www.researchportal.be - 26 Aug 2015 10:59:13
Onderzoeksprojecten (10000 - 10500 van 29735) Mobiliteit in de Vlaamse verbeelding: Toerisme naar en immigratie uit "het zuiden". KU Leuven Abstract: The proposed study addresses the following main hypothesis: currently prevailing images and discourses in Flanders represent travel to (tourism) and travel from (immigration) "the South" in ways that seem at the same time unconsciously disconnected from the lived present but connected with the imagined past. While people hava always been on the move, processes of globalization have led to an enormous increase in travel across the planet. International migration and tourism are among the most significant socio-economic realities of our time. There are wellestablished distinct traditions of tourism and migration studies, but scholars have barely begun to address the intricate interconnections between the two phenomena. This theoretical overture goes hand in hand with the blurring of the political categories that regulate and define the movement of people: labour migrants crossing borders with tourist visas and residential tourists turning into migrants. Studies of mobility and circulati Organisaties: • OE Centr.Intercultural.,Migr.& Minderh.
Onderzoekers: • Johan Leman • Noel Salazar
Zoekend oordelen en moreel leven. Functie en grenzen van het reflecterend oordeelsvermogen in Kants 'impure ethics'. Universiteit Antwerpen Abstract: Ik wil me in mijn onderzoek toespitsen op een bepaald aspect van deze 'onzuivere ethiek', namelijk op het belang dat het reflecterend oordeelsvermogen volgens Kant heeft voor de moraliteit. Op de functie van het reflecterend oordeel voor de moraliteit wordt uiteraard reeds gewezen in (commentaren op) Kants KdU. Het reflecterend oordeelsvermogen speelt echter ook een belangrijke (en vaak zelfs een prominente) rol in teksten die tot het domein van Kants 'onzuivere ethiek' behoren. Via een studie van deze teksten wil ik aantonen dat het reflecterend oordeelsvermogen volgens Kant niet alleen een wezenlijk aspect is van de menselijke existentie, maar ook een vermogen, zoniet hét vermogen waarmee de mens aan het morele leven concreet gestalte geeft. Organisaties: • Centrum voor Europese Filosofie
Onderzoekers: • Geert Van Eekert • Liesbet Vanhaute
Burgerparticipatie: naar een herformulering van het principe van de vertegenwoordiging? Vrije Universiteit Brussel Abstract: a. Project 1. Historiek. Art. 42 van de Grondwet bepaalt: "De leden van beide Kamers vertegenwoordigen de Natie en niet enkel degenen die hen hebben verkozen". Dit artikel wordt traditioneel gezien als de juridische basis van het "vertegenwoordigingsbeginsel" van het Belgisch grondwettelijk recht (Velu, 1986). Volgens deze traditionele interpretatie, afkomstig uit de Franse doctrine, bestaat dit beginsel uit vier subsidiaire principes (Carré de Malberg, 1921). Deze zijn : (1°) Het principe van de nationale vertegenwoordiging: elke vertegenwoordiger, ongeacht de oorsprong van zijn verkiezing, vertegenwoordigt de hele natie en niet enkel zijn kiezers; (2°) Het principe van de onherroepelijkheid: de kiezers hebben geen enkele herroepingsmacht, zelfs niet als de vertegenwoordiger fouten begaat; (3°) Het principe van de juridische nietaansprakelijkheid: de enige mogelijke sanctionering van de volksvertegenwoordiger ligt besloten in zijn niet-herverkiezing; (4°) Het principe van het verbod van het bindend mandaat: de vertegenwoordiger kan in geen geval gebonden zijn door de wensen van zijn kiezers, zelfs al heeft hij zich hiertoe geëngageerd. Deze principes geven samen gestalte aan een opvatting van vertegenwoordiging die van Otto von Gierke en Georg Jellinek afkomstig is: met name de theorie van de organieke vertegenwoordiging (Brunet, 2004). De theorie van de organieke vertegenwoordiging is altijd al controversieel geweest. Lange tijd was het belangrijkste bezwaar ertegen dat de theorie niet op een ander politiek lichaam toegepast kon worden dan het Parlement. Zo werden in Frankrijk vragen gesteld bij de representativiteit van de Président de la République, en, daarna, bij die van de grondwettelijke rechters (Hamon, Troper, 2005). In België, waar de de theorie van de organieke vertegenwoordiging werd ingevoerd door Oscar Orban, in zijn Droit constitutionnel de la Belgique (Orban, 