Ontwikkelingen in de Dordtse wijken Uitdagingen voor de komende periode
Inhoud: 1. 2. 3. 4.
Conclusies Ontwikkelingen in de wijken Evaluatie van interventies De invloed van trends op de wijken
Hoe staan de wijken van Dordrecht ervoor? Wat zijn de ontwikkelingen geweest in de afgelopen jaren en wat wordt verwacht voor de komende periode? Dat zijn de drie vragen die in deze factsheet aangestipt worden op basis van bestaand (landelijk) onderzoek. Zonder beleid verwachten we bedreigingen voor de leefbaarheid binnen meerdere Dordtse wijken als gevolg van de economische crisis en nog versterkt door demografische en sociaalculturele trends. Een combinatie van sectoraal beleid (werk en inkomen) en gerichte wijkaanpak kan een negatieve ontwikkeling ombuigen. Deze factsheet is gemaakt ter voorbereiding op de wijkaanpak in de komende periode. Het is een drieluik van informatie, waarvan overigens delen later nog verder ingekleurd zullen worden met specifieke onderzoeken. Centraal staan de uitkomsten van landelijke vergelijkingsonderzoeken. Deze laten zien waar Dordrecht en de 11 wijken staan in vergelijking met het Nederlands gemiddelde. Daarna kijken we even terug via evaluaties van interventies in de wijkaanpak. Dat geeft een onderbouwing aan wat werkt (en niet werkt) in de wijkaanpak. Het blijft dus maatwerk en er zijn geen wondermiddelen. En vervolgens kijken we vooruit met behulp van (enkele) trends, die van belang zijn voor de agenda van de wijkaanpak in de komende periode.
1 Conclusies 1. Er zijn drie blijvende aandachtspunten voor de Dordtse wijkaanpak: veiligheid, (kwaliteit) woningvoorraad en sociaal-economische bevolkingssamenstelling. 2. De sociaal-economische positie van de bevolking ontwikkelt zich op de korte tot middellange termijn negatief. Er is een daling van inkomen, er zijn hogere kosten voor wonen (koop en huur), er is een daling van woningwaarde en toenemende (risico’s op) werkloosheid en daardoor toenemend aantal huishoudens met (risico’s op) problematische schulden. Demografische en sociaal-culturele ontwikkelingen, zoals vergrijzing en meer alleenstaanden versterken de negatieve verwachting. De negatieve sociaal-economische ontwikkeling heeft effecten op veiligheid en kwaliteit en onderhoud woningen. Dat laatste geldt voor particuliere eigenaren, maar ook voor de corporaties, die in de toekomst door heffingen van de overheid minder kunnen investeren.
In bijlage 1 komen ook andere onderzoeken aan bod, die ingaan op een specifiek onderwerp of waarvan de resultaten in de loop van 2013 beschikbaar komen, zoals de veiligheidsmonitor, gezondheidsmonitor, monitor sociaal, Atlas voor Gemeenten en outcomemonitor wijkenaanpak.
3. In de komende raadsperiode zullen de gevolgen van de economische crisis op werk en inkomen merkbaar zijn voor iedereen, maar de risico’s zijn het grootst voor mensen met lage opleiding, jongeren en alleenstaanden. Dat betekent een negatief effect op de leefbaarheid in (delen) van wijken, met name de wijken waar nu de werkloosheid al hoog is, zoals Wielwijk, Crabbehof, Oud- en NieuwKrispijn en Noordflank. 4. Een belangrijke uitdaging voor de komende raadsperiode is om via een combinatie van sectoraal beleid (werk en inkomen) en wijkaanpak problemen als gevolg van negatieve sociaal-economische ontwikkelingen te voorkomen, dan wel achteraf de ontstane knelpunten op kleinschalig niveau te beheersen/op te lossen. Een wijkaanpak heeft daarbij vooral meerwaarde als de problemen en/of oplossingen zich uitstrekken over meerdere beleidsterreinen. Of als de situatie van het ene beleidsterrein effecten heeft voor andere terreinen. Dat is het geval bij de te verwachten negatieve sociaal-economische ontwikkeling. Die heeft een breed effect zoals op de leefbaarheid, gezondheid, sociale samenhang, veiligheid en woonomgeving.
