Blikopener | Drs. J.A. Schippers, Ondubbelzinnig en onbekrompen
1
Tot 1967 waren de confessionele partijen in de meerderheid. Thans bezetten ze in de Tweede Kamer 28 van de 150 zetels. Is het einde van christelijke politiek nabij? Of is zij meer dan ooit nodig? De betekenis van religie in de politiek, vooral van het christelijk geloof, is in Nederland naar de marge gedrongen. Betekent dit dat levensbeschouwing er niet meer toe doet in de politiek? Een meerderheid in de Tweede Kamer lijkt dit uit te stralen. Maar niets is minder waar. Want als de ene geloofsbelijdenis overboord wordt gekieperd, komt daar een andere ‘confessie’ voor in de plaats. Vandaag de dag is het geloof in het autonome individu dominant in politiek en samenleving. Een modern mens erkent juist niet het gezag van de Bijbel en belijdt met overgave zijn onafhankelijkheid (of: afkeer) van God. Christenpolitici moeten het inherent levensbeschouwelijke karakter van elke politieke visie demonstreren en die confronteren met duurzame Bijbelse waarden. Zo kan confessionele politiek haar vitale bijdrage blijven leveren. In de lijn van Groen van Prinsterer: ondubbelzinnig en onbekrompen. Angst voor secularisme, populisme of islam is de slechtst denkbare drijfveer. Onze democratie heeft politici nodig met hart voor de publieke zaak. Politici die trouw blijven aan christelijke waarden, rechtvaardigheid koesteren en liefde tot de waarheid aan de dag leggen. In de wetenschap dat Jezus Christus die als een Kind naar deze aarde kwam, eens als Koning zal terugkomen. De daden van elke regent en iedere geregeerde zal Hij dan oordelen. En alles wat door mensenhanden in de loop der tijden is scheefgegroeid, zal Hij dan rechtzetten. Als confessionele politiek dit perspectief in het oog houdt, blijft zij ‘Groen’, vitaal en vruchtbaar voor heel het volk. Jan Schippers PS –De redactie is op 11-11-11 met een ‘doctor’ verrijkt. Vanaf deze plaats feliciteren we Henk van harte met zijn promotie. In het eerste nummer van 2012 komen we hierop terug.
ZICHT 2011-4 | december 2011
blikopener
Ondubbelzinnig en onbekrompen
Bijbelstudie | Ds. A.J. Kunz, Altijd bereid tot verantwoording
2
bijbelstudie
“Wees altijd bereid tot verantwoording aan een ieder die u rekenschap vraagt van de hoop die in u is.” (I Petrus 3 vers 15)
Drs. A.J. Kunz, hervormd predikant te Katwijk aan Zee
Altijd bereid tot verantwoording Een oefening voor christenen in de minderheid
In het jaar 1561 publiceert Guido de Brès zijn Confession de foy. Qua uitgave is dit slechts een klein boekje, de inhoud is daarentegen des te groter. Het gaat hier om de belijdenis van gereformeerde christenen uit de Zuidelijke Nederlanden. Wie de Epistre au Roy leest, de brief aan koning Filips II die aan de belijdenis voorafgaat, komt onder de indruk van de geloofsmoed van de zestiende-eeuwse Nederlandse protestanten. De harde hand van de Inquisitie was voor hen geen reden om een terugtrekkende beweging te maken. In plaats ZICHT 2011-4 | december 2011
daarvan kiest Guido de Brès voor de openbaarheid: in de nacht van 1 op 2 november 1561 maakt hij zijn belijdenis publiek door deze over de muur van de citadel van Doornik te gooien. Daar verbleef op dat moment de onderzoekscommissie die namens de landvoogdes, Margaretha van Parma, de godsdienstige situatie ter plaatse moest onderzoeken.
Bereid tot verantwoording Wat dreef Guido de Brès, toen hij zijn belijdenis schreef en deze openbaar maakte? Op het
Bijbelstudie | Ds. A.J. Kunz, Altijd bereid tot verantwoording
3 titelblad van het boekje vinden we het antwoord: Soyez tousiours appareillez à respondre à chacun qui vous demande raison de l’ esperance qui est en vous. Wees altijd bereid tot verantwoording aan eenieder die u rekenschap vraagt van de hoop die in u is. Deze bijbeltekst (1 Petrus 3:15) stond al eerder op het titelblad van de Franse geloofsbelijdenis. Ze laat het geheim zien van de volharding en de geloofsmoed van de gereformeerden in Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden in de zestiende eeuw. Evenals zijn Franse broeders wist Guido de Brès zich gebonden aan de Schrift. En die gebondenheid is een verbondenheid met Christus. De moed van Guido de Brès is geloofsmoed. Hij heeft de stem van zijn Heiland gehoord. Gedreven door het Woord van God geeft hij een publieke verantwoording van zijn geloof, en dus ook van de hoop die in hem is. Ook als de situatie eind oktober 1561 in Doornik dusdanig is dat gereformeerde christenen zich beter even schuil kunnen houden. De Brès laat zich niet in het defensief drukken. De bijbeltekst uit 1 Petrus 3 is voor hem richtinggevend: Wees altijd bereid tot verantwoording. Wat dit voor De Brès concreet inhoudt, blijkt uit zijn belijdenis. Op grond van de Bijbel belijdt Guido de Brès, in gemeenschap met de Kerk der eeuwen, zijn geloof in God. Het blijkt ook uit de brief aan koning Filips II. Wees altijd bereid tot verantwoording. Dat is De Brès: Wij betuigen nu voor God en Zijn engelen dat wij niets meer begeren dan gehoorzaam aan de overheden met een rein geweten te leven, God te dienen en ons naar Zijn Woord en heilige geboden te hervormen. De reformatorische beweging van een herontdekking van de Bijbel: sola Scriptura, en daarmee een herontdekking van genade als bijbels kernwoord: sola gratia. Om die reden ZICHT 2011-4 | december 2011
kan De Brès aan de koning schrijven: Ons wordt geboden om alleen het Woord van God te volgen en niet wat onszelf goeddunkt. Al kost het hem zijn leven. Want, zo heeft De Brès even eerder geschreven: wij bieden u onze belijdenis aan, terwijl wij bereid en gereed zijn om deze, zo nodig, met ons eigen bloed te bezegelen. Dat kan alleen iemand zeggen die het Woord van God als de stem van God heeft gehoord en zo volgeling van de Heere Jezus is geworden. Wees altijd bereid tot verantwoording aan eenieder die u rekenschap vraagt van de hoop die in u is. De Brès deed het in 1561. En hij deed het ook in 1567, met de marteldood als gevolg.
Getuigen van de hoop Hoe klinkt 1 Petrus 3 vandaag? De situatie is sinds 1561 ingrijpend veranderd. De Brès richtte zich met zijn belijdenis tot de overheid. Wie vandaag in het publieke leven van-
Gedreven door het Woord van God geeft Guido de Brès een publieke verantwoording van zijn geloof. uit de Bijbel spreekt, heeft veel uit te leggen. De overgrote meerderheid van ons volk begrijpt er niets meer van. Daardoor hebben we al snel de neiging om ons terug te trekken. De erfenis van Paars, de homo-emancipatie die christelijke scholen en ‘weigerambtenaren’ in het nauw brengt, de decimering van het CDA, de kerk die door velen in ons land wordt beschouwd als een van de minst betrouwbare maatschappelijke instituties. Het geeft allemaal te denken. En onze eigen kerkelijke verdeeldheid maakt ons beschaamd.
Bijbelstudie | Ds. A.J. Kunz, Altijd bereid tot verantwoording
4 Maar het Bijbelwoord staat er nog steeds: Wees altijd bereid tot verantwoording aan eenieder die u rekenschap vraagt van de hoop die in u is. Een oefening voor christenen in een minderheidspositie. Net als Guido de Brès. Dan moet er natuurlijk wel iets te getuigen zijn. Zit daar soms het pijnlijke punt? Wij staan niet buiten het verval van ons volk. Zijn we als Nederlandse christenheid veelal de hoop kwijtgeraakt? We worden in het defen-
Wie van Zijn Woord leeft, die heeft zelf ook iets te zeggen. Waar en wanneer dan ook. sief gedrongen, maar weten we nog wat we moeten verdedigen? Moeten we (nog meer) terug naar de Schriften zelf? Juist nu alle chris-
telijke machtsdenken wordt gegeseld en christelijke instituties ter discussie staan? Terug naar de Hogepriester van onze belijdenis, onze Heiland Jezus Christus (vgl. Hebreeën 4 vers 14). Wie van Zijn Woord leeft, die heeft zelf ook iets te zeggen. Altijd bereid tot verantwoording van de hoop die in ons is. Waar en wanneer dan ook.
Ten slotte De Brès sloeg met zijn belijdenis een accolade. De NGB is een akkoord van belijden van alle gereformeerde christenen in de Nederlanden. We zullen (nog) meer moeten letten op wat ons bindt. Het uitmeten of zelfs uitvergroten van onderlinge verschillen verzwakt namelijk het getuigenis. En laat het dan werkelijk gaan over de hoop die in ons is. In de wetenschap dat onze belijdenis bloed heeft gekost. Martelarenbloed, maar bovenal het bloed van onze Heiland.
Overbelaste gezinnen Pleidooi voor een rechtvaardiger inkomstenbelasting Belastingen: leuker kunnen we het niet maken, wel rechtvaardiger. U vindt in dit commentaar: • Ontwikkeling inkomstenbelasting, waarin overheid focus van gezin naar individu verlegt; • Bijbelse uitgangspunten voor belastingheffing; • Rechtvaardig belasten: naar draagkracht; • Duitsland en Frankrijk houden beter rekening met gezinssituatie, Zweden en Verenigd Koninkrijk veel minder; • Discussie over splitsingsstelsel of vlaktaks; • Aanbevelingen voor een rechtvaardiger inkomstenbelasting.
Let op uw e-mailbox: Guido-conferentie in de tweede week van januari 2012 met o.a. prof. dr. E. Dijkgraaf. Geïnteresseerd? Bestel deze publicatie voor € 7,50 (excl. verzendkosten) via www.wi.sgp.nl.
ZICHT 2011-4 | december 2011
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.A. Schippers, Tussen vreemdelingschap en vervreemding
5
interview
Bij ProDemos, het huis voor democratie en rechtsstaat, ontmoeten we drie oud-politici van drie christelijke politieke partijen. Het zijn de heren J. Schinkelshoek van het CDA, K. Veling van de ChristenUnie en B.J. van der Vlies van de SGP. Met hen praten we over het belang van confessionele politiek en over de toekomst daarvan.
Drs. J.W. van Berkum en drs. J.A. Schippers, redactieleden
Tussen vreemdelingschap en vervreemding Oud-politici van CDA, ChristenUnie en SGP zien noodzaak contact
We zijn te gast bij de heer Veling, die directeur is van ProDemos. Een prachtige locatie om met elkaar te spreken over de rol van christenen in de politiek. ProDemos wil namelijk de betrokkenheid bij onze democratische rechtsstaat vergroten. Het instituut biedt mensen en in het bijzonder jongeren inzicht in het belang en de werking van onze democratie. Van 1991 tot 2002 was Veling lid van de Eerste Kamer voor het GPV. Daarna was hij enige tijd fractievoorzitter van de ChristenUnie in de Tweede Kamer. ZICHT 2011-4 | december 2011
De heer Schinkelshoek was van 2006 tot 2010 Tweede Kamerlid voor het CDA. In 2010 stond hij op de 27e plaats van de kandidatenlijst en werd hij niet herkozen. Uit onvrede over de coalitieonderhandelingen met de PVV deelde hij in datzelfde jaar nog mee dat hij zich niet beschikbaar zou stellen voor het kamerlidmaatschap wanneer er een kamer zetel zou vrijkomen. Hij is nu gevestigd als zelfstandig communicatieadviseur in Den Haag. De heer Van der Vlies zat van 1981 tot 2010 in de Tweede Kamer voor de SGP. Vanaf 1986
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.A. Schippers, Tussen vreemdelingschap en vervreemding
6
was hij fractievoorzitter. Hoewel hij de politiek heeft verlaten, is hij nog steeds betrokken. Regelmatig houdt hij spreekbeurten en wordt hij gevraagd om adviezen. Alle drie heren zijn graag bereid om met elkaar in gesprek te gaan over een aantal stellingen die betrekking hebben op de confessionele politiek. Wel benadrukken ze op persoonlijke titel te spreken, niet namens de politieke partij die ze in het parlement hebben vertegenwoordigd.
Achterhoedegevecht In de vorige eeuw hebben christenen zich op veel terreinen geëmancipeerd. Nu zien we een afkalving van het christendom in Nederland. Het kiezerskorps van de drie christelijke ZICHT 2011-4 | december 2011
partijen laat de laatste decennia een dalende trend zien. Zijn christelijke partijen er alleen nog op gericht dat christenen kunnen houden wat ze hebben of boeken ze ook nog wel nieuwe successen? Christelijke politieke partijen zijn bezig met een achterhoede gevecht. Dat is de eerste stelling waarop de oud-politici mogen reageren. Veling wil van een achterhoedegevecht niet spreken. “Er zijn telkens weer nieuwe discussies die van christenen om een krachtig antwoord vragen. Denk aan de verdediging van rechten van minderheden tegenover een seculiere meerderheid. Dat is niet achterhaald, maar hoogst actueel. Er zijn telkens nieuwe fronten. De ruimte voor religie in de samenleving staat bijvoorbeeld ter discussie. Chris-
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.A. Schippers, Tussen vreemdelingschap en vervreemding
7 ten-politici worden geroepen de waarde en betekenis van religie voor mens en maatschappij te benadrukken.” Hoe denkt Van der Vlies hierover? “Christelijke politiek een achterhoedegevecht? Zeker niet! Het is in de loop van de geschiedenis vaker voorgekomen dat christenen getalsmatig in de minderheid zijn. Het komt dan aan op de kracht van de argumenten.” Hij laat zich graag inspireren door Bijbelfiguren die in de sfeer van de overheid hebben geopereerd. Jozef aan het hof van Farao, Obadja als hofmeester in dienst van koning Achab, koningin Esther op de burcht Susan. Zij voerden geen achterhoedegevecht. “In de heilsgeschiedenis hebben zij hun plaats en betekenis gehad. Hierdoor moeten we ons laten bemoedigen en inspireren. Ook als er in onze tijd heel andere fronten zijn. Christenen moeten met een duidelijk verhaal komen als het gaat om discussies over de kwaliteit van leven of over verdelingsvraagstukken.” Schinkelshoek is van mening dat na het voltooien van de emancipatie christelijke politieke partijen zich stapje voor stapje naar de achtergrond hebben laten dringen en in het defensief terecht zijn gekomen. Meer dan ooit is een offensief nodig. “Er is veel de moeite van het behouden waard wat door ons voorgeslacht is opgebouwd. Denk bijvoorbeeld aan de vrijheid van onderwijs. Er is ook veel om voor op te komen. Er lijkt steeds minder draagvlak te zijn om rekening te houden met de diepgewortelde geloofsovertuiging van minderheidsgroeperingen.” Hij verwijst naar het debat over ritueel slachten. “Meer dan ooit is de inzet en het engagement van christen-politici nodig om onze gepolariZICHT 2011-4 | december 2011
seerde en gedesoriënteerde samenleving hoop en uitzicht te bieden. De verwildering van de maatschappij vraagt om een christelijk antwoord.”
Confessie: krachtbron of belemmering De rol en betekenis van de confessie is in de drie confessionele politieke partijen niet gelijk. Om lid te worden van het CDA is onderschrijving van de christelijke confessie niet nodig. Evangelischen binnen de ChristenUnie hebben niet zoveel op met de gereformeerde confessies. De SGP kent wel een duidelijke
Christen-politici worden geroepen de waarde en betekenis van religie voor mens en maatschappij te benadrukken. binding aan de confessie, maar worstelt al jaren met de toepassing van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Hoe kijken de drie oud-politici aan tegen de rol van de confessie voor de christelijke politieke partijen. Is een herbronning noodzakelijk? We leggen ze de stelling voor: Voor de toekomst van de christelijke politiek is de confessie een krachtbron en geen belemmering. Voor het oud-SGP Kamerlid staat het als een paal boven water: De confessie is een krachtbron. Hij ontkent niet dat de SGP worstelt met de toepassing van onderdelen van de confessie. “Maar ik zie de confessie niet als een blok aan het been. Vanuit de confessie moeten we staan in deze tijd. Onze confessie kun je zien als een goudklomp, die we moe-
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.A. Schippers, Tussen vreemdelingschap en vervreemding
8 ten omsmeden naar de pasmunt van de tijd. Dat is een uitdaging. Elke keer moeten we ons afvragen waar de fronten liggen. Herijking is van tijd tot tijd nodig. Elke christelijke partij die zichzelf respecteert moet daarmee bezig zijn.” Schinkelshoek wil het gesprek niet beperken tot de confessie. “Het christelijk geloof is een krachtbron, stut, steun, kompas. Het pand dat ons is toebetrouwd. De confessie is een op een bepaalde tijd toegesneden verslaglegging van het geloof. Het heeft voor die tijd zeggingskracht. Maar andere tijden kennen andere vragen, andere opgaven, andere uitdagingen. Ik voel me protestant en wil staan in de reformatorische traditie. Maar ik wil me ook laten inspireren door andere christelijke tradities. Dat is dienstiger dan je op te sluiten in een bepaalde, gestolde confessie.”
Het christelijk geloof is een krachtbron, stut, steun, kompas. De confessie kan ook als schibboleth gaan functioneren. Iemand mag dan pas mee doen als hij de confessie onderschrijft. Dat is de ervaring van Veling. Als het aan hem ligt, letten we eerst op wat onze doelstelling is en gaan we daarna kijken met wie we die doelstelling kunnen realiseren. “Christenen hebben de roeping om in de samenleving te participeren, maar we moeten niet van te voren dichttimmeren met wie we gaan samenwerken. Om kracht te ontwikkelen, moeten we verbindingen maken. Ik noem dit christelijk pragmatisme. Doe wat je hand vindt om te doen en ga geen discussies voeren over de ZICHT 2011-4 | december 2011
Schinkelshoek: “Ik voel me protestant en wil staan in de reformatorische traditie.”
grondslag. Voed je vanuit je eigen bron en kijk met wie je gezamenlijk een gewenste situatie kunt bereiken.” Van der Vlies: “Op verschillende thema’s kun je met verschillende groepen samenwerken. Ook tussen christelijke politieke partijen kunnen de opvattingen over eenzelfde thema verschillen.” Er ontstaat vervolgens een gedachtewisseling over de rol van de confessie. Het blijkt dat deze verschillend wordt gewaardeerd. Schinkelshoek: “De confessie kan belemmerend werken in de zoektocht met wie ik mijn idealen kan realiseren. Pas daarvoor op.”
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.A. Schippers, Tussen vreemdelingschap en vervreemding
9 Van der Vlies: “Ik hecht eraan eerst mijn eigen positie te markeren en dan pas samenwerking te zoeken. Als het gaat om de beschermwaardigheid van het leven kunnen we een eind optrekken met de PVV en de SP. Met betrekking tot de koopzondagen kunnen we met de SP zaken doen. De aanvliegroutes zijn echter totaal verschillend.” Veling: “ In de tijd van het GPV was er binnen de partij eenheid over veel onderwerpen. Nu blijkt dat mensen met hetzelfde geloof in toenemende mate tot een verschillende standpuntbepaling komen.”
Zout kan ook smakeloos worden. Dat moet voor ons een waarschuwing zijn om niet kleurloos en onherkenbaar te worden.
Schinkelshoek: “Christelijke politieke partijen moeten zich heruitvinden. Niemand wist meer waar het CDA voor stond. Herbronning is nodig. We moeten het verhaal dat bezieling en kracht geeft voor het voetlicht brengen.”
Navolging van Christus Het volgende punt dat we met de drie christenpolitici bespreken gaat over de vraag of de notie van het vreemdelingschap in de christelijke politiek nog wel voldoende zichtbaar is. Het gaat immers uiteindelijk niet om de maakbare samenleving, maar om de toekomende stad. Doet het politieke bedrijf geen afbreuk aan de navolging van Christus? Daarom vragen we hen te reageren op de stelling: De navolging van Christus komt bij christenpolitici onvoldoende uit de verf.
Van der Vlies: “Wij hebben inderdaad de wijsheid niet in pacht. Maar we moeten wel verwijzen naar de Bron van alle wijsheid. Bij alle samenwerking die we zoeken, mag die Bron nooit ter discussie staan.”
Schinkelshoek ziet dit gevaar. “De neiging is in de politiek groot om mee te gaan met de waan van de dag en dat we onvoldoende doordrongen zijn van het Verhaal, de Boodschap die moet worden doorverteld. Daar gaat het ten diepste om. De ontideologisering van de politiek heeft ertoe geleid dat veel politieke partijen steeds meer op elkaar gaan lijken.” De CDA’er wil dit echter niet alleen negatief duiden. “ Het land moet ook worden geregeerd. Dat is onze verantwoordelijkheid en roeping als christen. Vuile handen maken is dan onvermijdelijk. We moeten het hier en nu niet uitspelen tegen het dan en straks.”
Veling: “ Maar vanuit dezelfde Bron kun je tot verschillende standpunten komen. Binnen de ChristenUnie is er vanuit de Bron herkenning, maar zijn er toch verschillen in de kant die we met de samenleving op willen.”
Van der Vlies: “Het is onze roeping een zoutend zout, een lichtend licht, een leesbare brief van Christus te zijn. Zout bevordert de smaak en is bederfwerend. Maar zout kan ook smakeloos worden. Dan is het waard om
Schinkelshoek: “Ik ben wel eens nagegaan welke standpunten in oudere partijbrochures met een beroep op Gods Woord zijn ingenomen. Het is niet altijd roestvrij staal gebleken. Dat moet ons bescheiden maken.”
ZICHT 2011-4 | december 2011
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.A. Schippers, Tussen vreemdelingschap en vervreemding
10 weggeworpen te worden. Dat moet voor ons een waarschuwing zijn om niet kleurloos en onherkenbaar te worden. Politici ontkomen niet aan het sluiten van compromissen. Daniël en Jozef zullen daar ook niet aan ontkomen zijn. Maar iedereen wist wie ze waren en waarop ze waren gericht. Er zijn onopgeefbare punten. We mogen niet te ver doorschieten in het compromis. Wat bereik je ten koste van wat? We mogen onze authenticiteit niet verliezen.”
Schinkelshoek: “Democratie is meer dan ‘de meerderheid beslist’. Het gaat ook om het respecteren van en rekening houden met minderheden. Dat is zelfs een wezenskenmerk van echte democratie.” Veling: “Dat doet me denken aan een leus van Loesje: ‘Hoezo democratie? Heb ik geen gelijk dan?’ Democratie is meer dan alleen mogen zeggen wat de meerderheid vindt.” Van der Vlies: “Niemand kan zijn bril thuislaten hoe hij naar de werkelijkheid kijkt.”
Het is een onbegaanbare weg om je vanwege het maken van vuile handen terug te trekken uit de politiek. Veling: “Politiek is handwerk. Het moet helder en duidelijk zijn hoe je tot een bepaald standpunt komt. Vervolgens moet je onderhandelen om tot een meerderheid te komen. Dat is niet bezwaarlijk, als het maar transparant is. Ik heb met leerlingen wel eens een discussie gevoerd over islam en democratie. Islamitische leerlingen zeiden erg gemakkelijk dat ze de democratie accepteren. Ik wees hen op het belang te motiveren hoe ze tot hun opvatting komen. Wat zegt de islam over democratie? Het is verrijkend daarover met elkaar in gesprek te gaan. Wij worden geroepen vanuit ons christelijk geloof onze standpunten te onderbouwen. Hierdoor komen de levensbeschouwelijke verhalen centraal te staan. Met enige regelmaat hoor je echter dat politieke standpunten die gebaseerd zijn op een geloofsovertuiging in strijd zijn met de scheiding van kerk en staat.” ZICHT 2011-4 | december 2011
Schinkelshoek: “Het merkwaardige is dat het er vaak op lijkt dat alleen christenen hun overtuiging moeten thuislaten. Het is een zonderlinge vorm van discriminatie dat dit, bijvoorbeeld, van het libertaire D66 niet wordt gevraagd of van de al even ideologische PVV. We moeten ons hierdoor niet in het defensief laten dringen.”
Meerwaarde participatie christenen Veel christenen vinden dat deelname van christenen aan de politiek ten koste gaat van het christelijk getuigenis. De kosten (‘vuile handen maken’) wegen niet op tegen de baten (je sleept er hoogstens een compromis uit). Christenen maken zich ongeloofwaardig doordat de compromissen steeds verder afwijken van de wenselijke situatie. Kunnen christenen zich daarom niet beter terugtrekken uit de politiek en door middel van hun maatschappelijke participatie een lichtend licht en zoutend zout zijn? Hier tegenover staat onze stelling: Participatie van christenen in politiek en bestuur heeft zeker meerwaarde. Veling vindt het een onbegaanbare weg om je vanwege het maken van vuile handen te-
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.A. Schippers, Tussen vreemdelingschap en vervreemding
11
rug te trekken uit de politiek. “In de buurt, de maatschappij en het bedrijfsleven speelt hetzelfde. We leven in een wereld waar van alles gaande is. Wij zijn hier als christenen in geplaatst. Er is geen enkele reden om ons terug te trekken. Je loopt wel butsen en teleurstellingen op, maar dat is helemaal geen reden om het werk over te laten aan anderen. We mogen ons niet onttrekken aan onze verantwoordelijkheid.” Schinkelshoek: “Lijdelijkheid of het op afstand van de wereld gaan staan, moeten ons vreemd zijn. Zonder in de wereld op te gaan, hebben we er als christenen een roeping: te bouwen en te bewaren. Ons engagement is nodig, zowel maatschappelijk als politiek. Ik ZICHT 2011-4 | december 2011
zie daartussen geen onderscheid. We hebben op onze post te staan in kerk, staat en maatschappij. Geen doperse mijding of streven naar pseudoheiligheid. Ja, dat veroorzaakt vuile handen, de witte klederen zijn voor straks.” Van der Vlies wijst op de woorden van de Heere Jezus die hij tot Zijn discipelen sprak voordat hij naar de hemel voer: “Gij zult Mijn getuigen zijn. Dat is onze roeping. Er kunnen maar 150 mensen in de Tweede Kamer zitten, maar daarbuiten geldt dit voor ons allemaal. Niet incognito, niet als kamelen, wel: helder, bescheiden en bewogen. Ik weet dat prof. Bram van de Beek zegt dat we als christenen niets in de politiek te zoeken hebben. Maar
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.A. Schippers, Tussen vreemdelingschap en vervreemding
12 dan wordt het beelddragerschap van Christus helemaal naar de toekomst verschoven. Het moet onze gebed zijn: ‘Maak ons Uw Beeld gelijk’. Vanuit dat besef hebben we invulling te geven aan onze Bijbelse roeping.” Schinkelshoek: “Van de Beek heeft in zoverre gelijk dat politiek niet alles is. Maar dat wil niet zeggen dat we de politiek links moeten laten liggen.”
Partijen die zich willen laten inspireren of gezeggen door de Bijbel zouden meer gestructureerd met elkaar in gesprek moeten zijn.
Toekomst christelijke politiek Ter afsluiting spreken we nog met de drie oud-politici over de toekomst van de christelijke politiek. Er is verdeeldheid en verwarring onder christenen. Werkt dit niet averechts en zou een fusie dan niet beter zijn? Of is het voor de doorwerking van het christelijk gedachtegoed verdienstelijker dat christenen participeren in seculiere partijen. Is het niet beter dat christelijke partijen zich daarom opheffen? Wat is de beste strategie voor de toekomst? Schinkelshoek: “Christelijke politiek is niet alleen gebonden aan christelijke politieke partijen. Ook daarbuiten wordt aan christelijke politiek gedaan. Maar het is wel moeilijker. Je hebt als christenen elkaar nodig om politieke vraagstukken te doordenken. BuiZICHT 2011-4 | december 2011
ten de christelijke partijen ben je veel meer teruggeworpen op jezelf. Je zet jezelf daardoor op achterstand. Daarom ben ik voorstander van christelijke partijvorming. Het ideaal is natuurlijk dat er maar één christelijke politieke partij is. Het is nu misschien wel meer dan ooit onze opdracht te zoeken wat ons bindt dan wat ons scheidt. We moeten echter ook realistisch zijn. Er zijn grote verschillen tussen de drie christelijke partijen. De SGP is in een theocratische traditie opgegroeid. De ChristenUnie komt voort uit de RPF, het GPV en de evangelischen. Het CDA heeft de handen vol aan zichzelf om zoekend en tastend de juiste koers te vinden. Dat laat zich slecht mengen. Maar het is wel een goed idee om wat meer gestructureerd met elkaar contact te hebben. Een contactgroep bijvoorbeeld waar de partijvoorzitters elkaar met enige regelmaat ontmoeten. We kunnen elkaar dan in de binnenkamer bij de les houden en met elkaar nadenken hoe je vorm geeft aan christelijke politiek met behoud van de onderscheiden verantwoordelijkheden.” Van der Vlies: “Ik ga gebukt onder de verdeeldheid tussen en binnen kerken. Het lichaam van Christus mag niet gedeeld zijn. Dit geldt ook voor de politiek. Bij thema’s waar het er om spant moeten we elkaar niet beconcurreren, maar samenwerken en elkaars geluid versterken. Onderlinge verschillen heb ik ook wel eens uitvergroot, maar niet op momenten dat cruciale punten verloren zouden gaan. Als het gaat over samenwerking is de contactgroep die Schinkelshoek noemt een goed voorbeeld. Maar de drie Wetenschappelijke Instituten zouden ook gezamenlijk een thema aan de orde kunnen stellen. Een fusie van de drie christelijke partijen vind ik niet wenselijk. Als wijzigingen
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.A. Schippers, Tussen vreemdelingschap en vervreemding
13 in het kiesstelsel dat noodzakelijk maken, zou een federatie nog kunnen, als je daarbinnen jezelf kunt zijn tenminste. Verder denk ik dat de mogelijkheden voor christenen in een niet-christelijke partij beperkt zijn. Je kunt binnen de fractie een Bijbels standpunt verdedigen, maar uiteindelijk zal blijken dat er maar weinig ruimte is om dit ook naar buiten uit te dragen.” Veling: “We moeten er meer rekening mee houden dat christenen steeds minder vanzelfsprekend op een christelijke partij stemmen. Politieke partijen zijn middelen, instrumenten. Het nadenken over samenwerking vind ik sympathiek, maar we moeten ons realiseren dat christenen in toenemende mate per thema kijken bij welke politieke partij ze moeten zijn om een bepaald beleid te realiseren. Daar moeten we niet van schrikken. Dat neemt niet weg dat het goed is om als christelijke partijen met elkaar te spreken over wat ons bindt, maar ga de samenwerking niet institutionaliseren.”
ven staan. We kunnen deals sluiten, maar niet op alle punten. Dat we als christelijke partijen met elkaar in gesprek zijn en blijven vind ik belangrijk. We moeten ons wel realiseren dat de praktijk laat zien dat in verkiezingstijd iedereen weer zijn eigen weg gaat. Maar er zijn situaties – zoals het gescheiden optrekken van de ChristenUnie en de SGP in het Europees Parlement – die laten zien dat het nodig is om voortdurend met elkaar in gesprek te zijn om vervreemding te voorkomen.”
Huisgemeenten vragen uitleg
Schinkelshoek: “Er zijn partijen die zich willen laten inspireren of gezeggen door de Bijbel. Die partijen zouden meer gestructureerd met elkaar in gesprek moeten zijn. De verdeeldheid is groot en de uitdagingen zijn vele. We moeten veel meer op zoek naar wat bindt.” Van der Vlies: “In de zoektocht naar wat we gezamenlijk kunnen doen, en naar het omsmeden van de goudklomp naar de pasmunt van deze tijd, moet wel voorop staan dat goud goud moet blijven. Het goud moet niet verdonkeren of een legering worden. Daar hebben we onszelf en de tijdgeest niet in mee. Het vreemdelingschap moet voorop blijZICHT 2011-4 | december 2011
Voorganger s vragen om reform atorische lectuur en toerusting. Uw gift he lpt hierbij.
3473. 76. 029 t.n.v. Hudson Taylor/SBHC te Rhenen Voor info: 06-200 13 173 of www.hudsontaylor.nl
Confessionele politiek | Drs. J. Prij, Confessionele partijen maken God te klein
14
ZICHT 2011-4 | december 2011
Confessionele politiek | Drs. J. Prij, Confessionele partijen maken God te klein
15
thema
De uitdaging voor de komende twintig jaar voor de confessionele partijen is te zoeken naar een verbreding van hun agenda. Ze dreigen in zichzelf gekeerde partijen te worden met weinig aantrekkingskracht voor potentiële nieuwe kiezers. God heeft een boodschap voor de wereld waarin christenen en niet-christenen wonen. Het op alle vlakken serieus nemen van de norm van publieke gerechtigheid past daarbij.
Drs. J. Prij, algemeen staatkundig econoom, filosoof en lekenpreker 1
Confessionele partijen maken God te klein Is er nog toekomst voor de confessionele politiek over twintig jaar? Met de regelmaat van de klok wordt deze vraag gesteld en even zo vaak wordt de ondergang ervan voorspeld. Wie afgaat op het dalend aantal zetels van de confessionele partijen zou geneigd kunnen zijn de grafredenaars gelijk te geven. Wie ook nog eens in ogenschouw neemt dat de tolerantie voor afwijkende standpunten afneemt, moet wel tot de conclusie komen dat de ruimte voor conZICHT 2011-4 | december 2011
fessionele geluiden structureel kleiner aan het worden is. Verlichte principes kunnen onder het mom van verlichte politiek akelige trekjes krijgen. Nederland is een overwegend seculier land geworden zoals onlangs bleek uit het streven van een Kamermeerderheid om ambtenaren die om geloofsredenen geen huwelijk tussen homo’s willen voltrekken te verbieden. Wanneer we deze lijn doortrekken naar de toekomst, valt te verwachten dat de confessi-
Confessionele politiek | Drs. J. Prij, Confessionele partijen maken God te klein
16 onele politiek tot marginale proporties zal krimpen en zich in toenemende mate zal moeten verdedigen tegen harde aanvallen van buitenaf. Toch zit er iets te gemakkelijks en oneerlijks in deze ontnuchterende analyse. Vooral omdat de confessionele partijen zelf buiten schot blijven. Zij treffen immers geen blaam. Hun wordt slechts de ruimte ontnomen om naar eer en geweten vorm te geven aan het le-
Als we denken dat de bestaande orde zoals die nu is, Gods wil weerspiegelt, dan maken we een te klein beeld van God ven conform Bijbelse principes of hierop geïnspireerde beginselen. De anderen, met name de zich fundamentalistisch opstellende seculieren zijn de schuldigen. Maar of er nog toekomst is voor de confessionele politiek hangt niet in de laatste plaats af van de wijze waarop confessionele politieke partijen zelf op geloofwaardige wijze confessionele politiek bedrijven. In dit artikel zou ik de stelling willen verdedigen dat confessionele partijen een te klein beeld van God maken. Het probleem is niet dat de boodschap van de confessionele partijen niet meer serieus wordt genomen, maar dat confessionele partijen zèlf hun boodschap niet serieus genoeg nemen. Een belangrijk voordeel van deze kritische benadering is dat de toekomst niet bij voorbaat vastligt, maar dat de confessionele partijen daar zelf invloed op kunnen uitoefenen. ZICHT 2011-4 | december 2011
Christelijke politiek is universele politiek De valkuil van eigen activiteit van de confessionele partijen is daarbij wel dat ze de eigen politieke agenda te veel verabsoluteren, of zich uitsluitend willen richten op het eigen kleine gelijk, zoals die binnen de eigen achterban beleefd wordt. Hiermee dreigen ze de universalistische intentie van christelijk geïnspireerde politiek geweld aan te doen en, om het zwaar te zeggen, in afgoderij te vervallen. Frappant is nu dat juist in de ontwikkeling van het christendom tot monotheïstische godsdienst radicaal gebroken is met een denken waarin te kleine goden heilig verklaard worden en waarbinnen vaststaande machtsverhoudingen en natuurkrachten uiteindelijk de koers van de wereld bepalen. Als we denken dat de bestaande orde zoals die nu is, Gods wil weerspiegelt, dan maken we een te klein beeld van God en van de mogelijkheden op goed leven in Zijn Schepping voor alle volkeren op aarde. Juist de erkenning van de transcendentie van God die de bestaande orde overstijgt, maakt het christendom volgens de analyse van de atheïstische Franstalige wetenschapper Marcel Gauchet ‘de religie na de religie’ met een unieke toekomstgerichtheid en universele zeggingskracht voor de wereld van vandaag.2 In het serieus nemen van deze intentie van het christendom ligt de uitdaging en de kracht van de confessionele partijen. De bedoeling van antirevolutionaire en christendemocratische politiek is altijd geweest om idolatrie achter zich te laten, waarin de eigen ideologie absoluut wordt verklaard.3 Zo is een bekende liberale verleiding om van de uitkomsten van het marktproces alle heil te verwachten. Ook revolutionaire pogingen van marxisten en communisten om van
Confessionele politiek | Drs. J. Prij, Confessionele partijen maken God te klein
17 staatswege de hemel op aarde te vestigen zijn jammerlijk mislukt. Erkenning van de pluriformiteit van Gods werkelijkheid, met verschillende werkzame sferen (gezin, scholen, organisaties, bedrijven, overheid, politiek) en daarbij geldende specifieke normen en waarden is daarom voor confessionele politiek altijd een cruciaal uitgangspunt gebleven. Ook confessionele politiek is echter bepaald niet immuun gebleven voor de valkuil van afgoderij. De levensgrote valkuil van confessionele politiek is dat zij God voor haar eigen politieke karretje spant en Hem een verlengstuk van eigen verlangens en ambities maakt. In de jaren ’10 van de vorige eeuw schaarden prominente theologen zich achter de oorlogspolitiek van keizer Wilhelm omdat ‘de verdediging van christendom en cultuur geboden was.’4 Ooit werd apartheid met een beroep op de Bijbel verdedigd als de wil van God. Nog steeds worden homo’s en lesbiennes mensenrechten ontzegd, omdat ze de natuurlijke orde van gezinnen zouden ontwrichten en worden vrouwen weggezet als gemankeerde mannen. Tot voor kort hadden zwarten in de Verenigde Staten geen burgerrechten, en was er een Bijbelse droom van Martin Luther King voor nodig om de taal van broederschap en verzoening ingang te doen vinden. Kan het zijn dat confessionele partijen zelf soms een te klein beeld van God maken? Kan het zijn dat confessionele partijen de kracht van het christendom als ‘godenbreker’ te weinig erkennen? 5 De positieve, bevrijdende kracht van zo’n monotheïsme dat zich sinds de Babylonische ballingschap ontwikkelde, bestaat erin dat te bekrompen beelden over God, beelden die mensen klein en gevangen houden, aan gort worden geslagen. De mogelijk gewelddadige potentie van zo’n religie is, dat ZICHT 2011-4 | december 2011
ze zich niet alleen op de waarheid beroept, maar deze ook voor zichzelf claimt.
