ONLINE NIEUWSBRIEF
27
NOVEMBER 2015
VOORAF Het was de bedoeling dat er dit jaar nog maar één digitale nieuwsbrief zou verschijnen, het decembernummer. Toch krijgt u ook nog een novembereditie voorgeschoteld. Gewoon, omdat er heel veel leuke artikelen voorhanden zijn. En omdat steeds duidelijker wordt wat de functie is van de boer en de boerderij in onze samenleving. Telkens opnieuw zijn dit onderwerpen van artikelen in de media, omdat zij samen, de boer en de boerderij, zorgen voor de voedselveiligheid in onze samenleving. De oproep om medewerking aan de nieuwsbrief blijft onverminderd van kracht. Voor het uittikken van artikelen zoeken we dringend ondersteuning. Uw reacties zijn welkom:
[email protected].
De hakbank wordt verplaatst.
gezet om te groeien. In het voorjaar liet de schil dan gemakkelijk los. Dit werd eveneens gedaan met het andere gebruikshout. Om horden en koven te breien gebruikte men bij voorkeur griendhout omdat dat taaier was. Dit griendhout groeide in de zogenaamde huftbosjes. Dit zijn de bosjes, omgeven door sloten om koeienvraat te voorkomen. Die had men meestal ten noorden van tiendwegen en kweldammen aangelegd, om uit de slag (uit de wind) te kun-
Dick de Jong
HET WERK IN DE WINTER Er was ’s winters voor de boer en het personeel op stal weinig meer te doen dan melken en mesten. Men ging dan in ‘het hout’. Het hout van de knotwilgen, ook wel hoadstoven genoemd, moest om de vier jaar gehakt worden. Men besteeg dan de hakbank, een zware trap met brede treden en boven aan een nog bredere platte tree om stevig op te staan. Aan de bovenkant staken aan weerszijden van de trapbomen een paar oren uit, waarin gaten om een stok door te steken. Men kon dan stevig tussen twee wilgen instaan. Het rechte hout werd gebruikt voor palen, koestaken en stelen. Ook werden er koehekken van getimmerd. Om de hekken wat duurzamer te maken werd ´s winters het hiervoor bestemde hout, de slieten, in het water gezet om te groeien. Knotwilgen in het land. Boerderij & Erf Alblasserwaard-Vijfheerenlanden
1
online nieuwsbrief 27 – november 2015
nen melken. Of om er te schuilen of – in oud Nederlands – te huften. Denk hierbij aan het woord hufter. De reden dat knotwilgen langs de slootkant staan is niet dat een wilg zoveel water nodig heeft, maar ze stonden dan uit de weg. Een wilg die op hogere droge grond staat, groeit beter en wordt ook veel ouder. Bij een knotwilg met éénjarig hout wordt in de winter enkel de wildgroei rond de kop afgesneden. Een knotwilg met tweejarig hout wordt gestikt. Met een scherp venijnig sikkeltje, de stikhaak, wordt het hout op de stoof uitgedund en opgesnoeid om dikkere en rechtere slieten te krijgen. Het taaie jonge stiksel werd gebruikt om rijzen bezems te maken. Achter iedere boerderij stond wel een houtstuik. Zo’n primitief bouwsel is, net als de ronde, met riet gedekte van wilgenteen gevlochten koof een overblijfsel uit de oertijd. De houtstuik was rechthoekig, zo’n anderhalf bij drie meter groot, gemaakt van drie horden en aan de voorkant open. Voor een goede afwatering deden netjes opgestapelde takkenbossen dienst als dakbedekking. Het leek op een klein huisje met een zadeldak. In de stuik werd het gehakte en gezaagde brandhout bewaard. Ervoor stond het hakblok en erin lag de scharnierende zaagbok. Vooral op kaasboerderijen was erg veel brandhout nodig om de waterfornuizen te stoken. Brandhout kostte toen enkel maar arbeid.