2 Ontwikkelingen in de wijken 1. Het SCP heeft voor alle wijken en voor de jaren 1998, 2002, 2006 en 2010 de sociale status berekend. De sociale status bestaat uit opleiding, inkomen en positie op de arbeidmarkt. Nederland maakt tussen 2002 en 2006 een positieve ontwikkeling door, welke tussen 2006 en 2010 licht terugvalt, maar wel ruim positief blijft. De gemiddelde statusscore van Dordrecht blijft ook in 2006 negatief 1
en daalt tussen 2006 en 2010 zelfs nog sterk. Alleen de Binnenstad van Dordrecht maakt een positieve ontwikkeling door. De wijken van Dordt Oost dalen van een hoge statusscore naar een gemiddelde. De statusscore van Sterrenburg 1 heeft de snelste negatieve ontwikkeling gekend en is in 2010 bijvoorbeeld lager dan de score in Krispijn of Staart. Dat betekent dat er in Sterrenburg 1 in 2010 in vergelijking met 1998 beduidend meer inwoners met lage opleiding, laag inkomen en werkzoekenden wonen.
Figuur 1 Ontwikkeling statusscore Dordrecht t.o.v. Nederland (SCP) 0,4 0,2 0,0 -0,2
2002
2006
2010
-0,4 -0,6 Nederland
Tabel 1 Statusscore per postcode van Dordrecht postcode statusscore statusscore 1998 2002 Binnenstad -0,81 -0,19 Reeland -0,69 -0,31 Staart -1,77 -1,15 Krispijn -1,22 -1,50 Stadspolders 0,65 0,45 Wielwijk/Crabbehof -1,65 -1,91 Sterrenburg 1 -0,29 -0,56 Dubbeldam 0,57 0,89 Sterrenburg 2+3 0,54 0,55 o.a. De Hoven 0,37 0,97 Dordrecht -0,42 -0,34 Nederland -0,26 -0,12
Dordrecht
statusscore 2006 -0,32 -0,25 -0,72 -1,39 0,88 -2,21 -0,76 1,02 0,73 0,50 -0,27 0,21
statusscore 2010 -0,43 0,39 -1,63 -1,87 0,77 -3,22 -1,95 0,49 0,92 0,01 -0,52 0,17
Toelichting: de waarde betreft de afwijking ten opzichte van de gemiddelde score over deze periode voor geheel Nederland welke op 0 is gesteld
2. De Leefbaarometer die in opdracht van het Ministerie van BZK wordt gemaakt door RIGO/Atlas der gemeenten is een instrument dat op zeer laag schaalniveau weergeeft hoe leefbaar de woonomgeving is, en hoe die leefbaarheid zich ontwikkelt. De leefbaarheid bestaat uit veiligheid en fysieke en sociale aspecten waaronder de “sociale status” (de dimensie bevolkingssamenstelling betreft sociale status en etniciteit). 1 2 Het Nederlands gemiddelde per jaar is per dimensie op 0 gesteld. Volgens de Leefbaarometer is de leefbaarheid in Dordrecht in vergelijking met het Nederlands gemiddelde in het algemeen en met name tussen 2006 en 2010 verbeterd.
Tabel 2 Ontwikkeling scores Leefbaarometer Dordrecht per dimensie dimensie 1998 2002 woningvoorraad -21 -14 publieke ruimte -9 -9 voorzieningen -1 8 bevolkingssamenstelling -19 -7 sociale samenhang -6 3 veiligheid -9 -24
2006 -14 -8 7 -13 -1 -29
2010 -9 26 5 3 -1 -22
Toelichting: de waarde betreft de afwijking ten opzichte van de gemiddelde score per jaar, per dimensie, welke voor geheel Nederland op 0 is gesteld. Opvallend is de positieve ontwikkeling publieke ruimte. Dit bevat uiteenlopende elementen waaronder geluidsoverlast, groene ruimte en nabijheid water, sloop en waarde verkochte woningen
1
2
De sociaaleconomische bevolkingssamenstelling is de motor van verbetering van leefbaarheid. Deze gaat in de meeste gevallen samen met een verbetering van de veiligheid, sociale samenhang en/of woningvoorraad. Opvallend is daarbij dat de (positieve) ontwikkeling van de werkloosheid in de indicator het meest bijdraagt aan de ontwikkeling van de leefbaarheid. Dit is opvallend omdat de jaren 2010-2012 er sprake is van een recessie en er in de periode 20082010 juist sprake was van een toename van de werkloosheid. Bron: Leefbaarheidsanalyses 2012, nog te verschijnen. Informatie over de etniciteit van inwoners staat op www.onderzoekcentrumdrechtsteden.nl 2
Alleen de dimensie veiligheid en woningvoorraad zijn in 2010 benedengemiddeld. In Noordflank, Staart en Wielwijk is de positieve ontwikkeling het duidelijkst. 3 Zoals tabel 2 laat zien is de uitslag voor de drie belangrijkste dimensies: woningvoorraad, bevolking en veiligheid voor de wijken Oud- en Nieuw-Krispijn, Wielwijk en Crabbehof/Zuidhoven benedengemiddeld. Bij woningvoorraad geldt dit daarnaast ook voor de Staart en Sterrenburg (Sterrenburg 1-oost). Qua bevolkingssamenstelling geldt dit ook voor de Staart en Noordflank en voor veiligheid geldt dit voor de Binnenstad en Noordflank en (delen) van het Reeland (Boeroestraat/Aalscholverstraat).
