STUDIE VAN O.S.A.S. BIJ TRUCKERS TEWERK GESTELD IN DE REGIO KEMPEN OP BASIS VAN DE ANALYSE VAN VOEDINGSGEWOONTEN, GRAAD VAN FYSIEKE ACTIVITEIT EN SLAAPONDERZOEK EN DE EVALUATIE VAN PREVENTIEF EN THERAPEUTISCH ADVIES. Onderzoeksrapport deel I (2004-2005) Auteurs:
D. Engelaar1, M. Daneels2, M. Van Loo3, A. Van Cauwenbergh4, D. Vandijck5 1
MD, Katholieke Hogeschool Kempen, Departement Gezondheidszorg Turnhout, MSc, Katholieke Hogeschool Kempen, Departement Gezondheidszorg Turnhout, 3 MSc, Katholieke Hogeschool Kempen Departement Gezondheidszorg en Chemie Geel, 4 MD, externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, IDEWE, 5 PhD,Katholieke Hogeschool Kempen, Departement Gezondheidszorg Turnhout. 2
PWO-project 1 september 2005 – 31 augustus 2008
Katholieke Hogeschool Kempen Campus Geel Kleinhoefstraat 4 2440 Geel
1
INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL .................................................................................................. 1 1
SITUERING VAN HET ONDERZOEK ........................................................ 2
2
METHODIEK 2004-2005: VOEDINGSGEWOONTEN, GRAAD VAN FYSIEKE ACTIVITEIT EN SLAPERIGHEID OVERDAG BIJ 289 TRUCKERS TEWERKGESTELD IN DE REGIO KEMPEN............................................... 5
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.5.1 2.5.2
Onderzoeksopzet.................................................................................. 5 Doelstellingen ...................................................................................... 5 Onderzoeksvragen ............................................................................... 5 Onderzoeksgroep ................................................................................. 6 Methodiek ............................................................................................ 6 Inleiding ............................................................................................... 6 Gegevensverzameling ............................................................................. 7
2.5.2.1 2.5.2.2 2.5.2.3 2.5.2.4 2.5.2.5
Algemene en biometrische gegevens ......................................................................................7 Vragenlijst m.b.t. fysieke activiteit .........................................................................................7 Vragenlijst m.b.t. slaperigheid overdag , snurken en stoppen met ademen .................................8 Vragenlijst m.b.t. slaapgegevens ...........................................................................................8 Vragenlijst m.b.t. voeding .....................................................................................................8
2.5.3.1 2.5.3.2 2.5.3.3 2.5.3.4 2.5.3.5 2.5.3.6
Algemeen ...........................................................................................................................9 Gegevens m.b.t. voedingsgewoonten .....................................................................................9 Gegevens m.b.t. fysieke activiteit ..........................................................................................9 Slaapgegevens ..................................................................................................................10 Vergelijking met andere onderzoeksresultaten....................................................................... 11 Statistische verwerking....................................................................................................... 11
3
ONDERZOEKSRESULTATEN ................................................................. 13
3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.4 3.5 3.5.1 3.5.2 3.6 3.6.1 3.6.2
Kenmerken van de truckers uit de steekproef .................................... 13 Prevalentiecijfers en correlaties in de onderzoeksgroep .................... 14 Obesitas, overgewicht en arteriële hypertensie ......................................... 14 Vergelijking van de truckers uit de steekproef met de algemene bevolking en andere werknemers .............................................................................. 18 De truckers uit de onderzoeksgroep en hun voeding.......................... 20 Voedingsgewoonten .............................................................................. 20 Beperkingen voor een gezond voedingsgedrag.......................................... 27 De truckerssteekproef en hun fysieke activiteit ................................. 30 De truckerssteekproef en hun slaap en slaperigheid .......................... 31 Slaperigheid overdag ............................................................................ 31 Snurken en stoppen met ademen ........................................................... 32 De truckerssteekproef en hun risico op O.S.A.S.................................. 34 Volgens de criteria BMI en E.S.S............................................................. 34 Correlatie tussen risico en andere parameters .......................................... 35
4
BESLUIT ............................................................................................. 38
2.5.3
2.6 2.7
Gegevensverwerking............................................................................... 9
Aspecten van betrouwbaarheid .......................................................... 11 Ethische aspecten............................................................................... 12
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
2
1
Situering van het onderzoek
Uit internationale rapporteringen tijdens de voorbije jaren is duidelijk geworden dat: - de incidentie van overgewicht en obesitas in de Westerse wereld uitgroeit tot epidemische proporties; - er een verband is tussen overgewicht en obesitas, voedingsgewoonten en de lage graad van fysieke activiteit; - er een duidelijk verband is tussen overgewicht, obesitas en de incidentie van Obstructief Slaap Apnoe Syndroom (O.S.A.S.). Truckers lopen door de eigenheid van hun werk vermoedelijk een verhoogd risico op obesitas en dus op O.S.A.S. Vanuit IDEWE (Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk) kwam het voorstel om in coöperatie met de Katholieke Hogeschool Kempen (KHK) een onderzoek uit te voeren naar beroepsgerelateerde problemen bij truckers. De onderzoeksvraag werd vanuit deze beroepsgroep zelf naar voor gebracht. Enkele truckers opperden de behoefte aan preventief en therapeutisch advies op maat. Naar hun mening worden zij al zittende dik in hun truck. Er is heel wat voorlichtingsmateriaal beschikbaar maar niet op maat van truckers. Bovendien is er maar weinig onderzoek verricht naar voedings- en beweeggewoonten van specifieke beroepsgroepen. Dr. Engelaar, pneumoloog, slaapexpert en als docent verbonden aan de Katholieke Hogeschool Kempen, legde het verband tussen het risicogedrag enerzijds en het gezondheidsrisico anderzijds. Ongezonde voeding en sedentair leven brengt gezondheidsrisico’s zoals slaapapnoe en het metabool syndroom (waaronder hypertensie en andere cardiovasculaire aandoeningen, diabetes, …) met zich mee. Bovendien kan slaapapnoe door slaperigheid overdag ook een belangrijk veiligheidsrisico inhouden, zeker voor beroepschauffeurs. In dit onderzoek wordt het probleem van obesitas bij truckers niet alleen gekoppeld aan de risicofactoren (voedings- en beweeggewoonten) maar evenzeer aan de gevolgen waaronder het obstructief slaapapnoe syndroom. Er wordt een aanzet gegeven tot bepaling van parameters die een predictieve waarde hebben om truckers gericht door te verwijzen voor een polysomnografisch onderzoek. Daarnaast wordt een interventie beschreven en geëvalueerd, waarbij 27 truckers 4 maanden individueel begeleid werden om doelstellingen met betrekking tot voeding en fysieke activiteit te behalen, teneinde hun BMI en/of buikomtrek te doen afnemen. Tot slot worden aan alle betrokken (truckers, werkgevers, overheid, externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, wegrestaurants, omgeving van de trucker, …) tips en adviezen aangereikt, enerzijds om bij te kunnen dragen tot een verbetering van de levenskwaliteit van de truckers en anderzijds om vervolgonderzoek gerichter uit te kunnen voeren. Het werd als een projectmatig wetenschappelijk onderzoeksproject van 3 jaar (20052008) ingediend, goedgekeurd en gefinancieerd door de Katholieke Hogeschool Kempen, Kleinhoefstraat 4, 2440 Geel. Voorafgaand aan het onderzoek werd een voorstudie verricht in het academiejaar 2004-2005. Interne onderzoeksmedewerkers waren: -
Dr. Dirk Engelaar, projectindiener, internist-pneumoloog, docent aan de KHK, Departement Gezondheidszorg Turnhout, Herentalsstraat 70, 2300 Turnhout,
[email protected]; Marc Daneels, master in de Medisch Sociale wetenschappen (Gezondheidsvoorlichting, Opvoeding en Bevordering), docent aan de KHK, Departement Gezondheidszorg Turnhout,
[email protected]; Marleen Van Loo, diëtiste en docente voedings- en dieetkunde aan de KHK, Departement Gezondheidszorg en Chemie Geel,
[email protected]; KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
3
-
Dominique Vandijck, doctor in de medische wetenschappen en onderzoekscoördinator aan de KHK, Departement Gezondheidszorg Turnhout; Studenten in het kader van hun eindwerk: Hendrickx Joyce, Lemmens Kris, De Kok Petra, De Wachter Karin, Mertens Maddy, De Groof Britt, Poels Annemie, Wuyts Bieke, Vernelen Peter, Peeters Frederick, Smeets Johan, Teunkens Debby, Van de Perre Bob, Van Dyck Steve, Verheyden Charline, Grevendonck Lieselotte, Hens Liesbeth, Vandenberk Hilde, de Busser Edith, Drooghmans Ans, Liesbeth Van Leuffelen, Ann Cuvelier.
Externe medewerkers IDEWE (Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk) waren: -
Prof. Guido Moens, directeur Onderzoek en Ontwikkeling, IDEWE, Interleuvenlaan 58, 3001 Leuven-Heverlee, Dr. Lieve Vandersmissen, Onderzoek en Ontwikkeling, IDEWE, Interleuvenlaan 58, 3001 Leuven-Heverlee, Elisabeth Van Mierlo, sociaal verpleegkundige, IDEWE, Paterspand, Paterstraat 100, 2300 Turnhout, Dr. Alfons Van Cauwenbergh Regionaal geneesheer-directeur, arbeidsgeneeskunde IDEWE Turnhout.
In dit onderzoeksproject vindt u de methodiek en onderzoeksresultaten van de 4 onderzoeksjaren (academiejaren), aangevuld met bijlagen en een literatuurlijst. Deel I:
Onderzoeksrapport 2004-2005: Voedingsgewoonten (op basis van voedselfrequentielijst), graad van fysieke activiteit (op basis van IPAQ) en slaperigheid overdag (op basis van E.S.S.) bij 289 truckers tewerkgesteld in de regio Kempen. Deel II: Onderzoeksrapport 2005-2006: Voedingsgewoonten (op basis van eetdagboek), graad van fysieke activiteit, slaperigheid overdag en O.S.A.S. (op basis van ambulant slaaponderzoek) bij 60 truckers tewerkgesteld in de regio Kempen. Deel III: Onderzoeksrapport 2006-2008: Implementatie en evaluatie van een interventie bij 27 truckers tewerkgesteld in de regio Kempen + Literatuurlijst. Deel IV: Bijlagen Significantie wordt als volgt aangegeven: ***=p<0,001 **=p<0,01 *=p<0,05
Niets uit deze uitgave mag worden gekopieerd en/of verspreid zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
4
Alfabetische lijst van afkortingen gebruikt in de 3 onderzoeksrapporten: AHI BINS BMI BMR CPAP E.S.S. ECG EEG EI EMG EN% EOG EW HEPA IDEWE IPAQ KH kJ MET O.S.A.S. PAL QoL REM V VCP VIG
apnoe hypopnoe index Becel Institute Nutritional Software Body Mass Index Basal Metabolic Rate Continuous Positive Airway Pressure Epworth Sleepiness Scale elektrocardiogram electro-encefalogram energie-inname elektromyografie energieprocent elektro-oculogram eiwitten Health Enhancing Physical Activity externe dienst voor preventie en bescherming op het werk International Physical Activity Questionnaire koolhydraten kilo Joules metabool equivalent Obstructief Slaap Apnoe Syndroom Physical Activity Level quality of life Rapid Eye Movement vetten voedselconsumptiepeiling Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
5
2
Methodiek 2004-2005: voedingsgewoonten, graad van fysieke activiteit en slaperigheid overdag bij 289 truckers tewerkgesteld in de regio Kempen
2.1
Onderzoeksopzet
Het opzet van de studie was een epidemiologisch crossectioneel onderzoek verrichten bij een groep van nationale en internationale truckers tewerkgesteld in de regio Kempen. Er werd vooropgesteld in de eerste fase 300 truckers te rekruteren via IDEWE Turnhout. Het onderzoek liep van september 2004 tot juni 2005 in samenwerking met IDEWE Turnhout en Leuven. Studenten verpleegkunde en voedings- en dieetkunde werkten hieraan mee in het kader van hun eindwerk. Dit gedeelte maakte als vooronderzoek deel uit van een driejarig project in het kader van projectmatig wetenschappelijk onderzoek van de KHKempen dat liep van september 2005 tot augustus 2008. Aan de hand van een schriftelijke vragenlijst werd gepeild naar voedingsgewoonten, graad van fysieke activiteit en graad van slaperigheid overdag. Tegelijkertijd werden ook enkele algemene gegevens verzameld zoals leeftijd, geslacht, bloeddruk, lengte en gewicht. Ook werd in deze fase gepeild naar de adviesbehoefte van de truckers. Uit de verzamelde gegevens kon de prevalentie van obesitas en hypertensie bepaald worden. Bovendien kon uit deze aanvangspopulatie een high risk groep voor O.S.A.S. worden afgeleid op basis van een BMI ≥30 en/of een E.S.S. ≥9. De andere deelnemers vormden de basis voor een controlegroep. Beide waren van belang voor het vervolgonderzoek.
