ONS PEKELA Hendrik Wester II
Bibliotheken Menterwolde, Pekela & Veendam
Onderwerpen
Pekelcompagnie – Gemeentehuis Oude Pekela Tweede Wereldoorlog – Joods monument Tweede Wereldoorlog – Joodse begraafplaats Strokarton – Pekelderdiep vervuiling Landbouw – Stratendrek Tolhuis
De Pekelcompagnie
[Jaartal: 1599]
“Hoe ver moeten we nog?” Aafke kijkt verveelt naar buiten. Al uren zijn ze onderweg naar het stuk land dat haar vader heeft gekocht. Een paar dagen geleden zijn ze met de huifkar vertrokken vanuit Friesland. Ze rijden elke dag van herberg naar herberg. “Niet ver meer,” antwoordt vader. In zijn handen houdt hij de landkaart vast. “Kijk!” Met zijn vinger wijst hij de bestemming aan. “Daar gaan we naartoe.” “Hoe heet het daar?” vraagt Aafke. “Het stuk grond dat we gekocht hebben, ligt in het Bourtangermoeras. Het is een prachtig veengebied. Zeer geschikt voor turfwinning.” Aafke knikt. Ze weet alles van turf. Haar vader koopt al jaren samen met andere kooplieden stukken grond voor turfwinning. Dit stuk grond is hun nieuwste aankoop. “Hoe wordt turf ook alweer genoemd?” vraagt Aafke. “Het bruine goud,” antwoordt vader zonder op te kijken. “Oh ja! Het bruine goud,” herhaalt Aafke. De huifkar rijdt langzaam verder. Door de ongelijke ondergrond schudt de kar flink heen en weer. Aafke is er inmiddels aan gewend, maar de eerste dag voelde ze zich behoorlijk misselijk “Kijk Aafke!” De stem van vader klinkt enthousiast. “We zijn er!” Aafke kijkt blij naar buiten. Ze zijn er! Haar blijdschap verandert als ze ziet wat hun eindbestemming is. “Dit?”, zegt Aafke, “Dit is het? “ Aafke had zich moeilijk een voorstelling kunnen maken van de plek die ze gingen bezoeken. Vader had wel gezegd dat het een stukje grond was. “Niets bijzonders”, zei hij al weken. Maar Aafke wilde het zelf zien. Wekenlang had ze vader en moeder gevraagd of ze mee mocht. Uiteindelijk had vader ingestemd. “Oke, maar verwacht er niet te veel van,” En nu stonden ze op de juiste plek. Vlak voor hun stroomt het riviertje de Pekel A. “Het landschap is hetzelfde als de afgelopen dagen”, zegt Aafke teleurgesteld. Vader slaat een arm om Aafke heen. “Ik zei toch dat het niks bijzonders is.” zegt vader troostend. “Maar over enkele jaren wonen hier honderden mensen en is er een en al bedrijvigheid.” Met een trotse blik kijkt hij om zich heen. In zijn fantasie ziet hij het dorp al voor zich. Aafke kijkt ook om zich heen. Het water van de Pekel A stroomt kabbelend. In de verte stijgt een groepje vogels op. “Hoe kan hier ooit een dorp ontstaan”, vraagt Aafke zich af.