Tabel 2 wijk
Meestbepalende en differentiërende dimensies Leefbaarometer 2010 woningbevolkingsvoorraad samenstelling Binnenstad 16 13 Noordflank 0 -22 Oud Krispijn -19 -23 Nieuw Krispijn -25 -23 Reeland -3 2 Staart -23 -19 Wielwijk -30 -31 Crabbehof/Zuidhoven -36 -29 Sterrenburg -19 17 Dubbeldam 13 34 Stadspolders 7 22 Dordrecht -9 3 Nederland 0 0
veiligheid -45 -41 -28 -28 -28 -10 -27 -24 -15 7 -13 -22 0
Toelichting: per dimensie is de score voor Nederland gelijk aan 0
De keuze voor de intensieve wijkaanpak in Dordt-west in de afgelopen periode wordt onderbouwd met de Leefbaarometer. Tegelijkertijd toont het aan dat op bepaalde dimensies ook andere wijken aandacht behoeven. Vervolgens is het ook belangrijk om te zien dat binnen de wijken (van Dordt-west) verschillen in leefbaarheid optreden. Dat is te zien op de volgende kaart.
Figuur 2 Leefbaarheidsscore binnen wijken 2010
Toelichting: een positieve, zeer positieve of uiterst positieve uitslag betekent bovengemiddeld. Matig positief betekent benedengemiddeld en matig is ruim benedengemiddeld. Het betreft een gewogen optelling van zes dimensies: woningvoorraad, publieke ruimte, voorzieningen, bevolkings-samenstelling, sociale samenhang en veiligheid.
3
Eind juni 2013 worden op www.leefbaarometer.nl de cijfers over 2012 gepubliceerd. 3
3. De woonaantrekkelijkheidsindex wordt opgesteld door Bureau Louter en gepubliceerd in het blad Elsevier in het artikel “de beste gemeente”. In vergelijking met de Leefbaarometer bevat deze ook kenmerken van economie, bereikbaarheid en gemeentelijke dienstverlening en is daarmee nog iets uitgebreider. Dordrecht daalde van plaats 170 in 2011 naar plaats 186 in 2012, dat is net bovengemiddeld. In vergelijking met 29 kernsteden staat het op een relatief lage positie (20) vergelijkbaar aan Tilburg en Den Haag. Overlast en veiligheid en sociaal klimaat zijn voor Dordrecht aandachtspunten. 4 In 2011 is de woonaantrekkelijkheidsindex ook op buurtniveau berekend. In Dordrecht zijn 5 buurten die tot de laagste 100 buurten van Nederland behoren qua woonaantrekkelijkheid en welvaart. Het gaat om: Cornelis Evertsenstraat en omgeving, Crabbehof-Noord, Dorus Rijkersstraat en omgeving, Krispijnse Driehoek en Van Ewijckstraat en omgeving. Twee buurten (De Hoven en Vissersdijk-Oost) behoren qua welvaart tot de bovenste top 100. Eveneens vijf Dordtse buurten hebben ook een lage gemiddelde WOZ-waarde, behorend bij de 100 laagste van Nederland: Krispijnse Driehoek, Waldeck Pyrmontweg, Cornelis Evertsenstraat en omgeving en Crabbehof Noord en Crabbehof Zuid. Deze index laat zien dat er binnen Dordt-west nog aanzienlijke verschillen zijn qua woonaantrekkelijkheid tussen buurten.
