Ontwerp verslag van het overleg in het sectoroverleg BES in oprichting. Datum overleg: 1 oktober 2009 Locatie: Plaza resort te Bonaire. De delegatie heeft de vakbonden die thans deelnemen aan het Centraal Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken (CGOA) deelnemen uitgenodigd voor een overlegvergadering van het sectoroverleg BES in oprichting. Dit is het overleg tussen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de vakbonden op de BES over de arbeidsvoorwaarden van het overheidspersoneel op de BES en organisatievraagstukken van de Rijksoverheid op de BES. De opkomst van de vakbonden was overweldigend. De secretaris en de onafhankelijk voorzitter van het CGOA waren als gast aanwezig. Er stonden twee inhoudelijke punten op de agenda en een aantal presentaties Aanwezigen namens de vakbonden: ABVO: dhr. Calmes, dhr. Ignacio, dhr. Hernandes NAPB: dhr. Melfoi, dhr. Mecelina, dhr. Ilewellijn STRAF: dhr. Winklaar, dhr. Lamoen, dhr. Chirinos WICSU: mw. Green-Blijden, dhr. Reed, mw. Leonora CGOA: dhr. de Lanooi, mw. Provence, dhr. Dictus Namens de minister waren aanwezig de heren Cees Maas als voorzitter met ondersteuning van Hans Brinkman, Marten Hamelink, Math Mager en de heer Robert Cornax (VNW). Agendapunten: 1. Voorstelronde 2. Opening van de vergadering De projectdirecteur, voorzitter van het overleg opent de vergadering. De agenda wordt vastgesteld met de wijziging dat de commissaris BES-eilanden Henk Kamp om 12 uur een presentatie houdt over zijn werkzaamheden en dat agendapunt 9 vervalt. Er volgen een aantal presentaties. De gebruikte presentatiesheets zijn als bijlage bij dit verslag gevoegd. 3. Directeur RSC De directeur geeft een presentatie over de organisatie en inrichting van het RSC. Na afloop wordt door de STRAF gevraagd naar mogelijke samenwerkingvormen tussen de Rijksoverheid op de BES met de eilandgebieden. Geantwoord wordt dat samenwerking waar mogelijk en wenselijk zeker wordt nagestreefd. Het voorbeeld van de huidige samenwerking door de Belastingdienst wordt door de directeur geschetst. Daarnaast wordt de mogelijkheid voorgehouden van samenwerken op het gebied van salaris en administratiesystemen. Door de NAPB wordt gevraagd naar de vestigingen van het RSC op de verschillende eilanden. Er wordt uitgelegd dat er 3 lokale vestigen zijn en dat het grootste deel van de zogenaamde back office op Bonaire is gevestigd. Door de NAPB wordt ook gevraagd naar rol van de directeur RSC bij de uitvoering van departementale activiteiten. De directeur legt uit dat er geen sprake zal zijn van inhoudelijke aansturing van uitvoeringsactiviteiten van ministeries omdat zulks door de hoofden van de departementale eenheden gebeurt met verantwoording naar de ‘Haagse’ beleidsdirecties. 1
De rol van de directeur is die van hoofd bedrijfsvoering RSC en werkgever van de Rijksambtenaren BES die bij het RSC door of namens de minister van Binnenlandse Zaken worden aangesteld. Door de ABVO wordt gevraagd of het al bekend is welke taken overkomen naar het RSC. Er wordt door de directeur geantwoord dat daar nog geen ultieme duidelijkheid over is, de besprekingen over de toekomstige taakverdeling tussen de eilandgebieden / openbaar bestuurslichamen en de Rijksoverheid zijn nog gaande. Mocht de taakverdeling leiden tot een overgang van eilandambtenaren naar het RSC, dan gelden de afspraken in de overdrachtsprotocollen. De overdrachtprotocollen met Bonaire en het Land Nederlandse Antillen zijn echter nog niet getekend. De ABVO geeft aan hierover vragen van leden te krijgen en dringt aan op een goede communicatie vanuit het RSC. De voorzitter geeft daarop aan dat Nederland graag wil communiceren met het personeel dat overkomt, maar dat niet kan omdat