Vragenblad – gemeentehuis Oude Pekela Lees de volgende tekst en beantwoord de volgende vragen: Een veenkolonie is een nederzetting die is ontstaan doordat arbeiders naar een gebied trokken waar hoogveen werd afgegraven voor de productie van turf. De Groninger Veenkoloniën, of kortweg de Veenkoloniën, is de naam van een gebied in het zuidoosten van de provincie Groningen (Oost-Groningen). Het omvat het grondgebied van de gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Veendam, Pekela en Stadskanaal en een deel van de gemeenten Menterwolde en Vlagtwedde. Het voorvoegsel Groninger slaat daarbij niet op de provincie, maar op de stad Groningen, die de regie voerde over de vervening. Het waren als het ware koloniën van de stad. In een aantal plaatsen (onder meer Stadskanaal) is dat bijvoorbeeld nog terug te vinden in het gemeentewapen en de gemeentevlag. Tot in de zeventiende eeuw was het een vrijwel onbewoonde streek waar alleen langs de randen op kleine schaal turf werd gewonnen. Sindsdien is vrijwel alle turf afgegraven en is er een compleet nieuw landschap ontstaan, gedomineerd door lintbebouwing langs deels al weer gedempte kanalen. Veenkoloniaals is een Gronings dialect dat gesproken wordt in de Gronings-Drentse veenkoloniën. Het gebied waar Veenkoloniaals wordt gesproken loopt globaal vanaf de stad langs het Winschoterdiep richting Zuidbroek, Muntendam, Veendam, Wildervank, via Stadskanaal naar Ter Apel en van Ter Apel langs de Drentse Monden aan de westzijde weer naar de stad. Dit is het kerngebied van het Veenkoloniaals. Het Veenkoloniaals is in de zeventiende eeuw ontstaan in veenontginingsplaatsen als (Oude) Pekela, Sappemeer en Veendam / Wildervank (de zogenoemde Oude Veenkoloniën). Het gold als een echt pioniersgebied en was daarmee nog aan geen traditie gebonden. Dit had ook z'n weerslag op het dialect van de Veenkoloniën. De basis komt uit het naburige Oldambt: een flink deel van de kolonisten was uit dit gebied afkomstig. Het verschil met het Oldambtsters is echter het veelvuldig gebruik van uu-klank in plaats van een oe-klank zoals in het Oldambt (dat wil zeggen huus in plaats van hoes) en verkleinwoorden op -ie in plaats van -ke (koppie in plaats van kopke). Bron: wikipedia
1. Pekela is een typische veenkolonie. Wat is een veenkolonie? 2. Waar komt de naam Groninger Veenkolonie vandaan? i. Welke gemeenten hoorden bij de Groninger Veenkoloniën? 3. Welk dialect sprak men in de Veenkoloniën? i. Wanneer is het dialect ontstaan? ii. Noem een verschil met dialect uit het Oldambt Bekijk de website http://www.pekela.nl/internet/geschiedenis_3959/ en beantwoord de volgende vragen: 4. Pekela heeft een eigen volkslied i. Wat is de naam van dit lied? ii. Wat is het eerste couplet van het volkslied? 5. Wanneer ontstond de gemeente Pekela? 6. Hoe is de gemeente Pekela ontstaan? Welke gemeenten zijn er samengevoegd? 7. Hoeveel mensen wonen tegenwoordig in de gemeente Pekela? 8. Welke plaatsen horen bij de gemeente Pekela?
De oorlog
[Jaartal: 1943]
Leo schrikt als hij luide stemmen op straat hoort. Hij rent naar het raam en ziet voor het gemeentehuis een woedende menigte staan. “Pak Heeg!” wordt er geroepen in de massa. Leo rent naar beneden en wil de deur uitgaan. “Leo, hier blijven!” De stem van moeder klinkt angstig. “Ik wil kijken wat daar gebeurt.”, zegt Leo. Maar moeder is resoluut. “Het is er gevaarlijk Leo. Als de Duitser zien wat er nu gebeurt…” Moeder maakt haar zin niet af. Haar ogen staren in de leegte. Leo begrijpt de angst van zijn moeder. De wraakacties van de Duitse bezetters zijn berucht. Uit verschillende dorpen komen verhalen van mannen die afgevoerd worden naar werkkampen in Duitsland. “Laten we ons gedeisd houden,” vraagt moeder smekend. Leo knikt. Hij wil moeder niet verdrietig maken. “Ik blijf voor het huis staan,” beloofd Leo. Leo loopt naar buiten en ziet dat een deel van de massa het gemeentehuis is binnengedrongen. Nog steeds wordt er geroepen om burgemeester Heeg. Heeg is een NSB’er weet Leo. “Wat is er aan de hand?” vraagt Ruud. Leo ziet dat zijn buurjongen naar buiten is gekomen. “Geen idee,” zegt Leo. “Volgens mij heeft het te maken met de stakingen.” Ruud gaat naast Leo staan. “Zullen we er naar toe gaan?” vraagt hij. Leo schudt zijn hoofd. “Nee, kan niet. Ik heb het moeders beloofd.” “Kijk!” schreeuwt Leo plotseling uit. Voor zijn ogen ziet hij een groep mensen naar buiten