Onderzoeksrapport prikaccidenten in rust- en verzorgingstehuizen, rustoorden en woon- en zorgcentra Resultaten Registratie Prikaccidenten April 2002 - December 2007 November 2008 Dr. Ph. Kiss Dr. M. De Meester Preventieadviseur-arbeidsgeneesheren
www.securex.be
Securex E.D.P.B.
EXPRESS-INFORMATIE Ter attentie van hen die niet over de nodige tijd beschikken om het rapport in detail door te nemen werd de belangrijkste informatie samengevat in gearceerde kaders (“EXPRESS-INFORMATIE”).
EXPRESS-INFORMATIE is te vinden op pagina’s 4, 5, 8, 10, 12, 14, 18, 20
Op de laatste twee pagina’s (pagina’s 23 en 24 - hoofdstuk 5) worden de belangrijkste bevindingen samengevat en aansluitend preventieve maatregelen voorgesteld.
Bij de vormgeving van dit rapport werd er bovendien naar gestreefd zoveel mogelijk resultaten grafisch voor te stellen, zodat in één oogopslag een duidelijk beeld kan gevormd worden van de bevindingen.
De belangrijkste bevindingen van dit onderzoek werden tevens gepubliceerd in een internationaal gerenommeerd wetenschappelijk tijdschrift: -
Kiss P, De Meester M, Braeckman L. Needlestick injuries in nursing homes: the prominent role of insulin pens. Infect Control Hosp Epidemiol 2008;29:1192-1194
Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
1
Securex E.D.P.B.
INHOUDSTABEL
1. Inleiding en probleemstelling
3
2. Gehanteerd begrip “Prikaccident”
5
3. Methodiek
6
4. Resultaten en bespreking
7
4.1. Aantal geregistreerde prikaccidenten
7
4.2. Geslacht, leeftijd en anciënniteit
8
4.3. Aantal geregistreerde prikaccidenten per functie
10
4.4. Directe aanleiding van alle geregistreerde prikaccidenten
12
4.5. Directe aanleiding en oorzakelijk vehiculum van de prikaccidenten geregistreerd bij het verplegend en verzorgend personeel
14
4.6. Tijdsindicatoren van het prikaccident
19
4.7. Geprikt lichaamsdeel
21
5. Belangrijkste besluiten en preventieve maatregelen
Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
23
2
Securex E.D.P.B.
1. INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING Prikaccidenten en aanverwante ongevallen kunnen in bepaalde omstandigheden aanleiding geven tot zeer ernstige gezondheidsschade. In het verleden ging er reeds uitgebreid aandacht naar het vóórkomen en de preventie van prik- en snijongevallen in ziekenhuizen, zowel op internationaal als nationaal vlak1. Alhoewel de incidentie van prikaccidenten aanzienlijk lager ligt in rust- en verzorgingstehuizen, rustoorden en woon- en zorgcentra (RVT’s2), werd recent aangetoond dat het risico in niet-hospitaalomgevingen niet te verwaarlozen is3. Bovendien zullen de demografische leeftijdstrends de nood aan RVT’s doen toenemen en is het te verwachten dat, door de betere behandelingsmethoden, het aantal HIV- en hepatitis C-seropositieve bejaarden in de komende decennia zal toenemen (en dus ook hun aandeel in de residentenpopulatie van RVT’s). Preventie van prikaccidenten in RVT’s is daarom van groot belang. Nochtans werd er tot op heden zeer weinig aandacht besteed aan prikaccidenten binnen een RVT-setting. Sinds de publicatie van een eerste studie in 19904, die de aandacht vestigde op het probleem van prikaccidenten in RVT’s, heeft geen enkele studie zich exclusief met dit probleem bezig gehouden. Hoogstens werden RVT’s opgenomen als een (klein) deel van een groter studieproject. Er gebeurde evenwel nergens een gedetailleerde analyse van de oorzaken van prikaccidenten in RVT’s. Nochtans is het om hoger genoemde redenen absoluut aangewezen om ook in RVT’s (die toch een heel andere setting zijn dan ziekenhuizen) de risicofactoren voor prikaccidenten te kennen, om zo gepaste preventiemaatregelen te kunnen treffen, aangepast aan de arbeidssituatie binnen een RVT. Met dit onderzoek werd dan ook gepoogd de risicofactoren voor prikaccidenten in RVT’s in kaart te brengen en hierop aansluitend maatregelen ter preventie voor te stellen. Evenwel is de risicoperceptie binnen de verzorgingssector bijzonder laag, waardoor motivatie tot een preventieve houding niet altijd evident is. Door het aanreiken van gegevens uit de eigen praktijksituatie, wil dit onderzoeksrapport, naast het opsporen van risicofactoren bij prikaccidenten, bijdragen tot een grotere risico-bewustwording en motivatie tot preventie bij het verplegend en verzorgend personeel, werkzaam in RVT’s.
1
Leens E. Resultaten 1 juni 2003 – 31 december 2005. Surveillance van accidenteel bloedcontact in de Belgische ziekenhuizen. IPH/EPI Reports nr. 22 – 2006. Brussel: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid; 2006. 2 Omwille van de leesbaarheid zal in de verdere tekst van het onderzoeksrapport de afkorting “RVT’s” gebruikt worden om het geheel van de rust- en verzorgingstehuizen, rustoorden en woon- en zorgcentra aan te duiden. 3 Gershon RRM, Qureshi KA, Pogorzelska M, Rosen J, Gebbie KM, Brandt-Rauf PW, Sherman MF. Non-hospital based registered nurses and the risk of bloodborne pathogen exposure. Ind Health 2007;45:695-704. 4 Crossley K, Willenbring K, Thurn J. Needlestick injuries and needle disposal in Minnesota nursing homes. J Am Geriatr Soc 1990;38:793-796. Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
3
Securex E.D.P.B.
