Den Haag, 9 december 2005 De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit De heer dr. C. P. Veerman Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Postbus 20401 2500 EK Den Haag
Ons kenmerk: VCE-U-05-077-LNV Betreft: Tussenrapportage 2005 Visitatiecommissie Emancipatie
Geachte heer Veerman, Zoals u bekend heeft de Visitatiecommissie Emancipatie (per 1 juli 2004 namens het kabinet ingesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) als opdracht om in de periode tot 2007 de voortgang van het proces van gender mainstreaming bij de Rijksoverheid te volgen, te beoordelen en te stimuleren. Het proces voorziet onder meer in een tussenrapportage en een eindrapportage per departement en daarnaast in een overkoepelende tussen- en eindrapportage aan de coördinerend bewindspersoon. Tussenrapportage 2005 (“Voorlopig Beeld”) Bijgaand ontvangt u de tussenrapportage 2005, waarin de commissie haar voorlopige beeld geeft van de stand van zaken met het emancipatiebeleid en gender mainstreaming op uw departement. In het visitatieproces maakt de commissie gebruik van diverse bronnen van informatie (literatuurstudie, gesprekken op het ministerie, inventarisatieworkshops en dergelijke). Deze informatie is de basis geweest voor de nu voorliggende tussenrapportage. Het concept van deze tekst is tevoren voorgelegd aan uw ambtelijke medewerkers, ten behoeve van checks op juistheid van de daarin vermelde feiten en op het eventueel ontbreken van voor de conclusies relevante informatie. Uiteraard is ook gelegenheid gegeven tot een reactie op de (concept-)conclusies. In een dezer dagen te verzenden brief van onze secretaris aan DG Bergkamp wordt toegelicht hoe de commissie het commentaar heeft gewogen en verwerkt. Doorzending aan de Tweede Kamer Het kabinet heeft in een brief van 22 januari 2004 aan de Tweede Kamer (1) aangekondigd dat de verantwoordelijke minister zelf (en niet de coördinerend minister) de resultaten van de visitatie aan de Tweede Kamer zal sturen: “De betrokken minister kan daarbij aangeven op welke wijze hij of zij het man/vrouw-perspectief verder wil vormgeven en hoe wordt omgegaan met de uitkomsten van het visitatieproces”. De commissie heeft in haar Werkplan 2004-2007 (september 2004) in dit verband aangegeven dat zij voornemens was haar (tussen)rapportages eerst 8 dagen na ontvangst door de betrokken ministers openbaar te maken. Omdat verschillende departementen onlangs
[email protected] | www.visitatiecommissie-emancipatie.nl postbus 85842 | 2508 CM Den Haag | telefoon 070 - 427 4556 | fax 070 - 392 4865
verlenging van deze 8-dagen-termijn hebben gevraagd, heeft de commissie besloten de publicaties van de departementale tussenrapportages uit te stellen tot maandag 16 januari 2006, de laatste dag van het Kerstreces van de Tweede Kamer (2). Samenvattende tussenrapportage 2005 aan het kabinet In de week van 12 december hoopt de commissie haar samenvattende tussenrapport aan te bieden aan minister De Geus, in diens hoedanigheid van coördinerend bewindspersoon voor het emancipatiebeleid. In dit document worden korte beschrijvingen gegeven van de bevindingen per departement. Over uw departement wordt het volgende gemeld (3): 2.8. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit De commissie constateert dat LNV zoekende is naar een adequate invulling van diversiteit en het organiseren van meer interactief beleid. LNV heeft een aantal zaken in de steigers staan en is vernieuwend bezig als het gaat om het bottom-up werken. Het departement onderkent de grote pluriformiteit en complexiteit van de samenleving en bezint zich op de rol die het departement daarin te spelen heeft. De commissie onderschrijft dat dit beleid op zich ook kansen biedt om aandacht te besteden aan de genderdimensie resp. de genderdimensie in combinatie met andere dimensies van diversiteit, maar betreurt het dat niet duidelijk is hoe gender in dit geheel een plaats krijgt en of gender expliciet aan de orde komt. Op praktisch niveau geldt dit laatste bijvoorbeeld voor de ontwikkelde instrumenten (checklists, participatiemethodieken) en voor het beschikbare budget, waarin het genderperspectief een duidelijker plaats zou moeten krijgen.
