Oorlogsverslaggeving en het proces van nieuwsgaring, -productie en –presentatie tijdens de climax van een oorlogsconflict
Stefanie Vermeulen Universiteit van Amsterdam Master Journalistiek en Media september 2003 - januari 2004
Inhoudsopgave 1. Inleiding
Oorlogsverslaggeving is een vak apart binnen de journalistiek.
1a. Vraagstelling: Hoe verloopt het proces van nieuwsgaring, -productie en -presentatie tijdens de climax van een oorlogsconflict respectievelijk in dagblad- en televisienieuws? 1b. Subvraag: Welke technische, communicatieve en logistieke aspecten bevorderen, danwel belemmeren het werk van de oorlogsverslaggever respectievelijk in dagblad- en televisienieuws? 1c. Methode 2. Ontwikkelingen in het werk van de oorlogsverslaggever als gevolg van technologische, logistieke en communicatieve innovatie. 2a. Ontwikkelingen in schrijvende oorlogsjournalistiek 2b. Ontwikkelingen in beeld-oorlogsjournalisitek 3. Logistiek, communicatie en techniek van oorlogsverslaggeving: hoe verloopt het proces en welke factoren belemmeren danwel bevorderen het werk van de oorlogscorrespondent? 3a. NOS – journaal – de technische, communicatieve en logistieke factoren: bevorderingen en beperkingen 3b. De Volkskrant – de technische, communicatieve en logistieke factoren: bevorderingen en beperkingen 4. Blik op de toekomst. 5. Conclusie 6. Literatuurlijst en interviews
1. Inleiding ‘De Nederlandse oorlogsverslaggeving is een ondergeschoven kindje’, zegt Arnold Karskens, oorlogscorrespondent voor de Nieuwe Revu1. Karskens is sinds 1981, toen hij de burgeroorlog in El Salvador versloeg, oorlogsjournalist en hij betreurt het dat over deze tak van journalistiek zo weinig wordt gediscussieerd. In twintig jaar tijd kwam Karskens in dertig oorlogslanden, toch vond hij in die twee decennia nooit literatuur die hem praktische informatie gaf ten behoeve van de oorlogsverslaggeving. In 2002 gaf hij om die reden zelf een handboek uit getiteld: Reizen langs de fontlijn, een overlevingshandboek voor journalisten, hulpverleners en avonturiers.2 Oorlogsverslaggeving is een vak apart. Het werk als redacteur op de buitenlandredactie is niet te vergelijken met het werk van de oorlogscorrespondent: de realiteit van het dagelijkse leven neemt compleet nieuwe vormen aan zodra je je in een oorlog begeeft en daarvan probeert verslag te doen. Hoewel het essentieel is voor de journalistiek ten alle tijden objectief verslag te doen van de werkelijkheid is de waarheid in oorlogen gewoonlijk het eerste slachtoffer. De strijdende partijen liegen en bedriegen om de publieke opinie te beïnvloeden. Oorlogsverslaggevers moeten zich extra behoeden hun steun of voorkeur voor een van de partijen impliciet danwel expliciet in de artikelen te schrijven. De wens kijkers en lezers te overtuigen overheerst soms de journalistieke plicht de hele waarheid te melden.3 Hiervoor moet iedere journalist zich behoeden, maar in een oorlogsconflict staan strijdende partijen tegenover elkaar en zijn mensen geneigd voor of tegen een van de groeperingen te zijn. Zelf heb ik nog nooit een oorlog verslagen. De totstandkoming van deze studie stamt wel uit mijn fascinatie voor de oorlogsjournalist: waarom plaatst hij zichzelf in uiterst gevaarlijke situaties en is hij bereid zich te omgeven met geweld, mensenleed en corruptie? Deze vraag zal de studie niet beantwoorden. Noch verdiept dit onderzoek zich in het streven naar objectiviteit tijdens oorlogsconflicten. Daarover is reeds veel literatuur te vinden. De objectiviteit van de oorlogsjournalistiek staat vaak ter discussie, krijgt misschien wel net zo veel aandacht als de actualiteiten van de oorlog zelf. Waar echter nog weinig aandacht aan is geschonken, is het praktische aspect van de oorlogsjournalistiek. De logistiek, de techniek en de communicatie die nodig is om oorlogsjournalistiek te bedrijven is bijna niet terug te vinden in de literatuur. Het interesseert de lezer en de kijker niet zo veel hoe de satellietverbinding tot stand is gekomen, hij wil weten welke strategische ontwikkelingen er zijn gebeurd. Maar wat de lezer en de kijker dan niet beseffen is dat een soepele danwel problematische pragamatiek van oorlogsverslaggeving 1
Interview op 7 december 2002, met de auteur van dit verslag A. Karskens, Reizen langs de fontlijn, een overlevingshandboek voor journalisten, hulpverleners en avonturiers, 2002 3 A. Karskens, Pleisters op de ogen, de Nederlandse oorlogsverslaggeving van Heiligerlee tot Kosovo, 2001, p. 24
2
invloed kan hebben op de objectiviteit van de berichtgeving. Het is daarom interessant antwoord te vinden op praktische problemen waarmee de oorlogsjournalist te maken heeft. 1a. Vraagstelling Iedere nieuwsredactie heeft zo zijn eigen dagelijkse routine. Alle werknemers, journalisten, eindredacteuren, producers, redactiesecretaressen, editors en archivarissen vormen ieder een schakel in de totstandkoming van een dagblad of uitzending. Verslaggevers op locatie maken afspraken voordat ze op pad gaan met eindredactie en productie over de lengte, tijd en insteek van hun bijdrage. Immers, zonder afspraken wordt het werk een chaos. Ook wanneer een verslaggever naar een crisisgebied afreist, werkt de correspondent met zo veel en duidelijk mogelijke afspraken. Maar crisissituaties hebben zo hun eigen regels, in de meeste gevallen betekent dat een onvoorspelbare chaos waarbij de situatie per minuut kan veranderen. De oorlogscorrespondent moet beschikken over een gedegen improvisatievermogen en hij moet zeer creatief zijn om nieuws te vergaren. Hoe doet hij dat? De centrale vraagstelling van deze studie is daarom: hoe verloopt het proces van nieuwsgaring, -productie en -presentatie tijdens de climax van een oorlogsconflict? 1b. Subvraag Het proces van nieuwsgaring kan opgesplitst worden in twee segmenten: een inhoudelijke en een pragmatische. De eerste betekent een studie naar de beweegredenen van de correspondent en eindredacteur. Welke onderwerpen vormen het nieuws, wie heeft welke invloed op de nieuwsselectie, zijn vragen die daarover gesteld kunnen worden. Deze studie kijkt naar het pragmatische segment, namelijk naar de technische, communicatieve en logistieke aspecten van het werk van de oorlogscorrespondent. Daarbij stel ik de volgende vraag centraal: welke technische, communicatieve en logistieke aspecten bevorderen, danwel belemmeren het werk van de oorlogsverslaggever? 1c. Methode Aangezien het werk van een televisiejournalist logistiek en financieel geheel anders in elkaar zit dan het werk van een dagbladjournalist, behandel ik twee media: de Volkskrant en het NOS Journaal. De dagbladindustrie kent een langere geschiedenis dan die van de televisie. De technologische ontwikkeling van beide media heeft het werk van de journalist in de loop van de tijd aanzienlijk veranderd. Hierop wordt in hoofdstuk twee ingegaan. De techniek ontwikkelt zich snel en dat heeft een directe invloed op het werk van de oorlogsjournalist. Een voorbeeld:
satelliettelefoons zijn in de afgelopen twee jaar zo klein, licht en geavanceerd geworden dat de oorlogsjournalist nu, gedurende de oorlog in Irak live zijn verslag kan doen vanuit een rijdende tankwagen, terwijl dit twee jaar geleden, het begin van de oorlog in Afghanistan, nog niet mogelijk was. Om een beeld te krijgen van het werk van de oorlogsjournalist van nu heb ik mij tijdens de interviews geconcentreerd op het begin van de oorlog in Afghanistan in oktober 2001. Het is recent genoeg voor de geïnterviewden om er in detail over te kunnen praten. Daarbij is er voldoende tijd gepasseerd om erover te kunnen reflecteren. Maar de ontwikkelingen gaan snel en sinds Afghanistan is er op logistiek, technisch en communicatief gebied al weer veel veranderd. Daarom doe ik in hoofdstuk vier een blik op de toekomst voor de oorlogsverslaggeving. Tot slot hoofdstuk vijf, de conclusie.
2. Ontwikkelingen in het werk van de oorlogsverslaggever als gevolg van technologische, logistieke en communicatieve innovatie. Het vroegste oorlogsbericht is bijna zes eeuwen oud. Het is een pamflet: Wie der Sturm zum Tham in Frieszlandt ergangen ist, stamt uit 1514 en vertelt over de inneming van Appingedam door hertog Georg van Sasken.4 Maar pas vanaf het begin van de Tachtigjarige oorlog in 1568 bestaat een continue nieuwsstroom in de oorlogsverslaggeving. Van journalistiek mag nog niet gesproken worden: de berichtgeving was allesbehalve objectief en deed geen recht aan de waarheid. De oorlogsverslaggevers van die tijd reisden toentertijd met het leger mee. Met ganzenveren en potjes inkt schreven ze op perkament over de belegering van de steden. Van verschillende genres, reportages, analyses en interviews was geen sprake. De kunst van het waarnemen verstonden de pamflettisten onvoldoende. Ze volgden bevelen op van de Van Oranjes en baseerden zich vaak op informatie uit tweede hand.5 Bijna vijf eeuwen later reizen oorlogsjournalisten vandaag de dag nog steeds met legers mee. Ook nu volgen de verslaggevers bevelen op van bevelhebbers en kan met regelmaat aan de objectiviteit van de berichtgeving getwijfeld worden. Oorlogsverslaggevers moeten zich, embedded in internationale legers, houden aan strakke regels, wat vaak inhoudt dat de bevelhebber bepaalt wat de oorlogsjournalist bericht. Wat dat betreft is er in vijf eeuwen oorlogsjournalistiek weinig veranderd. Maar waren berichten die het publiek bereikten vijf eeuwen geleden altijd gedateerd wegens de afstand die ze moesten afleggen van journalist tot lezer, tegenwoordig kan de schrijvende journalist zijn bericht direct op de nieuwssite plaatsen en doet de beeldjournalist live verslag vanaf de frontlinie. De technologische ontwikkeling is vooral sinds de eerste personal computer, in de jaren zestig van de vorige eeuw, in een stroomversnelling geraakt. De digitalisering heeft een enorme invloed gehad op de logistiek, financiën en communicatie van de oorlogsjournalistiek. De oorlogscorrespondent wordt niet meer afgesneden van de thuisredactie door defecte telefooncellen. Hij kan vanuit iedere uithoek in de wereld communiceren met zijn satelliettelefoon. Daarop of op een andere cellulaire data-transmitter verbindt hij zijn laptop waardoor hij zijn nieuwsverslag door kan stralen naar computers in de studio of de dagbladredactie. Via de laptop kan de correspondent surfen over het internet voor informatie, e-mailen en communiceren met zijn thuisredactie. Oorlogscorrespondenten dragen nu kogelvrije vesten, gasmaskers en gaswerende pakken. Ze sjouwen karren vol apparatuur met zich mee, om vanuit de meest afgelegen gebieden de nieuwsontwikkelingen te kunnen verslaan. Ze huren complete hotels af en vechten om het handjevol tolken dat beschikbaar is. 4 5
A. Karskens, Pleisters op de ogen, de Nederlandse oorlogsverslaggeving van Heiligerlee tot Kosovo, 2001, p.33 A. Karskens, Pleisters op de ogen, de Nederlandse oorlogsverslaggeving van Heiligerlee tot Kosovo, 2001, p.37
De digitalisering heeft vrijwel alle beperkingen qua tijd en ruimte opgeheven binnen de oorlogsjournalistiek. Dit heeft het werk van de oorlogsjournalist sterk veranderd. Want juist de beperking die tijd en afstand opwierpen gaven de oorlogsverslaggever de mogelijkheid zijn werk kritisch te evalueren en eventueel voor publicatie aan te passen. Zo stelde in de jaren zeventig een urenlange tocht naar het vliegveld van Chili, Jan van der Putten in de gelegenheid de inhoud van zijn stukken te overdenken voordat hij ze meegaf aan Nederlandse bemanningsleden.6 Had hij wel de juiste toon aangeslagen, had hij voor de beste invalshoek gekozen? Tegenwoordig staan de eerste indrukken van een oorlogsverslagger al in de krant, of de journalist doet live voor de camera verslag, voordat hij de situatie kritisch heeft kunnen analyseren. De hedendaagse technologie maakt veel mogelijk maar de snelheid waarmee ze avanceert legt ook beperkingen op, constateert Wouter Kurpershoek, (oorlogs)journalist. Verbinding met de studio wordt met regelmaat verbroken of komt in zijn geheel niet tot stand, omdat de apparatuur onbetrouwbaar is en zowel de leden van de regiekamer als Kurpershoek en de cameraman onvoldoende vertrouwd zijn met de apparaten. Vaak roept Kurpershoek tot een paar seconden voordat hij live in beeld is allerlei instructies naar de regiekamer om verbinding totstand te krijgen. “Als ik dan op het nippertje in beeld ben, schiet de vraag door mijn hoofd: ‘Wat ga ik eigenlijk zeggen?”7 Technologische versnelling is kortom bevorderlijk voor de actualiteit van het nieuws, maar beperkt de verslaggever in de beschikbare tijd voor kritische analyse.
