Onze najaarsreis door Duitsland, Polen, Slowakije en Hongarije door Johan en Loes Schaerlaeckens september – oktober 2013 Op 2 september vertrekken we voor onze achtste opeenvolgende herfstreis. Het zal een gedenkwaardige reis worden met enkele merkwaardige voorvallen. In Hongarije brengen we 2,5 week door in het gezelschap van Pierre en Mieke Adriaensen. In tegenstelling tot andere verslagen worden de meeste waarnemingen wat minder uitvoerig beschreven. De nadruk ligt op onze avonturen. Dank zij Pierre zijn er van Hongarije wel gedetailleerde kaarten van de belangrijkste gebieden met daarop onze wandel- en fietsroutes èn de coördinaten waar we de mooiste waarnemingen deden. In Duitsland bezoeken we onze favoriete gebieden: de Dümmer See, de Diepholzer Moorniederung, de Meissendorfer Teiche, das Fiener Bruch, de Strengsee, de Belziger Landschaftswiesen en de Oberlausitzer Heide. De exacte plaatsen (c.q. routes) staan in onze (inmiddels tientallen) vorige verslagen. Het is veelal schitterend weer en tijdens mooie wandelingen en fietstochten genieten we van o.a. zee- en visarenden, grote trappen, rode wouwen, klapeksters, grauwe klauwieren en 1000den kraanvogels.
Het Bannetzer Moor is vooral bekend om zijn grote vuurvlinders en de rijkdom aan reptielen. Zowel adder, ringslang, gladde slang als hazelworm zijn hier vrij algemeen. Op de aangrenzende Meissendorfer Teiche broeden zee- en visarenden,. De grote vuurvlinder op deze foto is vorig jaar gefotografeerd door Loes
Het oosten van Duitsland Als ik de laatste jaren het oosten van Duitsland bezoek, probeer ik zoveel mogelijk kennis over interacties tussen wolven en mensen op te doen. Ik ben al jaren onder de indruk van de onverwachte opmars van de wolf. Indrukwekkend hoe het dier zijn kansen pakt. Het oosten van Duitsland staat momenteel zelfs een beetje op zijn kop; overal duiken wolven op. In het ‘Fiener Bruch’ was men zelfs bang dat de wolven een nieuwe bedreiging zouden vormen voor de kleine populatie grote trappen. Sinds twee jaar zijn de wolven de snelweg Hannover – Berlijn overgestoken. Aan voedsel geen gebrek; in het trappengebied barst het werkelijk van de reeën. Beter een baby dan een wolf Aan de rand van de Meissendorfer Teiche loopt een prachtig extensief agrarisch gebied dood tegen de reservaten van het Ochsenmoor en het Bannetzer Moor. In dit enorme natuurgebied (met 1000den ha’s NATO Truppenübungsgebiet) lopen sinds twee jaar wolven rond. Vanuit de rustige camping “Am Hüttensee” fiets ik tegen de avond richting extensieve hooilanden. Na 3 km ben je in niemandsland en kom je behalve reeën, edelherten, wilde varkens, zeearenden, rode wouwen en kraanvogels niemand meer tegen. Sinds het herstel van het riviertje de Meisse komt ook de visotter hier weer voor. Afgelopen winter zijn meerdere exx vastgelegd op cameravallen. Eenmaal in het gebied geniet ik, behalve van de weldadige stilte, van juveniele grauwe klauwieren, rode wouwen, zeearenden, groepjes kraanvogels en een jagende boomvalk Dan stopt er plotseling een luxe jeep naast mij. Twee beleefde, wat sophisticated Duitse herenjagers stappen uit. Met mijn vale jeans steek ik wat armoedig af tegen hun prachtige jachtkleding. Mijn smoezelige petje legt het al helemaal af tegen hun prachtige ‘Jagd-Hut’. Uiterst vriendelijk stellen ze zich voor en vragen of ik lang denk te blijven omdat ze vanuit de hoogzit wilde zwijnen willen schieten. “Die wil ik juist levend zien”, antwoord ik. Met de telescoop op mijn rug en mijn gebrekkige Duits kost het hen geen moeite mij te plaatsen. Op mijn vraag wat ze van de aanwezigheid van wolven vinden, antwoorden ze uitgestreken: “wij zijn (ganz) neutraal in het wolvenverhaal” “Is het nog nodig wilde varkens af te schieten nu hier wolven rondlopen om de stand te reguleren?” speel ik de vermoorde onschuld maar beseffend dat ik een gevoelige snaar raak. Met “Ja, es gibt immer nog viele Wildschweine” probeert hij de gentleman te blijven maar ik moet al bijna opzij springen voor de vonken die uit zijn ogen schieten. Ik besluit er nog een laatste schepje bovenop te doen. “Is het niet verleidelijk de trekker over te halen als er een wolf voor de loop verschijnt.” Met een bitter “Je kunt in Duitsland beter een baby doodschieten dan een wolf” valt hij eindelijk uit zijn rol. Ik concludeer dat het met de bescherming van de wolven wel snor zit en fiets terug. Misschien heb ik en passant wel een wild zwijn gered omdat hun vingers door de verhoogde bloeddruk wat trillerig zijn geworden. Man soll sie regulieren Op 8 september bezoeken we de Strengsee, een hersteld meer grenzend aan de veel grotere Rietzer See. In de herfst is dit meer onvoorstelbaar vogelrijk. We zien o.a. baardmezen, zee- en visarenden, 2 klapeksters, zwarte sterns (winterkleed), rode wouwen, bruine kieken, glanskopmezen (talrijk), ijsvogel en bever. Dan rijden we naar Loes’ favoriete restaurant “Zum Heidekrug” in Oberjünne. Dit rustieke restaurant is omgeven door uitgestrekte bossen en is gespecialiseerd in wildgerechten. Oberjünne grenst zowel tegen zowel de fantastische Belziger Landschaftswiesen als tegen een militair oefenterrein. Ook hier zwerft sinds drie jaar een roedel wolven rond. We worden al jaren bediend door een van de eigenaars die weet wat we komen doen. Deze keer hoeven we niet zelf te beginnen. Hij vertelt dat de jagers steeds meer moeite krijgen om hem voldoende wild te leveren. De schuld? De wolven natuurlijk. “Sie sollen
reguliert (eufemisme voor ‘afgeschoten’) worden”, verklaart hij omstandig. De gebieden zijn volgens hem veel te klein voor wolven. Ik vraag hem beleefd of de wolven dat zelf niet uitmaken. We kennen elkaar na al die jaren zo goed dat zo’n gesprekje de verstandhouding niet verstoort. Het belet hem dan ook niet om ons, na een heerlijke maaltijd, te trakteren op een slaapmutsje. “Laat je vannacht niet wakker maken door huilende wolven” horen we als laatste. We overnachten al jaren op het rustige parkinkje voor het restaurant en het is inderdaad niet uitgesloten dat je ’s nachts wolven hoort. We krijgen steeds meer respect voor dat prachtige dier dat zich zo gemakkelijk aanpast en heel opportunistisch zijn kansen pakt. Trappen als kippen Een dag later maken we een (verboden) wandeling dwars door de fantastisch mooie Belziger Landschaftswiesen.