De commissie ziet uit naar uw reactie en vertrouwt op een vruchtbare samenwerking met uw departement in de tweede visitatieronde. Met vriendelijke groet,
P. C. Lodders – Elfferich Voorzitter
1
Kamerstukken II, 2003/04, 27071, nr. 18. In de gevallen waarin de tussenrapportages – met de reactie van de betrokken bewindspersonen – eerder aan de Kamer worden gezonden, publiceert de VCE de tussenrapportage en de reactie op het moment waarop de Kamer deze documenten online heeft gezet. 3 Onder het voorbehoud van wijzigingen bij de definitieve vaststelling van de tekst. 2
EMANCIPATIEBELEID EN GENDER MAINSTREAMING BIJ HET MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT - Voorlopig Beeld -
Documentnummer VCE-05-33 December 2005
Visitatiecommissie Emancipatie Postbus 85842 – 2508 CM Den Haag telefoon 070 – 427 4556 | fax 070 – 3924865 |
[email protected] www.visitatiecommissie-emancipatie.nl
INHOUDSOPGAVE 1. ALGEMENE INLEIDING ............................................................................................................... 2 1.1. Het Nederlandse emancipatiebeleid ...................................................................................... 2 1.2. Gevolgde werkwijze ................................................................................................................. 2 1.3. Status van deze rapportage ..................................................................................................... 3
2. HET MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT .................... 3 2.2 Emancipatie-aspecten binnen de beleidsterreinen ................................................................ 4 2.3. De plaats van emancipatiebeleid binnen LNV ..................................................................... 4
3. VISIE VAN DE COMMISSIE OP DE STAND VAN ZAKEN .................................................... 5 3.1. Het visitatieproces..................................................................................................................... 5 3.2. Inhoudelijke resultaten............................................................................................................. 5 3.3. De organisatie ............................................................................................................................ 6 3.4. Conclusie: algemeen beeld....................................................................................................... 7 3.5. Aanknopingspunten voor follow-up ..................................................................................... 8
BIJLAGE 1: Taakstelling en samenstelling VCE ............................................................................ 10 Taakstelling................................................................................................................................. 10 Samenstelling ............................................................................................................................. 10
BIJLAGE 2: Documentatie ................................................................................................................. 11
Voorlopig Beeld 2005 Ministerie van LNV. VCE-05-33
1
1. ALGEMENE INLEIDING 1.1. Het Nederlandse emancipatiebeleid Sinds de Wereldvrouwenconferentie in Beijing in 1995 heeft ook Nederland gekozen voor de strategie om emancipatie duurzaam te verankeren in het beleid. Dit wordt aangeduid met de term gender mainstreaming en gedefinieerd als: het (re-)organiseren, verbeteren, ontwikkelen en evalueren van beleidsprocessen op zo’n manier dat het perspectief van gendergelijkheid wordt geïntegreerd in al het beleid, door de actoren die normaal dat beleid maken. Het kan ook worden gezien als een middel om de kwaliteit van het reguliere beleid te verbeteren door de doelstellingen van het emancipatiebeleid (rijksbreed en per departement) duurzaam na te streven. Daarnaast blijft specifiek beleid gericht op de doelgroep vrouwen en/of meisjes vaak nodig om specifieke achterstanden op te lossen. In eerste instantie heeft de Directie Coördinatie Emancipatiebeleid van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de trekkersrol voor gender mainstreaming op zich genomen. Sinds begin 2004 zijn de departementen zelf aan zet. Uitgangspunt van het emancipatiebeleid is dat iedere bewindspersoon zelf verantwoordelijk is voor gender mainstreaming op het eigen beleidsterrein. Alle bewindspersonen dragen zo ieder op het eigen terrein bij aan het bereiken van de – breed aanvaarde - kabinetsdoelstellingen op het terrein van emancipatie. De coördinerend bewindspersoon stimuleert de overige bewindslieden, werkt op verschillende terreinen nauw met hen samen en zorgt voor een ondersteuningsstructuur. Per 1 juli 2004 is de Visitatiecommissie Emancipatie (VCE) ingesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De commissie heeft als doelstelling om in de periode tot 2007 de voortgang van het proces van gender mainstreaming bij de Rijksoverheid te volgen, te beoordelen en te stimuleren (zie voor de taakstelling en samenstelling van de commissie bijlage 2).1. De positie van allochtone vrouwen en meisjes vormt een specifiek aandachtspunt voor de commissie.