2a. Ontwikkelingen in schrijvende oorlogsjournalistiek “Iedere burger mag zijne gevoelens uiten en verspreiden op zoodanige wijze als hij goedvindt, dus niet strijdig met het oogmerk der maatschappij. De vrijheid der drukpers is heilig, mits de geschriften met den naam van uitgever, drukker of schrijver voorzien zijn.”8 Deze woorden werden in 1798 in de Nationale Vergadering van de Bataafse Republiek in een Grondwet aangenomen waardoor een begin werd gemaakt tegen overheidscensuur op kranten. De oorsprong van de krant zoals wij die vandaag de dag kennen ligt bij de uitvinding van de boekdrukkunst in de vijftiende eeuw (ongeveer 1440). Twee eeuwen lang, van omstreeks 1400 tot 1600, de renaissance-tijd, waren journalisten voornamelijk kooplieden. Via geschreven nieuwsbrieven hielden zij elkaar, maar ook vorsten, politici, geestelijken en geleerden, op de hoogte. Omstreeks 1620 ontstond de eerste courant. De makers van de couranten brachten het nieuws regelmatig en in vaste vorm. Het nieuws werd sterk gecensureerd, de machthebbers 6
Interview met Jan van der Putten, 25 november 2003 Interview met Wouter Kurpershoek, 21 november 2003 8 H. Van Gessel, Een beeld van een dagblad, De Volkskrant, 1995, p.12 7
beseften welke invloed berichtgeving op hun positie kon hebben. Verre oorlogen mochten wel verslagen worden, maar rellen dicht bij huis waren verboden. Deden de makers van de kranten dat wel, dan riskeerden zij boetes en gevangenisstraffen. Pas met de eerste tekenen van de Franse Revolutie (1789) drufden de krantenmakers objectiever te zijn. Ze trotseren de censuur en nemen een eigen en onafhankelijk standpunt in.9 De vrijheid van de drukpers is zowel in de Franse Revolutie als in de min of meer gelijktijdige Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog, een belangrijk strijdpunt. Amerika loopt dan voor op Europa, president Thomas Jefferson neemt de vrijheid van de drukpers in de Grondwet op, terwijl Napoleon deze vrijheid terugdraait. Pas met de grondwetswijziging in 1848 hebben de kranten pas echt wat aan de vrijheid van de drukpers. Dan wordt de vrijheid van drukpers nog eens extra onderstreept met de tekst: ‘Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet.’Sinds 1848 is deze Grondwet niet meer gewijzigd. De (oorlogs)journalist kan vanaf die tijd volgens de wet onafhankelijk en vrij werken. Veranderde tot de negentiende eeuw het werk van de oorlogsjournalist voornamelijk inhoudelijk doordat hij vrijheid kreeg over de inhoud van zijn berichtgeving, de twintigste eeuw heeft het werk van de schrijvende oorlogsjournalist vooral logistiek veranderd. Door de uitvinding van de papiermachine, de zetmachine en de rotatiepers konden kranten sneller gemaakt worden. Daarnaast verbeterden post- en telefoonverbindingen in hoog tempo. Tijd en afstand werden kleiner, waardoor het werk dat de schrijvende oorlogsjournalist afleverde steeds actueler werd. Immers, de tijd tussen schrijven en publicatie werd aanzienlijk korter. Steeds sneller moest hij op actuele nieuwsontwikkelingen reageren. Vooral de laatste dertig jaar, de tijd waarin de computer zijn opmars maakte, is de manier waarop het werk van de schrijvende oorlogsjournalist totstandkomt, sterk veranderd. Het is interessant om deze ontwikkeling te schetsen, omdat daarmee de techniek, logistiek en communicatie van de hedendaagse oorlogsjournalistiek beter begrepen kunnen worden en daaruit betere voorspellingen kunnen worden gedaan voor ontwikkelingen in de toekomst. Om de werksituatie van de schrijvende oorlogscorrespondent van twintig tot dertig jaar geleden te schetsen wordt gebruik gemaakt van citaten uit het interview met Jan van der Putten, die van 1973 tot 1983 als dagbladcorrespondent werkte in Zuid-Amerika, een tijd van de val en opkomst van een aantal militaire dictaturen, zoals de coup in Chili op dinsdag 11 september 1973, van generaal Mustavo Pinochets tegen Salvador Allende.
9
H. Van Gessel, Een beeld van een dagblad, De Volkskrant, 1995, p.12
Jan van der Putten: “Ik werkte met een telex, een draagbaar typemachine, en een bandopname apparaat. Het typen was een kunst op zich, want de Volkskrant werkte met gekadreerde vellen papier. Die stopte ik in mijn typemachine en daarbinnen moest ik de tekst tikken. De gedicteerde stukken die ik op bandopname had stuurde ik door via de telefoon. Van het spraakgedeelte van de hoorn draaide ik de dop af. Op de draden zette ik twee krokodillenklemmetjes die verbonden waren met de electrische bedrading van de bandrecorder. Ik speelde het bandje af en het opgelezen artikel werd via transatlantische kabels aan de andere kant van de wereld opgevangen. Daar werd het uitgetikt. Het was altijd maar de vraag of het ging lukken. Of de techniek liet je in de steek, of de telefoniste verstond je niet, of ik hoorde de andere kant van de lijn niet.” Begin jaren zeventig had Jan van der Putten minimale techniek tot zijn beschikking. Toch betekenden de apparaten voor die tijd een enorme tijdswinst. Per telex een bericht doorseinen betekende het omzeilen van een dagenlange luchtpost waarmee de artikelen werden verzonden. Artikelen doorsturen per telefoon idem dito, ook al moest Van der Putten vaak lang wachten op een verbinding die via een telefoniste in New York werd gemaakt. De actualiteit van het nieuws werd door de paar technische apparaten die Van der Putten soms tot zijn beschikking had aanzienlijk groter. De druk was groot als de techniek hem in de steek liet en de apparaten niet werkten. Deadlines moesten ook dertig jaar geleden koste wat kost worden gehaald. Jan van der Putten: “Als ik vanuit Argentinië naar mijn vrouw in Mexico belde en alleen ‘hallo’ zei, was ik al fl.87,50 kwijt, bijna veertig euro. Uit kostenoverweging stuurde ik de stukken daarom veelal per post. Ook gaf ik de artikelen met regelmaat met het personeel van de KLM mee. Of ik ging naar het vliegveld waar ik mensen kende achter de balie aan wie ik mijn stukken gaf. Een rit van een paar uur heen en een paar uur terug. Een andere manier om mijn stukken door te sturen naar de redacties in Nederland was via een persbureau. Daar tikte ik mijn bandje uit, vervolgens werd het via de telex doorgestuurd.” Zodra de nieuwsactualiteit verslapte, nam de tijd tussen het schrijven van een artikel en het plaatsen ervan aanzienlijk toe. De vaak onbetrouwbare apparatuur werd dan niet gebruikt. Van der Putten tikte zijn stukken op de typemachine en stuurde ze per luchtpost. Zo wist hij zeker dat Spaanse persoons- en plaatsnamen juist gespeld in de krant kwamen. Dictafonistes verstonden die regelmatig verkeerd, wat slordige fouten in de krant tot gevolg had. Ook vermeed Van der Putten de techniek zo veel mogelijk uit kostenoverweging. Bellen was namelijk erg kostbaar. Alleen bij accute nieuwsaanleidingen belde Van der Putten collect call met de redactie. Het was aan Van der Putten om de behoefte aan zijn stukken te creëren. Hoe meer hij de redactie de noodzaak kon laten inzien van het plaatsen van zijn stuk, hoe meer hij gebruik kon maken van de logistieke en technische innovaties van die tijd. Geld speelde dus een belangrijke rol in het werk van de oorlogscorrespondent. Bij ieder artikel maakte Van der Putten een overweging op welke manier hij hem verstuurde. Niet alleen moest hij derhalve continu een journalistieke overweging maken, maar ook een financiële en logistieke;
maakte hij gebruik van de techniek of niet? Indien hij besloot er geen gebruik van te maken, betekende dat een kostenbesparing voor de redactie, maar ook een trager logistiek verzendproces.
Jan van der Putten: “In de jaren zeventig was onverwachts reizen in Zuid-Amerika een crime. Vanachter de computer een reis boeken was niet mogelijk. Het duurde vaak dagen voordat een reisbureau mijn reis naar afgelegen gebieden voor elkaar had. Ook het regelen van visa en vergunningen duurde eeuwig. Het was voortdurend pushen. In de zestien jaar dat ik in ZuidAmerika heb gewerkt, heb ik zeker een jaar voor loketten doorgebracht.” De wereld was in de jaren zeventig nog een stuk groter dan dat zij nu is. Veel gebieden waren nog nooit bereisd, laat staan door een buitenlander afgelegd. Het nieuwsproces vertraagde als Van der Putten naar een afgelegen gebied moest afreizen. De logistiek voor zo’n reis was moeilijk en duurde lang, wat de publicatie van artikelen aanzienlijk vertraagde. Ongevaarlijk was het ook niet. Omdat de journalist volledig op zichzelf was aangewezen, was hij verantwoordelijk voor zijn eigen veiligheid. De infrastructuur die hij nodig had, moest hij zelf verzorgen. Van verzekeringen was geen sprake. Daarover werd pas gesproken na de moord op Van der Putten’s collega Koos Koster in 1982 in El Salvador.10 Gezien de type crisissituaties waarin Van der Putten zich bevond – staat tegen volk – vreesde hij regelmatig voor zijn eigen leven. Mensen werden vaak om niets vermoord. Journalisten waren de vijand van de staat. Uit voorzorg paste Van der Putten tijdens de climax van een crisissituatie soms zelfcensuur toe. Hij veranderde plaatsnamen, en namen van de spelers in het conflict.
Jan van der Putten: “Tijdens de coup van generaal Pinochet tegen Salvador Allende in Chili, werkte ik van onder mijn bureau. Het was levensgevaarlijk voor een journalist verslag te doen van de coup. Ik werkte totdat alle lijnen waren doorgesneden en het hele land afgesneden was van de rest van de wereld. Dagen later, ik bevond me inmiddels uit veiligheidsoverwegingen in een hotel, zag ik op de televisie mijn telex door een soldaat naar buiten gedragen worden.” Gedurende de climax van een conflict, wanneer het nieuws uiterst actueel was en de redactie in Nederland juist van zijn correspondent gebruik moest maken, kon Van der Putten zijn werk niet tot nauwelijks doen. Hij was compleet afgesloten van de buitenwereld simpelweg omdat de telefoonlijnen werden doorgesneden en er geen bericht meer in of uit het land ging. Op het moment surpreme kon geen enkel bericht van de oorlogscorrespondent worden gepubliceerd.