3
Evaluaties van interventies
1. Het SCP 5 heeft de effecten van wijkinterventies binnen het Nederlandse Krachtwijkenbeleid onderzocht. Het beleid is gericht op het bestrijden van de maatschappelijke problemen in 40 aangewezen wijken (waaronder Wielwijk/Crabbehof/Zuidhoven) en de verbetering van de positie van inwoners in deze wijken. In het onderzoek zijn de ontwikkelingen in de 40 wijken vergeleken met de andere woonbuurten in deze 31 grote gemeenten in de periode 19982008/2009. Ze komen tot vier conclusies:
Er zijn meetbare effecten van wijkinterventies herstructurering en verkoop sociale huurwoningen. Het effect van meer groen of meer sport- en speelvoorzieningen is beperkt. De verschillen tussen de aandachtswijken en andere wijken in de grote steden is in de praktijk niet zo groot als verondersteld wordt en Het belang van de middenklasse en sociale stijging voor een positieve ontwikkeling van een wijk wordt in het beleid overschat.
2. Het RIGO 6 heeft nader uitgezocht waardoor 56 wijken, die in 1998 een lage leefbaarheid hadden zich relatief gunstig ontwikkeld hebben. Sloop en nieuwbouw hebben geleid tot verbetering van de leefbaarheid in deze wijken. Overigens heeft nieuwbouw elders in de stad of op uitleglokaties een negatief effect op de leefbaarheid in de buurten waar niet wordt gebouwd. Ook andere maatregelen hebben een positief effect op de leefbaarheid gehad (zie bijlage). 3. Schoon, heel en werkzaam? De wijkaanpak richt zich vaak op een combinatie van maatregelen op fysiek vlak, sociaal vlak en veiligheid. De maatregelen worden zoveel als mogelijk SMART geformuleerd. Daardoor wordt men uitgedaagd om relaties te leggen tussen het beoogde doel en de inzet van maatregelen. In een recent proefschrift 7 is voor een vijftal maatregelen nagegaan welke verbanden er gelegd worden. Voor elk thema is een interventietheorie gereconstrueerd, dat wil zeggen: hoe wordt een bepaalde maatregel verondersteld bij te dragen aan de leefbaarheid. De vijf maatregelen zijn: (1) het stimuleren van bewonerscontacten, (2) buurt bestuurt en buurtpreventie, (3) de inzet van straatcoaches, (4) gebiedsgebonden gedragscodeprojecten en (5) sport en spel in de wijk. Voor de meeste van de onderzochte relaties in deze interventietheoriën is geen wetenschappelijk bewijs gevonden. Het tweede thema kan als voorbeeld dienen. In een aantal wijken is gestart met het project buurt bestuurt en buurtpreventieteams. Bij buurt bestuurt neemt de communicatie tussen bewoners 4
Zie OCD, ‘De Drechtsteden in middenmoot ranglijst ‘De beste gemeenten 2010’ SCP, 2011, Wonen, wijken & interventies, Krachtenbeleid in perspectief RIGO, 2010, Buurtleefbaarheid begrepen, Achtergronden en beleidsinvloeden bij buurtleefbaarheidsverbetering 7 Vasco Lub, 2013, Schoon heel en werkzaam? en artikel wijkenbeleid is te vaak symbolisch. 5 6
4
en overheidsdiensten (politie) toe. Dat kan soms het veiligheidsgevoel doen toenemen. Maar feitelijke verbeteringen in de zin van afname criminaliteit en verloedering zijn tot nu toe zelden geregistreerd. Dit lijkt vooral te worden veroorzaakt door botsende logica’s tussen bewoners en professionele instanties. Bewoners interpreteren wijkproblemen vaak uiteenlopend. Dat bemoeilijkt een effectieve bijdrage aan lokaal veiligheidsbeleid, omdat zij nauwelijks met één stem spreken. Er is –op basis van wetenschappelijke inzichten- wel sterk bewijs dat buurtpreventie de leefbaarheid verbetert. Bovendien rapporteert de meerderheid van internationale evaluaties van buurtpreventie een grotere afname of kleinere toename in criminaliteit t.o.v. vergelijkbare wijken zonder buurtpreventie. Al met al geeft deze studie een nuchter beeld van wat er aan effect van de vijf onderzochte maatregelen op de leefbaarheid mag worden verwacht. De studie is een pleidooi om van mogelijke maatregelen in de wijkaanpak zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven wat met de maatregel wordt beoogd en dit zo mogelijk ook te onderbouwen vanuit theorie, literatuur of ervaringen. En vervolgens te volgen of de maatregel ook in de praktijk doeltreffend blijkt en blijkt te werken.