1.2. Gevolgde werkwijze Tijdens de visitatie gaat het enerzijds om het vaststellen van de stand van zaken. Dit betekent het identificeren van gendergevoelige beleidsdomeinen, het inventariseren van de emancipatieactiviteiten en het meten van concrete resultaten binnen een departement: in hoeverre is een departement erin geslaagd het genderperspectief te integreren in het reguliere beleid en waar kunnen we dat zien? Anderzijds gaat het om de dialoog: waarom wordt het zo aangepakt, wat zijn daar de voordelen van, blijven er toch geen kansen liggen, valt er te leren van andere departementen of van maatschappelijke organisaties die met dezelfde thema’s bezig zijn? De commissie heeft bij de visitatie gekozen voor maatwerk. Voorop staat daarbij dat zij de beleidsvrijheid van de departementen zoveel mogelijk wil respecteren. Er is in deze eerste fase gebruik gemaakt van enkele vaste bouwstenen die flexibel zijn ingezet: 1
Kamerstukken II, 2003/04, 27061, nr. 29.
Voorlopig Beeld 2005 Ministerie van LNV. VCE-05-33
2
informatieverzameling, kennismakingsgesprekken met de bewindspersonen, inventarisatieworkshops en gesprekken met ambtenaren, maatschappelijke organisaties en externe deskundigen. Voor de volgende fase staan verdere informatieverzameling, nadere verkenningen op specifieke beleidsonderdelen en wederom gesprekken met departementsmedewerkers, maatschappelijke organisaties en andere deskundigen op het programma, mede op basis van elementen uit deze rapportage. De eerste fase van de visitatie bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft bestaan uit een informatief gesprek op ambtelijk niveau op 21 juni 2004, een gesprek met de minister op 8 februari 2005, een inventarisatieworkshop op het terrein van platteland, visserij en onderzoek op 8 september 2005 en een inventarisatieworkshop over ecologie, voedsel en dieren, eveneens op 8 september. Rondom al deze activiteiten heeft uitgebreide informatieverzameling plaatsgevonden. Ten slotte is het departement in de gelegenheid gesteld het concept van deze tussenrapportage te corrigeren op feitelijke onjuistheden.
1.3. Status van deze rapportage De voorliggende rapportage is een eerste beschouwing van de VCE van de stand van zaken op het gebied van gender mainstreaming en emancipatiebeleid bij het departement van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het visitatieproces is nog maar halverwege en dit voorlopige beeld bevat geen compleet overzicht van de stand van zaken of afgerond oordeel daarover van de VCE. Wel wordt aangegeven wat tot nu toe is vastgesteld. Op basis daarvan zijn vraagpunten en eerste aanbevelingen geformuleerd tot verbetering of aanscherping van het beleid op het gebied van emancipatie en gender mainstreaming. Het departement kan hier nog mee aan de slag voordat de VCE in het najaar van 2006 haar definitieve oordeel vormt. De voorliggende rapportage vormt hiermee de basis voor de verdere activiteiten binnen het visitatieproces.
2. HET MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT 2.1. Beleidsterreinen binnen Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is verantwoordelijk voor de sectoren landbouw en visserij, voor voedselveiligheid en -kwaliteit, voor natuurbeheer en plattelandsbeleid. Belangrijke onderwerpen binnen deze brede terreinen zijn onder meer dierziektebestrijding, mestbeleid, reconstructiebeleid, sanering van sectoren als varkenshouderij en visserij, het bevorderen van duurzame land- en tuinbouw, vernieuwing en leefbaarheid van het platteland, regelgeving t.a.v. veilig voedsel, uitwerking van de ecologische hoofdstructuur, soortenbeleid, landschap en natuurontwikkeling, kennisontwikkeling en innovatie. Het ministerie van LNV heeft bij de uitvoering van haar taken te maken met andere organisaties (ministeries, landbouw- en natuurorganisaties), maar vooral ook met Europese regelgeving.