10
A. Karskens, Pleisters op de ogen, pleisters op de mond, 2001, p. 295 - 311
Jan van der Putten: “Tegenwoordig besluiten de redacties hun journalisten niet naar oorlogsgebieden te sturen, uit veiligheidsoverwegingen. Vroeger hing het volledig af van jezelf of je je in een oorlogsgebied bevond.” In het begin van Van der Putten’s carriere werd er niets overlegd tussen de eindredactie en hemzelf. Kranten kenden nauwelijks rubricering, beleid was er ook bijna niet. Van der Putten werd niet gecoached door de thuisredacties in Nederland. In negen van de tien keer dat Van der Putten contact had met de redacties in Nederland, stelde Van der Putten zelf een verhaal voor: het onderwerp, het genre, de lengte, de deadline. De nieuwsstroom verliep dus vrijwel volledig op initiatief van de correspondent. Had Van der Putten niet zelf besloten naar Zuid-Amerika te gaan om van daaruit te werken, dan hadden de kranten veel artikelen van Nederlandse hand niet gepubliceerd.
2b. Ontwikkelingen in beeld-oorlogsjournalisitek Net als de schrijvende oorlogsjournalistiek heeft ook de beeld-oorlogsjournalistiek vooral in de afgelopen dertig jaar op technologisch, logistiek en communicatief gebied grote sprongen vooruit gemaakt. In de afgelopen twintig jaar zijn de middelen om het meesterschap van de televisiecorrespondent uit te breiden, zelfs verdriedubbeld11. In minder dan een eeuw heeft de techniek zo een vooruitgang geboekt dat de kijker tegenwoordig interactief televisie kijkt. De concurrentie tussen televisiestations is moordend. Vooral in Amerika moet dat bijna letterlijk opgevat worden. De technische ontwikkeling en de concurrentie hebben een enorme invloed gehad op de journalistiek en oorlogsjournalistiek in het bijzonder. Een grote sterke zender betekent dat ze beschikt over grote budgetten waarmee verslaggevers zich verzekeren van een plek in het eerste vliegtuig dat vertrekt naar het conflictgebied. Het betekent de slimste en lichtste apparatuur en dus mobiliteit in conflictgebieden en het betekent dat een station altijd over voldoende ruimte beschikt op een satelliet om live verslag te doen vanuit de frontlinie. Geld betekent alles binnen de oorlogsjournalistiek. De techniek van beeld (oorlogs-)journalistiek heeft drie grote ontwikkelingen doorgemaakt. De eerste ontwikkeling, ontstaan halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw, was de Electronic News Gathering (ENG). De eerste apparatuur die hiermee technische vooruitgang boekte op de filmcamera, was log. Het woog zeker twee keer zo veel als het handzame type filmcamera CP-16. De aanvankelijke vooruitgang van de ENG boven de filmcamera was de kostenbesparing. Het dure filmmateriaal en de arbeidsintensieve ontwikkeling van de negatieven maakten plaats voor goedkope analoge videobanden. Moest de oorlogscorrespondent ten tijde van de filmcamera uit kostenoverweging vaak eerder stoppen met draaien dan hij wenste, op de videobanden zat geen restrictie. Dit kwam aanvankelijk de kwaliteit van de nieuwsgaring niet ten goede, de verslaggever hoefde minder kritisch te zijn naar zijn nieuwsselectie12. Maar het nieuws werd actueler. Door met snelle beeldmontage op video konden de deadlines verder worden vooruitgeschoven naar het moment van de uitzending. Ook opende de ENG opende de deur voor live-nieuwsverslaggeving. Schotels die microgolven uitzonden werden op busjes geïnstalleerd waarmee naar iedere gewenste plek werd gereden om vandaaruit live verslag te doen van de gebeurtenissen. Konden de busjes er niet komen, dan vlogen helikopters - ook uitgerust met transmitters - de verslaggevers naar de bewuste locaties. Daarmee stonden de journalisten voor een nieuwe uitdaging: live nieuws verslaan was een compleet nieuwe discipline ten opzichte van de gemonteerde verslaggeving. Tijdens de montage 11
M. Murrie in S. Foote, Live from the Trenches, 1998, p. 95
12
M. Murrie in S. Foote, Live from the Trenches, 1998, p. 96
had de verslaggever nog tijd voor selectie en analyse van het nieuwsmateriaal, bij de liveverslaggeving was bezinning en verwerking van de materie niet meer mogelijk. Voor de kijker thuis betekende dit dat de spanning van het slagveld direct en live in de huiskamer werd beleefd. Maar voor de oorlogsjournalisten werd het werk er niet makkelijker of beter van. Met de opkomst van live-nieuwsverslaggeving moesten oorlogscorrespondenten leren al pratende voor de camera het nieuws te verwerken. Om de beelden bij de kijkers thuis voor de buis begrijpelijk te maken moest de oorlogscorrespondent niet alleen de gebeurtenis an sich verklaren en verslaan, maar ook de historische, maatschappelijke en politieke context ervan. Correspondent van de Amerikaanse ABC Ted Koppel merkt erover op dat het een technologische krachtinspanning vergt om een verslaggever een verhaal te laten vertellen terwijl het zich rondom hem ontwikkelt; dit is een belemmering, geen toevoeging voor goede journalistiek13. Koppel maakt, om zijn uitspraak te verhelderen, een vergelijking met cartografie. Goede verslaggeving van een gebeurtenis, zegt hij, is wat een goede kaart is van een kustlijn. Het reduceert het origineel in omvang en toegankelijkheid zonder dat het afbreuk doet aan de basiskenmerken van het geheel. Het simpelweg plaatsen van een camera op een complexe gebeurtenis is geen goede journalistiek, net zomin als het goede cartografie is waneer je iemand vanaf een bootje een deel van de kustlijn laat zien14. De kans dat een oorlogscorrespondent tijdens live-verslaggeving fouten en vergissingen ging maken of onzorgvuldig werd, groeide. Toch vonden stations het belangrijker de kijker te dienen met spectaculaire beelden voorzien van een gebrekkig voorbereid commentaar, dan dat de verslaggeving een zorgvuldige en kritische analyse onderging. Weliswaar maakten de transmitters en ontvangers van de microgolven van de ENG de oorlogscorrespondent mobieler dan daarvoor, hij moest toch altijd nog in de buurt blijven van een televisiezendmast die de golven opving en doorstuurde. Het bereik van de beeldoorlogscorrespondent bleef dus beperkt. De afgelegen gebieden bleven onbereikbaar voor liveverslaggeving. Hierin kwam in de jaren tachtig verandering met de technologische ontwikkeling van satelliet-communicatie. De nieuwe satellieten hadden een groter bereik dan de oude apparatuur. Niet alleen kon meer informatie worden doorgestuurd, de afstand tussen de zender en ontvanger werd groter. De beeld-oorlogscorrespondent kon nu wel de jungle in en van daaruit live verslag doen van de strategische ontwikkelingen. Wederom werd de druk door de snelheid waarmee de correspondent werkte, opgevoerd. Met ENG was het werkterritorium nog enigszins beperkt. De correspondent raakte na een paar dagen toch vertrouwd met het gebied, bouwde een bepaald referentiekader dat hij kon gebruiken tijdens live-verslaggevindg. Maar nu het 13 14
M. Murrie in S. Foote, Live from the Trenches, 1998, p. 97 M. Murrie in S. Foote, Live from the Trenches, 1998, p. 97
werkterritorium onbegrensd raakte, moest de correspondent het regelmatig zonder enig referentiekader doen. Zijn eerste indrukken waren tevens de eerste beelden die de kijker thuis te zien kreeg. De betrouwbaarheid van het nieuws nam af, want door de condensatie van tijd had de oorlogsverlaggever minder tijd over voor reflectie. De technologie haalde de journalistiek in met de laatste ontwikkeling, de Digital News Gathering (DNG). Met deze innovatie worden nieuwsbeelden niet meer analoog, maar digitaal opgenomen. Oorlogsreportages worden in computers opgeslagen, verwerkt en doorgestuurd via satellieten. Met de digitalisering kan het nieuws zo snel de huiskamer bereiken dat de enige reden waarom er nog een vertraging in de actualiteit van het nieuws hoeft te zitten, door de journalist zelf wordt veroorzaakt. Deze ontwikkeling in het produceren van televisiebeelden voor nieuwsprogramma’s is vrij jong en begon met montage apparatuur. In de jaren negentig ontwikkelde NewTek, een bedrijf in Kansas, Amerika, een computer die dezelfde eigenschappen bevatte als een uitgebreide postproductie-set. De computer was vele malen goedkoper en monteerde non-lineair. Editors konden met het non-lineaire systeem met een klik met de muis ruw materiaal verschuiven, knippen en plakken, iets wat met het lineaire systeem onmogelijk was. Het meest frustrerende van de lineaire montage was daarmee verholpen: het continu terugspoelen van de band. Aanvankelijk waren editors niet zo enthousiast over het systeem. Het monteerde dan wel sneller, maar de digitatilering van het gedraaide video-materiaal kostte wel tijd. Maar de DNG-ontwikkeling bespaarde wel tijd op de distributie van het gedraaide materiaal. Een analoge band moet in real-time doorgezonden worden, een digitale band kan sneller dan de tijdsduur van de band worden doorgestuurd, mits de bandbreedte toereikend is. Met zware encoders en decoders en telefoonlijnen met een hoge capaciteit kan digitaal materiaal vier keer zo snel dan analoge beelden worden doorgestuurd. De digitalisering zette ook door in andere apparatuur. De camera, de telefoon, geluidsapparatuur, alle werden digitaal. De digitale camera werd klein en handzaam, de batterijen aanmerkelijk lichter en de digitale bandjes nog maar een fractie van de omvang van de analoge banden. Het geluid kon direct op de camera worden geregeld. Dit had tot gevolg dat de geluidsman niet meer geboekt werd voor klussen in oorlogsgebieden. Voortaan gingen verslaggever en cameraman alleen naar conflictgebieden. Het gaat nu zelfs zo ver dat de verslaggever, voordat een conflict de climax bereikt, alleen op pad gaat en met camera en laptop reportages maakt en verstuurt.15 Want e-mail per satelliet maakt het mogelijk voor de beeld-oorlogscorrespondent zijn reportages ingepakt met een digitale zip door te stralen naar de regiekamer. Met de satelliettelefoon en de onlangs ontwikkelde videofoon is de 15
Interview met Wouter Kurpershoek, 21 november 2003
oorlogscorrespondent onafhankelijk van televisiezendmasten geworden. De enige vereiste om live in beeld in de huiskamer te verschijnen is dat hij buiten staat, zodat de satelliet hem kan localiseren. Met de digitalisering van de beeldapparatuur is de beeld-oorlogscorrespondent net zo onafhankelijk geworden als de schrijvende oorlogscorrespondent. Beide kunnen geheel zelfstandig en onafhankelijk opereren. Een satelliettelefoon stelt hen in staat ten alle tijden met de redacties te bellen; tegenwoordig kosten de toestellen nog maar een paar honderd euro en zijn ze zo klein dat ze in een binnenzak passen. Naast een laptop om op te werken zijn daarmee de meeste kosten voor de benodigde technische apparatuur wel gemaakt voor de schrijver. De televisie-journalist moet aanmerkelijk meer aanschaffen: camera, banden, batterijen, montagesoftware, microfoons. Wat de digitalisering meer dan de andere twee ontwikkelingen heeft ingezet, vooral voor de beeld-oorlogscorrespondent, is dat hij, met name als hij zelfstandig opereert, steeds meer ook een gedreven technicus moet zijn. Hij moet weten hoe alle apparaten werken, hoe hij een reportage monteert, maar vooral hoe hij de apparatuur weer aan de praat krijgt bij een technische storing. En dat heeft nog zeer weinig met oorlogsjournalistiek te maken.
