www.researchportal.be - 3 Feb 2016 09:57:02
Onderzoeksprojecten (400 - 450 van 785) Zoekfilter: Classificaties: Farmacologie, formacognosie, farmacie, toxicologie
Kwaliteit van farmacotherapie bij ouderen KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Klinische Farmacologie & Farmacotherapie
Onderzoekers: • Veerle Foulon • Joke Wuyts
Kwaliteitszorg in IBD KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • TARGID
Onderzoekers: • Gert Van Assche • Kris Vanhaecht • Sofie Coenen
Kwaliteitsverbetering van de farmaco-specifieke zorg van verpleegkundigen in rust- en verzorgingstehuizen. Universiteit Antwerpen Abstract: Onderzoeksdoelstellingen: 1. Selecteren van de pijnpunten op gebied van farmacologie waar de verpleegkundigen een wezenlijke bijdrage kunnen leveren. 2. Ontwikkelen van een detectiesysteem voor medicatieproblemen, met de ontwikkeling van uitvoerbare instructies voor verpleegkundigen, die kunnen ingebed worden in een elektronisch monitoringsysteem van het gebruik van geneesmiddelen. 3. Opzetten en uitvoeren van een interventiestudie naar de effectiviteit van dit monitoringsysteem met de outcome voor de patiënt als parameter. Organisaties: • Centrum voor Onderzoek en Innovatie in de Zorg (CRIC)
Onderzoekers: • Monique Elseviers • Tinne Dilles
Kosten en kwaliteit van leven bij endometriose KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Klinische Farmacologie & Farmacotherapie
Onderzoekers: • Thomas D'Hooghe • Steven Simoens • Christel Meuleman • Sarah Klein
Klinisch redeneren het lokaliseren van fouten in het redeneerproces. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • D. Farmaceutische & Farmacologische Wet.
Onderzoekers: • Nathalie Charlier
Karakterisering en validatie van ApoE-/- Abcc6-/- muizen als een diermodel voor ruptuur van atherosclerotische plaques. Universiteit Antwerpen Abstract: Het ruptureren van atherosclerotische plaques blijft een belangrijke oorzaak van acute cardiovasculaire syndromen en plotse dood. Er is daarom nood aan nieuwe plaquestabiliserende therapieën, maar een geschikt diermodel voor plaqueruptuur is niet voorhanden. We hebben onlangs vastgesteld dat ApoE-/- muizen met een heterozygote mutatie (C1039G+/-) in het fibrilline-1 (Fbn1) gen elastinefragmentatie en arteriële stijfheid vertonen waardoor er acute plaqueruptuur, myocardinfarcten, beroerten en plotse dood optreedt. Hoewel elastinefragmentatie in ApoE-/- Fbn1C1039G+/- muizen plaquerupturen lijkt the bevorderen, zijn er momenteel onvoldoende gegevens die deze stelling staven. Daarom wensen we in dit onderzoeksproject gebruik te maken van een ander muismodel voor elastinedegradatie, namelijk ApoE-/Abcc6-/- muizen. Deze dieren ontwikkelen elastinefragmentatie via een alternatief mechanisme dat steunt op de progressieve mineralisatie van de vaatwand. Na bevestiging van elastinefragmentatie in ApoE-/- Fbn1C1039G+/- muizen heeft het project volgende hoofddoelstellingen: 1) Karakterisering van ApoE-/- Fbn1C1039G+/- muizen voor de ontwikkeling van atherosclerotische plaques en plaquerupturen. 2) Validatie van dit muismodel voor plaquerupturen met bestaande plaquestabiliserende geneesmiddelen (statines). 3) Studie van de effecten van everolimus als een nieuwe plaquestabiliserende therapie. Algemeen kan dit onderzoeksvoorstel meer inzichten verschaffen in de mechanismen van plaqueruptuur. Bovendien zou het project toelaten om potentiële plaquestabiliserende therapieën op een snelle wijze te evalueren op echte klinische eindpunten van plaqueruptuur in muizen. Organisaties: • Fysiofarmacologie (FAR)
Onderzoekers: • Gilles De Keulenaer • Wim Martinet • Bieke Van der Veken
Karakterisatie van specifieke signaaltransductiewegen geactiveerd in humane chondrocyten bij artrose. Analyse van biologische effecten van gentherapie op het fenotype van OA kraakbeen Universiteit Gent Abstract: Met behulp van proteom analyse zullen de chondrocyten uit OA aangetast kraakbeen weefsel van patiënten vergeleken worden met de gezonde delen van het kraakbeen weefsel van dezelfde patiënt en van gezonde controle personen. Karakterisatie van specifieke signaaltransductiewegen geactiveerd in humane chondrocyten bij artrose. Analyse van biologische effecten van gentherapie op het fenotype van OA kraakbeen. Organisaties: • Vakgroep Geneesmiddelenleer
Onderzoekers: • Dieter Deforce
Karakterisatie van preklinische biomerkers voor epileptogenese voor de evaluatie van de antiepileptogene eigenschappen van monoaminerge antidepressiva. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Algemeen wordt aangenomen dat neurodegeneratieve en inflammatoire processen cruciaal betrokken zijn bij de pathogenese van TLE. In dit project zal nagegaan worden of preklinische biomerkers voor deze processen kunnen gebruikt worden als biomerkers voor epileptogenese. Simultaan zullen ook de neuroprotectieve, anti-inflammatoire en antiepileptogene potentie van een reeks antidepressiva onderzocht worden. Om na te gaan of het primair werkingsmechanisme van deze farmaca een impact heeft op de antiepileptogene potentie zal een screening uitgevoerd worden met respectievelijk een selectief dopaminerg, serotoninerg en noradrenerg antidepressivum. Er zal hierbij gekeken worden naar differentiële effecten op de geselecteerde biomerkers en neuronale schade. We zullen hiervoor in een eerste fase een microarraystudie uitvoeren op verschillende tijdstippen na een kainaat-geïnduceerde SE. Hierbij zal specifiek gekeken worden naar het expressieniveau van genen die betrokken zijn bij neurodegeneratieve en -inflammatoire processen tijdens de acute en latente fase van TLE in vergelijking met controleratten. Als proof of principle zullen in deze experimenten ook controle en epileptische ratten geïncludeerd worden waarin een gecombineerde neuroprotectieve/anti-inflammatoire behandeling wordt opgestart. Er zullen hiervoor een aantal antidepressiva gebruikt worden aangezien uit verscheidene preklinische studies is gebleken dat deze farmaca aan dit preferentieel werkingsprofiel beantwoorden. Tot dusver werden de antiepileptogene eigenschappen van antidepressiva nog niet bestudeerd. Wel is duidelijk dat zij, in tegenstelling tot wat in het verleden altijd werd aangenomen, alvast over potent anticonvulsieve eigenschappen beschikken. Er zal hierbij nagegaan worden wat het effect is op het genexpressieniveau in vergelijking met de respectieve controlegroepen. Op basis van deze oriënterende experimenten zullen vervolgens een aantal potentiële biomerkers voor neuroprotectie en anti-inflammatie geselecteerd worden voor verdere studie. In een tweede fase zullen de geselecteerde biomerkers op eiwitniveau bestudeerd worden. Deze ratten zullen aan de hoger beschreven experimentele condities onderworpen worden. In het onthaallabo worden courant een aantal merkers voor neuronale/gliale