komen. “Wat houden ze boven hun hoofd,” vraagt Ruud. “Burgemeester Heeg,” roept Leo uit als hij het gezicht van de man herkend. De massa voor het gemeentehuis wijkt uiteen als de mannen naar buiten komen. Het ziet er vreemd uit. Het lichaam van de burgemeester spartelt boven de hoofden van een aantal Pekelders. Maar wat hij ook probeert, de mannen houden hem stevig vast. “Oranje boven!” roept de massa. Ze volgen de stoet in de richting van het Pekelderdiep. “Ze gooien hem erin!” roept Ruud opgewonden. Leo kijkt met verbazing naar de groep mensen. Steeds meer mensen lopen richting het lawaai op straat. Ze zien hoe de mannen de burgemeester weggooien. Met een grote plons valt Heeg in het diep. Spartelend komt de burgemeester boven water. Hij zwemt naar de kant, maar een paar mannen houden hem tegen als hij aan land wil kruipen. “Roep Oranje boven!”, bevelen de mannen. Proestend volgt burgemeester Heeg het bevel van de mannen op. Leo en Ruud verstaan bijna niet als Heeg Oranje boven zegt. Een grote mannenhand trekt de burgemeester aan zijn jasje uit het water. Proestend ligt de burgemeester op de grond. De massa juicht en herhaalt steeds “ORANJE BOVEN! ORANJE BOVEN!” Met grote ogen heeft Leo naar het tafereel voor zich gekeken. “Wat gebeurt hier?” vraagt hij zichzelf af. Dan doorbreekt Leo’s moeder zijn gedachte. “Leo! Binnenkomen nu!” roept moeder. Leo loopt met tegenzin de woning binnen. “Zag u dat?” vraagt Leo opgewonden aan zijn moeder. “Ja,” antwoordt moeder. “Laten we hopen dat deze domme actie geen gevolgen heeft.” Leo kijkt uit het raam naar het gemeentehuis. De grote menigte van zoeven is verdwenen. “Moeder heeft ongelijk,” denkt Leo trots. “Het was geen domme actie, het was een heldenactie!”
Vragenblad – Joodse gemeenschap (begraafplaats) Lees de tekst door en beantwoord de volgende vragen: De geschiedenis van de Pekelder Joden gaat terug tot 1683, toen de eerste Joodse familie zich in het Groningse dorp Pekela vestigde. Deze familie handelde in tabakswaren. Al snel volgden er meer gezinnen en bijna honderd jaar later, in 1725, werd de joodse gemeente Pekela opgericht. Deze gemeente kreeg in 1757 een speciaal reglement, waarin religieuze en bestuurlijke zaken werden geregeld. Bij overtreding van deze regels kon men worden bestraft door de bestuurders van de joodse gemeente. … Handel was voor hen de belangrijkste inkomstenbron: veel handel in vee en vlees (er waren veel Joodse slagerijen in het dorp), maar ook in textiel en ongeregelde goederen. Toch was het vooral een arme gemeenschap. De joodse gemeente verzocht zelfs om vrijstelling van de belasting op meel om de religieus voorgeschreven paasbroden te kunnen bakken. Ook waren slechts enkele gemeenteleden in staat regelmatig de kerkelijke belasting te betalen. In 1838 kwam er een Joodse armenschool. Behalve de kerkenraad was er ook een Joods armenbestuur. (Bron: Wikipedia)
1. Wanneer vestigde de eerste joden zich in Pekela? i. Wie waren dit? 2. Welke beroepen oefenden de meeste joden in de achttiende eeuw uit?
Ga naar http://www.jhm.nl/cultuur-en-geschiedenis/nederland/groningen/pekela lees de tekst door en beantwoord de volgende vragen: 3. Hoe heet het gebedshuis van de joden? i. Waar werden de synagogediensten vóór 1737 gehouden? ii. Wanneer werd er een gebedshuis gesticht? iii. Wat is er nog te zien van het gebedshuis? 4. In het begin van de negentiende eeuw was er in Pekela veel armoede. i. Hoe werd de joodse gemeenschap getroffen door deze armoede? ii. Wat richten de joden in deze periode op? 5. Aan het begin van de twintigste eeuw was er een veel gevraagd joods familieorkest uit Pekela. Uit welke familie bestond dit orkest? 6. Wat is er tijdens de oorlog gebeurt met de joden uit Pekela? 7. Is na de Tweede Wereldoorlog het joodse leven in Pekela hervat? Lees blz. 87 van het boek ‘De joodse begraafplaatsen in de provincie Groningen’ 8. In Oude Pekela is alleen nog de joodse begraafplaats overgebleven. i. Waar ligt de joodse begraafplaats? ii. Wanneer is de begraafplaats aangekocht? iii. Hoe groot is de begraafplaats? iv. Hoeveel stenen staan er nog? Lees blz. 89 van het boek ‘De joodse begraafplaatsen in de provincie Groningen’ 9. Aanvankelijk stond er op de begraafplaats in Pekela een houten ‘metaheerhuisje’ i. Wat is een metaheerhuisje? ii. Wanneer is het vervangen door een stenen gebouwtje? iii. Welke tekst staat er op het gebouw? iv. In welke talen?