2.2 Doelstellingen -
In kaart brengen van voeding, fysieke activiteit, slaperigheid en overgewicht Met betrekking tot de steekproef van 289 truckers een significant verband aantonen tussen graad van fysieke activiteit en slaapproblemen en overgewicht/obesitas; Bepalen van de risicogroep voor O.S.A.S.: truckers met obesitas (BMI ≥30) en/of een E.S.S. ≥9 Aantonen dat deze steekproef meer te kampen heeft met overgewicht en obesitas in vergelijking met de algemene bevolking Nagaan of het truckerleven gezond eten bemoeilijkt Nagaan of truckers inzicht hebben in hun voedingsgedrag Nagaan of truckers advies willen m.b.t. obesitas en onder welke vorm
2.3 Onderzoeksvragen -
Wat zijn de kenmerken van de truckers uit de steekproef? Wat is de prevalentie van obesitas (BMI ≥30) en overgewicht (BMI 25 – 29,9) bij truckers uit de steekproef en is deze gecorreleerd aan leeftijd? Wat is de prevalentie van arteriële hypertensie bij truckers uit de steekproef en is deze gecorreleerd aan de BMI-klasse? Komen obesitas, overgewicht en arteriële hypertensie meer voor bij truckers uit de steekproef in vergelijking met de algemene bevolking en de beroepsbevolking onderzocht door IDEWE? Hoe zijn de voedingsgewoonten van de truckers uit de steekproef? Zijn er bij de truckers uit de steekproef beperkingen voor een gezond voedingsgedrag? In hoeverre zijn de truckers uit de steekproef fysiek actief? In hoeverre zijn de truckers uit de steekproef slaperig overdag? KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
6
-
In hoeverre zijn snurken en stoppen met ademen een probleem bij truckers uit de steekproef? Hoeveel % van de truckers uit de steekproef heeft een verhoogd risico op O.S.A.S. op basis van de criteria BMI ≥30 en/of een E.S.S. ≥9? Is er een correlatie tussen O.S.A.S.-risk en arteriële bloeddruk, graad van fysieke activiteit en snurken?
2.4 Onderzoeksgroep Het onderzoek is uitgevoerd bij 289 truckers tewerkgesteld in de regio Kempen die vrijwillig de vragenlijst hebben ingevuld. 12 truckers hebben geweigerd om aan het onderzoek mee te doen. De meeste truckers hebben aan dit onderzoek deelgenomen tijdens hun jaarlijkse controle bij IDEWE. Een kleiner deel van de populatie truckers werd op de firma zelf bevraagd tijdens de periodieke gezondheidsbeoordeling. De truckers uit de steekproef werden geïnformeerd via een brief (bijlage 3). Bij elke deelnemer hoorde een identificatiefiche voor de projectleider met gewaarborgde anonimiteit. Omwille van praktische redenen werd de regio Kempen genomen, wat wil zeggen dat alle truckers tewerkgesteld waren in de Kempen. De meeste deelnemers waren ook woonachtig in de Kempen.
2.5 Methodiek 2.5.1 Inleiding Voor het verzamelen van de gegevens werd gebruik gemaakt van een vragenlijst die de truckers zelf konden invullen. De vragenlijst zelf bestond uit volgende onderdelen: - algemene gegevens; - voedselfrequentielijst; - aanvullende vragen m.b.t. voedingsgedrag; - de fysieke activiteit a.h.v. IPAQ-vragenlijst (bijlage 2); - de graad van slaperigheid overdag a.h.v. E.S.S.-vragenlijst; - het snurkgedrag gebaseerd op de Berlin Questionnaire ; - aanvullende opmerkingen. De volledige vragenlijst is terug te vinden in bijlage 1. Bij de ontwikkeling van de vragenlijst werd gezocht naar gevalideerde vragenlijsten die al op grote schaal gebruikt werden. Waar nodig werden aanpassingen gedaan in functie van de onderzoeksvragen. De vragenlijsten werden op voorhand uitgeprobeerd bij een kleine testpopulatie en bijgestuurd waar nodig. De gegevens zijn verzameld in de periode november 2004 tot maart 2005. Bij het invullen van de vragenlijst waren telkens studenten van het eindwerkproject aanwezig om de chauffeurs tot deelname te motiveren en te verduidelijken waar nodig. Zij werden bijgestaan door verpleegkundigen en artsen van IDEWE Turnhout. Om de registratie te vergemakkelijken werden alle onderdelen van de vragenlijst voorzien van codes.
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
7
2.5.2 Gegevensverzameling 2.5.2.1
Algemene en biometrische gegevens
Volgende variabelen werden bevraagd: - leeftijd; - geslacht; - inter- of nationaal transport. Volgende variabelen werden gemeten: - lengte en gewicht om achteraf de BMI te berekenen - systolische en diastolische bloeddruk Er werd niet systematisch navraag gedaan naar het gebruik van medicatie. Ook de buikomtrek werd niet gemeten. Sommige truckers rijden zowel nationaal als internationaal. Hierbij werd het soort transport dat overheerste aangeduid. 2.5.2.2
Vragenlijst m.b.t. fysieke activiteit
Om de graad van fysieke activiteit in kaart te brengen is gekozen voor een internationaal gevalideerde vragenlijst die ook gebruikt werd voor de gezondheidsenquête van 2001 en de Nationale voedselconsumptiepeiling van 2004 (Wetenschappelijk Instituut voor volksgezondheid, 2004a en b). IPAQ staat voor ‘International Physical Activity Questionnaire’ (IPAQ core group, 2004). De ontwikkeling ervan is begonnen in 1998 met als doel een gemeenschappelijk instrument te verstrekken om gegevens betreffende fysieke activiteit met elkaar te kunnen vergelijken. De methode is in 2000 in 12 landen uitgebreid getest op geldigheid en betrouwbaarheid. Er bestaat zowel een korte als een lange versie van deze vragenlijst. De lange versie wordt eerder aanbevolen voor research doeleinden. De korte vragenlijst wordt voor de leeftijdsgroep van 15-69 jaar gezien als een aanvaardbaar meetinstrument voor nationale prevalentiestudies in verband met fysieke activiteit (Craig et al., 2003). Er werd in deze studie geopteerd voor de korte vragenlijst. Deze is voor de gebruiker gemakkelijker in te vullen. Bovendien maakt deze een vergelijking met de algemene bevolking mogelijk. De vragenlijst werd door de onderzoeksgroep vertaald. Kenmerken van de korte versie van de IPAQ zijn: - Er wordt gevraagd naar de fysieke activiteit tijdens de afgelopen 7 dagen. - Onder fysieke activiteit verstaat men zowel de lichaamsbeweging op het werk, thuis, tijdens verplaatsingen als tijdens de vrije tijd. - Er wordt gevraagd naar 3 soorten activiteiten: zware activiteit, matige activiteit en wandelen of stappen. Onder zware activiteit verstaat men activiteiten waarbij men duidelijk sneller en zwaarder ademhaalt dan normaal. Bij matig zware activiteiten moet de ademhaling iets zwaarder zijn dan normaal. Als wandelen worden alle activiteiten genomen op het werk, thuis, om van de ene naar de andere plaats te komen of voor ontspanning, sport of oefening. - Er wordt gescoord aan de hand van frequenties in dagen/week en duur/dag Enkel duurtijden van minimaal 10 minuten worden in rekening gebracht. Perioden van minimaal 10 minuten zijn nodig om een eventuele verbetering te hebben van de gezondheid. - Dit geeft de mogelijkheid tot omzetting naar afzonderlijke scores voor wandelen, gematigde en zware activiteit die opgeteld een totaalscore geven om zo een
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
8
-
globaal beeld van het algemene niveau van activiteit te verkrijgen (uitgedrukt in METS-minuten/week) Het geeft eveneens de mogelijkheid tot classificatie in groepen: inactief, minimaal actief en HEPA-actief (= Health Enhancing Physical Activity). De zitvraag is een bijkomende variabele die niet inbegrepen is in de score van om het even welke vorm van fysieke activiteit.