schade, proinflammatoire mediatoren en neuroprotectieve mediatoren bestudeerd voor de evaluatie van neurodegeneratieve processen volgend op een ischemisch insult en in modellen voor de ziekte van Parkinson. Afhankelijk van de microarryresultaten zullen ofwel deze fysiologische merkers bestudeerd worden ofwel deels nieuwe methodes uitgewerkt worden via ELISA en Western Blot technieken voor de analyse van alternatieve merkers. In elke rat zal ook op histologisch vlak de neuronale schade van de post-SE laesie geëvalueerd worden zodat de biomerkergegevens hieraan kunnen gekoppeld worden. Op basis van deze experimenten zal de neuroprotectieve en anti-inflammatoire potentie van de verschillende antidepressiva - en aldus de impact van de verschillende monoaminerge systemen - geëvalueerd worden. De finale derde fase omvat de opvolging van ratten waarbij gedurende de latentiefase volgend op een kainaat-geïnduceerde SE al dan niet een chronische behandeling met antidepressiva werd opgestart. Er zal hierbij gebruik gemaakt worden van telemetrische electrocorticografische (EEG) analyse in combinatie met 24-uur video analyse om betrouwbare spontane aanvalsdetectie mogelijk te maken. Dergelijke experimentele aanpak zal ons in staat stellen de antiepileptogene eigenschappen van de antidepressiva te kwantificeren. Er zal alzo kunnen nagegaan worden of er een correlatie bestaat tussen het mogelijks antiepileptogeen effect van het antidepressivum en zijn op basis van de hoger beschreven screeningsexperimenten bepaalde 'disease-modifying' eigenschappen. Met andere woorden zullen we finaal kunnen besluiten of een gunstige beïnvloeding van biomerkers voor neuroprotectie en anti-inflammatie inderdaad een predictieve waarde hebben voor het antiepileptogeen karakter van een behandeling. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Ilse Julia SMOLDERS
Karakterisatie van op connexine43- en pannexinel-gebaseerde hemikanalen als weefselbiomerkers en farmacologische doelwitten in acuut leverfalen: een gecombineerde in vitro-in vivo studie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Connexins and pannexins are the building stones hemichannels, which mediate extracellular communication. Hepatocytes typically express connexin32, though in several liver pathologies, including acute liver failure, they switch to a connexin43-based mode. Compelling evidence underscores a prominent function for connexin43-based hemichannel signalling in liver disease, in casu in acute liver failure, specifically in the process of cell death. On the other hand, pannexin1-based hemichannels were recently found to play a major role in the induction of liver inflammation. These features are the cornerstones of the current project. As such, the project has 3 goals. (i) The first goal is the elucidation of connexin43- and pannexin1-based signalling in cell death and inflammation in the context of acute liver failure. For this purpose, connexin43 and pannexin1 expression will be studied in liver tissue of an animal model of acute liver failure at the transcriptional, translational and activity levels. (ii) The second goal is the testing of novel connexin43 and pannexin1 mimetic peptides, developed as specific inhibitors of connexin43- and pannexin1-based hemichannels, in liver-derived in vitro models for their channel selectivity and their potential to suppress cell death and inflammation. (iii) As a part of the third goal, these compounds will be further scrutinized, whereby their in vivo outcome on pathology-specific readouts in an established animal model of acute liver failure will be evaluated. Overall, this project, which combines fundamental with translational research, is considered of high clinical and pharmaceutical relevance, as it may introduce an innovative strategy for the treatment, and potentially also for the diagnosis, of acute liver failure. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS • Tamara VANHAECKE • Mathieu VINKEN
Karakterisatie van in vivo gegenereerde hepatische cellen uitgaande van volwassen humane huidafgeleide voorlopercellen en evaluatie van hun potentieel gebruik in in vitro veiligheidsstudies van geneesmiddelen en leverziekte Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hepatocyten in de lever vertegenwoordigen de centrale plaats waar geneesmiddelen worden gebiotransformeerd. Ze zijn daarom sterk onderhevig aan toxiciteit dat leidt tot zogenaamde druggeïnduceerde leverschade (DILI). DILI is een belangrijke oorzaak van het terugtrekken van
geneesmiddelen van de markt. Dit toont aan dat de huidige modellen voor het bepalen van levertoxiciteit niet adequaat werken. Daarom heeft de farmaceutische industrie dringend nood aan nieuwe, bij voorkeur in vitro, test systemen die meer geschikt zijn voor het voorspellen van levertoxiciteit in de mens. Aangezien primaire humane hepatocyten zeer schaars zijn, moeten andere bronnen, zoals stamcellen verkend worden. Hier worden humane huidafgeleide stamcellen voorgesteld. Inderdaad, zoals aangetoond werd in het predoctorale onderzoek van de aanvrager kunnen deze stamcellen (i) gemakkelijk en reproduceerbaar geïsoleerd worden uit postnatale humane huid, (ii) differentiëren in vitro naar hepatocytachtige cellen en (iii) bezitten ze waardevolle immunomodulatorische en -suppressieve eigenschappen. Hierdoor zijn ze niet alleen interessant voor het screenen van nieuwe geneesmiddelen, maar ook voor mogelijke therapeutische applicaties. Daarom zal in het huidige postdoctorale onderzoeksproject the in vivo migratie en hepatische differentiatie eigenschappen van hSKPs onderzocht worden gebruikmakend van een relevant muismodel. Het zal bepaald worden of de zogegeneerde humane hepatische cellen kunnen gebruikt worden voor in vitro veiligheidsstudies. Daarnaast zal, door de immunologische eigenschappen te bepalen tijdens de differentiatie en de effecten van hSKPs na te gaan na transplantatie in een muismodel met leverschade in een eindstadium, hun potentieel voor verdere klinische toepassingen nagegaan worden. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS • Joery DE KOCK
Karakterisatie van het onzuiverheidsprofiel van farmaka: een gecombineerde chromatografische en chemometrische benadering. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De karakterisatie van onzuiverheden in een nieuw farmakon is beangrijk omwille van de bescherming van de patiënt tegen ongewenste nevenwerking. Alle stoffen die als onzuiverheid voorkomen in een farmaceutisch bestanddeel met een concentratie van meer dan 0,1 of 01,05% moeten gekarkteriseerd worden. Het betreft de stoffen die onstaan tijdens een synthese, zuiveringen of bewaring. in het beoogde stadium van onderzoek van een farmakon kent men de onzuiverheden nog niet. Het project beoogt de samenstelling van een optimale generische batterij van chromatografische methoden gekoppeld aan chemometrische peak purity technieken en een strategie die toelaat de gegevens autopmatisch te verwerken om het onzuiverheidsprofiel op te stellen. Het project bestaat uit drie delend namelijk: - het verder ontwikkelen van chemometrische peak purity technieken - het ontwerpen van een generische batterij orthogonale chromatografietesten en het valideren ervan - het ontwerpen van een expertsysteem dat toelaat de informatie uit de verschillende chromatogrammen en peak purity testen om te zetten in een onzuiverheidsprofiel. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • DESIRE MASSART • JOHANNA VERBEKE