Voorlopig Beeld 2005 Ministerie van LNV. VCE-05-33
3
2.2 Emancipatie-aspecten binnen de beleidsterreinen Zonder de suggestie te willen wekken compleet te zijn, wil de commissie in deze paragraaf de aandacht vestigen op de naar haar mening meest relevante aanknopingspunten voor emancipatie binnen de beleidsterreinen van het departement. De commissie constateert dat er binnen het LNV-terrein veel thema’s zijn waar genderaspecten een belangrijke rol spelen. Binnen de sectoren landbouw en visserij zijn mannen en vrouwen werkzaam. Als gevolg van hun verschillende posities binnen de (veelal gezins-)bedrijven, zal beleid in deze sectoren vrouwen en mannen op een verschillende manier beïnvloeden. Saneringen en herstructureringen hebben voor vrouwen vaak ingrijpende gevolgen die niet altijd worden voorzien in het beleidsontwerp. Tegelijkertijd is in onderzoek geconstateerd dat bij reconstructies vrouwen onvoldoende aan bod komen2. Ook is gebleken dat vrouwen tijdens bijvoorbeeld dierziektencrises hun eigen problemen ondervinden, maar ook een eigen rol kunnen spelen bij het oplossen van problemen. Dat vrouwen een belangrijke rol kunnen spelen bij plattelandsvernieuwing en dat zij daarbij over een groot innovatief potentieel blijken te beschikken is genoegzaam bekend. Als LNV van het genoemde innovatief potentieel optimaal gebruik wil maken, zal hieraan aandacht moeten worden besteed. Vrouwen hebben over het algemeen veel voeling met concepten als duurzaam, milieu- en diervriendelijk produceren (en consumeren) en vertonen grote gevoeligheid voor aspecten van voedselveiligheid. Aangezien dit speerpunten zijn van het LNV-beleid, zal de rol van vrouwen hier zeker in ogenschouw moeten worden genomen. De grote gevoeligheid van veel vrouwen voor milieu en natuurwaarden speelt ook in het beleid ten aanzien van ecologische onderwerpen een rol. Mensen hebben hun eigen wensen en eisen ten aanzien van natuur, maar hebben ook verschillende normen en strategieën als het gaat om natuur en milieubescherming. Deze verschillen lopen niet zelden langs genderlijnen. Zo kiezen vrouwen vaker voor gedragsveranderingen en mannen vaker voor technologische oplossingen. Het ligt voor de hand deze verschillen nader te exploreren en uit te werken in het natuurbeleid van LNV.
2.3. De plaats van emancipatiebeleid binnen LNV In de Memorie van Toelichting bij de begroting van LNV voor 2005 staat slechts één regel over emancipatie, namelijk: "In het kader van emancipatie subsidieert LNV projecten waar aandacht is voor het voorkomen van uitsluiting en het versterken van verscheidenheid". Achter deze ene regel kan een wereld aan beleid schuilgaan, maar hierover wordt verder niets gezegd. Het ministerie gaat op dit moment uit van het principe ‘van zorgen voor naar zorgen dat’, wat betekent dat meer verantwoordelijkheid en zeggenschap gelegd moet worden bij de betrokken doelgroep. Daarmee wil het ministerie de ‘people’-dimensie3 in het beleid versterken, waarbij wordt uitgegaan van diversiteit en verscheidenheid. LNV betrekt in dit kader naast gender ook de verschillen en overeenkomsten in etniciteit, leeftijd, leefstijl en gezondheid. Deze invalshoek biedt volgens het ministerie meer ruimte dan ooit om aan vrouwenemancipatie te doen, al wordt dit niet meer zo benoemd4. Bettina Bock, 'Leefbaarheid in reconstructiebeleid: een vrouwenzaak?' Wageningen, 2004. Het beleid kent drie P’s: Planet, Profit en People. 4 Het in november 2001 uitgebrachte boek “Buitengewoon: diversiteit en emancipatie op het platteland” markeert de overgang van de oude, op vrouwen gerichte, emancipatieperiode naar een bredere invulling van emancipatie. 2 3
Voorlopig Beeld 2005 Ministerie van LNV. VCE-05-33
4
In het kader van deze diversiteitsbenadering heeft de minister aangekondigd externe bijeenkomsten te gaan organiseren voor zeer divers samengestelde gezelschappen rond actuele LNV-thema’s, bijvoorbeeld: ‘hoe kun je bottom up werken en het werken aan beleidsdoelen effectief combineren” en “etniciteit en LNV-thema’s’ Het is de bedoeling hieruit lering te treken voor het beleid. Daarnaast heeft het ministerie checklijstjes voor diversiteit in beleid ontwikkeld en maakt men gebruik van participatiemethodieken om diversiteit in beleid te verankeren. LNV wil op deze wijze emancipatie tot haar recht laten komen bij de oriëntatie op: x komen tot nieuwe sociale contracten x ontwikkelen en verbeteren van good governance x steunen van bottom–up processen x faciliteren van op resultaat gerichte maatschappelijke dialogen x inzetten van laatkracht en daadkracht x ‘zorgen dat’ zo te ontwikkelen dat niemand zich buitengesloten hoeft te voelen. Naast deze algemene benadering zijn er enkele specifieke genderactiviteiten binnen het ministerie aan te wijzen. Zo bestaan er nog steeds contacten met agrarische- en plattelandsvrouwen om inhoudelijk over landbouwperspectieven en de rol van vrouwen daarbij te spreken. Het departement heeft voorts een databank van vrouwen in de beleidsontwikkeling gecreëerd. De directie Kennis levert, per jaar verschillend, een bijdrage om meer vrouwen actief te laten participeren in plattelandsontwikkeling. Hun bijdrage wordt in de huidige periode gebruikt als cofinancieringgeld voor een ESF/EQUAL-project om vrouwelijke ondernemers op het platteland via het ontwikkelen van nieuwe netwerken een sterkere positie te laten verwerven.