Beperkte in zichzelf gekeerde confessionele agenda’s Confessionele partijen zijn potentieel sterk omdat ze publieke gerechtigheid als richtsnoer nemen voor het (politieke) handelen binnen alle sferen c.q. kringen van de samenleving. Maar confessionele patijen hebben deze inzet die een universele reikwijdte
Confessionele partijen zijn potentieel sterk omdat ze publieke gerechtigheid als richtsnoer nemen voor het (politieke) handelen binnen alle sferen c.q. kringen van de samenleving.
heeft, ieder op eigen wijze verengd tot een kleinere agenda met issues waarover absoluut niet te praten valt. Zo heeft het CDA de afgelopen jaren voor alles een economische hervormingsagenda doorgevoerd. Cynisch genoeg lijkt daarbij het enige heilig huisje van het CDA dat van de hypotheekrenteaftrek te zijn. Dit heilige huisje zal omver moeten, juist in het kader van geloofwaardige christelijk geïnspireerde politiek waarbij alleen aan God niet te tornen valt, om ruimte te maken voor positieve alternatieven en een meer genuanceerde opstelling in deze kwestie. Bovendien heeft het CDA in de politieke
Confessionele politiek | Drs. J. Prij, Confessionele partijen maken God te klein
18 samenwerking met de PVV gekozen voor een conservatieve koers en een verdediging van een in zichzelf gekeerd cultuurchristendom dat in flagrante tegenspraak is met de eigen confessionele beginselen, die niet uitsluitend maar insluitend van aard zijn.6 Ook de SGP dreigt met het informeel gedogen van het kabinet in troebel vaarwater terecht te komen. Er is de paradoxale situatie ontstaan dat de partij zich verbindt met een partij die anderen schoffeert en kleineert. De SGP dreigt in een positie te komen waarin haar eigen theocratische confessie zich verengt tot een politiek program dat een bevoorrechte positie claimt voor de eigen geloofsgroep, waardoor onbedoeld ruimte komt voor vreemdelingenhaat op grond van geloof. Een mogelijke doordenking van het theocratisch ideaal zou ook totaal anders kunnen uitvallen: omdat Gods heerschappij zich niet alleen over christenen maar ook over heidenen en andersgelovigen uitstrekt, dient de overheid juist als dienares van God en in het besef van de pluriformiteit van de samenleving alle levensbeschouwingen gelijk te behandelen. Niet alleen principieel is daar veel voor te zeggen maar ook pragmatisch omdat de SGP nu aan de tak zaagt waar ze zelf op zit, bijvoorbeeld bij het bijzonder onderwijs. Kort en goed: formeel zou de SGP godsdienstvrijheid moeten erkennen als passend bij haar theocratische confessie en daarbij haar absolute ‘nee’ tegen islamitisch onderwijs kunnen vervangen door een voorwaardelijke instemming.7 De ontwikkelingen binnen de ChristenUnie laten evenzeer een spanningsveld zien tussen een breed confessioneel ideaal en een smalZICHT 2011-4 | december 2011
lere praktijk. Op grond van haar confessionele principes is de partij onder Rouvoet bij uitstek in staat gebleken om een brede christelijk-sociale agenda te voeren (met aandacht voor bijvoorbeeld duurzaamheid). Hiermee heeft zij bewust aansluiting gezocht bij de moderne progressieve buitenwereld en kan zij een bredere groep kiezers aanspreken dan haar traditionele achterban (zoals bijvoorbeeld katholieken). Om de band met de traditionele achterban niet te verliezen, zijn er echter ook geluiden binnen de partij om terug te keren naar de protestants-orthodoxe grondslagen. Maar zo’n terugkeer naar de eigen traditionele agenda, waarin vooral ethische kwesties domineren, zal zeker niet kunnen voorkomen dat de partij maatschappelijk gezien geloofwaardigheid en draagvlak verliest. De massieve tegenstem, het heilige ‘nee’ op het gebied van abortus en euthanasie, zal plaats moeten maken voor een stellingname waarin positieve, christelijk geïnspireerde en verleidelijke alternatieven centraal staan. In de samenleving zijn deze positieve voorbeelden al volop aanwezig. Zo is er naast verzet tegen euthanasie (als een ontoereikend antwoord op het lijden in de samenleving) een hospice-beweging op gang gekomen. Ook bestaat er naast of zelfs in plaats van verzet tegen abortus een VBOK (Siriz). De geloofsverantwoording richting de samenleving zal minder moeten lopen via uitwendige gezagslijnen, op grond waarvan men het eigen absolute morele gelijk claimt, maar veel meer via de weg van de innerlijke verlokking.8 Het is deze positieve en authentieke geloofshouding zonder dwang die ook op sociaal betrokken niet-gelovigen een onweerstaanbare aantrekkingskracht kan uitoefenen.
Confessionele politiek | Drs. J. Prij, Confessionele partijen maken God te klein
19
Publieke Gerechtigheid als samenlevingsideaal Het ironische is dat de ruimte voor een authentieke en breed gedefinieerde christelijk-sociale samenlevingsagenda, als uitnodigende confessie voor alle mensen en kringen in de samenleving, groter is dan ooit. Na het communisme hebben ook het staatspaternalisme en het neoliberalisme als alomvattende ideologieën afgedaan. Onder druk van de financiële crisis, de milieu- en klimaatcrisis die mondiale proporties aannemen, is de onderlinge lotsverbondenheid en afhankelijkheid van elkaar groter dan ooit. Paradoxaal genoeg kan deze zogenaamd seculiere tijd daarom met recht als een religieuze tijd worden geduid.9 Zelfs mensen die religie willen afzweren, zoals de filosofen Peter Sloterdijk en Slavoj Žižek, ontkomen niet aan oerreli-
De ruimte voor een authentieke en breed gedefinieerde christelijk-sociale samenlevingsagenda, als uitnodigende confessie voor alle mensen en kringen in de samenleving, is groter dan ooit.
gieuze duidingen van onze human condition. Volgens Žižek leven we in de eindtijd, waarin vele rampen ons zullen treffen en we het einde van het door en door corrupte wereldwijde kapitalistische systeem zullen meemaken.10 Ook Sloterdijk ontpopt zich als een klassieke onheilsprofeet. In het apocalyptisch ZICHT 2011-4 | december 2011
slot van zijn gelijknamige boek komt het adagium ‘Je moet je leven veranderen’ als een absoluut imperatief over de lezer heen. Iedereen, gelovig of niet, zal zijn leven moeten beteren om de aarde te redden van oververhitting en uitputting, die we door het hectische leven in onze aan beweging en groei verslaafde stressgemeenschappen zelf over haar hebben afgeroepen. Op straffe van de ondergang van de gehele menselijke soort zullen we moeten samenwerken, uit onze zelfgekozen beschermingsconstructies moeten komen en globale ‘co-immuniteitsstructuren’ moeten ontwerpen, om zo door ‘dagelijkse oefeningen de goede gewoonten van het gemeenschappelijk overleven eigen te maken.’11 Maar zoals de confessionelen en onze oermoeders en vaderen uit de tijd van de Babylonische ballingschap weten: Zonder visie komt het volk om (Spreuken 11 vers 14; zie ook: Spreuken 29 vers 18). Deze visie hoeven we niet uit alle macht zelf te ontwikkelen. Wanneer we denken dat we het alleen moeten doen, dreigen we onder de last van die verantwoordelijkheid te bezwijken. Het mooie van een geloofwaardige confessionele koers is dat een dergelijke kramp niet nodig is. Juist het besef te leven in ultieme afhankelijkheid, juist het besef dat het leven een gift is, geeft de ruimte om ook aan anderen te geven.12 Het is die ontkramping die vrijgevig maakt richting anderen en daadwerkelijk de ruimte schept om je op tal van manieren in verschillende sferen (gezin, school, werk en in de politiek) in te zetten voor ‘het opbloeien van anderen binnen een gedeelde wereld’. Dat is precies wat we onder Agapè moeten verstaan en waar Paulus zo laaiend enthousiast over was en die het christendom zijn ongekende en universele kracht meegaf. Agapè,
Confessionele politiek | Drs. J. Prij, Confessionele partijen maken God te klein
20 dat is de kracht die een gemeenschap in het leven roept en die ieder mens met de individuele eigenheid uitnodigt tot participatie op voet van gelijkwaardigheid, omdat ieder mens, ongeacht achtergrond, nationaliteit, geloof, geaardheid beelddrager Gods is.13 Het
Er zullen binnen de verschillende confessionele partijen nog heel wat heilige huisjes en bij nader inzien te smal gedefinieerde opvattingen moeten sneuvelen.
is daarom dat confessionele partijen in principe goed toegerust zijn om samen met andere niet-confessionele partijen zo’n brede agenda met overtuigingskracht te voeren.
Binnen zo’n agenda staat de samenleving centraal. Deze civil sphere is gebouwd op de premisse dat mensen niet alleen gaan voor het najagen van eigenbelang, maar ook op het helpen van de ander gericht zijn.14 Maar er zullen binnen de verschillende confessionele partijen nog heel wat heilige huisjes en bij nader inzien te smal gedefinieerde opvattingen moeten sneuvelen, voor het zover is. Maar dat is precies de bedoeling in het besef dat alleen God heilig is. Te mogen leven in de ruimte van die waarheid die veel groter is dan wij zelf bevatten kunnen;15 dat schept als vanzelf verplichtingen, ook politiek, misschien wel op een veel grotere, ruimhartiger en verrassender wijze dan wij zelf denken kunnen. Ja, er is nog volop toekomst voor confessionele politiek, maar dan zal ze haar eigen universele boodschap wel serieus moeten nemen, een boodschap niet bedoeld om de eigen slinkende achterban te behagen, maar voor het welzijn van ‘heel het volk.’
Noten 1 2 3 4
5 6
De auteur was van 2002 tot en met 2010 secretaris van het kwartaalblad Christen Democratische Verkenningen. Zie zijn analyse in The Disenchantment of the World: A political History of Religion. Zie uitgebreid in: David T Koyzis, Political Visions and Illusions. A Survey and Christian Critique of Contemporary Ideologies, 2003. Zie voor een fascinerende beschrijving van deze schokervaring Barth in De Romeinbrief ‘De mens heeft de waarheid, namelijk Gods heiligheid, ingepalmd en ingekapseld, op zijn maat toegesneden en daarmee van haar ernst en haar draagwijdte beroofd, haar onschadelijk en nutteloos gemaakt, in onwaarheid omgezet.’ Zoals bekend is de invloed van Barth in Nederland ook politiek gezien merkbaar. Na de Tweede Wereldoorlog trokken personen uit verschillende politieke partijen dat het definitief niet meer geloofwaardig is om God voor partijpolitieke karretjes te spannen. De door de SDAP gewenste partijpolitieke ‘doorbraak’ is mede door de theologie van Barth ingegeven. Christelijke of christen democratische politiek is volgens hen dus een contradictio in terminis. Hiermee voor het gemak vergetend dat volgens Barth strikt genomen geen enkele politieke keuze, zich theologisch laat verantwoorden om de doodeenvoudige reden dat de mens ‘zondig, zelfgenoegzaam en autistisch’ van aard is en men niet voor zichzelf of de eigen confessionele stroming bezit van de waarheid kan claimen. Ontleend aan: Marc de Kessel. Goden Breken, 2010 Amsterdam: Boom. Zie bijvoorbeeld de krampachtige met taboes omgeven discussie rond de (on)verenigbaarheid van islam en democratische rechtsstaat. Niet vergeten moet worden dat het democratisch zoeken naar waarheid (die zich in deze laatmoderne tijd niet anders laat tonen dan in de ontmaskering van onwaarheid en dwang) authentieke religieuze bronnen heeft binnen alle monotheïstische godsdiensten, ook binnen de islam. Zie hiervoor Zonder geloof geen democratie, Christen Democratische Verkenningen, zomer 2007 en recent de Anton de Krom lezing 2011 door Ab Klink ‘Mensenrechten zijn voor alle mensen’.
ZICHT 2011-4 | december 2011
Confessionele politiek | Drs. J. Prij, Confessionele partijen maken God te klein
21 7
8
9 10 11 12 13 14 15
Langs dezelfde lijn is het volledig voorstelbaar en verdedigbaar dat er mede onder druk van de mogelijke gevolgen van het vonnis van de Hoge Raad (waarin bepaald wordt dat de SGP vrouwen niet anders mag behandelen dan mannen) een interne partijdiscussie tot stand komt op grond waarvan het massieve ‘nee’ tegen passief vrouwenkiesrecht vervangen wordt door een alternatieve positiebepaling die volledig recht blijft doen aan de uitgangspunten van de SGP. Zie voor deze voorbeelden en verwoording van de achterliggende motivatie: Govert Buijs ‘Hoera voor het leven’. Calvinistische levenskunst in: Koert van Bekkum (red) Toekomst voor de gereformeerde traditie, 2004, Uitgeverij Nederlands Dagblad, pp.19-42. Zie ook Charles Taylor in A Secular Age die bij de these van een seculiere tijd fundamentele vraagtekens plaatst die helaas niet tot in de titel van zijn boek zijn doorgedrongen. Zie in: Žižek Living in the End Times. Peter Sloterdijk. Je moet je leven veranderen, 2010, Amsterdam: Uitgeverij Boom. Zie voor een vergelijkbare positiebepaling ook: Jan Schippers en Johan Polder, ‘Bijbelse visie op economie: relaties uitgangspunt’ in Reformatorisch Dagblad, 15 oktober 2011. Ontleend aan de Oecumene lezing van Govert Buijs ‘God is terug, maar de kerk moet nog even wennen (laat staan de intellectuelen); 18 januari 2008, Utrecht. Zie uitgebreid in Jeffrey C Alexander, The Civil Sphere, 2006, Oxford: Oxford. Zie ook Erik Borgman voor een vergelijkbare positiebepaling in: Overlopen naar de barbaren. Het publieke belang van religie en christendom, 2010. Geloven betekent voor Borgman steeds weer het lef hebben over te lopen naar de barbaren en te onderzoeken wat er buiten de grenzen van het eigen gelijk en het eigen geloof aan waardevols te vinden is. In dit overlopen ligt volgens hem het publieke belang besloten van religie in het algemeen en het christendom in het bijzonder.
De administratieve dienstverlener voor kerken en instellingen Gezondernemerschap? ROZA! Ondernemen is keuzes maken, iedere dag. Gaat u investeren, groeien of zelfs overnemen? Of kiest u voor consolideren? ROZA ondersteunt u bij het beantwoorden van deze vragen. Met heldere cijfers én de vertaling daarvan naar concreet bedrijfsbeleid. Wij noemen dat gezond ondernemen. Wilt u eens proeven hoe zo’n samenwerking smaakt? Bel (0318) 559 559 voor een kennismaking of kijk op www.roza.nl.
• Het geheel of gedeeltelijk verzorgen van de financiële administratie • Salaris- en / of traktementsberekeningen • Debiteuren- en crediteurenadministratie • Ledenadministratie en geldverwerving
• Opmaken en controleren van jaarverslagen • Opstellen accountantsverklaringen • Financiële advisering • Administratieve ondersteuning op locatie • Zorg- en verzuimverzekeringen • Internetboekhouden
Een hele zorg minder... Hoofdkantoor Kon. Wilhelminalaan 23 Postbus 675 • 3800 AR Amersfoort • Telefoon (033) 467 10 10
gezond ondernemen
ZICHT 2011-4 | december 2011
www.kkgkka.nl
Interview | J.M. ten Hove, “Christelijke partijen kunnen zichzelf beter opheffen”
22
interview
Hij respecteert de rechtsprincipes, maar wil ook de navolging van Christus uitdragen. Spreken met twee woorden kenmerkt een christenpoliticus, aldus Jacques Rozendaal, voorzitter SGP-jongeren. Samen met Robert Heij, voorzitter van PerspectieF (jongerenorganisatie ChristenUnie), reageert hij op een vijftal stellingen rondom christelijke politiek. Terwijl Rozendaal zegt dat de SGP “als een huis staat”, pleit Heij voor het opheffen van de christelijke politieke partijen.
J.M. ten Hove MA, redactielid
“Christelijke partijen kunnen zichzelf beter opheffen” De voorzitters van PerspectieF en SGP-jongeren aan het woord
Stelling 1: Christelijke politieke partijen zijn bezig met een achterhoedegevecht Rozendaal: “Juist in een periode van toenemende secularisatie is het belang van christelijke politiek onmiskenbaar. Wie zou anders de klassieke christelijke punten naar voren moeten brengen? De keuze van prioriteiten kan echter anders, christenpolitici hoeven niet louter defensief te regeren. Een christenpoliticus moet de christelijke Leitkultur van Nederland durven benoemen en moet ZICHT 2011-4 | december 2011
maatschappelijke thema’s agenderen die raakvlak hebben met ethiek. Echter, niet alleen het verhaal, maar juist de persoonlijke motivatie en levenshouding van een christelijke politicus kan respect afdwingen.” Heij: “De drijfveer van een christen om actief te zijn in de politiek is niet een drijfveer van macht. Het aantal leden, kiezers of zetels mag daarin nooit een doel op zich worden. Onze inzet moet zijn om met een christelijk oog naar de samenleving te kijken en van
Interview | J.M. ten Hove, “Christelijke partijen kunnen zichzelf beter opheffen”
23 daaruit oplossingen aan te dragen voor de problemen die wij zien in de samenleving om ons heen. Ondanks het dalende aantal zetels voor christelijke partijen, is de urgentie en potentie van onze politieke boodschap nog niet afgenomen. Zelfs met één zetel ben je zichtbaar en kun je je christelijke visie tonen.”
Stelling 2: Voor de toekomst van de christelijke politiek is de confessie een krachtbron en geen belemmering Heij: “De confessie is de basis voor onze partij en is een bron die bepalend en richtinggevend is voor de politieke houding die de ChristenUnie inneemt. De bindende kracht is groot, omdat de christelijke confessie voor velen een belangrijk anker is in het leven en niet zomaar een grondslag die je even ondertekent.” Rozendaal: “Een krachtig beginsel is van het grootste belang. De SGP mag en moet extra werk maken van haar politieke interpretatie van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Zowel vanwege de politieke omstandigheden als vanwege de plicht tot doordenking.”
Stelling 3: De navolging van Christus is bij christenpolitici onvoldoende zichtbaar Rozendaal: “De navolging van Christus wordt vaak teniet gedaan. Neem de Mauro-discussie. Een politieke kwestie die verworden is tot een machtsspel. Waarden als barmhartigheid en rechtvaardigheid sneeuwden onder. Wel is het van belang om overheidsoptreden niet te verwarren met de persoonlijke navolging. Een staat gaat uit van rechtsprincipes. De christenpoliticus van navolging. Een christelijk bestuurder kan af en toe gedwonZICHT 2011-4 | december 2011
Rozendaal: Juist in een periode van toenemende secularisatie is het belang van christelijke politiek onmiskenbaar. gen worden met twee woorden te spreken.” Heij: “De ChristenUnie spreekt zich altijd duidelijk uit dat wij niet geloven in een heilstaat op aarde, maar dat wij wel het talent dat God ons gegeven heeft willen inzetten om naar elkaar om te zien en de overheid vorm te geven. Het idee dat wij een tijdelijk bestaan hebben, mag nooit het argument zijn om onze ogen te sluiten voor het leed om ons heen. Wij hebben van God de taak gekregen om de aarde te bewerken en te onder-
Interview | J.M. ten Hove, “Christelijke partijen kunnen zichzelf beter opheffen”
24 den die we nu hebben. Het is belangrijk dat een christenpoliticus zijn werk kan blijven doen. Die vrijheid wordt steeds meer bedreigd, getuige de commotie rond de gewetensbezwaarde ambtenaren.” Heij: “Participatie van christenen in politiek en bestuur heeft wel zeker meerwaarde. Vanuit onze christelijke bron hebben wij een visie op de wereld en op de overheid. Juist door actief te zijn in politiek en bestuur kunnen wij iets laten zien van Gods grootheid. Het maken van een compromis is daarin geen afval van onze christelijke identiteit, maar getuigt van een idealistische visie met een realistische houding. De andere kant van de medaille is dat we geen compromissen sluiten en dus ook helemaal niets bereiken.”
Stelling 5: Een fusie van de christelijke partijen óf opheffing en participatie in seculiere partijen is de beste strategie voor de toekomst
Heij: Juist door actief te zijn in politiek en bestuur kunnen wij iets laten zien van Gods grootheid. houden. De inzet voor de overheid en de samenleving om ons heen getuigt van de navolging van Christus.”
Stelling 4: Participatie van christenen in politiek en bestuur heeft geen meerwaarde Rozendaal: “Christenen hebben een cultuuropdracht. De omstandigheden mogen daarbij niet van doorslaggevende betekenis zijn. In Nederland zijn we gezegend met alle vrijheZICHT 2011-4 | december 2011
Rozendaal: “Vooralsnog zie ik geen noodzaak voor de SGP om haar eigen positie op te geven. Ons politieke stelsel stamt uit de verzuiling en de partij heeft daarin altijd een eigen positie ingenomen. Die positie staat als een huis. Binnen christelijke politiek moet wel nagedacht worden over de vlucht naar voren. Of over het participeren in een mogelijk ander systeem, zoals bijvoorbeeld Amerikaanse reformatorische christenen een eigen positie hebben binnen de Republikeinse partij. Dit laat onverlet dat de kracht van het geluid nog altijd belangrijker is dan de macht van het getal.” Heij: “De verdeeldheid en verwarring onder christenen werkt averechts. Er moet een blok gevormd worden tegen het dominante seculiere denken. Daarom is fusie nodig. In Amerika zijn geen christelijke partijen. Christenen participeren daar zowel in de Democra-
Interview | J.M. ten Hove, “Christelijke partijen kunnen zichzelf beter opheffen”
25
Reactie CDJA De redactie van Zicht vroeg ook de politieke jongerenorganisatie van het CDA om te reageren op de vijf voorgaande stellingen. Hier ging het CDJA echter niet op in, ook niet na enige aandrang. Volgens een woordvoerder van het CDJA hebben de christendemocratische jongeren “geen mening over een abstract begrip als de christelijke politiek. De christelijke politiek is geen aparte stroming, in elke partij zijn christenen actief.”
tische als in de Republikeinse partij. Voor de doorwerking van het christelijke gedachtegoed is het ook verdienstelijker dat christe-
ZICHT 2011-4 | december 2011
nen participeren in seculiere partijen. De christelijke partijen kunnen zich daarom beter opheffen.”
Confessionele politiek | Dr. P. Korteweg, Guido de Brès
26
thema
De eerste uitgave van de Nederlandse Geloofsbelijdenis verscheen in 1561. Het is dus 450 jaar geleden dat deze Geloofsbelijdenis werd gepubliceerd, een herdenkingsjaar. De opsteller van deze belijdenis was Guido de Brès (1522-1567).
Dr. P. Korteweg, predikant Hersteld Hervormde Gemeente Oud-Beijerland 1
Guido de Brès: een beknopte biografie
Guido de Brès werd in 1522 geboren in Bergen (Mons), een stadje in de Zuidelijke Nederlanden. Mons was in die dagen beroemd vanwege zijn glasschilderkunst. Guido de Brès oefende ook het beroep van glasschilder uit.
Bekering In zijn jeugd was De Brès lid van de Roomskatholieke kerk. Het is onduidelijk hoe Guido de Brès precies voor de inzichten van de reZICHT 2011-4 | december 2011
formatie is ingewonnen. Dat was rond zijn 25e jaar. De Brès heeft zich na zijn bekering aangesloten bij de gereformeerde gemeente in Mons. Toen echter de vervolgingen in Mons begonnen, is De Brès in 1548 naar het buitenland gevlucht. Hij zocht een schuilplaats in Engeland. Onder de regering van koning Edward VI heerste toen in Engeland voor protestanten een tamelijk grote vrijheid van godsdienst. In Londen waren veel geloofsvluchtelingen uit De Nederlanden.
Confessionele politiek | Dr. P. Korteweg, Guido de Brès
27
Lille In 1552 keert De Brès terug naar De Nederlanden. Meteen begon De Brès te preken. Hij was in deze jaren een rondreizend prediker, met Lille als zijn eigenlijke standplaats. De Brès is in het jaar 1553 in deze stad aangekomen. Zijn eerste preken sprak hij hier uit voor kleine groepen toehoorders. Onder de bediening van De Brès groeide en bloeide de gemeente te Lille. In Lille heeft De Brès zijn eerste boek geschreven, Le baston de la foy chrestienne. Het is een weerlegging van de roomskatholieke kerkleer en een verdediging van de gereformeerde leer, en dat aan de hand van citaten uit de Bijbel en uit geschriften uit de vroege kerk. De Brès zou tot 1555 in Lille blijven.
Tournai Na zijn vertrek uit Lille verblijft hij eerst in Gent. In 1556 is De Brès in Frankfurt aan de Main, waar hij een korte periode verblijft. Daarvandaan trekt hij naar Lausanne en dan naar Genève. In deze stad bekwaamt hij zich verder in de theologie. Hij ontmoet hier in ieder geval Theodorus Beza, en waarschijnlijk ook Johannes Calvijn. Hij leert hier de talen Latijn, Grieks en Hebreeuws. In 1559 vertrekt hij uit Zwitserland, om zich in Tournai te vestigen. Tournai was de plaats van waaruit De Brès ook in de omgeving werkte, in Lille, Valenciennes en Mons. In het najaar van 1559 trouwt De Brès met Catharina Ramon, afkomstig uit Tournai. Hij is dan 35 jaar. Het huwelijk werd gezegend met vijf kinderen. Guido de Brès en zijn vrouw Catharina waren er diep van overtuigd dat zij elkaar van de Heere hadden ontvangen. Zij waren echter niet elkaars eigendom, maar ze waren Gods eigendom. Na dit leven zouden ze opnieuw ZICHT 2011-4 | december 2011
samen zijn, maar dan veel heerlijker dan hier op aarde. ‘Ik ga voor u uit, en wanneer het de Heere behagen zal, zult u mij volgen. Het zal niet voor altijd zijn dat de scheiding zich voltrekt. De Heere zal ook u inzamelen om ons tezamen te verenigen met ons Hoofd, Jezus Christus. Hier is de plaats van onze woning niet, zij is in de hemel; het is hier de plaats van onze vreemdelingschap’, zo schreef De Brès aan haar vanuit de gevangenis, toen zijn doodsvonnis was getekend.
Confession de foy De Brès was ook bezig geweest om zijn geloofsovertuiging kenbaar te maken aan de overheid. Hij zorgde ervoor dat in de nacht van 1 op 2 november 1561, een pakje over de muur van het kasteel van Tournai werd geworpen. Toen men de volgende ochtend het pakje vond, bleek er een klein boekje in te zitten: de Confession de foy, de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Er was een brief bijgesloten aan koning Filips II. Daarin vraagt De Brès om matiging van de vervolgingen en om de vrijheid om zijn gereformeerde geloof openlijk te belijden. De Confession draagt als thema de tekst uit 1 Petrus 3:15 ‘Zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk die u rekenschap afeist van de hoop die in u is, met zachtmoedigheid en vreze.’ In deze gezindheid heeft De Brès zijn Confession geschreven en bekend gemaakt aan de overheid. Toen de Confession bekend was gemaakt, wilde de overheid De Brès gevangennemen. Zijn vrouw en kinderen waren ondertussen vertrokken naar Sedan, waar ze veilig waren. De Brès had aan vrienden gevraagd om alle sporen uit te wissen. Zijn vrienden staken zijn studeerkamer in brand. Maar de buren wisten de brand te blussen. De Brès was ge-
Focus | Prof. dr. E. Dijkgraaf, Belijdenis in de politiek
Belijdenis in de politiek Het is 450 jaar geleden dat Guido de Bres zijn geloofsbelijdenis bekend maakte. Anno 2011 is er alle reden voor dat te herdenken. Met weemoed kun je terugdenken naar niet zo lang geleden, toen Kamerleden nog in discussie gingen over de interpretatie van Bijbelteksten. Nu moet je de meesten uitleggen wie ook al weer Jozef was. Des te belangrijker is het om de kern van het evangelie krachtig naar voren te brengen. In helder Nederlands natuurlijk, maar zonder af te doen aan de inhoud. Er zit ook een voordeel aan de huidige onwetendheid. Waar vroeger nogal eens vanuit antipathie gediscussieerd werd, merk je momenteel meer dan eens oprechte interesse. Verbaasd is men dan te horen dat de Bijbel spreekt van liefde tot de naaste. Dat geldt alleen voor degene die je mag, denkt men dan. Uitleggen dat de Bijbel elke burger als naaste ziet, brengt tot interessante discussies. Maar schrijnend blijft het wel. Wat is er nog over van het volk dat in grote getale wist wie Guido de Brès was? Een volk dat opgroeide met Wet en Evangelie? Politici kunnen en moeten getuigen van de beloften die God gegeven heeft. Maar we moeten niet vergeten dat ook de kerk een grote plaats heeft in deze samenleving. Terwijl gelukkig nog steeds zending bedreven wordt naar volken die niet of nauwelijks het Evangelie gehoord hebben, is er helaas ook steeds meer aanleiding voor evangelisatie in eigen land. Ook wat dat betreft, spreekt de geloofsbelijdenis boekdelen. Prof. dr. Elbert Dijkgraaf, Tweede Kamerlid SGP
Foto: Cees van der Wal
focus
28
ZICHT 2011-4 | december 2011
Confessionele politiek | Dr. P. Korteweg, Guido de Brès
29 vlucht. Hij kwam na wat omzwervingen zelf ook in Sedan aan, waar hij tot 1566 blijft. In Sedan is De Brès hofprediker van graaf Henri Robert de la Marck, zelf overtuigd reformatorisch. Op 19 maart 1563 had deze vorst vrije uitoefening van godsdienst afgekondigd. In 1564 waren er 166 protestantse vluchtelingen in de stad en zes predikanten. De Brès bleef tot juli 1566. Hij heeft zich in deze periode ingespannen om te komen tot een godsdienstvrede in de Zuidelijke Nederlanden. Daartoe heeft hij nauw contact gehad met Prins Willem van Oranje en diens broer Lodewijk. De Brès heeft in Sedan zijn boeken L’oraison au Seigneur en La racine, source et fondement des Anabaptistes geschreven. La racine is gericht tegen de wederdopers. Dit boek is een beschrijving van de geschiedenis van de wederdopers en hun opvattingen. De verbreiding van het anabaptisme heeft De Brès zeer verontrust.
Valenciennes De Brès heeft zijn laatste levensjaar in Valenciennes doorgebracht. Deze stad was zeer hervormingsgezind. Op 9 augustus 1566 kwam hij in deze stad aan. Op 24 augustus kwam het in Valenciennes tot de beeldenstorm. De kerken werden leeggehaald, en een dag later preekten De Brès en zijn collega-predikant, Peregrin de la Grange, in de lege kerk. De landvoogdes, Margaretha van Parma, stond de vrijheid van preken toe. Zij wilde
dus moderatie, matiging van de vervolgingen. Maar, de predikanten en de kerkenraad eisten niet alleen de vrijheid van preken, maar ook geschikte gebouwen daarvoor. De bevelhebber van de stad, Noircarmes, stond dat niet toe. Valenciennes wordt beschuldigd van opstand tegen het gezag, en de troepen van Noircarmes sluiten de stad in. Op 23 maart 1567 viel de stad Valenciennes onder dit beleg. Guido de Brès en zijn collegapredikant hadden de stad heimelijk verlaten. De volgende dag werden ze echter herkend en gearresteerd. Vanuit zijn gevangeniscel, half onder de grond, heeft De Brès een rijk getuigenis gegeven van zijn geloof. Hij deed dat in ontroerende brieven aan zijn vrouw en aan zijn moeder. Ook discussieerde hij hier met rooms-katholieke geestelijken en nam hij afscheid van zijn gemeente Valenciennes. De inquisitie wilde zo snel mogelijk de beide predikanten executeren. Op zaterdag 31 mei 1567 werd het vonnis voltrokken. Beiden predikanten werden opgehangen op de markt van Valenciennes. Om zes uur ’s morgens stierf De Brès. Tot laat in de middag bleven de lichamen hangen. Daarna werden ze begraven op de Mont d’Anzin. We mogen Guido de Brès gedenken als een man die leefde vanuit het vaste geloof dat de eerkroon voor hem was weggelegd. Na zijn dood mocht hij ingaan in de vreugde zijns Heeren.
Noot 1
De auteur is verder bestuurslid van de Stichting Heruitgave Werken Guido de Brès.
ZICHT 2011-4 | december 2011
Confessionele politiek | Dr. S.E. Buckwalter, Martin Bucer in het Europees Parlement
30
thema
In een debatbijdrage, gehouden op 30 mei 2001, citeerde dr. J. Blokland uit het Romeinencommentaar van de Straatsburgse reformator Martin Bucer (1491-1551). Dat leidde tot wat speurwerk bij onderzoekers en emailverkeer tussen Heidelberg, Apeldoorn en Rotterdam, met als doel de bron ervan te achterhalen. Het relaas van de heer Buckwalter willen we de Zichtlezers niet graag onthouden…
Dr. S.E. Buckwalter, wetenschappelijk medewerker bij het Bucer-Onderzoeksinstituut te Heidelberg 1
Martin Bucer in het Europees Parlement
Het begon allemaal met een e-mail uit Brussel. In juni 2001 kwam bij het Bucer-Onderzoeksinstituut via internet het speciale verzoek van een bij het Europees Parlement werkende vertaalster binnen: Of we haar de “originele versie” van een “gedicht van Martin Bucer”, dat zij van het Nederlands in het Duits moest vertalen, wilden doen toekomen. In eerste instantie waren we hoogst verbaasd en sceptisch. De reformator uit Straatsburg, met wiens werken en het uitgeven ervan ons onderzoeksinZICHT 2011-4 | december 2011
stituut zich al meer dan vijf decennia lang bezig houdt, is in ieder geval als schrijver van een enorm uitgebreid en gevarieerd oeuvre van theologische verhandelingen, rapporten over kerkordelijke kwesties en Bijbelcommentaren bekend - maar nu niet bepaald als schrijver van gedichten. Onze scepsis werd ronduit ongeloof, toen we vervolgens de tekst van het zogenaamd van Bucer stammende gedicht, dat de vertaalster ons in een voorlopige versie deed toekomen, nader bekeken:
Confessionele politiek | Dr. S.E. Buckwalter, Martin Bucer in het Europees Parlement
31 “Is er wel één schepsel in de lucht, Op de aarde, in het water, Dat wij niet vernielen, Dat wij niet bederven? Geen fysieke kracht Geen behendigheid, Nog veel minder sluwheid of list Kunnen hen redden voor onze vernietigende kracht. Geen rots is zo hard, Geen berg zo hoog en geweldig, Geen boom zo statig en volgroeid: Alles kunnen wij aan stukken slaan. Geen vogel vliegt zo hoog aan de hemel, Geen vis zwemt zo diep in de zee, Geen dier woont zo ver weg, in eenzame oorden, Of wij brengen het in onze macht, Wij doden het.” 2 We konden ons niet aan de indruk onttrekken, dat men de reformator uit Straatsburg een tekst wilde toedichten vanuit een context, die veel gelijkenis vertoont met die, waarin de rede van Chief Seattle was ontstaan.3 Het verbinden van dergelijke ecologische lyriek met de naam van Martin Bucer en bovendien ook nog eens met de zestiende eeuw, had er alle schijn van òf een onnozele vergissing òf een bewuste grap te zijn. Van dit vermoeden stelden wij de vertaalster beleefd op de hoogte, maar vroegen haar tegelijkertijd met gepaste nieuwsgierigheid naar de tekst, waarin zij het ogenschijnlijk van Bucer afkomstige gedicht, dat zij moest vertalen, gevonden had.
debat van het Europees Parlement gehouden rede van een zekere dr. J. Blokland,4 afgevaardigde van de Nederlandse combinatie ChristenUnie - Staatkundig Gereformeerde Partij, lid van de EP-fractie Onafhankelijkheid en Democratie en plaatsvervangend voorzitter van de EP-commissie voor Milieuvraagstukken, volksgezondheid en voedselveiligheid 5. Hierdoor nog nieuwsgieriger geworden, vroegen we de gehele tekst van de toespraak van de Europarlementariër op, die niet lang daarna voor ons lag. Nu konden we vaststellen dat zijn toespraak inderdaad met een uitdrukkelijke verwijzing naar Martin Bucer begon en nog wel met een onmiskenbare toedichting van het in zijn volle lengte geciteerde ‘gedicht’ aan de reformator uit Straatsburg. Nu was het onze beurt, op onderzoek uit te gaan en we stelden ons in verbinding met het kantoor van de heer Blokland om van diens medewerkers te weten te komen, hoe de Nederlandse afgevaardigde aan dit citaat, dat verondersteld werd van Bucer te zijn, gekomen was. Alweer kwam er snel een antwoord, nu van zijn assistent Jan A. Schippers. Als bron voor het citaat had hij het boek Martin Bucer en Johannes Calvijn. Reformatorische perspectieven. Teksten en inleiding 6 gebruikt. Nu was het ons mogelijk dit – uitgerekend door een voormalige medewerker van het Bucer-Onderzoeksinstituut geschreven – boek in te zien en voorgoed een einde te maken aan onze nieuwsgierigheid. Daar 7 werd als bron voor het boven aangehaalde gedicht een passage uit Bucers commentaar op de brief aan de Romeinen uit 1536 8 vermeld. En de authentieke tekst ervan luidt als volgt:
Geen verzinsel, toch een citaat Het betrof –aldus de vertaalster per kerende post– een op 30 mei 2001 tijdens een plenair ZICHT 2011-4 | december 2011
Quid enim rerum est in aere, terra, aqua
Confessionele politiek | Dr. S.E. Buckwalter, Martin Bucer in het Europees Parlement
32 quod non destruimus non corrumpimus? Nullae tam in sublimi volitant aves, nulli tam alte innatant mari pisces, nullae sic remote habitant in desertis bestiae, quin ea in nostram potestatem redigamus et interficiamus. Nullum illa robur, nulla pernicitas, multo minus ulla versutia vel doli tuta reddere possunt a nostra vi corruptrice. Nulla saxa tam dura, nulli montes tam celsi et vasti, nullae arbores tam grandes sunt, quin comminuamus omnia.9 Het strekt de vroegere medewerker van het Bucer-Onderzoekscentrum, Marijn de Kroon, tot eer, de knappe opbouw en de lyrische zeggingskracht van deze compacte, maar veelzeggende passage ontdekt te hebben, want in de originele tekst van Bucer is die absoluut niet als gedicht te herkennen, maar ligt daar in de doorlopende tekst van het allerminst overzichtelijke en niet bepaald vlot leesbare Commentaar op de Romeinenbrief verborgen. Was hiermede het raadsel met betrekking tot de authenticiteit van de aparte tekst van Bucer opgelost, nu zag men zich voor de minstens even moeilijke uitdaging geplaatst, het beeld dat men zich van Bucer had eigen gemaakt met deze zo modern klinkende tekst te laten accorderen.
