Ontwikkelingspsychologie in vogelvlucht.
Page | 1
Carl Gustav Jung (foto) verdeelt de menselijke psyche in verschillende lagen: a. het bewuste ‘ik`. b. Het persoonlijk onbewuste. c. Het onpersoonlijk, of collectief onbewuste. d. Het zelf, als tegenhanger van het bewuste ik, en tegelijkertijd datgene waaruit het bewuste gebied en het persoonlijk onbewuste voortkomen en waar het collectief onbewuste zetelt. We kunnen het zelf beschouwen als een kelk waarin alle psychische mogelijkheden vervat zijn. Wanneer een mens geboren wordt zijn al die mogelijkheden aanwezig. (In de tarot wordt e
deze levensfase uitgedrukt in de 1 kaart van de grote arcana: De Zot)
Tijdens de zwangerschap en de geboorte heeft een baby al ervaringen opgedaan. Een stuk persoonlijk onbewuste is dus al gevormd. (Voor wie de reïncarnatiegedachte volgt: alle persoonlijke herinneringen aan en ervaringen uit vorige levens en het tussenbestaan zijn hier opgeslagen.)
Ook dat deel van de psyche waardoor de baby in verbinding staat met alles en iedereen: het collectief onbewuste, ons psychisch erfgoed, is aanwezig. Een baby heeft echter nog geen bewustzijn: de baby voelt zich één met de moeder. Dat was al zo tijdens de zwangerschap (symbiose) en dat gaat nog door. De baby is het centrum van de wereld (narcisme). Al snel ervaart de baby dat bestaande behoeften, aan voeding bv., niet dirèct worden bevredigd. Moeder is niet alleen maar goed (de fee uit het sprookje) maar ook ´slecht´ (de heks). Langzamerhand groeit het besef van afgescheidenheid en begint het kind bewustzijn te ontwikkelen. (Het eilandje dat oprijst uit de zee.) Het kind leert het onderscheid tussen ik en mama, tussen ik en de ander. (De mens is nu definitief uit het ´paradijs verdreven en belast met de erfzonde´: de dualiteit. In het Chinese Taoïsme wordt die dualiteit wat vriendelijker uitgedrukt: yin en yang. In het oude Egypte: Isis en Osiris)
Het besef van afgescheidenheid ontstaat vanuit het ik-bewustzijn, het besef van verbondenheid is aanwezig vanuit het zelf en het collectief onbewuste. Vanaf dit moment is het kind steeds meer in staat herinneringen op te slaan in het persoonlijk onbewuste en ook weer terug te halen naar het bewustzijn. (Het onbewuste is dan ook te vergelijken met een kast met veel laatjes, waarin we dingen kunnen bewaren. Voor we de dingen opbergen ordenen we ze. Wat bij elkaar past, stoppen we bij elkaar. Sommige laatjes, waarin dingen zijn verzameld die we vaak willen gebruiken, doen we vaak open. Andere laatjes doen we op slot, omdat we de inhoud nu eenmaal moeten bewaren, maar liever niet meer willen tegenkomen. Ook een vergelijking: de harde schijf van de computer: we saven dingen, en als we ze nodig hebben openen we het betreffende document. Informatie die we zomaar ergens saven en niet meer nodig hebben blijft ruimte in beslag nemen. Het gevolg is dat de computer trager gaat werken. De oplossing is om de informatie door te nemen en te ordenen.)