2.5.2.3
Vragenlijst m.b.t. slaperigheid overdag , snurken en stoppen met ademen
E.S.S. staat voor ‘Epworth Sleepiness Scale’. De Epworth Sleepiness Scale is wereldwijd de meest gebruikte test in verband met het kwantificeren van hypersomnolentie (Murray, 1991). In slaaponderzoek is het een gevalideerde en vaak gebruikte test. Het concept van E.S.S. werd afgeleid uit observaties over het voorkomen van slaap en slaperigheid overdag. Slaperige mensen beschrijven vaak hoe ze per ongeluk indommelen terwijl ze bezig zijn met activiteiten die lage niveaus van stimulatie, relatieve onbeweeglijkheid en ontspanning impliceren. De E.S.S. is gebaseerd op vragen die naar acht van dergelijke situaties verwijzen: tijdens zitten en lezen, tijdens T.V. kijken, tijdens zitten in een publieke plaats, als passagier, in de namiddag, tijdens zitten en praten met iemand, na de maaltijd, in de wagen bij stilstaand verkeer. Hij is eenvoudig in te vullen. Het is een subjectief instrument dat de ondervraagde persoon vraagt hoe waarschijnlijk de kans is om in te dommelen of in slaap te vallen in deze situaties, gebaseerd op hun recente gebruikelijke manier van leven. Zij moeten op 8 vragen een score geven op een schaal van 0-3: 0 (nooit in slaap vallen), 1 (kleine kans), 2 (redelijke kans) tot 3 (zeer grote waarschijnlijkheid van in slaap te vallen, zie bijlage 1). De scores die voor de acht situaties gegeven zijn, worden opgeteld om zo een score te krijgen voor elk subject, tussen 0 en 24. 2.5.2.4
Vragenlijst m.b.t. slaapgegevens
Informatie over de slaap werd bekomen aan de hand van 3 vragen m.b.t. snurken en stoppen met ademen tijdens de slaap. De vraag over snurken werd geselecteerd uit de Berlin Questionnaire (Netzer et al 1999). De Berlin Questionnaire includeert 3 reeksen van vragen: één over de aanwezigheid, ernst en frequentie van snurken en de frequentie van ademstop, één over vermoeidheid en slaperigheid en één over hypertensie of obesitas (op basis van zelfrapportering). Deze vragenlijst wordt ook gehanteerd om het risico op het slaap apnoe syndroom in te schatten. Patiënten met persisterende en frequente symptomen in 2 van de 3 domeinen worden beschouwd als high risk voor slaapapnoe. Onderzoek naar de validiteit van deze methode is nog onvoldoende waardoor er niet geopteerd werd om deze methode in zijn geheel te gebruiken. In de Berlin Questionnaire werd ook gevraagd hoe frequent de trucker, volgens de partner, stopt met ademen. In deze studie wordt niet naar de frequentie gevraagd omdat dit niet zo eenvoudig te beantwoorden is. Er wordt enkel nagevraagd of de trucker soms al dan niet stopt met ademen. 2.5.2.5
Vragenlijst m.b.t. voeding
Om de voedingsgewoonten bij een grote groep te achterhalen werd gekozen voor een schriftelijke voedselfrequentielijst. Er werd verondersteld dat truckers wellicht moeilijk te motiveren zijn om over hun voedingsgewoonten in detail na te denken en deze methode is eenvoudig en snel uit te voeren. KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
9
De vragen zijn deels gebaseerd op een gevalideerde schriftelijke vragenlijst die werd gebruikt voor de gezondheidsenquête van 2001 en de Nationale voedselconsumptiepeiling van 2004 die op grote schaal werd uitgevoerd in België. (Wetenschappelijk instituut voor volksgezondheid, 2004). Om de achtergrond van gewichtsstoornissen te achterhalen, werd bijkomend gevraagd naar de gebruiksfrequentie van een aantal energierijke producten en bereidingen. Omdat het gebruik van alcohol tevens ook gecorreleerd is aan het O.S.A.S. risk, werd ook specifiek gepeild naar het gebruik van alcohol. De voedselfrequentielijst werd aangevuld met vragen over de plaats van de warme maaltijd, maaltijdvoorzieningen in de truck, hun mening m.b.t. hun voedingsgewoonten en adviesbehoefte. Deze gegevens zijn van belang in het verdere determinantenonderzoek. 2.5.3 Gegevensverwerking 2.5.3.1
Algemeen
Algemene gegevens werden door de studenten in Microsoft® Excel ingebracht. Met de hulp van Lieve Vandersmissen van IDEWE werden de andere gegevens gecodeerd om gemakkelijker in excel te kunnen worden ingebracht. 2.5.3.2
Gegevens m.b.t. voedingsgewoonten
Voor de verschillende antwoordmogelijkheden werd een frequentieverdeling opgesteld. Omdat enkel frequenties werden nagegaan en geen portiegroottes was het moeilijk om na te gaan in hoeverre truckers de aanbevelingen haalden. Het was ook niet mogelijk om een totale indruk van het voedingspatroon te geven. Om gezond of ongezond eetgedrag te definiëren aan de hand van voedselfrequenties werden grenswaarden aangeduid voor frequenties waarin een bepaald voedingsmiddel of voedingsmiddelengroep gebruikt werd. De grenswaarden en verantwoording zijn terug te vinden bij de resultaten. Zo kon voor verschillende voedingsitems aangeduid worden hoeveel % van de truckers een gezond of ongezond eetgedrag vertoonden. Grote voedingsfouten binnen de steekproef werden zo in kaart gebracht. Door te vergelijken met gegevens uit de gezondheidsenquête en de nationale voedselconsumptiepeiling kon nagegaan worden of truckers uit de onderzoeksgroep afweken van de gewone bevolking. 2.5.3.3
Gegevens m.b.t. fysieke activiteit
Een maat voor de benodigde hoeveelheid energie nodig voor een activiteit is MET. MET staat voor metabool equivalent en geeft de verhouding weer van het energieverbruik van een activiteit ten opzichte van het energieverbruik in rust. De volgende MET waarden worden gebruikt voor de analyse van de IPAQ gegevens: wandelen= 3,3 METs, gematigde activiteit= 4,0 METs en zware activiteit= 8,0 METs. De METs-scores zijn afkomstig van IPAQ betrouwbaarheidsstudies gedaan in 2000-2001 en hierbij werd gebruik gemaakt van “Het Compendium van fysieke activiteit” (Ainsworth et al., 2000). Door de METs-score te vermenigvuldigen met het aantal minuten prestatie bekomt men METs-minuten.
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
10
Bij de IPAQ-vragenlijst horen ook een aantal dataverwerkingsregels (IPAQ-coregroep 2004). Het aantal dagen wordt berekend per activiteit (wandelen, gemiddeld en krachtige activiteit) m.a.w. een minimum van “0” en een maximum van “21” dagen per week. Er werd gewerkt met minuten en niet met uren. Gegevens kunnen getrunceerd worden (= hercodering door afronden van datagegevens om extremen uit te sluiten). Alle tijdvariabelen betreffende wandelen, matige of zware activiteit worden beperkt tot een maximum van 4 uur of 240 minuten per dag. Indien het resultaat hoger uitkomt, wordt dit afgerond naar 240 minuten. Deze regel laat toe dat er een maximum van 28 uren activiteit kan worden opgenomen per week voor elke categorie van activiteit. Verwerkingsmogelijkheden: - Categorieën van activiteit - Totaal score in Metsminuten per week Men kan bevolkingsgroepen of onderzoeksgroepen op basis van fysieke activiteit opdelen in 3 categorieën: inactief, minimaal actief, HEPA-actief. 1. Inactief: laagste niveau van lichamelijke activiteit: er wordt “geen activiteit” gerapporteerd of er is activiteit maar niet voldoende om te voldoen aan categorie 2 of 3. Behoort men tot categorie 3 dan is men voldoende actief zodat het positief is voor de gezondheid. 2. Minimaal actief als aan één van de drie onderstaande criteria wordt voldaan: minimum 20 minuten per dag een zware fysieke activiteit en dit minimum 3 dagen per week, of; - minimum 30 minuten per dag een gematigde fysieke activiteit of stappen en dit minimum 5 dagen per week, of; - minimum 5 dagen om het even welke combinatie van stappen, matig zware of zware fysieke activiteit met een minimum van 600 METs-minuten per week. 3. HEPA actief of health enhancing physical activity als aan één van de volgende criteria wordt voldaan: - zware fysieke activiteit van minstens 3 dagen, met minstens 1500 METs-minuten per week, of; - 7 of meer dagen van eender welke combinatie van stappen, matig zware of zware fysieke activiteit met minimaal 3000 METs- minuten/week. Voor het berekenen van de METsminuten per activiteit worden volgende formules gebruikt: - Wandelen in METs-minuten/week= 3,3 X wandelminuten X aantal wandeldagen - Matige activiteit in METs-minuten/week= 4,0 X matig intensieve activiteitsminuten X aantal dagen van gemiddeld intensieve activiteiten - Zware activiteit in METs-minuten/week= 8,0 X zware activiteitsminuten X aantal dagen zware activiteiten. Door de som te nemen van deze 3 resultaten per activiteit bekomt men de totale fysieke activiteit uitgedrukt in METs-minuten/week. Op heden zijn er onvoldoende data in verband met ‘zitten’ en geen algemeen aanvaarde grenzen voor classificatie. De IPAQ zitvraag is dus niet inbegrepen in de scoring van de fysieke activiteit. 2.5.3.4
Slaapgegevens
Voor elke trucker werd een totale score bepaald van de E.S.S. Als grenswaarde voor verhoogde slaperigheid overdag werd een E.S.S. ≥9 gebruikt. Deze werd ook in andere KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
11
onderzoeken gehanteerd (Masa J.F., 1992, 2000). Hoewel er in de literatuur verschillende afkapgrenzen aangehaald worden, werd deze verkozen temeer omdat er een vermoeden is van onderrapportering. Voor de antwoorden op de vragen m.b.t. snurken werd een correctie gemaakt. Sommige truckers gaven aan hoe hard ze snurkten zonder aan te geven dat ze snurkten. Wanneer truckers aangaven hoe hard ze snurkten, werd er gecorrigeerd voor snurken. Het antwoord op de vraag snurkt u, werd dan ja. Als criterium voor O.S.A.S. risk werd in dit onderzoek een BMI ≥30 en/of een E.S.S. ≥9 genomen. Truckers die hieraan voldeden werden tot de high risk groep gerekend. Truckers met een BMI <30 en een E.S.S. <9 werden tot de low risk groep gerekend. Hypersomnolentie is één van de belangrijkste symptomen van O.S.A.S. en obesitas is een belangrijke uitlokkende factor. De E.S.S. is de meest praktische en ook de meest gebruikte en de meest discriminerende methode om de graad van hypersomnolentie weer te geven (Johns M.W., 2000). 2.5.3.5
Vergelijking met andere onderzoeksresultaten
Om voedselfrequenties en graad van fysieke activiteit te vergelijken met gegevens van de Nationale voedselconsumptiepeiling van 2004 werd de totale steekproef vergeleken met gegevens van mannen daar er in de steekproef van dit onderzoek slechts 11 vrouwen aanwezig waren. Dit laat een betere vergelijking toe dan wanneer de gegevens van de steekproef zouden vergeleken worden met een meer gelijke verdeling tussen mannen en vrouwen van de voedselconsumptiepeiling. Om prevalenties van hypertensie, overgewicht en obesitas van de steekproef te vergelijken met gegevens van IDEWE werd gestratificeerd voor leeftijd. 2.5.3.6
Statistische verwerking
De statistische analyse werd uitgevoerd met het software programma SPSS, door Dr. Lieve Vandersmissen, van IDEWE Leuven. Bij de bespreking van de resultaten wordt gewerkt met valide gegevens. Voor de continue variabelen (leeftijd, gewicht, lengte, BMI, E.S.S. en bloeddruk) werden het gemiddelde en de standaarddeviatie berekend. Voor de categorische variabelen wordt de frequentie van de verschillende antwoorden in percentages aangegeven.
2.6
Aspecten van betrouwbaarheid
De gegevens die men met de E.S.S. bekomt, zijn subjectief en het resultaat is afhankelijk van de interpretatie en inschatting van de respondent. Anderzijds is het een eenvoudige zelftest die toch vaak gebruikt wordt. Hoe hoger de score, hoe waarschijnlijker een slaapstoornis aanwezig is. Een diagnose voor O.S.A.S. is hiermee niet gesteld maar een abnormaal resultaat kan een polysomnografie verantwoorden. Bij het analyseren van de voedingsgegevens moet rekening gehouden worden met het feit dat het onderzoek maar gedurende 1 seizoen (winter) heeft gelopen. Er kan sprake zijn van onder- en overrapportering wat moeilijk vermijdbaar is bij voedselconsumptieonderzoek. Het gaat om een bevolkingsgroep die misschien minder bewust met voeding bezig is. Het feit dat de truckers vrijwillig deelnamen en ondersteund werden door de studenten kan de betrouwbaarheid positief beïnvloed hebben.