De Belziger landschaftswiesen, foto Ad Jansen We zien 6 grote trappen, 2 klapeksters, juv grauwe klauwieren, rode wouwen, zeearenden en een (laat) jong mannetje grauwe kiek. Halverwege worden we terug gestuurd door een mevrouw die we herkennen als de verantwoordelijke voor het grote trappenproject. Er lopen in Duitsland nu zo’n 130 grote trappen rond in drie trappengebieden. Het droevige nieuws is dat er in het wild nauwelijks trappen groot komen. Grote trappen kunnen hier alleen overleven doordat elk jaar (door de mens grootgebrachte) trappen worden uitgezet. Wat in Nederland voor jonge korhoenders geldt, geldt hier voor de grote trap kuikens: het insecten aanbod in de vrije wildbaan is te laag. De meeste kuikens sterven. Naast vossen en wasbeerhonden duiken er de laatste tijd twee nieuwe gevaren voor de trappen op: zeearenden en wolven. Zeearenden zouden zelfs volwassen wijfjestrappen pakken. We gehoorzamen netjes aan haar verzoek om te draaien maar vragen (een beetje zielig) wat voor kwaad het kan om hier in de herfst te wandelen. Bovendien zijn we helemaal uit Nederland gekomen om grote trappen te spotten. Ze voelt zich blijkbaar een beetje schuldig want een half uur later stopt ze nogmaals en vertelt dat ze 16 door haar grootgebrachte trappen de vrijheid gaat geven. Vanaf een afstandje mogen we het proces volgen. Een kwartiertje later zien we de trappen hun vrijheid tegemoet vliegen. De trappen dalen 200 meter verder neer op 500 meter afstand van de 6 ‘wilde?’ trappen. Ze had ons al
verteld dat de trappen zich pas na maanden mengen met de wilde populatie. De 16 trappen schudden de vleugels, kijken wat er aan voedsel voorhanden is en …. wandelen terug naar de dame die, in een mum van tijd, omringd is door 16 trappen. Tot overmaat van ramp begint ze de vogels te voederen. De vogels eten uit haar hand. “Direct gaat ze eieren rapen”, fluistert Loes. Dit gefröbel gaat ons wat te ver. Geen wonder dat zeearenden zo weinig moeite hebben met deze ‘kippen’. We stellen vraagtekens bij het Duitse grote trappengebeuren. Het doel zou toch moeten zijn dat de populatie zich op eigen kracht handhaaft en dat zien we hier voorlopig niet gebeuren.
Trappen als kippen We rijden naar het ons onbekende ‘Limikolen Rastgebiet” “Altwasser Bösewig” 15 km ten westen van Torgau. Het betreft een dode arm (= ‘Aue’) van de Elbe. Zittend op de dijk genieten we in de avondschemering van 1000den vogels die (afhankelijk van hun grootte) belaagd worden door resp. boomvalk, slechtvalk, havik, bruine kiek en zeearend.
Avondschemering: De 1000den vogels op de Altwasser Bösewig worden regelmatig opgejaagd door roofvogels zoals zeearend, bruine kiek en slechtvalk
Ook ‘s morgens zien we op en rond de Bösewig een grote massaliteit aan vogels: 100den kraanvogels, grauwe ganzen, watersnippen, groenpootruiters, waterrallen, kemphanen, zwarte ruiters, bonte strandlopers, kleine strandlopers, tientallen grote zilverreigers, 1 kleine zilverreiger, grutto’s, wulpen, zeearenden, bruine kieken, boomvalk, rode wouw, 2 zwarte sterns en onvoorstelbare aantallen kieviten. Op woensdagmorgen 11 september vertrekken we richting Lohsa, het noordelijke deel van de Oberlausitzer Heide; het Duitse kerngebied van de wolf. We weten een hemels mooi camperplekje aan de Dreiweibern See met regelmatig zeearenden en rode wouwen boven de camper. Door een fantastisch gebied fietsen we naar Lohsa II, een voormalige open bruinkoolwinning die de laatste jaren aan het vollopen is. Dit is een van de acht wolventerritoria. De omliggende gronden liggen er fantastisch bij. Er zijn boompjes opgeplant maar de meeste gronden liggen braak. Vier rode wouwen, 3 klapeksters, zeearenden, grauwe gorzen, groepen veldleeuweriken getuigen van de rijkdom van het gebied. In het voorjaar hadden we hier (vanaf één plaats) broedende hoppen, grauwe klauwieren, klapeksters en kraanvogels met jongen. Op 7 km fietsen van ons camperplekje vind ik een jagershut die uitzicht biedt over een weids braakliggend gebied gelardeerd met bosschages en omzoomd door bossen. Ik breng een avondje door in de hut. Ik geniet van een tweetal klapeksters, jagende zeearenden, reeën (talrijk) en burlende edelherten. Wolven laten zich niet zien. Mensen ook niet. Gezien de wolvenpoep zal het territoriale roedel zeker wel eens over deze vlakte trekken.
De Milicz vijvers en Bieszczady in Polen Op vrijdag 13 september vertrekken we richting Polen. Over een gloednieuwe snelweg rijden we via Wroclaw naar de Milicz viskweekvijvers. De tol is een fractie van wat je op de Franse tolwegen betaalt. We installeren ons op een mooi Natura 2000 parkinkje nabij het gehuchtje Ruda Milicka in het centrum van het natuurgebied. Hoewel het weer slechter wordt, brengen we drie uiterst aangename dagen door in het gebied. Tot onze verbazing is een van de mooiste (maar gruwelijk slechte) paden tussen de vijvers (met o.a. grote zaagbekken, grote sterns en visdieven) volledig opgeknapt zodat het heerlijk fietsen is. Links en rechts van het weggetje liggen natuurlijk aandoende vijvers met brede rietkragen, slikranden, eilandjes en bosschages. Dat de vijvers natuurlijk aandoen is niet zo vreemd. Ze zijn in de middeleeuwen gegraven door monniken, dat moet, met de hulpmiddelen van toen, een monnikenwerk geweest zijn. Vooral de Grabownicavijver is wondermooi. Het wandelpad naar de toren loopt langs een stuwtje waar we een mink, pal onder ons, tot drie maal toe een vis zien pakken. Vanaf de hoge toren zien we vijf zeearenden op een van de zandbanken. In de droogvallende plas-dras gebieden hebben zo´n 300 (!!!) grote zilverreigers weinig moeite hun kostje bijeen te scharrelen. Op de slikranden foerageren bonte strandlopers, groenpootruiters, zwarte ruiters en kemphanen. Onder de toren vliegt een ijsvogeltje. Op het water dobberen brilduikers en 2 roodhalsfuten. Langs de vijverrand probeert een edelhert met indrukwekkend gewei zijn harem in toom te houden. Boven de bossen trekken slierten kraanvogels en ganzen naar het zuiden. Overal in het gebied staan gloednieuwe infoborden en picknickplaatsen. Volgens de infoborden moet het gebied ook goed zijn voor veel soorten vleermuizen. De Polen beginnen zich bewust te worden van de potenties van het gebied voor het ecotoerisme. Dat mag best want het gebied is een prachtig voorbeeld hoe ecologische viskweek en biodiversiteit samen gaan. Zeearenden (talrijk), boomvalken, haviken, bruine kieken, kraanvogels, zwarte sterns, zwarte ruiters, kemphanen, groene spechten, zwarte spechten, kleine bonte spechten, burlende edelherten, boomkikkers (de laatste 2 soorten rond de camper) zijn tamelijk talrijk in deze tijd van het jaar. Tijdens onze laatste nacht regent het voortdurend. ’s Ochtends staat de gehele parking onder water: Tijd om te vertrekken.