De oorlog
[Jaartal: 1943]
Leo schrikt als hij luide stemmen op straat hoort. Hij rent naar het raam en ziet voor het gemeentehuis een woedende menigte staan. “Pak Heeg!” wordt er geroepen in de massa. Leo rent naar beneden en wil de deur uitgaan. “Leo, hier blijven!” De stem van moeder klinkt angstig. “Ik wil kijken wat daar gebeurt.”, zegt Leo. Maar moeder is resoluut. “Het is er gevaarlijk Leo. Als de Duitser zien wat er nu gebeurt…” Moeder maakt haar zin niet af. Haar ogen staren in de leegte. Leo begrijpt de angst van zijn moeder. De wraakacties van de Duitse bezetters zijn berucht. Uit verschillende dorpen komen verhalen van mannen die afgevoerd worden naar werkkampen in Duitsland. “Laten we ons gedeisd houden,” vraagt moeder smekend. Leo knikt. Hij wil moeder niet verdrietig maken. “Ik blijf voor het huis staan,” beloofd Leo. Leo loopt naar buiten en ziet dat een deel van de massa het gemeentehuis is binnengedrongen. Nog steeds wordt er geroepen om burgemeester Heeg. Heeg is een NSB’er weet Leo. “Wat is er aan de hand?” vraagt Ruud. Leo ziet dat zijn buurjongen naar buiten is gekomen. “Geen idee,” zegt Leo. “Volgens mij heeft het te maken met de stakingen.” Ruud gaat naast Leo staan. “Zullen we er naar toe gaan?” vraagt hij. Leo schudt zijn hoofd. “Nee, kan niet. Ik heb het moeders beloofd.” “Kijk!” schreeuwt Leo plotseling uit. Voor zijn ogen ziet hij een groep mensen naar buiten komen. “Wat houden ze boven hun hoofd,” vraagt Ruud. “Burgemeester Heeg,” roept Leo uit als hij het gezicht van de man herkend. De massa voor het gemeentehuis wijkt uiteen als de mannen naar buiten komen. Het ziet er vreemd uit. Het lichaam van de burgemeester spartelt boven de hoofden van een aantal Pekelders. Maar wat hij ook probeert, de mannen houden hem stevig vast. “Oranje boven!” roept de massa. Ze volgen de stoet in de richting van het Pekelderdiep. “Ze gooien hem erin!” roept Ruud opgewonden. Leo kijkt met verbazing naar de groep mensen. Steeds meer mensen lopen richting het lawaai op straat. Ze zien hoe de mannen de burgemeester weggooien. Met een grote plons valt Heeg in het diep. Spartelend komt de burgemeester boven water. Hij zwemt naar de kant, maar een paar mannen houden hem tegen als hij aan land wil kruipen. “Roep Oranje boven!”, bevelen de mannen. Proestend volgt burgemeester Heeg het bevel van de mannen op. Leo en Ruud verstaan bijna niet als Heeg Oranje boven zegt. Een grote mannenhand trekt de burgemeester aan zijn jasje uit het water. Proestend ligt de burgemeester op de grond. De massa juicht en herhaalt steeds “ORANJE BOVEN! ORANJE BOVEN!” Met grote ogen heeft Leo naar het tafereel voor zich gekeken. “Wat gebeurt hier?” vraagt hij zichzelf af. Dan doorbreekt Leo’s moeder zijn gedachte. “Leo! Binnenkomen nu!” roept moeder. Leo loopt met tegenzin de woning binnen. “Zag u dat?” vraagt Leo opgewonden aan zijn moeder. “Ja,” antwoordt moeder. “Laten we hopen dat deze domme actie geen gevolgen heeft.” Leo kijkt uit het raam naar het gemeentehuis. De grote menigte van zoeven is verdwenen. “Moeder heeft ongelijk,” denkt Leo trots. “Het was geen domme actie, het was een heldenactie!”