Een gestandaardiseerde registratie werd opgestart om de omstandigheden van prikongevallen in kaart te brengen, met de bedoeling een beeld te krijgen van de prikaccidenten bij de RVT’s aangesloten bij de regio Progecov van Securex. Uitgangspunt hierbij was de preventie op de werkvloer. De bedoeling van deze registratie was niet het bepalen van het aantal prikongevallen. Kennis van het aantal prikongevallen levert immers geen enkel element op dat kan bijdragen tot het voorstellen van preventieve maatregelen. Aan de hand van de evaluatie van de aanleidingen en omstandigheden van de prikaccidenten, kunnen wel praktijkgerichte maatregelen, gebaseerd op de reële situatie op het veld, worden voorgesteld.
EXPRESS-INFORMATIE Prikaccidenten in RVT’s werden tot op heden stiefmoederlijk behandeld in vergelijking tot ziekenhuizen. Door het in kaart brengen van de aanleidingen en omstandigheden van prikaccidenten in RVT’s, wil dit rapport praktijkgerichte preventieve maatregelen voorstellen, gebaseerd op de reële situatie op het veld.
Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
4
Securex E.D.P.B.
2. GEHANTEERD BEGRIP “PRIKACCIDENT” Het begrip “prikaccident” dient voor deze registratie ruim geïnterpreteerd te worden. Eigenlijk werd elk “verdacht contact” geregistreerd, waarbij een “verdacht contact” als volgt kan gedefinieerd worden: elk contact tussen bloed of andere lichaamsvochten (o.a. speeksel, urine, …) van een vermoedelijk (met Hepatitis B, Hepatitis C of HIV) besmette persoon (‘bronpersoon’) en de beschadigde huid (wonden, eczeem, huidletsels), of slijmvliezen van het personeelslid (‘slachtoffer’). Door deze ruime interpretatie vielen ook bijt- en spataccidenten onder de registratie, alsook mond-opmond-beademing. Bij de registratie werd er bovendien naar gestreefd álle accidenten te analyseren, waarbij naalden of scherp materiaal betrokken zijn en die aanleiding kunnen geven of hebben gegeven tot een verdacht contact.
EXPRESS-INFORMATIE Het begrip “prikaccident” werd ruim geïnterpreteerd: alle verdachte contacten en alle accidenten waarbij naalden of scherp materiaal betrokken waren.
Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
5
Securex E.D.P.B.
3. METHODIEK Een eerste (piloot)fase liep van april 2002 tot mei 2003. Hierbij werd gebruik gemaakt van een registratieformulier waaraan de follow-up van het prikaccident was vastgehecht. Dergelijke follow-up duurt zes maanden en het duurde dan ook zes maanden alvorens de eerste registraties konden worden ingebracht. In deze eerste versie werd, naast enkele meerkeuzevragen over o.a. voorzorgsmaatregelen en type vehiculum, via een open vraag gepeild naar de omstandigheden van het prikaccident. Volledigheidshalve dient vermeld te worden dat deze registratie eveneens gebeurde in ziekenhuizen en bij alle personeelsgroepen die omwille van hun beroep risico lopen op een “verdacht contact”, zoals brandweer- en politiepersoneel, ambulanciers, poetsdienst aan huis, bejaardenhulp aan huis, … Dit leverde meer dan voldoende materiaal op om de gebruikte methodiek te evalueren en in indien nodig bij te sturen. In mei 2003 werd aan de hand van de resultaten van de eerste 63 registraties (uitgevoerd in RVT’s, ziekenhuizen en andere beroepsgroepen) het registratieformulier grondig herwerkt, waarbij meerdere meerkeuzevragen werden geïntroduceerd. De keuze van de antwoordmogelijkheden was gebaseerd op de bevindingen van de eerste 63 registraties. Hierdoor werd het mogelijk om meer gerichte informatie te verkrijgen uit de antwoorden (bijv. reden voor recappen). Er werd bovendien bijkomende informatie gevraagd omtrent beroepsanciënniteit en tijdstip van de laatste maaltijd of snack. Naast de aanpassing van de vragen werd eveneens het follow-upluik losgekoppeld van het registratieformulier, wat meteen de 6 maanden wachttijd elimineerde. De analyse van 539 prikaccidenten in verzorgingsinstellingen5, geregistreerd in de periode van april 2002 tot en met december 2006, leidde tot de ontwikkeling van een registratieformulier, specifiek voor de RVT’s, met o.a. een verfijning van de bevraging, gebaseerd op de ervaren knelpunten van het tot dan toe gebruikte registratieformulier en op de ervaringen van de arbeidsgeneesheren op het veld. Dit nieuwe registratieformulier is in gebruik sinds begin 2007. De registratieformulieren werden centraal verzameld en bijgehouden onder toezicht van een arbeidsgeneesheer. De gegevens werden naamloos ingebracht en verwerkt. De verwerking gebeurde met het statistisch programma SPSS versie 16.0 voor Windows. Het project werd goedgekeurd door de Commissie voor medische ethiek Progecov (OG 211) en voldoet daarmee aan de gangbare ethisch-deontologische normen van hedendaags wetenschappelijk onderzoek.
5
Kiss P, De Meester M. Prikaccidenten in verzorgingsinstellingen. Rapport Registratie April 2002 – December 2006. Gent: Securex, 2008.
Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
6
Securex E.D.P.B.