Karakterisatie van het influenza virus polymerase met de unieke antivirale producten T-705 en ribavirine en design van RNA ketenbeëindigende prodrugs KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Laboratorium Virologie en Chemotherapie
Onderzoekers: • Lieve Naesens • Evelien Vanderlinden
Karakterisatie van de werking van biologische toxines op K+ kanalen. Universiteit Antwerpen Abstract: Karakterisatie van de werking van biologische toxines op K+ kanalen. Organisaties: • Moleculaire biofysica, fysiologie en farmacologie
Onderzoekers: • Dirk Snyders • Ivan Kopljar
Karakterisatie van de rol van de cystine/glutamaat antiporter en andere gliale glutamaattransporters in multiple sclerose: mogelijke link met beta2-adrenerge receptor dysfunctie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Binnen dit project onderzoeken we de betrokkenheid van glutamaattransporters, en in het bijzonder de cystine/glutamaat antiporter of systeem xc-, in de pathology van multiple sclerose. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Ann MASSIE • Guy LAUREYS • Ralph CLINCKERS
Karakterisatie van de inhoudsstoffen met anti-malaria activiteit van 4 Congolese medicinale planten. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project omvat de karakterisatie van de anti-plasmodiale (anti-malaria) inhoudsstoffen van 4 planten gebruikt in de traditionele geneeskunde van Congo, waarvan de activiteit in vivo bij proef-dieren bevestigd werd, met name Phyllanthus niruri, Cassia occidentalis, Euphorbia hirta en Morinda morindoides. Bedoeling is om nieuwe leads to bekomen voor anti-malaria geneesmiddelen, en een wetenschappelijke basis to geven, met mogelijkheid tot standardisatie, van de lokale peparaten. Organisaties: • Farmacognosie en fytochemie • Farmacognosie, Functionele voeding en Farmaceutische Analyse (NatuRA)
Onderzoekers: • Arnold Vlietinck
Karakterisatie van biologische toxines op spanningsgevoelige K+ kanalen. Universiteit Antwerpen
Abstract: Met dit project (samenwerking met prof. Jan Tytgat, KUL) willen we een betere kennis verwerven over de werking van biologische toxines. Dankzij deze toxines zal ook een beter inzicht worden verkregen in de structuur, functie en farmacologie van K+ kanalen. Finaal streven we naar het vinden van toxines die een belangrijke therapeutische en/of fysiologische waarde zullen hebben. In eerste instantie zullen venomen/toxines elektrofysiologisch gescreened worden op alle beschikbare K+ kanalen. Toxines die een hit geven zullen verder worden opgezuiverd en gekarakteriseerd (1). Interessante toxines die innovatief zijn of kunnen leiden tot toepassingen zullen onderworpen worden aan een structuurfunctie analyse (2). 1) Het effect van de toxines zal elektrofysiologisch worden nagegaan met behulp van de voltage-clamp techniek. Uit de analyse van de gemeten K+ stromen wordt het mechanisme (permeatieblok of effect op gating) bepaald en de blokkeringparameters (affiniteit, kineticaeffecten, spanningsafhankelijkheid) verkregen. Interessante toxines zullen onderworpen worden aan een structuur-functie analyse. 2) Het eerste deel van de structuur-functie analyse omvat de mutagenese van potentiële bindingsplaatsen in het kanaal om de specifieke bindingssite van het toxine te achterhalen d.m.v. verschillende farmacologische blokkeringsparameters. Eenmaal de bindingsplaats gekarakteriseerd is kan de betreffende sequentie vergeleken worden met die van andere kanalen waardoor nieuwe potentiële kandidaten kunnen worden gedetecteerd. Het tweede deel van de structuur-functie analyse is de mutagenese van de toxinesequentie waaruit de functionele aminozuren zullen worden bepaald. Bepaling van energetische koppeling tussen aminozuren aan het interactie-oppervlak van de toxine en het kanaal zal gebeuren d.m.v. "mutant cycle analysis". Organisaties: • Moleculaire biofysica, fysiologie en farmacologie
Onderzoekers: • Dirk Snyders • Ivan Kopljar
Karakterisatie van biologische toxines op spanningsgevoelige K+ kanalen. Universiteit Antwerpen Abstract: Met dit project (samenwerking met prof. Jan Tytgat, KUL) willen we een betere kennis verwerven over de werking van biologische toxines. Dankzij deze toxines zal ook een beter inzicht worden verkregen in de structuur, functie en farmacologie van K+ kanalen. Finaal streven we naar het vinden van toxines die een belangrijke therapeutische en/of fysiologische waarde zullen hebben. In eerste instantie zullen venomen/toxines elektrofysiologisch gescreened worden op alle beschikbare K+ kanalen. Toxines die een hit geven zullen verder worden opgezuiverd en gekarakteriseerd (1). Interessante toxines die innovatief zijn of kunnen leiden tot toepassingen zullen onderworpen worden aan een structuurfunctie analyse (2). 1) Het effect van de toxines zal elektrofysiologisch worden nagegaan met behulp van de voltage-clamp techniek. Uit de analyse van de gemeten K+ stromen wordt het mechanisme (permeatieblok of effect op gating) bepaald en de blokkeringparameters (affiniteit, kineticaeffecten, spanningsafhankelijkheid) verkregen. Interessante toxines zullen onderworpen worden aan een structuur-functie analyse. 2) Het eerste deel van de structuur-functie analyse omvat de mutagenese van potentiële bindingsplaatsen in het kanaal om de specifieke bindingssite van het toxine te achterhalen d.m.v. verschillende farmacologische blokkeringsparameters. Eenmaal de bindingsplaats gekarakteriseerd is kan de betreffende sequentie vergeleken worden met die van andere kanalen waardoor nieuwe potentiële kandidaten kunnen worden gedetecteerd. Het tweede deel van de structuur-functie analyse is de mutagenese van de toxinesequentie waaruit de functionele aminozuren zullen worden bepaald. Bepaling van energetische koppeling tussen aminozuren aan het interactie-oppervlak van de toxine en het kanaal zal gebeuren d.m.v. "mutant cycle analysis". Organisaties: • Moleculaire biofysica, fysiologie en farmacologie
Onderzoekers: • Dirk Snyders • Ivan Kopljar
Karakterisatie en rol van dysbiose in de pathogenese van inflammatoire darmziekten KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • TARGID
Onderzoekers: • Jan Verhaegen • Séverine Vermeire • Paul Rutgeerts • Kathleen Machiels
