij een kudde koeien komt mij een grote hond al blaffend achterna. De weg is vlak en ik fiets zo hard als ik kan weg. De hond geeft het op en ik ben fors buiten adem. Het kippenvel op mijn benen verdwijnt langzaam. Aan een idyllisch gelegen meertje ontbijt ik. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 109
Een koekoek laat zich in de verte horen. Exotisch gekleurde vogels zie ik hier veel. Helaas liggen mijn vogelboeken thuis. Daardoor kan ik niet opzoeken wat voor vogels het zijn. Een vos steekt voor mij de weg over. In een paar dorpjes stop ik even om wat te drinken. De plaatselijke bevolking vindt het interessant om een buitenlander in haar dorp te hebben. De dorpelingen vragen mij van alles. Begrijpen doe ik hen vaak niet en zij mij ook niet. Het is niet anders.
Kaartlezen Voor een kennis die nieuwe aardappelrassen ontwikkelt neem ik in een winkeltje in een plastic zakje twee aardappelen mee. Daar hoef ik door het geringe gewicht niets voor te betalen. Misschien loopt deze kennis door deze twee Roemeense aardappelen financieel gezien wel helemaal binnen. De Roemeense boeren maken voor het transport van hooi en brandhout nog heel veel gebruik van paard en wagen. Door de oogsttijd tref ik die onderweg veel aan. Het is telkens weer een mooi gezicht en de boeren vinden het mooi om gefotografeerd te worden. Hele gezinnen trekken erop uit om de oogst binnen te halen. Een boer met twee paarden en een veulen voor de wagen komt mij tegemoet. Twee paarden voor de wagen zie ik hier bijna niet. Dat is blijkbaar alleen weggelegd voor een ‘dikke’ boer. De ‘dikke’ boer zwaait net zo vriendelijk naar mij als alle andere boeren.
Een ‘dikke’ boer 110 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
In een cafeetje met een afmeting van vijftien x zeven meter zit ik met vijf Roemenen aan twee aan elkaar geschoven tafeltjes. In dit gebied is dit een van de grotere cafés. Het herbergt twaalf witte formica stoeltjes met een ijzeren onderstel. De stoeltjes zijn allemaal fors beschadigd. Er staan vier tafeltjes met een afmeting van van 1 x 1 meter met een wit formicablad. Aan de bar staan slechts drie krukken. De mannen drinken net als ik bier. De vloer is van graniet. In de jaren vijftig zag je daar in Nederland aanrechtbladen van. In de zaal is een klein podium voor de plaatselijke feestavond. De zaal is tevens een opslagplaats voor drank. Langs de muur staan negentien kratten met lege bierflessen. Naast de bar staan er nog eens vier. Het café heeft ook een tap, maar tapbier is hier niet te krijgen. De tap staat droog. Na een uur wil ik vertrekken. Buiten zit een meisje. Zij vertelt mij, dat het 38 graden Celsius is. Dat is heel erg warm en zo voelt het ook. Daarom drink ik op het terras in de schaduw eerst nog iets koels. Een kerel die langs fietst ziet mij zitten. Even later staat hij naast mij. Op de wegenkaart wil hij mij uitleggen waar ik naartoe moet fietsen. Hij hoeft van mij de route niet uit te leggen. Ik kan immers zelf wel kaartlezen. Er komt een jonge vent bij. Hij spreekt Engels. Met hem raak ik aan de praat. De jongen is zesentwintig jaar. Hij heet Florin en werkt al drie jaar als lasser in Rotterdam voor een Nederlands bedrijf. Hij spreekt geen woord Nederlands. Bij het bedrijf spreekt men alleen Engels. Florin heeft een week vakantie en houdt die in zijn dorp Traian. Het dorp telt zevenhonderd inwoners. Florin vindt de democratie beter dan het communisme. Het biedt hem ook de mogelijkheid om in Europa te werken. In dit dorp heeft hij door zijn inkomen in Nederland een prachtig huis, vertelt hij. Zwaaiend nemen wij afscheid.
Rumoerig feest Onderweg zie ik op de weg een overreden schildpad, een dode specht, twee dode vossen en diverse overreden honden liggen. Men kijkt hier niet op een hond meer of minder. De stank is ondraaglijk. Vijf km voor Macin fietst een sjofel geklede jongeman vanaf een landweggetje de doorgaande weg op. Zijn fiets heeft precies wat nodig is om te kunnen fietsen. Een kettingkast, handvatten, spatborden en ga zo maar door ontbreken. Vijf minuten later hoor ik achter mij geroep. Als ik achterom kijk zie ik de man. Hij fietst achter mij aan. In het Roemeens vraagt hij mij wat. Dat heeft geen zin. Hij merkt dat en gaat over op gebaren. Hij wijst naar de achterkant mijn fiets en zijn mond. Achterop mijn fiets liggen twee flessen met lauw Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 111
water. Hij wil graag drinken. Met één fles water fiets ik verder. Dat de man de lege fles in een afvalbak gooit, daar heb ik een zwaar hoofd in. Een poosje later stop ik en wacht hem op. Mijn vrees is waarheid geworden. Zonder fles komt hij langs fietsen. In Macin staat een hotel. Daar klop ik aan. Hier kan ik een slaapplek krijgen. De vrouw van het hotel zegt er eerlijkheidshalve wel bij, dat er vanavond een trouwerijfeest is. Het kan wel lang veel rumoer geven, zegt zij. Zin om na een tocht van negentig km nog dertien km verder te fietsen naar een ander hotel heb ik niet. Daarom neem ik het zoals het komt. Het feest is direct onder mijn hotelkamer en erg rumoerig. Pas om half vijf ‹s morgens stopt de muziek. Daarna begint het geschuif met de tafels en stoelen. Desondanks slaap ik redelijk.