het land nog geen personeelsgegevens heeft overgedragen of omdat er nog discussie gaande is met de eilanden over de taakverdeling tussen het Rijk en de eilanden. De ABVO vraagt naar voorbeelden van mogelijke nieuwe taken. De directeur noemt het Centrum voor Jeugd en Gezin als voorbeeld. De WICSU vraagt naar de toekomstige belastingen op de BES-eilanden. De heer Cornax die tevens liason officer voor het ministerie van Financiën is, antwoordt dat er rond de jaarwisseling een grote voorlichtingsactie komt over het nieuwe belastingstelsel. De STRAF vraagt naar hoe de nieuwe wetgevingsregelingen eruit komen te zien. Er wordt door de delegatie geantwoord dat op rechtspositioneel gebied de LMA beleidsarm wordt overgenomen in Nederlandse wetgeving (IBES en ABES, WMABES) en dat er in essentie dus weinig verandert. De NAPB vraagt naar de arbeidsvoorwaardelijke verschillen tussen de eilandambtenaren en de Rijksambtenaren-BES. Er wordt door de delegatie geantwoord dat de te treffen wet- en regelgeving (evenals thans al het geval is) grotendeels op zowel het Rijkspersoneel BES als het eilandpersoneel van toepassing zal zijn. Het is bovendien niet de bedoeling dat overheidswerkgevers binnen de BES gaan concurreren. De gebruikte presentatiesheets zijn als bijlage bij dit verslag gevoegd. 4. Commissaris BES-eilanden (oud-agendapunt 8) De commissaris BES-eilanden, Henk Kamp geeft een presentatie over zijn werkzaamheden bij het RSC. Er wordt door hem de waardering uitgesproken voor de georganiseerde werknemers. Naar aanleiding van de presentatie volgen een aantal vragen. De WICSU vraagt naar het aantal mogelijke toekomstige overheden op de BES. De commissaris acht een toename uitgesloten en geeft aan dat de mogelijkheid tot volledige verzelfstandiging conform het beginsel van zelfbeschikkingsrecht niet uitgesloten zal zijn. De NAPB vraagt naar de positie van het RSC op Saba en Sint Eustatius. De commissaris geeft aan dat er voor gewaakt moet worden dat niet alle activiteiten vanuit Bonaire plaats gaan vinden. De commissaris benadrukt dat elk eiland gelijkwaardig is en dat er in die zin geen sprake is van één BES-gebied. De ABVO vraagt naar werkzaamheden van stichtingen die overgaan naar Nederland. De commissaris wijst op het protocol dat de overdracht van personeel goed regelt. 5. Immigratie en Naturalisatie Dient (IND) (oud-agendapunt 10) Jan de Jong, kwartiermaker voor de IND, geeft een presentatie over de beoogde inrichting van de organisatie met betrekking tot het nieuwe toelatingsbeleid op de BES-eilanden en de bijbehorende front-offices. Na afloop wordt door de WICSU gevraagd naar de rol van geschiktheid van het personeel. De kwartiermaker geeft aan dat iedereen die met dergelijke taken overkomt wordt geplaatst. Er in eerste instantie gekeken wordt of er door middel van 2
scholing voldaan kan worden aan gestelde geschiktheideisen. Mocht dit niet haalbaar blijken, dan wordt men ingezet voor taken van haalbaar niveau. De gebruikte sheets zijn als bijlage bij dit verslag gevoegd. 6. Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) (oud-agendapunt 10) Marca van der Lijcke van DJI geeft een presentatie over de recente en toekomstige ontwikkelingen bij het huis van bewaring op Bonaire. De gebruikte sheets zijn als bijlage bij dit verslag gevoegd. Na afloop vraagt de ABVO of er de komende jaren veel personeel uit Nederland nodig is. DJI geeft aan dat de komende jaren de benodigde capaciteit (om een groei naar ca. 80 fte mogelijk te maken) vooral in de regio op basis van de lokale arbeidsvoorwaarden zal worden geworven. DJI benadrukt dat er op dit moment alleen tijdelijk, Nederlands personeel zit, dat ook voor scholing en coaching van het vaste personeel zorgt.