3. VISIE VAN DE COMMISSIE OP DE STAND VAN ZAKEN 3.1. Het visitatieproces De medewerking van het ministerie aan de visitatie is wisselend te noemen. Het aanleveren van informatie voor de inventarisatieworkshops verliep moeizaam. De in het voorjaar geplande workshops moesten op het laatste moment worden afgezegd, omdat er onvoldoende input was geleverd vanuit het departement. De workshops vonden uiteindelijk na de zomer plaats en verliepen toen naar wens.
3.2. Inhoudelijke resultaten Voor de beoordeling van de inhoudelijke resultaten maakt de commissie onder meer gebruik van de uitkomsten van de eerder genoemde inventarisatieworkshops5. Opgemerkt moet worden dat een aanzienlijk deel van het beleid op het terrein van LNV wordt bepaald door Europese regelgeving. Op de daarnaast aanwezige grote eigen beleidsruimte wil de commissie het ministerie aanspreken.
De onderwerpen waren: ‘Plattelandsontwikkeling’, ‘Visserij’, ‘Onderzoek en vraagarticulatie’, ‘Voedselveiligheid’, ‘Diergezondheid en dierenwelzijn’ en ‘Ecologische hoofdstructuur/soortenbeleid’.
5
Voorlopig Beeld 2005 Ministerie van LNV. VCE-05-33
5
De commissie constateert dat het aantal expliciete producten en activiteiten rond gender na 2002 beperkt is. Gender maakt wel onderdeel uit van het bredere diversiteitsbegrip, maar het is nog niet duidelijk hoe gewaarborgd wordt dat de aandacht voor gender daarbinnen voldoende uit de verf komt en niet achter de horizon verdwijnt. Op het beleidsveld platteland is een grote hoeveelheid kennis beschikbaar over de rol van vrouwen. Het is zoals eerder gesteld bekend dat vrouwen op dit terrein een belangrijke rol spelen op het platteland, binnen de bedrijven, binnen de gezinnen en binnen de gemeenschappen. De commissie constateert echter dat deze kennis nog onvoldoende wordt benut in het beleid. Veel plattelandsbeleid wordt overgelaten aan mede-overheden en het maatschappelijk middenveld zonder dat afspraken worden gemaakt omtrent de participatie in besluitvorming van verschillende bevolkingsgroepen, waaronder vrouwen. Ook worden geen afspraken gemaakt omtrent het meenemen van het gender- of diversiteitsperspectief in het beleid. Wellicht wordt dit gezien als in tegenstelling met het adagium van het ministerie ‘van zorgen voor naar zorgen dat’; men wil immers meer ‘bottom up’ werken. De commissie wijst erop dat ‘bottom up’-werken alleen succesvol kan zijn (bijvoorbeeld in termen van draagvlak of het mobiliseren van alle relevante gezichtspunten en oplossingen voor problemen) als gegarandeerd is dat alle relevante groeperingen voldoende aan bod komen in de overleg- en inspraakprocedures. Hier ligt dus voor het ministerie een grote uitdaging om de rol van vrouwen blijvend te versterken. De commissie constateert dat, waar op het gebied van platteland bij het ministerie toch een zeker genderbewustzijn aanwezig is, op andere terreinen de noodzaak rekening te houden met verschillen minder is doorgedrongen. Het ministerie geeft aan regelmatig de vrouwen in sector visserij bij het beleid te betrekken, maar de commissie heeft de indruk dat de aandacht voor de rol van vrouwen in deze sector verbeterd kan worden. In vele opzichten lijken de situaties van vrouwen in beide sectoren op elkaar, en er zou voor de visserijsector veel geleerd kunnen worden van de landbouwsector. Op het gebied van natuurbeleid is het ministerie weliswaar op zoek naar een invulling van diversiteitsbeleid om meer mensen bij de natuur te betrekken, maar gender heeft hierbinnen geen expliciete plaats gekregen. Voorts is heeft de commissie de indruk dat vrouwen (en allochtonen) nog onvoldoende aan bod komen als het gaat om kennisontsluiting., alhoewel de ontwikkelingen op dit gebied de goede kant op gaan. Voorst kan de aandacht voor de rol van gender bij beleid ten aanzien van dierenwelzijn en diergezondheid verbeterd worden. Hierbij moet worden opgemerkt dat het ministerie de vrouwen in de gebieden waar dierziektecrises zijn geweest wel apart heeft aangesproken en ondersteund. Dit kan als een goed voorbeeld worden gezien.