Milicz visvijvers: Het geweldige, maar voorheen gruwelijk slechte, pad langs de mooiste vijvers werd afgelopen maanden gerestaureerd zodat het heerlijk fietsen/wandelen is.
Het Bieszczady National Park Met één tussenstop rijden we op 24 september naar een van de meest woeste gebieden die Europa nog rijk is: het Bieszczady National Park. Het N.P. ligt in de uiterste zuidoosthoek van Polen ingeklemd tussen Oekraïne en Slowakije. In dit grensoverschrijdende park leven nog wolven, beren en lynxen. In de jaren 60 is de wisent uitgezet. Alle (enkele 100den) wisenten die nu (kuddegewijs) door het park struinen, zijn in het wild geboren en erg schuw. In de zomer is het een ‘hell of a job’ om ze te ontdekken. In de winter gaat het een stuk gemakkelijker omdat ze dan de bossen verlaten op zoek naar voedsel. Van Jan Kelchtermans van Europesbig5 (zie www.europesbig5.com) krijgen we (vertrouwelijk) de beste plaatsen. We huren een autotootje voor een week omdat de wegen voor camper/fiets te slecht en/of te steil zijn. We hebben pech. Het zal bijna de gehele week onafgebroken regenen. Met ons pandaatje leggen we grote afstanden af door de onmetelijke heuvelbossen. We vinden veel wolven- en berenpoep maar de eigenaars laten zich niet zien. We zien o.a. (veel) notenkrakers, 1 hazelhoen (het pad overvliegend), klapekster, grauwe klauwier, grote gele kwikken, raven, 4 schreeuwarenden (vorig jaar geen) en 1 witrugspecht. We rijden steeds in het donker terug naar ons thuiskamp waarbij we twee keer met grote moeite een overstekend edelhert kunnen ontwijken.
Vanaf een te voet bereikbaar observatiepunt kijk je uit over een prachtig rivierdal in Bieszczady. Dit is een van de mooiste (bereikbare) plaatsen. Behalve wisenten, beren en wolven struinen in dit dal (helaas) ook steeds meer fotografen het gebied af in de hoop op een ‘wereldfoto’. Sommigen hadden zelfs een tentje in het dal opgezet. Pal onder ons zat (vanaf deze plaats) een kudde wisenten in het bos die door de hinderlijke aanwezigheid van de fotografen het bosje niet uitkwam. De argeloze fotografen lopen als vloeken in het landschap rond en lijken niet te beseffen dat de dieren hen veel eerder in de gaten hebben dan andersom. Bovendien zullen de dieren het gebied voortaan mijden. Jammer; niet alleen voor de dieren maar ook voor hen die de dieren vanaf een veilige afstand willen observeren. Enkele maanden later zullen we ons ook in Spanje gruwelijk ergeren aan fotografen die op onverantwoorde wijze iberische lynxen willen fotograferen. Toch zagen we nog een enorme wisentstier en edelherten
de rivier oversteken. Tijdens de invallende schemering wordt hier de stilte ‘verstoord’ door loeiende wisenten (op minder dan 200 meter) en burlende edelherten.
Ondanks het slechte weer zagen we nog wel een enorme wisentstier (boven) en burlende edelherten de rivier oversteken
Slowakije, Senne Om in Hongarije te komen moeten we eerst door Slowakije. Dat is geen straf want over sterk verbeterde wegen rijden we op 25 september door een formidabel landschap. We kunnen niet nalaten het ons onbekende Senné reservaat in Zuidoost Slowakije te bezoeken. Dit ecologisch beheerde viskweekvijver complex met brede bufferzone zou het beste wetland van Slowakije zijn. Vastgeroest in vooroordelen Als plaatsaanduiding hebben we alleen de coördinaten uit ‘Gorman’s: where to watch birds…’. Pas ter plaatse zullen we ontdekken dat deze info inmiddels volledig achterhaald is. In het dorpje Blatney Remety volgen we de coördinaten, rijden een grindpad 2 km af tot het weggetje doodloopt in een prachtig landschap. We zitten aan de rand van het reservaat. We zien een klapekster in een van de houtwallen en boven ons koersen groepen ganzen en kraanvogels. Een prachtige plaats om te overnachten concluderen we. De rust duurt niet lang. Vanaf het dorpje komen 2 donkere types met hun brommers de stilte verstoren. ‘Zigeunertypes’ concluderen we. In sommige dorpjes hier wonen veel zigeuners. Ik spreek ze aan om te kijken wat voor vlees ik in de kuip heb. In gebrekkig Engels maakt een van de twee duidelijk dat ze op hun vriend wachten die even later aan komt scheuren in een jeep waarbij hij rakelings de camper passeert. Het is inmiddels bijna donker en we voelen ons wat onbehaaglijk als de drie samen overleggen. Wij zijn het onderwerp van gesprek, zoveel is duidelijk. We horen dat ze liever hebben dat we vertrekken want morgenvroeg komt de jeepchauffeur op wilde zwijnen jagen. Dat komt niet slecht uit want we wilden zelf ook al vertrekken. De twee jongelui rijden ons voor naar een parkinkje in het dorp waarna we afscheid nemen. Daar duurt het niet lang of we worden lastig gevallen door een groepje pubers. Ik geef ze een buil chips waarbij ik ze laat beloven dat ze ons niet meer lastig vallen. Tevergeefs, even later kloppen ze op de deur om sigaretten. Dat wordt te irritant, we besluiten verder te rijden. Het is inmiddels donker. Nog geen 100 meter verder worden we aangehouden door de twee eerdere jongelui. We leggen uit wat er aan de hand is. Ze rijden ons voor naar een vrijstaand huis met brede oprit die afgesloten is door een grote poort. “Van mijn ouders”, legt een van de twee uit. We maken kennis met de ouders belonen de jongelui met een