3. Logistiek, communicatie en techniek van oorlogsverslaggeving: hoe verloopt het proces en welke factoren belemmeren danwel bevorderen het werk van de oorlogscorrespondent? Uit het vorige hoofdstuk kan wel worden geconcludeerd dat de oorlogsjournalistiek door technische innovaties allesbehalve statisch is. De digitalisering van het nieuwsproces heeft nog maar net zijn intrede gedaan en staat, ondanks de geavanceerde innovaties die inmiddels zijn gedaan, nog in de kinderschoenen. De oorlogsverslaggeving van morgen verloopt door technische innovaties al weer anders dan die van gisteren. Toch kunnen we, door te kijken naar recente oorlogsverslaggeving en die af te zetten tegen het verleden, veel zeggen over belemmeringen en bevorderingen in het proces van nieuwsgaring. Het verleden laat zien welke vooruitgang er is geboekt op het werk van de oorlogscorrespondent bevorderen, terwijl belemmeringen kunnen voorspellen welke vooruitgang er in de toekomst wordt gemaakt. Hierbij moet wel onderscheid worden gemaakt tussen krant en tv: de invloed van de techniek bij beeld speelt een aanzienlijk grotere rol dan bij dagbladjournalistiek en kent daardoor andere belemmerende en bevorderende factoren. Om te bepalen hoe het proces van beeld-oorlogsverslaggeving verloopt en welke factoren het werk belemmeren danwel bevorderen, heb ik drie interviews gehouden met leden van het NOS Journaal, te weten: Wouter Kurpershoek, journalist, Rinus van Heve, producer en Gerard van den Broek, chef buitenland. Voor het proces van oorlogsverslaggeving bij een dagblad heb ik gekozen voor leden van de Volkskrant, te weten: Bart Rijs, journalist en Cor Speksnijder, eindredacteur buitenland. Naast beschrijvingen van het proces van nieuwsgaring zelf, zorgen de citaten van de geïnterviewden voor illustraties. Ik heb mij in de interviews voornamelijk geconcentreerd op de ervaringen die zijn opgedaan tijdens de oorlog in Aghanistan, die in oktober 2001 begon. Echter, de geïnterviewden putten soms ook uit hun ervaringen met de oorlog in Irak, begonnen in maart 2003, wat aangeeft dat oorlogsverslaggeving dynamisch is als gevolg van technologische ontwikkelingen.
Landkaart Afghanistan. Bron: http://www.afghaans.nl/inhoud/vlaggen.html Zondag 7 oktober 2001 vielen de eerste Amerikaanse bommen op Afghanistan. Aanleiding vormde de aanslag van 11 september 2001 op het World Trade Centre in New York door de terroristische organisatie El Qaida, onder leiding van Osama bin Laden. Hij verkeerde op dat moment in Afghanistan. Doel van de Amerikanen was het vinden van Bin Laden en het verdrijven van het Taliban regime uit Afghanistan. Hiervoor vormden de Amerikanen een bondgenootschap met de Noordelijke Alliantie, Afghaanse strijdgroep tegen de Taliban.
3a NOS – journaal – de technische, communicatieve en logistieke factoren: bevorderingen en beperkingen Logistiek De producers van het NOS Journaal verzorgen de logistiek van het proces van nieuwsgaring. Zij zorgen ervoor dat de verslaggevers hun werk kunnen doen. Echter, bij oorlogsverslaggeving zijn het vooral de verslaggever en de cameraman die de logistiek van de nieuwsgaring verzorgen, om de simpele reden dat de producer in principe niet meereist. Tijdens de aanloop naar de oorlog in Afghanistan zijn aanvankelijk Wouter Kurpershoek en zijn cameraman Erik Feijten naar Pakistan afgereist. Later werd producer Rinus van Heve erachteraan gestuurd. De logistiek die de producer verricht voor oorlogsverslaggevers gebeurt voornamelijk in de periode voorafgaand aan de reis naar het conflictgebied. Zo regelt hij de benodigde visa en verzekeringen. Het visum is het belangrijkste document voor de oorlogsverslaggever: als deze ontbreekt, kan hij niet weg en verschijnen er geen (live)-reportages van hem op de buis. Wouter Kurpershoek: “Toen ik in Dubai was, was bekend dat Osama Bin Laden achter de aanslagen zat. Ik moest zo dicht mogelijk bij Afghanistan zien te komen. Pakistan dus. Maar ik had geen visum in mijn paspoort voor Pakistan. Ik heb toen met de eindredactie overlegd wat te doen. Ik kon zonder visum naar Pakistan en dan zou ik er vrijdags kunnen zijn. Maar ik liep wel het risico dat ik het land niet in kwam. Dan had ik terug gemoeten en zou ik op zijn vroegst pas maandag in Pakistan kunnen zijn. De tweede mogelijkheid was terugvliegen naar Amterdam, visum halen en vervolgens op het vliegtuig naar Pakistan. Dan zou ik er in ieder geval zaterdag zijn. Eindredactie besloot mij terug te laten vliegen voor een visum. In zulke gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij mij. Maar ik overleg wel met eindredactie, zij geven me advies of hakken knopen door. Eenmaal weer terug op Schiphol stond de chauffeur klaar, met een volgeladen auto. Hij reed me naar de ambassade waar ik een stempel kreeg, weer terug reed naar Schiphol. Met drie karren bagage vlogen Eric Feijten en ik meteen door naar Islamabad. Ik had drie dagen gevlogen en bijna niet geslapen toen ik uiteindelijk in Peshawar aankwam.” Rinus Van Heve had nog geprobeerd bij de Pakistaanse ambassade in Dubai het visum voor Wouter Kurpershoek en zijn cameraman te regelen. Dat lukte niet en Kurpershoek moest terug naar Nederland. Het halen van een visum is een onoverkomelijke bijkomstigheid aan oorlogsverslaggeving. Een voorspoedige verstrekking van het visum betekent dat de verslaggever eerder zijn werk vanaf de locatie kan verrichten. Om die reden gaat Rinus van Heve meestal zelf naar de ambassades om een visum te regelen voor de correspondent. Het is belangrijk een relatie
op te bouwen met de consul.16 Een goede relatie betekent dus een grotere kans op actuele oorlogsverslaggeving. De reisverzekering is het meest kostbare aspect van oorlogsverslaggeving. Tijdens conflicten lopen de polissen op tot dertigduizend euro per week. Voor dit bedrag zijn de correspondent en de cameraman ieder verzekerd voor één miljoen euro. De hoge kosten voor de reisverzekering beïnvloeden direct de omvang van de cameraploeg. Immers, één persoon meer of minder naar een conflictgebied sturen voor een week betekent een extra uitgave of een besparing van dertigduizend euro. Ook hebben de verzekeringskosten directe invloed op de lengte van het verblijf binnen een oorlogsgebied. De crewleden van het NOS journaal betreuren dit en hebben voorgesteld met een verzekering met een lagere uitkering te reizen17. Mocht iemand komen te overlijden, verzacht een miljoen niet meer dan vijfhonderdduizend euro. De commerciële zender RTL4, verzekert zijn werknemers wel voor een lager bedrag. De kostenbesparing geeft het RTL4 nieuws meer mogelijkheden voor het vergaren van nieuws.18 Ze kunnen langer blijven, of een extra reis maken. Wouter Kurspershoek: “Ik ben wel eens jaloers op de BBC. Die sturen hele teams naar crisisgebieden, ze gaan met zijn zevenen of achten. Producers, technici, ze vliegen mee. Die nemen het werk uit handen van de verslaggever. Het eten, het hotel, het zoeken van vervoer, de logistiek moet door een producer geregeld worden. Maar wij zijn met zijn tweeën en moeten alles doen. Met dat soort dingen wil ik me helemaal niet bezig houden. Ik ben journalist, daar kom ik te weinig aan toe.” Een kostenbesparing op de verzekeringspremie zou het werk van de correspondent kwalitatief bevorderen, omdat aan de standaardploeg een producer toegevoegd kan worden. De verslaggever hoeft niet op zoek te gaan naar een slaapplaats of vervoer, en heeft meer tijd zich te verdiepen in het nieuws. Alleen voordat een ploeg naar een conflictgebied afreist, speelt geld een rol. Aan de hand van een globale begroting van de verzekeringen, de spullen die mee moeten, de straalverbinding, de kosten voor de cameraman, besluit het NOS journaal of het een crew stuurt naar een crisisgebied. Daarbij speelt het belang van het nieuws uiteraard ook een rol. Een voorbeeld: toen de Nederlandse militairen weggingen uit Afghanistan is besloten daar geen NOS journaal crew naar toe te sturen, omdat de beelden die het zou leveren, het neerlaten van een vlag, niet evenredig zouden zijn met de kosten die het journaal daarvoor zou moeten maken. Met RTL4 worden financieel soms samengewerkt: straalverbindingen worden dan budgettair gedeeld. Eenmaal op 16
Citaat van Rinus van Heve, producer NOS journaal, in een interview met de schrijver van deze scriptie op 28 november 2003 17 Citaat van Rinus van Heve, producer NOS journaal, in een interview met de schrijver van deze scriptie op 28 november 2003 18 Citaat van Rinus van Heve, producer NOS journaal, in een interview met de schrijver van deze scriptie op 28 november 2003
locatie heeft de correspondent geen vastgesteld budget. Hij geeft uit wat hij uit moet geven, zorgen maken over de grote van het bedrag doet hij niet. Wouter Kurpershoek: “Ik heb een creditcard van de NOS. Ik hoef me nooit zorgen te maken over geld. Het gaat op vertrouwensbasis. Bonnetjes kan ik niet overal krijgen. Een pompbediende in Irak doet niet aan bonnetjes. Bij terugkomst heb ik soms voor de helft wel en voor de andere helft van mijn uitgaven geen bonnetjes.” Geld kan en mag geen rol spelen tijdens het werk van de oorlogscorrespondent. Als hij zijn dubbeltjes zou moeten omdraaien, zou dat zijn werk alleen maar belemmeren. Hij wordt minder mobiel omdat hij wellicht besluit een reis niet te maken en hij raakt meer vermoeid, omdat hij wellicht besluit in een goedkoper hotel, in een gevaarlijker gebied intrek te nemen. Met een creditcard, traveller’s checks of een pinpas begin je niets in de bergen van Pakistan of Afghanistan. Het is zaak zo veel mogelijk cash dollars mee te nemen. Dit is uiterst gevaarlijk voor de crewleden, ze vormen een aantrekkelijke prooi voor overvallers. Het enige wat de crewleden kunnen doen is het geld zo veel mogelijk verdelen op verschillende plekken op het lichaam en bij zich in de buurt.
Rinus van Heve: “In Pakistan heb ik een hoeveelheid dollars ingeruild voor goud. Zodoende liep ik met minder cash rond en, in geval van een overval, kon ik een ander ruilmiddel inzetten dan alleen de dollar. Je moet aan je overleving denken.” Voor vertrek wordt doorgenomen welke spullen meegenomen moeten worden: bij een chemische oorlogsvoering in de woestijn heeft een correspondent andere spullen nodig dan wanneer de correspondent naar een koud gebied in de bergen afreist. Het NOS journaal heeft een oorlogskamer. Daar ligt van alles, kogelvrije vesten, helmen, satelliettelefoons, injectiespuiten. Die wordt op het moment van het uitbreken van een crisis leeggeplunderd19. De producer boort verschillende kanalen aan om aan de benodigde informatie te komen bij de aanloop naar een conflict. Hij belt met het ministerie van defensie en vraagt welke medische spullen vereist zijn voor de oorlogsvoering in het betreffende land. Het ministerie geeft vaak gebrekkige informatie en de producer moet dan op zoek gaan naar andere bronnen. Zo belde Van Heve met de correspondent in Israël om zich te informeren over de mogelijke gevaren in Irak en de medische voorzorgsmaatregelen die de verslaggever en zijn crew moesten nemen. De correspondent gaf hem informatie over het type gasmasker en gaswerende pakken.