7. De ontwerp ABvB inrichting sectoroverleg BES (agendapunt 4) De ontwerp AMvB over het overlegstelsel wordt door de delegatie toegelicht. Punten die aan de orde komen zijn de overeenstemming- en representativiteitsvereisten. Ook het werkgeversvooroverleg en het decentrale overleg worden toegelicht. Er wordt door de delegatie aangegeven dat het overleg ook over organisatie en formatie gaat, zaken die in Nederland niet meer tot het domein van overleg met de vakbeweging horen, maar onder de medezeggenschap via de Wet op de ondernemingsraden (WOR) worden geregeld. De WOR bestaat op dit moment nog niet binnen de Nederlandse Antillen en zal dus bij de transitie ook niet worden ingevoerd. Mogelijk zal dit later nog worden bezien. De delegatie vraagt de vakbonden om steun voor voortzetting van de lijn zoals beschreven in de ontwerp AMvB. Omdat de vakbonden zich intern willen beraden, volgt een schorsing van het overleg. Na de schorsing wordt voldaan aan de gezamenlijk wens van de vakorganisaties om de ontwerp AMvB artikelsgewijs door te nemen om uitleg te krijgen en vragen te beantwoorden. Opmerkingen met betrekking op de concept AMvB: Algemeen: De WICSU vraagt om een lijst met gebruikte afkortingen aan het begin van het document en geeft aan dat ‘Private’ verkeerd gespeld staat in artikel 2.1.1.c. De voorgestelde wijzigingen worden toegezegd. De NAPB vraagt hoe het zit met deelname van andere vakbonden. Er wordt geantwoord dat elke representatieve vakbond kan deelnemen. De representativiteiteisen moeten echter nog wel nader worden uitgewerkt. Artikel 2.1.4: De NAPB vraagt naar de in dit artikel genoemde uitsluiting van het overleg. Er wordt door de delegatie uitgelegd dat dit is opgenomen in het geval dat er bijvoorbeeld sprake is van een belangenverstrengeling. Artikel 2.2.2: De NAPB vraagt naar de ‘Regeling overleg Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid’. Er wordt geantwoord dat deze toegestuurd kan worden. Daarnaast geeft de delegatie aan dat de vakbonden op de BES de mogelijkheid hebben om een verbinding aan te gaan met een (vak)centrale van overheidspersoneel in Nederland die toegang heeft tot dit overleg. 3
Artikel 2.2.6: Er wordt door de NAPB gevraagd naar de term ‘substantieel’ in relatie tot het dienstonderdeel. Er wordt daarbij verwezen naar het soms geringe aantal ambtenaren dat werkzaam is bij een bepaald dienstonderdeel. De voorzitter zegt toe deze bepaling nog te zullen bezien. Artikel 2.3.1: De ABVO en de NAPB geven aan dat de Antilliaanse cultuur vereist dat er een onafhankelijke voorzitter van het overleg is en dat ze met deze bepaling dus grote moeite hebben. Er wordt door de delegatie aangegeven dat de voorgestelde organisatiewijze in Nederland reeds jaren de norm is en dat deze situatie in de Nederlandse sectoren nooit tot problemen heeft geleid. Partijen moeten het nu eenmaal eens worden, anders is er geen overeenstemming. De minister kan niet meer eenzijdig vaststellen als er geen overeenstemming is. Dit maakt een onafhankelijke voorzitter overbodig. Artikel 2.3.4: Mw. Provence van het secretariaat van het CGOA verzoekt om de woorden ‘in overleg’ na het woord ‘bepaalt’ in te voegen. De voorzitter neemt dit mee. Artikel 2.6.3: Door het NAPB worden vraagtekens gezet bij dit artikellid. Toegelicht wordt dat wanneer in het sectoroverleg de minister