Voorbeeld beschrijving en doeltreffendheid Wielwijk”. Het doel van het project is: -
project
“Achter
de voordeur
problemen van huishoudens opsporen en oplossen; de onderlinge betrokkenheid van bewoners in de wijk bevorderen; talenten en capaciteiten van bewoners benutten; inzicht krijgen in de mate van tevredenheid van bewoners over hun woonsituatie en woonomgeving en eventueel in hun woonwensen (in de sloopgebieden).
In de afgelopen jaren is de helft van de huishoudens bezocht. Voor hen is compleet beeld van de talenten en problemen van de bezochte bewoners en de bewoner is een duidelijk traject uitgewerkt dan wel in gang gezet. gemeenschappelijk aandachtspunt is “leren administreren”. Nut van project m.b.t. doelstelling 1 en 4 is duidelijk, maar de bijdrage onderlinge betrokkenheid en het benutten van talenten is minder evident.
4
in
een met Een aan
De invloed van trends op de wijken
We gaan in deze factsheet in op trends die specifieke effecten hebben op de leefbaarheid voor de verschillende wijken. Algemene technologische, ecologische en politiek-bestuurlijke trends blijven buiten beschouwing. Het gaat vooral om demografische, economische en sociaal-culturele trends. 1. Demografische veranderingen in leeftijdsopbouw In de figuur op de volgende pagina staat de leeftijdsopbouw in Nederland van 2010 in vergelijking met 2000 en 2050. Daarin zien we drie opvallende veranderingen: 1. De figuur laat de na-oorlogse geboortegolf zien (rode uitstulping). Per 1-1-2013 zijn deze mensen met geboortejaar 1946-1950, 60 tot 65 jaar. 2. Ook valt het groot aantal inwoners in de leeftijd van 40 tot 49 jaar op. Dit schrijven we toe aan de uitbreiding van de woningvoorraad in de jaren zestig en daarmee oplossen van de na-oorlogse woningnood in kwantitatieve zin (voorheen nog veel inwoning), versterkt door invloed van migratie. 3. Ten derde zien we het grote verschil in aantal tussen de cohorten 40 tot 50 jaar, ten opzichte van de cohorten 25 tot 35 jaar. Het aantal inwoners van 25-35 jaar in 2010 is 16% lager dan het aantal inwoners in die leeftijdsgroep 10 jaar geleden. Juist de groep 25-35 jaar is een koopkrachtige groep. Die in de afgelopen jaren heeft gezorgd voor een vraagdruk, maar die nu dus 16% kleiner is. In 1950 had de leeftijdsopbouw van Nederland ook echt nog de vorm van een piramide. In 2050 is dit haast een rechthoek met een dak vanaf de leeftijd van 80 en ouder. Dus bijna alle leeftijdscategorieën komen in zelfde aantallen voor. Ten opzichte van nu komen er in de toekomst vooral meer ouderen van 65 jaar en ouder (vergrijzing) en hoogbejaarden van 80 jaar en ouder (dubbele vergrijzing).
5
Figuur 3
Ontwikkeling bevolking Nederland
Bron: Nidi
2. Economische trends: cumulatieve effecten van de crisis Hieronder zullen we toelichten dat er landelijk en in Dordrecht cumulatieve effecten van de crisis en bezuinigingen zijn: 1. 2. 3. 4. 5.
algehele inkomensdaling; inkomensdaling bij werkloosheid; daling waarde woningen en risico op schulden; verhoging huren; hogere eigen bijdragen (zorg, AWBZ).