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
12
In de vragenlijst werd niet gevraagd naar het eventuele gebruik van anti-hypertensiva, een mogelijk verstorende factor in de relatie tussen hypertensie, BMI en O.S.A.S.-risk. Voorts werd er maar met een beperkte regio in België gewerkt waardoor de resultaten niet zomaar kunnen veralgemeend worden naar de ganse truckergemeenschap of vergelijkbare beroepsgroepen.
2.7
Ethische aspecten
Truckers ondertekenden een Informed consent formulier (bijlage 3) dat samen met het onderzoeksvoorstel werd goedgekeurd op 29/09/2005 door het Medisch Ethisch Comité van het Sint-Elisabeth ziekenhuis te Turnhout. De stuurgroep waakte over de naleving van het beroepsgeheim en stelde procedures op waardoor de vertrouwelijkheid gewaarborgd werd. Iedere persoon betrokken bij de gegevensinvoer en –analyse is aan de confidentialiteitsregel onderworpen. Individuele gegevens werden onder geen enkel beding aan derden doorgespeeld en de resultaten in een rapportering zullen nooit tot individuele werknemers herleidbaar zijn. De algemene resultaten van dit onderzoek werden later aan de deelnemers meegedeeld onder de vorm van een algemene folder. De gegevens blijven eigendom van de onderzoeksgroep en IDEWE.
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
13
3
Onderzoeksresultaten
Achtereenvolgens zullen de 11 onderzoeksvragen zoals deze vooraf gesteld werden, aangehaald. Vervolgens worden onderzoeksresultaten weergegeven die worden samengevat met een antwoord op de onderzoeksvraag. De resultaten zijn steeds gebaseerd op 289 truckers (selectie zie methodiek). De onderzoeksvragen worden eventueel opgesplitst in deelvragen (aangeduid met letters a, b, …).
3.1
Kenmerken van de truckers uit de steekproef
De gegevens zijn verzameld in de periode november 2004 tot maart 2005. 1) Wat zijn de kenmerken van de truckers uit de steekproef? Voor leeftijd, Body Mass Index (BMI), systolische en diastolische bloeddruk, Epworth Sleepiness Scale (E.S.S.), en METs-minuten worden telkens het gemiddelde, de standaarddeviatie (SD), het aantal (n), en de minimale (min) en de maximale (max) waarde weergegeven. Figuur 1: Overzichtstabel met gemiddelden en spreidingsmaten van 6 basisparameters van 289 truckers gemiddelde SD 41,01 9,84 28,13 4,91 131,93 14,18 80,67 10,31 4,30 3,10 3479,90 3843,39
leeftijd BMI systolische bloeddruk diastolische bloeddruk E.S.S. METs-minuten*
n 289 288 288 287 278 229
min 20 18,4 100 20 0 0
max 75 50,1 200 115 16 15792
jaren kg/m² mmHg mmHg
* getrunceerd
geslachtsverdeling van de truckers (n=289) 120 100
96,2
80 % 60 40 20
3,8
0 man
vrouw geslacht
Figuur 2: Geslachtsverdeling in de steekproef De onderzochte groep bestaat hoofdzakelijk uit mannen (278), er zijn slechts 11 vrouwen.
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
14
verdeling van de truckers volgens soort transport (n=280) 71,4
80 60 % 40
28,6
20 0 nationaal
internationaal soort transport
Figuur 3: Verdeling van de steekproef naargelang het type chauffeur/transport. De meest chauffeurs doen hoofdzakelijk internationaal transport (200), een minderheid hoofdzakelijk nationaal (80). Figuur 4: verdeling van de 289 truckers over 3 leeftijdsklassen
≤34 jaar 35-44 jaar ≥45 jaar
% 29,1 30,4 40,4
cum% 29,1 59,5 100
absoluut (n) 84 88 117
Wat opvalt is dat 40,4% ≥45 jaar! Figuur 5: Gemiddelde diastolische en systolische bloeddruk, BMI en E.S.S. verdeeld over 3 leeftijdsklassen gemiddelden per leeftijdsklasse diast Bd syst Bd BMI ESS 77,5 127,2 26,4 ≤34 jaar 4,33 132,4 28,3 35-44 jaar 79,9 3,99 83,5 135,0 29,3 ≥45 jaar 4,49 n 287 288 288 283 Bloeddruk en BMI nemen toe met de leeftijd, wat in de lijn van de verwachtingen ligt. In alle drie de leeftijdsklassen is de BMI te hoog. Op basis van deze cijfers, lijkt de E.S.S. niet te stijgen met de leeftijd. Antwoord 1: De truckers uit de steekproef hebben een gemiddelde leeftijd van 41 jaar. De gemiddelde BMI in de steekproef ligt hoger dan de norm (<25). De gemiddelde bloeddruk en E.S.S. zijn normaal.
3.2
Prevalentiecijfers en correlaties in de onderzoeksgroep
3.2.1 Obesitas, overgewicht en arteriële hypertensie 2) Wat is de prevalentie van obesitas (BMI ≥30) en overgewicht (BMI 25–29,9) bij truckers uit de steekproef en is deze gecorreleerd aan leeftijd?
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
15
Verdeling van de truckers per BMI klasse (n=288) 50 40 30 %
45,1
20 26,4
28,5
10 0 ≤24,99
25-29,99
≥30
BMI
Figuur 6: verdeling van de truckers per BMI-klasse Wat opvalt is dat 73,6% in verhouding tot de lengte te veel weegt (BMI ≥25), wat een zeer hoog percentage is. Verdeling van de BMI-klassen over de leeftijdsklassen in % per BMI-klasse (n=288) 50,0%
45,1%
43,4% 36,2%
40,0% 25,4%
30,0%
23,7%
20,0% 10,0%
26,8%
14,6% 10,0%
11,0%
6,6% 1,5%2,4%
≤24,99
26,9% 23,7%
25-29,99 ≥30
2,6%
0,0% <25 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
≥55 jaar
leeftijdsklasse
Figuur 7: Verdeling van de BMI-klassen over de leeftijdsklassen in % per BMI-klasse Het verschil in BMI-klasse per leeftijdklasse is significant (Chi kwadraat: p=0,000). 45% van de obesen is tussen de 45 en 54 jaar oud.
gemiddelde leeftijd in jaren (SD)
Vergelijking van de gemiddelde leeftijd per BMI-klasse (n=288) 50,00 40,00 30,00
36,38 (±9,1)
41,40 (±9,8)
44,73 (±9,0)
BMI≤24,99
BMI 25-29,99
BMI≥30
20,00 10,00 0,00 BMI klasse
Figuur 8: De gemiddelde leeftijd per BMI-klasse. De gemiddelde leeftijd stijgt significant naargelang de trucker in een hogere BMI-klasse komt (ANOVA: p=0,000).
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
16
Antwoord 2: de prevalentie van overgewicht bij de truckers uit de steekproef bedraagt 45,1%, voor obesitas is dit 28,5%. Truckers met overgewicht situeren zich voornamelijk in de leeftijdscategorie van 35 tot 44 jaar en de truckers met obesitas zijn vooral terug te vinden in de leeftijdscategorie van 45 tot 54 jaar. Er is een significante toename in BMI naarmate de leeftijd toeneemt.
3) Wat is de prevalentie van arteriële hypertensie in deze onderzoeksgroep en is deze gecorreleerd aan de BMI-klasse?
verdeling van de truckers in % per bloeddrukklasse 100,0% 80,0%
90,2% 83,7%
60,0% 40,0%
16,3%
20,0%
9,8%
0,0% ≤140 mm Hg
>140 mm Hg
systolische bloeddruk (n=288)
≤90 mm Hg
>90 mm Hg
diastolische bloeddruk (n=287)
bloeddrukklasse
Figuur 9: Prevalentie van systolische en diastolische arteriële hypertensie 16,3% van de truckers uit de steekproef heeft systolische arteriële hypertensie, 9,8% diastolische. 7,6% van de truckers uit de steekproef heeft systolische en diastolische arteriële hypertensie.
Verdeling van de BMI klasse over de systolische bloeddrukklasse in % per BMI klasse (n=288) 100,0% 80,0%
93,4% 90,0% 64,6%
BMI≤24,99
60,0% 35,4%
40,0% 6,6% 10,0%
20,0%
BMI 25-29,99 BMI≥30
0,0% ≤140 mm Hg
>140 mm Hg
systolische bloeddruk
Figuur 10: Verdeling van de BMI-klasse over de systolische bloeddrukklasse in % per BMI-klasse
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
17
Verdeling van de BMI-klasse over de diastolische bloeddrukklasse in % per BMI-klasse (n=287) 120,0%
97,3% 95,4%
100,0%
75,6%
80,0%
BMI≤24,99
60,0%
BMI 25-29,99
40,0%
BMI≥30
24,4%
20,0%
2,7% 4,6%
0,0% ≤90 mm Hg
>90 mm Hg
diastolische bloeddruk
Figuur 11: Verdeling van de BMI-klasse over de diastolische bloeddrukklasse in % per BMI-klasse Bij obesen komt hypertensie procentueel het meest voor. Bij een normaal gewicht komt hypertensie significant minder voor. (systolisch en diastolisch Chi kwadraat: p=0,000).
Gemiddelde bloeddruk per BMI-klasse
gemiddelde bloeddruk in mmHg (SD)
160 140 120 100 80 60 40
140,2 ±16,7
130,3 ±11,4
125,8 ±11,3
86,6 ±10,1
79,0 ±10,0
77,0 ± 8,2
20 0 ≤24,99
25-29,99
≥30
BMI-klasse systolisch (n=288)
diastolisch (n=287)
Figuur 12: Gemiddelde boeddruk per BMI-klasse De gemiddelde bloeddruk stijgt significant naarmate de truckers in een hogere BMIklasse zitten. (ANOVA: p=0,000) Antwoord 3: 16,3% van de truckers uit de steekproef heeft systolische arteriële hypertensie, 9,8% diastolische. Naarmate de BMI toeneemt, stijgt ook de bloeddruk (systolische en diastolisch) significant. In de groep obesen heeft 35,4% systolische hypertensie en 24,4% diastolische hypertensie.