Dronken vent De route van Boedapest naar de Zwarte Zee is op acht wegenkaarten van ieder twee meter beschreven. Die route staat dus op zestien meter wegenkaarten. De schaal is 1:100.000. Dat betekent dat 1 mm op de wegenkaart in werkelijkheid 100.000 mm is. Gemakkelijker gezegd, 1 cm op de wegenkaart is in werkelijkheid 1 km. Je zou kunnen denken, dat de route van Boedapest naar de Zwarte Zee dan zestienhonderd km is. In werkelijkheid is de route veel langer. Dat komt, doordat de wegen met grote lussen om de Donau liggen. Van de acht wegenkaarten ben ik met de laatste kaart bezig. Om niet een paar dagen te vroeg aan te komen verdeel ik de route over de zeven dagen, die ik nog fiets. Vandaag neem ik min of meer een rustdag. De afstand van Macin naar het centrum van de universiteitsstad Galati is ongeveer veertig km. Bij Braila steek ik de Donau weer eens over. De prijzen van de veerpont variëren sterk. Voor de overtocht over de Donau betaal ik nu slechts € 1,60. De middag breng ik in de stad Braila door. Vanzelfsprekend ontmoet ik tijdens het vaak stoppen de plaatselijke bevolking. De meest gestelde vragen zijn: Waar kom je vandaan, ben je alleen, hoe ver fiets je en hoe oud ben je. Iedereen kijkt verbaasd als ze de afstand en mijn leeftijd horen. Veel mensen willen mij uit goedheid uitleggen waar ik langs moet fietsen. De mensen begrijpen niet, dat ik de weg met mijn wegenkaart en kompas zelf wel vind. Een dronken vent legt mij wel tien keer uit waar ik langs moet fietsen. Hij tekent het zelfs op een papiertje uit. Dat uitleggen verveelt mij echt wel. Hem duidelijk maken, dat hij dat niet hoeft te doen lukt mij niet. De vent reageert geïrriteerd. Hij is dronken, dus laat ik hem zijn gang maar gaan. Aan alles komt immers een eind. Tot mijn opluchting vertrekt hij een kwartier later, met zijn papiertje. 112 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Van Ierland naar Oekraïne In de namiddag, het is vandaag 1 jul en 38 graden Celsius, stap ik opnieuw op de fiets. Ontspannen fiets ik over een vlakke weg de laatste vijfentwintig km naar Galati. Langs de weg staat zowaar een toerfietser. Dat is de eerste die ik vanaf Boedapest zie. Aan zijn bepakking zie ik, dat wij iets gemeenschappelijks hebben. Daarom stop ik. De man is een Let. Hij heet Giedrius en is zesendertig jaar. Giedrius woonde en werkte tot voor kort in de zuivelindustrie in Ierland. Hij startte zijn tocht op 21 april in Ierland in Belfast. Hij fietste door Ierland, Schotland, Engeland, Frankrijk en daarna in grote lijnen ‘mijn’ route. Zijn uitrusting en Engelse fiets zijn vrijwel gelijk aan die van mij. De stand van zijn kilometerteller staat op 6.473 km. Wij zijn het er over eens, dat de route vanaf Boedapest erg zwaar is. Ook Giedrius ziet vanaf Boedapest bijna geen tourfietsers. Over de wegen en de automobilisten in Roemenië zijn wij prima te spreken. De wegen zijn goed en de automobilisten houden voldoende afstand bij het passeren. Er zijn op internet fietsers te vinden die anders beweren en hun tocht stopten. Die fietsten waarschijnlijk niet aan de kant van de weg. Een andere mogelijkheid is, dat ze gewoon moe waren en als excuus voor het thuisfront de automobilisten de schuld geven. Giedrius heeft precies hetzelfde zadel als ik. Beiden zijn wij laaiend enthousiast over ons zadel en kompas. Giedrius heeft veel overeenkomsten met mij. Giedrius fietst net als ik graag zo goedkoop en zo eenvoudig mogelijk. Wij constateren ook verschillen. In tegenstelling tot mij gebruikt hij een hele globale wegenkaart van Europa. Op de kaart tekende hij met een viltstift een globale route. Hij fietst daardoor meestal op drukke verkeerswegen. Een ander verschil is, dat hij ook in Roemenië in zijn tentje overnacht. Van hem pik ik een idee op. Door de hitte maakt hij zijn katoenen overhemd regelmatig nat. Daarna trekt hij het aan. Dat schijnt te koelen. Vandaag denkt hij Oekraïne te bereiken. Samen trekken wij al pratend tien km met elkaar op. Wij vinden het prachtig, dat wij onze ervaringen van de tocht kunnen uitwisselen. Dat voel ik en zie ik ook aan hem. Giedrius kwam onderweg twee fietsende inwoners van Vietnam tegen. Die fietsen vanuit hun land naar de Olympische Spelen in Engeland. Ja, het kan altijd nog gekker. Hartelijk nemen wij afscheid van elkaar. De kans dat wij elkaar weerzien, schat ik in op nihil. Morgen fietst Giedrius naar zijn einddoel Odessa. Met de trein reist hij dan terug naar Letland. Bij terugkomst gaat hij werk zoeken in Noorwegen of Zweden. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 113
Hartverwarmende hulp Op mijn wegenkaart staat, dat er in Galati één hotel is. Op internet zie ik, dat er veel meer zijn. Omstanders helpen mij ongevraagd bij het zoeken. De mensen helpen mij aan alle kanten. Dat is prima bedoeld, maar ook weleens vervelend. Dit keer pakt het prima uit en is hulp heel erg welkom. Een man adviseert mij Hotel Sport. Hij belt voor mij of er plek is en hoeveel het kost. Er is plek en het kost 80 lei. Dat is negentien euro. Dat is prima. De vier mensen om mij heen kunnen mij niet aan het verstand brengen waar ik het hotel kan vinden. Eén van de mannen vraagt mij wat het internationale kengetal van Nederland is. Even later krijg ik zijn zuster vanuit Nederland aan de telefoon. Zij legt mij tijdens een ruim vier minuten durend gesprek in het Nederlands uit hoe ik Hotel Sport vind. Het is onvoorstelbaar hoe de Roemenen mij helpen. Vaak ben ik voor de Roemenen gewaarschuwd. Ook veel door de Roemenen zelf. Het kan best zijn, dat ik moet oppassen voor de Roemenen, maar alleen van een paar kleine Roma-kinderen had ik last. De contacten met alle andere inwoners zijn tot nu toe uitsluitend zeer positief en steeds hartverwarmend. In Hotel Sport in Galati krijgen sporters korting bij het boeken van een hotelkamer. Ondanks mijn sportieve fietstocht betaal ik het volle pond.
Met de punt van mijn schoen Bij het bezoeken van een winkel is het altijd lastig om de fiets in het oog te houden. Voornamelijk kom ik bij kruidenierswinkels. De grote kruidenierswinkels hebben soms een beveiligingsbeambte. Daar leg ik dan even contact mee. Dan vertel ik, dat ik op de fiets uit Nederland kom. Daarna vraag ik of mijn fiets even binnen mag staan. Natuurlijk vraag ik ook of hij erop wil letten. Na afloop bedank ik de beveiligingsbeambte en klaar is Henk. ‘s Morgens laat ik buiten mijn telefoon vallen. Dat gebeurt wel vaker. Nu is het goed mis. Het glas breekt. Gelukkig is de telefoon nog wel bruikbaar. Dat is bij thuiskomst een gevalletje voor Univé verzekeringen. Het is mijn plan om in de plaats Isaccea in het aanwezige hotel te overnachten. Tegen de avond kom ik daar aan. Een man komt aanlopen en vertelt mij, dat het hotel vol is. In de stad Tulcea moet ik het maar proberen, vertelt hij mij. Het ligt vijfendertig km verderop, zegt hij er met een glimlach bij. Met een lach vertel ik hem stoer, dat het voor mij geen enkel probleem is. Dan weet ik nog niet, dat het traject erg heuvelachtig is. Er zitten zelfs een paar klimmetjes tussen met tien procent stijging. Drie uur later kom ik in Tulcea aan. 114 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Het is nog steeds bloedheet. Eerst wil ik nog een paar ijsjes eten. Bij een klein winkeltje stop ik. Een man van in de vijftig, die even eerder met een plastic zak in de hand stond te liften, komt er meteen aanlopen. In de winkel is de vrieskist voor het ijs leeg. De winkelierster vertelt, dat het ijs op is. Met een schuin oog houd ik mijn fiets in de gaten. Bij gebrek aan ijs pak ik uit de koelkast een flesje drinken. Dan zie ik, dat de man dicht bij mijn fiets staat. Hij graait met zijn hand in mijn stuurtas. Meteen ren ik naar buiten. In een perfecte houding om een trap te kunnen geven sta ik achter hem. Twee keer trap ik hem met de punt van mijn schoen keihard in zijn hol. Hij heeft mijn pen en notitieboekje in zijn handen. Die pak ik hem af. De man geeft geen kik, maar krijgt de eerstkomende dagen door een gezwollen kringspier zeker last met poepen.