19
Citaat van Wouter Kurpershoek, correspondent NOS journaal, in een interview met de schrijver van deze scriptie op 21 november 2003
Wanneer van te voren de datum wordt vastgelegd waarop de ploeg vertrekt, kunnen alle spullen mee. Soms, bij accute oorlogsconflicten, is dat niet mogelijk en vliegen de spullen achter de correspondent aan.
Wouter Kurpershoek: “In mijn auto ligt altijd een koffertje met mijn paspoort en wat kleding, schone onderbroeken. Genoeg om de eerste dagen door te komen. De rest koop je wel op de plek van bestemming. Kleding kun je overal kopen. Op 11 september, net na de aanslagen in New York, kreeg ik op het laatste moment op Schiphol van een van de chauffeurs van het Journaal nog twee kogelvrije vesten mee. Maar de satelliettelefoon had ik toen nog niet bij me. De vergunning was nog niet rond. Die werd later met de DHL naar Jordanië gevlogen.” Voor de journalist is het uiterst prettig dat hij weet dat hij bij het uitbreken van een conflict meteen wegkan en niet hoeft te wachten tot alle spullen zijn verzameld. De tijdsbesparing kan zo cruciaal zijn dat een journalist net het laatste vliegtuig naar zijn bestemming kan nemen, voordat alle vluchten worden gecancelled. De visa en de verzekeringen regelt de producer voordat de ploeg naar het conflictgebied afreist. Als de ploeg eenmaal ter plaatse is in het conflictgebied beperkt de logistieke ondersteuning van de producer op de thuisredactie zich tot het vinden van feedpoints, het dichtstbijzijnde zendstation, van waaruit de beelden worden doorgestraald. Wanneer de correspondent laat weten dat hij zich zal verplaatsen naar een ander gebied, kan de producer voor hem op zoek gaan naar een feedpoint in de buurt. Dat zou de correspondent een terugreis besparen naar het feedpoint waarvan hij tot die tijd gebruik maakte. Reizen in conflictgebieden is vermoeiend, de correspondent moet ten alle tijden alert zijn. ’s Nachts reizen is vaak uiterst gevaarlijk en dus nog vermoeiender. Het vinden van feedpoints nabij het werkgebied van de correspondent bevordert dus zijn welzijn. Bovendien betekent de tijdsbesparing actueler nieuws. De zendstations zijn van verschillende organisaties, bijvoorbeeld de European Broadcast Union (EBU) of APTN. De satelliettijd kun je bestellen en boeken. Het kan gebeuren dat de tijd volgeboekt is. Op twee momenten kan het vastlopen: de feedpoint zelf kan vol zitten, of de satelliet kan vol zitten. Een voorbeeld: toen op 23 november president Sjevardnadze van Georgië aftrad, had Van Heve al uit voorzorg satelliettijd ingekocht, vijftien minuten. Hij bleek ze, door de val van de regering, volledig nodig te hebben. Juist gespeculeerd, want de satelliet zat die avond vol. Andere omroepen en zenders komen op zo’n moment winkelen bij degene die wel satelliettijd heeft. Soms lukt het, omdat de volle geboekte minuten niet gebruikt worden. In dat geval kan een deal gesloten worden. Op de site van de EBU houdt Van Heve bij wie wat gaat stralen en hoe vol de feedpoint zit. Op die manier kan hij accuraat reageren bij acute nieuwsaanleidingen.
Het samenwerkingsverband tussen de leden van de EBU vergemakkelijkt het werk van de producer. Onderling wordt van alles uitgewisseld: feedpointtijd, satelliettijd, beeldmateriaal. Als de Denen wel ergens in een gebied zitten en het NOS journaal niet, dan leveren de Denen beeldmateriaal aan het journaal. De rollen zijn op locatie in een oorlogsgebied zoals ze thuis in Nederland ook gelden: Kurpershoek doet de verslaggeving, Van Heve verzorgt de logistieke taken, de cameraman draait en monteert beelden. Maar is veel overlap in functies: Van Heve bezoekt persconferenties als dat nodig is, Kurpershoek monteert en de cameraman kookt. Rinus van Heve: “In gevaarlijke gebieden heb je elkaar constant nodig. Het kan niet zo zijn dat de één een beroep doet op de ander en weigert. Iedereen doet alles door elkaar. Het team moet als een echt team werken. Iedere producer bij het journaal heeft een bredere basis nodig dan puur de logistieke functies die hij uitvoert. De producer moet kunnen monteren en weten hoe een camera werkt. Zo neemt hij de druk op de cameraman, die draait en monteert, enigszins weg.” Logistiek in oorlogsgebieden betekent vaak pure overleving van de ploeg. in Afghanistan ging het verhaal rond dat het drinkwater zeer slecht zou zijn. Mensen keerden terug uit het land met buikloop. Van Heve had al waterzuiveringspompjes meegenomen uit Nederland, maar wilde meer voorzorgsmaatregelen nemen. Toevallig leerde hij in Peshawar een man kennen die K2expedities organiseerde: een professionele bergbeklimmer. Van hem heeft Van Heve overlevingsmateriaal gehuurd: een brander, potten, pannen. Daarbij sloeg hij zo veel mogelijk water en blikken voedsel in. Communicatie Voor vertrek naar het oorlogsgebied bespreekt eindredactie net de correspondent en eventueel producer wat van de reis wordt verwacht. Welke reportages gaat de correspondent maken, wie gaat hij interviewen? Soms is er geen tijd en ruimte om overleg te plegen over de reis naar het conflictgebied en de reportages die de correspondent ter plekke kan maken. Een conflict kan op een onverwacht moment ontstaan en de correspondent moet ad hoc afreizen naar het gebied. Daarbij ligt veel verantwoordelijkheid bij de correspondent zelf. Hij neemt zelf het initiatief af te reizen naar het conflictgebied. Dit was het geval voor aanvang van de oorlog in Afghanistan. Aanleiding voor de oorlog vormde de aanslagen op het World Trade Centre in New York op 11 september 2003, die plotseling en geheel onverwacht werden gepleegd. Eindredactie gaat ervan uit dat de correspondent in zulke situaties weet wat hij moet doen, namelijk zo snel mogelijk naar de juiste bestemming vliegen. Wouter Kurpershoek anticipeerde op de gevolgen van de aanslagen en reisde af naar het Midden-Oosten. Dergelijke ad hoc reizen veroorzaken de nodige chaos.
Wouter Kurpershoek: “Twee uur na de aanslagen in New York zat ik al in het vliegtuig naar Cyprus. We hadden meteen het gevoel dat het met het Midden-Oosten te maken had. Ik wilde daarom niet naar New York. Daar zou ik alleen verhalen kunnen halen die na twee dagen al niet meer interessant zouden zijn. Nee, ik keek vooruit. Op Schiphol heerste een chaos. Mensen hadden een dit-is-het-einde-der-tijden-gevoel. We zagen op monitoren de flats instorten, er heerste paniek. Ik ging naar het reisbureau waar het journaal altijd zijn tickets koopt. Ik zocht naar vluchten, maar alles wat richting het Midden-Oosten ging, was gecancelled. Behalve eentje, naar Cyprus. Van daar was het nog maar een uur naar het Midden-Oosten. Ondertussen stroomden de journalisten en cameraploegen binnen op de luchthaven. Ik ben niet de enige die op zo’n moment het vliegtuig pakt om verslag te doen vanuit een of andere plek op de wereld. Horden journalisten racen naar Schiphol, gevraagd of ongevraagd. De cameraman met wie ik normaal gesproken werk, Eric feijten, woont in Arnhem. Hij was onderweg naar Schiphol, maar zou de vlucht naar Cyprus niet halen. Toen heb ik de cameraman van de NOS meegenomen die er al wel was en naar Amerika zou gaan. Ik had al een ticket voor Eric gekocht, maar moest die dus omzetten naar de andere cameraman. Geld speelt op zo’n moment geen rol. Zo kan het ook gebeuren dat ik tickets moet inwisselen, dat ik van het ene op het andere moment naar een andere bestemming moet. Op 12 september ben ik vanuit Cyprus naar Amman, Jordanië gevlogen en vervolgens naar Dubai. Op 13 september bleek dat Osama Bin Laden de aanslagen had gepleegd en wilde ik naar Pakistan.” De ruime ervaring die Wouter Kurpershoek als journalist en (oorlogs)correspondent heeft, zijn in chaotische situaties als die van 11 september onontbeerlijk. Hij reageert adequaat en accuraat en anticipeert op de situatie: verslag doen vanuit Amerika zou na een paar dagen al niet meer interessant zijn, het ging erom verslag te doen vanuit het land dat de aanslagen had gepleegd. Kurpershoek heeft zo veel meegemaakt dat veel situaties hem bekend zijn en hij weet wat hij moet doen. Eenmaal op locatie vindt continu overleg plaats, met de uitgestippelde verwachtingen als leidraad. Wat lukt wel en wat lukt niet? In het geval dat het niet lukt, zal chef buitenland pogingen doen andere wegen te vinden, totdat de voorafgedane verwachting uitgesloten is. De verslaggever moet aangeven waar de grenzen liggen: wat wordt te gevaarlijk, wat is niet mogelijk wegens onbereikbare gebieden? Chef buitenland zal een correspondent maar tot op zekere hoogte pushen. Immers, hij kan vanuit het kantoor in Hilversum de situatie niet overzien. Alle communicatie verloopt via de mobiele satelliettelefoon. ’s Ochtends worden de onderwerpen telefonisch doorgesproken: wat zijn de onderwerpen en mogelijkheden van die dag? Wat gaat de correspondent die dag maken? De chef buitenland heeft meestal zo’n twee, drie keer per dag contact met de correspondent in het crisisgebied. Daarnaast sms’en ze veel, een middel om nieuws aan elkaar door te sturen. Als er veel gebeurt en er veel nieuws is vanuit het crisisgebied loopt het contact onbeperkt op.