overeenstemming heeft met twee van de aanwezige vier vakbonden er aan bondszijde sprake is van het staken van de stemmen. De minister kan dan beoordelen of het resultaat van dat overleg als voldoende draagvlak ervaart. Overigens kan in de marktsector een werkgever al een CAO sluiten met één van de vakbonden. Artikel 3.1.4: De ABVO geeft aan dat de term uitsluiting een negatieve reactie oproept. Eenzelfde opmerking als bij artikel 2.2.6 wordt gemaakt over de woorden substantieel in relatie tot het dienstonderdeel. Daarnaast wordt besproken of het wel verstandig is de voorzitter van het decentrale overleg de directe bevoegdheid tot uitsluiting te geven. De voorzitter geeft aan dat er nog naar deze punten gekeken gaat worden. Artikel 4.1: Er wordt gevraagd naar de genoemde ‘regels’. De delegatie geeft aan dat deze nog nader moeten worden bepaald. De ABVO geeft vervolgens het tekstvoorstel: ‘Er worden door de Minister in overeenstemming met de vakbonden regels vastgesteld over de wijze waarop… …’. De voorzitter wijst er op dat als deze AMvB eenmaal in het staatsblad staat de minister dit type regels niet meer kan vaststellen als er geen overeenstemming met een meerderheid van de bonden over bestaat. Een dergelijke wijziging voegt dus niets toe. Niettemin neemt de voorzitter dit voorstel in beraad. Nadat alle vragen en opmerkingen zijn behandeld vraagt de voorzitter om het oordeel van de bonden. De vakbonden gaven na het doornemen van de teksten en nog 2 schorsingen aan, dat ze op korte termijn een schriftelijke reactie via het secretariaat van het CGOA zullen geven waarin hun standpunt met betrekking tot de AMvB kenbaar wordt gemaakt. De voorzitter geeft met nadruk aan dat de minister op geen enkele wijze wil beïnvloeden hoe en langs welke lijn de vakbonden tot hun oordeelsvorming willen komen. Als de bonden gezamenlijk tot een oordeel willen komen is dat hun goed recht. De voorzitter wijst voorts op de doorlooptijd voor dit soort regelgeving. Immers de voorstellen moeten eerst voor advies naar de Raad van State voor parlementaire behandeling. Van dit tijdpad kan niet worden afgeweken wil voor transitiedatum, plaatsing in het Staatsblad mogelijk zijn. De bonden
4
geven aan daarvoor begrip te hebben en overigens zo spoedig mogelijk in een advies hun standpunt kenbaar te maken. Daarnaast delen de vakbonden mee dat het vaker bijeenkomen voor overleg kosten met zich mee brengt waar budgettair geen rekening mee gehouden is. De delegatie geeft aan dat er gekeken zal worden naar mogelijke en passende oplossingen. 8. De Plaatsingsprocedure (oud agendapunt 5) De Plaatsingsprocedure wordt op eenzelfde wijze doorgenomen als de ontwerp AMvB. Opmerkingen met betrekking op de plaatsingsprocedure Algemeen: Door de vakbonden wordt een opmerking gemaakt over de overwegingen op pagina 2 met betrekking tot de medewerkers waarop het plaatsingsplan betrekking heeft. Deze tekst zou duidelijker geformuleerd kunnen worden. Daarbij wordt er door de vakbonden gerefereerd naar de geestelijken die ook in dienst zijn. De delegatie antwoordt dat iedereen in dienst van het land met standplaats BES, in principe wordt overgenomen, waaronder dus ook de eventuele geestelijken die in dienst zijn. De datum van 8 december 2007, waarop het protocol overgang van personeel is getekend, speelt hierbij zoals bekend een