Schepping en schepsel Het Commentaar op de Romeinenbrief 10, een boek van meer dan 500 bladzijden met dicht ZICHT 2011-4 | december 2011
op elkaar gedrukte letters, is het belangrijkste exegetische werk11 van de reformator uit Straatsburg. Het gedicht komt uit de passage, die de volgende verzen van Romeinen 8 becommentarieert: Want het schepsel wacht reikhalzend op de openbaring der kinderen Gods; nademaal het schepsel onderworpen is aan de ijdelheid, niet gewillig, maar om diens wil, die het onderworpen heeft, in hope; want ook het schepsel zelf zal vrij worden van den dienst der vergankelijkheid, tot de heerlijke vrijheid der kinderen Gods.12 Aan Bucers betogen bij deze Bijbeltekst liggen stellig totaal andere intellectueel-historische vooronderstellingen en belangen ten grondslag dan aan die van hedendaagse ecologische bewegingen. Niettemin kan het voor ons nog altijd nuttig zijn, deze bijna een half millennium geleden geformuleerde gedachten te onderzoeken, want ze brengen ons in het hart van Bucers theologie. In het centrum van Bucers uitleg van de geciteerde alinea uit de Romeinenbrief staat het begrip van de “schepping” en het “schepsel”.13 Zoals altijd, verwijst de man uit Straatsburg eerst naar de relevante uitspraken van de kerkvaders Augustinus, Origines, Johannes Chrysostomus en Ambrosius bij de Bijbeltekst, om vervolgens zijn eigen gedachten daarover te formuleren. Opvallend in zijn betoog is de nadruk op het fundamentele bij elkaar horen van alle schepselen: mensen, dieren, planten en de onbezielde natuur - van rivieren, heuvels en bergen tot de hemellichamen en gesternten toe- zijn met elkaar verbonden in hun eigenschap van creatura. Wat ze allemaal gemeenschappelijk hebben is dat ze geschapen, schepsel zijn.
Confessionele politiek | Dr. S.E. Buckwalter, Martin Bucer in het Europees Parlement
33 Met name de overbrugging van de kloof tussen de mens en de rest van de schepping gaat Bucer ter harte: Hij stelt dat er een directe sympathie (sympathia) en verwantschap (cognatio) tussen beide bestaat.14 Zijn betogen zijn niet op een ecologisch bewustzijn gebaseerd, maar laten we zeggen op een letterlijk verstaan van die Bijbelse passages, waarin het morele gedrag van de mensen direct van invloed is op de eigenschappen van het door hen bewoonde land. Als bewijs daarvoor citeert Bucer Psalm 107 vers 33-35, waar gezegd wordt, dat uitgedroogd land door de vrome levenswandel van zijn bewoners waterrijk wordt gemaakt of vruchtbaar land op zijn beurt als gevolg van de goddeloosheid van zijn bewoners tot een zoutwoestijn wordt.15
Een keten van wederzijds dienen Het gedrag van alle schepselen onderling onderscheidt zich volgens Bucer door meer dan alleen maar het overdragen van morele eigenschappen. Bucer ontdekt in de totale geschapen wereld een ononderbroken keten van wederzijds dienen. Zij vormt het wezen van de cognatio en de sympathia, die mensen, dieren, planten en onbezielde natuur met elkaar verenigt.16 Reeds in zijn allereerste, in de zomer van 1523 gepubliceerde geschrift met de omslachtige titel Das ym selbs niemant, sondern andern leben soll bracht Bucer zijn fundamentele theologische overtuiging tot uitdrukking, “dat alle schepselen gericht zijn op het nut en welzijn van de ander en daarmee weer op het geheel”.17 Nog kernachtiger vatte hij het samen in een brief aan zijn verstandelijk gehandicapte zoon Nathanaël van 18 april 1549: “Geen kruid is zo klein of het heeft op de mens een gunstige invloed. Hoeveel teZICHT 2011-4 | december 2011
meer behoort dan de mens, geschapen naar het beeld van God, ook altijd zijn nuttige invloed te hebben en zich erin te oefenen, God te eren en de naaste tot nut te zijn?” 18
Bucer ontdekt in de totale geschapen wereld een ononderbroken keten van wederzijds dienen. Tegen deze theologische achtergrond gezien, is het niet waarschijnlijk dat Bucers gedicht als een aanklacht tegen de vernietigingsdrift van de mens tegenover zijn medeschepselen uit de dierenwereld moet worden opgevat, maar eerder als een verbazingwekkende constatering en beschrijving van de dienstbaarheidsverhouding, waarin de dieren tegenover de mensen staan. Maar naar Bucers inzicht vergaat het de mensen niet anders dan de dieren. Ook zij zijn er om hun naasten en God te dienen. Niet minder dan de dieren zijn ook zij volgens Romeinen 8 vers 20 aan de vergankelijkheid onderworpen.19 En hun allen geldt Gods belofte, dat de hele schepping - niet alleen de mens- op een dag zal worden hersteld.20 Het valt niet te ontkennen, dat onze ecologische zorgen in de 21e eeuw Bucer volkomen vreemd geweest zijn, want hij leefde immers in een tijd, waarin het beheersen van de natuur een verre droom was. Een moderne toe-eigening van Bucers theologische grondbeginselen is echter absoluut geen beletsel om de weliswaar niet bedoelde, maar wel latent aanwezige wetenschappelijk-filosofische en ecologische implicaties van zijn uit-
Confessionele politiek | Dr. S.E. Buckwalter, Martin Bucer in het Europees Parlement
34 spraken in onze tijd voluit te laten gelden. En in dit opzicht geeft zijn gedicht een indrukwekkend getuigenis van wat wij ons tegenwoordig veel sterker bewust zijn, namelijk de broosheid en het aan de mens overgeleverd zijn van de natuur. De bewering dat zijn betogen beter in de 21e dan in de 16e eeuw passen, is zeker niet ongerijmd.
Slot In zoverre was het een gelukkige samenloop van omstandigheden, dat de publicatie van een voormalige medewerker van het BucerOnderzoeksinstituut en het voordragen van een citaat uit deze publicatie door een lid van het Europees Parlement het mogelijk maakten, dat Martin Bucer, de meest Europese van alle reformatoren van de 16e eeuw,21 450 jaar na zijn dood in een heus Europees forum aan het woord mocht komen. Wij sluiten deze overwegingen af met de bijzonder geslaagde vertaling van dit gedicht door Hartmut Ru-
dolph,22 ook een voormalige medewerker van het Bucer-Onderzoeksinstituut: Gibt es ein Geschöpf Auf Erden, in Luft oder Wasser, Das wir nicht zerstören, Das wir nicht verderben? Kein Vogel vermag sich so hoch gen Himmel zu erheben, Kein fisch so tief ins Meer hinunterzuflüchten, Kein wildes Tier sich so weit weg in unbewohntes Gebiet zurückzuziehen, Daß wir sie nicht doch alle in unsere Gewalt brächten, ja, sie töteten! Weder physische Stärke, weder Hurtigkeit, Viel weniger noch Verschlagenheit oder List Könnten sie vor unserer Verderben bringenden Macht bewahren. Kein Stein ist so hart, Kein Berg so hoch und erhaben, Kein Baum so kraftvoll gewachsen – Alles fällt unserer Vernichtung anheim!
Noten 1
2 3
De oorspronkelijke versie van dit artikel ‘Bucer im Europäischen Parlament’ is gepubliceerd in: D. Bandin und U. Kronauer (Hrsg), Früchte vom Baum des Wissens. Eine Festschrift der wissenschaftlicher Mitarbeiter, Heidelberg: Universitätsverslag Winter 2009, blz. 373-379. De redactie zegt de heer M.H.J. van Tilborgh uit Rotterdam hartelijk dank voor de door hem verzorgde vertaling uit het Duits. Citaat (licht aangepast) uit: Marijn de Kroon, Martin Bucer en Johannes Calvijn, Reformatorische perspectieven, Teksten en inleiding, Zoetermeer:Meinema 1991, p. 182. Voor een wetenschappelijke analyse van de twijfelachtige authenticiteit van de verschillende in omloop zijnde versies van de redevoering, die Häuptling Seattle op 11 mei 1854 zou hebben gehouden en die met name in de 80-er jaren van de vorige eeuw grote bekendheid kreeg in Noord-Amerika en Europa (vooral bekend waren de passages “De grote Häuptling in Washington laat weten, dat hij ons land wil kopen. Maar hoe kan iemand de aarde kopen, of de lucht? Dit idee is ons vreemd. Als de frisheid van de lucht en de glinstering van het water niet eens van ons zijn, hoe kunnen jullie die dan van ons kopen?” alsmede “elk stukje van deze aarde is mijn volk heilig, want de aarde is de moeder van de rode man. Wij weten dat de blanke man onze aard niet begrijpt. Hij behandelt zijn moeder, de aarde, en zijn broer, de lucht, als dingen die je kunt kopen en plunderen, als schapen of schitterende parels die je kunt verkopen. Zijn honger zal de aarde verslinden en slechts een woestijn overlaten. De aarde is onze moeder. Wat de aarde treft, treft ook de zonen van de aarde. Want wij weten het: de aarde behoort niet aan de mensen. De mens hoort bij de aarde. Alles is met elkaar verbonden”; een andere, veel geciteerde passage luidde: “Elk stukje van deze aarde is mijn volk heilig, elke glinsterende dennennaald, al het zand van het strand, elke nevelige sluier in de donkere bossen, elk open plekje, elk zoemend insect is heilig in de gedachten en beleving van mijn volk”), vgl. ten slotte Albert Furtwangler: Answering Chief Seattle, Seattle, London 1997.
ZICHT 2011-4 | december 2011
Confessionele politiek | Dr. S.E. Buckwalter, Martin Bucer in het Europees Parlement
35 4
5 6
7
8
9
10 11
12 13
14
15 16
17 18 19 20 21
22
Geboren in 1943, promoveerde in 1976 in de economische wetenschappen, docent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam van 1971 tot 1998 en van 1994 tot 2009 lid van het Europees Parlement. Zie ook: http://www.europarl. europa.eu/meps/nl/1969/Johannes_BLOKLAND.html (laatst geraadpleegd op 2 december 2011). In het Europees Parlement spreekt men als het over gezondheid gaat over ‘voedselveiligheid’ en als het de landbouw betreft over ‘deugdelijkheid van voedingsmiddelen’. Marijn de Kroon: Martin Bucer en Johannes Calvijn. Reformatorische perspectieven. Teksten en inleiding, Zoetermeer 1991; Duitse vertaling van Hartmut Rudolph: Martin Bucer und Johannes Calvin. Reformatorische Perspektiven. Einleitung und Texte, Göttingen 1991. Vgl. bijvoorbeeld de Kroon: Martin Bucer und Johannes Calvin (als noot 6), blz. 248 vv. (in de Nederlandse originele uitgave blz. 182). De Kroon citeert het gedicht opnieuw in zijn boek Éen van ons. Perspectief op verzoening, Zoetermeer 1999, blz. 41. Metaphrases et enarrationes … Tomus primus. Continens metaphrasim et enarrationem in Epistolam ad Romanos, Straatsburg 1536; vgl. Martin Bucer (1491-1551), Bibliographie, uitgegeven door Gottfried Seebass, geschreven door Holger Pils, Stephan Ruderer en Petra Schaffrodt met medewerking van Zita Faragó-Günther, Gütersloh 2005, nr.76, blz. 74 vv.; vgl. ook de Kroon: Martin Bucer und Johannes Calvin (als noot 6), blz. 35. Bucers commentaar op de Romeinenbrief werd in 1562, elf jaar na zijn dood, opnieuw uitgegeven (vgl. Bibliographie, nr. 223, blz. 155). Commentaar op de Romeinenbrief 1536 (als noot 8), blad 342a = Commentaar op de Romeinenbrief 1562 (als noot 8), blz. 389; vgl. ook de Kroon: Martin Bucer und Johannes Calvin (als noot 6), blz. 249, noot 97. Zoals men kan zien, heeft Blokland bij het overnemen van de passage in zijn toespraak van 30 mei 2001 een verandering in de volgorde van de vier zinnen resp. strofen aangebracht. De tweede zin in de tekst van Bucer is door Blokland achteraan geplaatst. Op die manier eindigt het gedicht met het onderstrepen van het vernietigen van verschillende diersoorten door de mensen. Vgl. boven noot 8. Vgl. hiervoor Martin Greschat: Martin Bucer. Ein Reformator und seine Zeit, München 1990, blz. 155 vv.; Marijn de Kroon: Studien zu Martin Bucers Obrigkeitsverständnis. Evangelisches Ethos und politisches Engagement, Gütersloh 1984; Bernard Roussel: Martin Bucer. Lecteur de l’Epître aux Romains, Theol. diss., 2Bde. (Masch.), Straatsburg 1970. Romeinen 8:19-22 uit de Lutherbijbel (in Nederlandse vertaling). Vgl. vooral de passage op blz. 386-391 in het commentaar op de Romeinenbrief 1562 (als noot 8), waarin het begrip “creatura” 32 keer wordt gebruikt. Hartelijk dank aan mevrouw Heidi Hein van het Melanchton Onderzoeksinstituut voor haar hulpvaardigheid bij het weergeven van taalkundig moeilijke Latijnse formuleringen van Bucer. “… sympathiam et cognationem quam cum homine habent res universae”,, Commentaar op de Romeinenbrief 1562 (als noot 8), blz. 387. Vgl. ook dat van De Kroon: Martin Bucer und Johannes Calvin (als noot 6), blz. 250 eruit gelichte passage “… omnino arcana quaedam singulis rebus est cum homine sympathia”, Commentaar op de Romeinenbrief 1562 (als noot 8), blz. 388. Vgl. Commentaar op de Romeinenbrief 1562 (als noot 8), blz. 387: “Terra sterilis propter pietatem inhabitantium redditur fructifera propter impietatem inhabitantium vertitur in salsuginem, ut canit Psalm 107.” De Kroon: Martin Bucer und Johannes Calvin (als noot 6), blz. 250 drukt het als volgt uit: “Sympatheia, cognatio en consensus zijn de trefwoorden, die de onderlinge vervlochtenheid van de relaties tussen mens en schepping moeten karakteriseren. Zij hebben verwantschap met elkaar; in het waarnemen, ervaren en kennen zitten ze zogezegd op dezelfde golflengte,corresponderen daarin met elkaar … mens en schepping horen bij elkaar”. Greschat: Martin Bucer (als noot 11), blz. 68. Typoscript van Jean Rott (Bucer Onderzoeksinstituut Heidelberg) van het origineel in het Straatsburgse stadsarchief (Archives de la ville de Strasbourg), AST 153 (Epistolae Buceri III), nr. 156. Vgl. Commentaar op de Romeinenbrief 1562 (als noot 8), blz. 386-391. De Kroon: Martin Bucer und Johannes Calvin (als noot 6), blz. 250 spreekt over een door Bucer gemaakte zinspeling op “Herstel van het Koninkrijk van God op kosmisch-ecologisch niveau”. Vgl. bijv. Thomas Kaufmann: Reformatoren (Vandenhoeck und Ruprecht Kleine Reihe 4004), Göttingen 1998, blz. 70: „“ Bucer schijnt toch al -als slechts weinigen van zijn tijdgenoten- in ruime, pan-Europese voorstellingen geleefd en gewerkt te hebben. Vgl. hiervoor ook Greschat: Martin Bucer (als noot 8), blz. 115 en 216; Stephen E. Buckwalter: Martin Bucer und Emden, Emder Jahrbuch 84 (2004), blz. 10-18, met name blz. 12; Martin Bucers Deutsche Schriften, dl.12: Schriften zu Kirchengütern und zum Basler Universitätsstreit (1538-1545), bew. door Stephen E. Buckwalter, Gütersloh 2007, blz. 15. De Kroon: Martin Bucer und Johannes Calvin (als noot 6), blz. 248. Het gedicht is nu onvertaald gelaten.
ZICHT 2011-4 | december 2011
Confessionele politiek | Ds. P. de Vries, De blijvende actualiteit van Groen van Prinsterer
36
Groeien doe je samen Steeds meer organisaties betrekken Bunt Groep bij hun uitdaging om te groeien. Bunt Groep is de verzamelnaam voor Bunt Management en Bunt Persoonlijke ontwikkeling. Bunt Management is vooral gericht op de ontwikkeling van organisaties. Van trainingen en interim-management tot organisatieadvies en coaching. Omdat organisatieontwikkeling staat of valt met de prestaties van individuen, zijn we ons nog meer gaan toeleggen op persoonlijke ontwikkeling. Vandaar Bunt Persoonlijke Ontwikkeling. Bunt Groep is een onafhankelijk adviesbureau, gespecialiseerd in trainingen, coaching, organisatieen managementadvies en psychosociale hulpverlening. Wij helpen organisaties en mensen te ontwikkelen.
Wordt het ook voor u tijd om te groeien? Neem dan telefonisch contact met ons op of ga naar www.buntgroep.nl. U kunt ons ook ontmoeten op een gratis college-avond bij u in de buurt. Kijk voor meer informatie hierover op onze website of bel 0318-830226. Graag ontmoeten wij u voor een nadere kennismaking!
Bunt Groep - Galileilaan 23d - 6716 BP Ede - T 0318-830226 - E
[email protected]
ZICHT 2011-4 | december 2011
Confessionele politiek | Dr. P. de Vries, De blijvende actualiteit van Groen van Prinsterer
37
thema
In deze bijdrage wil ik aandacht vragen voor de negentiende-eeuwse christenstaatsman Groen van Prinsterer (1801-1876). Ik baseer mij daarbij vooral op een tweetal proefschriften die inmiddels al enige jaren geleden zijn verschenen. Groen kan als de grondlegger van de protestants-christelijke partijen worden gezien.
Dr. P. de Vries, predikant van de Hersteld Hervormde Gemeente Boven-Hardinxveld 1
De blijvende actualiteit van Groen van Prinsterer
Groen keerde zich tegen de beginselen (een uitdrukking die hij graag gebruikte) van de Franse Revolutie. Hij was antirevolutionair. Hij aanvaardde een aantal feitelijke gegevenheden van de Franse Revolutie, maar wees de beginselen ervan af. Zonder meer de klok van de geschiedenis te willen terugdraaien achtte hij geen optie. Een dergelijke contrarevolutionaire houding was voor hem ten diepste ook revolutionair. Groen kende grote betekenis toe aan datgene ZICHT 2011-4 | december 2011
wat in de weg van de historie tot stand was gekomen. Daarmee moest je naar zijn overtuiging niet radicaal breken, maar als dat nodig was, dit van binnenuit hervormen. De Bijbel was voor hem daarbij de norm. Groen kon zijn denken dan ook als christelijk-historisch typeren. Zijn leuze was: ‘Er staat geschreven’ en ‘Er is geschied’. Bij dat laatste dacht Groen wel allereerst, maar zeker niet uitsluitend aan de Bijbelse geschiedenis.
Confessionele politiek | Dr. P. de Vries, De blijvende actualiteit van Groen van Prinsterer
38
Kerkelijk standpunt Onder de titel Amicitia Christiana (Christelijke vriendschap) schreef ds. J.G. Barnhoorn een dissertatie over de vriendschap tussen Groen van Prinsterer en Da Costa. Jarenlang hebben zij met elkaar brieven gewisseld over theologische, kerkelijke en maatschappelijke onderwerpen. Deze christelijke vrienden dachten niet in alle dingen, maar dat nam hun diepe verbondenheid niet weg. Na de dood van Da Costa heeft Groen deze briefwisseling in drie delen uitgegeven. Hij nam niet alle brieven
een reeds bestaande gezindheid, namelijk de hervormde of gereformeerde gezindte. Al bevonden zij zich buiten de Hervormde Kerk als genootschap, zij stonden niet buiten de Hervormde Kerk als gezindte. Ik merk op dat inmiddels maar aan heel weinigen de oorspronkelijke betekenis van de uitdrukking ‘gereformeerde gezindte’ bekend is. Wat een theologische aanduiding was, is voor velen louter een sociologische uitdrukking geworden. Juist nu de gereformeerde gezindte als sociologisch fenomeen steeds meer verbrokkelt en haar eigen identiteit verliest, is het van levensbelang terug te keren naar de theologische betekenis. Gereformeerd of hervormd gezind zijn allen die de drie-enige God als de God van volkomen zaligheid belijden en weten dat Christus aan het kruis plaatsvervangend voor de schuld heeft betaald.
Groen was antirevolutionair. Hij aanvaardde een aantal feitelijke gegevenheden van de Franse Revolutie, maar wees de beginselen ervan af.
Schrift en belijdenis
op en liet ook passages weg uit brieven die hij wel opnam. Zijn beginsel voor de uitgave was om datgene te publiceren wat van historisch belang was. Zowel Groen als Da Costa hebben enerzijds de Afscheiding van de hand gewezen en anderzijds hun geloofsverbondenheid met de Afgescheidenen benadrukt. Groen schreef een indrukwekkend geschriftje waarin hij protesteert tegen de vervolging van de Afgescheidenen De Maatregelen tegen de Afgescheidenen aan het Staatsregt getoetst (1837). Met als argument dat de Afgescheidenen een nieuwe gezindheid vormden, werd de vrijheid van godsdienst voor alle bestaande gezindheden op hen niet van toepassing geacht. Groen bestreed dat de Afgescheidenen een nieuwe gezindheid vormden. Zij maakten deel uit van
Zowel Groen als Da Costa waren er diep van overtuigd dat men God niet zaligmakend kan kennen buiten Jezus Christus. Daarin lag voor beiden ook de blijvende betekenis van de gereformeerde belijdenis. Het ging hen beiden om de vaste waarheden van de inspiratie van de Bijbel, de drie-eenheid, de verzoening door voldoening, de rechtvaardiging door geloof, de werkelijkheid van de onmacht van de mens en de noodzaak van wedergeboorte. Er waren echter ook verschillen. Da Costa heeft meer en meer gesteld dat de handhaving van de belijdenis een medisch (genezend) karakter moest dragen. Dat heeft te maken met het feit dat Da Costa de belijdenis zelf op een aantal punten ongenoegzaam achtte. Dan dacht hij niet in de laatste plaats aan de leer van de toekomst. Da Costa was namelijk een (pre)chiliast die uitzag naar een duizendjarige regering van Christus op
ZICHT 2011-4 | december 2011
Confessionele politiek | Dr. P. de Vries, De blijvende actualiteit van Groen van Prinsterer
39 aarde voorafgaande aan het laatste oordeel. Hij wenste uiteindelijk een nieuwe belijdenis die dit element volledig recht zou doen. In zijn relativering van de bestaande belijdenis was Da Costa meer verwant aan de ethische richting dan hijzelf dacht. Verschil bleef dat Da Costa de historisch-kritische benadering van de Schrift volledig van de hand wees, terwijl dit niet gold voor de ethische richting die ook hierin een middenweg wilde volgen tussen de vrijzinnigheid en de orthodoxie. Groen wenste dat de belijdenis ook in juridische zin werd gehandhaafd en dat op afwijkingen leertucht werd uitgeoefend. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat het Groen daarbij ging om de geest en hoofdzaak van de belijdenis. Hoewel Groen de leer van de verkiezing persoonlijk volledig onderschreef, sloeg hij het kerkelijk belang van deze leer en in samenhang daarmee de bindende kracht van de Dordtse Leerregels - minder hoog aan. Een man als Moorrees heeft hier een ander geluid gegeven.
Groen en de geschiedenis Reeds voor zijn bekering en zijn toewending tot de orthodoxie was Groen een aanhanger van de historische (recht)school. Dat is na zijn bekering zo gebleven. Alleen werd deze visie op recht en geschiedenis vanaf zijn bekering verbonden met een christocentrische geschiedsbeschouwing. In de negentiende eeuw kwam de beoefening van geschiedenis als wetenschap tot grote bloei. Bronnen werden intensief bestudeerd. In dat kader past de uitgave in druk van historisch materiaal. Groen heeft daaraan het zijne bijgedragen door de uitgave Archives ou correspondance inédite de la Maison d’Orange-Nassau. Groen wilde het verleden zo objectief mogelijk voorstellen, ook al betekende dit een corZICHT 2011-4 | december 2011
rectie van een gegroeide en gevestigde beeldvorming. Tegelijkertijd was Groen ervan overtuigd, zoals uit zijn Handboek der Geschiedenis van het Vaderland blijkt, dat een historicus niet neutraal kan zijn. Wie dat beweert, verbergt zijn eigen vooringenomenheid en is niet bereid de consequenties van deze vooringenomenheid onder ogen te zien. Alleen wie bereid is echt partij te kiezen, kan objectief zijn. Hiermee samen hangt de constatering van Groen dat zij die beweren tolerant te zijn, hoogst intolerant plegen te zijn. Zij ver-
Zij die beweren tolerant te zijn, plegen hoogst intolerant te zijn. Zij verwachten namelijk dat heel de samenleving instemt met hun visie op tolerantie. wachten namelijk dat heel de samenleving instemt met hun visie op tolerantie en menen dat hun levensbeschouwelijke waarden aan het gehele publieke domein moeten worden opgelegd.
Anti-christelijke staat Vanaf zijn bekering is Groen antirevolutionair en niet contrarevolutionair geweest. Hij zocht geen herstel van de situatie van vóór 1795 en erkende heel nadrukkelijk het publieke recht van alle godsdienstige gezindheden. Bij Da Costa lag dat anders. Die was aanvankelijk fel contrarevolutionair, maar heeft zich steeds meer in antirevolutionaire richting ontwikkeld. Groen aanvaardde de neutrale staat als feitelijk gegeven, maar was er diep van overtuigd dat een staat uiteinde-
Confessionele politiek | Dr. P. de Vries, De blijvende actualiteit van Groen van Prinsterer
40 lijk nooit neutraal kan zijn. Aan de ordening van de samenleving door de staat liggen altijd levensbeschouwelijke uitgangspunten en overwegingen ten grondslag. Groen was bevreesd dat de neutrale staat zich tot een antichristelijke staat zou ontwikkelen, een vrees die inmiddels in onze tijd steeds meer een realiteit wordt. In het bijzonder geldt dat voor de visie op het huwelijk die in de wetgeving is vastgelegd en door de overheid meer en meer dwingend aan de gehele samenleving wordt opgedrongen.
Het publieke domein mag niet worden voorbehouden aan hen die de beginselen huldigen van de Franse Revolutie. Ook christenen moeten de vrijheid houden hun stem in het publieke domein te verheffen. Daarbij merk ik op dat in de negentiende eeuw een verhouding tussen twee mensen van het gelijke geslacht door niemand als een huwelijk werd getypeerd. Ook niet door degenen die geen band meer hadden met de christelijke kerk. Zoiets kwam toen echt bij niemand en ook helemaal niemand in de verste verte maar in de gedachten op. Ik wil maar zeggen dat de afval van God waarmee wij nu worden geconfronteerd, het voorstellingsvermogen van Groen nog ver overtreft. De afval betreft niet alleen de eerste maar ook de tweede tafel van de wet en heel in het bijzonder de scheppingsorde van het huwelijk tussen één man en één vrouw die als de ZICHT 2011-4 | december 2011
hoeksteen van elke samenleving (ook een samenleving die niet door het christelijk geloof wordt gedomineerd) moet worden gezien.
Recht godsdienstige gezindheden Voor Groen was van levensbelang dat de neutrale overheid het publieke recht van de godsdienstige gezindheden recht deed. Godsdienst – en zeker de christelijke en gereformeerde godsdienst – is meer dan een privéovertuiging die men achter zich kan laten als men de huisdeur achter zich dichttrekt en het publieke domein betreedt. Het publieke domein mag niet worden voorbehouden aan hen die de beginselen huldigen van de Franse Revolutie. Ook christenen moeten de vrijheid houden hun stem in het publieke domein te verheffen. In het bijzonder het onderwijs was hier voor Groen van belang. Toen het niet meer mogelijk bleek het openbaar onderwijs door het positieve christelijke geloof te laten stempelen, is Groen gaan ijveren voor bijzonder onderwijs, onderwijs dat volledig recht doet aan het bijbelse getuigenis met betrekking tot alle terreinen van het leven, onderwijs ook waarin de betekenis van het christelijke geloof – en dan met name in haar hervormde of gereformeerde vorm – wordt belicht. Dat onderwijs mag kinderen en jonge mensen in Nederland niet worden onthouden. De openbare school werd een school zonder de Bijbel. Dat gaf de noodzaak aan van de vorming van bijzondere scholen met de Bijbel.
De actualiteit van Groen Groen is bijzonder actueel. Immers wat wij nu zien, is dat het publieke domein meer en meer wordt voorbehouden aan hen die een radicale versie huldigen van de beginselen van de Franse Revolutie. Zij die daar van af-
Confessionele politiek | Dr. P. de Vries, De blijvende actualiteit van Groen van Prinsterer
41 wijken, worden hooguit getolereerd. De klassieke opvatting van het huwelijk wordt door meerderen als een gevaarlijke uiting van extreem fundamentalisme gezien, terwijl de vrijheid van onderwijs onder druk komt te staan. Een christen mag en moet realistisch in deze ontwikkelingen staan en gevaren niet bagatelliseren. Uiteindelijk behoeft een christen echter nooit pessimistisch of mismoedig te zijn, omdat de uitkomst van de geschiedenis vast staat. Het nieuwe Jeruzalem zal neerdalen uit de hemel en zalig zijn zij die geroepen zijn tot de bruiloft van het Lam. Dat zijn dan
ook degenen die hier op aarde het Lam hebben gevolgd waar Het ook heen ging. Wie dat geldt, heeft alle reden om blijmoedig te zijn.
Naar aanleiding van: Amicitia Christiana. Da Costa en Groen van Prinsterer in hun briefwisseling (1830-1860) door J.G. Barnhoorn, uitgave De Banier, Apeldoorn 2009; ISBN 978-9033-0788-2; hb. 480 pp.; prijs € 34,90 Groen van Prinsterers historische benadering van de politiek door W.G.F. van Vliet; uitgave Verloren, Hilversum 2008; ISBN 978-90870-4035-2; pb. 444 pp.; prijs € 39,— 1
De auteur is verder docent hermeneutiek en theologie van het Oude en Nieuwe Testament aan het Hersteld Hervormd Seminarie verbonden met de Vrije Universiteit van Amsterdam.
Over Stéphanos
Geef weeskinderen in Malawi en Zambia toekomst! In Malawi en Zambia wonen meer dan een miljoen weeskinderen. Door ziektes als HIV/aids en malaria zijn veel kinderen hun ouders kwijtgeraakt. Hun toekomst is zeer onzeker.
Stichting Stéphanos is een interkerkelijke stichting. Het doel van de stichting is het helpen lenigen van de diaconale nood in Malawi en Zambia. In het bijzonder door hulp aan weeskinderen en diaconale projecten.
Stéphanos helpt weeskinderen met voedsel, kleding, (Bijbel)onderwijs, medische zorg en opvoeding.
Wilt u ons helpen? Uw bijdrage is meer dan welkom op banknr. 33 53 07 450 t.n.v. Stéphanos, Uddel Wij bevelen het werk van Stéphanos van harte aan! Ds. A.A. Brugge Ds. D.J. Budding Ds. G. Clements Ds. L. Groenenberg
Ds. A. den Hartog Ds. L.M. Jongejan Ds. J. Joppe Ds. M. Klaassen
ZICHT 2011-4 | december 2011
Ds. L.W. van der Meij Ds. K. Visser Ds. W. van Vlastuin Ds. J. van Rossem Ds. H. Zweistra Dhr. D.J. Schouten Mr. C.G. van der Staaij
Stichting Stéphanos Postbus 1136 3860 BC Nijkerk tel. 033 - 245 62 22 www.stephanos.nl
Confessionele politiek | C. de Knegt en G.A.R. Kraaijeveld, Christelijke politiek in Oost-Europa
42
thema
Christelijke politiek in Oost-Europese landen lijkt deels op de Nederlandse politiek en deels helemaal niet. De bijbelse uitgangspunten zijn in Oost en West gelijk, maar er zijn veel cultuurverschillen. Daar komt bij dat de landen in Oost-Europa ook behoorlijk sterk van elkaar verschillen. Ter illustratie hiervan dienen onze ervaringen in Hongarije, Roemenië en Oekraïne.
Corné (C.) de Knegt en Geert (G.A.R.) Kraaijeveld, bestuursleden Stichting Vormingsactiviteiten in Oost-Europa van de SGP
Christelijke politiek in Oost-Europa Oost-Europese christenen houden SGP spiegel voor
Een vergelijking van de Oost-Europese landen met elkaar is lastig uitvoerbaar, omdat ze qua cultuur, geschiedenis en tradities enorm uiteenlopend zijn. Roemenië met zijn Latijnse (bijna Mediterrane) cultuur en taal, maar tegelijk een kerkelijke oriëntering gericht op de Oosterse Orthodoxie, wijkt sterk af van Hongarije (of Magyarország zoals de Hongaren zelf het land noemen) met zijn bijna onmogelijk te leren taal en oriëntatie op de Westerse, Rooms-Katholieke en GereZICHT 2011-4 | december 2011
formeerde kerken. Oekraïne is daarentegen een overgangsgebied, een Slavisch land waar men in het westen zich vooral met Europa verbonden voelt en in het oosten meer met Rusland. Lviv (het oude Oostenrijkse Lemberg) in West-Oekraïne is overigens maar 1100 km van Nederland gelegen. Dat is minder ver weg dan bijvoorbeeld Barcelona, een stad in het Noordoosten van Spanje (Catalonië). Het zal niemand verbazen dat de verschillen
Confessionele politiek | C. de Knegt en G.A.R. Kraaijeveld, Christelijke politiek in Oost-Europa
43 in taal, cultuur en geschiedenis ook hun weerslag hebben op het politieke leven en het opereren van Christenen in de politiek. Toch zijn er overeenkomsten. Een aantal zaken zijn ons in heel Oost Europa opgevallen. • In bijna alle Oost-Europese landen (met uitzondering van Albanië, Azerbeidjan, Bosnië-Hercegovina, Kosovo en Macedonië) noemt meer dan negentig procent van de bevolking zich christelijk. • Net zoals in West-Europa is het percentage mensen dat regelmatig een kerkdienst bezoekt gering. In Roemenië gaat het gezegde dat de gemiddelde Roemeen een kerk driemaal van binnen ziet: bij de doop, huwelijk en uitvaart. • In de meeste Oost-Europese landen is er een diep wantrouwen tegen de overheid in het algemeen en jegens politici in het bijzonder. Christelijke politici vormen hierop geen uitzondering. • De organisatie van politieke partijen is in de meeste Oost-Europese landen anders dan in Nederland. Ruwweg kan worden gesteld dat hoe verder men naar het oosten gaat in Europa, hoe belangrijker de persoon van de partijleider wordt en hoe ‘vloeibaarder’ het partijprogram.
Activiteiten Stichting VOE De SGP heeft de afgelopen twintig jaar, door te opereren in het MATRA Politieke Partijen Programma van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, geprobeerd een bescheiden bijdrage te leveren aan de politieke vorming van Christenen en Christelijke politici in diverse landen in Oost-Europa. Het streven is daarbij altijd geweest om politici te trainen, zowel op het punt van de identiteit als op dat van praktijk van politiek bedrijven in de Europese Unie. De Stichting VOE-SGP traint daarbij niet ZICHT 2011-4 | december 2011
in de eerste plaats het politieke handwerk van deze politici, maar meer de manier van opereren in Europa. We besteden aandacht aan de vraag welke normen en waarden zoal in (West) Europa en de Europese Unie worden uitgedragen en wat het Christelijke antwoord daarop is. Daarnaast heeft de Stichting ook aandacht voor praktische politieke training. Politici en/of jongeren die zijn opgegroeid in een totaal ander economisch systeem, wil de Stichting ook graag de broodnodige vorming geven, onder meer door duidelijk te maken dat een markteconomie niet gelijk is aan een of ander oligarchisch systeem (waarin een klein clubje rijkaards aan de touwtjes trekt), ook al zien ze voorbeelden daarvan dagelijks om zich heen.