Als de producer ook in het conflictgebied is communiceert hij de stand van zaken met de producer op de thuisredactie en bespreekt hij de plaats van bestemming van hun eerstvolgende reis. De thuisproductie communiceert eventuele feedpoints die zich in de buurt bevinden en vertelt ze over de aanwezigheid van hotels in de buurt. Wanneer Kurpershoek een kruisgesprek heeft, een live interview met de presentator van het journaal, heeft Van Heve tevoren direct contact met de Master Control Room (MCR, regiekamer waar de beelden binnenkomen) om dit voor te bereiden. Wouter Kurpershoek: “De mobiele telefoon is de redding van de verslaggeverij. Als ik moeilijkheden heb op een ambassade in eem vreemd land, geen stempel krijg, pleeg ik een paar telefoontjes en het is geregeld. Voor het mobiele tijdperkwas verslaggeving ter plaatse veel moeilijker. Een voorbeeld: bij de vrijlating van Nelson Mandela was een tribune opgebouwd voor de pers. Maar van daaruit kon ik niet live verslaggeven. En dag tevoren ben ik er alvast naar toe gereden. Ik heb toen bij een boerderij aangebeld, die naast de tribune stond en gevraagd of ik van zijn telefoon gebruik mocht maken op het moment dat Mandela naar buiten kwam gelopen. De radio heeft de volgende dag vier uur lang de lijn opengehouden. Nu, met de satelliettelefoon kan ik overal, van elke afgelegen plek op aarde bellen. Bovendien is het goedkoper. Wel moet je met de satelliettelefoon buiten staan, hij moet de satelliet zien.” De satelliettelefoon is de belangrijkste innovatie voor oorlogsverslaggeving geweest tot nu toe. Zonder deze telefoon was de correspondent afhankelijk van zendmasten die hem beperkten in zijn mobiliteit en kabels die hem compleet van de buitenwereld konden afsluiten omdat ze werden doorgesneden. De afstand tussen de oorlogsverslaggever en redactie is met de satelliettelefoon helemaal verdwenen. Overal en altijd kan hij contact hebben met de redactie en nog belangrijker, met de regiekamer die hem live doorverbindt naar de huiskamer. Met de videofoon, de satelliettelefoon die naast audio ook beelden uitzendt, is de laatste beperking voor het werk van beeld-oorlogsverslaggever verdwenen: de kijker kan de correspondent overal en altijd live volgen, of hij nu op het dak van zijn hotel staat, in een vluchtelingenkamp rondloopt of in een rijdende tankwagen zit op weg naar de frontlinie. Daarbij bevordert de satelliettelefoon de kwaliteit van het werk van de oorlogscorrespondent, omdat eindredactie en correspondent te pas en te onpas met elkaar kunnen bellen, overleggen en ad hoc kunnen reageren op nieuwe nieuwsontwikkelingen. Correspondenten van verschillende media werken tot op zekere hoogte samen. Iedereen zit met hetzelfde doel in het conflictgebied en dus hebben de journalisten elkaar nodig, maar het blijven concurrenten van elkaar. Zo vertellen ze bijvoorbeeld niet aan elkaar wat ze gaan doen die dag. Wouter Kurpershoek: “De samenwerking met andere collega’s uit andere landen hangt van de relatie af die je met iemand opbouwt: kun je goed met iemand opschieten of niet? Als dat wel het geval is, kun je afspreken elkaars beelden uit te wisselen. Verslaggevers binnen de EBU doen dat
geregeld. Waarom zou ik mijn beelden niet aan een Spaanse journalist lenen? Ook delen we ideeën met elkaar. Wat dat betreft is er weinig concurrentie.” Wouter Kurpershoek: “Op een gegeven moment wilde een warlord uit Jallallabad weer terugkeren naar zijn stad. Daarvoor organiseerde hij een konvooi en hij wilde wel wat journalisten meenemen. Anderhalve dag hebben we voor zijn kantoor gewacht, ieder uur zei hij wel dat hij ieder moment kon vertrekken. We hadden een pasje nodig om de Khyber pass over te steken. Veel journalisten wilden mee en er waren onvoldoende pasjes voor iedereen. Op een gegeven moment werd er geroepen: They’re handing out the passes! Wat er op zo’n moment gebeurt is bijna lachwekkend. Met zijn allen renden we naar het kantoor waar ze de pasjes uitgaven en werd er geschoppen en geslagen. Ook ik heb mensen geslagen met wie ik een moment daarvoor nog een vriendelijk praatje stond te houden. Als puntje bij paaltje komt, laat ik diegene niet voor mij. Ik moet en zal mee, dat is het enige wat telt.” Het is belangrijk zo snel mogelijk op locatie een netwerk op te zetten. Van Heve vraagt aan iedereen die hem van dienst is geweest of in de toekomst zou kunnen zijn, zijn telefoonnummer. Thuis, op de redactie in Nederland voert hij de telefoonnummers in de computer – bij een latere reis naar hetzelfde gebied worden ze weer uitgedraaid. De infrastructuur die een ploeg in een conflictgebied opzet hangt af van de communicatieve en sociale vaardigheden van de correspondent, cameraman en producer. Ervaring van de leden van de ploeg is uiterst belangrijk: men moet weten hoe om te gaan met corruptie, inherent aan oorlogen. Netwerken gaat deels vanzelf: In de hotels waar de journalisten zich bevinden komt iedereen die een graantje mee wil pikken en geld wil verdienen uit de oorlog. Tolken, stringers, ze vinden allen hun weg naar de journalisten. Het team van het NOS journaal vond zijn Afghaanse tolk in Jallallabad: ze raakten in gesprek met een jongen en vroegen of hij hun tolk wilde worden. De infrastructuur ontstaat als het ware vanzelf rondom oorlogscorrespondenten. Het hangt van de professionaliteit, gedrevenheid en ervaring van de journalist en zijn ploeg af, hoe hij deze infrastructuur gebruikt en welke voordelen hij eruit haalt. Techniek Wouter Kurpershoek: “Drie karren vol met spullen, satelliettelefoons, laptop, camera, banden, kogelvrije vesten. De techniek maakt het werk moeilijker. Het zijn zo veel spullen. Vaak neem je ook spullen mee voor de stringers, de locals die voor je werken, dingen regelen. Het gevolg van die grote hoeveelheid aan bagage en de logistiek die erbij komt kijken om zo snel mogelijk op de plek van bestemming te kunnen berichten, is dat je compleet uitgeput van de stress aankomt. Bij aankomst moet je meteen aan het werk, want het journaal wil zo snel mogelijk een bericht. Ik wil dan ook altijd al een kleine reportage sturen.” Technische innovatie heeft gevolgen gehad voor de lading van het werk, in de letterlijke zin van het woord. Zonder de techniek zouden oorlogscorrespondenten nog steeds slechts met
ganzeveren en potjes inkt werken. Op locatie moeten complete mini-televisiestudio’s opgebouwd worden en met een ploeg van maar twee man is dat zwaar en tijdrovend. Maar de techniek ontwikkelt zich zo snel dat de apparaten kleiner en kleiner worden. Had men voor een satelliettelefoon in Afghanistan nog twee koffers met spullen nodig, nu past hij in de jaszak van de journalist. Het werk wordt dus steeds “lichter”. De digitalisering die begin jaren negentig zijn intrede deed heeft een compleet nieuw karakter gegegen aan de oorlogsverslaggeving, namelijk dat die live, zonder beperking in tijd, de huiskamer binnenkomt. De videofoon maakt het mogelijk een live beeldverbinding te maken met de studio en huiskamer, of gemonteerde beelden door te stralen. Hiermee heeft de ploeg een eigen feedpoint en is de correspondent niet meer afhankelijk van de EBU voor het verzenden van beelden. De oorlogsverslaggever kent geen beperkingen meer aan zijn eigen mobiliteit. De videofoon was het meest geavanceerde apparaat dat de NOS ploeg bij zich had in Afghanistan. Dit apparaat registreert en verstuurt beelden via een satelliet, rechtstreeks naar de huiskamer. Het heeft geen banden nodig en zelfs geen cameraman. De verslaggever is onafhankelijk van feedpoints en kan rijdend, vliegend of lopend vanuit iedere plek op de wereld beelden versturen. Voor de oorlogsjournalistiek betekent het met de videofoon meer dan ooit dat de oorlog live in de huiskamer te volgen is. Maar tijd voor kritische analyse van de correspondent neemt met dit apparaat wederom af. Tijdens de oorlog in Afghanistan was de videofoon nog een onbetrouwbaar apparaat. Hij werd daarom alleen gebruikt op momenten dat een feedpoint niet in de buurt was, of niet bereikt kon worden uit veiligheidsoverwegingen, of door lange reistijden als gevolg van slechte wegen. Toen de NOS-ploeg aankwam van Pakistan in het Afghaanse Jallallabad, reed de EBU door naar Kabul. Op dat moment moest de NOS gebruik maken van de videofoon om beelden door te stralen. Rinus van Heve: “Een eigen feedpoint bleek in Afghanistan onontbeerlijk te zijn. De afstanden waren te groot om met het geschoten beeldmateriaal terug te moeten rijden naar een zendstation van de EBU. Vandaar dat ik met een videofoon naar Pakistan werd gestuurd. De videofoon ten tijde van Afghanistan had nog een langzame verbinding. Als het beeld werd vergroot tot het formaat van het televisiescherm, verslechterde de kwaliteit van het beeld. Maar met de nieuwe videofoon, de Swedish, is de kwaliteit van het beeld beter.” Aan het verdwijnen van de beperking aan de mobiliteit kleeft ook een nadeel. Dat een journalist bij het uitbreken van een conflict slechts een vliegreis verwijderd is van zijn live-reportages, bevordert de logistiek van zijn werk niet. Wouter Kurpershoek: “Zodra een crisis ontstaat zie je dat de eerste paar dagen alles wegvalt: het water, de electriciteit, het voedsel. Langzamerhand wordt opnieuw het leven ingericht in een oorlogssituatie. Mensen moeten eten en drinken, maar die infrastructuur vergt wat tijd. Voordat
dat geregeld is, zitten wij al lang en breed in dat gebied. We moeten dus door het ontbreken van die infrastructuur zelf een hoop spullen meenemen. Toen ik van Koeweit naar Irak reed, had ik in alle hoeken en gaten van de jeep waterflessen gestopt. We hadden zo’n tweehonderd liter water bij ons. We moeten dus zelf het water meenemen en kunnen nog niet meeliften op de infrastructuur die tijdens een oorlog wordt opgezet. Mijn werk is hierdoor voor een groot deel survivallen geworden. Maar ik wil verhalen maken.” Het voorop lopen op de infrastructuur heeft dus zo zijn nadelen, maar ze wegen dusdanig weinig om daardoor te wachten met het uitzenden van de eerste (live-)reportages van de oorlogsjournalist. In ieder geval heeft de videofoon het mogelijk gemaakt de kijker sneller van beelden te voorzien, vanuit plaatsen die daarvoor buiten beeld zouden zijn gebleven. De techniek heeft ook invloed gehad op de bezetting van de oorlogsverslaggevingsploeg van het NOS journaal. Bestond voor het digitale tijdperk een standaardploeg uit een cameraman, een geluidsman en een oorlogscorrespondent, met de ontwikkeling van de digitale camera kan het geluid direct op de camera aangesloten en geregeld worden, zodat een aparte geluidsman met apparatuur niet meer nodig zijn. Dat de digitalisering nog in de kinderschoenen staat heeft directe invloed op het werk van de oorlogsverslaggever. De apparatuur is vaak niet volledig betrouwbaar. Het bedienen van de apparaten en de software is ingewikkeld en vereist tijd om ermee vertrouwd te raken. Wouter Kurpershoek: We zitten in het zwart/wit tijdperk van de nieuwe techniek. Ze is er wel, maar nog niet betrouwbaar. Monteren op een laptop is snel en licht, maar nog niet voor honderd procent betrouwbaar. De videofoon die ik meehad naar Irak heeft een week gewerkt en toen deed hij het niet meer omdat er zand in zat. In Koeweit heb ik eerst een week vanaf het dak van ons hotel geoefend met de laptop. Wat kon er allemaal mis gaan, hoe kregen we hem weer aan de praat als hij uitviel. Ik heb me een week met de technische zaken beziggehouden. Ik ben dus ondertussen ook een behoorlijke technicus geworden omdat ik gedwongen ben te weten hoe de laptop werkt en hoe ik hem weer aan de praat krijg als hij uitvalt.” De rol van de oorlogscorrespondent van het NOS journaal heeft met de digitalisering een behoorlijke verschuiving gemaakt. Het is minstens zo belangrijk dat de correspondent weet hoe hij de montage- en camera-apparatuur moet bedienen, als dat hij een betrouwbare en inhoudelijk kritische reportage aflevert. Daarbij lijkt het er voorlopig zelfs naar uit te zien dat het accent meer komt te liggen op de technische werkzaamheden dan de journalistiek inhoudelijke. Wouter Kurpershoek: “Voordat ik een kruisgesprek voer, live met het journaal verbinding heb, ben ik alleen bezig met het maken van die verbinding. We vallen geregeld weg, drukken op allerlei knoppen, roepen naar de regiekamer op allerlei knoppen te drukken, vaak tot tien seconden tevoren. Pas dan denk ik: wat ga ik eigenlijk zeggen?”