Kankeronderzoek Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van het project is de ontwikkeling en evaluatie van nieuwe stationaire fasen voor de scheiding van chirale (antitumorale) componenten m.b.v. capillaire electrochromatografie (CEC). Chiraliteit is een belangrijke eigenschap van een groot aantal geneesmiddelmoleculen. Methoden moeten voorgelegd worden (b.v. eis van FDA) die in staat zijn het enantiomerenmengsel te scheiden. Dit kan b.v. via CEC. In dit project worden nieuwe types van stationaire fasen, speciaal voor CEC toepassingen, geevalueerd. Het handelt om kleine-partikels stationaire fasen, evenals om monolitische kolommen. Deze laatste trachten we zelf te synthetiseren. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • Yvan VANDER HEYDEN • JOHANNA VERBEKE
IWT SBO 130033: SAFE-PEDRUG Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Farmacologie, Toxicologie en Biochemie
Onderzoekers: • Jan Van Bocxlaer • Freddy Mortier • Siska Croubels • Ann Raes
IPROS. KU Leuven
Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Medicinale Chemie
Onderzoekers: • Piet Herdewyn
In welke mate passeren cel penetrerende peptiden selectief de bloed-hersenbarriére Universiteit Gent Abstract: De snelheid, de hersenzonde-selectiviteit en de mate waarion CPPs de hersenen penetreren wordt kwantitatief bepaald. Eerst worden de meest representatieve CPPs geselecteerd en gekoppeld aan de BBB-homing peptiden. Daarna wordt een LC-MS-methode ontwikkeld en geëvalueerd om de CPPs te kwantificeren. Uiteindelijk worden verschillende technieken toegepast om in cel- en diermodellen de selectieve herseninteractie van de CPPs te kwantificeren. Organisaties: • Vakgroep Farmaceutische analyse
Onderzoekers: • Bart De Spiegeleer
Invloed van Obesitas en Gastric Bypass op Geneesmiddelenabsorptie . KU Leuven Abstract: Roux-en-Y gastric bypass (RYGB) wordt vaak uitgevoerd ter behandeling van morbide obesitas. Een RYGB wijzigt de anatomische structuur van het gastro-intestinaal stelsel door het duodenum en het proximale deel van het jejunum te bypassen en de maagcapaciteit te reduceren. Deze veranderingen hebben een invloed op de biologische beschikbaarheid van geneesmiddelen. Het algemene doel van dit project is om inzicht te verwerven in de biologische beschikbaarheid van orale geneesmiddelen in obese patiënten voor en na RYGB.Een prospectieve follow-up van patiënten en kwalitatieve interviews met artsen zullen worden uitgevoerd om inzicht te verwerven in de huidige praktijk inzake medicatiegebruik en-begeleiding voor en na RYGB. In de prospectieve studie zal ook de voedselinname van de patiënten opgevolgd worden. Bovendien zal er een farmacokinetische studie met modelcomponenten opgezet worden om de absorptie van geneesmiddelen in obese patiënten voor en na RYGB te evalueren. Wanneer de absorptie v Organisaties: • C_Farma_zorg
Onderzoekers: • Veerle Foulon • Patrick Augustijns • Dirk Vanderschueren • Ina Gesquiere
Invloed van micro-organismen op het gedrag en de differentiatie van intestinale stamcellen bij inflammatoire darmziekten KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • TARGID
Onderzoekers: • Marc Ferrante • Catherine Verfaillie • Manuel Noben
Invloed van histone deacetylase inhibitoren op het fenotype van hepatocyten in cultuur, en studie van de biotransformatie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hepatocyten en hun culturen zijn in de preklinische otnwikkeligsfase van geneesmiddelen belangrijke in vitro modellen. Echter fenotypische veranderingen treden op zodat hun specifieke biotransformatiecapaciteit verminderd tot expressie komt. De hypothese dat mediumfactoren, die de progressie van de cellen in de celcyclus beïnvloeden, mogelijks een rol spelen in de differentiatietoestand (biotransformatie van xenobiotica) van de hepatocyten werd niet onderzocht. Het doel van dit onderzoek is daarom: a) onderzoeken of oplosbare mediumfactoren behorende tot de groep der histone deacetylase inhibitoren (HDI), die selectief een aantal stappen in de celcyclus inhiberen, een effect hebben op het gedifferentieerde fenotype van volwassen hepatocyten in cultuur en aldus toelaten om een nieuwe cultuurmethode van stabiele hepatocyten te ontwikkelen b) ophelderen van het biotransformatiepatroon van trichostatine A en structuuranalogen die behoren tot de HDI groep. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS
Invloed van histone deacetylase inhibitoren op het fenotype van hepatocyten in cultuur, en studie van de biotransformatie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hepatocyten en hun culturen zijn in de preklinische ontwikkelingsfase van geneesmiddelen belangrijke in vitro modellen. Echter fenotypische veranderingen treden op zodat hun specifieke biotransformatiecapaciteit verminderd tot expressie komt. De hypothese dat mediumfactoren, die de progressie van de cellen in de celcyclus beïnvloeden, mogelijks een rol spelen in de differentiatietoestand (biotransformatie van xenobiotica) van de hepatocyten werd niet onderzocht. Het doel van dit onderzoek is daarom: a) onderzoeken of oplosbare mediumfactoren behorende tot de groep der histone deacetylase inhibitoren (HDI), die selectief een aantal stappen in de celcyclus inhiberen, een effect hebben op het gedifferentieerde fenotype van volwassen hepatocyten in cultuur en aldus toelaten om een nieuwe cultuurmethode van stabiele hepatocyten te ontwikkelen b) ophelderen van het biotransformatiepatroon van trichostatine A en structuuranalogen die behoren tot de HDI groep. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS
Invloed van histone deacetylase inhibitoren op het fenotype van hepatocyten in cultuur, en studie van de biotransformatie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hepatocyten en hun culturen zijn in de preklinische ontwikkelingsfase van geneesmiddelen belangrijke in vitro modellen. Echt fenotypische veranderingen treden op zodat hun specifieke biotransformatiecapaciteit verminderd tot expressie komt. De hypothese dat mediumfactoren die de progressie van de cellen in de celcyclus beïnvloeden, mogelijks een rol spelen in de differentiatietoestand van de hepatocyten werd niet onderzocht. Het doel van dit onderzoek is daarom: a) onderzoeken of oplosbare mediumfactoren behorende tot de groep der histone deacetylase inhibitoren die selectief een aantal stappen in de celcyclus inhiberen, een effect hebben op het gedifferentieerde fenotype van volwassen hepatocyten in cultuur en aldus toelaten om een nieuwe cultuurmethode van stabiele hepatocyten te ontwikkelen. b) ophelderen van het biotransformatiepatroon van trichostatine A en structuuranalogen die behoren tot de HDI groep. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS
: Invloed van dosering, toedieningsweg en darmgezondheid op antibacteriële resistentieselectie bij de commensale flora van varkens en optimalisatie van doseringsschema?s voor geselecteerde antibacteriële stoffen. Universiteit Gent Abstract: De posologie van bestaande antimicrobiële middelen werd uitsluitend bepaald op basis van klinische efficaciteit, zonder resistentieselectie in acht te nemen. Het doel van dit project is om het effect van dosering (over- en onderdosering), toedieningsweg (oraal en parenteraal) en darmgezondheid (inflammatie) op resistentieselectie bij de commensale flora van varkens na te gaan. Organisaties: • Vakgroep Farmacologie, Toxicologie en Biochemie • Vakgroep Pathologie, bacteriologie en pluimveeziekten • Vakgroep Veterinaire volksgezondheid en voedselveiligheid
Onderzoekers: • Freddy Haesebrouck • Siska Croubels • Lynn Vanhaecke
Invloed van de fysische structuur van de geneesmiddel/polymeer-matrix op de stabiliteit en de afgifte van het geneesmiddel Universiteit Gent Abstract: De doelstelling is de fysische structuur van geneesmiddel/polymeer-systemen op te helderen via karakterisatie van de interacties binnen de matrices. Hierbij wordt aandacht besteed welke formulatie- en procesparameters de fysische structuur beïnvloeden en hun effect op de in-vitro en in-vivo geneesmiddelvrijstelling, alsook op de stabiliteit van de systemen. De gedane observaties moeten toelaten in de toekomst dergelijke systemen op een meer rationele manier te formuleren en te produceren Organisaties: • Vakgroep Geneesmiddelenleer
Onderzoekers: • Jean Remon
Invloed van angiogenese op de groei, samenstelling en stabiliteit van atherosclerotische plaques. Universiteit Antwerpen Abstract: In deze studie zullen microvaatjes geïnduceerd worden in atherosclerotische plaques van konijnen en zal de invloed van microvaatjes op de groei, samenstelling en stabiliteit van de plaque bepaald worden. Anderzijds zullen we het effect van farmaca (statines, stikstofmonoxide donoren) onderzoeken op de ontwikkeling van microvaatjes en plaquestabiliteit. Parallel hiermee willen we een beter inzicht verkrijgen in pathofysiologische mechanismen van plaque-instabiliteit en ¿ruptuur en willen we nieuwe eindpunten voor de evaluatie van plaquestabiliteit ontwikkelen en valideren. Organisaties: • Fysiofarmacologie (FAR)
Onderzoekers: • Guido De Meyer • Wim Martinet
Invloed van angiogenese op de groei, samenstelling en stabiliteit van atherosclerotische plaques. Universiteit Antwerpen Abstract: Het aanbrengen van een siliconen manchet rond de halsslagader van konijnen, gecombineerd met een cholesterolrijk dieet, is een bestaande en in onze onderzoeksgroep zeer goed gekarakteriseerde techniek, die ook door buitenlandse onderzoeksgroepen wordt gehanteerd om atherosclerotische plaques te induceren op een welbepaalde plaats. De manchet staat in verbinding met een osmotische minipomp. Hierlangs kunnen te onderzoek producten ter hoogte van de halsslagader aangebracht worden. Na plaatsing van de manchet is er een sterke, 40- tot 50voudige, toename in de transarteriële flux. uit vroeger onderzoek blijkt bovendien dat ondanks het feit dat proteïnen lokaal via de adventitia worden toegediend, zij toch terechtkomen in de ganse vaatwand. Dit model heeft 3 voordelen : 1) de letsels ontwikkelen zich snel (binnen de 2 weken), 2) biologisch actieve stoffen kunnen lokaal worden toegediend en 3) potentieel plaquestabiliserende interventies kunnen gemakkelijk worden bestudeerd. Organisaties: • Fysiofarmacologie (FAR)
Onderzoekers: • Guido De Meyer • Wim Martinet
In vivo studie van gecontroleerde afgifte van geneesmiddelen proces metbehulp van plasmon golfgeleider eencellige endoscopie systeem KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Afd. Moleculaire Visualisatie & Fotonica
Onderzoekers: • Johan Hofkens • Hiroshi Ujii • Gang Lu
In vivo monitoring van neuropeptiden tijdens epilepstische aanvallen met nano LC-MS/MS en karakterisering van hun mogelijke anticonvulsieve rol Vrije Universiteit Brussel Abstract: Neuropeptiden zijn belangrijke signalisatiemoleculen in de hersenen die vooral belangrijk worden tijdens pathologische condities en tijdens het neuronaal afvuren met hoge frequenties (i.e. zoals tijdens epileptische aanvallen). Om betere inzichten te verkrijgen in the centrale peptiderge effecten is het interessant om hun concentraties te kunnen meten in functie van de tijd, bijvoorbeeld door middel van microdialyse. Kwantificatie van neuropeptiden in dialysaten is een analytische uitdaging omdat de peptiden in lage concentraties aanwezig zijn in het extracellulair milieu, er een optimale temporele resolutie moet worden beoogd, het over kleine staalvolumes gaat, de matrix complex is en neuropeptiden makkelijk adsoberen aan recipïenten en materialen voor staalname. LC-MS/MS is de voorkeurstechniek om neuropeptiden in microdialysaten kwantitatief te kunnen bepalen. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Ilse Julia SMOLDERS • Ann VAN EECKHAUT
In vivo karakterisatie van de interactie tussen angiotensine fragmenten met de centrale neurotransmitter systemen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Naast het gekende renine-angiotensine systeem (RAS) thv de nier bestaat er ook een RAS in de hersenen. Dit centraal systeem staat ook in voor de regeling van de bloeddruk, maar functies op de motoriek, cognitie en gedrag zijn beschreven. Het belangrijkste peptide van het RAS is angiotensine II (Ang II), dat zijn werking uitoefent via AT1 en AT2 receptoren. Recentelijk zijn er fragmenten van Ang II beschreven zoals Ang IV en Ang (1-7) die het RAS zouden beïnvloeden, en dit elk met specifieke functies in de hersenen. Zo zou centraal Ang II het dopaminerg systeem in de basale ganglia beinvloeden wat een rol van dit peptide in de motoriek impliceert. Dit kan in verband gebracht worden met pathologiëen zoals de ziekte van Parkinson en Huntington. Ang II en Ang IV zouden een rol spelen in de hippocampale fysiologie en in epilepsie, via modulatie van Glu en GABA. De rol in cognitie zou via een Ang IV-acetylcholine interactie gebeuren. Er zijn echter weinig in vivo gegevens gekend die de exacte rol van deze neuropeptiden weergeeft. Daarom gaan we in dit project de effecten van Ang II en zijn fragmenten Ang IV en Ang (1-7) op de neurotransmittervrijgave (noradrenaline dopamine, serotonine, glutamaat, GABA en acetylcholine) in het striatum, de hippocampus of de prefrontale cortex van de vrijbewegende rat bestuderen mbv in vivo microdialyse. Deze fundamentele studie zal ons toelaten de interactie van Ang II en zijn fragmenten met verschillende neurotransmittersystemen in vivo te karakteriseren. In een tweede fase kunnen de vastgestelde interacties in relatie gebracht worden met verschillende ziektebeelden. Het effect van de Ang fragmenten kan worden bestudeerd in diermodellen (ziekte van Parkinson en limbische epilepsie) die in het laboratorium werden ontwikkeld en die gekenmerkt worden door belangrijke afwijkingen in bepaalde neurotransmittersystemen. Organisaties: • Experimentele Farmacologie • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Bart STRAGIER • YVETTE MICHOTTE • SOPHIE SARRE