Meestal was het werk bij de houtstuik het werk van de bijna op iedere boerderij wel aanwezige oude vaders of schoonvaders. Een boer met veel hout in het land had wel eens takkenbossen teveel. Die werden dan aan de bakkers verkocht om de oven te stoken. De stammen van knotwilgen werden in de veenpolders ook wel eens gebruikt om sloten te ‘zolderen’. De stammen werden dan netjes naast elkaar gelegd boven de sloot en daar werden grond en modder opgereden. Een eenvoudige manier van landwinning, maar het is meerdere keren gebeurd dat een boer een koe kwijt was omdat het beest door de inmiddels verrotte zolder gezakt was en jammerlijk verdronk, omdat het dier onder de zolder op de slootbodem aan de wandel ging. De mooiste rechte slieten werden gesorteerd om als poten, nieuwe aanplant, te dienen. Behalve het uiterste topje werd de sliet, inmiddels poot geworden, geheel kaal gesnoeid. Als er teveel zijtakken aanbleven had de poot teveel windvang gekregen en kregen de tere uitlopende worteltjes door het gezwabber geen kans om in de grond te hechten. In de nawinter werd het stiksel vaak aan de koeien opgevoerd. Die vraten dat met graagte. Men zei dat er sterke kalveren van kwamen. Men had daar nog geen weet van, maar inderdaad bevatte dat jonge hout veel carotine en vitamine, wat een welkome aanvulling was naast het ruwvoer, waarin deze ingrediënten nagenoeg ontbraken. Op een laag stukje grond, bijvoorbeeld een ‘havelingie’, een indertijd afgegraven perceeltje land voor dijkophoging of boerderijbouw, werd nogal eens een elzenbosje aangelegd. Om te plagen werd wel eens gezegd: Rood haar en elzenhout, is op geen goede grond gebouwd. De mooie rechte elzenstammen werden in een sloot enkele jaren gewaterd, waarna dit op deze manier verduurzaamde hout kon worden gebruikt als dampaal of als paal voor een bruggenhoofd. Huib de Kok
Twee schietwilgen en een rij knotwilgen in de sneeuw.
Er gaat een verhaal van een jonge boer die bij zijn trouwen ‘ter dinging van de gunst’ een half mud eierkolen cadeau kreeg. Toen de boer 25 jaar getrouwd was, had hij de kolen nog. Als er tijd over was, bijvoorbeeld omdat er teveel sneeuw lag om in het land te kunnen werken, ging de daggelder of de knecht wel eens en daagje hout hakken, zagen en kloven. Dat kloven met de grote bijl van de warrelige ‘konten’, de wortelstronken, was een heel karwei.
Een boerenhek van wilgenhout.
Baanvegen met een rijsbezem. Boerderij & Erf Alblasserwaard-Vijfheerenlanden
2
online nieuwsbrief 27 – november 2015
2. Snoeien als scherm Naast het zorgvuldige, meer tijdrovende terugsnoeien op de gesteltakken met snoeischaar en takkenschaar kan er ook voor gekozen worden om de boom machinaal of handmatig te snoeien als een haag op hoogte. De oorspronkelijke vorm van de leiboom gaat hierbij wat verloren.
LEILINDEN EN ANDERE LINDEN LEILINDEN Bij tal van boerderijen vinden we leilinden. Lindebomen die in vorm zijn geleid en gesnoeid om te fungeren als zonne- en windscherm. Linden zijn hiervoor geschikt omdat ze goed snoeibaar zijn. Ze maken geen waterloten (takken die bijna in een hoek van 90 graden omhoog groeien), hebben buigzame takken en lopen makkelijk uit, ook op ouder hout.
LINDEN Onze voorouders deden hun pet af voor de linde, want in deze boom woonde niemand minder dan het ‘Zoete Lindewezen’. Waarschijnlijk was het zoete lindewezen de Germaanse godin Freya, de godin van de jeugd, het licht en de lente. Odur, haar wederhelft, was op zekere moment op oorlogspad en Freya dwaalde wenend rond, naar hem op zoek. Ze trok in haar karos van de ene wolk naar de andere. Haar wagen werd getrokken door katten. Ze kwam af en toe uitrusten in de lindeboom en fluisterde daar haar geheimen in het oor van onze voorouders. In de zomer bracht Freya haar zoete, kalmerende geur mee. Alleen al van de geur kwam je helemaal tot rust en verscheen er een glimlach op je gezicht. Onze verre voorouders voelden zich na een lange dagtaak zalig onder de soms duizendjarige linde. Onder het lichte bladerdek deden ze zich tegoed aan de gezuiverde zuurstof. Ze ontspanden dan zienderogen. Op geen enkel dorpsplein ontbrak zo’n linde.