De vrijheid en de gesprekken In een keurig pension aan de rand van Tulcea overnacht ik. Mijn fiets mag binnen staan. De eigenaar klopt een uur later nog wel even op mijn deur. Hij vraagt mij om de fiets ook met kabels op slot te zetten. Het alleen op slot zetten met het fietssleuteltje vindt hij echt te mager. Vanzelfsprekend voldoe ik aan zijn verzoek. ‘s Morgens gaat in de plaats Tulcea mijn telefoon over. Het is journalist Eelco Kuiken van de Meppeler Courant. Dat hij zou bellen wist ik. Eelco interviewt mij over mijn fietstocht van Staphorst naar de Zwarte Zee. Het gesprek loopt als een trein. Het duurt naar schatting twintig minuten. Het benieuwt mij wat ervan in de krant terecht komt. Twee dagen later mailt mijn buurman mij het krantenartikel. Bries in ‘t gezicht, wind door de geest Henk Oosterveen fietst van Staphorst naar Zwarte Zee STAPHORST – De zwarte Zee in het uiterste puntje van Roemenië is het eindpunt van de monsterlijke fietsreis van Staphorster Henk Oosterveen (63). Toch is de waterlijn van deze verre zee niet het doel van zijn avontuur. Dat is de tocht op zich. Bries in het gezicht, een frisse wind door de geest. Henk trapt 4.000 kilometers weg. Hij is er bijna. ‘Ik voel mij zo vrij als een koekoek.’ Staphorster Henk Oosterveen trok op 12 mei de deur achter zich dicht. Hij stapte op zijn goed geprepareerde tweewieler. Doel: de Zwarte Zee in Roemenië, dik vierduizend kilometer weg. Het is een onvergetelijke ervaring. Gezeten voor zijn puptentje tekent de Staphorster zijn avonturen Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 115
op. Het moet een boek worden. Zijn tweede. Eerder schreef hij Luiers voor Namibië, dat ging over de reis die hij en zijn vrouw Kersiena maakten in dit Afrikaanse land. De opbrengst was voor kinderen. Oosterveen werkte altijd bij de provincie Overijssel. Nu is hij met pensioen. Een jaar eerder peddelde hij naar de eeuwige stad Rome. ‘Ik had altijd al het idee om ooit eens een verre fietsreis te maken. Rome beviel mij zo goed, dat ik onmiddellijk besloot om nu naar de Zwarte Zee te fietsen’, zegt Oosterveen, terwijl hij langs de weg staat in Tulcea, Roemenië. Nog een paar honderd kilometer en dan kan hij zijn tanige lijf laven aan het water van de Zwarte Zee. Hij is kilo’s kwijt. Volgend jaar wil Oosterveen in Vietnam fietsen. ‘Dan niet vanuit Staphorst. Dat is wat al te gortig.’ Twee dingen maken de reis tot een onvergetelijke ervaring: de vrijheid en de gesprekken met de mensen onderweg. Een paar dagen geleden moest hij een dief nog een paar schoppen onder zijn kont geven. Een vermaledijde kruimeldief zat met zijn tengels in de fietstas. ‘Maar over het algemeen kom ik alleen maar hartelijke en gastvrije mensen tegen’, zegt Oosterveen. Zoals die ene keer dat hij met zijn tentje op een veldje bivakkeerde en een oud gerimpeld vrouwtje met een stok hem vier gekookte eitjes en wat broodjes bracht. Het zijn van die dingen die je nooit vergeet. ‘Hoe armer, hoe gastvrijer’, zegt Oosterveen. ‘Kroatië en Servië maakten grote indruk. De gevolgen van de oorlog zijn zichtbaar door kogelgaten en de verwoeste nog aanwezige gebouwen en kerkhoven voor oorlogsslachtoffers. Daar fiets ik dan vrij rond. Mensen waarschuwden mij voor ongure types. Ik kom ze nauwelijks tegen.’ Oosterveen drinkt bier met de mensen onderweg en hij kletst over vroeger en nu. Soms met handen en voeten, altijd met begrip en een glimlach. Maandag keert de Staphorster terug naar Nederland, met het hoofd vol herinneringen.
‘Kaalgeplukt’ Na het telefonische interview in Tulcea zie ik ‘collega-fietsers’. Wij knopen een gesprekje aan. Het is een Duits echtpaar. Het echtpaar zoekt in deze stad naar een overnachtingsplaats. Mijn pension was goed. Wij fietsen er samen naar toe, tenminste dat denk ik. Na een kilometer stoppen de Duitsers. Dat zie ik in mijn fietsspiegeltje. Als ik wacht dan komen zij bij mij. De vrouw wil niet aan de rand van de stad overnachten. Wat voor de een goed is, hoeft voor een ander niet goed te zijn. Dat begrijp ik. Wij nemen afscheid en gaan ieder onze eigen weg. Kiezen kan ik om de route in te korten of een omweg te maken van 116 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
ongeveer dertig km. Voor de omweg kies ik. Achteraf weet ik of de keuze goed was. In Tulcea is een aantal groepjes vrouwen op een plein en langs de weg bezig om die weer schoon te maken. De gemeentelijke bestuurders hebben in het ootje, dat het zo niet langer kan. De lege flessen en ook alle andere grofvuil worden in dit land in de berm gegooid. Dat gebeurt zoveel, dat het haast lijkt dat het normaal is. Voor Roemeense begrippen is het dat ook. Daar doe ik absoluut niet aan mee. Voor de opruimers is het te hopen, dat de mensen hun gedrag aanpassen. Anders is het vechten tegen de bierkaai. De motivatie om zich in te zetten voor een schoon gebied neemt dan sterk af. Bij een kapper in een buitenwijk van Tulcea laat ik mijn haar millimeteren. Een bediende let ondertussen op mijn buitenstaande fiets. De kapper ‘plukt’ mij voor € 2,50 bijna kaal. Ingesmeerd met zonnebrandolie bruint mijn hoofdhuid de laatste dagen dan nog wat.
Ervaringen uitwisselen Na twintig km stop ik in het dorpje Bestete bij een winkeltje om iets te drinken. Daar staan twee fietsen van het Oostenrijkse merk KTM. Uit het winkeltje komen een man en een vrouw aanlopen. Zij vertellen mij, dat zij uit München komen. Het paar maakt een tocht van vier weken. Wij wisselen ervaringen uit. Ons gevoel en de ervaringen zijn hetzelfde. Het gevoel van vrijheid is zeer prettig. De wegen en de mensen zijn prima. Het is een geanimeerd gesprek. Wij zijn het erover eens, dat de tocht door het klimwerk en de hitte erg zwaar is. De vrouw wil graag met mij op de foto. Haar man willigt het verzoek meteen in en doet zijn best. Hij belooft mij, dat hij mij de foto per e-mail toestuurt. Daarna nemen wij, waarschijnlijk voor altijd, afscheid.