4. RESULTATEN EN BESPREKING 4.1. Aantal geregistreerde prikaccidenten Van april 2002 tot en met december 2007 werden er 162 prikaccidenten geregistreerd in RVT’s. Tabel 1 geeft de evolutie weer van het aantal prikaccidenten over de verschillende jaren. Tabel 1: evolutie van het aantal prikaccidenten over de verschillende registratieperiodes registratieperiode april 2002 - december 2002 januari 2003 - december 2003 januari 2004 - december 2004 januari 2005 - december 2005 januari 2006 - december 2006 januari 2007 - december 2007 totaal
aantal 12 22 38 29 31 30 162
% 7.4 13.6 23.5 17.9 19.1 18.5 100.0
Figuur 1 geeft de evolutie van het aantal prikaccidenten grafisch weer. De piek van 2004 even buiten beschouwing gelaten, kan er gesproken worden van een geleidelijke toename van het aantal geregistreerde pikaccidenten over de jaren heen. De piek genoteerd in 2004 kan mogelijks te maken hebben met het feit dat er eind 2003 een sensibilisatiecampagne werd gevoerd voor een betere registratie van prikaccidenten en er medio 2004 een rapport werd verspreid met de eerste resultaten van de registratie van prikaccidenten over de periode van april 2002 t/m december 20036. De 2004piek viel trouwens ook op bij de registratie van de prikaccidenten in ziekenhuizen7, en was waarschijnlijk wegens diezelfde reden te verklaren. Vermits evenwel niet kan worden nagegaan of álle prikaccidenten daadwerkelijk werden geregistreerd bij de arbeidsgeneeskundige dienst en het bekend is dat er een onderrapportering bestaat met betrekking tot prikaccidenten, kunnen deze cijfers hoogstens als richtinggevend worden geïnterpreteerd. Bovendien levert het aantal prikaccidenten, zoals hoger reeds werd aangegeven, geen informatie met betrekking tot het formuleren van preventieve maatregelen.
6
Kiss P. Prikaccidenten in verzorgingsinstellingen. Rapport Registratie April 2002 – December 2003. Gent: Progecov, 2004. 7 Kiss P, De Meester M. Prikaccidenten in verzorgingsinstellingen. Rapport Registratie April 2002 – December 2006. Gent: Securex, 2008. Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
7
Securex E.D.P.B.
Figuur 1: evolutie van het aantal prikaccidenten per jaar
EXPRESS-INFORMATIE Van april 2002 t/m eind 2007 werden er 162 prikaccidenten geregistreerd bij RVT’s. Er was een tendens tot toename van het aantal geregistreerde prikaccidenten. Dit levert echter geen enkel element op dat kan bijdragen tot het voorstellen van preventieve maatregelen. 4.2. Geslacht, leeftijd en anciënniteit In de overgrote meerderheid van de prikaccidenten betrof het vrouwen (n=153; 94.4%), terwijl slechts 9 prikaccidenten werden geregistreerd voor mannen. Uiteraard heeft dit alles te maken met de geslachtsverdeling binnen het personeelsbestand van RVT’s. Tabel 2: demografische karakteristieken leeftijd (jaar) anciënniteit (jaar)
min - max
gemidd.
(SD)
19 - 63 0 - 36
38.8 13.7
(10.3) (10.2)
In tabel 2 worden de demografische karakteristieken samengevat. Deze cijfers zijn louter beschrijvend en geven geen informatie met betrekking tot de preventie van prikaccidenten. Ook de spreiding van het aantal prikaccidenten over de leeftijd (figuur 2) is louter beschrijvend en is waarschijnlijk een weerspiegeling van de leeftijdsverdeling van het RVT-personeel.
Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
8
Securex E.D.P.B.
Figuur 2: aantal prikaccidenten per leeftijd (verdeeld in leeftijdsgroepen van 5 jaar)
Figuur 3 geeft de spreiding weer van het aantal prikaccidenten volgens de beroepsanciënniteit. Alhoewel er statistisch een duidelijk verband bestaat tussen de leeftijd en de anciënniteit (een statistisch significante correlatie met r=0.71), laat de hoge piek in de eerste vijf jaar van de loopbaan toch vermoeden dat een gebrek aan ervaring mogelijks een rol speelt. Daarnaast is het eveneens mogelijk dat de mate waarin deeltijds wordt gewerkt een invloed heeft op het verloop van de twee grafieken. Deeltijds werk vermindert de kans op blootstelling aan prikgerelateerde ongevallen. Zo kan het zijn dat zij die pas beginnen aan hun loopbaan eerder opteren voor voltijds werk (beginnende financiële onafhankelijkheid, geen kinderen, …), waardoor zij (eventueel gecombineerd met minder ervaring) dan ook meer kans lopen om met een prikaccident in aanraking te komen. Het dal tussen 9 en 15 jaar anciënniteit kan mogelijks verklaard worden door het feit dat dit de periode is waarin omwille van de opvoeding van kleine kinderen gekozen wordt voor een deeltijdse tewerkstelling, om nadien (als de kinderen groter of uit huis zijn) terug voltijds te gaan werken. Tenslotte zal men na een loopbaan van meer dan 30 jaar eerder geneigd zijn om te opteren voor deeltijds werk, wat dan de zeer lage frequentie van prikaccidenten vanaf 30 jaar anciënniteit zou kunnen verklaren (mogelijks gecombineerd met hun grotere ervaring).
Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
9
Securex E.D.P.B.
Figuur 3: aantal prikaccidenten per jaren beroepsanciënniteit (uitgedrukt in periodes van 5 jaar)
EXPRESS-INFORMATIE De verdeling van het aantal prikaccidenten (een hoge piek in de eerste beroepsjaren en een sterke daling op het einde van de loopbaan) doet vermoeden dat ervaring en het vol- of deeltijdse karakter van het werk een rol spelen in het aantal prikongevallen.
4.3. Aantal geregistreerde prikaccidenten per functie Tabel 3 en figuur 4 geven de verdeling weer van de registreerde prikaccidenten per functie. Opvallend is het grote aandeel van het schoonmaak-, technisch en keukenpersoneel (13.0%). Deze beroepsgroepen hebben in principe niets te maken met prikgerelateerde handelingen. Dit was een analoog percentage gevonden in onze registratie in ziekenhuizen (13.8%)8, doch aanzienlijk hoger dan de percentages in de nationale studie in Belgische ziekenhuizen9 (9.7%). In vergelijking tot internationale studies waren onze cijfers hoger dan deze gevonden in een Amerikaanse studie10 (7%) en een Japanse studie11 (1.9%), maar vergelijkbaar met deze gerapporteerd in een Griekse studie12 (14.4%). De hogere percentages in onze registraties (zowel in ziekenhuizen als in RVT’s) zijn mogelijks te verklaren door een betere rapportering van de prikaccidenten vanwege het schoonmaak-, keuken- en technisch personeel.