Leilinden als zonnescherm.
Het onderhoud van leilinden moet niet onderschat worden. De bomen moeten een, vaak twee maal per jaar gesnoeid worden. Het bij de aankoop aanwezig rek, meestal van bamboe, kan afhankelijk van soort en groeikracht doorgaans na drie à vier jaar verwijderd worden. Door de extra windgevoeligheid van deze snoeivorm, verdient het aanbeveling de bomen tot die tijd aan een boompaal vast te zetten. De snoeiperiode begint in september. Vroege snoei heeft als voordeel dat de snoeiwonden snel helen. Latere snoei (als het blad gevallen is en het niet vriest) heeft als voordeel dat de voedingsstoffen uit de bladeren door de boom zijn opgeslagen. Er zijn twee gangbare snoeimethoden: 1. Oud-Hollandse manier Hierbij worden alle scheuten op de gesteltakken verwijderd. Deze vormen als het ware het geraamte van de boom. Vervolgens worden de gesteltakken op gelijke lengte gesnoeid. Er kan gekozen worden voor matiger snoei en de eerste jaren de geschikte uitstaande takken die dat toelaten horizontaal uit te buigen en vast te maken aan het rek met bindbuis. Het bindmateriaal moet tijdig verwijderd worden om ingroeien te voorkomen.
Boerderij & Erf Alblasserwaard-Vijfheerenlanden
Germaanse linde in het Belgische Conjoux.
De boom stond centraal in het dagelijks leven van Germanen en Kelten. Als ze ergens een nederzetting zochten, werd eerst de plek voor de lindeboom uitgekozen. De hutjes kwamen op de tweede plaats. Was er kermis of feest in het dorp, dan zat de jeugd in de takken van de bomen, terwijl de oudjes een pint bier dronken. Gaf een koppeltje het jawoord aan elkaar, dan gebeurde dat onder een lindeboom en als er iemand iets had misdaan, werd er onder de lindeboom recht gesproken, alles onder het toeziend oog van Freya. De leilinden beschermden vroeger de boerderijen. Niet alleen tegen de boze geesten maar ook tegen wind en bliksem die Donar, de dondergod, veroorzaakte als hij weer eens een stormpje aan het voorbereiden was. 3
online nieuwsbrief 27 – november 2015
De heidense godin Freya, moest in de periode van het christendom verdwijnen en haar woonst afstaan aan Maria. Om zich niet te vergissen, hingen ijverige christelijke handen een ‘kapellijke’ aan elke heidense heilige boom. Maar hoe dan ook, de linde was de moeder van de aarde en dat is ze gebleven. Zij symboliseert het vrouwelijke in de reinste vorm. Niet voor niets heeft het zachte lindeblad de vorm van een hart. En als je de linde op een afstand bekijkt, heeft de hele boom een hartvorm, als hij tenminste vrij zijn gang mag gaan.
een zeer hoge stormvloed. Van springvloed (zoals bij de watersnood van 1953) was toen geen sprake, maar het natte weer was er de oorzaak van dat het opperwater afkomstig van de rivieren nog zeer hoog stond.
Freya met haar door katten getrokken karos.
SINT-ELISABETHSVLOED 19.11.1421 De naamdag van Sint Elisabeth, 19 november, is de hele geschiedenis door in verband gebracht met een van de grootste overstromingen van ons land. Eigenlijk waren er drie Sint-Elisabethsvloeden. De eerste in 1404, toen Vlaanderen en Zeeland werden getroffen.