Een schaap in wolfs kleren De Donau eindigt niet als één rivier in de Zwarte Zee. De Donau vertakt zich dichtbij Tulcea in drie rivieren en eindigt als delta in de Zwarte Zee. Een van de aftakkingen heeft bij het dorpje Murighiol nog vijfentachtig km te gaan, voordat die in de Zwarte Zee eindigt. Dat is de laatste keer, dat ik de Donau zie, want mijn route gaat na Tulcea langs de Zwarte Zee naar het zuiden. Het is opnieuw letterlijk bloedheet. Bij een café in dat dorpje Murighiol wil ik bier drinken. Als ik stop roept een aantal mannen ‹He, mijn vriend›. In het algemeen heb ik daar vervelende ervaringen mee. Als iemand dat naar mij roept dan wil hij meestal wat van mij. Dat is nu ook het geval. Een van de mannen Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 117
vraagt of ik een camping zoek of een boottocht over de Donau-delta wil maken. Dat wil ik niet en de ‘vriendschap’ is snel voorbij. Na mijn derde 0,4 liter bier komt er een man in een korte broek en met een schipperspet op tegenover mij zitten. De man draagt een stoere leger-bodywarmer met frontzakken en een kapiteinspet. Hij vertelt mij, dat hij boottochten organiseert, een camping heeft en huisjes verhuurt. De man gaat er helemaal voor zonder opdringerig te zijn. Bij zijn vertrek laat hij zijn visitekaartje achter. Initiatief nemen waardeer ik. In dit voormalige communistische land begrijpt hij, dat er zonder actie niets gebeurt. Dat is ook mijn instelling. Het spreekt mij erg aan. Daarom besluit ik om bij deze man te overnachten, maar dat vertel ik hem nog niet. De man gaat weer bij de andere mannen aan tafel zitten. Hij vertrekt na het drinken van een kop koffie, zonder dat ik het merk. Als hij thuis is dan ga ik hem verrassen. Dan ziet hij, dat zijn inzet is beloond. Op zoek naar zijn bedrijfje houdt een jongeman op straat mij aan. Hij vraagt een minuut aandacht. Die minuut heb ik niet nodig. Hij wil mij een overnachtingsmogelijkheid aanbieden. Het is het bedrijfje van de man die ik sprak. Op het terrein staan twee huisjes. Ook is er de mogelijkheid om te kamperen. De zoon van de man informeert mij op het terrein over de mogelijkheden. Hij beheerst de Engelse taal niet voldoende en noemt een bedrag van 15 lei voor een kampeerplaats. Een huisje kost 80 lei. Dat verschil vind ik te groot. Met de zoon maak ik de afspraak om te kamperen. Als zijn vader erbij komt dan krijgt de zoon onder uit de zak. Voor een kampeerplaats vraagt hij 50 lei in plaats van 15 lei. Dat is omgerekend € 12,50. In dit land is dat extreem duur. Daarom neem ik toch maar een huisje. Het huisje heeft geen wc en douche. Die zijn op twintig meter afstand. Door de waardering voor de gedrevenheid van de man neem ik dat voor lief. Op een rond tafeltje heeft de man een fotoboek met foto’s van zijn activiteiten neergelegd. Zittend snuffel ik daar doorheen. Drie studenten komen bij mij aan het tafeltje zitten. Het zijn een Duits meisje, een jongen uit Zutphen en een meisje uit Alteveer. De Nederlanders studeren aan Windesheim in Zwolle economie op het niveau van een hogere beroepsopleiding. In Roemenië studeerden zij in dat verband van januari tot juli. Het is begin juli en hun studie zit erop. Het toeval wil, dat wij op 9 juli met dezelfde vlucht terugvliegen naar Eindhoven. Het blijkt, dat ik aan een eettafeltje zit. De studenten kwamen terug van een boottocht en eten vis met gefrituurde aardappelen met daarbij komkommer en tomaat. Het ziet er niet spectaculair, maar wel lekker uit. Daarom bestel ik het ook, zonder dat ik weet wat het kost. Het 118 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
eten is in dit land nergens duur. Dat risico durf ik wel aan. Het smaakt heerlijk. De man die mij vanmiddag aansprak loopt als een kleine legercommandant over zijn terrein. Hij doet zijn stinkende best en regelt alles. In het leger zou hij niet misstaan en een dikke voldoende halen. Door de vele muggen loop ik tegen tien uur naar mijn huisje. De campingeigenaar komt onmiddellijk op mij af en wil alvast met mij afrekenen. Voor het eten en een paar glaasjes wijn vraagt hij € 15,00. Dat is in Roemenië heel veel geld. In dit land is het eten in een vijfsterrenrestaurant goedkoper en uitgebreider. In feite belazert hij ons. Trammelant maken lijkt mij in dit land onverstandig en het eten zit al in mijn maag. Daarom rest mij niets anders dan het bedrag te betalen. Eerst was ik enthousiast over deze man. Nu ben ik slecht over dit schaap in wolfskleren te spreken. Mocht je ooit in Murighiol zijn, mijd dan Camping Andra en maak geen tour met s.c. Ami Tours. Dan wordt deze man alsnog gestraft voor zijn onhebbelijke gedrag. Een straal bezopen Duitser schreeuwt ‘s nachts rond twaalf uur tegen de eigenaar van het complexje, dat zijn mobiele telefoon van zeshonderd euro is gestolen. Hij verdenkt de campinghouder daarvan. De Duitser maakt enorm veel trammelant. Het is een geschreeuw van jewelste en hij wil de politie erbij halen. De consternatie loopt hoog op. Daardoor kan ik niet slapen. Na een poos biecht de Duitser op, dat hij het stelen van zijn telefoon verzon. Het duurt tot half twee voor de Duitser en de campingbaas ophouden met kissebissen. De Duitser slaapt op het grasveldje zijn roes uit. Aan de eigenaar van het complexje vertel ik ’s morgens, dat hij veel te veel geld vraagt voor het eenvoudige avondeten. Natuurlijk is hij het daar niet mee eens. Dat zou ook wel erg dom zijn. In mijn huisje laat ik een papiertje achter. Daar staat op, dat hij mij belazerde. Dan kan hij dat nog eens nalezen en op zich laten inwerken. Het leed geschiedde. Dit is alles wat ik nog kan doen.
Als een schooiende hond Vanaf dit dorp verlaat ik de Donau. In het zuidoosten van Roemenië ben ik. Mijn einddoel de Zwarte Zee bereik ik zeer binnenkort. De weg leidt mij naar het zuiden naar Constanta. Het eindpunt van mijn fietstocht van 4.000 km komt steeds dichterbij. Achteraf ben ik ondanks de omweg heel blij, dat ik voor de langere route koos. De dorpjes liggen in een waterrijk gebied en de huizen zijn anders dan in de vorige dorpjes. Hier snijden de inwoners veel riet. Het riet gebruikt men voor de daken. Met riet gedekte huizen zag ik hier tot nu toe niet. Hier dekt men veel, maar wel ruig. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 119
Met riet gedekt Roemeens huis Met heel veel fantasie is de dakbedekking te vergelijken met die van de boerderijen in Staphorst en de huizen in Giethoorn. De rietstengels zijn wel veel dikker dan in Nederland en het dekken komt hier lang niet zo secuur als bij ons. De manier van dekken wijkt vooral aan de bovenkant van het dak sterk af. Het lijkt erop, dat het dak daar dunner is. Aan de bovenkant houdt een horizontaal geplaatste houten lat of een ijzeren draad een meter beneden de nok het riet vast. Met rugwind fiets ik stukken met een snelheid van vijfendertig km per uur. Daardoor fiets ik verder dan ik voor vandaag plande. Toch stop ik al om vier uur. Dat is erg vroeg voor mijn doen. Bij een hotel-restaurant drink ik wat. Een man vraagt mij of hij ook een borrel mag. Die krijgt hij. Later zit ik aan een andere tafel. De man komt er opnieuw bijzitten en kijkt mij aan als een schooiende hond. De man wil ik het schooien afleren. Zonder een borrel te kopen of te krijgen vertrekt hij na een half uur. Ik blijf hier hangen en eet en slaap hier.
Dezelfde mannen zijn er weer Mijn constatering van gisteren, dat ik veel te veel betaalde voor het eten is hier bevestigd. Gisteren betaalde ik voor een primitief onderdak en eten 150 lei. Vandaag betaal ik in een veel luxere accommodatie met airco en uitgebreider 120 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
eten 107 lei. Een aantal mannen doet op het terras een voor mij onbekend spel. Ze gooien met twee dobbelsteentjes en schuiven dan wat met schijven in een houten bak. Het gaat er soms fel aan toe. De sfeer blijft ondanks het bier drinken goed. Morgen denk ik in de buurt van of misschien wel bij mijn einddoel Constanta aan te komen. Het kan maar zo zijn, dat ik nog even in de Zwarte Zee ga zwemmen. Mijn zwembroek is mij ondertussen veel te wijd, maar dat maakt mij geen zak uit. De tafels en stoelen van het terras van mijn hotel zijn gisteravond door de vrouwelijke bediende naar binnen gesleept. Als ik beneden kom staan de acht plastic stoelen en twee plastic tafels alweer op het terras. Dezelfde mannen van gisteravond zijn er weer. Ze beginnen waar ze gisteravond mee stopten. Dat is bier drinken.