1. Het beschikbaar inkomen daalde in 2009 met 2,5% en in 2012 met 3%. In 2010 en 2011 bleef het op de nullijn. 2. De economische crisis heeft daarnaast effect op bedrijvigheid en werkgelegenheid. Dit zal een effect hebben voor de Zuidvleugel van de Randstad in het algemeen waaronder Dordrecht. Het werkloosheidspercentage is voor geheel Nederland al opgelopen tot 8% en is bijna het dubbele voor jongeren onder de 25 jaar. Voor wijken heeft de toename van het aantal werklozen een nadelig effect. Dat zal zich in bepaalde wijken met relatief veel lager opgeleiden en jongeren eerder uiten. Wijken met relatief veel laag opgeleiden en jongeren hebben het grootste risico op een toename van werklozen. De werkloosheid in Dordrecht is (in 2011) al het hoogst in de wijken Wielwijk, Crabbehof/Zuidhoven, Noordflank en Oud- en NieuwKrispijn. De crisis zal in die wijken het meest duidelijk zichtbaar zijn. Het gevolg van werkloosheid is een inkomensstilstand of achteruitgang. Op termijn betekent het ook het wegvallen van bestedingen en daarmee risico op leegstand van winkels. 8 3. De crisis heeft ook effect gehad op de waarde van woningen, die sterk gedaald is vanaf 2009. Het effect daarvan is dat het aantal en aandeel huishoudens dat een hypotheek heeft die hoger is dan de waarde van de woning is toegenomen van 13% in 2008 naar 25% in 2011. Het aandeel is sinds begin van de crisis verdubbeld. Het gaat vooral om huishoudens jonger dan 40 jaar. Dat wordt problematisch op moment dat men door verlies van werk, scheiding, ziekte of andere inkomensdaling verplicht wordt de woning te verkopen. Er blijft dan een restschuld over. Begin 2013 is overigens een rapport over “huishoudens in de rode cijfers” verschenen. Tussen de 5 en 7% van alle huishoudens heeft problematische schulden. En tussen 10 en 13% loopt risico op problematische schulden. Volgens dit onderzoek telt de regio Drechtsteden, lees Dordrecht relatief veel risicohuishoudens. Dit betreft overigens ook huurders.
8
Omdat er ook een toenemende concurrentie is van internetwinkels (gemiddeld inmiddels meer dan 15% van het marktaandeel) zijn de vooruitzichten voor een aantal non-foodwinkels en andere voorzieningen niet rooskleurig. 6
4. Huurders hebben op hun beurt te maken met een forse, boveninflatoire huurverhoging van jaarlijks 4% tot 6,5% voor de midden-inkomensgroep. Dit effect wordt voor lage inkomensgroepen wel verzacht door de huurtoeslag. Met name huurders met een midden-inkomen krijgen te maken met huurstijgingen. 5. Daarnaast leiden de (noodzakelijke) bezuinigingen van de rijksoverheid tot hogere eigen bijdragen en minder subsidiemogelijkheden.
3. Sociaal-culturele trends: meer alleenstaanden In zes wijken is meer dan een derde een eenpersoonshuishouden. Het gaat om de Binnenstad en Noordflank, Nieuw-Krispijn, Wielwijk en Crabbehof/Zuidhoven en Staart. Verklaring is combinatie van de kenmerken van de woningvoorraad (veel kleine woningen, appartementen), het aantal huishoudens van ouderen en deels ook huishoudens van jongeren (Binnenstad). Het aandeel alleenstaanden komt niet alleen voort uit verweduwing, maar ook voort uit echtscheidingen. Er zijn 16.300 personen in Dordrecht die (ooit) een huwelijksontbinding hebben meegemaakt (nog los van stoppen samenwoonrelatie). In 2012 hebben 900 inwoners hiertoe besloten. Ten opzichte van het aantal in 2012 gehuwden (1.256) is dit veel. Daarnaast zijn er inwoners die alleen blijven wonen. Alleenstaanden hebben een gemiddeld lager inkomen (uitsluitend eenverdieners), maar deels ook lagere kosten, en besteden minder dan meerpersoonshuishoudens (geen uitgaven voor anderen, buiten henzelf). Er is ook risico qua draagkracht omdat er geen vanzelfsprekende mantelzorg is. Oudere alleenstaanden wordt als risico voor kwetsbaarheid gezien. 9
drs. J.M.A. Schalk juni 2013 Postbus 619 3300 AP Dordrecht (078) 770 39 05
[email protected] www.onderzoekcentrumdrechtsteden.nl
9
Zie SCP, Kwetsbare Ouderen, bijlagenrapport 7
8
Bijlage 1: Overige onderzoeken De Integrale Veiligheidsmonitor is de opvolger van de monitor Leefbaarheid en Veiligheid die sinds 1997 om de twee jaar in Dordrecht is uitgevoerd door het Onderzoekcentrum Drechtsteden en voor het laatst in 2009. De Veiligheidsmonitor is een landelijk instrument dat in veel gemeenten wordt afgenomen. In 2011 is het onderzoek in Dordrecht en per deelgebied gehouden. In de periode 2009–2011 zien we dat de situatie in Dordrecht als geheel zich redelijk gunstig heeft ontwikkeld, zoals op de themagebieden leefbaarheid, verkeer en wonen. Het themagebied veiligheid laat weinig ontwikkelingen zien. De belangrijkste aandachtpunten zijn voor Dordrecht als geheel de ervaren overlast (overlast door vermogensdelicten uitgezonderd), het gevoel van (on)veiligheid en de ervaren bedreiging. En voor Dordt-West de sociale cohesie. In 2012 is het onderzoek ook op wijkniveau gehouden. De gegevens komen in de loop van 2013 beschikbaar.