Heineken. We hebben weer eens te snel ge- en veroordeeld! De dag erop rijden we naar het dorpje Senné aan de andere kant van het reservaat. Nu zitten we goed. De entree van het reservaat is een prachtige, lommerrijke parking met infobord. Tegen de parking ligt een enorme oude boomgaard als tuin van een kasteeltje dat ze aan het restaureren zijn. De boomgaard is verbluffend rijk aan spechten, veelal syrische bonte, maar ook grote bonte, middelste bonte en kleine bonte. We horen zowel groene als grijskopspecht. In het reservaat is in 2010 een Natura 2000 project afgerond. Er zijn wandelroutes aangelegd en observatietorens geplaatst. We maken kennis met de verantwoordelijke van het reservaat, Dr. Samuel Pacenovsky van birdlife Slowakije (http://medzibodrozie.vtaky.sk/). Hij vertelt ons alles over de broedvogels van het reservaat. Sinds kort broeden er 2 paartjes keizerarend. Er broeden zowel kleine (2 paar) als grote klapekster. In het broedseizoen komen vanaf de Vihorlat Hills soms schreeuw- (regelmatig), dwerg- (zz) slangenarend (zz) boven het reservaat jagen. Roodpootvalk en grutto zijn als broedvogel verdwenen en (gezien het toenemend aantal waarnemingen) hoopt men op snelle vestiging van dwergaalscholver. Zowel lepelaar (22 paar), wouwaap, purperreiger als kwak zijn broedvogel. Het voelt altijd geweldig aan om zo ver van huis zulke gemotiveerde mensen tegen te komen. Loes maakt intussen kennis met de (steenrijke) kasteeleigenaars die toestemming geven zoveel fruit (appels, peren, pruimen, noten) te rapen als we willen. Ze bieden ons zelfs aan om op het kasteelterrein te overnachten. Tijdens onze wandelingen zien we o.a. vele 1000den zwaluwen, keizerarend, haviken, 100den kraanvogels (spectaculaire trek, ook ’s nachts), zeearenden, witoogeenden (een groep van 29!!),
tapuiten, grauwe gorzen, bruine kieken, boomvalken, zwarte ooievaar en juv grauwe klauwieren. Na een paar prachtige dagen wordt het tijd naar Hongarije te verkassen.
Hongarije, Hortobagyi Kleine Hortobagyi In Hongarije brengen we eerste enkele dagen door in de zgn ‘Kleine Hortobagyi’. In herberg ‘Tiszababolna’ in het gelijknamige dorpje worden we welkom geheten door Jeannette Beenen en Jan Freeke (www.herbergtisza.nl). We brengen de nodige uurtjes gezellig kletsend met hen door. Gedurende 1,5 dag wandelen en fietsen we over de steppes die veel groter zijn dan ik altijd gedacht heb. Het is koud en winderig. We zien o.a. keizerarend, purperreiger, gele kwik, kraanvogels, sakervalk, arendbuizerd, zeearend, kol- en rietganzen, dwergaalscholvers, tapuiten, paapjes, man blauwe kiek, roerdompen en (heel veel) oostelijke luzernevlinders. Vorig jaar zagen we hier op 21 september nog enkele tientallen roodpootvalken. Het is nu 1 oktober. Toch zullen we (enkele dagen later) in de grote Hortobagyi nog 1 juveniele roodpootvalk zien. Hortobagyi Op 3 oktober rijden we naar Dieter’s camping in Tiszafüred, aan de rand van de grote Hortobagyi. Op vrijdag 4 oktober verwelkomen we Pierre en Mieke Adriaensen met wie we 2,5 week samen zullen doorbrengen. Met hun komst verdwijnt ook het slechte weer. Gezien onze gezamenlijke interesses en overeenkomstig bioritme beloven het weer aangename weekjes te worden. Hongarije zal echter nog een paar onverwachte verrassingen voor ons in petto hebben maar daarover hieronder meer. We blijven 15 dagen in de Hortobagyi en maken veel wandel- en fietstochten (zie de kaartjes hieronder) onder een heerlijk zonnetje. Waarnemingen: We zien zeearenden (5 vogels binnen één minuut), keizerarenden (talrijker in Koros Maros), sakervalken, arendbuizerd, ruigpootbuizerd (de hoofdmoot moet nog binnen komen), blauwe en bruine kieken, boomvalken, torenvalken, sperwers, buizerds, havik (verrassend talrijk), roodpootvalk (late juveniele vogel), steenuilen, baard- en buidelmezen (beide soorten zeer talrijk), grauwe klauwieren (allemaal juveniele vogels), klapeksters, syrische bonte spechten, ijsvogels, kraanvogels (meer dan 25.000 op de slaapplaats), kolganzen, rietganzen (slechts enkele), brandgans (één), purperreiger, smienten, witoogeenden (slechts een tiental), pijlstaarten, kleine karekiet (zingend), tjiftjaf (zingend), grauwe gorzen (zingend), gele kwikken, veldleeuweriken, kuifleeuweriken, boomleeuweriken, kneutjes, dwergaalscholvers (500+), roerdompen (soms op enkele meters), kemphanen, grutto’s, wulpen, oeverlopers, bosruiters, zilverplevieren, goudplevieren, waterrallen, watersnippen, zwarte ruiters, kluten, kleine strandlopers, bokje, kwakken (nog altijd tientallen vogels aanwezig), roodbuikvuurpadjes, boomkikers (overal roepend), ringslangen (zeer talrijk), vossen, reeën en wilde varkens. Er zijn dit jaar helaas slechts één maal 4 dwergganzen gezien. Die gaan we missen. Vorig jaar hadden we een groep van 30 vogels. Vooral ons mooie camperplekje aan de Hortobagy Halasto en de veelvuldige culinaire bezoekjes aan de Patkos Csarda blijven onuitwisbaar in het geheugen gegrift. Pierre Adriaensen maakte de 8 kaartjes hieronder met daarop de routes en de coördinaten van de plaatsen waar we de mooiste waarnemingen deden. In geel de doorlopende wegen als referentiekader. In groen de door ons gevolgde wandel- en/of fietsroutes. Van alle plaatsen worden coördinaten gegeven.