3b. De Volkskrant – de technische, communicatieve en logistieke factoren: bevorderingen en beperkingen Zouden een oorlogscorrespondent van de Volkskrant en een oorlogscorrespondent van het NOS journaal na elkaar inchecken op Schiphol voor dezelfde reis naar een conflictgebied dan zou het verschil in de hoeveelheid bagage direct opvallen. De oorlogscorrespondent van de Volkskrant reist met enkel een laptop en een satelliettelefoon. Geen camera’s, geen banden, geen batterijen, geen microfoons. Schrijvende oorlogscorrespondenten reizen altijd lichter, en zijn, onafhankelijk van feedpoints, altijd mobieler. Heeft de schrijvende oorlogscorrespondent een generator bij zich, dan is hij ook nog eens onafhankelijk van electriciteit. Waar liggen dan wel de knelpunten in zijn werk tijdens oorlogsconflicten? Hiervoor kijk ik naar het logistieke, communicatieve en technische proces van de oorlogsverslaggeving van de Volkskrant, geïllustreerd door citaten van journalist Bart Rijs en eindredacteur buitenland, Cor Speksnijder. Logistiek De Volkskrant heeft twee satelliet telefoons. Aanvankelijk beschikte Bart Rijs, gestationeerd in Moskou als correspondent voor de Volkskrant, over één ervan, maar op 11 september had hij deze inmiddels teruggestuurd naar de krant omdat een andere correspondent hem nodig had. Op het moment dat Rijs naar Afghanistan wilde reizen had hij geen satelliet telefoon in het bezit. Zonder satelliettelefoon had het geen zin af te reizen naar Afghanstan, Rijs zou zijn werk niet kunnen doen. Bart Rijs: “De krant zag de urgentie niet, dat ik zonder satelliet telefoon niets kon beginnen, drong niet tot ze door. Ik heb zo’n twee, drie keer per dag gebeld met chef buitenland en vertelde ze keer op keer dat de Amerikanen Afghanistan aan zouden vallen en dat ze me moesten laten gaan. Ze wisten toen ook nog niet wie of wat de noordelijke alliantie precies waren. Mij zomaar laten gaan ging dus niet meteen. Op 13 september heb ik een artikel op de één gepubliceerd, een verhaal over de mensen van de noordelijke alliantie, dat de Amerikanen hen zou gebruiken in hun oorlogsvoering. Ondertussen had de BBC een eigen vliegtuig gecharterd en maakte de EBU ook aanstalten te vertrekken. Er waren nog plekken vrij bij de EBU, maar ik kon niet mee want ik had nog steeds geen satelliet telefoon.” Wouter Kurpershoek kan meteen reageren op acute oorlogsconflicten, hij springt in een vliegtuig nog voordat zijn visum geregeld is. Rijs reageert ook snel en adequaat, maar zijn thuisredactie is langzamer, zowel journalistiek inhoudelijk als logistiek. Pas nadat Rijs het artikel op de één had weten te publiceren, verschoof de journalistieke aandacht van de eindredactie van de aanslagen op het World Trade Centre in New York naar Afghanistan. Maar toen dat eenmaal gebeurd was, zat Rijs nog met het logistieke probleem van het krijgen van de satelliettelefoon. Ook hiervoor neemt Rijs ook deze verantwoordelijkheid op zich.
Bart Rijs: “Ik regel alles zelf. Als ik het niet doe, gebeurt er niets. Chef buitenland verplaatst zich niet in mijn positie, dat kan ook niet, want hij zit op een kantoor en ik zit in het veld. Hij kan zich niet verplaatsen en ziet daarom de urgentie niet. Een probleem met satelliet telefoons is de invoervergunning. Daar gaat tijd overheen. Rond die dagen werd de gezonken onderzeeër uit Rusland geborgen in Nederland. De directeur van die bergingsactie kende ik en hij zou weer naar Moskou reizen. Aan hem heb ik gevraagd of hij de satelliettelefoon mee wilde nemen. Hij is bekend en zou als VIP reizen en dus niet of nauwelijks gecontroleerd worden op zijn bagage. De vereiste vergunningen konden we op die manier omzeilen. Uiteindelijk duurde het tien dagen voordat ik de satelliettelefoon had.” De Volkskrant heeft niet zoals het NOS journaal een produktie-afdeling die de logistiek van het werk van de journalist op zich neemt. De Volkskrant-redactie gaat ervan uit dat de correspondent zelfstandig werkt en eigen initiatief neemt. Terwijl Rijs in Moskou op zijn satelliettelefoon wachtte, regelde hij alle andere benodigde zaken voor de reis naar Afghanistan, zoals watertabletten en ontsmettingstabletten”, een landkaart, medicijen, en een slaapzak. Bart Rijs: “veel journalisten hadden ze niet bij zich, ze zijn zo ziek geworden dat ze weg moesten uit Afghanistan. Bart Rijs: “In Dushanbe, Tadzjikistan, waren al snel alle slaapzakken uitverkocht. Na vijf dagen was er geen slaapzak meer te krijgen en hebben veel journalisten in embarmelijke omstandigheden moeten slapen. En dat terwijl het winter werd.” Een oorlogscorrespondent die geen benul heeft van het regelen van zijn eigen zaakjes en niet weet hoe hij moet overleven, komt acuut in de problemen. Als Rijs geen ontsmettingstabletten had meegenomen, was hij al snel ziek geworden. Nu heeft een correspondent die reeds in het buitenland gestationeerd is, zoals Rijs was in Moskou, voldoende reiservaring om de logistiek van zijn werk te kunnen verzorgen, maar stuurt de Volkskrant een buitenland redacteur voor de eerste keer naar een oorlogsgebied, een journalist die het wiel moet uitvinden, dan loopt de krant grote kans dat de organisatie problemen ondervindt en het werk dat de correspondent moet afleveren, wordt belemmerd. De gevolgen van zo’n vertraging als die Bart Rijs met de satelliettelefoon opliep, zijn flinke lokale prijsstijgingen. Een journalist die in de voorhoede zit van de massa journalisten die naar een oorlogsgebied afreist, betaalt nog relatief lage prijzen voor overnachting, voedsel en transport, de plaatsen in de vliegtuigen zijn nog beschikbaar. Maar de rijen worden langer narmate er zich meer journalisten rondom dezelfde plekken verzamelen. De prijen van vliegtickets schieten omhoog door de onderlinge concurrentie tussen de Amerikaanse zenders, CNN en NBC, die tegen elkaar opbieden om vooral als eerste te arriveren en zodoende over de gunstigste omstandigheden te beschikken, zoals een luxe en veilig hotel, goede tolken en betrouwbare chauffeurs. Bart Rijs: “Na mij arriveerde zo’n vijfhonderd man in Dushanbe die naar Afghanistan wilde. Er waren nog maar twee helikopters die de journalisten over de bergen konden vliegen naar het gebied van de noordelijke alliantie. De journalisten moesten mee en de prijzen schoten omhoog. Het was een gekkenhuis.
Toen ik naar Kabul reisde, huurde ik met drie anderen een auto voor duizend dollar. Voor de oorlog begon was de prijs nog honderd dollar en een paar dagen nadat ik de tocht had gemaakt, was de prijs omhoog gegaan naar 2500 dollar.” Het is voor de Volkskrant dus van groot belang dat ze accuraat en adequaat reageert op de verzoeken van haar oorlogscorrespondenten. De vertraging die Rijs opliep door het uitblijven van de satelliettelefoon heeft de krant geld gekost. Bart Rijs: “Ik had tienduizend dollar contant bij me. Maar dit bleek al snel te weinig. Ik vroeg de Volkskrant dollars naar de Franse Ambassade in Parijs te brengen met het verzoek die dollars naar de Afghaanse ambassade te brengen. Na dagenlang checken in het kantoor in Dushanbe – was het geld ontvangen door de Afghaanse ambassade – kreeg ik het geld uitgekeerd. De thuisredactie schrikt, als je ze zo’n bizar verzoek doet. Maar je kunt niet een correspondent naar een conflictgebied sturen en hem dan een beperkt budget geven. Ten eerste kan ik dan niet werken en ten tweede kom ik dan in gevaar. De voornaamste voorwaarde voor je veiligheid is dat je geld hebt. Terug uit Afghanistan diende ik de hoogste declaratie ooit in: 18.000 dollar. Hierop werd het plan geschrapt een andere journalist te sturen. De Volkskrant heeft hierdoor de val van Kabul gemist.” Deze uitspraak verdient nuancering. Rijs sprak de taal niet in Afghanistan en zijn tolk sprak gebrekkig engels. Hierdoor kon hij de situatie moeilijk inschatten. Het was moeilijk kennis te vergaren en die in de juiste context te plaatsen. Namen van generaals of andere spelers in de oorlog zeiden Rijs weinig tot niets. Hij kon het nieuws onvoldoende selecteren en hij ging twijfelen aan zijn eigen berichtgeving. Rijs vond dat zijn meerwaarde als correspondent er op die manier niet meer was en vertrok. De Volkskrant besloot hierop geen vervanger te sturen voor Rijs. Een tweede correspondent, Sacha Kester, werkte vanuit het grensgebied met Pakistan. Zij zou naar Kabul reizen en van daaruit verslaggeven. Dat er geen vervanger is gestuurd is wel degelijk een kostenoverweging geweest en het had direct tot resultaat dat de krant geen correspondent in Kabul had zitten toen deze stad door de Amerikanen werd gebombardeerd. Maar de eindredactie anticipeerde op een tijdige aankomst van Kester in Kabul.
Communicatie De correspondent en de eindredactie hebben een paar keer per dag contact. Sowieso wordt iedere ochtend besproken of de oorlogsverslaggever die dag een verhaal schrijft. Daarbij wordt het onderwerp doorgenomen en overlegd waar de correspondent die dag naar toe gaat en welke personen hij spreekt.
Bart Rijs: “Ik kreeg veel motivatie van de krant. Ze waren uiterst bezorgd en dwongen me nooit naar het front te gaan.” De juiste coaching van de eindredactie kan net het het verschil maken voor een oorlogscorrespondent die onder zware omstandigheden werkt. Hij is bezig met overleven en moet tegelijkertijd kwalitatief goede stukken afleveren. Het geeft de correspondent een extra duwtje in de rug. Het is begrijpelijk dat de eindredactie belangrijke beslissingen als het vertrek van Rijs uiteindelijk de correspondent zelf laat nemen, de eindredactie zit veilig op kantoor in Amsterdam. Toch had Rijs, achteraf gezien, wel gewild dat er wat steviger op hem was ingesproken. Bart Rijs: “Ik had nog nooit zo’n hype meegemaakt als tijdens de aanloop van de oorlog in Afghanistan. Ik dacht: ‘wat doe ik hier’ en wilde weg. Cor Speksnijder probeerde me nog over te halen, maar zette niet door. Acheraf had ik dat wel gewild. Twee weken later viel Kabul. Had ik het nog maar even volgehouden.” Het tijdsverlies dat Rijs ondervond als gevolg van de vertraging rondom de satelliettelefoon had ook invloed op de communicatie ter plaatse. Tegen de tijd dat Rijs in Afghanistan was, waren de tolken al spaarzaam en moest hij er één delen. Dit deed Rijs met drie andere journalisten, van verschillende nationaliteiten. Bart Rijs: “Sommige journalisten die later aankwamen dan ik hadden helemaal geen tolk. Er werden daarom ook een hoop onzin verhalen gepubliceerd. Ook wij hadden een gebrekkige tolk. Omdat ik in een team van vier werkte en een tolk en een jeep met de anderen deelde, had ik rekening met ze te houden. Radio journalisten hebben een verhaal met geluid nodig, daarvoor moet je soms andere onderwerpen kiezen.” Een goede en betrouwbare tolk is van zeer groot belang voor het werk van de oorlogscorrespondent. Vooral tijdens internationale oorlogen, waarbij de media massaal aanwezig zijn is het cruciaal er tijdig bij te zijn. Het heeft directe invloed op het werk van de journalist moet hij samenwerken met andere journalisten en compromissen sluiten over de aard en inhoud van zijn stukken - en zelfs directe invloed op de kwaliteit en betrouwbaarheid van de artikelen in de krant. Ondervindt de oorlogscorrespondent deze beperking aanzijn werk, dan komt het wederom aan op zijn ervaring, gedrevenheid en improvisatievermogen. Bart Rijs: “Ik had een journalist van de New York Times de grens over geholpen van Rusland naar Tadzjikistan. Hij sprak de taal niet en ik wel. Later hielp hij mij. Hij had bijvoorbeeld het telefoonnumer van de minister van defensie van Afghanistan en wist uit eerste hand wat er gebeurde. Hij vertelde me nooit waar hij naar toe ging, maar gaf me genoeg informatie om daarmee mijn eigen nieuws te kunnen halen.”