Vragenblad – Joods Monument
Lees de tekst door en beantwoord de volgende vragen: Oude Pekela had een levendige Joodse gemeenschap. Tot aan de jaren tachtig van de negentiende eeuw bleef de Joodse gemeente van Oude en Nieuwe Pekela groeien. In 1884 werd er nog een nieuwe synagoge met een ritueel bad en een onderwijzerswoning ingewijd. Op zijn hoogtepunt in 1870 telden beide Pekela's 401 Joden. Er was toen sprake van een uitgebreid verenigingsleven. Daarna daalde het aantal Pekelder Joden als gevolg van de veranderende sociale en economische omstandigheden snel. In 1942 telden beide dorpen 150 joden. Deze werden tussen augustus en december 1942 gedeporteerd naar Kamp Westerbork. Van daar zijn zij gedeporteerd naar de kampen in Polen, waar ze zijn omgekomen. Van de Pekelder Joden overleefden slechts twaalf de oorlog. Na de oorlog werd het Joodse leven in Pekela niet hervat. De synagoge in Oude Pekela was beschadigd geraakt tijdens de bezetting. In 1979 werd de zwaar vervallen synagoge gesloopt. Het enige wat nog rest is de Joodse begraafplaats aan de Draijerswijk in Oude Pekela, een der oudste in de provincie Groningen
1. 2. 3. 4. 5.
Hoeveel joden leefden er in Pekela in 1942? Wat is er met de joden uit Pekela gebeurd? Hoeveel joden uit Pekela hebben de oorlog overleefd? Werd het Joodse leven in Pekela na de oorlog hervat? Wat is er gebeurd met de synagoge?
In Oude Pekela staat een joods oorlogsmonument. Ga naar de website http://www.4en5mei.nl/herinneren/oorlogsmonumenten/monumenten_zoeken/oorlogsm onument/411 en beantwoord de volgende vragen: 6. Waar staat het monument? 7. Wanneer is het monument onthuld? 8. Wie heeft het monument ontworpen? 9. Welke groepen worden er herdacht met het monument? 10. Vertel iets over de vorm en materiaal van het monument 11. Welke tekst staat er op het monument? 12. Welke symboliek heeft het monument? 13. Vertel iets over de geschiedenis die hoort bij het monument?
De staking
[Jaartal: 1931]
“Honden zijn het!” De stem van vader buldert door het huis. Fré schrikt van de boze stem van zijn vader. “Michiel!” roept moeder vermanend naar haar man. “Niet waar de kinderen bij zijn.” “Waarom niet,” zegt vader. “Ze mogen best weten dat de hoge bazen van Ceres honden zijn.” “Negen maanden…” gaat vader verder. “Negen maanden lang gestaakt. En waarvoor?” Vader wacht het antwoord van zijn gezin niet af. “Voor een loonsverlaging! Verlaging! Dat geloof je toch niet.” Fré kijkt in het vermoeide gezicht van zijn vader. Negen maanden geleden legden honderden arbeiders het werk neer. Ze waren het zat. Het werk in de strokartonfabriek was zwaar en het loon laag. Toen vorige zomer de bazen van de fabriek de lonen met eenvijfde wilden verlagen, was de maat vol. “We pikken het niet langer,” riep vader strijdlustig. Ze legden het werk neer. En vandaag had de bond een akkoord bereikt: vijf procent loonsverlaging. Het gezin Meis kreeg geld. “Vader heeft gelijk,” denkt Fré. “De arbeiders worden onderdrukt.” Fré denkt aan de zin die grootvader altijd zei. “Luister Fré,” begon hij altijd, “Groten stelen en kleinen stelen, maar groten stelen het meest. Vergeet dat nooit, jongen.” Fré was het niet vergeten. “Fré!” Fré schrikt als hij de stem van moeder hoort. “Naar school. Straks is Meester Geerts boos als je te laat komt.” Als Fré naar buiten loopt, komt de geur van het diep hem tegemoet. Rotte eieren. Dag in dag uit stinkt het water naar rotte eieren. Hij schopt een steentje voor zich uit. “Fré wacht!” Fré draait zich om en ziet Otto zijn kant op rennen. “Heb je het gehoord,” vraagt Fré als zijn vriend naast hem is komen lopen. “Ja,” antwoordt Otto. “Mijn vader noemt ze honden.” “Honden?” herhaalt Otto. “Ja, ze stelen het geld van de arbeiders,” steekt Fré van wal. “Arbeiders die het toch al zwaar hebben.” Otto haalt zijn schouders op. Hij heeft zich nooit geïnteresseerd voor politiek. Hij weet dat er bij zijn vriend thuis veel over wordt gepraat. “Denk maar niet,” gaat Fré verder, “dat ik later in zo’n fabriek ga werken.” “Wat wil je dan?” vraagt Otto. “Doorleren,” zegt Fré trots. In de verte ziet hij de pijp van de fabriek. “Ja,” denkt Fré, “ik ga nooit in een fabriek werken!” Zwijgend lopen de vrienden verder in de richting van de school.