8
Kiss P, De Meester M. Prikaccidenten in verzorgingsinstellingen. Rapport Registratie April 2002 – December 2006. Gent: Securex, 2008. 9 Leens E. Resultaten 1 juni 2003 – 31 december 2005. Surveillance van accidenteel bloedcontact in de Belgische ziekenhuizen. IPH/EPI Reports nr. 22 – 2006. Brussel: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, 2006. 10 Gillen M, McNary J, Lewis J, Davis M, Boyd A, Schuller M, Curran C, Young CA, Cone J. Sharps-related injuries in California healthcare facilities: pilot study results from the Sharps Injury Surveillance Registry. Infect Control Hosp Epidemiol 2003;24:113-121. 11 Nagao Y, Baba H, Torii K, Nagao M, Hatakeyama K, Iinuma Y, Ichiyama S, Shimokata K, Ohta M. A long-term study of sharps injuries among health care workers in Japan. Am J Infect Control 2007;35:407-411. 12 Pournaras S, Tsakris A, Mandraveli K, Faitatzidou A, Douboyas J, Tourkantonis A. Reported needlestick and sharp injuries among health care workers in a Greek general hospital. Occup Med 1999;49:423-426. Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
10
Securex E.D.P.B.
Tabel 3: verdeling van de prikaccidenten naar functie functie
aantal
%
verpleegkundige verpleeghulp bejaardenhelp(st)er schoonmaakpersoneel technisch personeel keukenpersoneel stagiair verpleegkunde
90 5 45 13 3 5 1
55.6 3.1 27.8 8.0 1.9 3.1 0.6
totaal
162
100.0
Figuur 4: verdeling van de prikaccidenten naar functie
Uit verdere analyse bleek trouwens dat 18 van de 21 gerapporteerde prikongevallen (85.7%) te wijten waren aan zwerfnaalden (onbeschermde naalden in vuilniszakken of achtergelaten op tafels en dienbladen, in bedden, of op andere ongepaste plaatsen). Nonchalant gedrag en het inadequate gebruik (of niet-gebruik) van naaldcontainers vanwege het verzorgend en verplegend personeel was de oorzaak van hun prikaccidenten. Dit is een aanwijzing dat er, ten behoeve van de gezondheid van het overige personeel, dient gewerkt te worden rond maatregelen om rondslingerende naalden te voorkómen. Sensibilisatie voor de risico’s en een doorgedreven naaldcontainerpolitiek bij het verzorgend en verplegend personeel, alsook bij de geneesheren is hierbij aangewezen. De meeste prikongevallen gebeurden bij het verpleegkundig personeel (55.6%). Dit ligt volledig in de lijn van de verwachtingen omdat deze beroepsgroep de meeste naaldgerelateerde handelingen
Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
11
Securex E.D.P.B.
uitvoert. Internationaal werden voor verpleegkundigen in de verzorgingssector cijfers gerapporteerd tussen 47.0% en 72.2%13. Alhoewel meer dan de helft van de prikaccidenten voorkwam bij verpleegkundig personeel, gebeurde 27.8% van de prikaccidenten bij bejaardenhelp(st)ers. Dit is uiteraard te verklaren door de functieverdeling binnen RVT’s, maar dit toont wel aan dat bejaardenhelp(st)ers een belangrijke risicogroep vormen voor prikaccidenten. Tot op heden was dit (ook internationaal) nog niet in het licht gesteld. Wanneer algemene cijfers voor prikaccidenten worden gegeven, worden de statistieken gedomineerd door de grote groep van verpleegkundigen die in ziekenhuizen werken en worden de cijfers voor bejaardenhelp(st)ers onbeduidend (8.0% bejaardenhelp(st)ers vs. 69.0% verpleegkundigen van 539 geregistreerde prikongevallen13) of zelfs verwaarloosbaar klein (0.5%13) wanneer enkel prikaccidenten in ziekenhuizen worden beschouwd. Binnen RVT’s vormen bejaardenhelp(st)ers dan ook een belangrijke risicogroep en preventieve maatregelen dienen zich dan ook niet alleen te richten naar verpleegkundig personeel, maar er dient ook bijzondere aandacht te gaan naar de groep van de bejaardenhelp(st)ers.
EXPRESS-INFORMATIE 13.0% van de prikaccidenten gebeurde bij schoonmaak- en technisch personeel, dat in principe niets te maken heeft met prikgerelateerde handelingen. Deze prikaccidenten waren bijna volledig toe te schrijven aan zwerfnaalden. Sensibilisatie voor de risico’s en een doorgedreven naaldcontainerpolitiek bij het verzorgend en verplegend personeel, alsook bij de geneesheren is hierbij aangewezen. Binnen de RVT’s vormen naast de verpleegkundigen (58.7%), ook de bejaardenhelp(st)ers (27.8%) een belangrijke risicogroep voor prikaccidenten. Een preventiebeleid dient zich ook naar hen te richten.
4.4. Directe aanleiding van alle geregistreerde prikaccidenten Tabel 4 en figuur 5 vatten de directe aanleidingen van alle geregistreerde prikaccidenten samen. Tabel 4: directe aanleiding van alle geregistreerde prikaccidenten (n=162) aanleiding zwerfnaald recappen naaldcontainer gerelateerd onverwachte bruuske beweging van resident ‘normale’ (naaldgerelateerde) handeling andere totaal
13
aantal 40 30 29 10 46 7 162
% 24.7 18.5 17.9 6.2 28.4 4.3 100.0
Kiss P, De Meester M. Prikaccidenten in verzorgingsinstellingen. Rapport Registratie April 2002 – December 2006. Gent: Securex, 2008.
Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
12
Securex E.D.P.B.
Zeer opvallend was het groot aantal prikaccidenten te wijten aan zwerfnaalden (24.7%). Dit percentage was vergelijkbaar met het percentage gevonden in onze registratie in ziekenhuizen (28.0%)14, maar aanzienlijk hoger dan de 18.6% gerapporteerd in de nationale studie in ziekenhuizen15 en de 16.0% gevonden in Californische verzorgingsinstellingen16. Ook hier zijn de hogere (vergelijkbare) percentages in onze registraties mogelijks te verklaren door een betere rapportering van de prikaccidenten. Figuur 5: directe aanleiding van alle geregistreerde prikaccidenten (n=162)
Zoals eerder werd aangegeven gebeurden 18 van 40 ‘zwerfnaald’-ongevallen bij personeel dat beroepshalve geen naaldgerelateerde handelingen uitvoert. In principe is dit type prikaccident volledig te voorkómen met een minimum aan inspanning en kosten. De meest frequente aanleiding van de geregistreerde prikaccidenten (28.4%) betrof de ‘normale’ naaldgerelateerde handelingen, d.w.z. routinehandelingen waarbij het gebruik van naalden evident was en waarbij er geen sprake was van onveilig gedrag (zwerfnaald of recappen), waar er geen onverwachte bruuske beweging van de resident gebeurde of geen naaldcontainer bij betrokken was. Dit type van prikaccident kwam (zoals kon verwacht worden) enkel bij het verplegend en verzorgend personeel voor. Ook alle prikaccidenten veroorzaakt door recappen en op één na alle accidenten gerelateerd aan het gebruik van een naaldcontainer waren het absolute voorrecht van de verplegenden en verzorgenden.
14
Kiss P, De Meester M. Prikaccidenten in verzorgingsinstellingen. Rapport Registratie April 2002 – December 2006. Gent: Securex, 2008. 15 Leens E. Resultaten 1 juni 2003 – 31 december 2005. Surveillance van accidenteel bloedcontact in de Belgische ziekenhuizen. IPH/EPI Reports nr. 22 – 2006. Brussel: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, 2006. 16 Gillen M, McNary J, Lewis J, Davis M, Boyd A, Schuller M, Curran C, Young CA, Cone J. Sharps-related injuries in California healthcare facilities: pilot study results from the Sharps Injury Surveillance Registry. Infect Control Hosp Epidemiol 2003;24:113-121. Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
13
Securex E.D.P.B.
EXPRESS-INFORMATIE Bijna een kwart (24.7%) van alle prikaccidenten was te wijten aan zwerfnaalden. Dit type prikaccident is volledig te voorkómen met een minimum aan inspanning en kosten. ‘Normale’ naaldgerelateerde routinehandelingen waren de frequentste oorzaak van prikaccidenten (28.4%). Dit type van prikaccident kwam enkel voor bij het verplegend en verzorgend personeel.
4.5. Directe aanleiding en oorzakelijk vehiculum van de prikaccidenten geregistreerd bij het verplegend en verzorgend personeel Vermits ‘normale’ naaldgerelateerde handelingen de voornaamste oorzaak waren van de geregistreerde prikaccidenten en deze enkel bij het verplegend en verzorgend personeel voorkwamen, was het interessant een gedetailleerde analyse uit te voeren bij deze personeelsgroep. Hierbij werden de verple(e)g(st)ers, de hulpverple(e)g(st)ers, de bejaardenhelp(st)ers en de stagiair verpleegkunde samen gegroepeerd. Tabel 5 en figuur 6 geven een gedetailleerd overzicht van de directe aanleidingen voor prikaccidenten bij het verplegend en verzorgend personeel. Tabel 5: gedetailleerd overzicht van de oorzakelijke handelingen van de prikaccidenten bij het verplegend en verzorgend personeel (n=141) oorzakelijke handeling
aantal
%
zwerfnaald recappen onverwachte bruuske beweging van resident routine bloedafname routine plaatsing van infuus routine ID-, SC-, IM- inspuiting routine gebruik van een insulinepen routine glycemiebepaling (vingerprik) naaldcontainer gerelateerd andere
22 30 10 1 2 4 30 9 28 5
15.6 21.3 7.1 0.7 1.4 2.8 21.3 6.4 19.9 3.5
totaal
141
100.0
Bij het verplegend en verzorgend personeel waren het routinegebruik van de insulinepen en het recappen (elk 21.3%) de belangrijkste oorzakelijke handelingen van prikaccidenten. De frequentie van het recappen was hoger dan deze gerapporteerd in een Grieks (18.3%17) en Japans hospitaal (14.7%18), maar was vooral zeer hoog in vergelijking met de percentages gevonden in Belgische ziekenhuizen (6.7%19 en 8.4%20).
17
Pournaras S, Tsakris A, Mandraveli K, Faitatzidou A, Douboyas J, Tourkantonis A. Reported needlestick and sharp injuries among health care workers in a Greek general hospital. Occup Med 1999;49:423-426.
Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
14
Securex E.D.P.B.
Figuur 6: gedetailleerd overzicht van de oorzakelijke handelingen van de prikaccidenten bij het verplegend en verzorgend personeel (n=141)
Een verklaring voor het grote aandeel van het recappen kan gevonden worden in de analyse van het oorzakelijk vehiculum dat betrokken was bij de prikaccidenten. Tabel 6 en figuur 7 geven de aantallen en frequenties weer van de types naalden (of ander scherp materiaal) die de letsels veroorzaakten. Tabel 6: oorzakelijk vehiculum van prikongevallen bij het verplegend en verzorgend personeel (n=141) oorzakelijk vehiculum aantal % hechtingsnaald glycemienaald insulinepen subcutane naald intramusculaire naald intraveneuze naald onbekend / naald niet gespecifieerd
1 28 57 30 10 10 5
0.7 19.9 40.4 21.3 7.1 7.1 3.5
totaal
141
100.0
18
Nagao Y, Baba H, Torii K, Nagao M, Hatakeyama K, Iinuma Y, Ichiyama S, Shimokata K, Ohta M. A long-term study of sharps injuries among health care workers in Japan. Am J Infect Control 2007;35:407-411. 19 Leens E. Resultaten 1 juni 2003 – 31 december 2005. Surveillance van accidenteel bloedcontact in de Belgische ziekenhuizen. IPH/EPI Reports nr. 22 – 2006. Brussel: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, 2006. 20 Kiss P, De Meester M. Prikaccidenten in verzorgingsinstellingen. Rapport Registratie April 2002 – December 2006. Gent: Securex, 2008. Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
15
Securex E.D.P.B.