In bijna alle Oost-Europese landen noemt meer dan negentig procent van de bevolking zich christelijk. Positieve en negatieve ontwikkelingen Terugkijkend is er in twintig jaar in Oost-Europa veel gebeurd. Aan de ene kant zijn er vreugdevolle ontwikkelingen, zoals opbloeiende democratieën waarvan recent Georgië een goed voorbeeld is. Ook werpt de training van diverse christen-jongeren haar vruchten af, doordat zij nu op verschillende plaatsen leidinggevende posities gaan innemen. Verder komt de creatie van een netwerk van Christelijke politici uit diverse landen nu echt van de grond in de vorm van de European Christian Political Movement, waarin ook de SGP participeert.
Confessionele politiek | C. de Knegt en G.A.R. Kraaijeveld, Christelijke politiek in Oost-Europa
44 Anderzijds zijn er ook zaken die treurig stemmen. Dan denken we in de eerste plaats aan het gegeven dat in veel landen de transitie van dictatuur naar democratie erg traag verloopt en in sommige gevallen zelfs totaal tot stilstand is gekomen. Er zijn landen waar corruptie en belangenverstrengeling nog steeds de normale dagelijkse gang van zaken is. Een ander onmiskenbaar groot probleem van dit moment is dat van de ‘leegloop’ van de meeste Oost-Europese landen. Met name Oost-Europese jongeren zien voor zichzelf geen toekomst meer in hun eigen land en om te kunnen overleven zoeken zij noodgedwongen een baan in West-Europa. Mede hierdoor zullen de demografische problemen (veel
Het onbeteugelde en harde materialisme is een van de grote geestelijke problemen van de meeste Oost-Europese samenlevingen. meer ouderen dan jongeren) de komende tien jaar in de meeste Oost Europese landen enorm verergeren. Veel van de buitenlandse werkers betalen geen sociale premies in eigen land, bouwen geen pensioen op, treffen daar ook zelf geen voorzieningen voor, maar consumeren al het geld dat ze nu verdienen door er grote huizen van te bouwen of dure auto’s voor te kopen. Dit onbeteugelde en harde materialisme is ook een van de grote geestelijke problemen van de meeste Oost-Europese samenlevingen en draagt eraan bij dat er veel te weinig inkomsten worden geïnvesteerd in toekomstige productiemiddelen. EconomiZICHT 2011-4 | december 2011
sche groei die er is of is geweest, heeft voor een groot deel haar basis (gehad) in consumptie, hetgeen voor de lange termijn geen goed uitgangspunt is.
Kerk en staat Wat betreft de kerk en de relatie tussen kerk en staat, is er de afgelopen jaren ook veel veranderd in Oost-Europa. Zo is er weer vrijheid van godsdienst - tijdens het communisme was alleen de orthodoxe staatskerk ‘legaal’ en kunnen mensen openlijk hun geloof belijden. Het communisme zorgde ervoor dat roomsen en protestanten gingen samenwerken. Die samenwerking tussen ‘gereformeerden en katholieken’ is er vaak nog steeds en heeft mede gezorgd voor een zekere eensgezindheid. Zoals eerder gezegd, noemt zo’n negentig procent van de bevolking in nogal wat OostEuropese landen zich christen. De meesten daarvan behoren tot de (oosters) orthodoxe stroming. Hoewel er vrijheid van godsdienst geldt, is de orthodoxe kerk nog steeds dé staatskerk en heeft zij bij de overheid (en vaak ook in de samenleving) altijd een streepje voor. Dat geldt ook voor de burgers. Wil je kans maken op een baan in de publieke sector, of gemakkelijk in het parlement gekozen worden, dan kun je maar beter orthodox zijn. Dat zijn zware schaduwzijden van een staatskerk, reden te meer waarom we als SGP’ers ons daar geen al te rooskleurige voorstelling over moeten maken. Wanneer echter de diverse landen onder de loep genomen worden, valt pas echt op hoe uiteenlopend de ontwikkelingen in de OostEuropese landen eigenlijk zijn. Het voert te ver om al deze landen afzonderlijk te bekij-
Confessionele politiek | C. de Knegt en G.A.R. Kraaijeveld, Christelijke politiek in Oost-Europa
45 ken, maar een selectie van een drietal landen geeft een goede indruk van twintig jaar Christelijke politiek in Oost-Europa en de politieke ontwikkelingsrichting van deze landen.
Hongarije Hongarije is een van de Centraal Europese landen waar de stichting Vormingsactiviteiten Oost-Europa heel lang actief is geweest. Vanaf begin jaren 1990 tot ongeveer 2005 heeft de SGP via haar Stichting VOE de Hongaarse partijen MDF 1 en Fidesz ondersteund. MDF is ondertussen van het politieke toneel verdwenen, de Christen Democratische Fidesz heeft momenteel een tweederde meerderheid in het parlement. Hoewel dat op het eerste gezicht een succes lijkt voor Christelijke politiek, kan bij de manier waarop Orbán, de leider van Fidesz, met de macht omgaat, toch op zijn minst een aantal vraagtekens worden gezet. Het moet intussen wel gezegd worden dat Orbán zijn best doet om een herstel van normen en waarden in zijn land te verdedigen en te versterken.
land heeft de Stichting VOE veel support verleend aan de christen-democratische PNTCD, tot deze partij zichzelf door onderlinge twisten ondermijnde en in elkaar schrompelde tot een one-issue partijtje in de marge. De PNTCD lijkt alleen nog maar gericht op het bewerkstelligen van een Unie tussen Roemenië en Bassarabië (Moldavië en Zuid West Oekraïne). Het streven naar een unie met Moldavië vanwege dezelfde taal die er gesproken wordt, is voor ons nuchtere Nederlanders nog voor te stellen. Maar waarom men zich zo druk maakt om samenvoeging met ZuidWest-Oekraïne, een van muggen vergeven moerasgebied tussen de Donau delta, de Prut en de Dnjestr/Nistru rivieren, is ons een raad-
In feite is er in Roemenië geen christelijke partij meer, en belijdende christelijke politici verspreiden zich over diverse partijen.
Roemenië In Roemenië heeft de Stichting VOE in het verleden veel samengewerkt met de Hongaarse Gereformeerde minderheid in Transsylvanië (of: Zevenbergen) 2, die politiek voornamelijk opereert langs etnische lijnen en binnen de brede RMDSz-partij (Democratische Unie van Hongaren in Roemenië) ook een eigen plaats heeft. Het schipperen tussen belangen van de etnische groep enerzijds en het verlangen om een ethische en christelijke politiek te bedrijven anderzijds, is voor Hongaars-Roemeense christenen telkens weer een moeilijke en ingewikkelde opdracht. Voor de Roemeense etnische groep christenen in het ZICHT 2011-4 | december 2011
sel. Tegelijk is het in elk geval geen boodschap die grote groepen mensen aanspreekt, want pogingen om de partij nieuw leven in te blazen hebben tot nu toe niet veel effect. Eigenlijk komt het erop neer dat er in Roemenië geen christelijke partij meer is, en dat belijdende christelijke politici zich verspreiden over diverse partijen, van socialisten tot liberalen en zelfs ook bij de ultra-rechtse Romania Mare partij. Wat een christen bij laatstgenoemde partij te zoeken heeft, gaat ons voorstellingsvermogen te boven, maar uit ervaring weten we dat bepaalde zaken in Oost-Europa nu eenmaal niet zo eenvoudig
Confessionele politiek | C. de Knegt en G.A.R. Kraaijeveld, Christelijke politiek in Oost-Europa
46 liggen als in West-Europa. Het past ons dan ook niet om daar lichtvaardig een oordeel over te vellen. We hebben ronduit respect voor de diverse parlementariërs die ieder in een eigen positie, soms zelfs als eenling binnen hun fractie, een Christelijk geluid in de Roemeense politiek laten horen. We kunnen leren van de manier waarop zij christelijke normen en waarden in politiek en maatschappij bepleiten.
Wit-Rusland In de hiervoor besproken landen, Roemenië en Hongarije, is weliswaar met vallen en opstaan, toch sprake van een ontwikkeling richting rechtsstaat en democratie. Dat is in Wit-Rusland, de laatste dictatuur van Europa, beslist niet het geval. Politieke partijen zijn hier eigenlijk verboden en samenkomsten van meer dan drie mensen zijn illegaal. De Wit-Russische Christelijke partij BCD 3 is één van de partijen die zwaar onderdrukt wordt. Sinds enkele jaren ondersteunt SGP via de Stichting VOE deze partij. De mensen van de BCD smeken bij wijze van spreken om hulp en ondersteuning, omdat dit voor hen in ieder geval nog een heel klein beetje bescherming vormt tegen de terreur van de staat. Het dictatoriale regime van Lukashenko kijkt op de een of andere manier toch uit voor al te veel geweld, aangezien men naar het buitenland toe niet volledig het gezicht wil verliezen. Binnen de BCD is het bijzonder hoe de onderdrukking samenbindend werkt. Voor ons Nederlanders is het ontroerend om te zien hoe protestanten, evangelischen, RoomsKatholieken en orthodoxen elkaar vinden en gezamenlijk proberen een geweldloos en Christelijk geluid in hun samenleving te laten horen. Ze slagen erin het met elkaar eens te worden over zaken die hun verbinden, in ZICHT 2011-4 | december 2011
plaats van voortdurend te kijken naar punten waarover men met elkaar van mening verschilt. Een belangrijke les voor SGP’ers! Al met al levert deze verkenning van christelijke politiek in Oost-Europa een divers beeld op, een beeld met een mooie en minder mooie kant. Er valt in de meeste landen veel te leren van de manier waarop Christenen zich manifesteren in de maatschappij, ook al heeft men soms bijna volstrekt andere gebruiken dan wij in Nederland gewend zijn. De moed en de inzet die men aan de dag legt om te getuigen van Gods Koninkrijk in een omgeving van oligarchen, corruptie en cynische machtswellustelingen, is iets waarvan wij veel kunnen leren. Het stemt ook tot ootmoed, gelet op de vrijheid die wij genieten en de (financiële) steun die de SGP van de Nederlandse overheid krijgt. Aan de andere kant toont Oost-Europa ons ook een politiek systeem waar de gevolgen van populisme en nationalisme op uiterst pijnlijke wijze duidelijk worden: voor van alles wat er fout gaat, wordt een zondebok gezocht en aangewezen: zigeuners, etnische minderheden, migranten, multinationals, de Verenigde Staten, de Grieken of wat of wie dan ook. Ook hieruit zouden Nederlanders lering moeten trekken. Niet wijzen naar anderen, maar doen wat je hand vindt om te doen. Christelijke politiek is ten slotte voor iedere christen ook een zaak van persoonlijke verantwoordelijkheid. Dat is de grote overeenkomst tussen Oost- en West-Europa.
Noten 1 2 3
Magyar Democrata Forum (Hongaars Democratisch Forum) Gebied in het Noordwesten van Roemenië dat tot 1918 bij Hongarije behoorde. Belarusian Christian Democracy.
Politiek klassiek | Dr. K. van der Zwaag, Democratie, de beste maar niet onomstreden regeringsvorm
47
politiek klassiek
Democratie is een verworvenheid van het Westen, waar we niet graag van af willen. Maar is het ook een regeringsvorm waarop niets is af te dingen? Denkers in het verleden en heden kijken met gemengde gevoelens naar ‘de beste van alle staatsvormen’.
Dr. K. van der Zwaag, redactievoorzitter
Democratie, de beste maar niet onomstreden regeringsvorm Er is nauwelijks een staat te vinden die zich geen democratie noemt, schrijft Van Hooff in zijn boek over de democratie in Athene. Democratie is de wereldnorm, ook al blijft de werkelijkheid soms ver achter bij de aanspraken.
Democratie in Athene In de oudheid was democratie zeker niet de norm. In 508 brak met Kleisthenes’ hervorming feitelijk de volksmacht in Athene door. ZICHT 2011-4 | december 2011
Een feit dat uitbundig werd gevierd en er werd zelfs een godin Dèmokratia in het Griekse Pantheon ingevoerd. De macht in Athene werd verdeeld tussen de areopagus, de ekklèsia of volksvergadering, de archonten en twee nieuwe politieke instellingen: de raad of boulè, die uit 500 leden bestond. De grondslag van de uiteindelijke beslissingsmacht lag bij de ekklesia of volksvergadering waarin alle Atheense burgers ongeacht hun afkomst of vermogen spreekrecht hadden.
Politiek klassiek | Dr. K. van der Zwaag, Democratie, de beste maar niet onomstreden regeringsvorm
48 Athene was volgens Van Hooff een uitzondering en daarmee ook trots op zijn systeem, dat echter heel anders was dan de moderne democratie. Het kende niet het fenomeen politieke partij en het instituut van volksvertegenwoordiging. Hoe kon een burger voor maar liefst vier jaar zich door een parlementariër laten representeren? Een politieke partij stond de directe relatie tussen de burger en zijn polis in de weg. Het Atheense systeem ging juist uit van wantrouwen. De volksregering berustte op direct bestuur en vroeg van de burger een hoge mate van participatie. Democratie was niet zozeer een politiek stelsel, maar een vorm van beschaving.
In de democratie wordt het schip van staat overgenomen door een muitende bemanning die van de vaart een groot feest maakt. Sokrates en Plato Er waren ook in de oudheid kritische geluiden te horen, die de democratie principieel fout vonden omdat zij mensen van minder allooi zeggenschap zou geven. Bij het volk heerst immers domheid, ordeloosheid en verdorvenheid. In de democratie heeft succes vele vaders, maar voor mislukkingen draait niemand op, stelde een criticus. Mensen van goede familie, die zich met de democratie afgaven, schaamden zich er niet voor dèmagogos te zijn: volksleider. Robert Nouwen over de keerzijde van de democratie in zijn boek over de klassieke oudheid: “Het hoge ideaal van de democratie waar Pericles zo van droomde, bleek bij moZICHT 2011-4 | december 2011
menten niet meer dan één grote chaos waarin allerhande vormen van opportunisme en demagogie veel sterker op de besluitvorming wogen dan het kritisch onderzoek en de bijbehorende discussie.” Vooral Sokrates en Plato kritiseerden de democratie en de volksmacht. Een van hun kritiekpunten is dat iedereen in de democratie maar mag meepraten. In de democratie wordt het schip van staat overgenomen door een muitende bemanning die van de vaart een groot feest maakt. Democratische leiders zijn banketbakkers of kinderlokkers die met holle woorden het volk naar de mond praten. In de democratie verdwijnt de natuurlijke orde, het natuurlijk rechtsgevoel, het brengt een verval van normen, waarden, cultuur en zelfs van economie te weeg. Tegenover al dit verval plaatst Plato zijn ideale samenleving, die bestaat uit een lagere en hogere kaste. Bovenaan staan de regeerders, die uit filosofen bestaat. In hun hoofd zetelt de wijsheid. De idee dat alle burgers de polis dienen is de aristocraat Plato een gruwel. In Athene was democratie veel meer dan een stelsel van politieke mechanismen. Zij was een vorm van beschaving. Er bestond een nauwe samenhang tussen volksmacht, publieke moraal en cultuur in engere zin. Toch blijft er één pijnlijke zaak over: hoe kon het heerlijke democratische Athene ooit Sokrates ter dood hebben gebracht? Sokrates hield zich niet aan de goden van de polis en werd beschuldigd van asebeia: niet goddeloosheid, maar het onthouden van het vereiste ontzag aan de goden. Hij gedroeg zich in religieus opzicht asociaal. Een vergelijkbaar bezwaar volgens Van Hooff trof eeuwen later de christenen: in hun geloof aan een ene, exclusieve God plaatsten ze zich buiten het mensdom.
Politiek klassiek | Dr. K. van der Zwaag, Democratie, de beste maar niet onomstreden regeringsvorm
49
De Tocqueville Over de licht- en schaduwzijden van de democratie kunnen we lezen in het onvolprezen meesterwerk Over de democratie in Amerika van de Franse politieke denker Alexis de Tocqueville (1805-1859). Hij koos principieel voor de democratie, enthousiast als hij was over de democratie in Amerika, waar hij een tijdlang verbleef. Democratie is voor hem identiek met gelijkheid. De moderne wereld staat in het teken van de gelijkheid, die een ‘voorbeschikt feit’ is, waar we gewoon iets goeds van moeten maken. In zijn klassieke werk beschrijft De Tocqueville de gevaren indringend, zoals nieuwe vormen van tirannie en onvrijheid, en worden verschillende waarborgen ertegen gepresenteerd, zo zet inleider Andreas Kinneging uiteen. Hij beschrijft hoe De Tocqueville, afkomstig uit de adel en pijnlijk geconfronteerd met bloedige gevolgen van de Revolutie voor zijn familie, toch besefte dat de premoderne, aristocratische tijd met de Franse Revolutie voorgoed voorbij was. De staatsgreep door Napoleon was voor de politicus De Tocqueville reden om zich terug te trekken uit het publieke leven. De Tocqueville beschrijft in zijn werk de positieve vormgeving van de democratie in Amerika waar burgers uit welbegrepen eigenbelang zich inzetten voor het algemeen welzijn en waar de machtsdeling en machtenscheiding een check zijn op de democratische meerderheid. Interessant is dat De Toqueville de religie in Amerika waardeert als de belangrijkste politieke institutie die de democratie tempert. Hij ziet religie echter puur vanuit een zuiver menselijk, politiek-filosofisch standpunt, aldus Kinneging. Religie tilt de mens uit boven het platte materialisme en egocentrisme en stelt de vraag naar de zin van het leven en de ZICHT 2011-4 | december 2011
ethische waarde van de naastenliefde. Religieuze wetten van een bovenaardse autoriteit zijn alleen in staat om de soevereine mens in te perken. Een samenleving zonder religie wordt bedreigd door anarchie of despotisme, aldus Michael Hereth in zijn boek over De Tocqueville. “Tocqueville schijnt dus te erkennen dat totale irreligiositeit juist in een vrije samenleving impulsen in de menselijke psyche in werking stelt die de orde, de stabiliteit en de vrijheid in gevaar brengen.”
Religie tilt de mens uit boven het platte materialisme en egocentrisme en stelt de vraag naar de zin van het leven en de ethische waarde van de naastenliefde.
Vrijheid Vrijheid is voor De Tocqueville een bijzondere levenswijze, die onder de waarborgen van de constitutie en de rechtsorde, het samenleven van de burgers bepaalt. Volgens hem zijn de Amerikanen erin geslaagde om de gevaren die de vrijheid in de democratie loopt, te bezweren door een republikeins bestel. Vrijheid en gelijkheid vormen geen onoverbrugbare tegenstelling, al is er in de praktijk wel sprake van een “dramatische concurrentie”. Het gaat in de democratie om de juiste ordening van de samenleving van gelijken. De democratie die de vrijheid van de burgers dient, heeft behoefte aan de verantwoordelijke medewerking van de burgers en van gedecentraliseerde, dicht bij de burgers opererende instellingen.
Politiek klassiek | Dr. K. van der Zwaag, Democratie, de beste maar niet onomstreden regeringsvorm
50 Tegelijkertijd laat hij zien hoe de democratie gemakkelijk kan ontaarden in een vorm van ochlocratie of tirannie van de massa. De Tocqueville typeert de tirannie van de meerderheid als zachtmoedig despotisme. Hij beschrijft hoe de staat op een haast ‘vaderlijke’ manier alles bedisselt en kneedt. Een opmerkelijk citaat: “Hij tiranniseert niet, hij hindert; hij hindert, hij onderdrukt, hij verstoort, hij dooft uit, hij stompt af en hij reduceert elke natie tot een kudde schuchtere en vaardige dieren waarvan de staat de herder is.” De meerderheid krijgt zulk een gewicht dat het ten koste gaat van de minderheid, in concreto in Amerika de negers en de Indianen. De publieke opinie heeft daarom in Amerika iets totalitairs. “Ik ken geen land waar in het algemeen minder geestelijke onafhankelijkheid en minder werkelijke vrije discussie bestaat dan in Amerika.”
een aantal problemen, zoals oprukkend egocentrisme en materialisme, desintegratie, vereenzaming, gebrek aan burgerschap en als reactie een staat die sluipenderwijs een steeds grotere voet tussen de deur van ons privéleven krijgt. In die zin is De Toqueville actueel als Kinneging tegenover de ontaarde massademocratie de noodzaak van een elite met Geistesadel schetst, die moreel gevormd is door geestelijke waarden, zoals die van de gemeenschap. In dat kader voert Kinneging een pleidooi voor de religion civile van De Tocqueville om de democratie te temperen en ziet hij een lijn van De Tocqueville lopen naar communitaire denkers die de civil society willen revitaliseren (Robert Bellah, Amitai Etzioni, Robert Selznick en Robert Putnam). De Tocqueville heeft volgens Kinneging ook de grondslag gelegd voor de traditie van de christen-democratie.
De oorzaak van de oprukkende staatsmacht is het individualisme.
Verlichting en democratie
Individualisme De oorzaak van de oprukkende staatsmacht is het individualisme. De burgers stortten zich volgens De Tocqueville op hun “kleine en platvloerse genoegens”, jagen op materiële overvloed als hoogste doel in het leven, en zijn afkerig om zich bezig te houden met de publieke zaak. Daardoor grijpt de staat zijn kansen om allerlei problemen aan te pakken. “Een grote, alles regelende, zich overal bemoeiende staat is dus de keerzijde van de medaille die individualisme heet”, aldus Kinneging. Hij wijst erop dat ook onze democratische samenleving gekenmerkt wordt door ZICHT 2011-4 | december 2011
Over grondslag gesproken, de bekende Verlichtinghistoricus Jonathan Israel laat in zijn boek Revolutie van het denken zien hoe de radicale tak van de Verlichting aan de oorsprong van de democratie staat. Radicale Verlichting staat voor hem voor een verzameling van basisprincipes zoals democratie, gelijkheid, volledige vrijheid van denken en spreken, uitschakeling van religieus gezag in wetgeving en onderwijs en volledige scheiding van kerk en staat. De radicale Verlichting, zoals vertegenwoordigd door Diderot, d’Holbach en Spinoza, botste met de gematigde Verlichting van Voltaire, die stelde dat het volk de traditionele religie en een oordelende God nodig had om de hartstochten te temmen. Die radicale Verlichting verwoordt volgens Israel de kernideeën van het moderne, secu-
Politiek klassiek | Dr. K. van der Zwaag, Democratie, de beste maar niet onomstreden regeringsvorm
51 liere westen en is van belang voor de héle wereld. Opvallend dat Israel eigenlijk in de lijn van Groen van Prinsterer (zonder hem met name te noemen) de nadruk legt op de intellectuele oorsprong van de Revolutie in filosofische boeken, iets wat de historiografie van de Franse Revolutie volgens hem consequent heeft genegeerd. De Revolutie begon in opruiende boeken! Israel bepleit onomwonden de universaliteit van de seculiere waarden, gebaseerd op ontkoppeling van politiek en staat van welk religieus gezag dan ook. Radicale verlichters als Diderot en d’Holbach verwierpen overigens ook een directe democratie à la Athene. Het gewone volk is in een directe democratie ogenschijnlijk soeverein, maar in werkelijkheid slaaf van “perverse volksmenners” die weten hoe ze de mensen moeten paaien en manipuleren.
Moderne democratie Hoe functioneert de democratie in deze tijd? De Amerikaanse politiek filosoof Francis Fukuyama (1952) waagde zich aan een vierdelige serie over het ontstaan van politieke instellingen vanaf de oudheid en de ontwikkeling van de tribale samenleving naar die van moderne staten. Zijn eerste boek De oorsprong van onze politiek is een standaardwerk over het ontstaan van de democratie en behandelt de geschiedenis van de mensheid tot aan de Franse en Amerikaanse Revolutie. Het vervolgdeel gaat over de eeuwen daarna. In een periode van veertig jaar tussen 1970 en 2010 was er een enorme opkomst van democratieën over de wereld. Tegelijkertijd heeft aan het begin van het tweede decennium van de eenentwintigste eeuw de democratische malaise verschillende vormen aangenomen. In landen als Rusland en Iran vond er een ondubbelzinnige omkering van ZICHT 2011-4 | december 2011
democratische ontwikkelingen plaats. De conclusie van Fukuyama: “Liberale democratie is meer dan verkiezingen: het gaat om een ingewikkelde verzameling instellingen die machtsuitoefening reguleren en beheersen door middel van de wet en een systeem van controlemechanismen.” Het falen van de democratie ligt niet aan het concept, maar eerder aan de uitvoering. Politiek verval vindt juist plaats wanneer systemen er niet in slagen zich aan te passen aan de omstandigheden. Fukuyama wijst op de grote financiële crisis in de Verenigde Staten, waar de vrije markt niet zelfregulerend is gebleken en het overheidsapparaat tot stilstand komt omdat iedereen alleen nog naar zijn eigenbelang kijkt en privileges verdedigt. Politieke instellingen berusten op een verborgen institutioneel fundament van eigendomsrechten, rechtsorde en een basisvorm van politieke orde. Economen zijn het er de laatste tijd over eens: arme landen zijn niet arm vanwege een gebrek aan bronnen, maar vanwege een gebrek aan effectieve politieke instellingen. Een succesvolle moderne liberale democratie combineert volgens Fukuyama drie zaken: de staat, de rechtsorde en de politieke verantwoording. Juist het huidige proces van politiek verval laat zien hoe kwetsbaar democratie is. “Er is geen garantie dat een democratie in staat zal blijven haar belofte aan haar burgers na te komen, en dus geen garantie dat ze legitiem zal blijven.”
Betekenis religie Interessant is dat Fukuyama ook de functionele rol van religie erkent in het versterken van normen en het schragen van gemeenschappen. Religieus gezag kan veel beter dan economisch voordeel verklaren waarom een vrij tribaal volk bereid zou zijn om het gezag
Politiek klassiek | Dr. K. van der Zwaag, Democratie, de beste maar niet onomstreden regeringsvorm
52
De V.V.I. stelt zich al meer dan 30 jaar ten doel:
Broekdijk 40e 4041 CW Kesteren T (0488) 48 32 33 F (0488) 48 22 68
Wij drukken zelfs uw kosten . . .
I www.rhdruk.nl E
[email protected]
www.verplegingvoorisrael.nl
Mailings Huisstijlen Brochures Magazines Notitiebloks Bureauleggers Ansichtkaarten Familiedrukwerk Verenigingsbladen Programmaboekjes En nog veel meer!
$G\QGMQP\GYGDUKVG
YYYXCPTGGCEEPN #.2*'0##0&'04+,0 $#40'8'.& &1140 )'.&'4/#.5'0
ZICHT 2011-4 | december 2011
Burgemeester Uilkensstraat 24 2861 AE Bergambacht Telefoon: 0182 64 54 54 Fax: 0182 35 76 55
UW BEDRIJF IS ONZE ZORG!
Politiek klassiek | Dr. K. van der Zwaag, Democratie, de beste maar niet onomstreden regeringsvorm
53 permanent te delegeren aan één individu. Hij beschrijft uitvoerig hoe de Europese rechtsorde was geworteld in het christendom. De moderne juridische orde vindt haar oorsprong in de strijd van de Katholieke Kerk tegen de keizer aan het eind van de elfde eeuw. De kerk was daarmee op langere termijn minstens zo belangrijk als de Reformatie als drijvende kracht achter belangrijke aspecten van de modernisering. Door het bestaan van een opzichzelfstaand religieus gezag, raakten heersers eraan gewend dat zij niet de ultieme bron van recht waren. We beluisteren hierin het gedachtegoed van De Tocqueville als Fukuyama stelt dat religieuze overtuigingen mensen helpen te motiveren om dingen te doen die ze anders niet zouden doen als ze alleen geïnteresseerd waren in middelen of materieel welzijn. “Alleen op rationeel eigenbelang gebaseerde collectieve actie is volkomen ontoereikend als verklaring voor de mate van sociale samenwerking of altruïsme in menselijke samenlevingen.”
Democratie als evenwicht Ware democratie is niet vanzelfsprekend, zo betoogt de schrijver, niet alleen in landen als Irak, Afghanistan, China en India, maar ook in het Westen. Ware democratie kan pas slagen na “een lang, kostbaar en ingewikkeld proces van institutionele opbouw.” Maar pas op, waarschuwt de schrijver, een sterk ontwikkelde civiele samenleving kan ook een bedreiging zijn voor de democratie en kan zelfs tot politiek verval leiden, zoals blijkt uit onverdraagzaamheid als gevolg van etnisch of raciaal chauvinisme, belangengroeperingen die zichzelf verrijken en excessieve politisering van economische en sociale conflicten. Democratie werkt door het evenwicht tussen een sterke staat en een sterke samenleving. ZICHT 2011-4 | december 2011
De liberale democratie mag nu gelden als de meest legitieme bestuursvorm, die legitimiteit is afhankelijk van haar effectiviteit. “De moderne democratieën hebben vele tekortkomingen, maar aan het begin van de eenentwintigste eeuw is de belangrijkste waarschijnlijk de zwakte van de staat: de hedendaagse democratieën worden te snel gestremd en star, waardoor ze niet in staat zijn om moeilijke beslissingen te nemen die nodig zijn voor hun economische en politieke voortbestaan op lange termijn.” Wie deze zoektocht naar de democratie door de eeuwen onderneemt, beseft hoe complex deze populairste regeringsvorm is. We kunnen niet achter de democratie terug, willen dat ook niet meer, maar beseffen ook dat zij niet vanzelfsprekend is en altijd weer opnieuw bevochten moet worden. Vooral relevant lijkt me de waarschuwing door de eeuwen heen van de tirannie van de meerderheid als nevenverschijnsel van de macht van het volk. Daarom is ideologische normering van de democratie en een steeds opnieuw uitgewerkt geheel van “checks and balances” een must om zich hiertegen te wapenen. Al is de tirannie van de meerderheid een zachte despoot, zij blijft een despoot die vermoedelijk in een secularistische samenleving als de onze steeds meer van zich laat horen. Mede naar aanleiding van: • Alex de Tocqueville. Over de democratie in Amerika; uitg. Lemniscaat, Roterdam, 2011; 1166 blz.; € 64,50; • Michael Hereth, Tocqueville; uitg. Lemniscaat, Rotterdam, 2011; 155 blz.; € 12,50; • Francis Fukuyama, De oorsprong van onze politiek; uitgeverij Contact, Amsterdam, 2011; 572 blz.; € 69,95; • Jonathan Israel, Revolutie van het denken. Radicale verlichting en de wortels van onze democratie; uitg. Van Wijnen, Franeker, 2011; 239 blz.; € 25. • Anton van Hooff, Athene. Het leven van de eerste democratie; uitg. Ambo, Amsterdam, 2011; 271 blz.; € 24,95; • Robert Nouwen, De erfenis van de oudheid voor de mens van nu; uitg. Davidsfonds, Leuven, 2011; 238 blz.; € 27,50.
Brandpunt | G.J. Kats, Stil en gerust leven
brandpunt
54
Stil en gerust leven... Om de een of andere reden komt de vraag wel eens tot een burgemeester die zich verwant weet met de SGP: ‘Wat doet u niet op zondag?’ Ik vraag me dan af welke vragen collegae van andere partijen krijgen. Zou een PvdA’er gevraagd worden of hij de belastingen gaat verhogen? Mijn reactie op die vraag is altijd: Zullen we het hebben over wat ik wèl doe op zondag? We gaan met mijn gezin naar de kerk. Ik bezoek uit belangstelling en meeleven met regelmaat een kerk binnen de gemeente Zuidplas. Daarnaast geef ik namens het gemeentebestuur blijk van belangstelling bij bijzondere diensten, zoals intrede en afscheid van een voorganger, een jubileumdienst etc. De vragensteller is over het algemeen dan tevredengesteld. Overigens zijn er collegae die niet in (bijzondere) kerkdiensten komen. Krijgen zij dan wel de vraag waarom zij dat niet doen?! Juist als je mag spreken in een bijzondere dienst doet zich de gelegenheid voor om iets van je achtergrond te laten zien en het ook te hebben over de scheidslijn tussen kerk en overheid. Dat is overigens iets anders dan de ‘valse’ discussie over scheiding tussen geloof en politiek. Vaak wijs ik in mijn toespraken op de woorden van Paulus aan zijn geestelijke zoon Timotheüs, waar tot voorbede voor de overheid wordt opgeroepen (1 Tim. 2:1). De overheid is er opdat we rustig en stil kunnen leven en de kerk is er om geestelijk leiding te geven aan de hele samenleving zodat er godsvrucht en waardigheid is. Als de overheid en de kerk zich eerst maar eens daarmee bezig houden, hebben we onze handen vol genoeg. Dan komen we vooralsnog niet toe aan de discussie of de overheid valse godsdiensten uit het publieke domein moet weren en of de kerk zich moet bezighouden met allerlei maatschappelijke thema’s.
Gert-Jan Kats, burgemeester gemeente Zuidplas
ZICHT 2011-4 | december 2011
Lokaal vizier | Drs. J.W. van Berkum, Lokale confessionele politiek
55
lokaal vizier
Wat betekent de electorale neergang van de christelijke partijen voor de christelijke politiek? In deze rubriek komt een aantal SGP’ers aan het woord. Zij beschrijven hun ervaringen. De context van waaruit zij schrijven, is sterk verschillend. In Katwijk hebben de christelijke politieke partijen de meerderheid in de gemeenteraad. In Rotterdam en Den Haag vormen ze een zeer kleine minderheid.
Drs. J.W. van Berkum, wetenschappelijk medewerker WI-SGP
Lokale confessionele politiek
Het aantal gemeenten in Nederland met een confessionele meerderheid neemt af. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 hadden de christelijke partijen slechts in 33 van de 431 gemeenten de meerderheid van de zetels in de gemeenteraad. De afgelopen decennia is het aantal gemeenten door herindelingen gedaald. Mede daardoor daalde ook het aantal gemeenten met een confessionele meerderheid. Maar ook ZICHT 2011-4 | december 2011
procentueel is sprake van een achteruitgang. In 1977 was er nog in meer dan 200 van de 866 gemeenten (bijna 25%) een confessionele meerderheid. Na de verkiezingen van 2006 waren er 458 gemeenten. Daarvan hadden er nog 37 een confessionele meerderheid. Dat is nog slechts 8%. Vooral het aantal raadszetels van het CDA is de achterliggende decennia sterk achteruitgegaan.
Lokaal vizier | Drs. J.W. van Berkum, Lokale confessionele politiek
56
Confessionele politiek in Katwijk Drs. W.J. van Duijn, SGP-raadslid Katwijk
“Zou Katwijk niet uit zijn afzondering bevrijd moeten worden, en eindelijk leren denken in de begrippen van de moderne tijd? Anderen hopen juist het tegendeel. Laat het dorp maar een eiland blijven in de zee van ontkerstening die Nederland overspoelt”. Een kernachtig citaat van de recent overleden prof. dr. A.Th. van Deursen in zijn onlangs verschenen boek “In Katwijk is alles anders”. Treffend geeft hij hiermee een decennialang bestaand spanningsveld in onze gemeente
ZICHT 2011-4 | december 2011
aan, in het bijzonder de oude gemeente Katwijk. Het was een spanningsveld dat vaak leidde tot een goed, leefbaar evenwicht tussen deze beide gevoelens. Het is wel een fragiel evenwicht, dat gemakkelijk uit balans kan raken. De beide kanten van dit evenwicht zijn ook terug te vinden in de confessionele meerderheid enerzijds en de niet-confessionele minderheid anderzijds binnen de raad.
Confessionele meerderheid De gemeenschap kent nog een redelijk hoge kerkelijke meelevendheid. Katwijk is sinds 2006 een fusiegemeente van Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg (62.000 inwoners) en die fusie gaf een lichte verschuiving in het confessionele karakter. De SGP heeft zijn achterban vooral in Katwijk aan Zee, terwijl Katwijk aan de Rijn, Valkenburg en Rijnsburg vooral een CDA-achtergrond heeft. De ChristenUnie heeft zijn achterban redelijk verspreid door de gemeente. Sinds mensenheugenis kent Katwijk een confessionele meerderheid van CDA, CU en SGP (momenteel 19 van de 33 zetels). Deze meerderheid laat zich kennen in de uitstraling van de gemeente Katwijk. Het ambtsgebed in de raad is er zonder discussie, de zondagsrust mag er in belangrijke mate zijn (waarbij ook een aantal niet-confessionele partijen geen behoefte hebben aan koopzondagen) en er is altijd een ruimhartig sociaal beleid geweest. Het toeristisch profiel wordt bepaald door het zijn van een familiebadplaats met rust en ruimte, waarbij evenementen niet op zondag plaatsvinden en niet strijdig zijn met het karakter van de gemeente of er zelfs aan bij-
Lokaal vizier | Drs. J.W. van Berkum, Lokale confessionele politiek
57 dragen (Gospelbeach, met gemeentelijke subsidie!). De (trouw)ambtenaar mag zijn gewetensbezwaren hebben. De slogan op weg naar de fusie was dan ook “Trots op traditie, met oog voor vernieuwing” en het behoud van de identiteit van de kernen was en is een belangrijk uitgangspunt.
Spanning De niet-confessionele partijen hebben vaak een aantal vaste punten waarmee zij proberen te prikken in zaken die van belang zijn voor de confessionele partijen. Zij pleiten voor openstelling van musea en het zwembad op zondag, betaald parkeren op zondag (zodat ook de GOA’s op die dag zouden moeten werken) en meer horeca en gelegenheid voor open jongerenwerk met bijv. popconcerten (o.a. ook housemuziek). Op een aantal punten beweegt het CDA (die een cruciale middenpositie heeft) dan weer eens mee met de andere confessionele partijen en dan weer eens met de niet-confessionele partijen (zoals uitbreiding horeca en open jongerenwerk). Er is niet echt een spanning tussen de confessionele enerzijds en de niet-confessionele partijen anderzijds. De samenwerking wisselt, afhankelijk van het onderwerp dat voorligt. Er is meer spanning tussen de collegepartijen (met o.a. CDA en CU) en de oppositie (waarin de SGP). Zowel binnen de coalitie als oppositie is er dus een samenwerking met confessioneel – niet-confessioneel. Alle drie confessionele partijen gebruiken overwegend zakelijke argumenten in het debat. Met name bij de algemene beschouwingen blijkt vooral de motivatie en de inspiratie vanuit Gods Woord, waarom voor bepaalde standpunten gekozen wordt. Je moet er immers voor waken dat je het heilige van Gods Woord niet te pas en te onpas gebruikt. Zeker bij de SGP is ZICHT 2011-4 | december 2011
helder wat de motivatie is; dat hoeft niet altijd geëxpliciteerd te worden. Een enkele keer bij een aangelegen zaak kan er de gepaste ruimte zijn om iets meer te laten zien van je christelijke overtuiging en tot een getuigend spreken komen. Destijds mocht ik spreken over het bordeelbeleid en over de pijn daarvan voor ons als christenen. Juist omdat we niet te pas en te onpas er over spreken, maakte dat toen veel indruk. Een enkele keer bevragen de confessionele partijen elkaar op hun Bijbelse uitgangspunten, maar dat is spaarzaam. We waken voor een “christelijk armdrukken” van “wie is de beste christen”.