Vragenblad – Pekelderdiep In het verhaal vertelt Fré over het Pekelderdiep. Het diep stonk ooit naar rotte eieren. Lees het volgende verhaal en beantwoord de vragen: Het Pekelderdiep is een Nederlands kanaal in de provincie Groningen. Het is eigenlijk het in 1728 gekanaliseerd riviertje de Pekel A. Langs het kanaal liggen de lintdorpen Oude en Nieuwe Pekela. De Pekel A werd gekanaliseerd in verband met turfwinning en landbouw, waarvoor een goede beheersing van het waterpeil noodzakelijk was. Later werd het kanaal belangrijk voor de scheepvaart. Langs het Pekelderdiep ontstond de voor de Veenkoloniën zo karakteristieke lintbebouwing, doordat de verveners, de boeren en de ambachtslieden zich aan weerszijden van het kanaal vestigden. De lengte van de gemeente, gemeten langs het diep vanaf de grens met Winschoten tot aan Stadskanaal, is ongeveer twaalf kilometer. Rond 1970 gingen er stemmen op om het Pekelderdiep te dempen. Voor de scheepvaart was openhouden niet meer van belang en voor de waterbeheersing van het gebied werd een nieuw kanaal gegraven, het A.G. Wildervanckkanaal. Het Pekelderdiep was door de aanwezigheid van de vele strokartonfabrieken vervuild, maar niet gemist kon worden als open riool. Uiteindelijk werd besloten niet tot demping over te gaan. De historische veenkoloniale structuur moest blijven; het water bepaalde immers het karakter van de gemeente. In de jaren 1980-1990 werden beide dorpen grootscheeps opgeknapt. Het kanaal werd gereconstrueerd, bruggen werden vernieuwd of opgeknapt en ter ontlasting van het verkeer in de dorpen werden rondwegen aangelegd. Ook werden er recreatiegebieden aangelegd, zoals het Heeresveld in Nieuwe Pekela, het Emergo- en Pekelderbos in Oude Pekela. Het Pekelderdiep kreeg een recreatieve functie. (Bron: Wikipedia + gemeente Pekela)
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Hoe heette het Pekelderdiep vroeger? Waarom werd het riviertje de Pekel A gekanaliseerd? Pekela is een lintdorp. Wat is een lintdorp? Het Pekelderdiep loopt door de hele gemeente. Hoe lang is de gemeente? Waarom raakte het Pekelderdiep ooit vervuild? Wat is de huidige functie van het Pekelderdiep?
Het is 20 april 1972. De bevolking van Oude Pekela antwoordt duidelijk 'ja' op de vraag of het Pekelderdiep dicht moet. Maar liefst 1.722 van de 1.802 bij de handelsvereniging ingeleverde enquêteformulieren bevatten dit antwoord. Tegenstemmers waren er ook: 52, terwijl 28 formulieren blanco bij de handelsvereniging terug kwamen. Uit aantekeningen op de formulieren is duidelijk geworden dat de plannen met het Pekelderdiep de Pekelder bevolking wel degelijk bezig houdt. ‘Dicht, morgen maar’; ‘Dicht, we hebben al lang genoeg naar die stinkrommel gekeken’; ‘Diep dicht. Desnoods met diegenen die er tegen zijn’, aldus een aantal nadrukkelijke wensen van de Pekelders. (Bron: WikiPekela)
7. In de jaren ‘70 wilde men het Pekelderdiep dempen. Waarom? i. Op 20 april 1972 werden de inwoners gevraagd naar hun mening over het dempen van het Pekelderdiep. Hoeveel inwoners waren voor demping? Hoeveel tegen? ii. Waarom is het diep niet gedempt? 8. Dhr. R. Sissing schreef in 1970 een gedicht over het Pekelderdiep (Pekelder Daip). Zoek het gedicht op.