Figuur 7: oorzakelijk vehiculum van prikongevallen bij het verplegend en verzorgend personeel (n=141)
Glycemienaalden, insulinepennen en subcutane naalden (samen goed voor 81.6%) waren de naaldtypes die het meest betrokken waren bij prikaccidenten bij verplegend en verzorgend personeel. Dit zijn tevens de meest gebruikte naaldtypes in RVT’s. Zeer opvallend hierbij was het grote aandeel van de insulinepennen: deze waren betrokken in 40.4% van de prikongevallen bij verplegend en verzorgend personeel. Dit was in overeenstemming met de bevindingen van een Nederlandse studie21, waar 45.6% van de prikongevallen in verzorgingstehuizen, rustoorden en thuisverpleging toe te schrijven was aan insulinenaalden of -pennen. De bijdrage van insulinepennen in onze studie bleek meer dan tien maal hoger te liggen dan de cijfers gevonden in een studie in 24 Franse ziekenhuizen (3.8%22) en meer dan het dubbele van het percentage gevonden in een Brits hospitaal (18.8%23). In onze registratie in ziekenhuizen bedroeg dit percentage slechts 3.5%24. In de nationale ziekenhuisstudie25, waar gebruik werd gemaakt van de Amerikaans geïnspireerde Epinet-registratie, werd het gebruik van insulinepennen niet nagevraagd.
21
Vos D, Götz HM, Richardus JH. Needlestick injury and accidental exposure to blood: the need for improving the hepatitis B vaccination grade among health care workers outside the hospital. Am J Infect Control 2006;34:610612. 22 Pellissier G, Miguéres B, Tarantola A, Abiteboul D, Lolom I, Bouvet E, the GERES Group. Risk of needlestick injuries by injection pens. J Hosp Infect 2006;63:60-4. 23 Edwards C, Metcalfe L, Allan J, Haynes A. Reducing the risk of injuries to staff from insulin pens. Nurs Times 2005;101:34-36. 24 Kiss P, De Meester M. Prikaccidenten in verzorgingsinstellingen. Rapport Registratie April 2002 – December 2006. Gent: Securex, 2008. 25 Leens E. Resultaten 1 juni 2003 – 31 december 2005. Surveillance van accidenteel bloedcontact in de Belgische ziekenhuizen. IPH/EPI Reports nr. 22 – 2006. Brussel: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, 2006. Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
16
Securex E.D.P.B.
Tabel 7: oorzakelijke handeling van prikongevallen bij verplegend en verzorgend personeel voor de drie belangrijkste naaldtypes glycemienaald
insulinepen
subcutane naald
aanleiding
aantal
%
aantal
%
aantal
%
zwerfnaald recappen naaldcontainer gerelateerd onverwachte bruuske beweging van resident ‘normale’ (naaldgerelateerde) handeling andere
6 3 10
21.4 10.7 35.7
3 16 2
5.3 28.1 3.5
6 7 8
20.0 23.3 26.7
1
3.6
5
8.8
2
6.7
8
28.6
30
52.6
6
20.0.
0
0.0
1
1.8
1
3.3
totaal
28
100.0
57
100.0
30
100.0
Een verdere opsplitsing van oorzakelijke handelingen voor de drie belangrijkste oorzakelijke naaldtypes (tabel 7 en figuur 8) leert ons dat, binnen de groep met prikongevallen waar insulinepennen bij betrokken waren, routinemanipulatie van de pen werd vermeld als oorzakelijke handeling in meer dan de helft van de gevallen (52.6%). Recappen van de insulinepen was verantwoordelijk voor het ongeval in meer dan een kwart van de gevallen (28.1%). Dit was veel lager dan het percentage gevonden in Franse ziekenhuizen (59.6%26), maar mogelijks beschouwt het verplegend en verzorgend personeel in RVT’s recappen als een routinehandeling bij het gebruik van insulinepennen. In RVT’s is het de gewoonte om verschillende malen dezelfde naald op de insulinepen te gebruiken, waardoor de naaldkost voor de resident wordt beperkt. Deze manier van handelen houdt in dat dezelfde naald meermaals wordt gerecapt. Dit zou aanvaardbaar kunnen zijn wanneer de resident zichzelf insuline toedient, maar binnen de setting van een RVT, waar de insulinetoediening gebeurt door het verplegend personeel, creëert dit een onveilige handeling (recappen). Bovendien, wordt hierdoor het recappen van een insulinepen beschouwd als een routinehandeling bij het gebruik van de insulinepen, wat mogelijks het hoge percentage van “routinegebruik” en recappen van de insulinepen verklaart. Een bijkomende verklaring voor het hoog percentage van routinegebruik en recappen van insulinepennen dient zeker gezocht te worden in de manier van verwijderen van de gebruikte naald van dergelijke insulinepennen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een naaldverwijderhoesje, dat over de naald dient geschoven te worden en dus impliciet een recapping-manoeuver inhoudt, wat op zich een onveilige handeling is.
26
Pellissier G, Miguéres B, Tarantola A, Abiteboul D, Lolom I, Bouvet E, the GERES Group. Risk of needlestick injuries by injection pens. J Hosp Infect 2006;63:60-4.
Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
17
Securex E.D.P.B.
Figuur 8: frequentie van oorzakelijke handelingen voor de prikaccidenten veroorzaakt door de drie belangrijkste oorzakelijke vehicula
Ook de glycemie- en subcutane naalden hadden een substantieel aandeel in de prikongevallen (19.9% en 21.3% respectievelijk). Bij deze twee naaldtypes werden naaldcontainer-gerelateerde handelingen gerapporteerd als de meest frequente oorzakelijke handelingen. Gezien het gebruik van deze twee naaldtypes het gebruik van een naaldcontainer impliceert, lag dit binnen de lijn van de verwachtingen.
EXPRESS-INFORMATIE Glycemienaalden, insulinepennen en subcutane naalden waren het meest betrokken bij prikaccidenten bij verplegend en verzorgend personeel (81.6%). Zeer opvallend is het grote aandeel van de insulinepennen: deze waren betrokken in 40.4% van de prikongevallen. Het routinegebruik van een insulinepen impliceert een aantal recap-handelingen: bij hergebruik van dezelfde naald bij eenzelfde resident en bij het verwijderen van een gebruikte naald.
Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
18
Securex E.D.P.B.
4.6. Tijdsindicatoren van het prikaccident Tabel 8 geeft de tijdsverdeling (per 2-uursperioden) weer van de prikaccidenten bij het verplegend en verzorgend personeel. Deze verdeling wordt in figuren 9 en 10 grafisch weergegeven. Zowel voor het totaal aantal prikaccidenten als voor de prikaccidenten veroorzaakt door de drie belangrijkste oorzakelijke naaldtypes konden twee piekmomenten worden waargenomen: tussen 8 en 10 uur ‘s ochtends en tussen 4 en 6 uur ’s avonds. Er werden geen prikaccidenten geregistreerd tussen middernacht en 4 uur ’s ochtends. De twee piekmomenten suggereren een verband met de etenstijd van de residenten. De piekmomenten vallen immers samen met de uren die belangrijk zijn voor glycemiemonitoring en insuline-toediening (en de naaldtypes die hieraan geassocieerd zijn). Deze bevindingen zijn volledig compatibel met het grote aandeel van insulinepennen, glycemienaalden en subcutane naalden bij de geregistreerde prikongevallen. In ziekenhuisstudies werd het bestaan van een ochtendpiek reeds eerder aangetoond, zowel in het buitenland27 als in onze registratie in ziekenhuizen28. Wanneer echter globale resultaten (van verschillende types verzorgingsinstellingen samen) worden gerapporteerd, wordt de dubbele-piek-verdeling binnen de RVT’s gemaskeerd door het overwicht van de ziekenhuisgegevens27. Tabel 8: tijdsverdeling per 2-uursperioden van de prikaccidenten bij het verplegend en verzorgend personeel voor alle prikaccidenten en voor de drie belangrijkste oorzakelijke naaldtypes totaal*
glycemienaald
insulinepen
subcutane naald
aantal
%
aantal
%
aantal %
aantal
%
04.00 - 05.59
3
2.2
0
0.0
1
1.8
0
0.0
06.00 - 07.59
14
10.1
1
3.6
65
10.7
5
17.9
08.00 - 09.59
58
42.0
10
35.7
21
37.5
13
46.4
10.00 - 11.59
10
7.2
3
10.7
4
7.1
1
3.6
12.00 - 13.59
3
2.2
2
7.1
0
0.0
0
0.0
14.00 - 15.59
4
2.9
1
3.6
0
0.0
0
0.0
16.00 - 17.59
29
21.0
9
32.1
14
25.0
5
17.9
18.00 - 19.59
4
2.9
0
0.0
2
3.6
2
7.1
20.00 - 21.59
9
6.5
2
7.1
5
8.9
1
3.6
22.00 - 23.59
4
2.9
0
0.0
3
5.4
1
3.6
totaal 138 28 56 28 100.0 100.0 100.0 100.0 * omvat álle prikaccidenten geregistreerd bij verplegend en verzorgend personeel en is dus meer dan de som van de drie belangrijkste oorzakelijke naaldtypes
27
Pournaras S, Tsakris A, Mandraveli K, Faitatzidou A, Douboyas J, Tourkantonis A. Reported needlestick and sharp injuries among health care workers in a Greek general hospital. Occup Med 1999;49:423-426. 28 Kiss P, De Meester M. Prikaccidenten in verzorgingsinstellingen. Rapport Registratie April 2002 – December 2006. Gent: Securex, 2008. Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
19
Securex E.D.P.B.
Figuur 9: tijdsverdeling van de prikaccidenten geregistreerd bij het verplegend en verzorgend personeel (n=141)*
* er gebeurden geen prikaccidenten in de periode tussen 00.00u en 04.00u Figuur 10: tijdsverdeling van de prikaccidenten veroorzaakt door insulinepennen, glycemienaalden en subcutane naalden bij het verplegend en verzorgend personeel*
* er gebeurden geen prikaccidenten in de periode tussen 00.00u en 04.00u
EXPRESS-INFORMATIE De tijdsverdeling van de prikaccidenten vertoonde twee piekmomenten: tussen 8 en 10 uur ‘s ochtends en tussen 4 en 6 uur ’s avonds. Deze piekmomenten vallen samen met de uren die belangrijk zijn voor glycemiemonitoring en insuline-toediening en de naaldtypes die hieraan geassocieerd zijn.
Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
20
Securex E.D.P.B.