Stofhappen Lekker opgefrist stap ik op de fiets. Dit keer was ik met een wasmiddel. Dat een deel van mijn shirt weer zo wit is, daar sta ik versteld van. Mijn shirt trek ik nat aan. De natte fietsbroek hang ik aan het bagagenet van mijn fiets om te drogen. Het brood in mijn tas is ruim een dag oud. Daarom koop ik vers brood. Tegenover de winkel staat een geheel in het zwart gekleed oud vrouwtje. Haar schoenen zijn zeker drie maten te groot. Zij steunt met haar oksel op een houten kruk. Om de houten poot is bij gebrek aan een rubberen dop een lapje stof gewikkeld. Het trillen van de kruk dempt daardoor een beetje bij het neerzetten. Rollators kom ik hier niet tegen. Aan de vrouw vraag ik of zij mijn oude brood wil hebben. Dat wil zij maar wat graag, terwijl zij weet dat het oud is. Dat hoort zij als ik erop klop. De wind is krachtig, maar komt voor mij uit de goede richting. De wegen zijn recht en goed. Wilde honden rennen dreigend op mij af. Daar wen ik nooit aan. Af en toe kom ik door een dorpje. Het is tien uur. De mannen drinken dan buiten bij een bar al bier. In de verte zie ik veel stof opwaaien. Het lijkt erop, dat ik daar langs moet. Wegenbouwers werken er aan de weg. Het oude wegdek is eraf geschraapt. Nieuw grind leggen zij erover en daarna asfalt, maar zover is het nog niet. Het is de hoofdweg en het verkeer gaat met een beetje oponthoud gewoon door over het aangewalste grind. Het autoverkeer veroorzaakt veel stof. Het vervelende is, dat de te repareren weg ongeveer twee km lang is. Het ergste is, dat ik op dat stuk stevig moet klimmen en stofhappen tegelijk. Langs de weg ligt een groot dood beest. Het is een gave das. Zo’n dier verwachtte ik hier niet.
Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 121
Het is maar voor één nacht Tijdens een stop zit ik bij een paar mannen aan tafel. Ik zie, dat één van hen wel heel erg oude teenslippers draagt. Mijn slippers sleep ik wel mee, maar ik gebruik ze nagenoeg niet. De slippers laat ik aan de man zien. Hij wil ze wel hebben en ik geef ze aan hem. Bij zijn vertrek bedankt hij mij uitvoerig. Met zijn nieuwe slippers in zijn hand gaat hij op zijn oude naar huis. De tocht naar mijn eindpunt Constanta verloopt voorspoedig. In een hotel aan de rand van Constanta klop ik aan voor een overnachting, maar er is geen kamer meer beschikbaar. Achter het hotel ligt een camping. Daar verhuren ze ook huisjes en kamers. De kamers zijn in een barak. Er zijn vier grotere kamers en een kamertje van 2,30 x 1,80 meter. Er staat een bed in en er is een lichtknopje. Een stopcontact is er niet. Het doet mij denken aan de heel eenvoudige kamertjes tijdens mijn wandeltocht in mei 2010 in Nepal. Het is maar voor één nacht. Het kleinste kamertje neem ik. Op de kamer zijn geen wc en douche. Die zijn in een andere barak vijftig meter verderop. Het probleem van het ‘s nachts moeten plassen los ik op door opnieuw van een petfles een urinaal te maken. De bovenkant van de fles snij ik eraf. De dan ontstane opening is meer dan groot genoeg om mijn piemeltje in te hangen. De afgesneden bovenkant druk ik met de dop erop na het plassen op de kop in de fles. Dan is de lucht wel te harden in mijn kleine kamertje. Het kamertje is propvol, want mijn tassen en fiets staan er ook in. Vandaag is het 5 juli. Vanaf maandagavond, het is dan 9 juli, is het allemaal weer wat royaler. Dan ben ik weer thuis. Mijn medebewoners in de barak nodigen mij uit om mee te gaan wandelen. Met zijn zevenen belanden wij op de camping in een café. Nooit eerder at ik niet schoongemaakte vis. Hier krijg ik een bord met kleine gefrituurde visjes voorgeschoteld. De visjes liggen op het bord, zoals ze ook gevangen zijn. Dat is met ogen, vinnen en gevulde ingewanden. De visjes kraken tussen mijn tanden, maar de smaak is goed.
Eén keer per dag Het zoute water van de Zwarte Zee is drieëntwintig graden en is glashelder. Daar zwem ik twintig minuten in. Om twaalf uur is het al zo heet, dat ik de fiets pak en vertrek. Langs de weg zie ik heel veel kraampjes op een traject van een paar honderd meter. Zij verkopen allemaal dezelfde producten, zoals zwembandjes, opblaasbare plastic bootjes, schepjes en emmertjes. De concurrentie is moordend. Het is een kleurrijk gezicht. De dag breng ik door in Con122 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
stanta. Dit is in feite het einde van mijn fietstocht. Bij mijn vertrek had ik het plan om van Constanta op de fiets naar Boekarest te gaan. Daar zag ik tijdens de tocht vanaf, omdat ik een groot deel van die route al fietste. Om een groot deel van de weg opnieuw te fietsen, daar heb ik geen zin in. ’s Middags om kwart over vijf sta ik aan het loket van het treinstation. In Nederland hoef je nooit langer op de trein te wachten dan een uur. Dat verwacht ik hier ook. Rond negen uur denk ik dan in Boekarest aan te komen. Aan de loketbeambte vraag ik om een treinkaartje voor mijzelf en voor mijn fiets naar Boekarest. Van haar antwoord word ik niet vrolijk. Eén keer per dag kan er een fiets worden meegenomen. Dat is alleen ‘s morgens om twintig over vijf. Daar sta ik dan. Boos ben ik. Als de boosheid voorbij is dan koop ik alvast treinkaartjes voor morgen.