Kleine Hortobagyi
Fietstocht door de Kleine Hortobagyi Tiszavalk en (vooral) Tiszababolna zijn de beste vertrekpunten voor een prachtige fietstocht door de kleine Hortobagyi. In Tiszababolna bij A (47°41’20.0” N; 20°48’44.8” O) linksaf. Na 2 km (waarvan 1 km bebouwde kom) kom je bij een boerderij (47°42’36.4” N; 20°48’44.8” O) vanwaar 2 wandelpaden rechtdoor (=noordwaarts) de steppes inlopen (in de broedtijd goed voor roodpootvalk, kleine klapekster en scharrelaar). Vanaf het rechtse grindpad zie je rechts het Spiegelmeer liggen (47°43’06.4” N; 20°49’17.3” O). Je kunt naar de observatie hut wandelen. Boven en rond het meer hadden we o.a. een solitaire purperreiger, jagende sakers en keizerarenden. Westelijk van de onlangs geopende gloednieuwe Csarda met overnachtingsmogelijkheden (47°42’57.6” N; 20°48’13.2” O) loopt een pad door een mooie mix van woeste steppes en extensieve landbouwgronden. Je kunt het pad helemaal affietsen tot B (47°43’46.8” N; 20°46’21.7” O) met kans op sakers, kiekendieven, arendbuizerd, klapeksters en keizerarenden. Onderweg passeer je een mooie meander (47°43’10.4” N; 20°47’41.7” O ) met o.a. steltlopers, dwergaalscholvers en roerdompen. Even verder kun je via een mooie doorsteek (47°43’18.2” N; 20°47’24.3” O) via een roerdomprijk bruggetje (47°42’14.2” N; 20°46’34.3” O) terug naar de weg Tiszavalk – Tiszababolna (47°41’26.4” N; 20°46’11.9” O). Op een enkele boer na, zagen we nauwelijks mensen.
Patkos Csarda en omgeving
Fietstocht vanuit de Patkos Csarda Op de weg Tiszafüred richting Debrecen (de ‘33’) ligt na 6,5 km (vanaf Tiszafüred) links van de weg, aan de rand van Hortobagyipark, het uitstekende restaurant ‘Csarda Patkos’ (47°35’31.3” N; 20°51’09.2” O). Je kunt hier vakantiehuisjes huren, maar je mag ook (gratis incl. stroom) je camper achter het restaurant wegzetten. ‘Gratis’ wil zeggen dat ze dan wel verwachten dat je elke dag in het restaurant eet. Douchen kun je in het infocentrum aan de overkant van de weg waar je ook entreekaarten kunt kopen voor Hortobagyi Halasto. Vanaf de csarda kun je de prachtige op het kaartje aangegeven wandel- en/of fietstocht maken. De punten A: 47°35’08.0” N; 20°52’14.5” O, B: 47°34’33.5” N; 20°53’23.0” O en C: 47°34’36.6” N; 20°54’29.4” O zijn goede observatiepunten met o.a. keizerarenden en (vorig jaar) arendbuizerd. Na een km of 10 kun je vanaf de boerderij (47°34’12.0” N; 20°56’30.8” O), naar de top van een heuvel wandelen (47°34’12.0” N; 20°57’09.7” O) van waaraf je een prachtig uitzicht over de omgeving hebt, een megaplek om roofvogels te spotten. Vanaf de heuvel zie je uitgerasterde stukken steppes die bedoeld zijn om ziesels veilige voortplantingsmogelijkheden te geven. Het schijnt dramatisch slecht met het beestje te gaan en dat is geen goed nieuws voor keizers en sakers. Tip: Dit pad wordt een kleverige modderzooi tijdens regenachtig weer. Fietsen en wandelen is dan onmogelijk.
Hortobagyi halasto
Fietstocht door Hortobaye Halasto Dit is ‘the place to be’. De entree van de visvijvers is de laatste jaren onherkenbaar opgeknapt. Bij het infocentrum (47°36’19.7” N; 21°04’09.7” O) kun je een toegangskaart kopen, alsmede een plattegrondje van het gebied met daarop de ligging van de observatietorens. Voor het infocentrum staat een bord met daarop recente waarnemingen. Het is geen probleem als je met de camper overnacht. Je kunt zelfs stroom tappen. Langs pittoreske picknickplaatsjes en goed geplaatste observatietorens overbrug je de 5 km (verboden voor auto’s) naar de grote toren (47°38’51.4” N; 21°05’19.0” O) Over een vlonderpad (veel baardmezen) kun je de drie kleinere uitkijkhutten (1, 2 en 3) bereiken van waaraf je (afhankelijk van de waterstand) fantastische waarnemingen kunt doen. Vanaf deze drie uitkijkhutten heb je in oktober de beste kans om dwergganzen te zien. Op het bord bij het infocentrum staat meestal hoeveel exx er aanwezig zijn, Ook deze weg is niet te doen als het pas geregend heeft, noch met de fiets, noch te voet. Vergeet niet de aangegeven oostelijke bypass te doen. Bij ‘Halasto Poesta’ (47°36’59.1” N; 21°05’47.9” O) had ik vorig jaar een visotter op 5 meter. De meeste toeristen, ook vogelaars, zijn te voet en komen zo ver niet waardoor je hier nauwelijks mensen ziet. Vanaf hier heb je ook mooi uitzicht over de steppes, in oktober jachtgebied van meerdere blauwe kieken.
Steppe ten westen van Poroszlo
Een wereldplek voor keizerarenden Wil je bij je bezoek aan de Hortobagyi snel keizerarenden scoren, ligt er (vanaf Poroszlo) 800 meter voorbij Hotel Fauna (47°40’44.9” N; 20°30’32.8” O) aan de rechterkant van de weg een wereldplek. Op deze mooie extensieve steppe (= punt B op de kaart: 47°40’55.7” N; 20°29’45.6” O) misten we de keizerarenden nog nooit. Met Pierre en Mieke hadden we ze zelfs binnen 10 seconden. Op de 50 meter lange asfaltstrook kun je je auto/camper kwijt. In oktober hadden we hier ook steeds klapekster. Het gebied is sowieso fantastisch voor een heel scala aan roofvogels (ook arendbuizerd). Ook bij punt A (47°39’55.4” N; 20°34’17.2” O) hadden we keizerarenden. Ook hier kun je je camper naast de drukke ‘33’ parkeren. Mieke plukte een boomkikker uit de (toen) gortdroge steppe. In deze steppes zouden ook nog grote trappen thuis zijn maar die hebben wij nooit gezien. De hoogspanningsmasten ter hoogte van punt A zouden ook goed zijn voor sakers. N.b. bezoek deze plek met de auto. De drukke ‘33’ is een gevaarlijke weg om te fietsen.
Darassapoesta vanuit de Hortobagyi camping
Fietstocht naar Darassapoesta Vanuit het (prijzige) campinkje in Hortobagyi (47°34’49.6” N; 21°10’31.3” O) kun je een mooie maar lange fietstocht (50 km) maken naar de bekende Darassapoesta. Deze roofvogelrijke poesta ligt tussen Tiszacsege en Balmazujvaros. Deze steppe is vooral bekend vanwege het voorkomen van saker, arendbuizerd en (soms in het najaar) steppearend. Deze doorsteek (groen op de kaart) is een verkeersluw geasfalteerd smal weggetje door een mooi landschap: Na 200 meter voorbij de camping ga je linksaf (punt A op de kaart: 47°34’49.7” N; 21°10’43.0” O) Na enkele 100den meters bij de splitsing rechtsaf (punt B op de kaart: 47°34’54.9” N; 21°10’46.2” O). Je komt langs het gehuchtje Konya (let op de kuifleeuweriken)(47°36’53.3” N; 21°14’14.7” O). Na 13,5 km fietsen kom je bij km ‘17’ op de drukke weg (dus uitkijken) Tiszacsege - Balmazujvaros. Hier linksaf (punt C op de kaart: 47°39'02.8"N; 21°17'33.7 O). Eerst kom je bij toren A (47°40’46.7” N; 21°12’14.5” O) en vervolgens (na 25 km) bij toren B (47°40’56.5” N; 21°09’38.3” O). Op beide plaatsen hadden we sakers, bij toren B een exemplaar met spierwitte borst. Hoe we ook tuurden; ziesels konden we niet ontdekken. Vorig jaar meer dan 20.