1906), bleef de controverse rond de invoering van ervan uit. De kwestie van de representativiteit van de Koning of van de leden van het Arbitragehof werd nooit bediscussieerd. Erger nog: de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 bevat geen enkele bepaling die dit principe, dat wel op het federale Parlement van toepassing is, omzet op het niveau van de gefedereerde entiteiten. De laatste Belgische jurist die terzake naar de controverse rond de theorie van de organieke vertegenwoordiging verwezen heeft was Pierre Wigny in Droit constitutionnel (Wigny, 1952). Sindsdien heeft de inhoud, noch het toepassingsgebied van het vertegenwoordigingsbeginsel het voorwerp van enige ernstige kritiek uitgemaakt. Alleen een het lopend doctoraatsonderzoek van A.-E. Bourgaux (ULB) lijkt de discussie opnieuw te willen opnemen. 2. Problematiek. Actuele ontwikkelingen werpen vandaag de dag een nieuw licht op dit gebrek aan belangstelling voor het vertegenwoordigingsbeginsel in België. In het bijzonder denken we daarbij aan de opvallende eis van burgers om beter te worden betrokken bij de publieke besluitvorming (Ost, van de Kerchove, 2002 ; Chevallier, 2004). Deze ontwikkeling uit zich op twee manieren : (1°) Op een positieve wijze, door de stijging van het aantal instanties die tussenkomen vòòr de publieke besluitvorming, zoals bijvoorbeeld het geval is voor de werkzaamheden van het VIWTA bij het Vlaams Parlement inzake de evaluatie van de impact van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen (De Sutter, 2006). (2°) Op een negatieve wijze, door de toegenomen kritiek op het gebrek aan belang dat aan het standpunt van de burgers wordt gehecht in de publieke besluitvorming. Dit was bijvoorbeeld het geval in de controverse rond de toelating om GGO's (genetisch gemodificeerde organismen) te telen op Belgisch grondgebied (De Sutter, 2006). De eis tot meer burgerparticipatie steunt op een sterke stroming binnen de politieke filosofie en theorie, die op zijn beurt wordt versterkt door allerhande activistische praktijken. Samen vormen zij de drijvende kracht van de ontwikkeling van "burgerparticipatie" als een belangrijk politiek thema bij het begin van de 21ste eeuw (Sintomer, 2007 ; Crépon, Stiegler, 2007). Vanuit juridisch oogpunt heeft de ontwikkeling van de burgerparticipatie geleid tot twee kritieken betreffende het vertegenwoordigingsbeginsel. (1°) In de eerste plaats heeft ze aanleiding gegeven tot de theoretische formulering van een aantal kritieken ('doleanties') op de idee van vertegenwoordiging (Hardt, Negri, 2004), waarbij vooral het principe van de nationale vertegenwoordiging in vraag wordt gesteld. In de plaats hiervan wordt een verplichte inachtneming van concrete diversiteit van de burgers bepleit, eerder dan een ijl vertegenwoordigingsbeginsel dat is opgehangen aan een abstract lichaam zoals de Natie. (2°) Een tweede kritiek heeft geleid tot tot een praktische formering van een "lastenboek" voor de hervorming van de vertegenwoordiging (Latour, 2005). Dit "lastenboek" heeft als doel het principiële verbod van het imperatief mandaat gedeeltelijk te herbekijken. In tegenstelling tot wat de orgaantheorie voorziet, zou de ontwikkeling van nieuwe vormen van burgerparticipatie de verplichting in het leven roepen om in het grondwettelijk recht ruimte te maken voor ad hoc vertegenwoordigers, die anders dan door verkiezingen aangewezen zouden worden. Hier kan ook gekeken worden naar de evolutie van de (nietverkozen) representatieve orgaantheorie bij de uitvoerende macht, gezien de ontwikkeling van het concept van de mandaathouders eenzelfde probleem heeft doen rijzen (De Becker, 2006). Tenzij aangenomen wordt dat België geen representatieve democratie is, moet deze dubbele kritiek technisch aangepakt worden, zoals dit het geval is in Frankrijk of in Nederland (Hermitte et alii, 2003 ; Lindahl, 2000). 3. Centrale onderzoeksvraag en onderzoekshypothese. Hoe kunnen de eisen van art. 42 GW vanuit een juridisch oogpunt verzoend worden met de sociale eisen van de burgers, alsook met de politieke eisen van de institutionele spelers en de in de literatuur ontwikkelde kritieken? Of anders gesteld : hoe kunnen de eisen van art. 42 GW juridisch worden verzoend met de coëxistentie van heterogene praktijken terzake ? Dit is geenszins een abstract probleem.