belangrijke rol. Artikel 1.3.3 en 1.3.4: Door de STRAF wordt gevraagd naar het verlies van garantie zoals in de artikelen vermeld. De delegatie maakt duidelijk dat dit alleen geldt voor de personen die na de genoemde data zijn overgeplaatst, zonder instemming van de nieuwe entiteit. Overigens heeft de nieuwe entiteit wel de inspanningsverplichting om deze medewerkers te plaatsen. Nederland zal naar verwachting bij gebleken geschiktheid geen moeite hebben om ook niet-garantiekandidaten te plaatsen. Artikel 1.4: De WICSU verzoekt om het woord ‘kan’ in de eerste regel te vervangen door ‘zal’. De voorzitter zegt dit toe. Artikel 2.1: De WICSU informeert naar de datum waarop men de formatievoorstellen vanuit het RSC kan verwachten. Er wordt door de delegatie aangegeven dat 1 april 2010 de uiterste datum voor deze plannen is, maar dat vanuit sommige onderdelen eerder voorstellen verwacht kunnen worden. Artikel 2.4.4: De ABVO vraagt naar de definitie van een leidinggevende functie en attendeert op de situatie dat veel personen een ‘kleine’ leidinggevende functie hebben. Er wordt door de delegatie aangegeven dat er nog naar deze definitie gekeken gaat worden. Artikel 2.5.7 en 2.6.1: De WICSU vraagt naar de reden van de verschillende data in deze artikelen. De delegatie geeft aan dat deze tussenperiode nodig is voor de uitvoering van diverse administratieve handelingen. Artikel 2.6: Er wordt door de vakbonden voorgesteld om een opmerking met betrekking tot de pensioengrondslag toe te voegen. De delegatie legt uit dat het aantal dienstjaren behouden blijft. Artikel 4.3.3: De STRAF vraagt of er staat dat elke werknemer scholingsverlof krijgt toegekend. Er wordt voorgesteld om anders de woorden ‘indien nodig’ toe te voegen.
5
Er wordt door de delegatie geantwoord dat er naar de formulering van deze bepaling gekeken zal worden. Evenals bij de overleg AMvB geven de bonden er de voorkeur aan om in eigen kring tot een gemeenschappelijk oordeel te komen en dat zo spoedig mogelijk aan de voorzitter te doen toekomen.
9 Rondvraag De delegatie geeft aan dat er nog geen toegezegde personeelsdossiers zijn ontvangen van het land Nederlandse Antillen en dat er zorgen zijn over de eventuele gevolgen hiervan voor de betreffende werknemers. De vakbonden wordt verzocht hier aandacht aan te besteden. De vakbonden geven daarop aan te zullen kijken wat ze kunnen doen. De NAPB vraagt naar de situatie dat werknemers op Curaçao en Sint Maarten moeten kiezen tussen een standplaats. De delegatie wijst er op geen enkele bevoegdheid te hebben t.a.v. de transitie van personeel naar Sint Maarten en Curaçao. Ook hier lijkt het protocol van december 2007 leidend. Daarnaast geeft de NAPB aan dat er mogelijk overtollige ambtenaren ontstaan op het eilandgebied Curaçao. Er wordt gevraagd naar hoe men hierop gaat anticiperen. Ook vraagt de NAPB naar de mogelijkheid van een voorkeursbeleid voor ambtenaren afkomstig van het Land Nederlandse Antillen op Curaçao en Sint Maarten en die willen solliciteren naar vacante functies bij het RSC. De delegatie geeft aan dat hier nog verder over nagedacht zal worden. Niets meer aan de orde zijnde sluit de voorzitter om 17.30 uur de vergadering onder dankzegging van het uithoudingsvermogen van alle aanwezigen, waarop mede door het uitvallen van de airco een zwaar beroep werd gedaan.
6