De veelvuldige culinaire bezoekjes aan de Patkos Csarda blijven onuitwisbaar in het geheugen gegrift. In de tuin van de Patkos Csarda mogen we (gratis) overnachten.
Ringslangen en waterrallen kom je vaak tegen in de Hortobagyi Halasto
Als er ergens boomkikkers zitten, is Mieke steeds de eerste die ze ontdekt
Ik ken geen enkele plek in Europa waar je zoveel baardmannetjes hoort en ziet als in Hortobagyi Halasto. Elke dag hadden we tientallen vogels, meestal auditief. Eenmaal foerageerde een koppel op het vlonderpad dat naar de drie schuilhutten voert. Ook buidelmezen zijn heel talrijk De queeste naar de morinellen Nadat we alles gezien hebben wat we maar kunnen zien, blijft de naam van één vogelsoort door ons hoofd spoken: dotterel (morinelplevier). De morinelplevier is een fascinerende soort die op de hoge fjelden van de arctische berggebieden broedt. Ik heb er urenlang (vergeefs) naar gezocht in Noorwegen. Ook tijdens de trek wordt hij maar zelden gezien. Twee jaar geleden ontdekte ik een groep van 8 vogels tijdens een herfstreis in het Spaanse trappengebied rond Villafafila. Heel vroeger hadden we de soort wel eens op de Maasvlakte maar we konden de waarneming destijds niet in de juiste belevingscontext plaatsen.
Morinelplevier
In het infocentrum horen we dat de dotterels zich ophouden in een zgn ‘restricted (= verboden) area van het park. We zouden volstrekt kansloos zijn de soort zelf te vinden. Dit gebied is alleen met een ranger met zijn four wheel drive te bezoeken wat (voor 4 uur) 80 euro gaat kosten. Er zijn 3 problemen: we houden niet van gestuurde waarnemingen, de meeste morinellen zijn al naar zuidelijker streken, de meeste rangers hebben de komende dagen hun handen vol met een internationale conferentie die in Hortobagy gehouden wordt. Maar: hoe onbereikbaarder iets wordt, hoe groter de wens, zo gaat dat nu eenmaal. Gelukkig hebben onze dames voldoende geduld waarvoor wij hen met heerlijke restaurantbezoekjes belonen. Na een lange speurtocht op Internet wordt langzaam duidelijk waar de vogels zich ongeveer in de restricted area ophouden. We vertalen de optelsom van alle geografische gegevens in een niet al te nauwkeurig kruisje op de gedetailleerde kaart, die we vervolgens omzetten in coördinaten. De coördinaten brengen we over op Pierres GPS. ‘A piece of cake’ zou je denken. Maar …. wat we ook proberen; we komen het gebied niet in. We benaderen het gebied vanuit het zuiden, het oosten en het westen. Aan elke zijde hebben we, na het buffergebied, nog een zestal km te fietsen door de restricted area waar we onmidellijk weggestuurd zullen worden. Een veelbelovend pad loopt dood. Op het einde van een ander pad maken twee boeren ons vriendelijk maar beslist duidelijk dat we niet verder mogen, een derde poging strandt omdat de paden van het gebied vandaan lopen. Op zondag 13 oktober ondernemen we onze laatste poging, nu vanaf de noordkant. De dag ervoor is de internationale conferentie afgesloten met een galadiner (tot 03.00 uur). Idealer kan niet: geen rangers op de steppes. Om 07.00 uur zitten we op de fiets. De dames slapen uit. We voelen ons de kwajongens van vroeger. Nauwlettend rondkijkend naar groene jeeps volgen we het pad dat het meest correspondeert met de ingebrachte locatie op Pierres GPS. Deze keer worden we door niets of niemand geremd. Drie sakervalken zorgen voor een kort oponthoud. Boven ons trekken slierten kraanvogels en ganzen. De moed zakt even in de schoenen als we toch nog langs een schapenboerderij moeten waar de herders bezig zijn hun schapen en grey cattle bijeen te drijven. We fietsen stoïcijns door terwijl we vriendelijk zwaaien. Ze zwaaien terug en laten ons begaan. “Horen bij het park”, zullen ze denken. Als beloning mag de hond, die even in mijn enkels hangt, zijn kop behouden. Bij een verlaten schaapsboerderij hebben we nog een saker op de grond. Volgens Pierres GPS hebben we nog een viertal km te gaan. Na een tweetal km’s begint het biotoop er op z’n ‘morinels’ uit te zien: opgedroogde zoutminnende meertjes waarom heen weidse vlaktes waar de begroeiing of afwezig of super kort is. Zijn deze vlaktes dan ook nog eens veelvuldig betreden door vee dan waardeert de morinel dit hetzelfde als wij een doorgebakken speklapje. De vlaktes zijn veel groter dan we aanvankelijk inschatten. Met kijker en telescoop scannen we de vlaktes. We zien (slechts) enkele goudplevieren en wulpen. Als we constateren dat we langzaam maar zeker richting boerderij en harde weg koersen, besluiten we nog een laatste vlakte te doen. Dan zien we, heel ver weg, door de telescoop 2 onbeweeglijke steltlopers zitten. Goudplevieren denken we aanvankelijk maar ze lijken wat kleiner. Gespannen fietsen we dichterbij tot eerst de kijker en dan de telescoop een fantastisch plaatje onthult: 3 morinelplevieren. De vogels trekken af en toe kleine sprintjes over de vlakte maar meestal zitten ze stil. We kunnen de vogels zo dichtbij benaderen als we willen maar we willen ze niet op laten vliegen: goed is goed. Met de telescoop zien we trouwens elk detail. De vogels zijn in winterkleed. De lichte borstband en de lichte wenkbrauwstreep die achter op de kop in een ‘V’ uitloopt zijn goed zichtbaar. Dit levert toch veel meer voldoening op als wanneer een ranger je naar de vogels brengt. Pierre rekent op zijn GPS uit dat we op 2 km van ons aangebrachte kruisje zitten. Net als bij de lynxen afgelopen winter (minutenlang op 20 meter) hebben we geen fototoestel bij. We doen een high five, sms’en de dames en bollen uitgelaten terug. We did it again.