3.3. De organisatie De commissie constateert dat de voorheen bestaande infrastructuur voor emancipatie en gender mainstreaming deels is verdwenen. Wel is de verantwoordelijkheid voor emancipatie, binnen de bredere diversiteitsinvalshoek, belegd bij de ambtelijke top. Het portefeuillehouderschap is neergelegd bij een van de directeuren-generaal, die ook verantwoordelijk is voor het interne beleid en het ambtelijk apparaat; de directeur Landbouw is coördinerend directeur. De feitelijke coördinatie van het diversiteitsbeleid ligt bij een senior beleidsmedewerker (29 uur per week). Ook bij de directie P&O is formeel tijd vrijgemaakt voor emancipatie6. Dit alles kan als positief worden beoordeeld. 6
Dit werpt zijn vruchten af, want LNV heeft in 2004: x een vrouwelijke SG en een vrouwelijke DG; 7 vrouwelijke directeuren en 4 vrouwelijk plaatsvervangende directeuren;
Voorlopig Beeld 2005 Ministerie van LNV. VCE-05-33
6
De commissie beoordeelt het echter als negatief dat het interne diversiteitsplatform, opvolger van de eerdere intracommissie, in 2003 is opgeheven7 en dat begin 2004 ook het extern e emancipatieplatform is opgeheven8. Binnen LNV is voorts geen specifiek programma voor deskundigheidsbevordering op het terrein van gender aanwezig, maar er wordt wel een netwerk rond ‘people’, “zorgen dat” en het "Programma Andere Overheid" ontwikkeld, dat aan inhoudelijke verdieping en intervisie doet. De plaats van gender hierbinnen is echter niet duidelijk. In het algemeen zijn er middelen beschikbaar voor de acties die op het gebied van emancipatie worden ondernomen, maar het budget dat beschikbaar is voor initiatieven die het ‘zorgen dat’-principe vergroten en de daartoe noodzakelijke cultuurverandering van ambtenaren versterken, is niet specifiek voor genderinitiatieven bedoeld. Het is daarom niet duidelijk of gender binnen dit diversiteitsbegrip nog aandacht krijgt.
3.4. Conclusie: algemeen beeld De commissie constateert dat LNV zoekende is naar een adequate invulling van diversiteit en het organiseren van meer interactief beleid. LNV heeft een aantal zaken in de steigers staan en is zeker vernieuwend bezig als het gaat om het bottom-up werken. Het departement onderkent de grote pluriformiteit en complexiteit van de samenleving en bezint zich op de rol die het departement daarin te spelen heeft. De antwoorden daarop zijn nog niet uitgekristalliseerd en het is naar het oordeel van de commissie niet duidelijk hoe gender daarin een plaats krijgt. Op praktisch niveau geldt dit bijvoorbeeld voor de ontwikkelde instrumenten (checklists, participatiemethodieken) en voor het beschikbare budget. De commissie constateert voorts dat er voor gender mainstreaming structureel binnen het departement weinig tijd beschikbaar is binnen het departement. Omdat ook de intracommissie niet meer bestaat en het interne diversiteitsplatform is opgeheven, rijst de vraag hoe gender mainstreaming verankerd kan worden in het nieuwe beleid van het departement. Nu in 2004 ook het externe emancipatieplatform is opgeheven, dreigt het departement naar het oordeel van de commissie haar interactieve beleid op het terrein van emancipatie kwijt te raken. Het is daarom van groot belang dat gender een vaste plek krijgt in de bestaande en nieuwe netwerken. Bovendien wijst zij op het gevaar van het gebruik van structurele emancipatiegelden voor cofinanciering van ESF-projecten. Het lijkt in eerste instantie te gaan om vermeerdering van het budget voor emancipatie, maar dit gaat wel ten koste van structurele emancipatiegelden. ESF-projecten zouden vooral een extra impuls kunnen en moeten geven, die later in het structurele beleid kan worden meegenomen. Als de structurele netwerken tijdens de looptijd
35, 8% vrouwelijke medewerkers in totaal 16,6% vrouwen in schaal 14 en hoger (in 2002 was dit 13%) een stijging van het aandeel vrouwen op MT-plekken 10% in 2002 naar 28% in managementontwikkelingsprogramma 24 deelnemers, waarvan de helft vrouw is. 7 De reden die het departement hiervoor opgeeft is dat het niet lukte de betrokkenen zelf aan inhoudelijke verdieping te laten bijdragen. 8 De reden daarvoor was dat de leden voornamelijk kennis hadden over gender (wel akkoord gingen met de verbrede emancipatie, maar zich daar niet competent genoeg voor voelden) en er te weinig impact was op de beleidsontwikkeling.