Stratendrek
(jaartal: 1765)
Egbert is een blij man. Hij is schipper en vervoert turf. Hij roept zijn vrouw en kinderen bij elkaar, want er moet turf gestapeld worden. Dat is een precies werkje en zijn vrouw Annigje kan dat heel goed. Het is ook zwaar werk dus iedereen moet mee helpen: Jans, Jakob, Harmen, Pieter, Grietje, Janna en Annigje. Allemaal moeten ze sjouwen en turf stapelen. Annigje roept waar de turven moeten liggen; net zo en niet anders. Want Egbert wil niet een deel van z’n vracht verliezen. Dat kost geld. En met een groot gezin kan hij elke verdiende stuiver goed gebruiken. Maar Egbert ziet de toekomst weer zonnig in. Hij heeft net van de voorman te horen gekregen dat hij ook stratendrek mag vervoeren. Dat levert hem tien caroli guldens op gedurende tien jaar. En dat kan Egbert heel goed voor zijn gezin gebruiken. Egbert vaart naar de stad Groningen waar de turf wordt uitgeladen en verkocht. Het grootste deel van de opbrengst is voor de heren van de compagnie. Egbert krijgt voor het vervoer enkele stuivers. Maar nu heeft hij een retourvracht: stratendrek. Huisvuil uit de stad voor de nieuwe akkers die ontstaan zijn na de turfafgraving. De boeren zijn er blij mee want van dat afval wordt de grond vruchtbaar en kunnen ze tenminste producten verbouwen. Het is trouwens wel zwaar werk. Alles moet met de hand in Egberts boot worden geschept. En als hij weer terug is in de Peekel moeten ze alles er weer uitscheppen op een kar. Egbert neemt z’n oudste zonen mee: Jakob, Harmen en Pieter. Dat zijn flinke jongens met kracht in de armen. Egbert lacht schaterend en Annigje kijkt verwonderd op. Ze heeft in tijden niet zo’n vrolijke Egbert gezien. “Kom jongens, nog drie lagen turf en de boot is vol”.
Vragenblad – Stratendrek (landbouw) Ga naar de website http://nl.wikipedia.org/wiki/Stratendrek en lees de tekst door. Beantwoord nu de volgende vragen: 1. Wat is stratendrek? 2. Waar bestond stratendrek uit? 3. Waar werd stratendrek voor gebruikt? Lees de volgende tekst door en beantwoord de volgende vragen: Al is de stad Groningen wellicht weinig elegant geweest bij het verkrijgen van de venen, haar aandeel in de ontginning is zegenrijk geweest voor de groei en bloei van de streekdorpen. ‘Borgemeesteren ende Raedt’ van de Stad zagen heel goed in dat de bodem, als de turf was afgegraven, door doelmatige bewerking en bemesting uitstekende bouwgrond op kon leveren. De huurder mocht het ontturfde land niet braak laten liggen, maar moest het door stadsvuil en mest vruchtbaar maken. De blootkomende zandgrond werd vermengd met bonk, die niet geschikt was voor de turfwinning. Al kon de landgebruiker de op zichzelf niet zo vruchtbare grond bemesten met de door ‘strontschippers’ aangevoerde stratendrek (compost) uit de steden, een hoeveelheid dierlijk mest was hem zeker welkom. Zijn koeien en varkens leverden die naast de melk, boter en het vlees. Bovendien was een deel van de boerenplaats, in het vroegere stroomdal van de Pekel A bij de gebrekkige waterbeheersing van vroeger, minder geschikt voor akkerbouw, maar des te meer voor een sappige weide. De betere waterbeheersing en de stijgende graanprijzen in de jaren na 1830 maakte dat de veenkoloniale boer steeds meer bouwboer werd. Dit aspect werd nog eens versterkt toen in de tweede helft van de vorige eeuw de kunstmest zijn intrede deed. De veestapel was aan de bescheiden kant.