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
18
3.2.2 Vergelijking van de truckers uit de steekproef met de algemene bevolking en andere werknemers Bij deze vergelijking werden voor elke groep enkel mannen weerhouden, omdat de vrouwen slechts 3,8% vertegenwoordigen in de steekproef. 4) Komen obesitas, overgewicht en arteriële hypertensie meer voor in deze steekproef in vergelijking met de algemene bevolking en de beroepsbevolking onderzocht door IDEWE? Figuur 13: Vergelijking van gemiddelde leeftijd, BMI, systolische en diastolische bloeddruk van de truckers met de gemiddelden van de werknemers van IDEWE (2004). truckers (mannen) gemiddelde SD leeftijd 41,14*** 9,85 BMI 28,24*** 4,91 systolische bloeddruk 132,24*** 14,24 diastolische bloeddruk 80,81*** 10,42
n 278 277 277 277
werknemers IDEWE 2004 (mannen) gemiddelde SD n leeftijd 38,50 10,68 105231 BMI 26,00 4,40 79642 systolische bloeddruk 128,17 14,79 96943 diastolische bloeddruk 78,85 9,49 97010
jaren kg/m² mmHg mmHg
jaren kg/m² mmHg mmHg
Wanneer de gemiddelde BMI, systolische en diastolische bloeddruk van de mannelijke truckers vergeleken wordt met de gemiddelden van de mannelijke werknemers van IDEWE, dan blijken alle verschillen in de gemiddelden significant te zijn, ook na stratificatie voor leeftijd (ANOVA: p=0,000 voor BMI en systolische bloeddruk, diastolische is niet berekend na stratificatie).
verdeling van de BMI-klassen voor mannen in % per onderzoeksgroep 60,0 44,3
40,0 % 30,0
52,7
45,5
50,0 25,3
39,7
37,5
BMI≤24,99
29,2
BMI 25-29,99 16,0
20,0
BMI≥30 9,9
10,0 0,0 truckers (n=277)
IDEWE 2004 (n=79617)
VCP* 2004 (n=1605)
onderzoeksgroepen
Figuur 14: verdeling van de BMI-klassen voor mannen in % per onderzoeksgroep Bron: eigen onderzoek, gezondheidsbeoordeling IDEWE 2004 en *voedselconsumptiepeiling 2004 (W.I.V., 2006), VCP is zelfrapportering, bij de 2 anderen is het gewicht en de lengte gemeten.
Er zijn procentueel significant meer mannelijke truckers obees, vergeleken met de algemene mannelijke bevolking (Chi kwadraat: p=0,000).
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
19
Verdeling van de bloeddrukklassen voor mannen in % per onderzoeksgroep 100,0% 80,0% 60,0% 40,0% 20,0% 0,0%
89,9% 93,9%
83,0% 88,5%
10,1% 6,1%
17,0% 11,5% ≤140 mm Hg
>140 mm Hg
≤90 mm Hg
systolische bloeddruk
>90 mm Hg
diastolische bloeddruk bloeddrukklassen
truckers (n=277(s&d))
IDEWE 2004 (n=96943(s)/97010(d))
Figuur 15: verdeling van de bloeddrukklassen voor mannen in % per onderzoeksgroep Bron: eigen onderzoek en onderzoek IDEWE 2004.
Het percentage mannen per klasse van systolische bloeddruk verschilt significant wanneer de mannelijke truckers vergeleken worden met de mannelijke werknemers van IDEWE (Chi kwadraat: p=0,003). Het percentage mannen per klasse van diastolische bloeddruk verschilt significant wanneer de mannelijke truckers vergeleken worden met de mannelijke werknemers van IDEWE (Chi kwadraat: p=0,004). Het is niet onmogelijk dat de truckers sowieso al in het bestand van de werknemers van IDEWE (2004) zitten (en ze er dus door de bestanden samen te voegen, misschien 2 keer in zitten?). Dit kan gecorrigeerd worden door al diegenen die als beroepsrisico “chauffeur” hebben, uit het bestand van IDEWE te halen, maar dan zouden er ook andere chauffeurs (vb. bus, lichte vrachtwagen, …) uitgehaald worden. Er werd gekozen voor de minst kleine fout, de kans dat de steekproef er tussen zit blijft dus aanwezig. Antwoord 4: Overgewicht en obesitas komen bij de 277 onderzochte mannelijke truckers significant meer voor dan bij de gemiddelde mannelijke werknemers van IDEWE. Arteriële hypertensie (zowel systolisch als diastolisch) komt significant meer voor in deze steekproef van mannelijke truckers in vergelijking met de beroepsbevolking onderzocht door IDEWE.
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
20
3.3
De truckers uit de onderzoeksgroep en hun voeding
3.3.1 Voedingsgewoonten 5) Hoe zijn de voedingsgewoonten van de truckers uit de steekproef? a) Hebben zij een regelmatig maaltijdpatroon? Er werd nagegaan hoe frequent de truckers van de steekproef een ontbijt, warme maaltijd, lunch of tweede broodmaaltijd en tussendoortjes gebruikten. Daar waar mogelijk werd dit vergeleken met de voedselconsumptiepeiling van 2004. Onder regelmatig eten verstaat men minstens 5-6 x per week. De resultaten zijn terug te vinden op de volgende pagina.
Antwoord 5a: Het ontbijt is de maaltijd die het vaakst wordt overgeslagen. Van de truckers ontbijt 44,1 % niet regelmatig. 15,3 % ontbijt nooit. Ongeveer ¾ truckers neemt regelmatig een warme maaltijd. Hetzelfde geldt voor de lunch of tweede broodmaaltijd. Daarnaast zijn er ook enkele truckers die nooit een lunch gebruiken. 2 tussendoortjes per dag is de meest voorkomende frequentie. 35,7 % eet meer dan 2 tussendoortjes per dag. Bijna 1/10 beweert nooit iets tussendoor te eten. In vergelijking met de mannelijke bevolking van de voedselconsumptiepeiling lijken truckers uit de steekproef minder regelmatig te eten.
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
21
Figuur 16 (a tot g): Maaltijdfrequenties van truckers uit de steekproef versus mannelijke populatie van de Nationale (W.I.V., 2006). a) Truckers Mannen en vrouwen ONTBIJT n nooit 44 <1/maand 3 1-3/maand 10 1/week 13 2-4/week 57 5-6/week 24 1/dag 137 Totaal 288 b) Truckers Mannen en vrouwen WARMMAAL n nooit 0 <1/maand 1 1-3/maand 1 1/week 4 2-4/week 61 5-6/week 38 1/dag 184 Totaal 289 c) Truckers Mannen en vrouwen LUNCH n nooit 12 <1/maand 3 1-3/maand 2 1/week 6 2-4/week 36 5-6/week 35 1/dag 190 Totaal 284 d) Truckers Mannen en vrouwen TUSSENDOOR n 0 27 1 68 2 89 3 48 >3 54 Totaal 286
% 15,3 1,0 3,5 4,5 19,8 8,3 47,6 100
% 0,0 0,3 0,3 1,4 21,1 13,1 63,7 100
% 4,2 1,1 0,7 2,1 12,7 12,3 66,9 100
% 9,4 23,8 31,1 16,8 18,9 100
cum% 15,3 16,3 19,8 24,3 44,1 52,4 100,0
cum% 0,0 0,3 0,7 2,1 23,2 36,3 100,0
cum% 4,2 5,3 6,0 8,1 20,8 33,1 100,0
e) Voedselconsumtiepeiling (enkel mannen, n=1541) ONTBIJT % cum% nooit 5,6 5,6 <1/week 4,9 10,5 1/week 3,3 13,8 2-4/week 8,7 22,5 5-6/week 9,0 31,5 ≥1/dag 68,5 100,0 Totaal 100 f) Voedselconsumptiepeiling (enkel mannen, n=1540) MIDDAGMAAL % cum% nooit 1,6 1,6 <1/week 1,0 2,6 1/week 1,0 3,6 2-4/week 7,0 10,6 5-6/week 9,5 20,1 ≥1/dag 80,0 100,1 Totaal 100 g) Voedselconsumptiepeiling (enkel mannen, n=1543) AVONDMAAL % cum% nooit 0,3 0,3 <1/week 0,4 0,7 1/week 1,1 1,8 2-4/week 3,1 4,9 5-6/week 6,8 11,7 ≥1/dag 88,2 99,9 Totaal 100
cum% 9,4 33,2 64,3 81,1 100,0
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
22
b) Met welke frequentie gebruiken ze basisvoedingsmiddelen? c) Met welke frequentie gebruiken zij energierijke producten en bereidingen? Figuur 17: Voedingsmiddelenkeuze in de meest voorkomende gebruiksfrequentie Voedingsmiddelen
meest voorkomende frequentie
n
zoete drank (frisdrank en fruitsap)
21,8% gebruikt dit >3/dag
285
ongesuikerde dranken
48,4% gebruikt dit >3/dag
285
pepdranken
84,1% gebruikt dit nooit
277
alcoholische dranken
31,6% gebruikt dit nooit
285
wit brood
28,0% gebruikt dit nooit
286
bruin brood
24,2% gebruikt dit 2-3/dag
285
ontbijtgranen
76,0% gebruikt dit nooit
283
pasta, rijst, couscous
38,6% gebruikt dit 1/week
285
aardappelen of puree
40,8% gebruikt dit 2-4/week
287
frieten, kroketten
55,1% gebruikt dit 1/week
287
rauwe groenten
31,3% gebruikt dit 2-4/week
284
gekookte groenten
44,8% gebruikt dit 2-4/week
286
bereide groenten (saus of vetstof)
28,4% gebruikt dit 2-4/week
282
vers fruit
19,6% gebruikt dit 1/dag
286
volle of gesuikerde melkproducten
28,1% gebruikt dit nooit
281
magere of halfvolle melkproducten zonder toegevoegde suiker
32,9% gebruikt dit nooit
286
bereid vlees of vervangproducten
39,7% gebruikt dit 1/dag
287
kaas
26,6% gebruikt dit 2-4/week
286
platte kaas of 20+ kaas
54,9% gebruikt dit nooit
286
bereide vleeswaren of charcuterie
33,4% gebruikt dit 1/dag
287
bereide viswaren
24,7% gebruikt dit 1/week
287
vet vlees
35,4% gebruikt dit 1/week
288
half vet en mager vlees
37,4% gebruikt dit 2-4/week
289
vis en/of schaal- of schelpdieren
23,5% gebruikt dit <1/maand
289
Margarine en/of boter
30,4% gebruikt dit 1/dag
289
sauzen op basis van mayonaise
29,8% gebruikt dit 1/week
289
chips en gefrituurde snacks
26,6% gebruikt dit nooit
289
patisserie en koffiekoeken
41,9% gebruikt dit 1/week
289
koeken
19,3% gebruikt dit nooit
285
snoep en chocolade
18,9% gebruikt dit nooit
286
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
23
Figuur 18: Andere opmerkelijke cijfers inzake gebruiksfrequentie Voedingsmiddelen
wit brood
Frequentie 58,7% gebruikt dit ≥1x/dag 15,8% zelden of nooit 25,3% gebruikt dit niet dagelijks 11,6% nooit 10,6% gebruikt dit >4 x/week 1 persoon 2-3/dag 35,6% gebruikt dit ≥ 5x/week
286
bruin brood
60% gebruikt dit ≥ 5x/week
285
frieten, kroketten
24,7% gebruikt dit <1/week 10,9% gebruikt dit nooit, 9,5 % gebruikt dit dagelijks 18,5% gebruikt dit >1x/dag 12,9 % eet nooit vers fruit 21,6% gebruikt dit minstens 5x per week 23,1% gebruikt dit minstens 5x per week 9,8% gebruikt dit nooit, 23,4% gebruikt dit dagelijks 69,8% gebruikt dit ≤1/week 21,8% gebruikt dit nooit 66,8 % eet dit niet wekelijks 28,7% gebruikt dit nooit
287
286
chips en gefrituurde snacks
86,2 % gebruikt dit ≤1x/week
289
patisserie en koffiekoeken
88,6% gebruikt dit ≤1x/week
289
koeken
21,4 %gebruikt dit ≥dagelijks
285
snoep en chocolade
22,6 %gebruikt dit ≥dagelijks
286
zoete drank ongesuikerde dranken alcoholische dranken
rauwe groenten vers fruit volle of gesuikerde melkproducten magere of halfvolle melkproducten zonder toegevoegde suiker kaas vet vlees vis en/of schaal- of schelpdieren margarine en/of boter
n 285 285 285
284 286 281
286 288 289 289
Antwoord 5b&c: Er wordt niet vaak genoeg gebruik gemaakt van energiearme dranken. Er lijkt een voorkeur te zijn voor bruin brood. Ontbijtgranen zijn niet populair. Aardappelen worden al eens afgewisseld met graanproducten. Er is, enigszins onverwachts, een aanvaardbare afwisseling met gefrituurde aardappelbereidingen. Gekookte groenten worden vaker gekozen dan rauwe groenten en groenten bereid met vetstof. Er zijn evenveel truckers (1/10) die nooit rauwe groenten eten dan truckers die dit dagelijks eten. 1/5 truckers eet meer als 1x/dag fruit en er zijn behoorlijk wat truckers die nooit fruit eten. Er wordt niet vaak genoeg gebruik gemaakt van melk- en melkproducten. 1/3 truckers gebruikt nooit magere of halfvolle melkproducten zonder toegevoegde suikers. Iets meer dan de helft van de truckers eet nooit magere kaas. Er wordt niet overdreven vaak voor vet vlees gekozen. 1/5 eet nooit verse vis of schaal- en schelpdieren. 28,7 % gebruikt nooit margarine of boter. Er wordt niet overdreven vaak gebruik gemaakt van sauzen op basis van mayonaise. Er wordt niet overdreven vaak gebruik gemaakt van patisserie en koffiekoeken, chips en gefrituurde snacks. De overgrote meerderheid eet dit niet meer dan 1 x per week. Slecht 1/5 eet dagelijks koeken of snoepgoed. Bijna 1/5 truckers beweren dit nooit te eten. Meer dan de helft van de truckers gebruikt dagelijks zoete drank. 1/3 truckers beweren nooit alcohol te drinken. Volledigheidshalve dient vermeld te worden dat in de frequentievragenlijst “meer dan 1 x/maand” “minder dan 1 x/maand” had moeten zijn. Het is onduidelijk of dit van invloed is geweest op de resultaten. Er kunnen geen uitspraken gedaan worden naar hoeveelheden en deze resultaten zeggen evenmin iets over individuele gevallen. Het is best mogelijk dat voor bepaalde individuen meerdere energierijke producten samen in hoge frequenties worden genuttigd.