Techniek Naast een laptop en een satelliettelefoon is voor de schrijvende en beeld-oorlogscorrespondent een generator onontbeerlijk. Als alle electriciteit uitvalt kan de laptop altijd worden opgeladen op deze op benzine draaiende leverancier van electriciteit. Benzine is bijna altijd en overal verkrijgbaar. Rijs had het geluk dat hij met de drie collega-journalisten met wie hij later een tolk deelde, in Kondûz (noord-Afghanistan) het kantoor van een vertrokken hulporganisatie in gebruik kon nemen. Daar stond een generator, dus de correspondenten konden continu hun laptops en satelliettelefoons gebruiken. Bart Rijs: “Van daaruit heb ik met de systeembeheerder in Amsterdam gebeld. Samen hebben we mijn laptop via de satelliettelefoon aangesloten aan het computersysteen in Amsterdam. Het was de eerste keer in mijn carriere dat ik een document vanuit zo’n afgelegen plek op de wereld direct kon opslaan in het computersysteem van de krant. Ook had ik toegang tot het internet en ik kon het nieuws van de persbureaus bijhouden. De techniek is nu zo ver gevorderd dat Rijs, op een paar duizend kilometer afstand van het hoofdkantoor van de Volkskrant in Amsterdam, met zijn geschreven stukken net zo ver verwijderd is van de server als zijn collega’s op de Wibautstraat. Dit betekent dus ook dat alle afstand die tussen schrijven en publicatie van de stukken van de oorlogscorrespondent verdwijnt. De eindredacteur kan de oorlogscorrespondent dezelfde deadline - tijdsverschil buiten beschouwing gelaten - opleggen als de buitenlandredacteuren op de thuisredactie. De oorlogscorrespondent heeft beschikking over dezelfde informatie als eindredactie, wat tijdens redactioneel overleg misverstanden voorkomt. Hotels met generators zijn daarom altijd erg populair onder oorlogscorrespondenten. Wanneer de electriciteit uitvalt, wat meestal gebeurt in oorlog, kanhet werk van de oorlogscorrespondent ongehinderd doorgaan. Wederom is het daarom zeer belangrijk dat de krant en correspondent adequaat reageren bij conflicten die veel media-aandacht krijgen. Een snelle aankomst betekent een goede slaap- en werkplaats en een continue nieuwsstroom van de correspondent in de krant.
Bart Rijs: “Toen ik aankwam in Kabul zaten veel hotels al vol. Het enige wat ik met mijn drie collega’s nog kon krijgen, was de garage van een guesthouse. Vergeleken met een hotelkamer was het niet comfortabel, maar later, toen nog meer journalisten arriveerden en echt alle ruimtes volgeboekt zaten, bleek het nog zeer aangenaam. Veel journalisten lagen buiten op de grond, rondom dat guesthouse, zij aan zij, omdat het een generator had.”
4. Blik op de toekomst Eerder gaf ik al aan dat het werk van de oorlogsverslaggever door technische innovaties verandert. De beeld-oorlogscorrespondent verschijnt live op televisie zonder dat hij afhankelijk is van zendstations, de schrijvende oorlogscorrespondent wordt aangesloten op de server van de krant en zet zijn artikelen tussen de stukken van zijn collega’s op het hoofdkantoor. De apparaten worden steeds kleiner en lichter. Nu al kunnen mobiele telefoons foto’s maken en lopende beelden opnemen. Over drie of vier jaar kun je met je mobiel goede camerabeelden schieten.20De satelliettelefoon die Bart Rijs bij zich had, kwam nog met een schotel en kostte een paar duizend euro. Tegenwoordig is hij niet groter dan een mobiel en kost hij nog geen duizend euro. Toch verkeert de techniek voor de oorlogsjournalisitek op dit moment in een tussenstadium. Ze is nog niet betrouwbaar. Zo is monteren op een laptop snel en licht, maar nog niet voor honderd procent betrouwbaar. De kwaliteit, betrouwbaarheid en bedieningsgemak nemen wel snel toe. Technische innovatie houdt immers niet alleen in het ontwikkelen van nieuwe apparatuur, maar ook het verbeteren van het functioneren van de bestaande. De grootste invloed die de techniek op het werk van de oorlogscorrespondent heeft gehad is het verdwijnen van tijd en ruimte tussen oorlogscorrespondent en publicatie of vertoning van zijn werk. Dit heeft een enorme versnelling in zijn werk veroorzaakt. Het werk van Jan van der Putten verliep aanzienlijk trager omdat hij ofwel werd afgesneden van de buitenwereld, ofwel zelf een tocht van een paar uur moest afleggen naar het vliegveld om zijn artikelen mee te geven aan het KLM-personeel. Nu is de oorlogscorrespondent altijd en overal bereikbaar, tijd om te reflecteren op de gebeurtenissen neemt wordt steeds korter. Die tijd had de oorlogscorrespondent twintig jaar geleden nog wel, soms tot eigen frustratie. Nu moet eindredactie de tijd incalculeren. Eindredactie moet bewust de keuze maken soms de correspondent de tijd te geven zijn werk te onderzoeken en analyseren, opdat de kwaliteit behouden blijft. Vanaf 1 januari gaat het NOS journaal ieder uur uitzenden. Tijdens oorlogsconflicten wordt het dan mogelijk ieder uur een live update te ontvangen van de correspondent. De techniek maakt het nieuws dus sneller, maar of het ook betrouwbaarder wordt? Vermoedelijk niet: Wouter Kurpershoek: “Het wordt verleidelijk als oorlogscorrespondent dan dingen te bedenken om je bericht in te vullen. Je wordt er onzorgvuldig van. Het kost gewoon tijd om de context van je bericht te vatten. Als ik ieder uur verslag moet doen, kom ik niet aan die context toe. Je verslag blijft oppervlakkig, voor analyse heb je geen tijd. Het nieuws wordt sensationeler. Je vertelt wat je ziet, en dat is het. Wat het betekent wat je ziet, daarvoor krijg je geen kans dat te bedenken. Je 20
Citaat van Wouter Kurpershoek, interview 21 november 2003
geeft enkel commentaar op waarnemingen. Oorlogsverslaggeving wordt dan de sportjournalistiek in crisisgebieden.”
5. Conclusie Het proces van nieuwsgaring door de oorlogscorrespondent is eeuwenlang betrekkelijk eenvoudig gebleven. De middelen die hij had, waren primitief. De tijd tussen de gebeurtenis en de het bereiken van het nieuws ervan bij het publiek was daardoor groot. Verspreiding van het nieuws was moeilijk door een gebrekkige infrastructuur. Met de ontwikkeling van de techniek is het proces van nieuwsgaring voor de oorlogscorrespondent sterk veranderd. De digitalisering die begin jaren negentig inzette is de grootste factor van invloed geweest op het werk van de oorlogscorrespondent. Communiceren tussen eindredactie en oorlogscorrespondent kan nu overal en altijd. De correspondent kan overal en altijd worden aangestuurd en geadviseerd door zijn thuisredactie. Het nieuws van de correspondent kan afgezet worden tegen de nieuwsstroom van andere bronnen. Dit is een grote verbetering voor de oorlogsjournalistiek. De digitalisering heeft de communicatie tussen correspondent en lezer en kijker dusdanig verbeterd dat tijd en ruimte verdwijnen. Niet langer hoeft er tijdsverschil te bestaan tussen een gebeurtenis in een conflictgebied en het verspreiden van het nieuws ervan. Het werk van de oorlogscorrespondent als gevolg daarvan is een frequentere live verslaggeving. De kijker en lezer kunnen nu, indien zij dat willen, vierentwintig uur per dag het werk van de correspondent live volgen. Tijdsverschil hoeft alleen te bestaan als de correspondent of de eindredactie bepalen dat dat nodig is ten behoeve van de kwaliteit en betrouwbaarheid van het nieuws. In oorlogsconflicten is de kans groot dat dit minder gebeurt: iedere ontwikkeling is nieuws. Maar oorlogsconflicten behoeven misschien wel meer dan andere actualiteiten tijd en ruimte voor reflectie en analyse. Oorlogsconflicten verleiden mensen, ook journalisten, tot het steunen en afwijzen van partijen. Objectiviteit en betrouwbaarheid, waarvoor tijd en ruimte nodig is, zijn daarom in oorlogsconflicten zeer kwetsbaar. De digitalisering heeft voornamelijk voor de beeld-oorlogscorrespondent tot gevolg gehad dat hij, naast een betrouwbare journalist, vooral ook een bedreven technicus moet zijn. Zowel de schrijvende als de beeld-oorlogscorrespondent dienen vertrouwd zijn met de apparatuur die ze bij zich dragen, weten hoe de techniek in elkaar steekt zodat zij de apparaten weer aan de praat krijgen als deze uitvallen. Paradoxaal genoeg stelt de technische apparatuur de oorlogscorrespondent in staat zijn werk te doen, maar het is diezelfde apparatuur die hem bij zijn werk beperkt. Dat is slechts in mindere mate het geval bij de schrijvende oorlogscorrespondent. De aanzienlijke tijdswinst die de techniek hem heeft opgeleverd geeft de schrijvende oorlogsjournalist meer dan voorheen de gelegenheid het nieuws te selecteren en te analyseren, hetgeen de objectiviteit en betrouwbaarheid - en daarmee de kwaliteit - van zijn werk alleen maar ten goede is gekomen.
Maar voor het werk van de beeld-oorlogscorrespondent ligt dat genuanceerder: hij is nu eerst technicus en daarna journalist. Het is zeer de vraag of dit altijd tot een verbetering van de kwaliteit van de beeldende oorlogsverslaggeving heeft geleid. Technische ontwikkelingen hebben weliswaar ook de beeld-oorlogsjournalist aan een aanzienlijke tijdswinst geholpen, waardoor het nieuws sneller kan worden gebracht. Voor de actualtiteit van het beeldnieuws is dat zonder meer een goede zaak. Maar evenredig aan deze ontwikkeling is ook de snelheid van het beeldende medium aanzienlijk toegenomen. Nu hij daartoe in staat is wordt van de beeld-oorlogsjournalist ook verlangd dat hij het nieuws vaker en sneller brengt en wordt hem, anders dan zijn schrijvende collega, steeds minder de gelegenheid gegund tot selectie en analyse van het nieuws. Het gevaar bestaat dat de beeldende oorlogsverslaggever daarmee verwordt tot een slechts een doorgever van gebeurtenissen die zich op dát moment voordoen. Met journalistiek heeft dat weinig meer te maken.
6. Literatuurlijst Bardoel, J. e.a. 2002, Journalistieke cultuur in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press Foote, Joe. 1998, Live from the Trenches, The Changing Role of the Television News Correspondent. Carbondale: Southern Illinois University Press Fortuyn, Wim. 2000, De slag om het nieuws, tv-nieuws en nieuwe technologie. Den Haag: Sdu Uitgevers Karskens, Arnold. 2001, Pleister op de ogen,de Nederlandse oorlogsverslaggeving van Heiligerlee tot Kosovo. Amsterdam: Meulenhoff. Karskens, Arnold. 2002, Reizen langs de frontlijn. Amsterdam: Meulenhoff Van Gessel, Han. 1995, Een beeld van een dagblad, de Volkskrant. Amsterdam: de Volkskrant Interviews Bart Rijs, (oorlogs-)correspondent voor de Volkskrant, geïnterviewd op 26 november 2003 Cor Speksnijder, chef buitenland bij de Volkskrant, geïnterviewd op 8 december 2003 Gerard van den Broek, chef buitenland NOS journaal, geïnterviewd op 28 november 2003 Jan van der Putten, (oorlogs-)correspodent in Zuid-Amerika van 1973 tot 1983 voor verschillende dagbladen, radio-omroepen en tijdschriften, geïnterviewd op 25 november 2003 Rinus van Heve, producer NOS journaal, geïnterviewd op 28 november 2003 Wouter Kurpershoek, (oorlogs-)correspondent voor het NOS journaal, geïnterviewd op 21 november 2003