4. Toen in Pekela de vervening begon, werden grote stukken grond afgegraven. Nadat de turf was afgegraven, mochten de huurders het land van de stad Groningen niet ‘braak’ laten liggen. Wat moesten de huurders doen met het ontturfde land doen? 5. Hoe werden de schippers ook wel genoemd die de stratendrek aanvoerde uit de steden?
Tolhuis
(jaartal: 1864)
Symen loopt met zijn vader over straat. Ze zijn op weg naar oom Harmen en tante Sientje in Winschoten. Dat is nog wel ruim een uur lopen, maar Symen vindt dat niet erg. Onderweg zie je van alles. Bovendien is oom Harmen een vrolijke man die altijd grapjes maakt. Symen en zijn vader nemen een pot ingemaakte peren mee voor tante Sientje want die is jarig vandaag. Nog een klein stukje en dan zijn ze bij het tolhuis. Daar moet tol betaald worden. Eerst betalen en dan gaat de slagboom omhoog en mogen ze verder. Iedereen die hier voorbij komt moet betalen. Symen weet van zijn vader dat het geld bestemd is voor onderhoud van de weg. De weg van Oude Pekela naar Winschoten is een mooie weg met keitjes en die moet worden onderhouden. Het is geen zandpad waar je, als het regent, tot de enkels in weg zakt. Achter zich hoort Symen een luid geratel. Er komt een rijtuig aan getrokken door een paard. De koetsier van het rijtuig roept en trekt de teugels aan om het paard halt te laten houden. Ook hij moet tol betalen. Als Symen zich omdraait, ziet hij dat het dokter Franssen is. Blijkbaar heeft hij haast, want hij roept naar de tolgaarder. Die is nog in huis en heeft kennelijk geen haast. Dokter Franssen roept nijdig dat de man zich moet haasten, omdat hij naar een hoogzwangere vrouw moet. Dat helpt. De tolgaarder haast zich naar buiten. Dokter Franssen gooit de muntjes op de grond en klapt met z’n zweep. Het paard hinnikt en begint te steigeren. Geschrokken doet de tolgaarder de slagboom omhoog en het rijtuig van dokter Franssen ratelt in volle vaart vooruit. Al snel is de dokter uit het zicht verdwenen. Symen en zijn vader zijn ook bij het tolhuis aangekomen. Ze betalen de tol: een halve stuiver. Vader maakt nog even een praatje en dan lopen ze verder, op weg naar oom Harmen en tante Sientje in Winschoten.
Vragenblad – Tolhuis Lees de volgende tekst en beantwoord de volgende vragen: Een tolhuis is een gebouw waar tol werd betaald. Het kon daarbij gaan om een soort invoerheffing (men spreekt dan ook wel van accijnshuis) of om tol voor weg- of waterverbindingen (bijv. tolwegen of tolbruggen). In het laatste geval was het tolhuis meestal ook de dienstwoning van de tolgaarder of tolpachter. Tollen werden vaak verpacht. De tolpachter betaalde dan aan de landsheer (later de overheid) een bedrag per jaar voor het recht tol te heffen, inclusief bewoning van het tolhuis. In Nederland na de middeleeuwen werden de tollen vaak verpacht door de Staten van het gewest of door de stad, later door de rijksoverheid, de provincie, of de gemeente. In de 19e en 20e eeuw werden de meeste van deze tollen in Nederland opgeheven.
1. Wat is een tolhuis? 2. Waarom werd er tol betaald?
De W.H. Bosgrastraat in 1900 Deze schitterende kaart toont ons de W.H. Bosgrastraat in 1900. Het eerste huis links was de boerderij van landbouwer Willem Weemhoff. Dan komen Maria Sprik-Mooi, winkelierster Geppiena Boelen en kruidenier Detmer Dethmers. Het tolhuis werd bewoond door de veehandelaar Jan Koert Bakker. Fraai uitgedoste mensen hebben zich op de weg opgesteld om zich te laten vereeuwigen. De man met de fiets is kruidenier Meint Brouwer van Ommelanderwijk. Daarnaast staat landbouwer Hendrik Zuidhof met zijn huishoudster Dievertje Pot. Zij huwde later met hellingbaas Christiaan Kars. Let ook op de fraaie hondekar.
3. In Oude Pekela staat nog een tolhuis. Waar staat dit tolhuis in Oude Pekela? 4. Wie woonde er in het tolhuis in 1900? 5. Wat was zijn beroep?