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
24
d) Wat zijn de grootste voedingsfouten van de truckers uit de steekproef? Figuur 19: Voorkomen van ongezond eetgedrag ten aanzien van bepaalde voedselkeuzes Voedingsgewoonte Regelmaat 3 hoofdmaaltijden tussendoortjes Gezonde voedselkeuzes Fruit Bruin brood Melk(-producten) Ongesuikerde dranken Vis Minder gezonde voedselkeuzes Energierijke dranken Vet vlees Gefrituurde aardappelen Saus op basis van mayonaise Rest: chips en gefrituurde snacks, patisserie en koffiekoeken, koeken of snoep
Cut-off voor ongezond gedrag
% truckers (ongezond)
n
<5-6x/week >2x/dag
60,1 35,7
283 286
<1x/dag <5-6x/week <1x/dag <3x/dag <1x/week
61,9 40 57,4 51,6 66,8
286 285 282 285 287
>5-6x/week >1x/week >1x/week >1x/week ≥ gezamenlijke score van 14 wat overeenkomt met ≥10x per week
68,4 30,2 20,2 40,5
282 288 287 289
27,6
283
In België worden voedingsaanbevelingen uitgedrukt in aanbevolen hoeveelheden en niet in frequenties. Het is dus niet eenvoudig om criteria vast te leggen voor ongezond en gezond gedrag ten aanzien van een bepaalde voedselkeuze. Criteria voor ongezond gedrag op basis van voedselfrequenties zijn afgeleid uit volgende bevindingen: Het is weinig waarschijnlijk dat er nooit een maaltijd wordt overgeslagen. Net zoals in de gezondheidsenquête wordt een regelmatig maaltijdpatroon gedefinieerd als 5 of meer x/week drie hoofdmaaltijden gebruiken. Het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie (VIG) geeft 2 tussendoortjes per dag aan als norm. Dagelijks vers fruit eten is toch wel een minimumvereiste. Het VIG adviseert minimum 2 stuks per dag en gezien men doorgaans maar 1 stuk fruit per keer eet, kan dit nog betekenen dat de aanbeveling niet wordt gehaald. Bruin brood zou een vaste gewoonte moeten zijn. Voor melkproducten werd in de gezondheidsenquête van 2001 één melkproduct per dag als norm gehanteerd. De aanbevolen hoeveelheden liggen echter hoger. Ongesuikerde dranken zijn de beste dorstlesser, zij moeten dus meermaals, minstens bij elke maaltijd, gedronken worden en dan kan dit nog een tekort betekenen. Vlees moet minstens 1x/week vervangen worden door vis. Visbereidingen werden meegeteld om aan de vereisten te voldoen. Voor energierijke dranken werd als grens 1 van deze dranken minimum 5x/week genomen. Dit wil zeggen dat men dus op regelmatige basis één van deze energierijke dranken gebruikt. Truckers die afwisselen binnen deze dranken en samen ook aan deze regelmaat komen, zijn dan nog niet meegeteld. Bij een menuplanning hanteert het ‘Centrum voor voedings- en dieetadvies van Gent’ 5/14 dagen iets vetter vlees als aanbevolen. Er is geen aparte norm voor vet vlees maar 1x/week echt vet vlees kan wel aanvaardbaar zijn binnen deze regel. Het centrum voor voedings- en dieetadvies adviseert om de 14 dagen gefrituurde aardappelen, 1x/week lijkt realistischer. Voor saus op basis van mayonaise gelden geen afspraken. 4x/week lijkt toch wel veel, vandaar toch maar de keuze voor minder dan 2-4x/week. 4 producten uit de restgroep werden samengenomen. Een totaalscore van 14 komt overeen met 10/week. Hiervoor zijn geen regels maar tijdens de week 1 van KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
25
deze producten als tussendoortje en in het weekend wat extra kan aanvaardbaar zijn. Merk op dat deze cutoff niet erg streng is maar misschien wel realistisch. Antwoord 5d: Wanneer de hoogste percentages als referentie genomen worden voor de grootste voedingsfouten, is de rangschikking als volgt: Energierijke dranken worden te vaak gebruikt ten koste van ongesuikerde dranken. Er wordt niet vaak genoeg vis gegeten. Er wordt niet vaak genoeg fruit gegeten op basis waarvan men mag verwachten dat het minimum van 2 stuks per dag niet gehaald wordt. Er worden regelmatig maaltijden overgeslagen. Melkproducten worden niet vaak genoeg gebruikt op basis waarvan men mag verwachten dat de aanbevolen hoeveelheden niet gehaald worden. Deze fouten komen voor bij meer dan de helft van de truckers uit de onderzoeksgroep. In een interventieprogramma moeten dan vooral tips gegeven worden rond deze voedselkeuzes.
e) Waar wordt de warme maaltijd over het algemeen gebruikt tijdens de werkdagen? Figuur 20: plaats en frequentie van het gebruik van de warme maaltijd van de truckers tijdens werkdagen truck thuis (weg)restaurant % cum% % cum% % cum% nooit 75,0 75,0 5,1 5,1 37,1 37,1 1-3/week 16,9 91,9 42,2 47,3 41,8 78,9 4-6/week 3,8 95,8 12,6 59,9 13,8 92,7 dagelijks 4,2 100,0 40,1 100,0 7,3 100,0 Totaal 100,0 100,0 100,0 n 260 277 275 Antwoord 5e: Een warme maaltijd wordt niet vaak in de truck genuttigd wellicht omdat opwarmmogelijkheden bij de meeste niet voorhanden zijn. De warme maaltijd wordt vaker thuis dan in een wegrestaurant genuttigd. Iets meer dan een derde van de truckers beweert zelfs nooit een warme maaltijd in een wegrestaurant te gebruiken.
f) Zijn er (m.b.t. voeding) verschillen in functie van de BMI klasse en zijn deze verschillen significant? Wat betreft het gebruik van zoete drank, alcoholische drank, frieten en kroketten, bereide groenten met saus of met vetstof, volle of gesuikerde melkproducten, kaas, vet vlees, margarine en/of boter, sauzen op basis van mayonaise, chips en gefrituurde snacks, patisserie en koffiekoeken, snoep en chocola, kan geen verband met de BMIklasse aangetoond worden. Antwoord 5f: Wat afzonderlijke energierijke producten betreft, kan geen verband met de BMI-klasse aangetoond worden. Zoals verwacht kan er geen significant verband aangetoond worden tussen een bepaald voedingsmiddel en de BMI. Hiervoor moet immers het ganse voedingspatroon en de totale energie-inname van een individu in rekening gebracht worden. In een volgend onderzoeksjaar zal dit verder onderzocht worden.
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
26
Aan de hand van de frequentietabellen lijken obese truckers minder vaak energierijke producten te gebruiken dan truckers met een normaal gewicht. Ook blijkt dat truckers met overgewicht vaker energierijke producten gebruiken dan obese truckers. Dit lijkt niet erg logisch en kan onderrapportering bij obesen suggereren. g) Zijn er (m.b.t. voeding) verschillen t.o.v. de algemene bevolking (2004)? Figuur 21: Vergelijking van de voedingsgewoonten van de truckers uit de steekproef met de voedingsgewoonten van de algemene mannelijke bevolking Voedingsgewoonten Frequenties Regelmaat
Goede voedselkeuzes Vis/schaaldieren visproducten Fruit Niet-gesuikerde/nietalcoholische dranken Melk, melkproducten of kaas
Percentage truckers uit de steekproef
Percentage Belgische mannen VCP 2004 (1)
Minstens 5 x/week ontbijt, middagmaal en avondmaal
39,9 (283)
71,9 (1544)
≥1x/week ≥1x/dag Nooit ≥1/dag
29,3 38,1 (286) 12,9 74,7 (285)
79,5 (1507) 38 (1534) 2 (1534) 96,2 (1547)
≥ dagelijks een melkproduct
42,6 (282)
75,7 (2057)(*)
Energierijke producten Zoete dranken
44 (1516) 58,7 (285) ≥1x/dag 25,2 14 2-6x/week 6,9 14,4 Nooit Alcoholische dranken ≥1x/dag 8,1 (285) 27,6 (1528) 2-6x/week 15,5 34,3 Nooit 31,6 10,5 Smeervet ≥1/dag 44,6 (288) 58,8 (1528) Nooit 28,7 14 9,4 9,3 Sauzen ≥1x/dag 8,8 4,2 5-6x/week 46,8 40,5 >1x/week 5,2 10,4 Nooit (1) Nationale voedselconsumptiepeiling 2004 (mannen 15+): tenzij anders vermeld (W.I.V., 2006) (*) Gezondheidsenquête 2001 (W.I.V., 2004a)
Toch moet men voorzichtig zijn met het vergelijken van beide onderzoeksgegevens omdat: de anamnesemethodiek verschillend is; de onderzoeksgroepen niet even groot zijn; er mogelijk verstorende variabelen zijn zoals een andere leeftijdsverdeling, regionale verschillen (Vlamingen hebben niet dezelfde voedingsgewoonten als Walen); truckers alcoholgebruik misschien onderrapporteren (sociaal onwenselijk gedrag); bij de truckers enkel gepeild werd naar vers fruit terwijl bij de VCP ook fruitsap werd meegeteld; bij de truckers gesproken werd over zoete dranken (inclusief fruitsap) terwijl bij de VCP fruitsap niet werd meegeteld; bij de truckers sauzen op basis van mayonaise geteld werden terwijl bij de VCP ook ketchup werd meegeteld; bij de truckers gesproken werd over margarine en boter terwijl het in de VCP ging over smeervet. Er konden geen goede vergelijkingen gemaakt worden voor wat betreft het consumptiepatroon van groenten, vlees, graanproducten, aardappelbereidingen en restproducten.
