TOELICHTING
Op 1 juli 2008 heeft de raad van de gemeente Oosterhout het bestemmingsplan “Reparatieherziening Buitengebied” vastgesteld. Vervolgens is dat bestemmingsplan op 23 februari 2009 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. Tegen dit bestemmingsplan loopt nog beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Verzoeken om voorlopige voorziening zijn door de voorzitter van die Afdeling Bestuursrechtspraak afgewezen. Voor het perceel Parallelweg 30 te Dorst is het bestemmingsplan inmiddels onherroepelijk. In het kader van de “Reparatieherziening Buitengebied” is een nieuw agrarisch bouwvlak op het perceel Parallelweg 30 te Dorst toegewezen. Deze wijziging heeft plaatsgevonden vanwege een voorliggend schetsplan, waarbij de aanwezige woning op dit perceel wordt vervangen door een nieuwe woning. Redenen hiervoor zijn, dat de huidige woning in een dermate slechte bouwkundige staat verkeerd, dat verbouwing niet meer haalbaar wordt geacht. Met deze gewijzigde situering is het nu mogelijk om de afstand tot de aanwezige drukke spoorweg te vergroten (van 30 meter naar ca. 100 meter tot de as van de spoorweg) en dus om de geluidhinder ter hoogte van de woning te verminderen. Het bouwplan is qua situering in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Wel bestaat er strijdigheid met de regels van dit bestemmingsplan in verband met een overschrijding van de maximaal toegelaten goothoogte. In het kader van deze herziening van het bestemmingsplan wordt enkel een grotere goothoogte (van 4,5 meter naar 6 meter) mogelijk gemaakt. Uit stedenbouwkundige overwegingen bestaan geen bezwaren tegen het toestaan van een hogere goothoogte van de te bouwen vervangende woning op dit perceel, mede gezien de solitaire ligging van dit perceel ten opzichte van andere bebouwing. Het ingediende bouwplan voldoet voorts een redelijke eisen van welstand. In deze herziening wordt dus enkel de planregel van artikel 15 “Agrarische Bedrijfsdoeleinden – AB – (Medebestemming)” en wel onder lid 4, sub h., gewijzigd. Voor het overige blijven de voorschriften van dat geldende bestemmingsplan “Reparatieherziening Buitengebied” onverkort van toepassing. Deze planherziening bevat dan ook enkel een korte toelichting en een tweetal algemene planregels. In de toelichting wordt de aanleiding van de planherziening beschreven. De toelichting van het geldende bestemming is eveneens van toepassing. Nu deze herziening enkel het wijzigen van de planregel voor de maximaal toegelaten goothoogte betreft, zijn ook geen nadere onderzoeken verricht in het kader van deze herziening. Deze herziening van het bestemmingsplan moet gezien worden als een partiële herziening op een vigerend analoog bestemmingsplan, waarvoor op basis van een aangekondigde wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening geen verplichte digitalisering (door toepassing van de Regeling RO Standaarden) nodig is. Aan de hiervoor geldende voorwaarden wordt voldaan, nu nog geen 10 jaar na vaststelling van het bestemmingsplan “Reparatieherziening Buitengebied” zijn verstreken en het enkel een aanpassing van planregels betreft. Bij de over enkele jaren voorziene actualisering van het bestemmingsplan Buitengebied zal ook deze herziening van dat bestemmingsplan worden betrokken.
Volledigheidshalve zijn bij deze herziening als bijlagen bijgevoegd de volgende onderdelen van het geldende bestemmingsplan “Reparatieherziening Buitengebied”: - regels van artikel 15 “Agrarische Bedrijfsdoeleinden – AB – (Medebestemming)”; - Detailplankaart 29 uit het geldende bestemmingsplan, waarop het perceel Parallelweg 30 te Dorst is vermeld.
Oosterhout, maart 2010
BIJLAGEN
Detailplankaarten: medebestemmingen
Artikel 15 - Agrarische bedrijfsdoeleinden -AB- (Medebestemming) Doeleinden
Toegevoegd
Lid 1. De gronden, op een detailplankaart, aangewezen voor 'Agrarische bedrijfsdoeleinden -AB-' zijn overeenkomstig de aanduidingen op het renvooi van de kaart en op de kaart mede bestemd voor: a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf; b. de instandhouding en/of herstel van de op de detailplankaart en de separate bijlage 3 aangegeven monumentale bomen; c. het behoud en/of herstel van de in bijlage 4 van de voorschriften beschreven cultuurhistorische en architectonische waarden van de als ‘monument’ aangeduide bouwwerken.