Toekomst Langzaamaan kalft de confessionele meerderheid in Katwijk af. Voor het eerst in de lokale geschiedenis scoorden CDA, CU en SGP bij de Statenverkiezingen dit jaar onder de 50%. Vooral het CDA nam een belangrijk deel van dat verlies voor z’n rekening. Wij mochten met dankbaarheid bemerken dat de SGP zelfs nog een plusje mocht incasseren. Maar al met al zien wij de toekomst van de confessionele politiek somber tegemoet. Temeer daar de samenstelling van de bevolking toch gaat veranderen als er straks een grote woonwijk op vliegveld Valkenburg gerealiseerd gaat worden met ongeveer 4500 woningen, die vooral bevolkt gaat worden met niet-Katwijkers. Den Haag en Brussel perken soms ook de lokale speelruimte en autonomie in (denk bijv. aan het bordeelbeleid destijds en de recente wens van de Kamer om gemeenten te verbieden gewetensbezwaarde ambtenaren in dienst te hebben en de verplichting van Europees aanbesteden). Toch biedt decentralisatie van beleid van rijk naar gemeenten nog wel kans, maar dat heeft vaak niet met identiteitsgebonden zaken te maken.
Lokaal vizier | Drs. J.W. van Berkum, Lokale confessionele politiek
58
Confessionele politiek in Den Haag W.J. Pijl, oud-raadslid ChristenUnie-SGP Den Haag
Den Haag telt op dit moment ongeveer 500.000 inwoners. De ChristenUnie en de SGP maken geen deel uit van de 45 raadsleden tellende gemeenteraad. In de vorige raadsperiode (2006-2010) was de ChristenUnie-SGP met 1 zetel in de raad vertegenwoordigd en het CDA met vier. Als raadslid van de ChristenUnie-SGP behoorde ik tot de kleine confessionele minderheid van de Haagse gemeenteraad. Er is altijd in geïnvesteerd om me als representant van
de kleinste confessionele gemeenteraadsfractie ChristenUnie-SGP duidelijk te profileren ten opzichte van de grotere confessionele ’broer’, het CDA. Al zeg ik het zelf, het is me aardig gelukt!
Profilering Dit viel niet alleen de niet-confessionele raadsfracties op, maar ook buitenstaanders. Pikant voorbeeld daarvan: monseigneur Van Luyn, de Rooms-katholieke voormalige aartsbisschop van Rotterdam, die in het openbaar de Haagse raadsfractie ChristenUnie-SGP betitelde als meer christelijk-sociaal dan de Haagse CDA-raadsfractie. Naar zijn zeggen kon het CDA in dit opzicht een voorbeeld nemen aan de ChristenUnie-SGP. Waarvan acte! Hieraan toegevoegd twee ’interne’ voorbeelden. Voormalig raadslid Caland van het CDA betitelde me in het openbaar als ’links’ en de voormalige fractievoorziter van de VVD, Anne Mulder, thans Tweede-Kamerlid voor de VVD, die bijhield hoe vaak ik met de ’linkse’ raadsfracties in de gemeenteraad meestemde, voorzag me in een vraaggesprek voor de radio van het predicaat: ’Christen-Socialist’. In mijn reactie daarop zei ik deze betiteling als een ’geuzennaam’ te ervaren.
Samenwerking De samenwerking met de niet-confessionele partijen in de gemeenteraad was in het algemeen constructief. Ik kon me in zakelijk opzicht meer dan eens goed vinden in de standpunten van de PvdA, GroenLinks en de SP. Vooral daar waar het ging om de ’onderkant’ van de samenleving. Met D66 had ik ZICHT 2011-4 | december 2011
Lokaal vizier | Drs. J.W. van Berkum, Lokale confessionele politiek
59 veel moeite, omdat die zich te veel naar mijn zin ontpopte als a(nti)-Christelijk. Mijn bijdrage dat ik voor de kerken een wezenlijke rol zag weggelegd in het lokale maatschappelijk gebeuren, kwam me op de opmerking van D66-raadslid Marjolein de Jong te staan, dat altijd als ze het woord ‘kerk’ van me hoorde, ze jeuk kreeg. Mijn reactie daarop was dat ze wat mij betreft nog heel vaak jeuk zou krijgen.
van de koopzondagen: “Wat gebiedt God in het vierde gebod?” Zo ook als het gaat over het milieu in relatie tot het bouwen en bewaren van de aarde, het zogeheten rentmeesterschap. De politiek van de raadsfractie ChristenUnie-SGP is te omschrijven als ”kruispolitiek”. Daarin komt zowel - te pas - aan de orde de verhouding tot God als de verhouding tot de naaste.
Toekomst Basis In het politieke debat is de Bijbel meer dan eens ter sprake gekomen. Om te beginnen tijdens de jaarlijkse algemene beschouwingen naar aanleiding van de gemeentebegroting. Het moment bij uitstek om ervan te getuigen wat de ”Basis” is van het politiek handelen voor een confessionele gemeenteraadsfractie: het Woord van God. Maar bijvoorbeeld ook tijdens het raadsdebat over de verruiming
Hoe zie ik de toekomst van de confessionele politiek in de gemeente Den Haag? De ChristenUnie en de SGP zijn bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2010 helaas gescheiden de verkiezingen ingegaan. In 2014 moeten ze niet gescheiden optrekken, maar weer een combinatie gaan vormen. Dat is nodig om aan de confessionele politiek op lokaal niveau opnieuw daadwerkelijk gestalte te geven. Dat is wat God van ons vraagt!
Confessionele politiek in Rotterdam-IJsselmonde Drs. W. Boonzaaijer, dagelijks bestuurder Rotterdamse deelgemeente IJsselmonde
Als christen zijn we groepen om in vertrouwen op God onze verantwoordelijkheid te nemen voor onze omgeving. Hierbij dienen we over de omstandigheden heen te kijken. Als we dit toepassen op het functioneren van christenpolitici zou het niet zoveel uit moeten maken of we nu in een confessionele ZICHT 2011-4 | december 2011
meerderheid of een confessionele minderheid functioneren. Bovenaan blijft staan dat we onze dienende taak eerlijk, getrouw en ijverig dienen uit te voeren. Ondertussen zijn de omstandigheden van een christenbestuurder in een minderheidspositie wel anders. Eenmansfractie ChristenUnie-SGP Bij de deelraadsverkiezingen in deelgemeente IJsselmonde (ca. 60.000 inwoners)
Lokaal vizier | Drs. J.W. van Berkum, Lokale confessionele politiek
60
haalt de ChristenUnie-SGP constant 1 van de 25 zetels. Het feit dat de ChristenUnie-SGP in IJsselmonde onderdeel van de coalitie uitmaakt, is dus heel bijzonder. Een belangrijke verklaring is het feit dat de twee grootste partijen (Leefbaar Rotterdam en PvdA) niet met elkaar een coalitie willen vormen, hierdoor maken de kleine partijen een grotere kans op coalitiedeelname. Daarnaast wordt de ChristenUnie-SGP gezien als een constructieve en betrouwbare partij. Bovendien wordt een kleine partij niet gezien als een bedreiging, maar kan ze wel een coalitie aan een (ruimere) meerderheid helpen.
mogelijk c.q. nodig om machtspolitiek te voeren, zodat er volledig op de inhoud geconcentreerd kan worden. 2. Coalitiedeelname vanuit een minderheidspositie geeft ook de mogelijkheid om specifieke partijpolitieke punten op te nemen in het coalitieakkoord. 3. Er kan aangetoond worden dat een kleine partij ook bestuurlijke verantwoordelijkheid kan dragen. Dat kan opleveren dat men elders in Rotterdam ook actief gaat samenwerken met de ChristenUnie-SGP. Concreet: in deelgemeente Prins-Alexander zat de ChristenUnie-SGP de vorige periode in de coalitie, in deelgemeente Charlois zit de ChristenUnie-SGP deze periode ook in de coalitie (weliswaar zonder bestuurder). 4. In een collegiaal bestuur kan een sfeer ontstaan dat men rekening wil houden met bepaalde principes c.q. politieke gevoeligheden van minderheden.
Het gaat erom dat we getrouw, eerlijk en transparant ons werk doen, zonder politieke spelletjes, met een focus op het binnenhalen van lange termijn successen.
Voordelen minderheidspositie Sinds het dualisme wordt er naast het ene deelraadslid (van de 25) een bestuurder (van de 5) geleverd. Er is een aantal voordelen om als kleine partij (eenmansfractie) deel te nemen aan een coalitie: 1. Vanuit een minderheidspositie is het niet ZICHT 2011-4 | december 2011
Politieke opstelling Bovenstaande voorbeelden heb ik gaandeweg mogen ervaren en zelfs in de loop der tijd zien toenemen. Het aardige van de Rotterdamse situatie, met een zeer grote pluriformiteit, is dat een uitgesproken christelijke
Lokaal vizier | Drs. J.W. van Berkum, Lokale confessionele politiek
61 partij niet per definitie als vreemd wordt afgedaan. De verschillen tussen de mensen en bevolkingsgroepen zijn groter, dus is men wat dat betreft wel meer gewend. Uiteraard werd er aanvankelijk wel met argusogen gekeken naar de ChristenUnie-SGP als coalitiepartner. Het is erg belangrijk om vertrouwen te winnen. Het gaat er hierbij om dat we getrouw, eerlijk en transparant ons werk doen, zonder politieke spelletjes, met een focus op het binnenhalen van lange termijn successen. Op de korte termijn kan het er hierdoor op lijken dat je niets bereikt, c.q. de toegevoegde waarde moeilijk is aan te tonen. Op de lange termijn kan dat heel anders zijn. In een breed college is het natuurlijk ook belangrijk dat er sprake is van geven en nemen. Het onderhouden van goede relaties is van groot belang. Zo was het erg bijzonder dat we in 2010, zonder dat we erom vroegen, de (relatief zware) portefeuille Ruimtelijke Ontwikkeling kregen aangeboden.
Verantwoordelijkheid Als kleine, maar wellicht ook als grote, christelijke partij past natuurlijk altijd bescheidenheid. We moeten niet de illusie hebben dat we zomaar alles naar onze hand kunnen zetten. Het is natuurlijk heel makkelijk om ervoor te kiezen om geen bestuurlijke verantwoordelijkheid te dragen. Als coalitiedeelname echter op je weg wordt geplaatst, moet je mijns inziens wel je verantwoordelijkheid verstaan. Na bijna tien jaar ervaring als portefeuillehouder (deelgemeente-wethouder) kan ik met dankbaarheid zeggen dat het zelfs mogelijk is om in een grote stad vanuit een minderheidspositie bestuurlijke verantwoordelijkheid te nemen.
Coalitieonderhandelingen Voor het binnenhalen van de partijpolitieke punten zijn de coalitieonderhandeling het belangrijkste moment. Zo hebben we als ChristenUnie-SGP in IJsselmonde de volgende punten in het coalitie-akkoord weten op te nemen: 1. Geen uitbreiding van het aantal koopzondagen. 2. Verbod op coffeeshops en blowen. 3. Gezinsvriendelijk beleid: toevoegen eengezinswoningen, aandacht voor opvoeding, voldoende speelgelegenheden in de wijken voor kinderen. 4. Subsidies voor activiteiten van kerken en maatschappelijke instellingen wordt mogelijk gemaakt. 5. Geen subsidies voor kwetsende en/of beledigende kunst. ZICHT 2011-4 | december 2011
9HU NRRS QL HXZ JHEU XL NW 2QGHU KRXG U HSDU DW L H $3. NHXU L QJ %RY DJ *DU DJH 1DW $XW RSDV
3O DQF NV W U DDW 9HHQHQGDDO ZZZ DXW REHGU L M I Y DO NHQEXU J QO
Confessionele politiek | Dr. W. van Vlastuin, Van Rulers theocratisch concept in calvinistisch perspectief
62
thema
In het voorjaar van 2011 promoveerde J.P. de Vries op Een theocratisch visioen waarin hij het concept van A.A. van Ruler aan een diepgaand onderzoek onderwierp.1 Van Rulers positieve waardering van het begrip theocratie heeft alles te maken met zijn positieve waardering van de schepping. Hij heeft het er met krachtige woorden voor opgenomen.
Dr. W. van Vlastuin, theoloog 2
Van Rulers theocratisch concept in calvinistisch perspectief Deze bijdrage is bedoeld om na te gaan welke plaats het theocratisch concept van dr. A.A. van Ruler (1908-1971) heeft in het geheel van zijn theologie en hoe zich zijn theocratisch concept verhoudt tot de bredere contouren van zijn theologie. Volgens Van Ruler was er in de christelijke traditie eeuwenlang te weinig waardering voor de schepping geweest en daarom was er een nieuwe koers nodig: ‘Ik zou op dit punt bewust willen breken met een eeuwenoude, christelijk-europese tradiZICHT 2011-4 | december 2011
tie. Zij is sinds Augustinus op de formule gebracht, dat men de wereld, de geschapen werkelijkheid alleen mag gebruiken (uti) en dat men alleen God zelf mag genieten (frui). Alsof God een andere wéreld, een ander òbject was dan deze wereld! Alsof God te hebben zou zijn zonder zijn wereld! Deze wereld is toch zijn wereld. En: zij is toch het theatrum gloriae dei, het toneel van zijn heerlijkheid! Het aardse leven is realisering van de glorie van God.’ 3
Confessionele politiek | Dr. W. van Vlastuin, Van Rulers theocratisch concept in calvinistisch perspectief
63 Deze woorden van Van Ruler zijn geen incidentele opmerking, maar ze maken een substantieel bestanddeel uit van zijn denken. Hij benadrukt dat het lichamelijke, het historische en het geslachtelijke helemaal tot deze door God gewilde werkelijkheid behoren. Dit heeft ook consequenties voor de leer van de verlossing. Incarnatie, kruis en hemelvaart behoren tot een christologisch intermezzo. Christus is nodig om Zijn herstelwerk te doen, daarna kan Christus terugtreden en zelfs aftreden als Middelaar. Bekend en omstreden is Van Rulers opvatting dat bij de wederkomst de incarnatie ongedaan gemaakt zou worden. Waar het Van Ruler in dit verband om ging, is dat Christus’ werk gericht is op het herstel van de oorspronkelijke schepping. Vanuit deze gedachte is het wel begrijpelijk dat Van Ruler tot de opvatting kwam dat de incarnatie zou eindigen. Als Christus Zijn ‘functie’ heeft vervuld, is het niet nodig om nog langer ‘in functie’ te blijven.
Van Rulers eschatologie Er is een nauwe samenhang tussen Van Rulers visie op theocratie en zijn kijk op eschatologie. Terwijl de meeste eschatologie voorwaarts is gericht en in het Nieuwe Testament een vervulling ziet van het Oude Testament, betekent het voor Van Ruler dat het Oude Testament helemaal tot ontplooiing komt en opengaat door het werk van Christus heen. Zo is het Oude Testament een schaduw van Christus in het Nieuwe Testament, beschenen door een lichtbron vanuit het toekomstige eschaton. Dit impliceert een hoge waardering van de oudtestamentische theocratie. Door Christus is het Oude Testament van kracht geworden voor alle volkeren en wordt het davidische koningschap wereldZICHT 2011-4 | december 2011
wijd verwerkelijkt.4 Het geestelijke Israël is ‘de kerk en de gekerstende cultuur, het corpus Christi en het corpus christianum.’ Hij schroomt niet om de Mozaïsche wet van toepassing te achten op alle volkeren.5 De uitstorting van de Heilige Geest betekent dat Gods koninkrijk wordt gevestigd en dat Gods wet gestalte krijgt in het hier en het nu.6
Waardering SGP’ers horen dit pleidooi voor de theocratie bij Van Ruler graag en ze lezen erover met rode oortjes. Maar hoe verhoudt het Van Ruleriaanse begrip van theocratie zich tot een ‘calvinistisch’ begrip van theocratie? Wij mogen met Van Ruler het goede van de schepping benadrukken en derhalve moeten wij een verachting van het aardse leven onder kritiek stellen.7 Het christelijk geloof, naar het gereformeerde verstaan van de Schrift, staat geen ascetisme voor 8, maar er is ruimte voor het zintuiglijke genieten.9 De uiteindelijke verlossing in Christus noemen we herschepping om aan te geven dat de gehele schepping daarin deelt. De Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt in artikel 37 bewust niet van een vernietiging van de aarde, maar van de loutering (reiniging) van de aarde. We kunnen derhalve de verlossing niet typeren als een verlossing uit deze aarde, waarbij we er geen oog voor hebben dat er ook een verlossing is van deze aarde. Van Ruler herinnert ons aan dit kosmische aspect van de verlossing.10
Onderscheid Schepper en schepping Er zijn evenwel ook kanttekeningen te maken bij het concept van Van Ruler. Het is klassiek christelijk om een duidelijk onderscheid te maken tussen de Schepper en de schepping. Augustinus maakte het onderscheid
Confessionele politiek | Dr. W. van Vlastuin, Van Rulers theocratisch concept in calvinistisch perspectief
64 tussen het genieten (frui) van God en het gebruiken (uti) van deze aarde. Calvijn gaat niet zover als Augustinus dat hij niet over het aardse genieten wilde spreken. Calvijn heeft oog voor het genieten van de aardse gaven, maar in de centrale hoofdstukken over de verloochening van de aarde gebruikt hij een ander begrip dan voor het genieten van God, namelijk het begrip oblectatio. Dit begrip vertolkt een wat ingetoomd en rustig genot. Het diepste genieten blijft het genieten in God.11 Hier ligt het goed recht van het klassieke onderscheid tussen frui en uti of een andere vorm van genieten. Dit onderscheid wijst Van Ruler met zoveel woorden af. Op deze manier verbleekt het onderscheid tussen Schepper en schepping, de verticale relatie met God verdwijnt uit het centrum en de schepping wordt doel in zichzelf. Bovendien ontbreekt het verweer tegen hedonisme, consumentisme en materialisme in voorspoed en cynisme in tegenspoed.
Motivatie vreemdelingschap Van Ruler vat het eschaton op als een ontplooiing van het Oude Testament en het aardse karakter van het heil in de oude bedeling. Er is echter alle reden om het eschaton in de omgekeerde richting voor te stellen, zodat er gesproken wordt over een vervulling van het Oude Testament in Christus. Zo kan er in zekere zin worden gezegd dat het eschaton en het eschatologisch koninkrijk in Christus zijn aangebroken. Het heil is geen toekomst, maar tegenwoordige tijd. Door het geloof hebben we deel aan het volle heil: We zijn gezegend met alle geestelijke zegeningen in de hemel in Christus.12 Een belangrijke tekst in dit verband is II Korinthe 5 vers 17: ‘Zo dan, indien iemand in Christus is, die is (niet: wordt) een nieuw schepsel.’ ZICHT 2011-4 | december 2011
Hier ligt de diepste motivatie voor het vreemdelingschap, de meditatio futurae vitae en de contemptus mundi. De verloochening van het aardse leven komt niet voort uit de miskenning ervan, maar uit de erkenning van het andere leven in Christus. De erkenning van de nieuwe schepping in Christus geeft aan het vreemdelingschap een buitengewoon positieve motivatie. In het licht van Gods nieuwe wereld verbleekt de oude wereld. De beginselen hiervan zijn in Calvijns theologie gegeven, maar ik denk dat dit duidelijker uit de verf had moeten en kunnen komen.
Bouwen aan Gods koninkrijk Het voorgaande brengt met zich mee dat het heil van een andere orde is dan het hier en het nu.13 Gods heil past dan ook niet in de kaders van het hier en het nu. Het koninkrijk van Jezus Christus is niet van deze wereld 14 maar het transcendeert onze huidige werkelijkheid. In de weg van het gericht breekt Gods koninkrijk zich baan in deze schepping. De notie van het gericht maakt onder andere duidelijk dat de nieuwe hemel en de nieuwe aarde van een geheel andere orde zijn dan het hier en het nu. Er zal bijvoorbeeld geen huwelijk meer zijn. Dat betekent dat we Gods toekomst niet in termen van vandaag kunnen omschrijven. Hier functioneert de christelijke hoop. Het heil dat in Christus aanwezig is en waar we door het geloof in delen, verwachten we in de hoop. Het onderscheid tussen geloof en hoop is een hermeneutische sleutel om over Gods koninkrijk te spreken. Hier scharniert een verschil met Van Ruler. Het heeft er alle schijn van dat Van Ruler het eschaton van vergelijkbare orde acht met het proton (de situatie vóór de Schepping).15 Het eschaton is reparatio en recreatio, herstel van
Confessionele politiek | Dr. W. van Vlastuin, Van Rulers theocratisch concept in calvinistisch perspectief
65 de schepping. Het eschatologisch nieuwe ontbreekt in Van Rulers concept.16 Toegepast op de theocratische gedachte betekent dit dat de theocratie in het Oude Testament en in de christelijke cultuur bij hem van vergelijkbare orde met de eschatologische theocratie zijn. Vandaag zien we dus al iets van Gods toekomst en Gods toekomst moet ook in termen van het heden vertolkt kunnen worden. In dit verband verbaast het niet dat Van Ruler vrijmoedig kan zeggen dat we aan Gods koninkrijk bouwen.17 Het aardse leven in zijn politieke en economische vorm wordt op deze manier een doel in zichzelf, waardoor enerzijds het interimkarakter van dit leven naar de achtergrond verdwijnt en anderzijds het besef niet meer functioneert dat Gods koninkrijk in Christus reeds volledig present is, zonder enige bijdrage van mensen.
Taak als hemelburger op aarde Een ‘calvinistisch’ begrip van theocratie is derhalve ver verwijderd van het Van Ruleriaanse begrip van theocratie. De calvinistische theocratie is ingebed in het hemelse burgerschap en het aardse vreemdelingschap. Het is niet gebaseerd op het doorzetten van de oudtestamentische werkelijkheid in de nieuwe bedeling, maar het verdisconteert dat de oudtestamentische bedeling in de eerste plaats een heilsopenbaring is die tot vervulling is gekomen in Christus. Sinds Christus gaat het Oude Testament niet ongehinderd door, maar moet er nauwkeurig worden onderscheiden tussen de blijvende structuren van het Oude Testament en het in Christus vervulde heil. Het heil is dan ook niet in de eerste plaats kosmologisch van aard, maar soteriologisch, bestaande in verzoening, vergeving en vernieuwing. Het heil is geen toeZICHT 2011-4 | december 2011
komstige categorie, maar in Christus is het present, door het geloof participeren we in het volle heil en door de hoop zien we uit naar de openbaring ervan. De christelijke verantwoordelijkheid voor deze aarde wordt niet gemotiveerd door het leveren van een bijdrage aan Gods koninkrijk, maar door de blijvende roeping om als hemelburgers onze aardse taak te vervullen. Calvijn sprak in dit verband van een ‘wachtpost.’ 18 Dit begrip geeft enerzijds aan hoezeer we betrokken zijn bij onze aardse taak. Er is geen terrein van het leven waar we niet geroepen zijn om
Het koninkrijk van Jezus Christus is niet van deze wereld maar het transcendeert onze huidige werkelijkheid. In de weg van het gericht breekt Gods koninkrijk zich baan in deze schepping.
te wacht te betrekken. Als christenen op de andere wereld zijn gericht, zijn ze van groot nut in deze wereld (Lewis).19 De zekere verwachting voor de toekomst, geeft inspiratie voor het heden. Het was de innerlijke distantie van het hier en het nu die onbevangenheid naar cultuur, samenleving, politiek, traditie en kerk bewerkte, uitgewerkt in schilderkunst, architectuur, muziek, romans en dichtkunst.20 De gerichtheid op het extra mundus (=buiten de wereld) geeft een kritische intuïtie naar binnenwereldse structuren van onrecht en onheil.
Confessionele politiek | Dr. W. van Vlastuin, Van Rulers theocratisch concept in calvinistisch perspectief
66 Deze arbeid is niet zonder hoop. Levend vanuit het eschatologische heil in Christus is er het geloof dat Christus de onrechtvaardige machten reeds heeft overwonnen. Participerend in deze gerechtigheid krijgt de gelovige
oog voor de arme weduwe en bidt hij voor de vrede van Babel.21 Dit kleine begin is een garantie van de volkomen vervulling in het toekomstige eschaton, totaliter aliter dan het beste in het hier en het nu.
Noten 1 2 3
4 5 6 7 8 9 10
11 12 13
14 15 16 17 18
19 20 21
J.P. de Vries, Een theocratisch visioen (Zoetermeer: Boekencentrum 2011). De auteur is rector van het Hersteld Hervormd Seminarie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en predikant binnen de Hersteld Hervormde Kerk. A.A. van Ruler, Verzameld Werk III,416. De zin maakt onderdeel uit van het artikel ‘De waardering van het aardse leven.’ Vgl. VW III,121, 341, 435. In VW I,200 noemt hij het onderscheid tussen uti-frui de kardinale fout van het christendom. De afschaffing ervan acht hij het belangrijkste (positieve) resultaat van de moderne tijd en theologie. We komen deze inzichten reeds in zijn dissertatie tegen, De vervulling der wet (Nijkerk: Callenbach 1947), 27, 59, 63, 75-76. De hoofdlijnen van dit betoog zijn ontleend aan W. van Vlastuin, Wordt vernieuwd. Contouren voor een theologie van persoonlijk vernieuwing (Kok: Kampen 2011), hoofdstuk 3.5. Vgl. J.P. de Vries, Een theocratisch visioen, 43-44. Vgl. J.P. de Vries, Een theocratisch visioen, 46. Vgl. J.P. de Vries, Een theocratisch visioen, 55-56. Vgl. Institutie III.ix.3. Vgl. Institutie III.x.1. Vgl. Institutie III.x.3. Vgl. G.G. de Kruijf, ‘Uti et Frui. A Still Useful Distinction in Christian Ethics’, in: A van Egmond en D. van Keulen (eds.), Studies in Reformed Theology (Nijkerk: Callenbach 1997), 89. Zie ook G.G. de Kruijf, Gebruiken en genieten. Een bruikbare onderscheiding in de christelijke ethiek (Leiden: Rijksuniversiteit 1994). Vgl. Calvini Opera VII,119 (Brieve instruction contres les anabaptistes); CO XLVII,116 (comm. Joh. 5:24). Voor de nauwe band tussen geloof en hoop, vgl. Institutie III.ii.42. Efeze 1 vers 3. In zijn commentaar op I Thessalonicenzen 4vers 16 spreekt Calvijn zelfs over het vernietigen van onze natuur en het scheppen van een nieuwe. In zijn commentaar op I Korinthe 15 vers 50 spreekt Calvijn over levendmaking in verband met de ingang in Gods koninkrijk. K. Exalto, De dood ontmaskerd. De voorbereiding op de dood in de late middeleeuwen, in de reformatie en in de gereformeerde theologie in het 17e en begin 18e eeuw (Amsterdam: Ton Bolland 1979), 67 noemt het een Van Ruleriaanse interpretatie van Calvijn bij Van der Linde om te zeggen dat het eschaton een doorzetten van de schepping is. Johannes 18 vers 36. Vgl. De Kruijf 1997:89. Van Ruler 1947:59 gebruikt het woord terugkeer. Vgl. G.G. de Kruijf 1997:89-94. Het toekomstig eschaton is totaliter aliter (=radicaal anders), vgl. Lukas 20 vers 34-36; I Korinthe 2 vers 9. Vgl. J.P. de Vries, Een theocratisch visioen, 58-59. Institutie III.x.6. Terecht kritiseert De Kruijf, Ethiek onderweg. Acht adviezen (Zoetermeer: Meinema 2008), 40 de vereenzelviging van werk en identiteit. Hij verzet zich eveneens tegen elke idealisering of sacralisering van de arbeid, 39, 45-47, vooral in het licht van de huidige werkelijkheid waarin de economie dominant is, 50-52. C.S. Lewis, Onversneden christendom (Kampen: Kok 2009), 135-136. Vgl. Bavinck over de katholiciteit van de kerk. Jeremia 29 vers 7.
ZICHT 2011-4 | december 2011
Confessionele politiek | A. Kadijk, Een confessionele partij?
67
thema
Aan de vruchten kent men de boom. Met andere woorden: aan de bepleite voorstellen, het stemgedrag en de bereikte resultaten herken je het karakter en gehalte van een confessionele partij. Maar is dit alles? Nee, de grondslag van een politieke formatie doet er wel degelijk toe. Of af. Het politieke beleid dat een christelijke partij voorstaat, is in de kern bijbels genormeerd en confessioneel vastgelegd.
De heer A. Kadijk, Zicht-lezer te Dronten
Een confessionele partij? Uitgangspunten bepalen de politieke koers
Vooraf twee korte inleidende verhalen. Niet eerder hadden ze elkaar ontmoet. Toen, op een familiedag, vonden ze elkaar, bij de bar. Het klikte onmiddellijk, want ze hadden allebei belangstelling voor geld, plezier en drank. Een tweede verhaal. Op een buitenlandse reis ontmoette een christen twee Chinese mannen; de één trachtte de ander, met een Bijbel in zijn hand, te overtuigen. Na een kort gesprek voelden de reiziger en de Chinese zenZICHT 2011-4 | december 2011
deling een diepe verbondenheid. Uit beide verhalen blijkt: waar het hart vol van is, daarvan spreekt de mond. Leden van elke politieke partij verenigen zich rondom bepaalde uitgangspunten, bijvoorbeeld liberale, socialistische of christelijke. Die uitgangspunten bepalen het verkiezingsprogram en het beleid van een politieke partij. De PVV van Geert Wilders kan worden herkend aan haar uitgangspunten: beperken
Confessionele politiek | A. Kadijk, Een confessionele partij?
68
Staat en kerk in Zierikzee. Onder de hal waar vroeger de vis werd afgeslagen. De hal is nog steeds bezit van de burgerlijke gemeente Zierikzee. Boven de gaanderij van de hervormde kerk van Zierikzee. Staat en kerk zijn duidelijk te onderscheiden, maar ze kunnen in deze situatie evenmin zonder elkaar.
van de Islam, terugsturen van asielzoekers, minder Europese machtsvorming, minder internationale samenwerking, maar wel veel liberalisme. Kortom: principes, beginselen, uitgangspunten bepalen de koers van een partij. Geldt de stelling: uitgangspunten bepalen de richting, ook voor de SGP, de ChristenUnie en het CDA? Wordt de koers van deze drie ook beheerst door drijfveren en principes? Mijn antwoord luidt: aan de vruchten kent men de boom; maar ook: de grondslag van elke partij wordt vertaald in haar politieke beleid. ZICHT 2011-4 | december 2011
Confessioneel = christelijk Een confessionele partij probeert haar beleid te bouwen op het fundament van een confessie, een belijdenisgeschrift, “een openlijke en plechtige verklaring dat men de leerstellingen van een geloof erkent” (van Dale). Wij zouden kunnen denken aan de Drie Formulieren van Enigheid. Uiteraard is van een kerkelijke belijdenis niet elk artikel even belangrijk voor de politieke koers. Maar artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis springt wel duidelijk op de voorgrond. Tegelijkertijd weet ieder meelevend kerklid dat er rondom dit artikel veel verschil van inzicht heerst.
Confessionele politiek | A. Kadijk, Een confessionele partij?
69 Betekent confessioneel meer dan christelijk? Een confessionele partij legt de nadruk op de confessie, dus op de geloofsbelijdenis. Een christelijke partij wil de waarden en normen van de Bijbel vertalen in politiek beleid. Gereformeerde kerken staan op het standpunt dat de belijdenis ondergeschikt is aan Gods Woord. De confessie behoort na te zeggen wat de Heilige Schrift ons leert. Belijdenisgeschriften zijn een samenvattend en verklarend boekje van de Bijbel. Er mag dus geen verschil zijn tussen een confessionele en een christelijke partij.
Nu de praktijk Rondom artikel 36 van de NGB gaan de wegen uiteen. De SGP wil dit artikel “onverkort” handhaven, maar de ChristenUnie en het CDA willen dit artikel “kortwieken”. Laatstgenoemden vinden het geen taak van de overheid om “afgoderij” “uit te roeien” en “ketters” aan te pakken. Bovendien wordt in deze partijen steeds vaker het standpunt ingenomen dat de overheid geen taak heeft inzake de eerste tafel van Gods Wet. De overheid zou elke godsdienst gelijk moeten behandelen. Er dient vrijheid en gelijkheid te gelden voor elke godsdienst.
Artikel 36 NGB moderniseren? Zeven visies Moet artikel 36 NGB worden herzien? Zeer beknopt worden hieronder de diverse meningen daarover opgesomd. Mijn bedoeling is om duidelijk te maken dat ook onder christenen zeer uiteenlopende visies voorkomen. De eerste opvatting is om geen veranderingen in artikel 36 NGB aanbrengen, want de belijdenissen zijn historische documenten. Een tweede voorstel is om de huidige vorm en inZICHT 2011-4 | december 2011
houd te handhaven, maar wel aanvullingen toe te voegen waarin correcties worden verwoord. Een derde bepleit aansluiting bij de Gereformeerde oecumenische synode van 1949 en bij de uitspraken van de Nederlands Hervormde kerk rond 1950, zoals neergelegd in de kerkorde van 1951. De vierde wenst verbeteringen aan te brengen in de geest van de Presbyteriaanse Noord-Amerikaanse kerk van 1788: godsdienstvrijheid, vrijheid en gelijkheid van alle godsdiensten voor de overheid. Volgens de vijfde mening zijn er slechts enkele veranderingen nodig, want ‘ons’ artikel 36 is onjuist uit het Frans vertaald (pour….)1. Het zesde standpunt luidt dat het Schriftbewijs voor artikel 36 onvoldoende is en correctie behoeft. De zevende visie stelt dat artikel 36 NGB, dat gaat over de taak van de overheid, niet thuishoort in een belijdenis van kerken. Al met al een verwarrende variatie. Mij interesseert het meest het zesde punt. Want in de belijdenis mag niet meer, maar ook niet minder worden opgenomen dan hetgeen duidelijk in de Heilige Schrift wordt geleerd. In een belijdenis moeten alleen Bijbelse gegevens worden verzameld, geordend, samengevat en verklaard voor de hedendaagse gemeente.
De structuur van de gereformeerde belijdenis Omstreeks 1560 zijn in de Europese landen diverse geloofsbelijdenissen aanvaard. Deze confessies hebben een soortgelijke aanpak, namelijk: • De overheid is ingesteld door God vanwege de verdorvenheid van de mensen. De overheid heeft tot taak om kwaad te beteugelen en om orde te brengen;
Confessionele politiek | A. Kadijk, Een confessionele partij?
70 Woord. Vervolgens moeten het onderscheid tussen overheid en kerk, alsook de zelfstandigheid van de overheid en de kerk, steeds in acht worden genomen. Ten slotte geeft de Bijbel de opdracht aan overheid en kerk om met elkaar samen te werken, tot opbouw en bloei van de samenleving. Calvijn heeft zijn visie op basis van de Schrift willen formuleren. Dat blijkt uit zijn geschriften. Wel is duidelijk dat hij dit deed in de context van een samenleving in West-Europa zoals die rond 1550/1560 functioneerde. Wij kunnen ons daarom afvragen of onze visie op de taak van de overheid in de situatie van de 21e eeuw nog dezelfde is als in de tijd van de Reformatie. Hebben wij in de loop der eeuwen niet meer inzicht verworven? Over drie zaken zouden we kunnen nadenken:
• De overheid moet de christelijke godsdienst beschermen en bevorderen; • Elke burger moet de overheid gehoorzamen en voor haar bidden; • Oproerlingen moeten worden bestreden. Omdat ons artikel 36 van de NGB sterk beïnvloed is door de visie van de Geneefse reformator Johannes Calvijn (1509-1564), wordt zijn visie op de overheid beknopt weergegeven. Hoe zag Calvijn de taak van de overheid? Ten eerste moet elk schepsel Gods eer verhogen, dus ook de overheid die door Hem is ingesteld. In de tweede plaats is de overheid in haar besturen en regeren onderworpen aan Gods ZICHT 2011-4 | december 2011
• Tegenwoordig wordt meer aandacht gevraagd van de overheid voor het ontwikkelen van beleid, niet alleen voor de beteugelende taak; • Er is meer inzicht verworven over het beperken van de taak van de overheid tot haar eigen terrein; • Het onderscheid van Calvijn tussen burgerlijk (de overheid) en geestelijk (de kerk) is niet Bijbels. Afgezien van de bovengenoemde drie punten heb ik diepe bewondering voor de Reformatoren wat betreft hun Bijbels inzicht en hun formuleringen.
Een herziening, maar hoe dan? Uit het bovenstaande volgt, denk ik, dat de hoofdlijnen van de confessies door de Reformatoren goed onder woorden zijn gebracht.
Confessionele politiek | A. Kadijk, Een confessionele partij?
71 Bij een eventuele herziening zou wel uitdrukkelijk aandacht moeten worden gegeven aan de drie punten die aan het slot van de vorige paragraaf staan vermeld. Bij een revisie zal het zwaartepunt moeten liggen bij het gegeven dat elke overheid tot taak heeft te regeren, te besturen, problemen op te lossen, met behulp van Bijbelse waarden en normen. Onverkort en onbekrompen. Alle belijdenisgeschriften wijzen in deze richting. Inzake verdraagzaamheid (tolerantie) tegenover niet-christelijke godsdiensten zullen onze kerken milder kunnen zijn dan Calvijn en Beza. Toch zal elke gelijkstelling van godsdiensten door de overheid beslist moeten worden afgewezen. Niet alles kan even waar of even onwaar zijn.