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
27
Antwoord 5g: Bij vergelijking van bepaalde voedingsgewoonten van truckers uit de steekproef met gegevens van de algemene mannelijke bevolking, worden enkele belangrijke verschillen gezien: Truckers uit de steekproef eten onregelmatiger. Truckers uit de steekproef eten veel minder vaak vis. Truckers uit de steekproef hebben een minder goede drankkeuze: ze gebruiken minder vaak dranken uit de drankgroep. Er zijn ook meer truckers die niet dagelijks een melkproduct gebruiken. Er zijn meer truckers die nooit alcohol gebruiken. Truckers uit de steekproef lijken minder vaak smeervet en minder sauzen te gebruiken.
3.3.2 Beperkingen voor een gezond voedingsgedrag 6) Zijn er bij de truckers uit de steekproef beperkingen voor een gezond voedingsgedrag? a) Vinden de truckers uit de steekproef dat zij gezond eten? Figuur 22: Aantal truckers dat van zichzelf vindt dat hij of zij gezond eet.
niet akkoord weinig akkoord akkoord redelijk akkoord helemaal akkoord totaal
% 12,2 20,1 21,9 36,5 9,4 100,1
cum% 12,2 32,3 54,2 90,6 100
absoluut 35 58 63 105 27 288
Vindt dat hij of zij gezond eet versus BMI klasse in % per BMI-klasse (n=287) 100,0%
80,0%
80,0%
70,8% 48,8%
60,0% 40,0% 20,0%
51,2%
29,2% 20,0%
0,0% BMI≤24,99 niet of weinig akkoord
BMI 25-29,99
BMI≥30
akkoord, redelijk of helemaal akkoord
Figuur 23: Percentage truckers dat van zichzelf vindt dat hij of zij gezond eet in % per BMI klasse. Redelijk akkoord is het meest voorkomende antwoord op de vraag of men van zichzelf vindt dat hij of zij gezond eet. Uit de cijfers blijkt dat 67,8 % akkoord tot helemaal akkoord is. Slechts 1/3 van de truckers uit de steekproef vindt dus dat hij of zij ongezond eet. Dit komt significant minder voor bij truckers met een normaal gewicht dan bij truckers met overgewicht of obesitas (significant Chi kwadraat p=0,000). Toch vindt meer dan 50% van de obesen dat hij of zij gezond eet. Van de truckers zonder overgewicht of obesitas vindt 80% dat ze gezond eten. KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
28
Antwoord 6a: Uit de cijfers blijkt dat 67,8 % akkoord tot helemaal akkoord is met de vraag of men van zichzelf vindt dat hij of zij gezond eet. Obese truckers gaan significant minder akkoord met deze vraag. Toch vindt meer dan 50% van de obesen dat hij of zij gezond eet.
b) Wat zijn de praktische mogelijkheden voor de truckers naar bewaring en klaarmaken van voedingsmiddelen tijdens de werkuren?
% truckers met een koelkast in de truck (n=289) 70 60 50 %
40
65,7
30 34,3
20 10 0 ja
neen koelkast
Figuur 24: Aantal truckers met een koelkast in hun truck Van de 190 truckers die aangeven in hun truck een koelkast te hebben zijn er 186 (98%) die aangeven deze ook te gebruiken. Van de 13 truckers (4,5%) die aangeven in hun truck een diepvriezer te hebben zijn er 8 (61,5%) die aangeven deze ook te gebruiken. Van de 286 truckers die antwoordden, hebben er 12 een microgolfoven in hun truck (4,2%) en zij geven alle 12 ook aan deze te gebruiken. Van de 287 truckers die antwoordden, hebben er 31 kookplaten in hun truck (10,8%) en zij geven alle 31 ook aan deze te gebruiken. Antwoord 6b: 1/3 van de truckers beschikt zelfs niet over een koelkast om dranken of maaltijden te bewaren. Een diepvries is maar zelden aanwezig en als deze aanwezig is, wordt deze nog niet altijd gebruikt. Er zijn maar weinig truckers uit de steekproef die in hun truck een maaltijd kunnen opwarmen. Indien een microgolfoven of kookplaat aanwezig is, wordt deze wel gebruikt.
c) Vinden de truckers dat het truckersleven hen beperkt om gezond te eten? Figuur 25: Aantal truckers dat vindt dat het truckersleven hen beperkt om gezond te eten. % cum% cum%-1 absoluut niet akkoord 30,1 30,1 100 86 weinig akkoord 13,3 43,4 69,9 38 akkoord 21,3 64,7 56,6 61 redelijk akkoord 19,2 83,9 35,3 55 helemaal akkoord 16,1 100 16,1 46 totaal 100 286 KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
29
Niet akkoord was het meest voorkomende antwoord maar uit de cijfers blijkt ook dat 56,6 % akkoord tot helemaal akkoord is. Meer Antwoord 6c: dan de helft van de truckers vindt dus toch dat het truckersleven hen in meer of mindere mate beperkt om gezond te eten.
d) Is er nood aan voedingsadvies en in welke vorm zouden ze het advies graag ontvangen? 53,8% wil advies en prefereert dit dan via (tussen haakjes staat het aantal truckers dat dat als keuze heeft aangeduid, sommigen kozen meer dan één medium): 1) tijdschrift (79); 2) folder (68); 3) brief (26); 4) mondeling (15).
De trucker wenst voedingsadvies versus BMI-klasse in % per BMI-klasse (n=285) 70,0% 60,0% 50,0%
57,9%
63,0%
57,8% 42,1%
40,0%
42,2%
37,0%
nee ja
30,0% 20,0% 10,0% 0,0% BMI≤24,99
BMI 25-29,99
BMI≥30
Figuur 26: Percentage truckers dat voedingsadvies wenst in % per BMI klasse. Ongeveer 45% van alle truckers heeft geen behoefte aan voedingsadvies. Binnen de groep van obesen is dat 37%. Dit wil enerzijds zeggen dat mensen met een normaal gewicht ook informatie wensen (vb. een folder) en anderzijds dat een aantal truckers er niet voor open staat. Geen nood aan advies kan betekenen dat deze truckers vinden dat ze reeds gezond eten (en dat mogelijks ook doen) of dat ze niet gemotiveerd zijn om aan hun voedingsgedrag iets te veranderen. Het kan ook zijn dat ze denken te weten hoe het moet of er niet in geloven dat wijzigingen voor hen haalbaar zijn. Uit de gegevens van BMI (3/4 van de truckers heeft een te hoge BMI) kan afgeleid worden dat voedingsadvies toch voor meer personen gewenst is. Truckers met een hogere BMI hebben significant meer nood aan advies dan hun collega’s met een lagere BMI (Chi kwadraat p=0,022). Misschien was er beter bevraagd “Is er nood aan advies op maat”? Antwoord 6d: Ongeveer de helft van de truckers uit de steekproef heeft nood aan advies. Dit betekent ook dat ongeveer de helft van de truckers advies niet nodig acht voor zichzelf. Truckers met een hogere BMI hebben significant meer nood aan advies dan hun collega’s met een lagere BMI (p=0,022). De truckers vragen dit advies bij voorkeur via een tijdschrift en een folder.
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
30
3.4
De truckerssteekproef en hun fysieke activiteit
7) In hoeverre zijn truckers uit de steekproef fysiek actief? a) Wat is de graad van fysieke activiteit bij deze onderzoeksgroep en zijn er verschillen t.o.v. de algemene mannelijke Vlaamse bevolking? Figuur 27: Procentuele verdeling van de mannelijke truckers per graad van fysieke activiteit (volgens IPAQ) 223 mannelijke truckers VCP* % cum% absoluut % inactief 39,0 39,0 87 36,8 minimaal actief 25,6 64,6 57 29,2 HEPA actief 35,4 100 79 34 Totaal 100 223 100 * Belgische voedselconsumptiepeiling 2004 p116 (mannen, n=1587) (W.I.V., 2006) De gemiddelde METs-minuten voor deze mannelijke truckers = 3506 (SD ±3863, weet het niet of ben niet zeker zijn geëxcludeerd, deze cijfers zijn exclusief de vrouwen, nul METs zijn wel meegerekend). In vergelijking met de resultaten van de gezondheidsenquête van 2001 ligt dit lager dan dat van de gemiddelde Vlaamse man (5048 METs). De gegevens verzameld aan de hand van IPAQ kunnen ook als continue variabele voorgesteld worden. Hieromtrent luidt de aanbeveling om de resultaten voor te stellen onder de vorm van METs-minuten. Als dusdanig is deze indicator relatief abstract en prof. De Bourdeaudhuij (UG) heeft voorgesteld veeleer het aantal minuten intensieve lichaamsbeweging en aantal minuten matige lichaamsbeweging voor te stellen. Dit heeft het voordeel beter te passen in de algemene aanbeveling in het kader van een programma van volksgezondheid (30 minuten per dag). (Gezondheidsenquête 2004, België (p11)) Antwoord 7a: 64,6 % van de truckerssteekproef behoort niet tot de IPAQcategorie HEPA-actief. Er zijn geen opvallende verschillen met de gemiddelde Belgische mannen.
b) Is er een verschil in functie van de BMI-klasse en zijn deze verschillen significant? Figuur 28: percentage truckers (mannen) per BMI-klasse en per graad van fysieke activiteit per graad van activiteit n inactief minimaal actief HEPA actief Totaal
≤24,99 25-29,99 ≥30 55 100 67 29,1% 44,0% 40,3% 29,1% 21,0% 28,4% 41,8% 35,0% 31,3% 100,0% 100,0% 100,0%
n 222 87 56 79
Er zijn meer HEPA-actieven binnen de BMI-klasse ≤ 25, maar het verschil is niet significant. Antwoord 7b: Er zijn nergens significante verschillen tussen graad van fysieke activiteit en BMI-klasse!
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
31
3.5
De truckerssteekproef en hun slaap en slaperigheid
3.5.1 Slaperigheid overdag 8) In hoeverre zijn truckers uit de steekproef slaperig overdag? a) Wat is de graad van slaperigheid overdag? Hoeveel % van de truckers heeft een ESS≥9? Slaperigheid overdag wordt gedefinieerd als een ESS≥9. Het gaat hier om zelfrapportering van de truckers. Onderrapportering kan dus aanwezig zijn.