Met het ontstaan van ik-bewustzijn ontstaat de mogelijkheid tot dissociëren. Het kind kan een ervaring die te moeilijk, te overweldigend is om op bewust niveau te hanteren, onverwerkt wegdrukken naar het persoonlijk onbewuste. (Die laatjes gaan op slot) Ook als volwassene blijft een mens gebruik maken van deze coping-stijl, indien er geen andere mogelijkheid beschikbaar is. Page | 2 De oplossing dissociëren is echter verre van ideaal. Daar het om nog niet verwerkte zaken gaat zal zo´n gedissocieerde inhoud steeds meespelen in volgende ervaringen. Dit op een manier waar de persoon geen vat op heeft. Zolang de persoon er niet aan toekomt om alsnog die inhoud te verwerken, blijft hij / zij onbewust energie steken in het wegdrukken ervan. Deze energie is verloren voor het bewustzijn, dat het dus met minder ik-sterkte moet doen. Het onbewuste regelt zelf hoe informatie verzameld en geordend wordt. Wat bij elkaar past wordt bij elkaar opgeslagen, zodat we bij een nieuwe ervaring direct kunnen refereren aan eerder opgedane ervaringen. Daardoor kunnen we dingen plaatsen. (We kunnen een tafel een tafel noemen, omdat we eerder een tafel hebben gezien en van zo´n object al een en ander wisten.) Zo´n geordende verzameling noemt Jung een complex. ( Een laatje waarin zaken zitten die bij elkaar horen.) Of wij dat positief of negatief ´beoordelen´ doet dus niet ter zake! Wanneer het om een inhoud gaat die nog onverwerkt is gebleven, zal het betreffende complex steeds laten merken dat het bestaat en nog aandacht, verwerking nodig heeft. (Via dromen bijvoorbeeld.) Een mensenkind beseft onbewust dat het veiligheid, liefde en verzorging nodig heeft om op te kunnen groeien. Om zichzelf daarvan te verzekeren gaat het kind zich aanpassen aan wat mensen in de omgeving van hem / haar verlangen. Jung heeft dit geheel van aanpassen de persona genoemd. Om zich aan te kunnen passen haalt het kind regels, normen en waarden die belangrijk zijn naar binnen en slaat deze op. Op die manier weet een kind op den duur ook wanneer de regelgevers (mama en papa enz.) afwezig zijn, wat de bedoeling is. Aldus ontwikkelt het kind een introject. (overtuigingen, normen, waarden) Om zich te kunnen aanpassen zet het kind echter ook eigenschappen, behoeften, verlangens van zichzelf die niet passen in de wereld waarin het opgroeit opzij. Onder invloed van het introject blijft een mens al die zaken als ongepast beschouwen: de schaduw. Een mens heeft echter ook deze mogelijkheden nodig om zich volledig te kunnen ontwikkelen. De schaduw zal dan ook om aandacht blijven vragen. (Iemand kan dat bv. gaan projecteren op de buitenwereld. O.a. discriminatie is hier een gevolg van.) Binnen religies bestaat een grote scheiding tussen wat ´goed´ is en wat ´slecht / kwaad´. (God en duivel, hemel en hel) Onder invloed van deze regels en de regels van de huiselijke cultuur ontwikkelt een mens zijn ´morele geweten´. Dit kan echter in strijd zijn met het ´innerlijk weten´ vanuit het zelf. Een innerlijk conflict is het gevolg. Hoe meer een mens leeft vanuit zijn morele weten (aangepast aan de normen en waarden van de buitenwereld) en hoe meer onverwerkte zaken een mens verzamelt, hoe minder hij nog de verbinding met het zelf (de innerlijke wijze, beschermengel, innerlijke gids, geleidegeest, intuïtie) bemerkt. Een mens kan zich bv. angstig, eenzaam, stuurloos en alleen voelen. (Bij de voodoo´s
de zombie die zielloos ronddoolt. De blinden en lammen uit de bijbel.)
Om een ongewenste inhoud op afstand te houden ontwikkelt iemand afweer. Bijvoorbeeld projectie op de buitenwereld, vermijdingsgedrag of ontkenning. Page | 3 Je kunt een en ander als volgt in een driehoek plaatsen:
ZELF
AFWEER
INTROJECT
OORSPRONKELIJKHEID en TRAUMA (schaduw)
AANPASSING (persona)
IK
Met het begin van de puberteit voelt het kind van binnenuit de impuls om een eigen weg te gaan. (Roodkapje gaat op weg door het bos. Ze mag niet van het pad af, maar doet dit toch. Doornroosje gaat op onderzoek uit.) Conflicten met de regelgevers kunnen het gevolg zijn, want het kind gaat de regels van thuis afzetten tegen datgene wat nog meer mogelijk is. Om met zichzelf in het reine te kunnen komen is het belangrijk dat het kind ook de kans krijgt de schaduwkant in zichzelf te exploreren. (Hans en Grietje eten van het snoepjeshuis van de heks. Doornroosje vindt toch het spinnewiel en gaat spinnen.)