Wel dient de overheid rekening te houden met haar eigen terrein, met de bestaande wetten, met de draagkracht van de burgers – ik bepleit geen “anti-revolutionaire revolutie” – en met de capaciteit van de politie en de rechters. Volgens mij is dat de hoofdzaak van confessionele politiek: Bijbels genormeerd en confessioneel vastgelegd. Wat zou het geweldig zijn als de christelijke kerken en partijen gezamenlijk tot zo’n revisie zouden kunnen komen. In plaats van de huidige interpretatieverschillen en meningenstrijd komt er dan een gezamenlijk gedragen uitgangspunt voor de politieke koers.
Literatuur Dr. A. D. R. Polman, Onze Nederlandse Geloofsbelijdenis, deel IV, Franeker z.j. Mr. A. Rouvoet, Het hart van de zaak, Amsterdam, 2006 Dr. M. te Velde (red.) Confessies, Heerenveen, 2009 Dr. K. van der Zwaag, Onverkort of gekortwiekt?, Heerenveen, 1999
Noot 1
Hiermee wordt bedoeld dat in de oorspronkelijke Franse versie van artikel 36 NGB het ‘weren en uitroeien van alle afgoderij en valse godsdienst’ geen direct overheidsoptreden vereist, maar een gevolg is van het ‘handhaven en beschermen van de heilige kerkdienst‘ door de overheid.
ZICHT 2011-4 | december 2011
Confessionele politiek | J. Rozendaal, Artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: toen én nu
72
thema
In het jaar dat de Nederlandse Geloofsbelijdenis 450 jaar bestaat wil ik in deze bijdrage stilstaan bij de ‘politieke’ paragraaf uit deze geloofsbelijdenis. De focus van dit artikel is gericht op de politieke context en tekstinterpretatie van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) ten tijde van het ontstaan van de geloofsbelijdenis, bij de oprichting van de SGP en aan het begin van de 21e eeuw.
J. Rozendaal, voorzitter SGP-jongeren
Artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: toen én nu Het plaatsen van de oorspronkelijke tekst in de ontstaanscontext kan helpen bij het beantwoorden van praktische politieke vragen anno 2011. Uit de onverkorte versie van artikel 36 van de NGB wordt sinds jaar en dag afgeleid dat de overheid de plicht heeft om beide tafels van de Tien Geboden als uitgangspunt te nemen voor haar handelen. De conclusie van deze bijdrage zal zich vooral centreren rond de inpasbaarheid van de gereformeerde overheidsvisie in de moderne ZICHT 2011-4 | december 2011
staatsrechtvisie ten aanzien van grondrechten.
Politieke, kerkelijke en sociale context In de zestiende eeuw bestond de Lage Landen, het huidige Nederland en België, uit zeventien gewesten (hertogdommen, graafschappen en heerlijkheden) die een unie vormden onder keizer Karel V.1 Juridisch, taalkundig en qua privileges vormden deze gewesten een bonte lappendeken. Pas halver-
Confessionele politiek | J. Rozendaal, Artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: toen én nu
73 wege de eeuw, toen de Spaanse vorst Philips II aantrad, ontstond er meer gelijkheid tussen de gewesten en was er steeds meer sprake van het ontstaan van een overheid en ambtenarij. Van een duidelijke scheiding van overheidsmachten (wetgevend, rechtsprekend en uitvoerend) was nog geen sprake. Democratische controle van bestuurders was er niet. Het absolutisme van de vorst was groot. Aan het einde van de Middeleeuwen was de gehele westerse wereld christelijk (corpus christianum) en waren paus en keizer bepalend voor kerk en staat. Het denken over staatsrecht was in het corpus christianum niet sterk ontwikkeld. Dit geldt met name de middeleeuwse maatschappij van het Latijnschristelijke Westen. Het lichaam van de universele christelijke wereld had twee hoofden: paus en keizer. De verhouding tussen kerkelijke en wereldlijke macht was uitgewerkt in een theorie, de tweezwaardenleer. De verdeling van beide machtssferen heeft de hele Middeleeuwen door veel pennen in beweging gebracht, vooral tussen de elfde en dertiende eeuw. In de bul Unam sanctam (1302) verwoordde de paus zijn pretentie van opperste macht binnen de ene christenheid. Als plaatsvervanger van Christus zou hij van God rechtstreeks het geestelijk èn het wereldlijke zwaard ontvangen hebben. De wereldlijke machthebbers bestreden de pauselijke alleenheerschappij. De Reformatie heeft betreffende het corpus christianum een nadere positiebepaling gezocht. De Rooms-Katholieke kerk bepaalde het openbare leven in sterke mate. In de tweede helft van de zestiende eeuw voltrokken zich grote ontwikkelingen op kerkelijk terrein. Calvinisten, Lutheranen en doperse gemeenschappen ontwikkelden zich. Met name de doperse groepen zorgden voor veel onrust. Hun anarZICHT 2011-4 | december 2011
chistische houding ten opzichte van de overheid riep een harde reactie op: ketterijen en sekten werden aangepakt. Alle nieuwe godsdienstige gedachten werden tot deze groep gerekend. Desondanks groeide het aantal calvinisten in de Zuidelijke Nederlanden aanzienlijk. De uitvinding van de boekdrukkunst en daarmee de toegankelijkheid van de Bijbel voor het gewone volk was een belangrijke sociale ontwikkeling die niet los gezien kan worden van de snel toenemende invloed van de Reformatie op de bevolking. Het belang van een op schrift gestelde belijdenis van en voor het calvinistische volksdeel nam daarmee toe. In deze situatie schreef Guido de Brès zijn Geloofsbelijdenis.
Uit de onverkorte versie van artikel 36 van de NGB wordt sinds jaar en dag afgeleid dat de overheid de plicht heeft om beide tafels van de Tien Geboden als uitgangspunt te nemen voor haar handelen. Tekstinterpretatie artikel 36 Nederlandse Geloofsbelijdenis Guido de Brès werkte tussen 1559 en 1561 aan de totstandkoming van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Met vrij grote zekerheid kan worden gesteld dat de Franse calvinistische geloofsbelijdenis als voorbeeld heeft gegolden bij het opstellen. De structuur en inhoud lijken op elkaar. De Brès schreef het origineel in het Frans. De Franse geloofsbelijdenis gaat ook expliciet in op de roeping van de over-
Confessionele politiek | J. Rozendaal, Artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: toen én nu
74 heid en keert zich tegen het beeld dat protestanten anarchistisch waren. Hierbij werd nadrukkelijk afstand genomen van de wederdopers en met name de laatste zinnen van artikel 36 laten zien dat deze een duidelijke profilering tegenover de wederdopers bevat.2 Cruciale woorden om nader te bekijken zijn de bekende 21 woorden volgend op ‘En hun [de overheid, JR] ambt is niet alleen acht te nemen en te waken over de Politie, maar ook de hand te houden aan de heilige Kerkedienst’: om te weren en uit te roeien alle afgoderij, en valse godsdienst, om het rijk des antichrists te gronde te werpen. Deze passage drukt de roeping van de overheid in godsdienstige zaken uit. Zij kan gerekend worden tot één van de scherpste verwoordingen van het gereformeerde denken over de staat. Hoewel Guido de Brès in uitzonderlijke gevallen voorstander was van de doodstraf bij ketterijen, heeft hij dit niet compleet uitgewerkt voor welke gevallen dit zou gelden. Het staat buiten kijf dat De Brès met de woorden weren en uitroeien nooit het uitroeien van groepen mensen heeft bedoeld.3
Het staat buiten kijf dat De Brès met de woorden ‘weren en uitroeien’ nooit het uitroeien van groepen mensen heeft bedoeld. De verbinding tussen de zinsnede over ‘Kerkedienst’ en ‘weren en uitroeien’ heeft altijd veel vragen opgeroepen. Prof. H. Visscher (1864-1947) kwam tot de conclusie dat de woorden ‘om te weren’ afhankelijk zijn van ZICHT 2011-4 | december 2011
de passage over de ‘heilige kerkedienst’. Oftewel: als de overheid garandeert dat de prediking van het Woord onbelemmerd kan plaatsvinden dan zal daardoor de afgoderij verdwijnen. Dr. K. van der Zwaag toont in zijn dissertatie over artikel 36 aan dat zowel taalkundig als historisch het niet houdbaar is om deze uitleg te hanteren.4 Gezien de verschillende protestantse belijdenissen die in die eeuw geschreven zijn en dat deze belijdenissen allen een taak voorschrijven aan de overheid inzake de openbare godsdienst, ligt het niet in de rede om de verklaring van prof. Visscher te volgen. De conclusie bij de 21 woorden kan niet anders zijn dan dat de overheid een plicht heeft in het tegengaan van afgoderij en valse godsdienst. De vraag is echter hoever de overheid hierin moet gaan in het publieke leven. In dit kader is van belang om ook de begeleidende tekst ‘Vermaninghe’ bij de Nederlandse Geloofsbelijdenis in ogenschouw te nemen. Een opvallend citaat daarin is: “maar, wat den godsdienst betreft en wat tot de ziel behoort daar moet het geestelijk zwaard van het Woord Gods met ijver tusschentreden om onderscheid te maken tusschen den valschen ijver en de godsdienst die iemand beschermt tegen oproer en omverwerping van de regeering.” 5 Uit deze tekstpassage blijkt dat De Brès de valse godsdienst vooral koppelt aan het gevolg daarvan voor de maatschappij. De Brès doelde daarbij specifiek op de wederdopers. Impliciet betekent dit wel dat hij het niet alleen opnam voor gewetensvrijheid, maar ook bewegingsruimte voor ‘de valse godsdienst’ bepleitte, tenzij dit sociale onrust veroorzaakte of de openbare orde verstoorde. Het voornoemde citaat lijkt eerder ruimte te bie-
Confessionele politiek | J. Rozendaal, Artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: toen én nu
75 den voor getemperde godsdienstvrijheid in plaats van een stringent afgebakende gewetensvrijheid. Van der Zwaag merkt in ‘Onverkort of gekortwiekt’ op dat in deze Vermaninghe ‘de impliciete overtuiging naar voren bracht dat een niet-gereformeerde overheid wel helemaal niet bevoegd was in religieuze zaken en zeker niet de ware religie mocht uitroeien’6. Dergelijke citaten onderstrepen het belang om de Nederlandse Geloofsbelijdenis te plaatsen in haar historische context. Een context waarin een christelijke samenleving vanzelfsprekend was. Van der Zwaag concludeert op basis van andere geschriften van Guido de Brès over de wederdopers: ‘De Bres handhaafde dus de stelling dat de zuivere prediking van het Woord het beste middel is om ketterijen te weren’.7 Bijna alle gereformeerde belijdenissen uit de zestiende eeuw bevatten een passage over de roeping van de overheid, waarin ook aandacht is voor de rol van de overheid ten overstaan van valse religies. Dit is volledig in lijn met het denken van Calvijn hierover in zijn Institutie. De conclusie van deze gegevens kan niet anders zijn dan dat het klassieke gereformeerde denken over staat en kerk een ruime rol toebedeelt aan de staat, ook als het gaat om de godsdienst. De concrete uitwerking is niet volledig en vooral gekoppeld aan een tijdsbeeld dat de hele samenleving behoorde tot een (nieuwe) denominatie van het christendom.
Functioneren Nederlandse Geloofsbelijdenis begin twintigste eeuw Om de stap naar de twintigste eeuw te maken moet eerst kort iets opgemerkt worden over het ontstaan van christelijke politiek in Nederland. Wie het ontstaan van christelijke poZICHT 2011-4 | december 2011
De Mozes en Aäronstraat in Amsterdam ligt tussen het stadhuis (thans: Paleis op de Dam) en de Nieuwe Kerk. Mozes staat model voor de overheid; Aäron staat model voor de kerk. In vroeger dagen pleegden de vroedschap en het consistorie regelmatig overleg met elkaar. Daarvoor moesten ze deze straat oversteken.
litiek nagaat, kan niet anders dan bij Guillame Groen van Prinsterer (1801-1876) uitkomen. De cruciale ontwikkeling na de Reformatie voor het staatsdenken is de Verlichting geweest. Groen is, tot op de dag van vandaag, de man geweest die de geest van de Verlichting diep gepeild en geanalyseerd heeft. Zijn rol is van doorslaggevende betekenis geweest voor de ontwikkeling van de christelijke politieke partijen. Opvallend is dat er ook juist bij hem vraagtekens zijn welke exacte uitwerking hij gaf aan een begrip als ‘het publiek recht der gezindheden’ en de precieze interpretatie van artikel 36 NGB. Onder Abraham Kuyper (1837-1920), veelal gezien als de opvolger van Groen, heeft de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) een duidelijke richting gekozen in dit vraagstuk. De ARP schrapte de 21 woorden uit artikel 36 NGB. Volgens Kuyper kwam de overheid deze roeping niet toe.
Confessionele politiek | J. Rozendaal, Artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: toen én nu
76 Toen ds. G.H. Kersten (1882-1948) zich beijverde voor de oprichting van de SGP , profileerde hij zich bewust ten opzichte van de ARP en de Christelijk Historische Unie (CHU). Beide partijen zaten qua theologisch en geestelijk klimaat op een verkeerd spoor volgens Kersten. Ook hun houding ten opzichte van de Rooms-Katholieke Staatspartij was van doorslaggevende betekenis 8. Opvallend daarbij is dat artikel 36 pas in 1923 voor het eerst ter sprake komt op de jaarvergadering, vijf jaar na de oprichting van de SGP 9. De SGP is op dat moment al vertegenwoordigd in de
De Brès lijkt eerder ruimte te bieden voor getemperde godsdienstvrijheid in plaats van een stringent afgebakende gewetensvrijheid. Tweede Kamer. Dominee Kersten gaat in zijn partijrede van 1927 uitvoerig in op het belang van een onverkort artikel 36.10 Hij zet zich daarbij vooral af tegen de Gereformeerde Kerken en Abraham Kuyper. In zijn uitleg van de 21 woorden neemt hij sterk afstand van de Roomse methodes uit de zestiende eeuw en kiest duidelijk stelling voor gewetensvrijheid van alle inwoners in een land. Dominee Kersten baseert zich hierbij op Voetius die schreef dat ‘het uitroeien en dooden der ketters geen geloofsartikel der Gereformeerde Kerk is’. Voetius werkte dit principe uit in het onderscheid tussen ‘de libertas conscientiae’ en de ‘libertas exercitii’. Het verschil tussen de vrijheid van geweten en de vrijheid van beweging. De grens werd ZICHT 2011-4 | december 2011
getrokken bij de openbare godsdienstoefening.11 Op zichzelf is deze definiëring dus al terughoudender dan die van Guido de Brès. Waar De Brès nog reden zag voor de doodstraf, wordt deze door dominee Kersten al niet meer genoemd. De verschillende onderzoeken naar het ontstaan van de SGP zijn redelijk eensluidend over de positionering van de SGP. De SGP was ook een product van de emancipatie van ‘de stillen in den lande’ 12. Het is moeilijk om nu te definiëren in hoeverre woordgebruik als het ‘onverminkte artikel 36’ bewust gebruikt werd als positionering ten opzichte van de ARP. Het is wel opvallend dat de politieke uitwerking nooit volledig gestalte heeft gekregen onder Kersten. Nooit pleitte de SGP voor de sluiting van Rooms-Katholieke kerken, tevens is nooit gedefinieerd welke niet-protestantse godsdiensten geen plek in het openbare leven verdienden. Tegen processies en het gezantschap bij de Paus werd wel concrete actie ondernomen. Typerend voor de houding van de SGP in de beginjaren tegenover artikel 36 NGB is de nooit opgeleverde studie naar de politieke toepassing van dit geloofsartikel. Op de jaarvergadering van 1924 werd deze studie toegezegd, maar toen in 1927 bleek dat de commissie nog niet klaar was werd de commissie weer ontheven van haar taak. Toch bleef de SGP juist de nadruk leggen op het onverkort handhaven van artikel 36. Het lijkt er op dat dit vooral werd ingegeven door de politieke situatie van dat moment. Een meerderheid voor confessionele politiek was vanzelfsprekend, twee andere protestantse politieke partijen waren óf minder uitgesproken (de CHU) óf hadden compleet afstand genomen (de ARP) van de 21 woorden uit artikel 36. De theocratische gedachte van samenwer-
Confessionele politiek | J. Rozendaal, Artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: toen én nu
77 king tussen kerk en overheid zoals deze verwoord werd door Calvijn en navolging vond bij de Brès, is door Kersten ook consistent toegepast. Het is echter de vraag hoe de SGP precies dacht over de waarde van grondrechten voor andere denominaties van het christelijk volksdeel. Opvallend is bijvoorbeeld dat het verzet tegen vaccinatie- en verzekeringsdwang leidde tot een overheidsvisie waarbij de overheid op sociaal terrein een kleine taak kreeg toebedeeld. Hierbij werd juist wel een beroep gedaan op de grenzen van de overheidsmacht ten opzichte van haar burgers. Kersten volgde daarin de ideeën van Kuyper over soevereiniteit in eigen kring 13. Verder heeft Kersten zich met ongekende kracht ingespannen voor de emancipatie van kerken van de afscheiding. Het staatsrechtdenken en met name de consequenties van het Verlichtingsdenken zijn daarbij niet volledig doordacht. Van een afgeronde visie op het staatsrecht was geen sprake.
Politieke en sociale context 21e eeuw Op dit moment wordt nog geen een-vijfde van de Tweede Kamer gevormd door confessionele partijen. Begin jaren zestig van de vorige eeuw seculariseerde Nederland razendsnel. Was de Franse Revolutie twee eeuwen geleden nog iets van honderden kilometers verderop, eind jaren zestig kende Nederland haar eigen mini-revolutie. Confessionele politiek verloor door deze ontwikkeling definitief haar meerderheid in het parlement. De abortuswetgeving uit 1981 vormt de symbolisering van de definitieve breuk met het christelijke verleden. Het menselijk leven als absolute waarde werd niet langer onvoorwaardelijk beschermd. De paarse regeerperiode (PvdA, VVD en D66) ZICHT 2011-4 | december 2011
in de jaren negentig van de vorige eeuw springt daarna in het oog. Voor het eerst in de geschiedenis neemt er geen confessionele partij meer deel aan de regering. En dat acht jaar lang. Ethische veranderingen werden in hoog tempo in de wetgeving doorgevoerd en ook de historische verankering van Nederland als protestantse natie werd steeds verder terug gedrongen. De voltooiing van de geschetste beelden in Groen’s Ongeloof en Revolutie kregen gestalte. Ondertussen had sinds de jaren zestig een sluipende ontwikkeling plaatsgevonden die pas bespreekbaar werd rond de eeuwwisseling. Door de komst van vele niet westerse migranten die zich blijvend vestigden, was Nederland een multicultureel en multireligieus land geworden. De consequenties hiervan voor samenleving en politiek waren taboe, totdat Pim Fortuyn deze bespreekbaar maakte aan het begin van de 21e eeuw. Thans is er een stabiele en royale seculiere meerderheid in het parlement. Deze ontwikkeling heeft het denken over de rechtsstaat en het belang van onderscheiden overheidsmachten sterk gestimuleerd in orthodox christelijke kring. De minderheidspositie van christenen stelde SGP’ers voor de indringende vraag in hoeverre grondrechten als godsdienstvrijheid en tolerantie een wezenlijk onderdeel vormen van hun politiek denken en hoe deze vraagstukken zich verhouden tot de klassieke gereformeerde opvatting over de verhouding kerk en staat en het christelijk-historisch denken van Groen (Er staat geschreven, er is geschied!). De cruciale vraag daarbij is in hoeverre de visie op een christelijke overheid zich verdraagt met het beginsel van godsdienstvrijheid tegen de achtergrond van de tekst zoals deze is geformuleerd door Guido de Brès.
Confessionele politiek | J. Rozendaal, Artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: toen én nu
78
Artikel 36 NGB in de eenentwintigste eeuw Kijkend naar het verkiezingsprogramma van de SGP in 2010 maakt de SGP een duidelijke keuze op het terrein van onderwijsvrijheid en minderheden. De SGP kiest daarbij voor een zeer rechtsstatelijke lijn. Er wordt niet gepleit voor het sluiten van islamitische scholen of het tegengaan van de islamitische slacht als uiting van ongeloof in het publieke domein. De woorden Rooms-Katholiek, theocratie of artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis komen in het laatste verkiezingsprogramma niet voor.
Er is onderscheid tussen de taken van de kerk en die van de staat. De eerste roeping van de kerk is het verkondigen van de waarheid. De eerste roeping van de overheid is het dienen van het recht. Mede door het optreden van personen als Van der Vlies en Van der Staaij staat de SGP bekend als een gouvernementele partij die zeer hecht aan een correcte toepassing van het staatsrecht, het belang van juridisch zuiver handelen en duidelijke onderscheiding van instituties en hun eigen soevereiniteit (onderscheiden taken van overheidsinstellingen, school, kerk en het maatschappelijk middenveld). Ingegeven door de veranderingen in de politieke werkelijkheid zijn SGP’ers meer juridisch gaan denken over een toepassing van artikel 36. SGP-jongeren heeft vanuit deze realiteit een aantal kernnoties voor de christelijke overZICHT 2011-4 | december 2011
heidsopvatting van de 21e eeuw verwerkt in haar beginselmanifest ‘Kernideeën’. Deze kernnoties kunnen helpen om met de eerder gestelde vragen om te gaan. De zondige mens die zich laat gezeggen door de God van de Bijbel kan niet anders dan volkssoevereiniteit verwerpen. Grond voor wetgeving zal dus altijd gezocht moeten worden in de waarden en ordeningen die in de Bijbel te vinden zijn. Daarbij is het wel van belang om een duidelijk onderscheid te markeren tussen de taken van de kerk en die van de staat. De eerste roeping van de kerk is het verkondigen van de waarheid. De eerste roeping van de overheid is het dienen van het recht. Recht en moraal worden echter gevoed door een levensopvatting.14 Voor de SGP kan het niet anders dan dat deze wortelt in het Woord van God. Participeren binnen een democratische rechtsstaat betekent ook het aanvaarden van de beperktheid van het overheidshandelen. SGPjongeren kiest daarom voor de term christelijk-conservatieve politiek. Dit is sterk in lijn met de idee van Groen van Prinsterer over het christelijke historisch denken: ‘Er staat geschreven, er is geschied’. Dàt God regeert, moet beleden worden, maar hóe Hij regeert, laat zich niet in een politiek programma vangen. Wij zien Zijn Hand in de geschiedenis. Daarnaast kiest SGP-jongeren voor de term ‘christelijk verdraagzame staat’ 15. De overheid moet voorzichtig en terughoudend zijn in haar wil om dingen te veranderen. Dit geldt zeker het gebied van levensovertuigingen. Voor een christenpoliticus staat de decaloog niet los van verdraagzaamheid. Lankmoedigheid past – het loopt God niet uit de hand. Deze nuance laat ruimte voor andersdenkenden. Tegelijkertijd kan een voorkeur uitgesproken worden voor het christendom dat ook terug te zien is in wetten en regels, omdat
Confessionele politiek | J. Rozendaal, Artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: toen én nu
79 Gods geboden heilzaam zijn. Ook Romeinen 13 en artikel 36 van de NGB moeten in dit licht worden gelezen. Het behoedt voor een al te prestigieuze doelstelling in de politiek. Romeinen 13 heeft altijd centraal gestaan in het christelijke denken over politiek. Toch vormt deze pericoop – net als artikel 36 NGB – geen blauwdruk voor een ideale situatie. Het christenleven – gekenmerkt door bewogenheid van kerken en christenen – zoals in Romeinen 12 aan de orde komt, gaat vooraf aan Romeinen 13. Daarna en daarbij volgt de taak van de overheid. In deze uitleg staat theocratie niet tegenover de democratische rechtsstaat. De theocratie is volgens de SGP-jongeren nooit af te schaffen, omdat het een werkelijkheid is die van de enige en Drie-enige God uitgaat. De theocratie is voor de levende Kerk van Jezus Christus tot troost: de Heere regeert en bestuurt alle dingen naar Zijn wil. Praktisch gezien be-
tekent dit dat SGP-jongeren pleit voor het zuiver hanteren van de overheidsmiddelen die de staat toekomen. Godsdienstvrijheid is een recht dat alle burgers toekomt in een democratische rechtsstaat. Dit vormt een onderdeel van het gedachtegoed van SGP-jongeren, maar gezien het verkiezingsprogramma van de SGP pleit de partij voor dezelfde lijn.16 Betekent dit dat christenpolitici moeten zwijgen over waarheid of leugen? Geenszins, het laten klinken van het Woord van God is van het grootst belang in een geseculariseerd parlement. Door in de praktische stellingname op te komen voor de verankering van de christelijke moraal in het recht, kan gepleit worden voor wetgeving die teruggrijpt op beide tafels van de Tien Geboden. Van zondagsheiliging tot belastingwetgeving, en van een vasthouden aan het verbod op smalende godslastering tot wetgeving voor duurzaamheid in de landbouw.
Noten 1 2 3
4 5 6 7 8 9 10 11 12
13 14 15 16
K. van der Zwaag, Onverkort of gekortwiekt?, Heerenveen 1999, p. 101 Vertoog aan de overheden bij de Nederlandse Geloofsbelijdenis. K. van der Zwaag, Onverkort of gekortwiekt?, Heerenveen 1999, p. 127. Van der Zwaag verwijst hier met name naar twee andere werken van Guido de Brès: Le Baston de la foy chrestienne, propre pour rembarres les ennemis de l’Eaungile: par lequel on peut aussi cognoistre l’ancienete de nostre foy, & de la vraye Eglise, [z.p.] 1561 en De Wortel, den Oorspronck Ende het Fundament der Weder-dooperen / oft Herdooperen van onsen tijde [1608], Geldermalsen 1996 K. van der Zwaag, Onverkort of gekortwiekt?, Heerenveen 1999, p. 119 K. van der Zwaag, Onverkort of gekortwiekt?, Heerenveen 1999, p. 112 K. van der Zwaag, Onverkort of gekortwiekt?, Heerenveen 1999, p. 112 K. van der Zwaag, Onverkort of gekortwiekt?, Heerenveen 1999, p. 128 K. van der Zwaag, Onverkort of gekortwiekt?, Heerenveen 1999, p. 390 W. Fieret, de Staatkundig Gereformeerde Partij 1918-1948 een bibliocratisch ideaal, Houten 1990 p. 79 Sinds 1958 wordt overigens pas in het beginselprogramma verwezen naar artikel 36. Dit werd toegevoegd aan artikel 1 van het program van beginselen. G.H. Kersten, Van zwaren strijd, partijrede 1927, p. 16,17 Zie: J. Mulder in Van Goedertierenheid en Trouw 75 jaar Staatkundig Gereformeerde Partij. ’s Gravenhage 1993 pp 14-26 , A. A. van der Schans Kuyper en Kersten IJveraars voor de herkerstening van onze samenleving, Den Haag/ Leiden 1992 p. 72, 73 en H.J. Nijsink ‘Eruit mannen’ het politieke leiderschap van Gerrit Hendrik Kersten Als voorman van de SGP, Utrecht 2007, p.20 W. Fieret, De Staatkundig Gereformeerde Partij 1918-194. Een bibliocratisch ideaal, Houten 1990, p. 89 Zie hiervoor ook de lezing van C.G. van der Staaij Theocratie en democratie, Den Haag 2005, o.a. p. 26. H.J. Nijsink, J.Kloosterman en G. Schipaanboord, Kernideeën, Gouda 2009, p. 20, 21 Overigens is dit niet alleen gekoppeld aan het laatste verkiezingsprogramma. De SGP heeft in de Tweede Kamer bijvoorbeeld nooit moties ingediend om islamitisch onderwijs te verbieden. Juist vanuit een christelijk historische opvatting zou hiervoor wel het nodige te zeggen zijn.
ZICHT 2011-4 | december 2011
Confessionele politiek | Dr. P. de Vries, Bijbels genormeerde politiek
80
thema
De keuze van de SGP om haar politiek aan te duiden als ‘Bijbels genormeerde politiek’ is een veel betere aanduiding voor wat een christen van de overheid verwacht, dan de term ‘theocratie’. Tegelijk moeten christenen blijven pleiten voor een overheid die positief staat tegenover de christelijke kerk en de bijbelse openbaring. Vandaag de dag is dat meer dan ooit nodig.
Dr. P. de Vries, predikant van de Hersteld Hervormde Gemeente Boven-Hardinxveld 1
Bijbels genormeerde politiek
Terwijl in de zestiende eeuw de dopers hebben gesteld dat een christen geen taak heeft in de politiek, omdat politiek een zaak is van deze wereld, beleed de Reformatie dat de christen juist wel een taak heeft in de ordening van de samenleving. In artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt dit verwoord. Nieuw voor die tijd was niet de belijdenis dat de overheid een taak heeft ten aanzien van de kerk (op de dopers na deelde iedereen deze ZICHT 2011-4 | december 2011
gedachte), wel dat het dan moet gaan om de katholieke kerk in haar hervormde of gereformeerde gestalte.
Heel de decaloog als uitgangspunt In de negentiende eeuw bepleitte Abraham Kuyper (1837- 1920) een vrije kerk in een vrije staat. Mede onder zijn invloed schrapten de Gereformeerde Kerken in 1905 de woorden uit artikel 36 NGB dat de overheid valse godsdienst en afgoderij moet uitroeien en weren.
Confessionele politiek | Dr. P. de Vries, Bijbels genormeerde politiek
81 Kuyper heeft echter te weinig verdisconteerd dat de overheid in de zestiende eeuw en de staat in de negentiende eeuw niet helemaal met elkaar kunnen worden gelijkgesteld. In de zestiende eeuw waren overheid, kerk, cultuur en godsdienst nog veel meer met elkaar verweven dan in de negentiende eeuw. De in 1918 opgerichte SGP dacht anders over de taak van de overheid dan Kuyper. De SGP wenste vast te houden aan het klassiek gereformeerde beginsel dat niet alleen de tweede maar ook de eerste tafel van Gods wet uitgangspunt moet zijn bij de ordening van de samenleving. Aanvankelijk werd daarbij niet naar artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis verwezen. Onder invloed van ds. P. Zandt (1880-1961) kwam die verwijzing tot stand. Aan het begin van de twintigste eeuw hadden christenen en niet-christenen veel meer normen en waarden gemeenschappelijk dan nu het geval is. Dat maakt juist artikel 36 NGB weer actueel. Wanneer de overheid niet aan de eerste tafel van Gods wet behoeft te worden gebonden, waarom dan wel aan de tweede?! Veelzeggend is dat nietchristenen niet alleen een politiek die de overheid aan de beide wetstafelen wil binden als theocratisch bestempelt, maar ook als het enkel om de tweede wetstafel gaat. Ik denk aan een bijbels genormeerde visie op gezin, huwelijk en seksualiteit. Daarbij gaat het om inzichten die wij ook buiten de christelijke kerk en het christelijke geloof vinden en niet in de laatste plaats hier wordt duidelijk dat het gebod van God het kleed is dat het beste bij de werkelijkheid past.
Terughoudend zijn met ‘theocratie’ Decennia lang heeft de SGP een bijbels genormeerde politiek bedreven zonder gebruik te maken van het woord ‘theocratie’. SGP-voorZICHT 2011-4 | december 2011
man ds. G.H. Kersten (1882-1948) was van mening dat dit woord alleen kon worden gebruikt voor de staatsvorm van Israël onder de oude bedeling. Ik denk dat het aan de invloed van dr. A.A. van Ruler (1908-1971) is toe te schrijven dat het gebruik van het woord ‘theocratie’ ingang vond in de kringen van de SGP in de tijd dat ds. H.G. Abma (1917-1992) het gezicht van de partij bepaalde. In de lijn van dr. Ph.J. Hoedemaker (1839-1910) zag Van Ruler als ideaal een staat die geen neutrale
Decennia lang heeft de SGP een bijbels genormeerde politiek bedreven zonder gebruik te maken van het woord ‘theocratie’. houding aanneemt tegenover de christelijke kerk. Voor Van Ruler had theocratie niets met dwang te maken. Hij stelde expliciet dat theocratie niet als concessie maar als confessie tolerantie inhoudt ten opzichte van hen die een andere levensbeschouwing hebben. Ik meen dat wij zowel in het een als het ander Van Ruler mogen bijvallen. Toch is het voor mij een vraag of het woord ‘theocratie’ voor een bijbels genormeerde politiek een gelukkige uitdrukking is, nog afgezien van de misverstanden die het in onze tijd oproept. Mijn inziens zijn er zowel exegetische als theologische redenen om op zijn minst hier zeer terughoudend mee te zijn. In het Oude Testament staat de uitdrukking ‘de HEERE regeert’ of ‘de HEERE is Koning’ in het kader van Zijn heerschappij over de gehele werkelijkheid.2 Hij is het Die dwars door alles
Confessionele politiek | Dr. P. de Vries, Bijbels genormeerde politiek
82 heen Zijn plannen volvoert. Dat de HEERE regeert, is de belijdenis van elke orthodoxe christen, maar theocratie in deze zin van het woord zegt nog niets over de roeping van een christen mede gestalte te geven aan het ordenen van de samenleving en over het antwoord op de vraag welke normen die ordening dienen te bepalen. De HEERE Die over de gehele wereld regeert, zal Zelf voor Zijn volk Zijn heil verwerkelijken. In het herstel van Sion blijkt dat de HEERE Koning is.3 Wij lezen in het Oude Testament en wel in het boek Daniël over het koninkrijk van God als aanduiding voor de toekomstige heilstijd. In Zijn onderwijs over het koninkrijk van God heeft de Heere Jezus zich bij het boek Daniël aangesloten. Evenals in het boek Daniël zelf al naar voren komt, heeft de Heere Jezus onderstreept dat het koninkrijk Gods niet van deze wereld is. In deze bedeling heeft het een geestelijk karakter en vormt het geen concurrerende factor voor de aardse overheden. Heel nadrukkelijk is het koninkrijk van God een zaak die niet door politieke inspanningen tot stand komt. In deze bedeling is het koninkrijk Gods een geestelijke en geen politieke werkelijkheid. Pas na de wederkomst krijgt het koninkrijk Gods een allesomvattend karakter, maar dan zal er voor politiek geen noodzaak meer zijn. Exegetisch is het daarom discutabel om voor de bijbels genormeerde ordening van de samenleving het woord ‘theocratie’ te gebruiken.
Calvijn in lijn met Augustinus Bij Van Ruler staat het gebruik van de uitdrukking ‘theocratie’ voor het politieke handelen van christenen niet los van zijn overtuiging dat de staat niet minder dan de kerk een gestalte is van het koninkrijk van ZICHT 2011-4 | december 2011
God. Terwijl in de klassiek gereformeerde theologie in de lijn van Augustinus het vreemdelingschap centraal staat, kenmerkt de theologie van Van Ruler zich door een gerichtheid op deze wereld. Dat blijkt onder andere uit het feit dat hij het eerste gebruik van de wet, namelijk als regel ter ordening van de samenleving, het belangrijkst kan noemen. In de klassiek gereformeerde theologie is juist de wet als regel van dankbaarheid het diepste en meest wezenlijk aspect van Gods wet. Terwijl de bijbels genormeerde ordening van de samenleving dienstbaar is aan de verkondiging van het evangelie is een leven tot eer van God een directe vrucht van de verkondiging van het evangelie. Voor Augustinus was het rijk van God allereerst een geestelijke werkelijkheid die kan bestaan binnen elke politieke constellatie. Van een christelijke overheid wilde hij hoe dan ook niet spreken; hooguit van christelijke overheidspersonen. Het meeste wat de kerk van de overheid kan verwachten is het bewaren van de uiterlijke vrede. De gedachten van Luther dat God regeert door middel van twee regimenten, het geestelijke en burgerlijke, die wij niet met elkaar mogen vermengen, liggen in het verlengde van Augustinus. Méér dan Augustinus en Luther heeft Calvijn kerk en overheid op elkaar betrokken. De overheid heeft ook een positieve taak ten aanzien van de christelijke kerk en de christelijke godsdienst. Maar ook Calvijn wil de taak van de overheid slechts indirect verbinden met het rijk van God. Dat rijk is namelijk een geestelijk rijk waar sprake is van een geestelijke gerechtigheid, terwijl de overheid niet meer dan een burgerlijke gerechtigheid kan handhaven en bevorderen. Het onderscheid tussen de geestelijke gerechtigheid die wij met het
Confessionele politiek | Dr. P. de Vries, Bijbels genormeerde politiek
83 rijk van God mogen verbinden en de burgerlijke gerechtigheid, die slechts uiterlijk is en waarvan het bevorderen en handhaven ervan de taak is van de overheid, is voor Calvijn zeer wezenlijk. Daarom is het naar mijn overtuiging niet in de lijn van Calvijn om de taak van de overheid in het ordenen van de samenleving met het woord ‘theocratie’ te omschrijven. Daarmee wordt namelijk niet nauwkeurig aangegeven dat overheidstaak een beperkte taak is. Het verdient overigens nader onderzoek na te gaan wanneer en waarom de term theocratie voor het eerst door gereformeerde christenen is gebruikt om hun politieke ideaal te verwoorden.