In vivo evaluatie van de simultane inhibitie van TAFI en PAI-1: op weg naar een effectieve en veilige trombolyse KU Leuven Abstract: Trombine-activeerbare fibrinolyse inhibitor (TAFI) en plasminogeen activator inhibitor-1 (PAI-1) zijn belangrijke remmers van de fibrinolyse (d.i. het systeem om bloedklonters op te lossen). Hoewel dit gebeurt via verschillende werkingsmechanismen, grijpen beide eiwitten in op het omzetten van plasminogeen tot plasmine door het weefsel-type plasminogeen activator (tPA). Plasmine is het enzyme dat verantwoordelijk is voor de eigenlijke afbraak van fibrine (= het hoofdbestanddeel van de bloedklonter). Geactiveerd TAFI (TAFIa) verwijdert carboxyterminale lysines van het fibrine oppervlak met een verhoogde resistentie tegen fibrinolyse tot gevolg. PAI-1 neutraliseert tPA door de vorming van een covalent complex enwordt beschouwd als de voornaamste inhibitor van tPA. Verhoogde TAFI- en/of PAI-1-waarden werden dan ook geassocieerd met diverse cardiovasculaire aandoeningen zoals myocard infarct (= hartinfarct), veneuze tromboseen cerebrovasculaire accidenten (= beroertes). De enige medicijnen Organisaties: • Therapeutische en Diagnost. Antilichamen
Onderzoekers: • Paul Declerck • Nick Geukens • Tine Wyseure
In vivo evaluatie van de antifibrogene eigenschappen van trichostatine A en aanverwanten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Twee jaar geleden, ontdekten we dat trichostatine A een krachtig antifibrigeen middel in stellaat-cel en huid-fibroblast-culturen. TSA vertraagd de morfologische veranderingen gedurende de acticatie van de stellaat-cellen, onderdrukt de synthese van collagenen I en III, blokkeerd de expressie van alfa-gladde actine en cellulaire verspreiding en beknot TGF-beta geïnduceerde ECM produktie. Omdat de externe aanvoer van TSA zeer beperkt was startten professors Geerts en Tourwé een programma op om grotere hoeveelheden TSA en TSA-aanverwanten te produceren met de steun van de research afdeling van de VUB en IWT. Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • ALBERT GEERTS
In vivo evaluatie van bio-erodeerbare oculaire minitabletten met verlengde geneesmiddel vrijgave. Universiteit Antwerpen Abstract: Gesteriliseerde bio-erodeerbare minitabletten (6 mg and diameter 2 mm), gebruikt als oculaire toedieningsvorm zullen in vivo bij mensen geevalueerd worden. Eerst zal er een klinische studie met gezonde vrijwilligers uitgevoerd worden om conventionele oogdruppels met geoptimaliseerde ciprofloxacine minitabletten (3%, w/w) te vergelijken. Hierbij zal de efficaciteit van de minitablet om een verlengde vrijgave van ciprofloxacine te bekomen nagegaan worden. In een tweede proefopzet zal, na in vitro screening van formulaties met nieuw ontwikkelde
hulpstoffen, de gereguleerde afgifte van fluoresceïne in gezonde vrijwilligers geëvalueerd worden. Hiervoor zal een fluorophotometer gebruikt worden zodat de fluoresceïne concentratie in de trraanfilm op niet-invasieve wijze kan gemeten worden. De formulatie die de meest adequate vrijgave bezit, zal geselecteerd worden voor het bereiden van vancomycine-gentamicine minitabletten. De fysicochemische en technologische eigenschappen (zwelvermogen, afgiftekinetiek,...) van deze minitabletten zullen eerst in vitro bepaald worden. Ten slotte zullen deze mintabletten geëvalueerd worden in het niet-geinfecteerde oog van gehospitaliseerde patienten, in behandeling met fortified oogdruppels voor bacteriële keratitis. De traanconcentraties van deze twee geneesmiddelen in beide ogen zullen bepaald worden met een gevalideerde HPLC methode. Organisaties: • Laboratorium voor Farmaceutische Technologie en Biofarmacie
Onderzoekers: • Annick Ludwig
In vitro onderzoek naar de apoptose signaal transductie pathway die van belang is bij radiosensitisatie. Universiteit Antwerpen Abstract: De combinatie chemo- en radiotherapie is een veelbelovende behandeling van kanker. De combinatie resulteert vaak in een toename van apoptose. In deze in vitro studie wordt het moleculair mechanisme dat leidt tot een toegenomen inductie van apoptose bij radiosensitisatie bepaald. Kennis van deze apoptose pathway kan leiden tot een efficiëntere opzet van in vivo of klinische studies met het oog op een verbeterde combinatietherapie in de kliniek. Organisaties: • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Bea Pauwels
In vitro interactie tussen chemo- en radiotherapie onder hypoxische condities. Universiteit Antwerpen Abstract: Omwille van veelbelovende klinische resultaten en belangstelling voor in vitro onderzoek naar combinaties van chemo- en radiotherapie, zal een efficiënt in vitro hypoxiemodel opgezet worden voor het bestuderen van interacties tussen chemo- en radiotherapie onder hypoxische condities. Dit model zal dan toegepast worden om interacties zowel onder normoxische als hypoxische condities te bestuderen en om factoren die van belang kunnen zijn voor het radiosensitiserend mechanisme te onderzoeken. Organisaties: • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Bea Pauwels
In vitro interactie tussen chemo- en radiotherapie onder hypoxische condities. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Filip Lardon • Jan Vermorken
In vitro en in vivo studie van mono- en polymicrobiële biofilms als belangrijke oorzaak van therapeutisch falen in intensieve zorgeenheden. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Laboratorium voor Microbiologie, Parasitologie en Hygiëne (LMPH)
Onderzoekers: • Louis Maes • Herman Goossens • Paul F R C M Cos • Surbhi Malhotra • Monique Kerstens
In vitro en in vivo onderzoek van metabolisatie door de darmflora, absorptie, en antioxidatieve werkzaamheid van polyfenolische bestanddelen van humane voeding. Universiteit Antwerpen Abstract: Enerzijds willen we het effect meten van de orale toediening van gestandardiseerde preparaten met plantaardige polyfenolen op een aantal parameters van oxidatieve stress in vivo (in proefdieren; anderzijds willen we in een in vitro dialysemodel met colonfase de metabolisatie van polyfenolen door de darmflora, de absorptie van deze metabolieten, en hun antioxidatieve effecten bestuderen. De resultaten in beide modellen zullen met elkaar vergeleken worden: we zullen nagaan of de in het in vitro model gevormde metabolieten ook daadwerkelijk in vivo in het plasma aanwezig zijn, in welke mate deze metabolieten nog steeds antioxidatief werkzaam zijn, en of er een correlatie bestaat met de reductie van de in vivo oxidatieve stress parameters. Na validatie kan het in vitro dialysemodel met colonfase een belangrijk hulpmiddel zijn bij het verder onderzoek van de metabolisatie en de activiteit van polyfenolen, en ten dele een alternatief vormen voor dierproeven. Organisaties: • Farmacognosie, Functionele voeding en Farmaceutische Analyse (NatuRA)