(1°) Vanuit de het oogpunt van rechtsfilosofie heb ik in mijn proefschrift over de rol van het VIWTA bij het Vlaams Parlement, al aangetoond dat dit probleem van coëxistentie concrete gevolgen heeft voor de legitimiteit en de rechtskracht van de beslissingen die door satellietorganen van parlementaire instellingen genomen worden (De Sutter, 2006). (2°) Vanuit het oogpunt van de politieke filosofie heb ik mij in het kader van het éénjarig postdoctoraal mandaat dat de Vrije Universiteit Brussel mij voor het jaar 2007 heeft toegekend, gepoogd aan te tonen dat dit probleem ook concrete gevolgen heeft voor de politieke aanvaardbaarheid van gerechtelijke strategieën die worden ingezet door activistische groeperingen, zoals de anti-GGO of anti-reclame groepen (Berns, De Sutter, 2008). (3°) Dit post-doctoraal onderzoeksproject strekt dan ook tot het onderzoek van de concrete gevolgen van deze ontwikkelingen voor de theorie en de grondslagen van het grondwettelijk recht als dusdanig. De hypothese die ik in voorliggend project wil toetsen op basis van een verkenning van de relevante staatsrechtelijke literatuur, luidt als volgt. Om in België een evenwicht te bewerkstelligen tussen enerzijds het grondwettelijk principe van vertegenwoordiging, en anderzijds de sociale eisen met betrekking tot participatie, de politieke respons erop en het hieraan verbonden militante activisme, is het noodzakelijk om het genoemde principe te herformuleren. In het kader van de Europese Unie heeft een soortgelijke bekommernis geleid tot de ontwikkeling van een hybride theorie, met name de theorie van de belangenvertegenwoordiging (Greenwood, 2003 ; Giorgi, 2006). Deze theorie is echter niet bevredigend in die zin dat zij niet meer doet dan de institutionele situatie (het monopolie van de belanghebbenden - de stakeholders) in het recht te verankeren, en dat is precies datgene waartegen de sociale participatie-eisen en activisme gericht zijn: de theorie verzekert geenszins dat er met de concrete eisen van burgerparticipatie rekening zou worden gehouden. Om tot een herformulering van het vertegenwoordigingsbeginsel te komen dat het evenwicht tussen alle krachten tot stand brengt, moeten een lokale en afgebakende toegang van nieuwe actoren tot de politieke besluitvorming mogelijk gemaakt worden (Callon, Lascoumes, Barthe, 2001). In dat geval zou de politieke vertegenwoordiging evolueren tot wat men een vorm van gedistribueerde vertegenwoordiging zou kunnen noemen. I. Doelstellingen De doelstellingen van voorliggend project zijn: A. Een exhaustieve analyse te bieden van het principe van vertegenwoordiging in het Belgisch grondwettelijk recht; B. Een volledige juridische analyse te ondernemen van de kritieken op dit principe; C. De problemen in kaart brengen die de vertegenwoordiging in het Belgisch grondwettelijk recht ondervindt; D. Onderzoeken op welke punten het vertegenwoordigingsprincipe onder impuls van deze problemen hervormd moet worden; E. De juridische noodzaak van deze hervorming afwegen tegen de geformuleerde politieke en sociale eisen; F. Tot een geloofwaardige formulering van het vertegenwoordigingsprincipe komen die rekening houdt met al deze elementen Organisaties: • Metajuridica
Onderzoekers: • Laurent DESUTTER • SERGE GUTWIRTH
Evaluatie van het druggebruik in België door analyse van afvalwater. Universiteit Antwerpen Abstract: De doelstelling van dit project is tweedelig. Eerst zullen er geschikte analysemethoden ontwikkeld en gevalideerd worden om verschillende drugs (cocaïne, amfetamine-achtigen, cannabis,...) en/of hun metabolieten in waterstalen te bepalen. Daarna zullen de concentraties gevonden in afvalwaterstalen gebruikt worden om het verbruik van drugs door de Vlaamse bevolking te schatten en in kaart te brengen. Organisaties: • Toxicologie