Heerlijk fietsen onder een weldadig zonnetje door mooie landschappen. Dit is de doorsteek tussen Hortobagyi camping en de Darassa poesta (zie het kaartje)
Er wordt veel geld en energie besteed om oude rassen in stand te houden
Koros Maros Na Hortobágyi overbruggen we de 80 km naar Koros Maros, een prachtig ondergewaardeerd steppereservaat. Hier leeft de grootste populatie grote trappen van Hongarije; 500 vogels. Er broeden maar liefst 15 paar keizerarenden en 7 paar sakers. Je ziet er weinig tot geen vogelliefhebbers. Misschien omdat Gorman het gebied niet opgenomen heeft in “Where to watch birds in Eastern Europe” staat het niet op het programma van de meeste reisorganisaties. Tussen Ecsegfalva en Kisujszallas ligt het ruim opgezette infocentrum (47°04’54.1” N; 20°56’01.7” O). Voor 7 euro mogen we tussen de gebouwen van het infocentrum staan. We hebben elektriciteit en de beschikking over een eigen toilet- en douchegebouwtje. De mensen zijn vriendelijk en het duurt niet lang of we zitten in het zonnetje. De koffie wordt koud als 2 juv. keizerarenden boven ons beginnen te dollen. Een fietstochtje (zie de route op het kaartje hieronder) levert keizerarenden, sakervalken, grote trappen en zeearenden op. Bij terugkomst verrassen de dames ons met frietjes, frikadellen en knakworstjes. We kunnen tot het donker buiten blijven zitten. ’s Avonds is iedereen weg. De steenuiltjes komen tot leven en rond de campers scharrelen tientallen roodbuikvuurpadjes, boomkikkers, groene padden en rugstreeppadden. Ook de volgende ochtend zien we enkele tientallen grote trappen en een paartje keizerarenden. Fietstocht Koros Maros vanaf het info centrum:
De trappen fietstocht vanaf het infocentrum Behalve grote trappen zagen we ook keizerarenden en sakers. Het begin van de fietstocht loopt langs een ren met 3 (tamme, educatieve) grote trappen. Wat verder een uitkijktoren (47°05’06.6” N; 20°56’23.7”O) met uitzicht over het omrasterde gebied (500 ha!!!) waar broedende trapwijfjes geen last hebben van grondpredatoren (vos, jakhals, wasbeerhond). Net als in Duitsland klagen de rangers wel over toenemende predatie door zee- en keizerarenden. Beide soorten nemen hier (tamelijk spectaculair) in aantal toe. De twee vlaggetjes geven aan waar we meerdere groepjes grote trappen zagen: 47°04’47.7” N; 20°58’35.9” O en 47°05’01.4” N; 21°01’05.9” O
Tijdens een regenbui moeten we uitkijken waar we onze voeten wegzetten. Overal wemelt het van de kikkers en padden. Op de foto groene pad, boomkikker en roodbuikvuurpad.
Tegen het toiletgebouwtje vonden we het mannetje van de hageheld. Deze nachtvlinder komt vooral voor in heidevelden, droge grazige gebieden en andere open terreinen. Vliegt tot laat in het seizoen. De mannetjes zijn ook overdag actief. Ook in Nederland een redelijk gewone verschijning.
Het onvoorstelbare arendenspektakel Koros Maros zal een klapstuk in petto hebben die zijn weerga (althans in dit gedeelte van Europa) niet kent. De volgende ochtend fietsen Pierre en ik naar een ander deel van het park. Vanaf een veldweggetje zien we blauwe kieken en tientallen buizerds boven de velden jagen. Wat verder weg, tegen zon in, zien we plotseling 2 silhouetten van grote arenden in een van de vele bomenrijen. Dat kunnen hier alleen keizer- of zeearenden zijn. Als we de andere bomenrijen nog eens goed bekijken zien we nog 4 arenden zitten. We kijken elkaar verbaasd aan. In aangrenzende bomenrijen en op de grond ontdekken we nog meer arenden. We tellen hardop: 6 ̶˃ 8 ̶˃ 12. Pal boven ons vliegt een kleinere arend. “Schreeuwarend” roepen we tegelijkertijd, we kunnen zijn vliegbeeld dromen. Met de telescoop turen we de bomenrijen en de grond nog verder af. Via 16, 18 komen we tenslotte tot 22 grote arenden. Onze harde schijf is inmiddels overbelast en de stoom komt uit de neusgaten. De aantallen worden hees van emotie uitgesproken. Dit moet een droom zijn. Voor de zekerheid knijp ik mijn ogen even dicht en terug open. De arenden zitten er nog en Pierre staat gewoon naast mij (weliswaar met open mond). Nooit zo blij geweest dat ik niet alleen was; dit had niemand geloofd. Jammer dat we tegenlicht hebben en de vogels op tamelijk grote afstand zitten. Voor schreeuw- en bastaardzijn de arenden te groot. Voor zeearend is de kop te fijn en voor keizer- is het aantal te groot. De arenden zitten zowel in de bomen als op de grond. Enkele arenden vechten op een speelse manier om prooi, woelmuizen denken we. Als we het gemak zien waarmee buizerd en blauwe kieken prooi pakken moet hier het tafeltje gedekt zijn. Langzaam krijgen we toch een vermoeden. Ik weet niet meer wie de naam het eerst uitspreekt: “Het zullen toch geen steppearenden zijn!!” Dit vermoeden wordt bevestigd als we doorrijden en beter licht krijgen. Bij de dichtstbijzijnde arend zien we het geel van de snavel duidelijk voorbij het oog lopen. Het afpakken van elkaars prooien herinner ik me van de nauw verwante savannearenden. Pierre heeft ervaring met de soort in Oman. Ik in Eilat, Israël. De vogels zijn waarschijnlijk naar het westen afgedwaald vanwege de aanhoudende oostenwind van de laatste dagen. We hebben uiteraard geen vogelgids bij ons, soms vergeet ik die bijna al (vanuit een soort misplaatste arrogantie) in de camper te leggen. In dit soort gevallen neem ik steeds contact op met Huub Don. Ik bel hem ter plekke en beschrijf alle kenmerken die we zien. In zit valt de relatief kleine kop op. Sommige vogels hebben een lichtbruine plek op het achterhoofd. In vlucht hebben enkele arenden nog een restant van de witte vleugelband die de juveniele vogels zo kenmerkt. Enkele uren later sms’t Huub terug dat alle beschreven kenmerken kloppen met steppearend. Als we (na 2 uur) nog altijd wat beduusd terug rijden, ontdekt Pierre nog een arendbuizerd op de grond. In een van de bomen zit nu een stepparend naast een zeearend. Mijn laatste sms’je is naar Loes of er genoeg bier koud staat. Een dag later maken we met de dames dezelfde fietstocht. Heel ver weg zien we nog 3 arenden zitten van het formaat steppearend. Drie keizerarenden en een zeearend zijn nu de heersers van de muizenakker. Deze keer halen we het reservaat wel. Voor ons steekt een bijna zwarte salamander het paadje over die we als Donau kamsalamander determineren. Als we denken dat we alles gehad hebben vliegen er 6 velduilen op uit een nat stuk steppe op. Relaxed vliegen ze even rond om een paar honderd meter verder weer in te vallen. Wat een gebied
De arendenfietstocht in Koros Maros
De spectaculaire arendenfietstocht Het vertrekpunt ligt weer bij het Infocentrum (47°04’54.1” N; 20°56’01.7” O). Na 2 km rechtsaf op een smal asfaltweggetje (bij 47°04’02.3” N; 20°55’23.7” O). De arenden zaten bij de overgang asfaltweggetje grindpad (na 5 km). Bepalend voor de vele soorten en aantallen roofvogels (w.o. 4 soorten arenden) zal wel de voedselvoorraad geweest zijn. Zoveel steppenarenden (heel uitzonderlijk voor Hongarije) kan een gevolg zijn van een wekenlange heersende oostenwind. De schreeuwarend vloog over bij 47°03’55.0” N; 20°52’05.3”O waar we de tweede dag ook 3 keizers hadden. De steppearenden waren (zowel op de grond als in boomgroepen) te zien vanaf 47°03’39.2” N; 20°51’17.8” O. Behalve steppe- en schreeuwarend, hier ook zeearenden, een op de grond roestende arendbuizerd en veel blauwe kieken. Pas in het velduilengebied (47°03’30.5”N; 20°50’39.1” O) begint het eigenlijke Nationaal Park. Bij B, rand velduilenslaapplaats, vonden we de Donau Kamsalamander
velduilenbiotoop
De Donau kamsalamander is de kleinste kamsalamander. In de landfase (zie foto) is van de kam natuurlijk niet veel te zien. Deze salamander leeft in het riviersysteem van de Donau, waar tegenwoordig heel wat delen afgedamd worden. De hiermee gepaard gaande verdroging, de vervuiling en de landschapsvernietiging hebben ervoor gezorgd dat de soort tegenwoordig snel achteruit gaat in zowel aantal als verspreidingsgebied.