Op een visstoeltje met de rug tegen de muur Mijn lekke luchtbed heb ik nog tot mijn beschikking. Slapen in of rond het station doe ik toch maar niet. Om van de schrik te bekomen zit ik op het perron op een bankje. Naast mij komen twee zwervers zitten. Op het lichaam van de man naast mij zie ik grote vleeswonden. Het lijkt erop, dat hij gevochten heeft. Er lopen hier heel veel ongure types rond. De leeftijden van deze types variëren van twee, ja twee, tot tachtig jaar. Zij dragen oude kapotte vieze kleren. Schoenen hebben ze niet, zelfs geen goedkope slippers. Zij lopen op smerige blote voeten. Hier slapen is vragen om moeilijkheden. Hier voel ik mij niet prettig. Daarom vertrek ik al snel. Het duurt nog precies twaalf uur voor mijn trein vertrekt. Met mijn fiets verlaat ik het station. Waar ik ga slapen, dat weet ik nog niet. Bij de uitgang van het station zit een nette geblondeerde vrouw op een visstoeltje met de rug tegen de muur. Zij maakt naar mij met gebaren een beweging om te slapen. Ze wil toch niet met mij slapen, denk ik. Een andere man maakt mij duidelijk, dat zij een kamer voor mij heeft. Twee dagen terug bij het ‘legercommandantje’ nam ik mij voor om op zulke aanbiedingen niet meer in te gaan. Toch informeer ik waar het is en naar de prijs. Het is in een appartement in de buurt op de tiende etage, zegt de helpende man. Dat wil ik weleens zien. Samen met de vrouw ga ik daar naartoe. Zij loopt hevig zwetend voorop met het visstoeltje in haar hand. Ontspannend fietsend volg ik haar. Mevrouw kijkt steeds achterom en houdt mij goed in de gaten. Deze bijverdienste van omgerekend zeventien euro wil zij maar wat graag binnenhengelen. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 123
In haar bed Het appartement is een oude grauwe voormalige communistische flat. De fiets mag mee naar boven, spreken wij af. Bij de lift ontstaat er echter een probleem. De lift is erg klein. De fiets past er in de normale stand niet in. De vrouw zegt, dat de fiets wel rechtop in de lift kan staan. Alle bagage haal ik van de fiets af. De fiets kan inderdaad rechtop in de lift staan. Aan de binnenkant van de liftdeur zitten echter twee klapdeurtjes. Die kunnen dan niet dicht en de lift werkt dan niet. De vrouw kijkt al somber. Glipt haar deze bijverdienste tussen de vingers door, lijkt zij zich af te vragen. Nee, dat is niet het geval. Ik besluit om de fiets beneden in het portaal te laten staan. Op slot en met twee extra sloten zet ik de fiets vast aan een ijzeren hekwerk. Zwijgend stappen wij de kleine lift in. De vrouw drukt op het cijfer tien. Dat is de hoogste etage van dit flatgebouw. Op de tiende etage stopt de lift met een schok. Wij stappen uit. De vrouw loopt voorop over de grijze betonnen vloer. Op gepaste afstand loop ik achter haar aan. Het is maar een kort stukje. Langs de oude donkergroen geverfde wand komen wij bij haar hoekflat aan.
Hoge flat; uiterste hoekje linksboven is ‘mijn’ kamer Het is wel bijzonder om bij een wildvreemde, maar niet wilde, Roemeense vrouw in huis te slapen. Zij heet Helena. De schoenen moet ik bij de deur 124 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
uitdoen. De slaapkamer ziet er netjes uit. Het is er wel bloedheet. In haar woonkamer staat een opbergkast met laadjes en deurtjes. De televisie staat in het midden. Daar omheen staan ongeveer vijftig porseleinen afbeeldingen van danseresjes, paard en wagen enzovoorts. Op de vloer van de kamer ligt een groot rood vloerkleed met een motief erin. Helena slaapt zelf op een slaapbank in de woonkamer. Waarschijnlijk lig ik tot half vijf ‘s morgens in haar bed. Dan ga ik opstaan. Als Helena mij de kamer heeft laten zien dan vertrekt zij weer. Of zij haar visstoeltje weer bij zich heeft, dat weet ik niet. Het verbaast mij niet als Lena nog een klant binnenhengelt. Op mijn fiets ga ik nog even de stad in. Bij het verlaten van de flat ligt het visstoeltje nog bij de deur en Helena komt er met een tasje met wat boodschappen net aanlopen.
Oh, bij Helena, zeggen zij lachend De verkeerslichten zijn hier handiger dan in Nederland. Naast het rode of groene licht staat aangegeven hoeveel seconden die kleur nog blijft. Dat geeft rust in het hoofd. In het centrum ligt een mooi park met prachtige fonteinen. Het is er, zoals in alle parken in dit land ‘s avonds, erg druk. Via het station fiets ik terug naar de flat. Dan weet ik morgen precies hoe groot de afstand is. Bij de uitgang van het station zitten nu twee vrouwen op een visstoeltje om slaapklanten te werven. In mijn fietskleding ben ik een potentiële klant. Natuurlijk benaderen de vrouwen mij. Ik laat ze weten, dat ik al een plekje heb. ‘Oh, Helena’, zeggen zij lachend. Om half vijf gaat de wekker. Helena hoort die ook. Zij komt uit de veren en helpt mij om de tassen uit haar kamer te zetten. Wij geven elkaar een hand en nemen zonder wat tegen elkaar te zeggen en emotieloos voor altijd afscheid. Mijn fiets staat beneden nog vastgeketend aan het ijzeren hek. Daar ben ik erg blij mee. Als er wat bijzonders gebeurde dan hoorde ik de afgelopen tijd steevast ‘Dit is Roemenië’. Het is nog donker. Zonder achterlicht fiets ik naar het station. Voor het station zitten zes honden mij blaffend en zeer dreigend achterna. Ze rennen net zo hard als ik kan fietsen. Het lukt mij niet om de honden van mij af te schudden. Daarom spring ik van mijn fiets af en maak ik veel geluid en trappende bewegingen. De honden zijn onder de indruk. Zij staken hun gezamenlijke aanval. ‘Dit is Roemenië›, zegt een man bij de hoofdingang van het station tegen mij. Snel vlucht ik het station in.
Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 125
De dakloze is klaarwakker De trein arriveert al om vijf uur. Een conducteur wijst mij de wagon voor de fiets aan. Over smalle traptreden moet de fiets zowat een meter hoger in de trein komen. Aan een conducteur vraag ik om hulp. Nors zegt hij, dat mijn fiets in de fietswagon moet. Daarna loopt hij zonder te willen helpen verder. Een medepassagier heeft een mountainbike bij zich. Wij helpen elkaar bij het inladen. Twintig minuten later, dus precies op tijd, vertrekt de trein. Het einde van mijn bijna twee maanden durende tocht is nabij. In de trein ontdek ik, dat ik ook bij Helena mijn kabeltje voor het opladen van mijn telefoon vergat. Daar is niets meer aan te doen. Om tien over acht kom ik na bijna drie uur in Boekarest Noord aan. De mountainbiker helpt mij met het uitladen van de fiets. Alleen is het niet te doen. Wat een geheister is het. Vallend komt de fiets op het perron terecht. Een dakloze die op vier kuipstoeltjes ligt te slapen slaapt gewoon verder. Meteen schrik ik mij rot. Waar is mijn computer, bedenk ik mij. Mijn fiets ligt nog plat op het perron. Direct ren ik terug naar mijn zitplaats. Het is spannend of ik nog voor het vertrek van de trein er weer uit ben. De computer ligt nog aan het raam. Rennend kom ik de trein ook weer uit. De trein staat daarna nog tien minuten stil. Het rennen was dus onnodig, maar dat weet ik pas achteraf. Een andere dakloze is klaar wakker. Hij struint de afvalbakken af. Hij zoekt zonder succes naar eten en vertrekt. De man brengt mij op een idee. Voor mijzelf kook ik van mijn laatste pakje een pannetje soep. Op het perron eet ik die op. Het verschil tussen het gedrag van een dakloze en mijn gedrag tijdens een lange fietstocht is niet zo groot.
Schril contrast Bij McDonald’s drink ik koffie. Een jongetje van een jaar of vijf struint de tafels af. Hij is op zoek naar eten en is hondsbrutaal. Het is hier voor hen een goede plek om etensresten te scoren. Op deze manier houdt hij zichzelf in leven. Een medewerker verwijdert hem van het terras. Binnen tien tellen loopt hij er alweer rond. Op de fiets verken ik Boekarest. Het immens grote parlementsgebouw en het daartegenover liggende ‘Plein van de Revolutie’ maken grote indruk.