Onderzoekers: • Hugo Neels • Adrian Covaci • Alexander van Nuijs
Contract voor de 2008 SHARELIFE enquête in België (Nederlandstalig gebied). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project omvat de data-verzameling van Share-life (Golf 3). Zie http://www.share-project.org/ voor meer informatie Organisaties: • Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans • Cornelius Van den Bosch
Optisch en elektrisch modelleren van dunne-film zonnecellen Universiteit Gent Abstract: Optisch en elektrisch modelleren van polykristallijne dunne-filmzonnecellen, voornamelijk van de Cu-In-Ga-S-Se familie, en vergelijken met elektro-optische metingen: optische reflectie, transmissie, verstrooiing, absorptie, elektrisch gedrag (stroom-spanning, impedantie, spectraalrespons), in relatie tot de celstructuur en de materiaalparameters. Organisaties: • Vakgroep Elektronica en informatiesystemen
Onderzoekers: • Marc Burgelman
Modelleren van de perceptie van omgevingsgeluid Universiteit Gent Abstract: Dit postdoctoraal project omvat onderzoek naar de mechanimsen aan de basis van de perceptie van omgevingsgeluid, en naar de manier waarop omgevingsgeluid de lange-termijn perceptie van de leefomgevingskwaliteit beïnvloedt. Daarnaast wordt beschikbare kennis rond psychoakoestiek en auditieve perceptie verenigd in een softwaremodel dat de effecten van omgevingsgeluid op de mens nabootst, met het oog op een integratie in omgevingsintelligentie systemen. Organisaties: • Vakgroep Informatietechnologie
Onderzoekers: • Dick Botteldooren
Advertising effectiveness in the non-profit sector: the moderating impact of characteristics of consumer Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Marketing
Onderzoekers:
Surveyonderzoek naar de impact van co-ouderschap op de loopbanen van mannen en vrouwen. Universiteit Antwerpen Abstract: Om een beeld te krijgen van verblijfsco-ouderschap in de praktijk met zijn financiële en organisatorische consequenties, is het van belang dat we allereerst cijfers hebben over het percentage (echt)gescheiden koppels dat bij aanvang van hun (echt)scheiding 'kiest' voor het stelsel van verblijfsco-ouderschap (los van het percentage co-ouders in de praktijk). Een kwantitatief beeld van verblijfsco-ouderschap in de praktijk zou bijgevolg gebaseerd moeten zijn op de (echt)scheidingsdossiers die behandeld zijn bij de rechtbank. Deze geven ons bovendien ook een overzicht van de daaraan gerelateerde financiële regeling die getroffen werd met betrekking tot de kinderen. Een tweede stap bestaat er vervolgens uit te onderzoeken hoe het de (echt)gescheiden koppels, die zich (in 2002) geëngageerd hebben voor verblijfsco-ouderschap, verder vergaan is in de praktijk. Dit laatste willen we doen door een steekproef van deze ex-partners te bevragen aan de hand van een kwantitatieve survey die peilt naar de actuele verblijfsregeling, de financiële regeling en de respectievelijke uitgaven voor de kinderen door beide ouders en de evolutie van beroepssituatie van de ouders. De steekproef van 2002 wordt aangevuld met een tweede steekproef uit 2006 om het effect van de nieuwe wet op het verblijfs-co-ouderschap in te kunnen schatten. Organisaties: • Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans
Analyse van het systeemontwerp en servicenetwerk in intermodaal goederenvervoer. Universiteit Hasselt Abstract: Het doctoraat heeft als doel intermodale transportnetwerken te onderzoeken en modelleren aan de hand van kwantitatieve technieken uit operationeel onderzoek. De intermodale transportketen wordt gevormd door meerdere transportmodi en meerdere actoren. Hierdoor ontstaan planningsproblemen met een verhoogde complexiteit. Specifiek wordt het in rekening nemen van de goederenstromen bestaande uit lege laadeenheden doorheen het planningsproces bestudeerd. De focus ligt hierbij op continentale intermodale netwerken die de binnenvaart omvatten. De volgende drie doelstellingen worden nagestreefd: 1. Bestuderen van het systeemontwerp van intermodale transportnetwerken 2. Modelleren van servicenetwerken in intermodaal transport 3. Herpositionering van lege laadeenheden Organisaties: • Logistiek • Data-analyse en Modellering • Instituut voor Mobiliteit
Onderzoekers: • Gerrit JANSSENS
Spectacle and Critique. A phenomenological theory of art in Levinas KU Leuven Abstract: My project tries to diminish the bad reputation of Levinas's reading ofart by examining the phenomenological insights into the nature of art underlying this scheme. It overviews Levinas's tenents on image-consciousness, on account of which his analysis of the change in the temporality of consciousness is reconstructed. As a result, the scene is set for a critique that relocates art in Levinas's theory of hypostatic manifestation and describes the full scope of the temporal shift between anonymity and conceptuality in the reception of artworks. Organisaties: • Faculteit Theologie en Religiewetensch.
Onderzoekers: • Rudi Visker
Theoretisch onderzoek naar fotonische implementaties van "reservoir computing" via met vertraging gekoppelde lasers. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project heeft als doel nieuwe inzichten in de complexe dynamica van gekoppelde halfgeleiderlasers aan te wenden in een radicaal nieuw paradigma voor informatie processing: de zgn. "reservoir computing" in een "Liquid State Machine". Inleiding "reservoir computing" Reservoir computing is recent op de voorgrond getreden als de generische naam van een nieuwe onderzoeksstroming in machine learning [1,2], die Echo State Networks [3,4] en Liquid State Machines ( LSM) [5] combineert. Deze systemen, die kunnen aangewend worden om complexe classificatieen herkenningsproblemen op te lossen, hebben specifieke eigenschappen gemeen en worden als veelbelovend beschouwd voor een nieuw computationeel paradigma voor neurale netwerken. Centraal staat een uitgebreid, gedistribueerd, niet-lineair netwerk, het reservoir, met ingangsen uitgangspoorten, die nodig zijn om informatie met het reservoir uit te wisselen. Het vernieuwende aspect bestaat erin dat de interne koppelingen van het reservoir onveranderd blijven en dat enkel de uitleesfunctie, de uitgangspoorten dus, getraind worden. Door een eenvoudig patroonherkenningsalgoritme kan de reactie van het reservoir op een input signaal berekend worden. Leeralgoritmes kunnen zo gehanteerd worden om d.m.v het reservoir complexe computationele problemen op te lossen. In een LSM kunnen de twee onderdelen van een reservoir computing systeem, een "vloeistof" -het reservoir- en een uitleesfunctie onderscheiden worden. De vloeistof zal elk inputsignaal, en combinaties van inputsignalen, niet-lineair vertalen naar spatio-temporele informatie. Hiervoor is het noodzakelijk dat een groot aantal nodes of neuronen op willekeurige wijze met elkaar verbonden worden. Een node ontvangt dus mogelijk een signaal van de buitenwereld, maar ook van de andere nodes. Dit geeft aanleiding tot een zeer gevarieerd niet-lineair gedrag waardoor de mogelijkheid ontstaat om met behulp van lineaire combinaties van de uitleesfunctie gelijk welke complexe niet-lineaire functie te vormen. Op deze manier kan men zware computationele taken zeer snel uitvoeren, zoals bv. signaal- of beeldverwerking [6, 7]. Een groot voordeel van een LSM is dat de vloeistof als dynamische entiteit en als complex niet-lineair systeem een deel van de informatie van de vorige ingangssignalen