Donau kamsalamander met zijn karakteristieke onderkant
Op vrijdag 18 oktober vertrekken we naar ons laatste gebied: Kiskunsági Nemzeti Park.
Kiskunsági Nemzeti Park Onder schot Bij de provinciegrens Pest - Bacs Kiskun Megye zetten we de campers weg op een stil paadje tegen de bosrand. We staan aan de rand van de mooiste en vogelrijke steppe die ik ken in Kiskunsagi. Uit de wind en in het zonnetje genieten we van een koude pint. Twee maal vliegt een saker bijna de campers binnen wat de volgende dag nog aanleiding zal geven voor een hilarisch misverstand. Niet ver weg zit een klapekster langs het verkeersluwe weggetje en boven de heuvelachtige steppes jagen blauwe kieken. Op zaterdagmorgen maken Pierre en ik al om 8.00 uur een wandeling over de prachtige steppes. Grote trappen laten het echter af weten (vorig jaar een groep van 23). Met nog enkele km’s te gaan krijgen we een telefoontje van de dames: of we als de wiedeweerga terug naar de campers willen komen. Rond de campers wordt overal geknald en, al genietend van haar kopje thee, krijgt Mieke de schrik van haar leven door een vreselijke knal tegen de camper. Buiten ziet ze een dode roofvogel liggen, een saker denkt ze. Pierre en ik haasten ons terug naar de campers en zien, vlakbij de campers, een 14tal jagers. “Jij de linkse 7, ik de rechtse 7” stelt Pierre heldhaftig voor maar eerst nemen we polshoogte. Ik raap de ‘saker’ op die, met de buik naar boven, inderdaad verrassend veel op een roofvogel lijkt. Het blijkt echter een jonge haanfazant te zijn die zich, in paniek door de schoten, te pletter heeft gevlogen tegen Miekes camper. De dames zijn zo wijs geweest zich te tonen aan de jagers die op dat moment met z’n allen op een eend schoten. Pas 100den meters verder dwarrelde de eend langzaam naar beneden. De dames konden niet vertellen of dat van een schotwond of van het lachen was. Ik breng de fazant naar de jagers. Ze zien er indrukwekkend uit maar zijn uiterst aardig. Als ze zien hoe ze de dames aan het schrikken gemaakt hebben, blijven ze zich verontschuldigen. Met een “Es tut mir so leit” en een jagersarm om Miekes schouder is het ijs snel gebroken. We krijgen de fazant aangeboden “om er een soepje van te maken”. Dit wijzen wij zo beleefd als mogelijk af. Rond de middag vertrekken we via Folopszallas richting Solt. Onderweg zien we een groepje grote trappen en de zoveelste sakervalk. We bezoeken de geweldige Kígyósi Csarda aan de rand van een van de deelgebieden van Kiskunsági Nemzeti Park. Achter de csarda settelen we ons voor 2 nachtjes. Ook deze csarda krijgt wat sfeer en maaltijden een dikke 10 van de dames. Na een heerlijk diner is het in de tuinstoeltjes nog goed toeven in het zonnetje. Op zondagmorgen maken we nog een laatste fietstocht/wandeling. Nieuwe soorten dienen zich niet meer aan. Een voldaan gevoel maakt zich van ons meester. Zowel op culinair als ornithologisch gebied hebben we er uitgehaald wat er in zit. Het is tijd om weer huiswaarts te keren. We nemen afscheid van Pierre en Mieke en, over veelal goede snelwegen, is de thuisreis in 2 dagen gepiept.
Achter de Csarda is het, in het zonnetje, goed toeven en een waardige plaats om een prachtige reis af te sluiten.
Mooie fiets- en wandelmogelijkheden rond de geweldige Kígyósi Csarda. Je mag achter de Csarda je camper wegzetten Fietstocht linkerkant weg: Het vertrekpunt is de Csarda ((46°48´25.7" N; 19°09'30.7" O). Voorbij de brug linksaf, voor de meertjes rechtsaf, aan het eind va de meertjes rechts aanhouden (46°48'46.2" N; 19°09'34.6" O). Je fietst door mooie saline steppes met zoutmeren. We fietsten tot het mooie uitzichtpunt (46°49'16.6" N; 19°11'09.3" O). Wandeltocht rechterkant weg: Het gebied aan de overkant van de weg ligt op wandelafstand. Bij A (46°48'28.6" N; 19°10'03.5" O) rechtsaf. Let tijdens je wandeling goed op de kudde buffels. Je kunt beter niet tussen deze dieren een doorsteek maken naar het water om de talloze eenden beter te bekijken. De toren ligt op 46°47'34.4" N; 19°10'22.5"O. Vanaf deze toren heb je een prachtig zicht op het water. Je bent wel afhankelijk van de waterstand, omdat grote delen van het meer in de nazomer droog staan.
De Kígyósi Csarda ligt aan de rand van de Kiskundagi steppes en kreeg een 10 voor de maaltijden. Tekst: Johan Schaerlaeckens,
[email protected] Kaartjes: Pierre Adriaensen Foto’s: Mieke Adriaensen en Loes Schaerlaeckens