D66: meest ‘theocratische’ partij ‘Bijbels genormeerde politiek’ is dan ook zowel exegetisch als theologisch een veel betere aanduiding voor wat een christen van de overheid verwacht dan ‘theocratie’. Christenen moeten echter niet het ideaal opgeven van een overheid die positief tegenover de christelijke kerk en de bijbelse openbaring staat. Juist in onze tijd wordt duidelijk dat volledige neutraliteit ondenkbaar is. Het verzet in de samenleving tegen de bijbelse normen en waarden geldt niet minder de tweede dan de eerste wettafel. Elke ordening van de maatschappij vooronderstelt levensbeschouwelijke keuzes. Die keuzes maakt ook onze overheid. Daarbij is het ideaal van de Verlichting, namelijk de autonomie van de mens en dan nog in een doorgeslagen vorm – uitgangspunt. Meerderen in onze samenleving zouden dat ideaal zoveel mogelijk aan alle groeperingen binnen en delen van de samenleving willen opleggen. Wie theocratie definieert als díe politiek die eigen levensbeschouwing dwingend aan de ZICHT 2011-4 | december 2011
samenleving wil opleggen zonder met levensbeschouwelijke minderheden te rekenen, moet binnen de Nederlandse politiek niet de SGP maar D66 als de meest ‘theocratische’ partij typeren. In het vorige kabinet (Balkenende-IV) was dan ook niet Rouvoet, maar Plasterk de meest ‘theocratische’ minister. In onze huidige samenleving zie ik al niet hoe een orthodox christen binnen het openbaar basisonderwijs kan functioneren. Als het aan
Wie theocratie definieert als díe politiek die eigen levensbeschouwing dwingend aan de samenleving wil opleggen zonder met levensbeschouwelijke minderheden te rekenen, moet binnen de Nederlandse politiek niet de SGP maar D66 als de meest ‘theocratische’ partij typeren. Plasterk c.s. ligt worden de levensbeschouwelijke normen die hij wenselijk acht, ook nog eens aan reformatorische scholen opgelegd en zo christenen feitelijk de vrijheid van onderwijs ontnomen. Dit is een voorbeeld van theocratie zonder tolerantie. Veel beter dan het woord theocratie kunnen we hier overigens het woord ‘ideologie’ gebruiken. Plasterk is wel een heel sprekend voorbeeld van de wens onder het mom van gelijkheid en neutraliteit op een alles behalve neutrale wijze de samenleving te or-
Confessionele politiek | Dr. P. de Vries, Bijbels genormeerde politiek
84 denen waarbij voor andere levensbeschouwingen dan die van de meerderheid feitelijk geen plaats is. Voor elke politicus van welke overtuiging ook is altijd een vraag hoe zich zijn eigen levensbeschouwelijke opvatting verhoudt met het geven van maatschappelijke ruimte aan opvattingen die hij fundamenteel verwerpt. Dat is niet alleen een vraag voor christenen die een roeping hebben bij het ordenen van de samenleving of voor de SGP. Het geldt niet minder voor hen die de ideologie van de Verlichting onderschrijven. Voor wat betreft Plasterk en zeker ook D66 is de zaak duidelijk. Als het aan hen ligt, wordt aan degenen die hun ideologische uitgangspunten niet onderschrijven, binnen de samenleving zo min mogelijk vrijheid gegeven. In navolging van de liberalen uit de negentiende eeuw willen met name vertegenwoordigers van D66, GroenLinks en SP het bijzonder onderwijs uitbannen. Alle vormen van onderwijs moeten gestempeld zijn door één en dezelfde ideologie en dat is die van de volstrekte gelijkheid. Tegenover dit ideologische streven
mogen christenen weten dat God regeert (theocratie). De uiteindelijke overwinning is aan Christus en aan Zijn kerk. Christenen hebben ook de roeping om – opkomende voor een bijbelse genormeerde politiek – te wijzen op het grote goed van innerlijke en geestelijke vrijheid; een goed dat de staat niet mag aantasten. Hoewel ik zoals ik aangaf het woord theocratie hier liever niet gebruik, had Van Ruler zeker gelijk dat theocratie (in deze zin) en tolerantie geen tegenstelling zijn maar bij elkaar behoren.
Slot Samenvattend: laten christenen - zolang dat kan - bijbels genormeerde politiek bedrijven en daarbij duidelijk maken dat dwang en geweld wezensvreemd zijn aan het christelijk geloof en daarom in het licht van de Schrift ook als christenen een meerderheid vormen – nooit middel mag zijn. Als het gaat om de komst van Gods koninkijk (theocratie in de uiteindelijke zin van het woord) bidt de christelijke kerk in haar gestalte van vreemdeling hier op aarde: ‘Kom, Heere Jezus, ja kom haastig.’
Noten 1 2 3
De auteur is verder docent hermeneutiek en theologie van het Oude en Nieuwe Testament aan het Hersteld Hervormd Seminarie verbonden met de Vrije Universiteit van Amsterdam. Vgl. Psalmen 93-99. Vgl. Jesaja 52 vers 7.
ZICHT 2011-4 | december 2011
Confessionele politiek | Dr. K. van der Zwaag, Artikel 36, een blijvende steen des aanstoots
85
thema
Artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) blijft discussie oproepen. Dat gebeurt al sinds de zestiende eeuw en de kritiek is sinds dr. A. Kuyper, dé grote criticus van artikel 36 NGB, is zeker niet verstomd. Dr. H. van den Belt noemt in het RD van 20 oktober jongstleden artikel 36 ‘onuitvoerbaar’ en ds. P. den Butter waarschuwt naar aanleiding van zijn recente publicatie over de koningen van Juda om theocratie niet op de politiek toe te passen.
Dr. K. van der Zwaag, redactievoorzitter
Artikel 36, een blijvende steen des aanstoots Artikel 36 van de NGB is een artikel in de geloofsbelijdenis. Dat moeten we primair voor ogen houden. In dat artikel wordt de overheid aangesproken op haar plicht om te regeren naar Gods Wet, en wel naar beide tafelen, zowel met het oog op dienst aan God als aan de naaste. Dat is mijns inziens de kern van artikel 36 NGB én de communis opinio in de gereformeerde overheidsopvatting van de zestiende eeuw, zoals ook neergelegd in de gereformeerde belijdenisgeschriften. ZICHT 2011-4 | december 2011
Het geloofsartikel is omstreden geworden omdat hier de overheid gemaand wordt tot iets wat ze vanuit zichzelf niet kan maar waartoe ze wel – vanuit Gods Woord – opgeroepen wordt. Juist op dit punt ligt voortdurend de kern van alle discussies. Ik erken met de beide scribenten dat de huidige grondwettelijke en politieke situatie praktisering van artikel 36 moeilijk, zo niet onmogelijk maakt. Ik heb in mijn proefschrift Onverkort of gekortwiekt? gewezen op de nieuwe grond-
Confessionele politiek | Dr. K. van der Zwaag, Artikel 36, een blijvende steen des aanstoots
86 wettelijke situatie van vrijheid van godsdienst, democratie en grondrechten, de situatie waarin er geen heersende kerk (meer) is. Maar dat is geen reden om het normatieve karakter van artikel 36 NGB op te heffen, want dat lees ik toch bij Van den Belt. Van den Belt beschrijft de overheidsopvatting binnen artikel 36 NGB als een poging om de klok terug te draaien naar een ideaal uit de zestiende eeuw. “Wie de geschiedenis ongedaan wil maken, is niet principieel maar naïef.” De belijdenis moet volgens hem gezien worden in het licht van de concrete historische situatie waarin die belijdenis is ontstaan. “Anachronistische speculaties over de invoering van artikel 36 versterken karikaturen en bevorderen een tunnelvisie.”
Van den Belt: ‘Overheidsopvatting binnen artikel 36 NGB is poging de klok terug te draaien naar een ideaal uit de zestiende eeuw. Wie de geschiedenis ongedaan wil maken, is niet principieel maar naïef.’ Van den Belt legt terecht de vinger bij het feit dat artikel 36 NGB uitgaat van een ongedeelde (gereformeerde) kerk, evenals de gedachte van christelijk onderwijs voor alle kinderen. Het is daarom ook een pijnlijke vraag die de overheid aan de kerken moet stellen wie zij dan zou moeten steunen. Maar om daaruit te concluderen dat er een commissie van kerkelijke hereniging moet komen die vervolgens de Protestantse Kerk in ZICHT 2011-4 | december 2011
Nederland aanwijst als de ware kerk (waarbij alle christenen zich moeten voegen) en dat de overheid vervolgens van allen die zich van de kerk hebben afgescheiden een schuldbelijdenis zal eisen, maakt zich schuldig aan een lichtelijk karikaturale redenering. Zeker ook deze passage: “Kerken die niet meewerken, worden uit het publieke domein geweerd”. Om eerlijk te zeggen, het klinkt me wat kuyperiaans in de oren. Tijdens mijn onderzoek naar artikel 36 NGB is gebleken hoe suggestief Kuyper bezig was om vooral het gewelddadige en anachronistische karakter van dit artikel te onderstrepen, als product van middeleeuws denken over kerk en staat en haaks staand op de moderne tijd. Met suggestieve opmerkingen bedoel ik uitlatingen als het op de brandstapel brengen van Groninger theologen, als implicatie van artikel 36. Dat willen we toch niet?, vroeg hij zijn lezers. Nee, natuurlijk niet. En daarom ging de gereformeerde synode van 1905, voorbewerkt door Kuyper, over tot schrapping van de befaamde 21 woorden. Kuyper was een meester in het doorredeneren tot extreme conclusies die niet in de premissen waren opgesloten, maar die hij nodig had om de onhoudbaarheid (in dit geval van artikel 36 NGB) aan te tonen en zijn kerkelijk-politiek programma te verwezenlijken. Van den Belt wijst op de Leidse synopsis waaruit blijkt dat de taak van de overheid zich ver uitstrekte en dat zonder haar toestemming de kerk geen ouderlingen en diakenen mocht bevestigen. Hij legt daarmee inderdaad de vinger op de gevoelige plek. Het zijn overheidsregels die de kerk in het verleden heeft moeten ondergaan en waar ze ook onder leed en tevergeefs tegen protesteerde. De vrijheid van de kerk werd maar al te vaak aangevochten, zoals prof. dr. F.A. van Lieburg tijdens een
Confessionele politiek | Dr. K. van der Zwaag, Artikel 36, een blijvende steen des aanstoots
87 recent internationaal congres over kerkrecht uiteenzette, zodat de invoering van de Dordtse Kerkorde (DKO) hopeloos mislukt was door de tegenwerking van de provinciale overheden. De kerk aan de leiband van de overheid. Maar dat neemt niet weg dat er hier en daar, zoals ik in mijn proefschrift genoemd heb, “theocratische momenten” zijn ontstaan, waar kerk en overheid gezamenlijk in staat waren om de samenleving in zekere zin te kerstenen, zodat het christendom een “publieke” gedaante kreeg, zoals Calvijn dat treffend uitdrukt. Zeker publiekelijk, niet innerlijk, maar dat hebben De Brès en de gereformeerden na hem nooit bedoeld. Dwang om een godsdienst op te dringen werkt volgens De Brès alleen maar huichelachtigheid in de hand. De overheid heeft een taak die niet verder gaat dan het uiterlijke, maar dat uiterlijk is niet ‘slechts’ uiterlijk. Juist in een christelijke samenleving wordt (door middel van wetgeving bijvoorbeeld) een klimaat geschapen waarin de innerlijkheid van het geloof gestalte kan krijgen. De praktijk in de Republiek is nooit voluit theocratisch geweest, nee zeker niet. Daarin heeft ds. P. den Butter gelijk. Maar zijn stelling om theocratie niet op de politiek toe te passen, gaat voorbij aan de betekenis van theocratie. Theocratie in gereformeerde zin verstaan, is duidelijk anders dan de Roomse visie waarin de kerk over de overheid heerst. De gereformeerde visie is dat kerk en staat beide, met inachtneming van de eigen aard van beide instellingen, onder de eis en belofte van Gods Woord staan. Den Butter heeft nooit zo veel op gehad met “die hele theocratische opvatting”. “We kunnen die wel mooi op papier zetten, maar het wérkt niet”, zo stelt hij in Terdege, haast pragmatisch gedacht. ZICHT 2011-4 | december 2011
Hij zegt dit naar aanleiding van zijn twee delen over de koningen van Juda 1, waarin hij juist aan de hand van de vrome koningen Josia, Hizkia, Josafat en anderen uiteenzet hoe reformerend de overheid is geweest ten aanzien van het volksleven en de tempeldienst. Natuurlijk hebben ook deze koningen het hart van de onderdanen niet kunnen veranderen, wat wel gebleken is in het feit dat na hen ook spoedig (weer) goddeloze koningen heersten. Maar dat niet neemt niet weg dat er toch een publieke gedaante is geweest van het christelijk leven, waarbinnen de kerk haar gelegenheid had om met het Woord getuigend te zijn midden in de samenleving. Wie alles wat de Bijbel over theocratie zegt, alleen onverkort wil toepassen op de kerk en niet op de staat, denkt on-Calvijns. Volgens de calvinistische traditie zijn kerk én staat gebonden aan het Woord, maar elk op zijn eigen wijze en conform de verschillende doeleinden. De gebrokenheid van dit aardse bestaan maakt het onmogelijk om de theocratie te realiseren. Daarom sprak dr. A.A. van Ruler (1908-1971), de theocraat bij uitstek, over een torso. Maar om de realisatie van de theocratie als een anticipatie op het Koninkrijk van God te noemen, zoals Van den Belt doet, en daarvan te zeggen dat het “gelukkig” nooit lukt, is te kort door de bocht. We mogen toch blij zijn dat er in bepaalde periodes en plaatsen een christelijke overheid was die de samenleving stempelde? Kortom, samengevat, de kritiek van beide predikanten klinkt me te kuyperiaans en (mede daarom) ook te weinig hervormd in de oren. Kritiek op artikel 36 NGB ontstond vooral in afgescheiden kring, waarbij het pleidooi voor onverkorte handhaving van artikel 36 NGB doorgaans uit hervormde kring kwam, zoals Hoedemaker, Van
Confessionele politiek | Dr. K. van der Zwaag, Artikel 36, een blijvende steen des aanstoots
88 Ruler, Kromsigt, en zelfs enkele jaren geleden nog de hervormde oud-scriba dr. Karel Blei die sprak van een onvermoede actualiteit van artikel 36 NGB gezien de opkomst van de islam. Het is oer-hervormd om het Woord van God relevant te achten voor gehele samenleving. Dat dacht Kuyper ook (Christus heerst op alle terreinen van het leven), maar hij sneed toch de band tussen kerk en overheid door, terwijl die juist typerend was voor artikel 36 NGB. Beide scribenten houden mijns inziens te veel rekening met de politieke praktijk en beseffen te weinig dat het hier om een normatieve uitspraak gaat. Daarop wees Patrick Nullens (ETF, Heverlee) recent tijdens een congres over de NGB. “De relevantie van artikel 36 wordt duidelijk enkel wanneer we het zien en behandelen als de geloofsuitdrukking die het is – en niet als een sociaal-politieke uitspraak. De theologische en ethische betekenis van dit artikel is dusdanig krachtig dat het nog steeds kan dienen als algemene richtwijzer voor de opdracht van het politieke bedrijf. De diepste oorzaak van de blijvende relevantie van artikel 36 ligt niet in een verheven inzicht van Calvijn en Guido de Brès, maar komt doordat men, net als in de hele confessie, beoogde de Heilige Schrift na te spreken.” Daarmee kom ik op een ander punt: de kerk en de Woordverkondiging. Terecht is gezegd dat de kerstening van de samenleving geschiedt door middel van de Woordverkondiging van de kerk. Of het primair is? Ja, in zekere zin, maar daarmee is niet álles gezegd. Want ook de overheid heeft, zij het binnen
beperkte grenzen, een taak om buiten de kerk sturend bezig te zijn, voorwaarden scheppend, de kerk de ruimte gevend en zo dienstbaar te zijn aan de kerstening van de samenleving. Ik heb dat uitgedrukt met “eenheid in verscheidenheid” ten aanzien van de gereformeerde opvatting van kerk en staat. Beide instellingen dienen niet over elkaar te heersen, maar zijn als twee brandpunten van een ellips, waarin ieder op zijn manier een bijdrage levert aan het inrichten van de samenleving naar Gods Woord. Ik sluit af. Artikel 36 NGB is geen idealistisch artikel, maar een normatief artikel. Nullens heeft daar recent op gewezen. Het lijkt wel of een dergelijke normatieve visie weer veld wint. Zelfs de linkse Groen Links-ideoloog Dick Pels bepleit in zijn jongste boek Vrijzinnig paternalisme 2 een normatieve visie op de overheid, als correctie op het doorgeschoten vrijheidsdenken van de jaren zestig. We herinneren verder aan de uitlatingen van Van Ruler die in het neutrale karakter van de overheid zelfs iets nihilistisch ziet. Juist in een tijd van een strijd der ideologieën is het aanspreken van de overheid op haar geestelijke dimensie van levensbelang. Van den Belt noemt een belijdenis niet iets om in te voeren of uit te voeren, maar om in te leven en uit te leven. Maar zit daar dan een tegenstelling tussen? Van den Belt kiest voor een belijdenis dat God ook in de eenentwintigste eeuw regeert en recht heeft op erkenning in het publieke domein. Welnu, dat is zuiver in de geest van artikel 36 NGB. Op dat punt reik ik hem graag de hand….
Noten 1 2
Dit jaar uitgegeven bij Den Hertog, Houten. Zie de bespreking in de rubriek Boekenschap, elders in dit nummer.
ZICHT 2011-4 | december 2011
Confessionele politiek | Dr. H. van den Belt, Een spiegel voor de gereformeerde gezindte
89
thema
Het is mooi dat Klaas van der Zwaag de handschoen opneemt en kritisch reageert op mijn bijdrage over artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) in het Reformatorisch Dagblad (RD). Ik ben de redactie dankbaar voor de geboden ruimte om op zijn bijdrage te reageren.
Dr. H. van den Belt, bestuurslid van de Guido de Brès-Stichting (WI-SGP)1
Een spiegel voor de gereformeerde gezindte Repliek over Artikel 36 NGB
Binnen de SGP is er een bezinning gaande over de theocratie. Die bezinning duurt al bijna een eeuw en zal wel blijven bestaan zolang de SGP bestaat. Die bezinning is intrinsiek verbonden aan de uitleg en toepassing van artikel 36 NGB, inclusief de aanstootgevende woorden over de het weren en uitroeien van de valse godsdienst. Om Van der Zwaag gerust te stellen: ik behoor niet tot de ‘kortwiekers’. In mijn artikel in het RD 2 ter gelegenheid van de herdenking van 450 jaar ZICHT 2011-4 | december 2011
Nederlandse Geloofsbelijdenis reflecteer ik op persoonlijke titel op de actualiteit van de geloofsbelijdenis. Mijn uitspraak dat artikel 36 NGB onuitvoerbaar is, roept vragen op. Dat was ook de bedoeling. Ik was al enigszins teleurgesteld dat het in het RD zo stil bleef.
Een gevaarlijke onderneming Eind augustus kreeg ik van de redactie van het RD verzoek om een bijdrage voor de special over 450 jaar NGB. Ik citeer: “Naast de
Confessionele politiek | Dr. H. van den Belt, Een spiegel voor de gereformeerde gezindte
90 wat meer gebruikelijke verhalen willen we ook een onderwerp belichten, waarvoor enige durf nodig is. Stel je voor dat in Nederland artikel 36 NGB tot gelding gebracht zou worden (vooruit, laten we zeggen langs democratische weg). Hoe zou ons land eruit zien? Het lijkt ons een interessante exercitie dat te bezien door de ogen van een willekeurige Nederlander. Wat merkt die ervan?” Wellicht had ik dat iets duidelijker moeten aangeven, maar mijn artikel moet tegen het licht van deze vraagstelling worden gezien. Ik vond het namelijk een gevaarlijke onderneming. Artikel 36 NGB biedt immers geen blauwdruk voor een staatsinrichting en een actualisering roept ook meteen het verwijt
Artikel 36 NGB biedt geen blauwdruk voor een staatsinrichting en een actualisering roept ook meteen het verwijt op van een reformatorische variant op de islamitische sharia. op van een reformatorische variant op de islamitische sharia. Bovendien weten we dat half Nederland via het internet het RD leest als er iets in staat dat de seculiere anti-reli knokploegen niet bevalt. Toch heb ik de handschoen opgepakt, omdat het ook onbevredigend is om de concretisering systematisch te omzeilen. Politici ontwijken ‘als… dan’-vragen of verwijzen naar een aan de invoering voorafgaande opwekking. Historici volstaan met het uitleggen hoe het artikel in het verleden is opgevat. In het kinZICHT 2011-4 | december 2011
dervuistdikke proefschrift van Van der Zwaag is weinig concreets te vinden in de door hem beschreven ‘naoorlogse discussie over de 21 woorden.’ Deze verlegenheid is een spiegel voor de gereformeerde gezindte. We kunnen de concrete betekenis wel altijd minimaliseren, maar misschien kunnen we beter ook eens nadenken over het karakter van artikel 36 NGB als belijdende tekst. De NGB is niet bedoeld om uit te voeren of in te voeren, maar om te belijden dat God regeert en dat de overheid moet horen naar Zijn Woord. Het woord ‘onuitvoerbaar’ moet dan ook niet verstaan worden als een “voorstel tot het afschaffen” van artikel 36 NGB zoals L. van der Tang in De Wachter Sions vreest. De kop boven mijn bijdrage in het RD verwoordt wat ik gezegd heb in de laatste zinnen: “Een belijdenis is niet iets om in te voeren of uit te voeren. Een belijdenis is iets om in te leven en uit te leven.” Het onderhavige geloofsartikel is onuitvoerbaar omdat het een belijdenis is. Excuses dat het taalspel mij verleid heeft tot onduidelijkheid.
Een tegenstelling? Van der Zwaag vraagt zich af of er een tegenstelling is. Daar zit de crux. Natuurlijk is het niet de bedoeling om de theocratie enkel tot een ideaal te verklaren. Het is juist goed om na te denken over praktische toepassingen, maar dan is de belijdenis daarbij een op het Woord gefundeerde gezaghebbende inspiratiebron en geen wetstekst. Mocht Van der Zwaag er anders over denken, dan nodig ik hem uit om de vraag van het RD alsnog te beantwoorden. Om mijn verlegenheid te illustreren en om uit te leggen waarom artikel 36 NGB niet ingevoerd of uitgevoerd kan worden, heb ik –
Confessionele politiek | Dr. H. van den Belt, Een spiegel voor de gereformeerde gezindte
91 in plaats van de consequenties te minimaliseren – een poging gedaan om die te maximaliseren. Om misverstanden bij de seculiere en oververhitte buitenwacht te voorkomen, heb ik me beperkt tot de consequenties voor de gereformeerde gezindte en die consequenties zo veel mogelijk naar de letter van de gehele NGB en in de geest van Guido de Brès en de zestiende en zeventiende eeuw uitgewerkt. Zo heb ik – in plaats van censuur op moderne literatuur uit te werken – duidelijk gemaakt dat ook onze geliefde baptisten Jozef Charles Philpot en Charles Haddon Spurgeon onder de tucht van de belijdenis zouden vallen. Ongetwijfeld zou Guido de Brès gevonden hebben dat doperse literatuur verboden moest worden door de christelijke overheid. Wij vinden van niet en terecht, maar dat impliceert dus dat wij niet bereid zijn om dezelfde lijnen te trekken als de opsteller van de geloofsbelijdenis. Daarmee ontkrachten we de belijdenis niet, maar passen haar toe in onze eigen context. Zo moet het ook met artikel 36 NGB. Zo doen we het meestal ook. De discussie vertroebelt als anderen – binnen of buiten de partij – de woorden lezen als een blauwdruk voor concreet beleid. Vandaar mijn zorg over de vraag van het RD. Om misverstanden te voorkomen over de vrijheid van onderwijs die wij voor de reformatorische scholen claimen, maar anderen zouden misgunnen, heb ik laten zien dat invoering van artikel 36 NGB christelijk onderwijs voor alle kinderen – een openbare school met de Bijbel – impliceert en dus de opheffing van het geïsoleerde reformatorische onderwijs, inclusief het exclusieve toelatingsbeleid. Wie de achtergrond van mijn bijdrage verdisconteert, snapt dat Van der Zwaag en ik niet veel van mening verschillen. Ik deed niet alZICHT 2011-4 | december 2011
leen een oproep om pal te staan voor alles wat ons aan de christelijke traditie herinnert – zoals het regeren bij de gratie Gods – maar zelfs om de overheid te blijven herinneren aan haar hoge roeping om te luisteren naar het Woord van God, die ook in de eenentwintigste eeuw regeert en recht heeft op erkenning in het publieke domein. Ik hoopte dat het voldoende zou zijn om duidelijk te maken dat ik het normatieve karakter van artikel 36 NGB graag wil handhaven, maar tegelijk ruimte wil scheppen voor een herinterpretatie in de huidige context en actualisering van de toepassing.
Invoering van artikel 36 NGB impliceert christelijk onderwijs voor alle kinderen – een openbare school met de Bijbel – en dus de opheffing van het geïsoleerde reformatorische onderwijs, inclusief het exclusieve toelatingsbeleid. Verbod op kerkelijke verdeeldheid Rest mij nog een punt van meningsverschil met Van der Zwaag. Om te illustreren dat alle reformatorische christenen – ook diegenen die de SGP slapheid verwijten – een letterlijke invoering van de belijdenis afwijzen, heb ik uitgelegd wat de invoering van artikel 36 NGB voor de kerkelijke verdeeldheid zou betekenen. Dat is niet overdreven. De belijdenis is over de eenheid van de zichtbare kerk glashelder.3 Iedereen moet zich bij de ware kerk voegen. Artikel 36 NGB roept de overheid op
Confessionele politiek | Dr. H. van den Belt, Een spiegel voor de gereformeerde gezindte
92 om de kerk te reformeren. Als Van der Zwaag een andere suggestie heeft voor de concretisering van deze overheidstaak, mag hij het zeggen, maar het is geen retorische truc als ik stel dat er een commissie voor kerkelijke hereniging moet komen. Ik schreef: “Nadat deze commissie heeft vastgesteld dat de Protestantse Kerk in Nederland – wie zich aan deze keuze ergert mag ook een ander kerkverband invullen – de ware kerk is, zullen alle christenen verplicht worden om zich bij deze kerk te voegen. De overheid zal schuldbelijdenis eisen van allen die zich van de kerk hebben afgescheiden. Kerken die niet meewerken worden uit het publieke domein geweerd.” Over die schuldbelijdenis kun je twisten, maar de NGB laat geen ruimte voor verschillende kerken in het publieke domein. Het is mij te gemakkelijk dat het een ‘pijnlijke vraag’ is welke kerk de overheid zou moeten steunen. Nee, het is de taak van de overheid om de kerk te reformeren en dus de eenheid te herstellen. De Synopsis Purioris Theologiae (1625) stelt dat de christelijke overheid – en dus niet de paus – de meerdere kerkelijke vergaderingen bijeen moet roepen. Zonder toestemming van de magistraat mag de kerk geen predikanten, ouderlingen en diakenen bevestigen. Dat zijn geen overheidsregels die
de kerk moest ondergaan en waar ze tegen protesteerde, maar dat is de uitwerking van artikel 36 NGB kort na de synode van Dordrecht. In de Synopsis stelt Johannes Polyander in de disputatie over de burgerlijke overheid dat in een vredige Kerk de herders en de ouderlingen met toestemming van de burgerlijke macht over leer en leven van de kerk moeten overleggen. “Doch in een verstoorde Kerk en die aan scheuring lijdt moet de overheid de meest godvruchtige en verstandigste theologen, als het kan met goedkeuring van de kerk, ter synode samenroepen.” Ziedaar de door mij voorgestelde commissie. Polyander voegt er aan toe dat de overheid bij deze bijeenkomsten aanwezig moet zijn en de rol van technisch voorzitter kan spelen. Mijn suggestie stoelt dus niet op Kuyperiaanse fantasieën of sympathieën, maar op de hier genoemde bronnen. De vrije kerk waar Van der Zwaag over spreekt, is een fantasie van dezelfde Abraham Kuyper met wie hij mij vergelijkt. Kuyper overdreef door te stellen dat executie van Groninger theologen de consequentie van het onverkorte artikel 36 NGB zou zijn. Stel je voor… als ik vanaf september 2012 in Groningen aan het werk ga, dan zou het mij zelf de kop kosten.
Noten 1
2 3
De auteur is verder lid van het hoofdbestuur van de SGP en bijzonder universitair docent Gereformeerde Godgeleerdheid aan de Universiteit Utrecht vanwege de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland. Hij schrijft deze repliek op persoonlijke titel. Zie ‘450 jaar NGB’, bijlage bij Reformatorisch Dagblad, donderdag 20 oktober 2011, pag. 6-7; of: www.refdag.nl/kerkplein/ kerknieuws/artikel_36_is_onuitvoerbaar_1_597206. Zie de artikelen 27 en 28 van de NGB.
ZICHT 2011-4 | december 2011
Boekenschap | Drs. J.A. Schippers, Klein maar krachtig... en belijnd
93
boekenschap
In zijn vlot geschreven boek belicht Ewout Klei de partijgeschiedenis van het GPV vanuit drie invalshoeken: de partijcultuur, de politieke relevantie en de ruimte die de partij kreeg van de meerderheid om haar afwijkende standpunten naar voren te brengen. ‘Kleine partijen geven kleur aan de Nederlandse democratie. Die van het GPV was oranje.’
Drs. J.A. Schippers, directeur Wetenschappelijk Instituut voor de SGP
Klein maar krachtig… en belijnd Een portret van het Gereformeerd Politiek Verbond (1948-2003)
Op 25 mei 2011 promoveerde de historicus Ewout Klei (1981) in Kampen op een onderzoek naar de partijhistorie van het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV). Een confessionele partij bij uitstek. Was het niet het GPV dat in 1996 nog een stevig statement uitbracht over de politieke relevantie van de belijdenis, onder de titel Krachtige belijning? Dit rapport diende echter vooral als ankerpunt in de aanstaande discussie met de RPF over het intensiveren van de samenwerking ZICHT 2011-4 | december 2011
tussen deze twee afsplitsingen van de AntiRevolutionaire Partij. Het GPV is in 1948 opgericht door gereformeerde mannenbroeders die zich in 1944 hadden vrijgemaakt van het synodale juk van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Het duurde vijftien jaar, alvorens de partij een zetel in de Tweede Kamer bemachtigde (ze greep er in 1959 net naast). Klei laat zien dat de beginperiode tot 1963 nogal conflictueus is verlopen. Er werden interne discussies ge-
Boekenschap | Drs. J.A. Schippers, Klein maar krachtig... en belijnd
94
Lid van de Tweede Kamer voor het GPV, de heer Piet Jongeling aan het woord.
voerd op het scherp van de snede. Dat was volgens nogal wat partijleden nodig, want ‘naarmate God de wereldhistorie naar de eindstreep brengt, zullen de halven en slappen uitvallen. Alleen de radicalen zullen standvastig blijven.’ Rekkelijke vrijgemaak-
Rekkelijke vrijgemaakten werden zeer kritisch bejegend door hun meer precieze broeders, die als ‘gereformeerde stalinisten’ van tijd tot tijd voor een crisissfeer in de partij zorgden. ZICHT 2011-4 | december 2011
ten werden dan ook zeer kritisch bejegend door hun meer precieze broeders, die als ‘gereformeerde stalinisten’ van tijd tot tijd voor een crisissfeer in de partij zorgden. Met het aantreden van P. Jongeling als politiek vertegenwoordiger in de Tweede Kamer, verandert het karakter van het GPV van een disputeerclub in een politieke partij. In 1966 komt voor het eerst een politiek programma van het GPV tot stand. In de woelige jaren ’60 staat de partij een vorm van gereformeerd conservatisme voor, gecombineerd met liefde voor vaderland en vorstenhuis. Vanaf de jaren zeventig verzakelijkt de toon van de partij. Dit wordt versterkt wanneer G.J. Schutte in 1981 als GPV-boegbeeld in de Tweede Kamer aantreedt. De partij verlaat haar zelfgekozen isolement en er komt meer ruimte voor sa-
Boekenschap | Drs. J.A. Schippers, Klein maar krachtig... en belijnd
95 menwerking met SGP en RPF, waaronder een gezamenlijke lijst bij de verkiezingen voor het Europees Parlement in 1984. Tegelijk probeert Schutte zich wat te profileren ten opzichte van de behoudender zusterpartijen, door bijvoorbeeld in 1986 te pleiten voor een ‘Groninger variant’ (CDA, VVD en GPV) als alternatief voor de ‘Staphorster variant’, waarin ook SGP en RPF het kabinet zouden steunen. Het accent op zakelijke argumentatie wordt een GPV-handelsmerk wanneer de confessionelen voor het eerst in zeventig jaar uit het centrum van de macht zijn verdreven en een ‘Paars kabinet’ van PvdA, VVD en D66 aantreedt. Het ‘boetepreken’ van de collega’s Leerling en Van der Vlies is aan Schutte niet besteed. Heerma’s CDA weet zich geen raad in zijn oppositierol, waardoor Schutte uit de schaduw treedt. De laatste fase van de partij duurt volgens Klei vanaf het begin van de jaren negentig tot aan de millenniumwisseling. In het jaar 2000 gaat het GPV immers samen met de RPF op in de ChristenUnie. Het einde van het GPV markeert tegelijk het einde van de mini-zuil van de ‘vrijgemaakten’. Aanvankelijk was deze minizuil een gesloten bolwerk van kerk, school, krant, vakorganisatie en partij. Lidmaatschap van het GPV stond praktisch alleen open voor leden van de Gereformeerde Kerken ‘onderhoudende artikel 31 DKO’, omdat de grondslag van de partij gelijkluidend was aan die van genoemd kerkgenootschap. Niet-vrijgemaakten handelden volgens vrijgemaakten in strijd met de confessie, omdat ze niet gehoorzaamden aan artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Maar welke gereformeerde in Nederland deed dit dan wel, als je let op de totstandkoming van de Doleantie in 1886 met haar paneelzagerij? ZICHT 2011-4 | december 2011
Qua politieke relevantie zijn er twee concrete momenten in de parlementaire geschiedenis te memoreren, waarop het optreden van het GPV er echt toe heeft gedaan. Tijdens een debat over de mogelijke introductie van een kiesdrempel in 1976 wist Jongeling dankzij de persoonlijke sympathie bij collega-Kamerleden van grotere politieke partijen te voorkomen dat zo’n drempel er
Het einde van het GPV markeert tegelijk het einde van de minizuil van de ‘vrijgemaakten’. Aanvankelijk was deze minizuil een gesloten bolwerk van kerk, school, krant, vakorganisatie en partij. kwam, waarmee het voortbestaan van GPV en meerdere kleine partijen in de Tweede Kamer werd gered. Een andere gebeurtenis waarbij het GPV (samen met de SGP) er wezenlijk toe doet, speelt in 1980, toen een motie van wantrouwen werd ingediend tegen het kabinet-Van Agt. Dankzij de doorslaggevende stem van het GPV mag het kabinet doorregeren. Verder is de GPV-fractie in de Tweede Kamer relevant gebleken in haar functie als ‘staatsrechtelijk geweten’. Zowel Jongeling als Schutte wisten het functioneren van ons democratisch bestel en ons parlement op zo’n manier tegen het licht van het staatsrecht te houden, dat hun kritiek weerklank kreeg, zelfs bij politieke tegenstanders.
Boekenschap | Drs. J.A. Schippers, Klein maar krachtig... en belijnd
96 Bij het doorlezen van het boek waardeer ik de stijl, grondigheid en onafhankelijkheid waarmee Klei de GPV-geschiedenis beschrijft. Dankzij zijn afkomst uit de vrijgemaakt-gereformeerde kerk kan de auteur ontwikkelingen en discussies goed plaatsen. Tegelijk betracht hij daarbij de nodige distantie. Soms gaat deze terloops over in een meer subjectieve afkeuring of waardering. Vooral wanneer de verhouding van het GPV (alsook die van SGP en RPF) ten opzichte van de ‘morele eenpartijstaat Nederland’ wordt besproken. Dan valt te bemerken dat de schrijver sympathiseert met het links-liberale D66.
Fractievoorzitter GPV de heer G.J. Schutte.
Klei signaleert in zijn boek een ontwikkeling waarin de ruimte die het GPV van anderen verkrijgt voor het uitdragen van haar confessionele standpunten steeds kleiner wordt. Werd het conservatisme van Jongeling door anderen nog gewaardeerd als ankerpunt voor de samenleving, jaren later kreeg Schutte bij zijn verdediging van de strafbaarheid van euthanasie het verwijt dat hij hard en inhumaan was. Ook zijn standpunt (in 1996) dat de komst van moslims naar Nederland geen verrijking was voor de Nederlandse samenleving, stuitte op verontwaardiging en de beschuldiging van ‘íslamanoia’ van de kant van het kabinet. ZICHT 2011-4 | december 2011
Een christelijke politieke partij dient zich voor alles te bezinnen op en te profileren door een bijbelse visie op politiekmaatschappelijke vraagstukken. De SGP dient krachtig belijnde uitgangspunten te combineren met een milde verwoording en open houding. Zijn er uit de geschiedenis van het GPV lessen te trekken voor de SGP? Ja, ik noem er drie. 1. Importeer geen kerkelijke of theologische conflicten binnen de partij, zeker niet wanneer deze geen directe implicaties hebben voor het politieke programma. Radicalisering op ondergeschikte, niet-politieke punten doet een partij marginaliseren en maakt haar door intern getwist irrelevant
Boekenschap | Drs. J.A. Schippers, Klein maar krachtig... en belijnd
97 en onaantrekkelijk. Een christelijke politieke partij dient zich voor alles te bezinnen op en te profileren door een bijbelse visie op politiek-maatschappelijke vraagstukken. De SGP dient krachtig belijnde uitgangspunten te combineren met een milde verwoording en open houding. 2. Weet wat er op het grondvlak van de partij leeft. Het GPV-bestuur was teveel met zichzelf bezig en heeft veel te laat het partijlidmaatschap opengesteld voor niet-vrijgemaakte christenen, terwijl een brede stroom in de achterban dit allang wenste. Blijkbaar wilden de scherpslijpers die de eenheid van ‘ware kerk en ware partij’ koesterden niet onder ogen zien dat het merendeel van kerk- en kiezersvolk hier geheel anders over dacht. 3. Hanteer bij de argumentatie van voor buitenstaanders moeilijk te begrijpen of te verteren standpunten niet de botte bijl van zogenaamde duidelijkheid, maar het scherpe fileermes van analyse en het duiden van mogelijke consequenties. Daar-
voor is het nodig in de huid van de politieke opponent te kruipen, om te begrijpen wat de werkelijke motieven zijn om iets wel of niet te willen. Deze methode biedt overigens geen garantie op overtuiging van de ander, maar kan wel bijdragen aan het vergroten van wederzijds begrip. Daar is in onze gepolariseerde samenleving behoefte aan.