Verdeling van de truckers per ESS klasse (n=282) 100 80 60
%
40
89 11
20 0 <9
≥9
ESS
Figuur 29: Verdeling van de steekproef per ESS-klasse.
Antwoord 8a: 31 truckers (11%) uit de steekproef (mannen en vrouwen) hebben een zelf gerapporteerde verhoogde slaperigheid overdag.
b) Is er een verschil (in ESS) in functie van de BMI-klasse en leeftijdsklasse en zijn deze verschillen significant? Het verband tussen E.S.S. en BMI-klasse is niet significant (chi kwadraat: p=0,586). Figuur 30: E.S.S. versus BMI-klasse E.S.S. BMI-klasse gem SD n ≤24,99 4,15 2,9 75 25-29,99 4,02 3,05 128 ≥30 4,87 3,32 78 Wanneer de gemiddelde E.S.S.-scores per BMI-klasse vergeleken worden, blijken de verschillen in de gemiddelden niet significant te zijn (ANOVA: p=0,142). Wanneer de gemiddelde E.S.S.-scores per leeftijdsklasse vergeleken worden (zie ook figuur 5), blijken de verschillen in de gemiddelden niet significant te zijn (ANOVA: p=0,686).
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
32
Omwille van mogelijke onderrapportering bij de zelfrapportage van slaperigheid overdag door de truckerssteekproef, is de E.S.S. wellicht onderschat en daarmee ook de slaperigheid overdag. Antwoord 8b: Er kon geen significant verband aangetoond worden tussen E.S.S. en BMI-klasse enerzijds en E.S.S. en leeftijdsklasse anderzijds.
3.5.2 Snurken en stoppen met ademen 9) In hoeverre zijn snurken en stoppen met ademen een probleem bij truckers uit de onderzoeksgroep? a) Hoeveel truckers snurken?
aantal truckers dat zegt te snurken (n=289) 60,0
55,4
50,0 40,0
% 30,0
29,4 15,2
20,0 10,0 0,0 niet snurken
snurken
weet niet
Figuur 31: aantal truckers in % dat zegt te snurken. Figuur 32: Hoe hard snurken de snurkers? n % valid % harder dan ademen 84 52,5 54,5 harder dan praten 44 27,5 28,6 heel hard 26 16,3 16,9 niets ingevuld 6 3,8 Totaal 160 100,0 100,0 Antwoord 9a: meer dan de helft van de truckers snurkt, waarvan 16,9% heel hard, hoorbaar in andere kamers. Het is mogelijk dat er nog meer truckers zijn die snurken, maar zich daar niet van bewust zijn.
b) Hoeveel truckers stoppen met ademen, volgens hun partner?
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
33
% van de partners die zegt dat de trucker soms stopt met ademen (n=282) 70 60 50 40 % 30 20 10 0
57,8
28,4
13,8 nee
ja
weet niet
stoppen met ademen
Figuur 33: % van de partners die zegt dat de trucker soms stopt met ademen Antwoord 9b: 13,8% van de partners zegt dat de trucker stopt met ademen. Opmerkelijk is dat er toch 28,4% van de truckers aangeeft dit niet te weten.
c) Is er een verschil in % snurkers in functie van de BMI klasse? Verdeling van het snurken over de BMI in % per BMI klasse (n=244) 90,0% 80,0% 70,0% 60,0% 50,0% 40,0% 30,0% 20,0% 10,0% 0,0%
77,9% snurken
62,5%
56,3% 43,8%
niet snurken 37,5% 22,1%
≤24,99
25-29,99
≥30
BMI
Figuur 34: Verdeling van het snurken over de BMI in % per BMI-klasse Wanneer de keuzemogelijkheid “weet het niet” wordt verwijderd (n=245 en 1 missing o.w.v. geen BMI), blijft de betrouwbaarheid en wordt wel significantie bereikt (Chi kwadraat: p=0,024). Antwoord 9c: met het toenemen van de BMI neemt ook de rapportering van het snurken significant toe, op voorwaarde dat de categorie “weet niet” wordt uitgesloten.
d) Is er een correlatie tussen de graad van slaperigheid overdag en het snurkgedrag? Met de Pearson chi kwadraat test kan geen significant verband aangetoond worden tussen slaperigheid overdag en snurkgedrag. Dit verband kan wel aangetoond worden door de gemiddelden te vergelijken. Wanneer de gemiddelde E.S.S.-score vergeleken wordt met het feit of men al dan niet snurkt, blijken de verschillen in de gemiddelden KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
34
significant te zijn (ANOVA: p=0,026). Wanneer “weet het niet” daar ook wordt bijgenomen, verdwijnt de significantie (ANOVA p=0,078).
Gemiddelde E.S.S. vergeleken met het feit of men al dan niet snurkt of het niet weet (n=231) 5,00
ESS
4,00
4,60 3,66
3,00 2,00 1,00 0,00 ja
nee snurken
Figuur 35: gemiddelde E.S.S.-score vergeleken met het feit of men al dan niet snurkt Antwoord 9d: Truckers uit de steekproef die zelf rapporteren te snurken hebben een significant hogere gemiddelde E.S.S. dan diegenen die rapporteren niet te snurken.
3.6
De truckerssteekproef en hun risico op O.S.A.S.
3.6.1 Volgens de criteria BMI en E.S.S. 10) Hoeveel % van de truckers uit de steekproef heeft een verhoogd risico op O.S.A.S. op basis van de criteria BMI ≥30 en/of een E.S.S. ≥9?
Aantal truckers in % dat volgens de criteria BMI en ESS een risico heeft op OSAS (n=282) 70,00 60,00 50,00 40,00 % 30,00 20,00 10,00 0,00
64,89
35,11 24,11 7,09 risico door BMI
3,90
risico door risico door ESS BMI en ESS
high risk
low risk
risico 04-05
Figuur 36: Aantal truckers in % dat volgens de criteria BMI en E.S.S. risico loopt op O.S.A.S.
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
35
Low risk = BMI <30 en E.S.S. <9 High risk = BMI ≥30 of E.S.S. ≥9 Alle cijfers zijn inclusief de 11 vrouwen. Antwoord 10: Ca 35% van de truckers heeft een verhoogd risico op O.S.A.S. op basis van de criteria BMI ≥30 en/of een E.S.S. ≥9. Het grootste aantal truckers heeft een verhoogd risico omwille van de BMI.
3.6.2 Correlatie tussen risico en andere parameters 11) Is er een correlatie tussen O.S.A.S.-risk en arteriële bloeddruk, graad van fysieke activiteit en snurken? a) O.S.A.S.-risk en arteriële bloeddruk
Verband tussen bloeddruk en O.S.A.S.-risk in % per bloeddrukklasse 80,0%
75,0%
69,5%
63,8%
68,1%
60,0% 36,2%
40,0%
31,9%
30,5%
25,0%
20,0% 0,0% ≤140 mm Hg
>140 mm Hg
≤90 mm Hg
systolisch (n=283)
>90 mm Hg
diastolisch (n=282) bloeddruk low risk
high risk
Figuur 37: Het verband tussen het O.S.A.S.-risk in % per bloeddrukklasse. Er zijn procentueel significant meer truckers uit de onderzoeksgroep met een risico op O.S.A.S., die een te hoge systolische en diastolische bloeddruk hebben. (p=0,000 bij beiden, zowel voor chi kwadraat, met continuïteitscorrectie als bij de Fischer’s exact test).
mm Hg
Vergelijking van de gemiddelde bloeddruk met het O.S.A.S.-risk 160,00 140,00 120,00 100,00 80,00 60,00 40,00 20,00 0,00
128,80
137,69 low risk 78,48
systolisch (n=283)
84,92
high risk
diastolisch (n=282) bloeddruk
Figuur 38: Vergelijking van de gemiddelde systolische en diastolische arteriële bloeddruk met het O.S.A.S.-risk. KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
36
Wanneer de gemiddelde systolische en diastolische bloeddrukken per O.S.A.S.-risk vergeleken worden, blijken de verschillen in de gemiddelden significant te zijn (ANOVA: p=0,000 voor beiden). b) O.S.A.S.-risk en graad van fysieke activiteit Het verband tussen het O.S.A.S.-risk en graad van fysieke activiteit (volgens IPAQ) is niet significant. c) O.S.A.S.-risk en snurken Het verband tussen het O.S.A.S.-risk en snurken is significant (p=0,032). Bij exclusie van diegenen die “weet het niet” antwoordden, wordt dit nog meer significant (p=0,010).
Verband tussen snurken en OSAS risk (n=239) 90,0% 80,0% 70,0% 60,0% 50,0%
76,5% 59,7% low risk
40,3%
40,0% 30,0%
23,5%
high risk
20,0% 10,0% 0,0% snurken
niet snurken
Figuur 39: Het verband tussen snurken en O.S.A.S.-risico. Antwoord 11: In de O.S.A.S.-riskgroep zijn er significant meer truckers met arteriële hypertensie (hetzij systolisch hetzij diastolisch) en truckers die zelf rapporteren te snurken. Voor fysieke activiteit kon geen significant verschil aangetoond worden. Discussie: Er is geen medicatie nagevraagd in functie van arteriële hypertensie.
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
37
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005
38
4
Besluit
Meer dan de helft van de truckers vindt dat het truckersleven hen in meer of mindere mate beperkt om gezond te eten. De grootste voedingsfouten van truckers zijn: te vaak gebruiken van energierijke dranken, ten koste van ongesuikerde dranken; vis, fruit en melk(producten) worden onvoldoende genuttigd; Er worden regelmatig maaltijden overgeslagen. Het ontbijt is de maaltijd die het vaakst wordt overgeslagen. In vergelijking met de algemene mannelijke bevolking, eten de truckers ook onregelmatiger. Positief is echter dat er niet overdreven vaak wordt gekozen voor vet vlees of gebruik wordt gemaakt van patisserie en koffiekoeken, chips en gefrituurde snacks. Meer dan 2/3e van de truckers is onvoldoende actief om hun gezondheid te bevorderen. Meer dan de helft van de truckers snurkt en 13,8% van de partners zegt dat de trucker stopt met ademen. De ongezonde keuzes lijken ook hun weerslag te hebben op de gezondheid van de truckers. Zo heeft 45,1% overgewicht en 28,5% is obees. Truckers hebben meer arteriële hypertensie in vergelijking met de beroepsbevolking. Toch vindt meer dan 50% van de obesen dat hij of zij gezond eet. Dit geeft aan dat truckers meer geïnformeerd moeten worden over hun gezondheidsrisico en hoe ze (preventief) hun gezondheid kunnen bevorderen. Ongeveer de helft van de truckers geeft ook aan nood te hebben aan advies. De truckers vragen dit advies bij voorkeur via een tijdschrift en een folder. Het is echter niet omdat de gemiddelde BMI toeneemt met de leeftijd, dat enkel truckers met overgewicht of obesitas geïnformeerd dienen te worden. Ook jongere truckers moeten in functie van preventie, advies op maat krijgen. Daarnaast dient ook de omgeving van de trucker aangepast te worden om de gezondheid van de truckers te bevorderen. Zo heeft 1/3 van de truckers geen koelkast in de truck om dranken of maaltijden te bewaren en zijn er maar weinig truckers die in hun truck een maaltijd kunnen opwarmen.
KHK - Onderzoeksrapport deel I, onderzoek bij truckers 2004-2005