Hoe meer gesloten het gezinssysteem, hoe meer moeilijkheden het kind kan ervaren. (In de tarot kaart 14: ´de duivel´ (angst voor de schaduw))
Uiteindelijk zal het kind een weg vinden: ergens tussen zich volledig aanpassen (de prinses legt meer en meer matrassen op de vervelende erwt. Assepoester hervat thuis haar werk.) en volledig de eigen weg gaan. (de kikker en het monster veranderen in een prins. In de tarot: kaart 12 ´de gehangene´ (beproeving) en 13: ´de dood´ (de dood van het oude is het begin van iets nieuws.))
Met het gaan van de eigen weg door het leven begint (vlgs. Jung) het proces van de grootste levensopdracht: de individuatie met als doel de zelfrealisatie. (De alchemist heeft als doel steen in goud te veranderen)
Een mens komt op die weg obstakels tegen. (Reuzen, wolven, draken, heksen met giftige appels. In de
tarot: ´de toren´. enz.)
Een vrouw leert omgaan met het mannelijke in zichzelf (animus) en de man met zijn vrouwelijke kant (anima). (Sneeuwwitje en doornroosje worden wakker gekust door hun prins. Ook Assepoeser vindt haar prins. Jezus heeft zijn Maria Magdalena, die in het mannelijke/paternalistische Christendom verguisd werd. Ook monsters en kikkers worden schone jongelingen.)
Page | 4 Het uiteindelijk opheffen van de dualiteit in de mens, bewustwording en het zoveel mogelijk verenigen van de tegendelen, wordt gesymboliseerd in het ´zij trouwden en leefden nog lang en gelukkig … .´ en het ´mystieke huwelijk´ van de alchemisten. De alchemist heeft zijn steen veranderd in goud. Boeddha leeft in zijn Nirwana. In de tarot: de laatste kaart van de grote arcana: ´de wereld´: “IK BEN” .
Archetypen. Impulsen waar iedereen in zijn leven mee te maken krijgt worden gesymboliseerd in de archetypen. In tegenstelling tot de persoonlijke symbolen, die hun oorsprong vinden in het persoonlijk onbewuste, komen de archetypische symbolen voort uit het collectief onbewuste. Archetypen zijn dan ook universele symbolen. Voorbeelden hiervan zijn persona, schaduw, anima en animus. Sprookjes zijn verhalen vol archetypische voorstellingen. Zij symboliseren de gang van een mens door de wereld, de maatschappij. (Het bos) Kleuters zijn dol op sprookjes. Op onbewust niveau kunnen zij zich voorbereiden op hun weg door het (psychische) leven met alle obstakels die ze zullen tegenkomen. (door boze stiefmoeders het bos ingestuurd. Een bos vol boze wolven, reuzen, heksen, monsters enz. Maar ook met hulp in de vorm van aardige dieren en lieve jagers die waarschuwen) Dat uiteindelijk alles goed zal komen is een veilig idee. (wakker gekust worden door een prins en dan lang en gelukkig leven is nooit weg.)
Ook esoterische ideeën zijn opgeslagen in het collectief onbewuste en worden als archetypische voorstellingen in elke religie vorm gegeven. Het exoterische (uitingsvormen, rituelen) is per religie verschillend, het esoterische is hetzelfde. (De indianen gaan na hun dood naar de eeuwige jachtvelden, de christenen naar de hemel, de egyptenaren naar het hiernamaals, new age aanhangers naar hun huis in de sferen, de tibetaans-boeddhisten gaan na hun dood naar het bardo (tussenbestaan) alvorens weer terug te keren op aarde om hun cyclus van levens te vervolgen en aldus op de lange termijn aan het rad van wedergeboorte te kunnen ontsnappen en op te gaan in de godheid.)
Aan de vorm waarin het symbool uit de innerlijke wereld naar voren komt kunnen we afleiden hoever een idee nog van het bewustzijn is verwijderd. Een symbool kan veranderen van een mineraal in een plant, dan in een dier en tenslotte in een menselijke vorm naarmate het dichter in de buurt van het bewustzijn komt. Dit geldt voor persoonlijke symbolen zowel als voor universele symbolen. (zie schema op de volgende bladzijde)
BUITENWERELD
IK
Persoonlijk onbewuste Persoonlijke symbolen
Collectief onbewuste Archetypen
Page | 5
Menselijke vorm Dierlijke vorm Plantenvorm Minerale vorm
Menselijke vorm Dierlijke vorm Plantenvorm Minerale vorm
ZELF
UNIVERSUM
© Catharina van der Schoot