Voorlopig Beeld 2005 Ministerie van LNV. VCE-05-33
7
van het ESF-project niet worden onderhouden, omdat er niet meer in wordt geïnvesteerd, wordt het moeilijk de resultaten van ESF-projecten naderhand te benutten.
3.5. Aanknopingspunten voor follow-up Hieronder volgen enkele aanbevelingen, suggesties en aandachtspunten waarmee het ministerie naar het oordeel van de commissie in de periode tussen de beide visitatierondes al mee aan de slag zou moeten. Dit wil uiteraard niet zeggen dat er geen andere goede acties denkbaar zouden zijn - het staat het ministerie vanzelfsprekend vrij om ook naar eigen inzicht verbeteringen aan te brengen in de wijze waarop het genderperspectief in het beleid wordt geïntegreerd. Het beleid De commissie beveelt aan om in de wisselwerking tussen ministerie en externe organisaties steeds aandacht te hebben voor het diversiteits- en genderperspectief. Dit kan door het onderwerp regelmatig op de agenda te zetten, specifieke (externe) deskundigen te betrekken bij beleidsontwerp en beleidsuitvoering en door concrete afspraken te maken over de mate waarin organisaties bepaalde doelgroepen betrekken bij ontwerp en uitvoering van beleid en rekening houden met bepaalde verschillen. Het feit dat vrouwen en allochtonen vaak slechter georganiseerd zijn en minder toegang hebben tot bestaande netwerken, betekent dat organisaties expliciet moeten werken aan het bevorderen van de participatie van deze groepen. Een dringende aanbeveling is voorts dat het ministerie snel contact opneemt met het Vrouwen en Visserijnetwerk om opnieuw in gesprek te gaan. Het feit dat er sinds 1994 slechts één gesprek is gevoerd met deze organisatie zou een signaal kunnen zijn dat in het ministerie het belang van vrouwen in deze sector wordt onderschat. Op het gebied van natuurbeleid wil het ministerie de burgers meer betrekken bij het beleid, warbij wordt uitgegaan diversiteit. De commissie beveelt aan binnen dit diversiteitsbegrip ook expliciet aandacht te schenken aan gender, zodat rekening gehouden kan worden met en beter gebruik gemaakt kan worden van de verschillende wensen en mogelijkheden van vrouwen en mannen binnen autochtone en allochtone groepen. Al die verschillende groepen kunnen op een verschillende manier worden aangesproken, waardoor het doel, het betrekken van de burgers bij het beleid, beter wordt bereikt. De organisatie Omdat de departementale infrastructuur voor gender mainstreaming deels is verdwenen en de rol van het genderperspectief binnen het diversiteitsbeleid (nog) niet helemaal duidelijk is, beveelt de commissie aan meer handen en voeten geven aan het diversiteitsbegrip binnen LNV en de plaats van gender hierbinnen te bespreken. Als het nieuwe netwerk rondom ‘zorgen dat’ en de andere thema’s de plek wordt om dit te doen, is het van belang dat dit netwerk een structurele plaats krijgt binnen het ministerie. Het netwerk kan de plaats zijn waar deskundigheid omtrent diversiteit en de rol van gender hierbinnen verder wordt ontwikkeld en verspreid. De commissie beveelt aan dit netwerk ook daadwerkelijk te faciliteren voor deze taken in tijd en geld. De commissie dringt er tevens op aan de genderdeskundigheid die in het verleden binnen het ministerie is opgebouwd niet verloren te laten gaan. De kans hierop is aanzienlijk, nu de emancipatieplatforms zijn opgeheven. Het verbinden van de aanwezige Voorlopig Beeld 2005 Ministerie van LNV. VCE-05-33
8
genderdeskundigheid aan de nieuwe netwerken voor diversiteit zou binnen het ministerie een expliciet aandachtspunt moeten zijn.