Onderzoekers: • Luc Pieters • Sandra Apers • Nina Hermans
In vitro en in vivo onderzoek van antioxidatief werkzame plantaardige polyfenolen. Universiteit Antwerpen Abstract: In vitro en in vivo onderzoek van antioxidatief werkzame plantaardige polyfenolen. Organisaties:
• Farmacognosie en fytochemie • Farmacognosie, Functionele voeding en Farmaceutische Analyse (NatuRA)
Onderzoekers: • Arnold Vlietinck • Dirk Vanden Berghe • Nina Hermans
In vitro differentiatie van beenmergstamcellen tot hepatocyten : karakterisatie van de biotransformatie- capaciteit, regulatie door 'liver-enriched' transcriptie factoren en invloed van trichostatine A. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geïsoleerde primaire hepatocyten en hun culturen vormen belangrijke in vitro modellen voor farmaco-toxicologisch onderzoek van xenobiotica (1). Vooral voor geneesmiddelen zijn ze onmisbaar in de vroege ontwikkelingsfase. Vers geïsoleerde cellen en hun korte-termijn (2 à 3 dagen) culturen worden ondermeer toegepast voor het ophelderen van de voornaamste biotransformatiewegen van nieuwe moleculen, samen met de enzymen die hierbij betrokken zijn, de gevormde metabolieten en intermediairen. De studie van bepaalde geneesmiddeleninteracties (vb. inhibitie) en van de acute toxiciteit van nieuwe moleculen zijn andere toepassingsgebieden. Voor het bestuderen van lange-termijneffecten, zoals geneesmiddeleninteracties (vb. inductie) en subchronische en chronische toxiciteit zijn lange-termijnculturen nodig (tenminste 2 weken). Een probleem echter is dat hepatocyten in cultuur dedifferentiëren en de leverspecifieke eigenschappen verminderen in functie van de cultuurtijd. Vooral de biotransformatiecapaciteit ondergaat fenotypische veranderingen. Het gastlabo (dienst Toxicologie, VUB) heeft zich gespecialiseerd in dit domein en heeft een grote expertise opgebouwd om functionele hepatocyten voor langere tijd te te cultiveren (2-67) door het gebruik van oplosbare mediumcomponenten en in te grijpen op cel-cel- en celmatrixinteracties (19,21,68-70). De beste resultaten werden bekomen met co-culturen en sandwich collageen gel culturen. Deze langetermijnsculturen behouden hun leverspecifieke eigenschappen, waaronder de induceerbaarheid van de meeste fase I en fase II enzymes, voor minstens 10 dagen op een niveau vergelijkbaar met het in vivo niveau (9,21,40,63-66,68,71-74). Echter, het 'ideale' in vitro model bestaat nog niet. Het ontwikkelen van een eenvoudig, goed gestandaardiseerd en gekarakteriseerd hepatocytencultuursysteem met onbeperkte levensduur én een uitgesproken metaboliserend vermogen zou bijgevolg een enorme vooruitgang betekenen in het gebied van de farmaco-toxicologie. Het gebruik van beenmergstamcellen (BMSC) biedt hiervoor een mogelijke uitweg. Stamcellen hebben immers een sterk prolifererend en onbeperkt zelf-vernieuwend vermogen én zijn pluripotent (75-77). Zowel in vivo als in vitro studies hebben reeds bevestigd dat BMSC kunnen differentiëren in spiercellen, adipocyten, cardiomyocyten, neuroectodermale cellen, osteoblasten, chondroblasten,(76,78-86). Recent werd ontdekt dat BMSC eveneens kunnen differentiëren tot hepatocyten (84,87-89). Het onderzoek bevindt zich echter in een zeer pril stadium en de signalen die de recrutering van BMSC in de lever en hun differentiatie tot hepatocyten dirigeren alsook de mechanismen achter deze differentiatie zijn nog niet volledig opgehelderd. Ook de volledige karakterisatie van deze BMSC-afgeleide hepatocyten is nog niet gebeurd en de vraag blijft of deze cellen dezelfde functionele capaciteit en in het bijzonder biotransformatiecapaciteit hebben als endogene hepatocyten. Ook vragen omtrent de regulatie, induceerbaarheid en mogelijke opregulatie van de fase I en fase II biotransformatie-enzymen in BMSC-afgeleide hepatocyten dienen nog beantwoord te worden. Het voornaamste doel van dit doctoraatsproject is dan ook om, op basis van de reeds verworven kennis betreffende primaire hepatocytenculturen, een nieuw in vitro model voor farmaco-toxicologische doeleinden te ontwikkelen uitgaande van 'beenmergstamcellen' (BMSC). Zo zal worden nagegaan in welke mate de in vitro differentiatie van BMSC tot hepatocyten en in het bijzonder hun biotransformatiecapaciteit, opgereguleerd kan worden door de expressie en regulatie van LETFs te beïnvloeden door middel van geselecteerde mediumfactoren (90-99). De mediumfactor die hier zal onderzocht worden is Trichostatine A (TSA), een selectieve en reversibele histon deacetylase (HDAC)-inhibitor. Het gastlabo (dienst Toxicologie, VUB) heeft verschillende effecten (met betrekking tot de celcyclus en apoptose) van TSA bestudeerd en heeft een hele reeks nieuwe structuuranalogen van deze molecule gesynthetiseerd (74,100). TSA veroorzaakt, door zijn inhiberende werking op HDACs, een hyperacetylatie van histonen zodat de toegankelijkheid van het doelwit-DNA voor transcriptiefactoren, en dus ook LETFs, bevorderd wordt waardoor de transcriptie van het doelwitgen gemakkelijker kan doorgaan (101-106). Verwacht wordt dat de additie van TSA en structuuranalogen aan het kweekmedium van BMSC-afgeleide hepatocyten een positief effect zal hebben op de differentiatie en de expressie van de biotransformatie-enzymen in deze prolifererende cellen. De uiteindelijke vraag die door dit project beantwoord zal worden, is dus of veranderingen in de chromatinestructuur door histonacetylatie/deacetylatie een potentiële rol spelen in het mechanisme waarbij LETFs fase I en fase II biotransformatie-enzymen reguleren in BMSC-afgeleide hepatocyten en zodoende een bijdrage leveren tot de in vitro maturatie van BMSC tot hepatocyten. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS
In vitro celvrije eiwit synthese en zuivering platform Vrije Universiteit Brussel Abstract: Kankeronderzoek: In vitro celvrije eiwit synthese en zuivering platform Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Fysiologie
Onderzoekers: • Joris MESSENS • Geert MARTENS • Peter TOMPA • KRISTIAAN THIELEMANS
In vitro bioaccessibiliteit en metabolisatie van nieuwe vlamvertragers in de mens Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project onderzoekt de in vitro bioaccessibiliteit (percent van dose beschikbaar voor opname) en metabolisatie (aard van gevormde metabolieten, actieve enzymen en substraatuitklaring) van de nieuwe vlamvertragers DBDPE, BTBPE, BDP en V6. Deze gegevens hebben predictieve waarden voor de in vivo bioaccessibiliteit en metabolisatie en selectie van blootstellingsmerkers in de schatting van blootstelling en humane toxicologische risicobeoordeling. Organisaties: • Toxicologie