126 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Op het ‘Plein van de Revolutie’ Op dit plein jouwde het Roemeense volk op 21 december 1989 de dictator Nicolae Ceausescu uit. Op dit plein heerst nu een serene rust. Ik sta hier helemaal alleen, maar met mijn fiets. In een taxi komen twee Fransmannen aan. Aan één van hen vraag ik om een foto van mij te maken. Hij hoort mijn verhaal over mijn fietstocht en maakt met zijn eigen toestel ook een foto van mij. De tegenover het parlementsgebouw liggende brede laan met aan het eind daarvan een grote fontein is ook erg mooi om te zien. Het geheel staat in schril contrast met de armoede die ik in de dorpjes zag. Staatslieden zorgen altijd goed voor zichzelf en hun eigen omgeving is mijn conclusie. In het parlementsgebouw zetelde de laatste communistische leider van Roemenië, de al eerder genoemde Nicolae Ceausescu. Hij en zijn vrouw zijn na de revolutie in december 1989 door een vuurpeloton gedood. In het openbaar toegankelijke zeventien ha grote Cismigiupark, dat in 1847 is aangelegd, breng ik ‘s middags een paar uurtjes door. Het heeft een meer waarin bootjes varen. Het is het oudste park van Boekarest en ligt in het centrum van de stad. Hier rust ik uit op één van de honderden banken. De banken hebben allemaal een onderstel en armleuning van gietijzer. Alle zittingen en leuningen hebben dezelfde groene kleur, iets donkerder dan Staphorster groen. Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 127
1725 Iets donkerder dan Staphorster groen De prullenbakken hebben aan eten zoekende mensen geen gebrek. Het eten door de daklozen van weggegooide etensresten is hier de gewoonste zaak van de wereld en redt mensenlevens. Tegenover mij zit een dakloze. De man draagt een Audi-pet en uiteraard oude kleren. Zijn hele hebben en houden past in twee grote plastic tassen. De man maakt een kruiswoordpuzzel. Tussentijds zoekt hij in een prullenbak naar eten. Hij komt met een rond doosje terug. Op zijn zitplaats kijkt hij wat er in zit. In het doosje zitten nog drie puntjes smeerkaas. Samen met stukken oud brood eet hij die op. De mussen en duiven krijgen ook brood van hem. Het is aandoenlijk om dat te zien.
Flat van de staat Een dame die drie banken verderop zit, rookt haar sigaretten niet helemaal op. De peuken gooit zij op de grond. De man tegenover mij is scherp en ziet dat. Na het eten rookt hij met een vuurtje van mij de peukjes tot aan het filter op. De peukjes gooit hij keurig in een afvalbak. De bezoekers van het park bestaan nu grofweg uit tien procent daklozen. Vannacht loopt dat percentage door extra daklozen en vertrekkende andere mensen waarschijnlijk op naar honderd procent. Om drie uur heb ik nog geen slaapplaats. Daar doe ik ook nog geen moeite voor. Er komt vast en zeker wel een oplossing. Tot nu toe is die steeds 128 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
zeer verrassend en bijzonder. Daar vertrouw ik nu ook op. Steau Boekarest won in 1986 als eerste Oost-Europese club de Europa Cup ten koste van FC Barcelona. Het oude stadion van de voetbalclub Steau Boekarest is hier niet ver vandaan. Om dat stadion te kunnen bekijken fiets ik daar heen. Onderweg spreekt een jongeman op een mountainbike mij aan. Hij gaat een fietstocht naar Griekenland maken, vertelt hij. Ik vertel hem dat ik het voetbalstadion Steau Boekarest wil bezoeken. De vriendelijke jongeman wil mij de weg wel wijzen. Hij fietst voorop en ik fiets er achteraan. Het stadion wordt niet meer gebruikt. Elders in de stad bouwt de club een nieuw stadion. Als wij bij het stadion aankomen dan staat daar een militair. De toegang tot het voormalige stadion is verboden en wij fietsen terug. De jongeman blijkt in deze buurt te wonen. Als wij bij zijn voormalige communistische flat aankomen vraagt hij of ik even wil wachten. Hij wil zijn fototoestel ophalen. Een paar minuten later is hij terug en maakt een paar foto’s van mij. Desgevraagd vertelt hij, dat deze flat van de staat is. Hij betaalt daar een lage huur voor.
Gewapende militair Turend op de vanmorgen aangeschafte gedetailleerde wegenkaart van Boekarest fiets ik alvast in de richting van de twintig km buiten de stad liggende luchthaven. Halverwege slaap ik in een motel. In het bijbehorende restaurant ernaast is net als een week eerder een huwelijksfeest. Het bruidspaar en de gasten zien er piekfijn uit. Het is een levensgroot verschil met de mensen die ik in een dorpje in de begrafenisstoet zag. Van het feest heb ik helemaal geen last. Ik kijk uit naar het vertrek van het vliegtuig naar Eindhoven. Dat duurt nog anderhalve dag. Dat geeft mij de tijd om de spullen die ik niet wil meenemen weg te gooien. Als een hangoudere hang ik hier vervolgens wat rond. Op mijn laatste dag in Roemenië, het is 8 juli, is het eenenveertig graden. Uit verveling bezoek ik een winkelcentrum. Een bewaker verzekert mij, dat het vertrouwd is om mijn fiets op slot buiten te laten staan. Daar vertrouw ik op. In het winkelcentrum is de temperatuur zeer aangenaam. Hier kijk ik mijn ogen uit. De meest luxueuze artikelen zijn hier te koop. Er zijn in dit centrum zelfs de duurste Audi’s te koop. In een Apple-winkel koop ik een nieuw kabeltje voor mijn telefoon. Het verschil tussen de dorpswinkeltjes en dit winkelcentrum is net zo groot als het verschil tussen water en vuur. De laatste twee dagen zijn in feite verloren dagen. Het is gewoon wachten op het vliegtuig. Over de zesbaans snelweg fiets ik naar de luchthaven. In tegenstelling tot alle Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 129
waarschuwingen houden de auto’s bij het passeren royaal afstand. Om half zes kom ik op mijn fiets op de luchthaven aan. Over elfeneenhalf uur vertrekt ‘mijn’ vliegtuig van de Hongaarse prijsvechter Wizz Air. In de kleine vertrekhal zoek ik een zitplaats op. Er komt een groep van vijftien mannen met ingepakte mountainbikes aanlopen. Het zijn Israëlisch. Dat zie ik aan de verpakking. Zij fietsten vijf dagen in de bergen in de Karpaten. Met veel interesse kijken zij naar mijn fiets. Eén van de mannen maakt er een paar foto›s van. Hun fietsen zijn perfect in kartonnen dozen ingepakt. Aan mij vragen zij hoe ik dat doe. Ik vertel hen, dat ik mijn grondzeil van de tent om de fiets wikkel en met kabelbinders vastmaak. Natuurlijk willen zij ook weten hoe oud ik ben. Dat vertel ik hen. De leeftijdsverschillen tussen hen en mij zijn niet groot. Elk kwartier marcheert hier een groep gewapende geüniformeerde mannen en vrouwen door de vertrekhal. Af en toe loopt er ook een gewapende militair mee. Een minuut of vijf later komt dezelfde of een andere groep terug. Het is mij volstrekt onduidelijk waarom dat gebeurt. Het lijkt erop, dat de groepen zich willen laten zien om indruk te maken. Met de eerstvolgende groep ga ik meelopen om te kijken wat deze mensen doen. Dan zie ik, dat zij de passagiers controleren op verboden voorwerpen voor de vlucht. Op een hoek staat een gewapende militair. Het geheel ziet er indrukwekkend uit. Er zit een Israëliër naast mij. Hij biedt mij een reep aan. Op de verpakking staat ‘Energy’. Het is lekker. Het is een Israëlische energiereep. Dat zie ik aan de voor mij vreemde letters op de verpakking. Van die letters snap ik helemaal niets. De inhoud smaakt goed en daar gaat het om. Met een handdruk nemen wij afscheid. Als ik thuis ben dan besef ik door een bericht in de krant van 19 juli 2012, dat het niet zo veilig is om in de buurt van een groep Israëliërs te zijn. Daarin lees ik het volgende.