Beroemd schilderij van de Sint-Elisabethsvloed.
Waarschijnlijk was de vloed zelf niet eens zo hoog, maar door de Hoekse en Kabeljauwse twisten was het dijkonderhoud verwaarloosd. Hierdoor konden deze doorbreken, waardoor zowel zeewater uit het westen als rivierwater uit het oosten het land over stroomde. Er ontstond een nat gebied met opgeslibde zandplaten met daartussen kreken en bredere wateren. De dijkdoorbraken en overstromingen richtten grote verwoestingen aan. Het aantal slachtoffers is in de loop van de tijd door mythevorming opgelopen tot 100.000. Schattingen geven aan dat in werkelijkheid mogelijk ongeveer tweeduizend mensen de dood vonden. Verder zijn naar schatting zo'n dertig dorpen of buurtschappen door de vloed verwoest, waarvan er een paar gedeeltelijk zijn teruggevonden, zoals Houweningen. De Grote Waard, een gebied dat iets meer dan een eeuw eerder was ingepolderd, werd geheel verzwolgen. Maar dat gebeurde niet van de ene op de andere dag. Dit is een hardnekkig misverstand. Het duurde nog enige tientallen jaren voor het gehele gebied onder water stond, waarin later de Biesbosch met zijn kreken en riet gevormd werd. Ook hierbij had het rivierwater een belangrijke invloed. De derde Sint-Elisabethsvloed vond plaats van 18 op 19 november 1424. Deze betrof het zuidwesten van Nederland. Deze stormvloed had vooral effect op de wilskracht van mensen uit die tijd. Na de tweede SintElisabethsvloed van 1421 was men vol goede moed begonnen aan het herdijken van ondergelopen polders.
Na zo’n honderd jaar ontstond er een binnenzee omdat de rivieren alles wat nog was overgebleven hadden weggespoeld. De vissers uit de buurt maakten daar dankbaar gebruik van en maakten steken in het water. Op de kaart zijn deze duidelijk te zien. Aan die steken werden fuiken gebonden, waar de aanzwemmende vis in werd gevangen.
De tweede Sint-Elisabethsvloed is de vloed, die wij kennen, uit 1421. Een watersnoodramp in Zeeland en ZuidHolland, toen de Grote of Zuid-Hollandse Waard ten zuiden van ons gebied van de Alblasserwaard onder water liep. Vermoedelijk werd de ramp veroorzaakt door een bijzonder zware noordwesterstorm, gevolgd door Boerderij & Erf Alblasserwaard-Vijfheerenlanden
4
online nieuwsbrief 27 – november 2015
Door de derde Sint-Elisabethsvloed werden veel van deze herstelwerkzaamheden tenietgedaan. Daarna heeft men ook niet meer geprobeerd de Hollandse Waard te herstellen en ontstond de Hollandse Biesbosch.
We sluiten af met een oud kinderrijmpje: Het duimmannetje heeft een koe gekocht Vingerling heeft haar weggebracht Langeman moest haar steken Ringel heeft de worst gemaakt Klein vinger heeft alles opgegeten
NOG EEN KEER DE SLACHT BOEKWINKEL In de vorige editie stond een uitgebreide beschrijving over dit onderwerp, naar aanleiding van de slachtmaand november. Hier volgen nog enkele wetenswaardigheden. Huisslachtingen zijn nogal weersafhankelijk. Te nat weer en te hoge temperaturen hebben een slechte invloed op de houdbaarheid van het vlees. Het bevordert het bederf. Bij mist en nevel moet je zeker niet te werk gaan, want dan krijg je ook nog eens geen mooie rookkleur op het te roken vlees. Het blijft dan te vaal of wordt vuilbruin in plaats van goudbruin. Alles wat voor de slacht nodig was, de kuipen, de gereedschappen, de ladder en dergelijke, werd al dagen van te voren gereed gezet. Vervolgens werd het goed schoongemaakt, met sodawater. Dan werd alles in de buurt van de balk gezet, waar het geslachte dier aan werd opgehangen. De dag voor de slacht kreeg het varken niets meer te eten, anders zouden de darmen te vol zitten, wat het werk extra zou bemoeilijken. Op die dag kreeg het vaak ook een touw aan een voorpoot, zodat het voor de slacht uit het hok getrokken kon worden. Varkens zijn slim en men gaat ervan uit dat ze weten wat hen te wachten staat. Het slachten was altijd een feestelijke gebeurtenis. Het kan een beetje worden vergeleken met een oogstfeest. Als het werk was gedaan werd er steevast een borrel gedronken. De beloning voor een half jaar lang goed mesten.