behoudt. M.a.w. informatie van het verleden dient niet extern bewaard te worden, de dynamica van de LSM gedraagt zich als een geheugen en een rekenalgoritme in een! Het tweede voordeel is dat het reservoir het beperkt aantal ingangsvariabelen naar een hoger-dimensionale ruimte transformeert, waar variabelen met gelijke kenmerken de neiging hebben te clusteren en op die manier geïdentificeerd kunnen worden. Er zijn sterke aanwijzigen dat netwerken van geavanceerde fotonische componenten, die een rijk, niet-lineair en ook ultrasnel dynamische gedrag vertonen, kunnen aangewend worden om zo'n LSM te realiseren. Voor een goede rekenperformantie moet de dynamica van het reservoir voldoen aan twee belangrijke voorwaarden, nl. een goed scheidend vermogen of separation property (SP) en een goed benaderend vermogen of approximation property (AP). De SP houdt in dat verschillende inputs aanleiding zullen geven tot een voldoende verschillend traject in de faseruimte van de interne toestand van het reservoir. Hoge scheidbaarheid betekent hoge performantie. De AP daarentegen geeft weer hoe goed de uitleesfunctie in staat zal zijn om de verschillende interne toestanden van elkaar te onderscheiden. Dit laatste vereist een vluchtig geheugen (fading memory). Het al dan niet aanwezig zijn van voorgaande eigenschappen heeft belangrijke gevolgen voor de dynamische toestand waarin het systeem mag verkeren. Een chaotisch systeem zal zeer goed aan de scheidende voorwaarde voldoen, maar niet voldoen aan het vervagende geheugen. Dit omdat elk klein verschil in initiële toestand het systeem in een andere richting zal sturen en naburige trajecten in de faseruimte exponentieel snel van elkaar zullen divergeren. Geordende systemen daarentegen hebben wel een vervagend geheugen, maar voldoen zeer slecht aan de scheidende eigenschap. Het is dus duidelijk dat beide voorwaarden antagonistisch zijn. De rekenperformantie piekt daarom bij de kritische lijn tussen de geordende en de chaotische toestand van een systeem. Het is dus interessant om te
werken met systemen op de rand van chaos of net in het begin van een chaotisch gebied, waar de attractor nog een zekere mate van ordening bezit. Naar een fotonische implementatie van reservoir computing In de literatuur werden reeds LSM bestudeerd aan de hand van verschillende modellen zoals netwerken van artificiële neuronen [8], spatieel gekoppelde oscillatoren [9] en zelfs bestaande uit water [10]. Het systeem dat dienst doet als reservoir dient zeer complex te zijn om een geschikte dynamica te verkrijgen. Daarbij komt dan nog dat de dynamica niet alleen complex, maar ook zeer snel moet zijn indien men de LSM praktisch wil aanwenden om snelle verwerking te bekomen. Het is hier dat fotonica een interessant alternatief zou kunnen bieden. De dynamica van halfgeleiderlasers kan zich afspelen op tijdsschalen zo kort als enkele tientallen picoseconden [11]. Daarnaast werd aangetoond dat het koppelen van halfgeleiderlasers chaotische dynamica met zeer hoge dimensionaliteit kan induceren via de vertragingen in de koppelingen. In dit project zal onderzocht worden of het reservoir kan gerealiseerd worden d.m.v. netwerken van gekoppelde dynamische elementen die bestaan uit halfgeleiderlasers. In de traditionele aanpak wordt de complexe dynamica opgewekt door een aantal eenvoudige elementen zoals neuronen of oscillatoren. Deze bezitten echter individueel een beperkt aantal dynamische vrijheidsgraden, waardoor het reservoir dient opgebouwd te worden uit een zeer groot aantal van dit type nodes. Het door ons voorgestelde reservoir is opgebouwd uit slechts een klein aantal elementen, die dan met tijdsvertragingen gekoppeld zijn. Deze vertragingslijnen zullen de dimensionaliteit van de dynamica sterk