Bulgarije herziet aantal dode Israëliërs De aanslag op een bus met Israëlische toeristen in het Bulgaarse Boergas heeft niet zes, maar vijf Israëliërs het leven gekost. In de vertrekhal is het ‘s nachts rond twaalf uur rustig. Het is tijd om een slaapplaats in de hal te zoeken. Aan twee geüniformeerde mannen vraag ik of ik hier ergens in een hoekje op mijn luchtbed mag slapen. Dat is geen enkel probleem. Vanaf vier uur kan ik inchecken. Het vervoer van de fiets moet ik nog regelen. Als eerste wil ik mij melden aan de balie. Daarom spreid ik mijn luchtbed voor het informatieloket van Wizz Air uit. Als ik vroeg ben dan lijkt mij de kans, dat mijn fiets met de vlucht mee kan het grootst. 130 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
De paniek slaat toe Door over mijn gezicht en armen lopende vliegen ben ik om drie uur al klaarwakker. Om vier uur check ik in. Mijn bagage weegt nog slechts zeventien kg. Dat is dertien kg lichter dan bij het vertrek. Voor het vervoer van mijn fiets moet ik aan een ander loket aanvullend € 45,00 betalen. Ik betaal met een briefje van vijftig. De man heeft geen wisselgeld, dus wordt het iets duurder. Bij de incheckbalie toon ik het betaalbewijs. Daarna mag ik met mijn fiets naar een scanpost voor pakketten met een afwijkende maat. Mijn fiets kan door zijn omvang op geen enkele manier door de scan. Het is spannend of de fiets wel mee mag. Er komt een andere beambte aan te pas. Na overleg haalt hij een apparaat op, waarmee hij de fiets aftast. Tot mijn opluchting mag de fiets mee. Wel moet ik de banden eerst nog laten leeglopen. In de vertrekhal wacht ik totdat er ingestapt mag worden. Dat is een domme en ondoordachte zet van mij. Op het moment dat er mag worden ingestapt loop ik pas naar de douane. De weg naar het vliegtuig is dan nog lang. Eerst moet ik zelf door de scan en daarna nog door de douanecontrole. Het is dan kwart voor zes en vanaf vijf over zes kan ik niet meer aan boord. De toegangspoort is dan definitief gesloten. Dat lees ik ondertussen in mijn papieren. De paniek slaat toe, dat gebeurt niet zo vaak bij mij.
Dat wordt weer wennen Er zijn vier douaneloketten. Daar staan nog een paar honderd mensen voor. De tijd dringt en ik word bloednerveus. Om vijf voor zes passeer ik de douane. Hollend door de lange gangen ga ik naar het vliegtuig. Als ik daar aankom dan zie ik op een scherm staan ‘Laatste oproep’. In de vertrekhal riep men dat natuurlijk wel om, maar daar gaf ik geen acht op. Men roept hier zoveel om. Direct nadat ik naar buiten loop, waar de bus naar het vliegtuig al klaar staat, gaat het toegangspoortje definitief dicht. Met bonzend hart zit ik in de bus, die mij naar het vliegtuig brengt. Stipt op tijd landt het prima vliegtuig op 9 juli rond acht uur ’s morgens in Eindhoven. Mijn fiets staat al onbeschadigd naast de bagageband, voordat ik er zelf ben. Met mijn handpompje pomp ik de banden weer op, zet ik stuur weer recht en zet ik de trappers weer aan mijn fiets. Ik krijg de banden niet hard. Onderweg vraag ik iemand die in zijn tuintje werkt om een fietspomp. Langs het PSV-stadion fiets ik naar het NS-station. Het PSV-stadion staat open. Guus Meeuwes trad daar op en de grasmat was stuk. De nieuw aangelegde grasmat Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 131
ligt er keurig in. Per trein reis ik door stremmingen via Rotterdam naar Meppel. Rond half drie ben ik thuis. De feestelijke vlaggetjes wapperen in de wind en in onze tuin groeit het onkruid weelderig. Dat wordt weer wennen na mijn vrije leventje.
132 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee
Nawoord Deze fietstocht is onvergetelijk door de vele fijne contacten die ik onderweg opdeed en smaakt naar meer. Het kaartje dat aan een ballon werd opgelaten heb ik opgestuurd naar Nieuwegein. Daar heb ik geen reactie op ontvangen. De Japanse vrouw die mij een kaartje vanuit haar land zou sturen hield, net als ik, woord. Zij nodigt mij uit om Japan een keer te bezoeken. Haar adres bewaar ik. Op de camping in Hongarije zat een blauw dopje op een kraan waar warm water uitkwam. In de daarna komende landen besefte ik, dat het een luxe watervoorziening was. Het plan om de Vereniging voor Nederlandse gemeenten een brief te sturen over het in alle Nederlandse gemeenten beschikbaar stellen van Wi-Fi heb ik laten varen. Bij het binnenkomen van Hongarije trof ik in een routebordje vijfentwintig kogelgaten aan. De routebordjes werden tijdens mijn tocht steeds schaarser, maar kogelgaten trof ik er niet meer in aan. Aan één van de drie mannen en twee vrouwen uit Boedapest, die met hun kajak een tocht maakten, mailde ik de gemaakte foto’s. Twee van de vijf mensen hebben de vierdaagse tocht niet volbracht, zo bleek uit een e-mail van één van hen. Ondanks de vele slangen die ik zag, is mij een slangenbeet bespaard gebleven. Aan het gezin in Hongarije van wie ik een grote mok met Nescafé en een glas frisdrank kreeg stuurde ik in drievoud drie foto’s. Aan de man in Kroatië die een kiepauto wilde kopen stuurde ik per e-mail adressen van Nederlandse websites, waarop kiepauto’s te koop werden aangeboden. De man bedankte mij daarvoor, maar of hij er wat mee heeft gedaan, dat weet ik niet. Met het schoolgaand meisje van zeventien jaar, die bij de uitgang van ‘Kaufland’ stond, heb ik per e-mail nog regelmatig contact. Het plastic schoteltje van Slavi, Gergana en Yoana hangt aan de muur in mijn werkkamer. Het kabeltje van de telefoon, dat ik in een Bulgaars hotel in Ruse liet liggen, heb ik niet teruggekregen. De receptioniste van het hotel mailde mij, dat zij het bewaart en dat ik het bij een volgende overnachting maar moet meenemen. De twee aardappelen de ik voor een kennis in een plastic zakje wilde meenemen heb ik na een telefoongesprek met hem in Roemenië achtergelaten. De kans dat het aardappelras door hemzelf is ontwikkeld achtte hij groot. Giedrius, de fietser uit Letland, is uiteindelijk niet met de trein van Oekraïne naar Letland teruggereisd, maar op de fiets. Hij fietste in totaal 8.491 Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee - 133
km. De man uit München, die van zijn vrouw en mij een foto maakte, heeft de beloofde foto niet toegestuurd. Van 27 september tot 26 oktober fietste ik in plaats van in Vietnam in Indonesië (Java, Bali, Lombok en Soemba). Met het schrijven van dit nawoord is de tekst van mijn boek afgerond. Ik hoop, dat u aan het lezen ervan, veel plezier heeft beleefd. Staphorst, winter 2012. Henk Oosterveen
134 - Op de fiets van Staphorst naar de Zwarte Zee