Voorlopig Beeld 2005 Ministerie van LNV. VCE-05-33
9
BIJLAGE 1: Taakstelling en samenstelling VCE Taakstelling Volgens het instellingsbesluit van 29 juni 2004 heeft de Visitatiecommissie Emancipatie de volgende taken: a. het toetsen van de integratie van het man/vrouwperspectief in beleidsontwerp en beleidsuitvoering b. het inzicht geven aan de verantwoordelijke bewindspersonen in verbeteringsmogelijkheden en het aanwijzen van de beleidsdomeinen die bij voorrang extra aandacht behoeven c. het in kaart brengen van goede voorbeelden en deze ter beschikking stellen aan bewindspersonen d. het inzicht geven in de algehele voortgang van de uitvoering van de gender main-streaming en het zonodig doen van voorstellen tot bijstelling daarvan aan de coördinerend bewindspersoon voor emancipatie. Met “het integreren van het man/vrouwperspectief” wordt het algemene begrip gender mainstreaming bedoeld. Samenstelling De commissie is als volgt samengesteld: Voorzitter
mevrouw mr. P. C. Lodders-Elfferich
Plaatsvervangend voorzitter
mevrouw mr. G. M. M. Blokdijk-Hauwert
Leden
de heer drs. A. Kasem mevrouw drs. T. van den Klinkenberg mevrouw mr. dr. L. M. M. Mulder mevrouw prof. dr. J. V. Outshoorn de heer prof. dr. J. J. Schippers
Adviserend lid namens het SCP
mevrouw dr. S. Keuzenkamp
Secretaris / adviserend lid
de heer mr. J. H. J. de Wildt
De commissie wordt ondersteund door het secretariaat dat naast de secretaris bestaat uit: Plaatsvervangend secretaris
mevrouw dr. M. J. Meesters
Bureaumanager
mevrouw K. Nairi
De delegatie voor LNV bestaat uit: Voorzitter
mevrouw mr. G. M. M. Blokdijk-Hauwert
Lid
de heer prof. dr. J. J. Schippers
Voorlopig Beeld 2005 Ministerie van LNV. VCE-05-33
10
BIJLAGE 2: Documentatie x Eindrapportage Emancipatietaakstellingen departementen 1999 - 2002 (SZW/DCE, juli 2002) x Interdepartementale Overzichtsrapportage Gender Mainstreaming (SZW/DCE, oktober 2002) x LNV-internetsite: www.lnv.nl x Emancipatie in de Begrotingsstukken 2005, hoofdstuk XIV, pag. 95 - 96 (VCE, mei 2005) x Verslag Algemeen Overleg Emancipatiebeleid 2002, Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 28 009, nr. 10 x Nieuwjaarstoespraak van minister Veerman gehouden op 10 januari 2005 x Werkprogramma 2005 van de Raad voor het Landelijk gebied x Ministerie van LNV, Agenda voor een Vitaal Platteland – Inspelen op veranderingen, 2004. x Ministerie van LNV, Buitengewoon – Diversiteit en emancipatie op het platteland, 2001. x Ministerie van LNV, ministerie van VWS, Veilig voedsel voor iedereen; een gezamenlijke verantwoordelijkheid, 2004 x Bettina Bock, 'Leefbaarheid in reconstructiebeleid: een vrouwenzaak?' Wageningen, 2004 x Beleidsdossier Risicobenadering Voedselveiligheid x Brief van de minister van LNV over Mond- en Klauwzeer, TK 27 622, nr. 95, 2002. x Brief van de minister van LNV over Varkenspest, TK 25 229, nr. 49, 1998. x Ministerie van LNV, Natuur voor mensen, mensen voor natuur. x Ministerie van LNV, Ruimte voor een zilte oogst, beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005-2020, 2004. x Ministerie van LNV, Viskweek in Nederland, Een aanzet voor een nationale agenda te behoeve van verdere duurzame ontwikkeling van de viskweek, 2004. x Biologica/Stichting Agro Keten Kennis, Naar een vernieuwd kennisnetwerk voo de biologische landbouw en voeding, 2005.
Voorlopig Beeld 2005 Ministerie van LNV. VCE-05-33
11