In 2009 heeft het OCD de Participatiemonitor (en tabellenboek voor wijkgegevens) uitgebracht. Daarin zijn vragen opgenomen over de maatschappelijke deelname, steun bieden en steun krijgen voor inwoners op wijkniveau. Het gaat bijvoorbeeld over de actieve inzet (in buurt of vrijwilligerswerk), mantelzorg, de ondersteuningsbehoefte en bekendheid met voorzieningen op het terrein van welzijn en zorg. In 2009 is extra aandacht besteed aan de sociale positie van inwoners met ernstige beperkingen en inwoners met een laag inkomen. Bijna drie op de tien inwoners van de Drechtsteden hebben een zeer laag of laag inkomen en houden weinig tot geen geld over voor recreatie en sociale participatie. Ze zijn lager opgeleid, vaker vrouw en allochtoon. Er wonen relatief meer mensen met weinig geld in Dordrecht. Met name in de wijken van Dordt-west en Noodflank en Staart. Deze Monitor Sociaal wordt in 2013 herhaald en bevat ook wijkgegevens.
In 2010 is de Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010, Gezondheid InZicht Dordrecht, kernboodschappen voor lokaal beleid uitgekomen. Deze is gebaseerd op onderzoek onder volwassenen en jongeren (gezondheidsmonitor), waar ook cijfers op vierpositie-postcodeniveau aan ten grondslag liggen. In het rapport staan aandachtspunten voor het wijkbeleid. De belangrijkste betreft de grote gezondheidsverschillen tussen mensen met een hoge sociaal-economische status (ses) en mensen met een lage ses. Deze gezondheids-verschillen zijn te verklaren door factoren als opleiding, inkomen en arbeidsparticipatie. Daarnaast hebben leefstijl, de fysieke en sociale omgeving, de toegankelijkheid en beschikbaarheid van zorg grote invloed. Als de aandacht op de groepen met een lage ses wordt gericht, dan is er veel gezondheidswinst te halen. Cijfers op wijkniveau uit de gezondheidsmonitor zijn eind 2013 via de GGD website beschikbaar en in 2014 zal weer een Regionale toekomstverkenning uitkomen.
Eind mei verscheen voor de 15e maal de Atlas voor Gemeenten. Daarin worden de 50 grootste gemeenten op 40 punten vergeleken. En samengevat in een woonaantrekkelijkheidsindex en een sociale-economische index. In 2013 komt Dordrecht op een lage 42e plaats qua sociaal-economische positie. Het aantal banen nam in de afgelopen jaren af. Wel is er een goede bereikbaarheid van banen (elders). Qua woonaantrekkelijkheid is de positie hoog. Dordrecht komt op de 20e plaats (van de 50 gemeenten). Veiligheid en lage huizenprijzen zijn hier aandachtspunten.
De cijfers van de Tweede Voortgangsrapportage Outcome-monitor wijkenaanpak tonen aan dat er op verschillende terreinen een lichte verbetering heeft plaatsgevonden: de gezondheid van inwoners is licht verbeterd; het aantal nietwerkende werkzoekenden daalde sneller dan gemiddeld in de steden; het aandeel voortijdige schoolverlaters is sneller gedaald dan elders; de veiligheid is verbeterd; bewoners hebben meer vertrouwen in de buurt en in de toekomst.