verhogen. De tijdsvertragingen kunnen allen gelijk zijn ofwel, om de complexiteit nog te verhogen, verschillend gekozen worden. In de vakgroep Toegepaste Natuurkunde en Fotonica (TONA) van de Vrije Universiteit Brussel is er de laatste jaren ruime expertise opgebouwd, zowel theoretisch als experimenteel, rond de dynamica van halfgeleiderlasers [12], en meer recent ook rond de koppeling (met vertraging) van verschillende van zulke lasers [13] (o.a. in het project van FWO-aspirant O. D'Huys die de synchronisatie tussen gekoppelde lasers onderzoekt). Organisaties: • Natuurkunde
Onderzoekers: • JAN DANCKAERT
Integratie van nieuwe LED-technologie in de commerciële plantenweefselteelt Hogeschool Gent Abstract: De finale doelstelling van het project is het versnellen van een succesvolle introductie van LEDs in de Vlaamse commerciële plantenweefselbedrijven. Dit is mogelijk door twee ver-wachtingen te toetsen. Ten eerste dat LEDs energetisch efficiënter en dus op termijn economischer zijn dan de huidige TL-lampen. Het verbruik van de TL-lampen voor de belichting van in vitro planten en de koeling van de warmte die ze afgeven, vertegenwoordigen immers een belangrijke kostenpost. De ontwikkeling van een nieuwe generatie superbright Light Emitting Diodes (LEDs) met een zeer hoge lichtopbrengst, lager verbruik en warmteproductie en langere levensduur biedt een nieuw perspectief om deze kosten terug te dringen. Ten twee-de dat met LEDs met een welbepaalde golflengte de in vitro plant fysiologisch en morfologisch gestuurd kan worden. Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Stefaan Werbrouck
Van uitstel komt afstel? Een longitudinale analyse naar nieuwe patronen van gezinsvorming aan de hand van de volkstelling van 1991 en de algemene socio-economische enquête van 2001. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoeksopzet en probleemstelling De voorbije decennia is de vruchtbaarheid op doorgedreven wijze gedaald. In nagenoeg alle Europese landen ligt het totaal vruchtbaarheidscijfer sinds de jaren 1970 onafgebroken onder het vervangingsniveau van 2,1 kinderen per vrouw. Deze ontwikkeling is deels het gevolg geweest van het uitstel van het ouderschap naar steeds latere leeftijden (Bongaarts & Feeney, 1998). Dit impliceert dat de recuperatie van het totaal vruchtbaarheidscijfer naar de toekomst toe zal afhangen van (a) verdere ontwikkelingen met betrekking tot de timing van vruchtbaarheid, en (b) de mate waarin uitgestelde geboorten daadwerkelijk worden gerealiseerd op latere leeftijden (Lesthaeghe & Willems, 1999). De focus van dit doctoraatsproject is gelegen op de tweede kwestie waarbij de mechanismen achter de vruchtbaarheidsrecuperatie worden onderzocht bij vrouwelijke cohorten die een nieuwe standaard hebben gezet met betrekking tot uitstel van vruchtbaarheid in België. Onderzoeksvraag Sinds het midden van de jaren 1960 is het vruchtbaarheidsregime in België grondig gewijzigd. Het totaal vruchtbaarheidscijfer daalde tot onder het vervangingsniveau, terwijl de gemiddelde moederschapsleeftijd bij de geboorte van het eerste kind bleef stijgen. Op basis van de volkstellingsgegevens van 1991 reconstrueerde Neels (2006) de pariteitsspecifieke vruchtbaarheidspatronen tussen 1960 en 1990 in België. Hieruit bleek dat vrouwen geboren tussen 1960 en 1965 nieuwe standaarden hebben gezet met betrekking tot het uitstel van een eerste en tweede geboorte. De analyse van de cohortenprofielen toonde aan dat de uitstelbeweging in belangrijke mate werd gedreven door de democratisering van het onderwijs, de toename van het opleidingsniveau, en de gestegen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen. Een dergelijk uitstelgedrag werd echter reeds aangetroffen bij hoogopgeleide en