UITGAVEN VAN BOERDERIJ & ERF A-V Van de eigen uitgaven zijn te koop: Boer en Boerderij € 35,00 Van oud naar behoud € 10,00 (laatste stuks) Boerderijspecial € 4,50 Routeboekje Boerderijen Bekijken € 4,95 De Boerderij het behouden waard € 14,95 Hoeve – Hofstee - Herbestemming € 14,95
Een standaardwerk voor slechts € 35,--
Graag brengen wij het boek Boer en Boerderij van Huib de Kok nog een keer onder uw aandacht. Zo in de laatste dagen van het jaar is het bij veel streekbewoners nog steeds een goede gewoonte om elkaar iets cadeau te doen. Als dank, als waardering, of gewoon, om iets te geven. Dan is dit een mooie mogelijkheid om eens aan dit boek te denken.
ZOEKERS Misschien zoekt u een boek of wilt u boeken verkopen. Of u wilt iets weten. Misschien heeft u een voorwerp in bezit waarvan u niet weet waarvoor het werd gebruikt. Voor dit soort zaken kunt u hier een zoeker laten plaatsen. Dat is gratis. Boerderij & Erf A-V is alleen maar intermediair. U kunt hiervoor een e-mail zenden naar
[email protected]. REDACTIE EN SAMENSTELLING NIEUWSBRIEF: Dick de Jong - Bureau Tekstwerk Buitendams 51 - 3371 BA Hardinxveld-Giessendam - 0184-615094 -
[email protected]
FOTO’S: Collectie Boerderij & Erf A-V, Bureau Tekstwerk en Internet
SECRETARIAAT BOERDERIJ & ERF A-V: Sluis 57 2964 AT Groot-Ammers 0184-661425/06-53759618
[email protected] bank NL14RABO0325074739
website:
WWW.BOERDERIJENERF.NL
Verse worst.
Ook was het in sommige streken gebruikelijk dat de buren een borreltje kwamen meedrinken en tegelijkertijd het vet kwamen prijzen. ’s Avonds togen de boeren het dorp in om bij de notabelen wat vlees te brengen. Het mooiste stuk was natuurlijk voor de dominee. De grotere boeren gingen niet zelf op pad, die stuurden de meid of lieten de keukenmeid van de notabelen wat ophalen. Boerderij & Erf Alblasserwaard-Vijfheerenlanden
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling
Europa investeert in het platteland
5
online nieuwsbrief 27 – november 2015
Dat een koe een heel veelzijdige functie kan hebben, toont de afbeelding hierboven. Dit schilderij is in 1981 gemaakt door Mark Tensy en is bedoeld als een satire. Het verbeeldt de dwaasheid van de kunsthandel. Dat dit werkelijkheid werd ervoer de Britse kunstverzamelaar Robert Wylde in 2009. Toen hij in dat jaar het schilderij kocht voor 2½ miljoen dollar. Wylde dacht hiermee eigenaar te zijn geworden van het werk. Echter een jaar later bleek het werk voor 31% eigendom te zijn van het Metropolitan Museum of Art in Manhattan. Daarmee werd de dwaasheid van de kunsthandel bewaarheid. Het satirische aan het schilderij is dat de koe verbaasd kijkt naar de twee geschilderde koeien voor een boom op een Paulus Potterachtig doek. De koe ervoor lijkt niets te begrijpen van de ophef rond het schilderij.
Boerderij & Erf Alblasserwaard-Vijfheerenlanden
6
online nieuwsbrief 27 – november 2015