9
De visitatiecommissie Wijkenaanpak constateert in 2011 dat in Dordrecht al jarenlang met inzet en resultaat wordt gewerkt aan de aandachtswijken in de stad, zowel in Wielwijk en Crabbehof, als in de aangrenzende wijken Oud- en NieuwKrispijn. Op een volhoudende en vasthoudende wijze wordt de stedelijke vernieuwing vorm gegeven. Successen worden zichtbaar gemaakt, zoals bijvoorbeeld bij de opvallende uitstraling van de kansenflat in Wielwijk is gebeurd. Voor imagoverbetering van de wijk en het werken aan het zelfvertrouwen van wijkbewoners is dit essentieel. De aanwezigheid van een ‘Foyer de Jeunesse’ en de ‘Short Stay Facility’ – waarbij de commissie niet voorbijgaat aan de problemen die zich bij de foyer voordoen – in juist de twee Dordtse aandachtswijken, is niet alleen in nationaal perspectief bijzonder, maar biedt ook een goede basis om vervolgstappen voor vernieuwing te nemen. De samenwerking en sfeer tussen gemeente, corporaties en bewoners in de twee wijken, zo bleek ook tijdens de visitatiedag, verloopt doorgaans goed. Ten slotte heeft de commissie de indruk dat er weinig problemen in het samenleven tussen de verschillende bevolkingsgroepen bestaan. De vele activiteiten op sociaal en cultureel terrein in de wijkcentra hebben daar ongetwijfeld aan bijgedragen. Aandachtspunten: -
-
nieuwbouwprogrammering is teveel geënt op nieuwe doelgroepen. bij toekomstplannen zou men juist meer rekening moeten houden met de behoeften van de huidige zittende bewoners om de stijgers en de verbinders onder hen voor de wijk te behouden. beheersbaarheid overlast Crabbehof Noord sociale activiteiten wijkeconomie, voorwaarden voor ondernemerschap, winkelcentrum en mogelijkheden voor zzp’ers
De bevolkingsprognose op wijkniveau Het OCD brengt in 2013 voor Dordrecht een bevolkingsprognose uit op wijkniveau. Deze wordt ook gebruikt voor het plannen van het aantal benodigde schoollokalen en (draagvlak) voor voorzieningen. De prognose uit 2007 laat bijvoorbeeld zien in welke mate wijken in de toekomst te maken krijgen met vergrijzing. Dat geldt vooral voor de wijken in Dordt-oost.
De Dordtse ‘Taskforce Overlast in de Openbare ruimte’ is een intensieve, meer geïntegreerde en gecoördineerde inzet van maatregelen voor de aanpak van overlast door o.a. verslaafde dak- en thuislozen. De Taskforce Overlast combineert zorg en handhaving. Er wordt een sociaal aanbod aan ruim 200 overlastgevers gedaan en de handhaving door de politie wordt geïntensiveerd. Hiervoor werkt de gemeente samen met corporaties, politie, toezicht en zorginstellingen. Het OCD heeft in 2012 de ontwikkelingen in overlast in de aandachtsbuurten (en waterbedeffecten voor nabijgelegen buurten) onderzocht en gerapporteerd. In alle onderzochte gebieden is de sociale overlast met (meer dan) de doelstelling afgenomen. Het blijft wel belangrijk om waterbedeffecten te monitoren.
Trends en Transities In het boek Trends beschrijft het OCD de gevolgen van trends voor de gemeente Dordrecht. Het gaat om demografische, economische, sociaal-culturele, ruimtelijke en bestuurlijke trends. Omdat het om lange termijn trends gaat zijn vele ervan nog actueel, hoewel het boek in 2008 geschreven is voordat de crisis zich goed en wel aftekende. In 2012 organiseerde het OCD een conferentie over transities. Bestuurders en ambtenaren van de Drechtsteden vertelden over hun ervaringen en visie op transities op het sociale en fysieke domein. Het sociale beleid heeft bijvoorbeeld de afgelopen jaren niet voldoende opgeleverd en zelfs een negatief effect gehad. Mensen gingen er nog te veel van uit dat de overheid overal voor zorgt. Met de kanteling van onze opstelling op het gebied van sociale zaken trekt de overheid zich ook op dit terrein terug om het oplossingsvermogen in de samenleving te bevorderen en meer ruimte te geven aan creativiteit en eigen kracht van mensen.
Eigen kracht Al dan niet gestimuleerd door (het terugtreden van of met subsidie van) de gemeentelijke overheid ontstaan er steeds weer nieuwe initiatieven van organisaties en inwoners in de stad. Bewoners maken zelf plannen om hun woonomgeving te verbeteren, om duurzame energie te kunnen gaan gebruiken of de wijk op te knappen. Voor het realiseren van wijkwensen zijn ook financiële mogelijkheden. OCD evalueerde co-creatieprojecten Bewoners aan Zet, waarbij over het algemeen een grote tevredenheid van deelnemers en belanghebbenden bleek met deze participatievorm bij kleinschalige projecten waar inwoners zelf het voortouw nemen. Een voorbeeld van eigen kracht is ook de stichting Wijk voor wijk, welke in Wielwijk en Crabbehof/Zuidhoven actief is.
10