Doeleinden binnen differentiatievlak op plankaart 3
Lid 2. Voor zover de gronden gelegen zijn binnen het op plankaart 3 aangegeven differentiatievlak ‘leidingen’ zijn deze overeenkomstig de aanduidingen tevens bedoeld voor de aanleg en de instandhouding van voorzieningen ten behoeve van de energie- en watertoevoer alsmede voor het transport van afvalstoffen en daarmee vergelijkbare doeleinden.
Inrichting
Lid 3. Op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten: a. tijdelijke kassen; b. ondersteunende kassen en tunnels; c. overige kassen, uitsluitend ten behoeve van een op de kaart als zodanig aangeduid glastuinbouwbedrijf; d. overige bedrijfsgebouwen; e. één bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen, behoudens op percelen, waarop blijkens een aanduiding op de kaart twee bedrijfswoningen zijn toegestaan, dan wel geen bedrijfswoning is toegestaan; f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; g. tuin/erf, verhardingen en andere bij de bestemming passende voorzieningen.
Bouwvoorschriften
Lid 4. Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de aanwijzingen op de detailplankaarten alsmede de volgende bepalingen:
Hoofdstuk 2
47
a. gebouwen en bouwwerken zijn slechts binnen het bouwvlak toegestaan, met uitzondering van kassen ten behoeve van als zodanig aangeduide glastuinbouwbedrijven, welke binnen het gehele bestemmingsvlak zijn toegestaan; b. de afstand van gebouwen tot aan de as van een weg waaraan wordt gebouwd bedraagt ten minste: 50 meter langs een interregionale weg, 25 meter langs een interlokale weg en 15 meter langs overige wegen; c. de afstand van gebouwen tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste: 1 meter voor glasopstallen, 1,5 meter voor gebouwen met een goothoogte minder dan 3 meter en 3 meter voor een gebouw – geen glasopstand zijnd – met een goothoogte van meer dan 3 meter. Indien de perceelsgrens is gelegen in water worden voormelde maten gemeten vanuit de boveninsteek van de betreffende oever; d. op de gronden met de differentiatie ‘leidingen’ mag niet worden gebouwd; e. de nieuwbouw van kassen is uitgesloten, behoudens: (1) de bouw van tijdelijke hoge tunnels en tijdelijke kassen; (2) de bouw van ondersteunende kassen bij bestaande agrarische bedrijven tot maximaal 2000 m², indien het bouwvlak gelegen is binnen de bestemming ‘Agrarisch gebied’ en maximaal 1000 m² indien het bouwvlak gelegen is in ‘Agrarisch gebied met natuurwaarde’ of ‘Agrarisch gebied met landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarde’; (3) ten behoeve van de op de detailplankaart als glastuinbouwbedrijf aangeduide bedrijven tot een maximum van 2 ha; (4) de goot- en nokhoogte van de kassen mag mogen respectievelijk ten hoogste 4,5 m1 en 5 6 m1 bedragen; f. de goot- en nokhoogte van de bedrijfsgebouwen mogen respectievelijk ten hoogste 6 m1 en 10 m1 bedragen;
Algemeen
Kassen
Vervallen
Gewijzigd
Bedrijfswoning
Toegevoegd
48
g. de inhoud van de bedrijfswoning, met inbegrip van de inhoud van aangebouwde bijgebouwen, mag ten hoogste 750 m3 bedragen. Bij het bepalen van de inhoud van een woning worden niet voor bewoning bestemde aangebouwde bijgebouwen niet meegerekend;
Hoofdstuk 2
Bijgebouwen
Toegevoegd
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Hoofdstuk 2
h. de goothoogte van de bedrijfswoning mag ten hoogste 4,5 m1 bedragen en de nokhoogte ten hoogste 9 m1; i. de bedrijfswoning dient gesitueerd te worden buiten de: - 50 dB(A)-contour van het wegverkeer; - 50 dB(A)-contour van de bedrijventerreinen; - 57 dB(A)-contour voor spoorweglawaai; dan wel tussen de vastgestelde grenswaarden voorzover passend binnen de verkregen ontheffing(en) op grond van de Wet geluidhinder; j. het oppervlak van de bij de bedrijfswoning behorende vrijstaande bijgebouwen mag ten hoogste 70 m² bedragen; de goot- en nokhoogte van de bijgebouwen mogen ten hoogte 3,5 m1 respectievelijk 5,5 m1 bedragen; jk. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 12 m1 bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 m1 mag bedragen.
49