Naar aanleiding van: Ewout Klei, ”Klein maar krachtig, dat maakt ons uniek”. Een geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond, 1948-2003, Amsterdam: uitgeverij Bert Bakker, 2011; ISBN 97890-3513609-0; 456 blz.; prijs € 29,95.
ZICHT 2011-4 | december 2011
Confessionele politiek
98
NIEUW!
Waardevolle W aarrdevolle uitgaven van Guido de Brès
Guido de Brès is, na een moedig getuiggenis, de mar teldood gestorven. Zijn nalatenschap waas voor hem niet alleen een belijden met de mond,, maar – door ggenade enade – ook een ggelo eloven met het har t.
Oorsprong en weerlegging van de wederdopers Dit boek biedt een beschhrijving van de geschiedenis van de wederdopers en een weerlegging van hun opvattingen.. De verbreiding van het anabaptisme heeft Guido de Brès zeer vero ontrust.. Hij voelde om met alle kracht tegen de zich daarom gedrrongen ongen o wederdopers te strijden. Dit uitvoerigge werk verscheen in 1565. Het is opnieuw uit het Frans ver taald,, en bestaat uit drie boeken: Boek I gaat over de oorsprong van de wederdopers. Boek II gaat over de christoloogie. De twee naturen van Christus waas een onderwerp waarop de wederdopers duidelijk een andere visie hadden dan de ger gerefformeerden. emeen en over de kinderBoek III gaat vooral over de doop in het alggemeen doop in onderscheid met de volwaassen doop.
Geb. 728 blz. Prijs: ` 47,90 Uit het Frans ver taald onder redactie van mw w. R. Pieterman (RuthInterpres)
2e druk
Gevangen om het Evangelie Eeen historische beschrijving van de laatste ste maanden uit het leven van va Guido de Brès en uitvoerige verhandelingen over het Heilig Avondmaal.
De Stichting Heruitgave Werken Guido de Brès stelt zich ten doel om de werken van Guido de Brès vanweggee hun rijke inhoud meer bekendheid te ggeeven. Als u de boeken via de Stichting bestelt, steunt u de Stichting in het financieren van de ver taalkosten.
Ver taling:: mw w.. R. Pieterman (RuthInterpres) Geb. Ge b 210 blz. bl Prijs: ` 15,90
2e druk
2e druk
Het wapen van het christelijk geloof
De Nederlandse Geloofsbelijdenis De tekst van de NGB, voorzien oorzie van kanttekeningen, uitgeschreven bewijsteksten en een beknopte levensbeschrijving van de opstellerr.. Verzendkosten ` 3,95 Bij bestelling boven ` 30,- geen verzendkkosten.
BESTELBON U kunt de bon zenden naar: Stichting Heruitgave Werken Guido de Brès Ambachtsherenweg 18, 3264 SE Nieuw-Beijerland
Belangrijkkee thema’s o.a.: Doop, Heilig Avondmaal, overheid,, enzovoort. Ver taling:: dr d s. E.W W. Karels-Boonzaaijer en drs. A. Schimmel-Boonzaaijer Geb. 344 blz Prijs: ` 27,90
Samenggesteld door A.A.. Roukens Geb. 208 blz. Prijs: ` 15,90
BESTELBON
Ja,, zend mij per omgaand omgaande: de: .......
ex. Oorsprrong en weerlegging... weerlegginng... (nieuw) à ` 47,90
Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
.......
ex. Gevanggen om het Evanggelie à ` 15,90
Adres: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
.......
ex. De Nederlandse Geloofsbelijdenis Geloofs à ` 15,90
PC/W Woonplaats: oon .......................................................................
.......
ex. Het wapen van het christelijk gelooff à ` 27,90
Teleffoonnummer : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
U kunt ook per email bestellen:
[email protected] of telefonisch: 0186 - 61 18 36
ZICHT 2011-4 | december 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag, Over staat en godsdienst, religie en politiek, filosofie en geloof...
99
boekenschap
In deze boekenschap een bespreking van publicaties die het brede terrein verkennen van religie, geloof en politiek. Onderwerpen zijn staat c.q. civil society en godsdienst, historische achtergronden van het denken over staat en godsdienst (oudheid, verlichting, moderne tijd) en de gevaarlijke invloed van ideeën in de politiek.
Dr. K. van der Zwaag, met een bijdrage van dr. P. de Vries
Over staat en godsdienst, religie en politiek, filosofie en geloof… Jonathan Chaplin, Herman
en samenleving relevant zijn. Jonathan Chaplin,
Dooyeweerd. Christian Philos-
directeur van het Kirby Institute for Christian
opher of State and Civil
Ethics te Cambridge (Engeland), beschrijft Dooy-
Society; University of Notre
eweerds betekenis voor de civil society en brengt
Dame Press, Notre Dame
hem onder meer in verband met Abraham Kuyper
(VS), 2011; 452 blz.; $ 68.
(1837-1920). Chaplin schetst Dooyeweerds theorie van de historische en culturele ontwikkeling die
De twintigste-eeuwse Neder-
dient als een onmisbare achtergrond voor de sociale
landse filosoof Herman Dooy-
filosofie van Dooyeweerd.Het kader van dat laatste
eweerd (1894-1977) liet een indrukwekkende hoe-
is duidelijk ontleend aan Kuyper, wiens beginselen
veelheid filosofische werken na die ook voor politiek
van de soevereiniteit in eigen kring en sociaal en
ZICHT 2011-4 | december 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag, Over staat en godsdienst, religie en politiek, filosofie en geloof...
100 religieus pluralisme door Dooyeweerd op een ori-
eindconclusie is dat de neo-calvinistische beweging
ginele wijze werd verwerkt in een theorie die ge-
onder leiding van Kuyper een klassiek voorbeeld
schikt is voor deze moderne tijd.
is van het nastreven van een publieke religie (civil
Chaplins stelling is dat Dooyeweerds sociale struc-
religion) onder de voorwaarden van differentiatie
turen enerzijds een onherleidbare identiteit en
en religieus pluralisme. Zo blijkt dat Kuyper feitelijk
normatieve status bezitten (de samenleving als
moderner is dan Groen van Prinsterer (1801-1876).
eigen sector tegenover de staat), anderzijds een
Kuypers ambitie was volgens Chaplin niet meer
vorm bezitten die recht doet aan de moderne tijd
de bescherming van zijn eigen confessionele ge-
van individualisering en differentiatie. Zo brengt
meenschap maar de vernieuwing van de gehele
Dooyeweerd volgens Chaplin civil society en chris-
natie in het licht van een duidelijke visie op het
telijk pluralisme bij elkaar. Wat Dooyeweerds bij-
gemeenschappelijk goed. Hij ziet hierin ook de
drage uniek maakt, is dat hij de civil society ziet
actualiteit van de door Dooyeweerd nagestreefde
als een interactie van diverse gemeenschappen die
denkgemeenschap. Dooyeweerd legt de religieuze
onherleidbaar zijn en die toch zich voegen in het
vooronderstellingen bloot in het westerse denken
moderne proces van differentiëring. De grootste
maar bepleit een open dialoog waarin ruimte is
erfenis van de moderniteit is niet de bevrijding
voor het religieuze verschillen, met name ook in
van autonome, zichzelf bepalende individuen van
de politiek. Daar moet het vooral gaan om een
noodzakelijke gemeenschappelijke en morele bin-
gemeenschappelijke worsteling om publieke ge-
dingen, maar de schepping van een verantwoorde-
rechtigheid, een kernbegrip bij Dooyeweerd. De
lijke en intrapersoonlijke solidariteit in een maat-
recente wereldwijde opleving van politieke religie
schappelijke context van differentiatie.
laat daarbij Dooyeweerds actualiteit zien ten aan-
Chaplin is gecharmeerd door het CDA-gedachtegoed
zien van het streven naar politieke consensus,
en ziet daarin Dooyeweerds denken manifest. Zijn
aldus Chaplin.
René Boomkens, Erfenissen
nome) kunstbeoefening. De Verlichting is meer
van de Verlichting. Basisboek
dan een historische periode, maar behelst een in
cultuurfilosofie; uitg. Boom,
de kiem revolutionaire gebeurtenis die het leven
Amsterdam, 2011; 376 blz.;
wilde losmaken van het overkoepelende geheel
€ 34,50.
van kerk en godsdienst. Boomkens, hoogleraar so-
De Verlichting is een cruci-
versiteit Groningen, beschrijft zeer toegankelijk
ale periode geweest voor de
de culturele en filosofische ontwikkeling van Ver-
ciale filosofie en cultuurfilosofie aan de Rijksuni-
moderne westerse cultuur. Dat bewijst dit werk
lichting en Romantiek en behandelt daarbij uit-
dat een inleiding wil bieden in “de cultuurfilosofie
eenlopende personen, stromingen en thema’s, die
van de moderniteit”. Moderniteit is het tijdperk
het boek werkelijk tot een handboek maken. Le-
dat economisch wordt gekenmerkt door de domi-
vensbesef, de moderne metropool, lage versus hoge
nantie van het kapitalisme, in politiek opzicht
cultuur, netwerksamenleving, moderne kunst, alles
door de opkomst van de autonome (nationale)
komt aan de orde. Een van de belangrijkste en in-
staat, en in cultureel opzicht door het succes van
grijpendste processen van collectieve identiteits-
de (gespecialiseerde) wetenschappen en de (auto-
vorming is het proces van natievorming. De moderne
ZICHT 2011-4 | december 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag, Over staat en godsdienst, religie en politiek, filosofie en geloof...
101 staat en de nationale identiteit zijn echter een
(post)moderne samenleving en de status van de fi-
stiefkindje in de politieke filosofie gebleven en pas
losofie. Culturele thema’s worden steeds belangrijker
de laatste decennia tot een werkelijk filosofisch
in de filosofie, waarbij één van de brandpunten is
probleem geworden. Lange tijd heerste de neer-
de rol van religie in de politieke en de alledaagse
buigendheid van de kosmopolitische intellectueel
werkelijkheid. Religie is niet langer een onderwerp
en werd dit probleem genegeerd.
dat vooral wordt overgelaten aan theologen en
Wetenschap, politiek en samenleving raken steeds
ethici, maar heeft een prominente plek gekregen
inniger met elkaar verstrengeld, wat tot uitdrukking
in de (cultuur)filosofie van filosofen als Charles
komt in termen als technologische cultuur of ken-
Taylor, Leszek Kolakowski, Alasdair MacIntyre, Mar-
niseconomie. De hedendaagse, eenentwintigste
cel Gauchet en Gianni Vattimo. Volgens Boomkens
eeuwse cultuurfilosofie is een fundamentele kritiek
kent de kritische cultuurfilosofie, zoals tot uiting
op het klassieke filosofische project dat een verkla-
komend in bijdragen van Charles Taylor en Peter
ring van de werkelijkheid als geheel wil geven, tot
Sloterdijk, een bruisende praktijk, die allesbehalve
uiting komend in de term postmodernisme. Dat
opgesloten blijft achter de deuren van de academi-
geheel kunnen filosofische metafysica’s zijn, maar
sche wereld, maar uitgebreid opduikt in het publieke
ook overkoepelende politieke ideologieën of grote
debat, essays en krantenartikelen. Kortom, dit ba-
monotheïstische religies. Het boek eindigt met
sisboek cultuurfilosofie legt de achtergronden van
een discussie tussen denkers als Habermas, Rorty,
de moderne cultuur bloot waar we elke dag mee
Lyotard en Foucault over de toekomst van de
te maken hebben, ook in de politiek.
Frits Bolkestein, De intellectu-
in op actuele thema’s, zoals de Europese Unie,
ele verleiding. Gevaarlijke
multiculturalisme, de culturele revolutie van 1968.
ideeën in de politiek; uitg.
Deze laatste heeft volgens hem nog steeds een fu-
Bert Bakker, Amsterdam,
neste invloed op de samenleving. Sindsdien is er
2011; 343 blz.; € 25.
geen fundamentele discussie meer over de grondslag van de waarheid als zodanig en op welke manier
Ideeën zijn niet neutraal, zo
die gekend wordt. Bolkestein ziet de oorsprong
is de boodschap van dit boek.
van de tegencultuur in de romantische beweging,
Ideologie is de oorsprong van
die in een vorm van escapisme zijn onvrede met
veel moderne politieke ideeën in de geesten van
het middenklassebestaan uitdrukte, het Bildungs-
intellectuelen. Bolkestein zet breed in met de be-
bürgertum, zijn verlichtingsidealen en zijn vooruit-
schrijving van Verlichting, Romantiek, het Duitse
gangsgeloof. De cultuur van een kleine elite van
idealisme, de Russische intelligentsia, Nietzsche,
kunstenaars en academici, die in de jaren zestig
de conservatieve revolutie in Duitsland en de grote
en zeventig ontstond, wees elke grondslag af en
politieke ideologieën als fascisme, nationaalsocia-
stond vijandig ten opzichte van de fundamentele
lisme, communisme en de opkomst van de tegen-
waarden van de westerse cultuur. Kenmerkend is
cultuur. Over gevaarlijke ideeën gesproken: Hei-
rebellie tegen rede en waarheid, twee waarden die
degger en Carl Schmitt bejubelden de heroïsche
Bolkestein als liberale intellectueel warm koestert.
waarden die de gemeenschap verheerlijkten boven
Bolkestein signaleert het failliet van ontwikke-
individu, instinct boven de rede. Bolkestein gaat
lingshulp en de grote projecten in Afrika, mede
ZICHT 2011-4 | december 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag, Over staat en godsdienst, religie en politiek, filosofie en geloof...
102 door de schuld van de vele progressieve westerse
sofen van de Frankfurter Schule of John Gray. Hij
bewonderaars die leden aan ideologische verblin-
spreekt van het bizarre oxymoron “verlichtings-
ding. Globalisering is geen bedreiging maar een
fundamentalisme”. Maar heeft juist ook de Ver-
kans. “Handel en niet hulp is de weg vooruit.”
lichting niet tot gevaarlijke ideeën geleid? Bolkestein
Over het multiculturalisme: Bolkestein moet niets
schrijft mooie dingen over de teloorgang van het
hebben van het relativisme, in de zin van alle cul-
onderwijs (minder gericht op kennis, meer praktisch
turen ‘even mooi en rijk’. Elke rangorde van
en relevant), de waarde van gezag en traditie, vor-
culturen heeft een maatstaf nodig, waarbij de wes-
ming, gezin (seksuele emancipatie is een van de
terse cultuur op dit moment superieur is aan de
factoren bij het snel toenemende aantal echtschei-
moslimwereld. “Elke objectieve waarnemer van
dingen!), oog voor de christelijke minderheden in
het Midden-Oosten zal deze conclusie onderschrij-
het Midden-Oosten in plaats van de eenzijdige aan-
ven.” De intimidatie door islamisten gaat volgens
dacht voor de Palestijnen. Typisch liberaal is ook
Bolkestein nog steeds door, verwijzend naar de lot-
zijn pleidooi voor het utilitarisme en de Verant-
gevallen van Ayaan Hirsi Ali en de Deense cartoonist
wortungsethik, een appèl op het verlichte eigen-
Kurt Westergaard. Hoezeer Bolkestein een Verlich-
belang, de vrije markt en de liberale democratie.
tingsdenker is, blijkt uit zijn afkeer van alle denkers
Een boek dat tot denken stemt, maar waarin een
die kritiek hebben op de Verlichting, zoals de filo-
blinde vlek voor religie domineert.
Wim Jurg, De vierde eeuw, of
heidense offerritueel verbood (zelfs in Rome) en Ju-
hoe het christendom staatsgods-
lianus (de Afvallige), die de politieke invloed van
dienst werd; uitgeverij Damon,
christenen wilde terugdringen, zij het wel met behoud
Budel, 2011; 200 blz.; € 29,90.
van de vrijheid voor de christelijke godsdienst. Het christendom groeide echter steeds meer en werd van
In dit boek wordt beschreven
lieverlee staatsgodsdienst. Onder Theodosius was in
hoe het christendom in de vier-
het Romeinse rijk het christendom de enige toegelaten
de eeuw voor het eerst een
godsdienst, met voorlopig min of meer een gedoog-
machtige positie in de staat kreeg. De Romeinen
status voor de joden. Onder invloed van de Constan-
waren van oudsher erg tolerant in godsdienstzaken,
tijnse biograaf Eusebius zagen veel christenen het
maar kregen steeds meer een probleem met het
Romeinse rijk niet als de grote vijand maar als Gods
christendom omdat de christenen gericht waren op
voorbereiding op de bekering van de wereld. “Het
bekering van anderen. Aan het begin van de vierde
heidense Romeinse rijk had in Gods opdracht de wereld
eeuw waren er nog vervolgingen, maar met de
tot eenheid gebracht waardoor het mogelijk was ge-
komst van Constantijn de Grote in 324 als keizer in
worden de wereld tot het christendom te bekeren.”
het hele rijk veranderde alles fundamenteel en werd
De kerk stapte in de Germaanse koninkrijken (waar
het christendom tot een zeer gerespecteerde en be-
de staat zwak was) in het vacuüm en werd zelfs in
gunstigde godsdienst. Er kwamen wetten die het
grote delen van het westen het hart van de staat, waarna
christendom bevoordeelden, zoals de invoering van
een reeks conflicten nodig was om kerk en staat weer
de zondag, gunstige belastingen voor de christelijke
een beetje te ontvlechten. Maar dan zitten we al ver
kerk, de mogelijkheid voor de kerk als rechtspersoon
na de vierde eeuw. Een interessant boek over de
te erven. Na Constantijn volgde Constantius, die het
eerste invloedrijke ontmoeting tussen kerk en staat.
ZICHT 2011-4 | december 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag, Over staat en godsdienst, religie en politiek, filosofie en geloof...
103 Dick Pels en Anna van Dijk,
Maar het blijft een vrijzinnig paternalisme: de vrij-
Vrijzinnig paternalisme. Naar
heid blijft een absolute waarde, al wordt deze ge-
een groen en links beschavings-
normeerd door begrippen als verantwoordelijkheid
project; uitg. Bert Bakker,
en sociaal besef, zelfrelativering en zelfbeheersing,
Amsterdam, 2011; 285 blz.;
door een positieve vrijheid waarin niet nivellering
€ 19,95.
en ongeremde vrijheid van dwang gelden, maar
Links is bekneld geraakt tus-
formiteit.
sen de twee kwaden van de
Vrijzinnigheid moet de kern zijn van het idee van
ruimte is voor werkelijke individualiteit en pluri-
paternalistische bemoeizucht en de doorgeschoten
beschaving. Vrijzinnigheid betekent dat men leert
vrijheidsdrang, zo stellen deze auteurs uit de kring
leven met openheid, pluralisme, ambivalentie en
van GroenLinks. Alle idealen ontwikkelen een duis-
onzekerheid. Dat valt op in de bijdrage van Ruard
tere zelfkant zodra ze worden verabsoluteerd, per-
Ganzevoort, over religie in een postverzuilde sa-
soonlijke autonomie en zelfontplooiing vormen
menleving. Religie heeft een collectieve dimensie
daar geen uitzondering op. Het paternalisme wat
waar we rekening mee moeten houden, maar de
de schrijvers voorstaan, behelst een normatieve
overheid moet ook kunnen ingrijpen als bijvoor-
visie op de overheid die oog heeft voor het door-
beeld homoseksuelen in orthodoxe kring door
schieten van de liberale idealen en deze schoeit op
hun religieuze achtergrond belemmerd worden
een meer realistische, minder utopische leest. Ze
of wanneer religieuze opvattingen op gespannen
zijn op zoek naar een nieuwe balans tussen indivi-
voet staan met mensenrechten. Een vrijzinnige
dualisme en sociale verantwoordelijkheid. De
overheid zal echter terughoudend zijn om te snel
bundel behandelt de thematiek op verschillende
dwang door wetgeving toe te passen. Echte ont-
terreinen, zoals prostitutie (deze wordt zeer kritisch
wikkeling ontstaat niet door wetgeving, maar door
bejegend, dus niet als een verworvenheid van de
mentaliteitsverandering.
seksuele vrijheid), godsdienst, gezondheidszorg,
Een eerlijk boek dat wijst op het doorschieten van
kunstbeleid, publieke omroep, onderwijs, arbeid
vrijheid in vrijblijvendheid, onmatigheid, zelfge-
en klimaatdenken. Op al deze terreinen wordt ge-
noegzaamheid en absolutisme. “De overheid is
pleit voor een overheid die meer sturend actief is
geen neutrale scheidsrechter die alle markt- en
en excessen bestrijdt, gemotiveerd door een in-
samenlevingspartijen gelijk behandelt, maar is
houdelijke visie op het goede leven. Moraliseren
onvermijdelijk een normatieve speler die een be-
kan zeker effectief zijn.
paald idee over het goede leven uitdraagt.”
Dr. Henk Post, Godsdienstvrij-
studie waarin historische achtergronden en actua-
heid aan banden; uitg. Wolf
liteit met elkaar verweven zijn. Met actualiteit
Legal Publishers, Nijmegen,
bedoel ik de kwesties van het ritueel slachten, de
2011; 294 blz.; € 19,95.
gewetensbezwaarde trouwambtenaar, de homo-
Na zijn boek Gelijkheid als nieuwe
het SGP-vrouwenstandpunt, boerkaverbod, enzo-
seksuele docent op een reformatorische school, religie (2010) verrast Henk Post
voorts. Nederland is een land waar godsdienst con-
ons opnieuw met een grondige
troversieel is geworden en godsdienstvrijheid als
ZICHT 2011-4 | december 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag, Over staat en godsdienst, religie en politiek, filosofie en geloof...
104 iets abnormaals wordt beschouwd. Vandaar de toe-
de klassieke grondrechten tot in de kern aan.”
nemende kritiek op de vrijheid van onderwijs (ter
Post maakt een onderscheid tussen gewetensbe-
discussie stellen van artikel 23 Grw), onbegrip over
zwaarde trouwambtenaren die benoemd zijn vóór
het ritueel slachten en de vanzelfsprekendheid
de datum van de Wet openstelling huwelijk in
waarmee godsdienst gezien wordt als iets dat alleen
2001 en die nadien zijn benoemd. De eerste categorie
een zaak van het privédomein is.
mag zich op gewetensbezwaren beroepen, voor de
Post laat zien hoezeer dat strijdt met de historische
tweede categorie ligt dat anders. Zij heeft de plicht
en staatsrechtelijke traditie van de scheiding van
de geldende wetgeving te respecteren en mag niet
kerk en staat en ook met de waarde van de demo-
selectief zijn in de vervulling van hun ambtelijke
cratische rechtsstaat die immers de pluriformiteit
taak en homohuwelijken weigeren. Hij zegt daarmee
moet garanderen. Een uitvloeisel van ons staatsrecht
dat christenen die moeite hebben met het homo-
is dat we een pluriforme, multireligieuze en mul-
huwelijk in principe deze functie niet kunnen am-
ticulturele samenleving hebben, waarin plurifor-
biëren. Is dat ook niet een buitensluiten van een
miteit ten principale gewaardeerd moet worden. Re-
religieuze overtuiging uit het publieke domein
ligie laat zich niet verdringen uit het publieke
dat ‘neutraal’ moet zijn?
leven. “Als mensen zich op godsdienstige gronden
Samenleven is niet mogelijk zonder de diversiteit
willen organiseren, horen daar de vrijheid van on-
te aanvaarden, aldus Post. De huidige samenleving
derwijs en de vrijheid van godsdienst nadrukkelijk
kenmerkt zich door tal van conflicten rond publieke
bij. Het is opmerkelijk dat juist déze collectieve
uitingen van religie die op steeds meer onbegrip
grondrechten onder vuur liggen, terwijl de indivi-
stuiten.
dualistische gelijkheidsrechten een hausse door-
Post stelt dat controverses alleen beheersbaar kun-
maken.” Juist het streven naar een religieloze pu-
nen blijven als een samenleving ten principale be-
blieke en politieke ruimte maakt religie tot een
reid is haar pluriformiteit te aanvaarden. Hij baseert
onruststoker en indringer. Post gaat ver in zijn op-
dat op een onvoorwaardelijke erkenning van de
vatting van integratie waarin ook voor de islam
rechten van de mens, het feit dat ieder mens een
een gerechtvaardigde plaats is. Hij bestrijdt het
inherente waardigheid bezit.
boerkaverbod in Nederland als een verregaande
De kracht van zijn argumentatie is dat hij religie
inbreuk van het recht op een persoonlijke levens-
beschermt via de omweg van rechtsstatelijke prin-
sfeer. Hij noemt het een gevaarlijk precedent. “Wat
cipes en grondrechten die juist in deze secularisti-
zou er al niet meer kunnen passen bij het ideaal-
sche tijd van belang kunnen zijn, omdat ze gelden
beeld van het kabinet en zou ook moeten worden
als de onbetwistbare verworvenheden van de libe-
verboden? Het kabinet tast met het boerkaverbod
rale, democratische rechtsstaat.
Paul Dekker, Gürkan Celik en
Een bundel met bijdragen die de plaats van religie
Iris Creemers, Breekpunt of
in de samenleving, met name de civil society, be-
bindmiddel. Religieus engagement
lichten. Religie is niet, zoals liberalen wensen,
in de civil society;
alleen maar een privéaangelegenheid, maar een
uitg. Boekencentrum,
normatieve wereldbeschouwing die invloed wil
Zoetermeer, 2011; 179 blz.;
uitoefenen op de samenleving, zo betoogt socioloog
€ 18,50.
Anton C. Zijderveld. In de bundel is opgenomen de
ZICHT 2011-4 | december 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag, Over staat en godsdienst, religie en politiek, filosofie en geloof...
105 discussie tussen Femke Halsema en André Rouvoet.
waarin de vrijheden van moslims ingeperkt worden.
Halsema beschouwt godsdienstvrijheid als een in-
Het is een ideologie die regelrecht ingaat tegen
dividueel recht, maar bepleit ingrijpen van de
alle menselijke waarden.
overheid als bijvoorbeeld een moslimmeisje door
Paul Dekker betoogt op grond van statistieken dat
haar milieu gedwongen wordt een hoofddoekje te
kerkelijken over de hele linie actiever in de civil
dragen (in strijd met haar bewegingsvrijheid) of
society zijn dan onkerkelijken. Kerken vervullen
dat een homoseksuele docent niet toegelaten wordt
een rol in het bevorderen van sociaal engagement
op een reformatorische school. Daar is Rouvoet
en inzet voor ideële doelen. Gürkan Celik vindt
het faliekant mee oneens, en terecht. Tal van ge-
het opmerkelijk dat diverse westerse en islamitische
dragingen kunnen zijns inziens op die manier
intellectuelen de mening delen dat de oplossing
onder kritiek komen, zoals het levensbeschouwelijk
van religieuze problemen in de civil society moet
onderwijs en het feit dat ouders hun kinderen
komen uit de religie zelf, niet van buitenaf, maar
meenemen naar de kerk. Grondrechten zijn bedoeld
van binnenuit. In de steeds pluriformer wordende
om het domein van politiek en overheid ‘buiten
samenleving is de civil society een arena waar
de deur te houden’.
laagdrempelige en informele ontmoetingen plaats-
Volgens Eric van der Burg moet artikel 23 uit de
vinden. Interessant is dat de bijdragen ook focussen
grondwet geschrapt worden als “logisch” gevolg
op lokale situaties, zoals in Rotterdam. Daarbij
van het feit dat kerk en staat “volledig” gescheiden
wordt aangetoond dat steun aan religieus gebonden
moeten zijn. De argumentatie wringt aan alle kan-
instellingen zich wel terdege met de neutraliteit
ten. De moslim-politicus Alaattin Erdal constateert
van de overheid verdragen. Een bundel die laat
“een zichtbare en voelbare vorm van drang en
zien dat religie niet een bron van onrust en geweld
dwang” in het publiek debat om tot één samenleving
is, maar een bindmiddel voor sociale cohesie en
te komen. Die dreigt een eenheidsworst te worden
daarom bevorderlijk is voor de samenleving.
Carl R. Trueman, Republo-
altijd zijn er evangelische christenen die dit stand-
crat: Confessiones of a Liberal
punt delen. In ons eigen land verdedigt dr. A. van
Conservative; uitgave
de Beek met een beroep op het standpunt van de
Presbyterian and Reformed
Vroege Kerk vóór Constantijn deze zienswijze, zon-
Publishing Co, Phillipsburg,
der dat hij overigens de echte consequenties daarvan
New Jersey 2010;
duidelijk maakt. Overigens moeten we vaststellen
ISBN 978-1-59638-183-4;
dat de taak van de overheid veel omvangrijker is
pb. 110 pp.;
dan vroeger het geval was. Het is niet zo gemakkelijk
prijs $9,99.
aan te geven welke beroepen een christen nog kan
Wat is de verhouding tussen christelijk geloof en
uitoefenen, als hij zich echt niet met politiek mag
politiek? Dat is niet alleen voor christenen in Ne-
inlaten. Dat betekent immers dat hij niet alleen
derland maar ook voor christenen in andere landen
geen politicus of militair kan zijn, maar bijvoorbeeld
een vraag. Dat geldt dan vooral in democratisch
ook geen ambtenaar of politieman.
geregeerde landen. Mogen christenen stemmen en
Christenen behoren in principe gebruik te maken
deelnemen aan het bestuur? Onder doopsgezinden
van hun stemrecht en zij moeten hun verantwoor-
werd deze vraag vroeger negatief beantwoord. Nog
delijkheid nemen als het gaat om de vormgeving
ZICHT 2011-4 | december 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag, Over staat en godsdienst, religie en politiek, filosofie en geloof...
106 van de samenleving. Dan heeft op tal van zaken
dit hooguit slechts ten dele het geval is. Hij wijst
betrekking waarover de Bijbel direct en soms zelfs
er ook op dat zowel linkse als rechtse politici be-
indirect geen uitspraak doet. Juist dan moeten we
loften doen die nooit waargemaakt kunnen worden.
ons ervoor hoeden een bepaald standpunt als het
Verandering in bestuur is een zaak van heel lange
bij uitstek christelijke en bijbelse standpunt neer
adem. Dan past niet een slogan van ‘yes, we can’
te zetten. Dit is de kern van een boekje dat Carl R.
(hier heeft Trueman duidelijk Obama op het oog).
Trueman, de decaan van Westminster Theological
Trueman weet zich rechts als het gaat om ethische
Seminary in Philadelphia, heeft geschreven. True-
standpunten. Gaat het over de zorg van zwakken
man is een kerkhistoricus die op het gebied van de
in de samenleving, dan voelt hij zich meer links.
geschiedenis van de theologie faam geniet. Hij is
Hij wijst er zijn Amerikaanse lezerspubliek op dat
een theoloog met een buitengewoon brede belang-
in Groot-Brittannië in het verleden het juist ortho-
stelling die ook over tal van zaken buiten de kerk-
dox-protestantse christenen waren die zich in po-
en theologiegeschiedenis zijn licht heeft laten
litiek opzicht hiervoor sterk maakten. In de negen-
scheven. Dat geldt ook voor dit boek.
tiende eeuw kon je de evangelicals eerder onder
Trueman is afkomstig uit Groot-Brittannië. Als Brit
de Whigs dan onder de Tories scharen. Trueman
voelt hij zich in politiek-Amerika nog al eens ont-
verwijt links overigens dat zij feitelijk in veel ge-
heemd. Door ontwikkelingen de laatste decennia
vallen helemaal zo links niet is. Wie is er zwakker
binnen de Democratic Party stemmen orthodox
dan een kind in de moederschoot, maar links wei-
protestantse christenen (de evangelicals) vrijwel
gert het voor deze kinderen op te nemen. De strijd
zonder uitzondering op kandidaten van de Repu-
van links om de homoseksuele levenswijze te aan-
blican Party. Trueman is met deze gang van zaken
vaarden, is niet te herleiden tot de klassiek linkse
niet onverdeeld gelukkig. Ethisch weet hij zich
aandacht van zorg voor de zwakken, maar is veel
verbonden met wat in Amerika ‘rechts’ heet. Maar
meer te zien als een poging om het ideaal van de
als het gaat om de taak van de overheid met be-
geseculariseerde bourgeoisie aan heel te samenle-
trekking tot gezondheid en zorg voor het milieu,
ving dwingend op te leggen.
kan hij zich bepaald niet vinden in wat ‘rechts’
In Amerika plegen rechtse christenen het christelijke
voorstaat. Hij laakt vooral het feit dat er in rechtse
geloof en aanvaarding van de vrijemarkteconomie
kringen allerlei niet beargumenteerde oneliners
heel sterk te vereenzelvigen. Trueman maakt als
worden gebruikt. Als voorbeeld noemt hij onder
eerste kanttekening dat de overheid ook in de
andere de stelling dat een door de overheid geregelde
markt regulerend moet optreden. In Europa pleegt
gezondheidszorg de eerste stap in de richting van
dat meer het geval te zijn, dan in Amerika. Echter,
een communistische dictatuur zou zijn. Terecht
we kunnen niet zeggen dat om die reden Europa
wijst hij erop dat binnen de Westerse wereld Ame-
minder christelijk is. In China zit de kapitalistische
rika de enige staat is die niet voor al haar burgers
economie helemaal onder de paraplu van een au-
gezondheidszorg garandeert. De inwoners van an-
toritair systeem.
dere Westerse staten hebben echter bepaald niet
Het voorbeeld van China laat dan ook zien dat de
de indruk daardoor in een dictatuur te leven.
vrijemarkteconomie niet hoeft samen te gaan met
Trueman wijdt meer woorden aan de retoriek van
democratie. In de huidige omstandigheden verkiest
rechts dan van links. Niet dat hij links boven rechts
Trueman een gematigde vrije markteconomie
te verkiezen vindt, maar omdat rechts in Amerika
boven andere benaderingen, omdat deze werkwijze
vaak met christelijk wordt vereenzelvigd en dat
nu de enig werkbare blijkt te zijn. Hij waarschuwt
ZICHT 2011-4 | december 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag, Over staat en godsdienst, religie en politiek, filosofie en geloof...
107 ervoor het als expliciet christelijk te zien. In de
publiek geschreven. Toch kan ook een Europeaan
Middeleeuwen was er het systeem van de gilden
er wat van leren. De kern ervan is dat de binding
waaraan niemand zich kon onttrekken. We kunnen
aan de Bijbel boven een concrete politieke agenda
niet zeggen dat de Middeleeuwen daarom minder
moet gaan. Dit geldt zeker wanneer die agenda
christelijk waren dan de moderne samenleving.
elementen bevat die hooguit met een beroep op
Trueman noemt niet uitdrukkelijk de zondagshei-
huidige omstandigheden, maar niet met een beroep
liging. Wie de vrije markteconomie verabsoluteert,
op de Bijbel zelf kan worden aanvaard. Christenen
kan de zondagsheiliging niet handhaven. Iets wat
kunnen daar waar de Schrift geen expliciete richt-
we alom in de Westerse wereld zien. Om die reden
lijnen geeft tot verschillende politieke keuzes ko-
plachten Britse christenen in het verleden nogal
men. Dat mag de broederlijke liefde niet in de weg
eens de voorkeur te geven aan een socialist boven
staan. Een christen weet zich tot meer verbonden
een conservatief. Menig Britse socialist wenste
aan een medechristen die volledig voor de Schrift
vroeger om sociale redenen aan de rustdag vast te
buigt maar die een aantal politieke keuzes maakt,
houden.
dan aan een niet-christen met wie hij een aantal
Het boekje van Trueman met de aansprekende
politieke keuzes deelt. Het rijk van God gaat boven
titel Republocrat is duidelijk voor een Amerikaans
het rijk van de wereld. [PdV]
Smaakt deze Zicht naar meer? Geef u op voor een proefabonnement! (één jaargang, vier nummers, voor maar € 15,00)
Bel 0182-696902, surf naar www.wi.sgp.nl of mail naar
[email protected]
Wist u dat het ook mogelijk is de Guido de Brès-Stichting te steunen als donateur? U krijgt dan alle publicaties (inclusief het tijdschrift Zicht) van het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP thuisgestuurd. Neem contact op voor meer informatie.
ZICHT 2011-4 | december 2011
Perspectief | Drs. A.I. Hoogeveen, Conservatief én progressief
perspectief
108
Conservatief én progressief De verhouding tussen de ChristenUnie, het CDA en de SGP kent zo zijn strubbelingen. Toen voormalig CU-partijleider André Rouvoet het huidige minderheidskabinet van VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV de ‘slechts denkbare optie’ noemde, sprak hij op zijn zachtst gezegd niet namens de SGP. De periode voor en na 23 mei 2011 – de dag waarop leden van de Provinciale Staten de Eerste Kamer kozen – kende stevige uitspraken en verzuchtingen, bijvoorbeeld omdat er geen stem van een SGP-statenlid naar de ChristenUnie ging en wel naar het CDA. Dat de ChristenUnie samen met D66 en GroenLinks het minderheidskabinet aan een meerderheid in de Tweede Kamer kan helpen, versterkt de beeldvorming van een progressieve partij. Bij de Algemene Politieke Beschouwingen gaven ze zelfs gezamenlijk een verklaring uit. Maar ach, als het gaat om invloed moet ook de ChristenUnie haar weg in de politieke jungle zoeken. Ze doet dat met overgave, maar wat mij betreft mag ze wat vaker rechts afslaan. Er zijn duidelijke verschillen tussen het CDA, de ChristenUnie en de SGP. Toch hebben we elkaar ook hard nodig. Als christelijke partijen moeten we daarom én conservatief én progressief zijn. Zoals wijlen ds. H.G. Abma (1917-1992) het zei: ‘Wij willen niet uitsluitend de partij van de weg terug zijn, van zekere restauratie. Inderdaad terug tot God en herstel van het verbroken contact met de Oorsprong, maar dan tevens met volle kracht in voorwaartse richting naar de voleinding. Wanneer wij ons omwenden naar Die ná ons komt, zullen we ook snellen achter Hem Die vóór ons geworden is.’ Arnoud Hoogeveen, redactielid
ZICHT 2011-4 | december 2011