4.7. Geprikt lichaamsdeel Tabel 9 en figuur 11 geven een overzicht van de getroffen lichaamsdelen, zowel voor het verplegend en verzorgend personeel als voor het schoonmaak-, keuken- en technisch personeel. Er was een significant verschil in getroffen lichaamsdeel tussen het verplegend en verzorgend personeel enerzijds en het overige personeel anderzijds. Het patroon van de getroffen lichaamsdelen was een aanwijzing voor de belangrijkste oorzaken van de prikaccidenten bij de twee beschouwde beroepsgroepen. De hoge percentages van prikaccidenten in duim en wijsvinger (samen goed voor 66.4%) bij het verplegend en verzorgend personeel was compatibel met de bevinding dat recappen en het routinegebruik van insulinepennen de belangrijkste oorzaken waren van prikaccidenten. Ook de verdeling van de getroffen lichaamsdelen bij het overige personeel was compatibel met de frequentste oorzaak van prikaccidenten, nl. zwerfnaalden. Tabel 9: getroffen lichaamsdeel van de geregistreerde prikaccidenten verz./verpl. pers.
ander personeel
totaal
lichaamsdeel
aantal
%
aantal
%
aantal
%
duim wijsvinger middenvinger ringvinger pink vinger niet gespecifieerd handpalm / handrug pols voorarm andere
36 57 17 7 2 7 8 1 3 2
25.7 40.7 12.1 5.0 1.4 5.0 5.7 0.7 2.1 1.4
2 3 4 5 1 1 4 0 0 1
9.5 14.3 19.0 23.8 4.8 4.8 19.0 0.0 0.0 4.8
38 60 21 12 3 8 12 1 3 3
23.6 37.3 13.0 7.5 1.9 5.0 7.5 0.6 1.9 1.9
Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
21
Securex E.D.P.B.
Figuur 11: getroffen lichaamsdeel van de geregistreerde prikaccidenten
Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
22
Securex E.D.P.B.
5. BELANGRIJKSTE BESLUITEN EN PREVENTIEVE MAATREGELEN Tot op heden werd er zeer weinig aandacht besteed aan prikaccidenten in rust- en verzorgingstehuizen, rustoorden en woon- en zorgcentra. Deze studie is de eerste die de aanleidingen en omstandigheden van prikaccidenten binnen een RVT-setting gedetailleerd in kaart bracht. In deze studie werden in de loop van bijna zes jaar 162 prikaccidenten geregistreerd in RVT’s. Over deze periode was er een tendens tot toename van het aantal geregistreerde prikongevallen. 13% van de prikaccidenten gebeurde bij schoonmaak- en technisch personeel, dat in principe niets te maken heeft met prikgerelateerde handelingen. Deze prikaccidenten waren bijna volledig toe te schrijven aan zwerfnaalden. Sensibilisatie voor de risico’s en een doorgedreven naaldcontainerpolitiek bij het verzorgend en verplegend personeel, alsook bij de geneesheren is hierbij aangewezen. Binnen RVT’s vormen de bejaardenhelp(st)ers een belangrijke risicogroep voor prikaccidenten (27.8% van de geregistreerde prikongevallen) en bij een preventiebeleid dient dan ook bijzondere aandacht te gaan naar deze beroepsgroep. Opmerkelijk was dat bijna een kwart (24.7%) van alle prikaccidenten te wijten was aan zwerfnaalden. Deze prikaccidenten zijn volledig te voorkómen door een doorgedreven sensibilisatie en motivering voor het systematisch gebruik van een naaldcontainer. De tijdsverdeling van de prikaccidenten vertoonde twee piekmomenten: tussen 8 en 10 uur ‘s ochtends en tussen 4 en 6 uur ’s avonds. Deze piekmomenten vallen samen met de uren die belangrijk zijn voor glycemiemonitoring en insuline-toediening en de naaldtypes die hieraan geassocieerd zijn (subcutane naalden, glycemienaalden en insulinepennen). Subcutane naalden waren betrokken in 21.3% van de prikaccidenten bij het verplegend en verzorgend personeel. De belangrijkste aanleidingen waren recappen en naaldcontainer gerelateerd. Preventie dient zich toe te spitsen op een goede motivatie tot veilig gedrag (niet meer recappen) en tot een correct gebruik van naaldcontainers. Glycemienaalden waren betrokken in 19.9% van de prikaccidenten bij het verplegend en verzorgend personeel. Ook hier is het belangrijk aandacht te hebben voor het correct gebruik van naaldcontainers. De meest markante bevinding van deze studie was het grote aandeel van de insulinepennen in de prikaccidenten bij het verplegend en verzorgend personeel in RVT’s: in 40.4% van de gevallen waren insulinepennen betrokken. In de overgrote meerderheid van de gevallen (80.7%) betrof het ‘routinegebruik van de insulinepen’ en ‘recappen’.
Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
23
Securex E.D.P.B.
Door verschillende malen bij eenzelfde resident dezelfde naald op de insulinepen te gebruiken wordt deze naald meermaals gerecapt, wat een onveilige handeling met zich mee brengt, die bovendien beschouwd wordt als een routinehandeling bij het gebruik van de insulinepen. Daarenboven wordt voor het verwijderen van een gebruikte insulinepennaald gebruik gemaakt van een naaldverwijderhoesje, waarbij ook een recapping-manoeuver gebeurt. Preventieve maatregelen met betrekking tot insulinepennen zijn dan ook geen evidentie. In eerste instantie kan gedacht worden de residenten, althans dezen die hiertoe in staat zijn, zichzelf te laten injecteren en/of hun eigen naald te laten recappen. De insulinedosering kan dan vooraf ingesteld worden door het verplegend of verzorgend personeel. Daarnaast dient steeds bijzondere aandacht geschonken te worden aan het bedachtzaam omgaan met insulinepennen. Er dient tevens gezocht te worden naar technieken om de naald te verwijderen zonder een recapmanoeuver. Hierbij kan gedacht worden aan aangepaste naaldcontainers, die toelaten de naaldbasis voldoende te fixeren om met een draaibeweging de naald te kunnen los draaien. Het systematisch gebruik van een (aangepaste) naaldcontainer is trouwens ook een belangrijke maatregel in het verminderen van het aantal zwerfnaalden.
Onderzoeksrapport Prikaccidenten in RVT’s November 2008
24