Onderzoekers: • Claudio Alberto Erratico
Introductie van analytische scheidingstechnieken in de virologie om interacties op moleculair vlak bij picornaviridae op te helderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Door gebruik te maken van het celvrij systeem voor de aanmaak van virusmateriaal en initieel CE als scheidingstechniek, willen wij onopgeloste vraagstukken in verband met de structuur en de replicatie van picornavirussen, zoals de functie van sommige virale proteïnen, het
mechanisme van de initiatie van proteïnen- en RNA synthese en de verschillende stappen in de morfogenese bestuderen. Het moet ons eveneens in staat stellen om - naast de onderwerpen die hoger werden aangehaald - (i) subvirale partikels te detecteren die ontstaan tijdens de replicatiecyclus van picornavirussen (morfogenese), (ii) interacties te bestuderen tussen het viraal genoom en subvirale partikels, die leiden tot het ontstaan van nieuwe virionen, (iii) interacties te onderzoeken tussen het viraal RNA en cellulaire proteïnen, (iv) interacties tussen virale en cellulaire proteïnen te beschouwen, (v) interacties tussen viraal RNA en virale proteïnen te volgen, waarbij telkens de stoichiometrie en affiniteit kan bepaald worden, en (vi) bijgevolg aangrijpingspunten te vinden voor potentiële antivirale geneesmiddelen. Zoals reeds aangehaald kunnen de virale componenten slechts gedetecteerd worden nadat zij fluorescent gelabeld zijn, ofwel door een derivatisatie-reactie met een fluorofoor ofwel door intercalatie met een fluorofoor. Een probleem kan zich stellen wanneer men in een complex mengsel van proteïnen in het celextract de de novo gesynthetiseerde virale moleculen moet detecteren omdat de reactie niet specifiek is. In het verleden werden er radioactieve precursoren toegevoegd waarbij vervolgens op een relatief eenvoudige manier de geïncorporeerde radioactiviteit kon gemeten worden die slechts aanwezig was in de novo gesynthetiseerde virale moleculen. Om het gebruik van radioactiviteit af te bouwen en omdat het praktisch moeilijk of niet haalbaar is om de radioactiviteit van monsters te meten bij CE, willen we graag het gebruik van niet-natuurlijke aminozuren introduceren in de moleculaire virologie. Tot nu toe waren onderzoekers beperkt tot het gebruik van de 20 natuurlijk voorkomende aminozuren (al of niet radioactief gemerkt). Maar vorderingen in de chemische biologie bieden ons nu de toegang tot een breder arsenaal van aminozuren die chemisch gewijzigd werden. Afhankelijk van de chemische modificatie kunnen deze aminozuren bij verschillende toepassingen gebruikt worden. Zij kunnen ingezet worden bij de detectie van virale proteïnen, ofwel omdat zij reeds verbeterde fluorescerende eigenschappen bezitten, zoals het 5-hydroxy-L-tryptofaan [15], ofwel omdat zij nieuwe reactieve groepen, zoals alkynen, bezitten die het mogelijk maken om proteïnen selectief fluorescent te labelen. Een andere mogelijkheid bestaat erin om fotoactiveerbare crosslinkers bij leucine en methionine [16] te introduceren om proteïne-proteïne interacties beter te bestuderen. Het interessante aan deze niet-natuurlijke aminozuren is dat wanneer zij geïncorpeerd worden, het proteïne zijn activiteit en functionaliteit behoudt. Zowel bij gebruik van fluorescentielabelling, derivatisatie als bij de introductie van niet-natuurlijke aminozuren moeten de analytische CE bepalingen geoptimaliseerd worden. Dat geldt evenzeer voor de voorwaarden waaronder de (derivatisatie) reacties uitgevoerd worden. Dergelijke optimalisaties zullen binnen dit project eveneens beschouwd worden. We denken hierbij aan een aanpak gebaseerd op het gebruik van experimentele designs. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie • Farmaceutische Biotechnologie en Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • BARTHOLOMEUS ROMBAUT • Yvan VANDER HEYDEN
Intraperitoneale gentherapie om de groei en verspreiding van metastasen tegen te gaan: nanopartikel optimalisatie en de ontwikkeling van een thermosensitieve hydrogel Universiteit Gent Abstract: Intraperitoneal niet-virale nucleïnezuur toediening kan aangewend worden bij peritoneale metastasen. We wensen de stabiliteit en aggregatie van niet-virale complexen te onderzoeken in peritoneaal vocht, met Fluorescentie Fluctuatie Spectroscopie en Single Particle Tracking. Verder wensen we een thermosensitieve hydrogel te ontwikkelen voor de gecontroleerde vrijstelling van nucleïnezuren in de buikholte. Organisaties: • Vakgroep Geneesmiddelenleer
Onderzoekers: • Stefaan De Smedt • Katrien Remaut • Wim Ceelen
Intramoleculaire signaaltransmissie: protein engineering aanpak voor de studie van de allosterische regulatie van een familie bacteriele aspartaattranscarbamylasen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het Theiler's murine encephalomyelitis virus is een picornavirus dat de muis als natuurlijke gastheer heeft. Er bestaan twee subtypes van het TMEV die elk een verschillende pathologie induceren inhet centrale zenuwstelsel. Enerzijds heeft men het demyelinierdende subtype dat een persistente infectie van het CZS veroorzaakt en anderzijds heeft men het neurovirulente subtype dat niet persisteert in het CZS. Onze hypothese is dat het vermogen om al dan niet te persisteren in het CZS, aan de basis ligt van het verschillend pathogeen karakter van beide subtypes en dat de demyelinisatie die enkel wordt waargenomen bij de demyeliniserende stammen een gevolg is van de virale persistentie. Hoe de demyeliniserende varianten van het TMEV kunnen persisteren is nog onbekend, maar zowel virale als gastheer factoren dragen hier waarschijnlijk toe bij. Deze studie heeft tot doel inzicht te verwerven in virale en cellulaire factoren die bijdragen tot persistentie door de replicatie va beide relevant kunnen zijn voor andere persistente virussens. Omdat onze onderzoeksgroep uitgebreide ervaring heeft inzake de replicatie van een ander picornavirus, nl. het poliovirus, is de nodige infrastructuur en know-how aanwezig om dit project aan te vatten. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • RAYMOND CUNIN
Intracellulaire compartimentalisatie van de signaaltransductie van 5-HT4-receptoren in cardiaal en gastro-intestinaal weefsel Universiteit Gent Abstract: De signaaltransductie betrokken bij het uitlokken van een positief inotroop en chronotroop antwoord door stimulatie van de 5-HT4receptoren op de cardiale myocyten wordt onderzocht, in het bijzonder de intracellulaire compartimentalisatie door middel van fosfodiësterasen en A-kinase verankeringsproteïnen (AKAPs). In de dikdarm wordt dit nagegaan voor de verschillende celtypes waarop 5-HT4-receptoren aanwezig zijn (cholinerge neuronen, nitrerge neuronen, gladde spiercellen). Organisaties: • Vakgroep Farmacologie
Onderzoekers: • Romain Lefebvre