beroepsactieve vrouwen uit de vroege jaren 1920. Dit impliceert dat de uitstelbeweging van de afgelopen decennia dus niet zozeer van innovatief vruchtbaarheidsgedrag getuigt, maar veeleer moet worden begrepen als een gevolg van de forse toename van het aandeel hoogopgeleide en beroepsactieve vrouwen. Tegenover het uitstel van eerste en tweede geboorten staat een vrij algemeen afstel van geboorten van derde en hogere rang. Ongeacht opleidingsniveau en arbeidsmarktparticipatie blijken nog maar weinig vrouwen een geboorte van derde en hogere rang te realiseren. Een opmerkelijke vaststelling is dat de stap naar een derde geboorte in België nog het vaakst wordt gezet door hoogopgeleide vrouwen (ibidem). Desalniettemin blijkt uit recente surveygegevens een toenemende preferentie voor steeds kleinere gezinnen. Een groeiend aandeel vrouwen zegt nog maar één kind te willen (Goldstein, Lutz & Testa, 2003). Omdat de vruchtbaarheidsprofielen in België retrospectief werden gereconstrueerd op basis van de volkstellingsgegevens van 1991 kon tot nu toe nog maar weinig worden gezegd over de vruchtbaarheidsrecuperatie bij sterk uitstellende generaties en de factoren die in dit verhaal een rol spelen. Vrouwen geboren tussen 1960 en 1965 waren op het einde van 1990 bijvoorbeeld nog maar 25 tot 30 jaar oud, terwijl de gemiddelde moederschapsleeftijd bij de geboorte van het eerste kind rond de 27 à 28 jaar schommelt. Door gebruik te maken van de gekoppelde volkstellingsgegevens van 1991 en 2001 wordt het echter mogelijk om de observatieperiode met 10 jaar uit te breiden. Op die manier ontstaat een prospectief onderzoeksdesign waardoor de vruchtbaarheidsrecuperatie kan worden bestudeerd tussen 1991 en 2001. Dit zijn de jaren waarin de sterk uitstellende generaties het gros van hun vruchtbaarheid zullen realiseren. Leidt hun uitstel tot afstel? En welke factoren oefenen een bevorderlijk dan wel een remmend effect uit op de vruchtbaarheid? Beide vragen staan centraal in het voorgestelde doctoraatsonderzoek. De effecten van arbeid en gezin In vorig onderzoek werd het uitstel van het ouderschap gerelateerd aan het verhoogde opleidingsniveau en de gestegen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen. De investering in een carrière vraagt tijd en verhoogt de opportuniteitskosten die aan het moederschap zijn verbonden. Vanuit die optiek kan een verder uitstel van het moederschap worden verwacht naarmate vrouwen hun kansen weten te verzilveren op de arbeidsmarkt. Sinds een aantal jaren stelt men echter vast dat landen met een hoog aandeel tewerkgestelde vrouwen precies de hoogste totale vruchtbaarheidscijfers laten optekenen (Brewster & Rindfuss, 2000). Het is natuurlijk de vraag of deze verbanden op geaggregeerd niveau zich ook voordoen op individueel niveau. Desalniettemin roept een dergelijke vaststelling nieuwe vragen op met betrekking tot de relatie tussen vruchtbaarheid en vrouwelijke arbeidsmarktparticipatie. Dit verband getuigt van een complexer karakter dan vaak wordt gedacht. Zo suggereert recent onderzoek voor Vlaanderen dat het moederschap onder afgestudeerde en samenwonende vrouwen typisch wordt uitgesteld door drie groepen: zij die helemaal geen job hebben, zij die juist een heel drukke baan hebben, en zij die een deeltijdse baan hebben maar vrezen om hun werk te verliezen. Ook regionale karakteristieken spelen een rol: uitstel van ouderschap is het meest uitgesproken in regio's met een hoog vrouwelijk werkloosheidscijfer en in regio's met een hoge mate van genderongelijkheid op de arbeidsmarkt (Van Bavel & De Wachter, 2007). Uit het voorgaande blijkt dat
verschillende facetten van de arbeidsmarkt een verschillende impact uitoefenen op het uitstel van het ouderschap. Blijft echter de vraag wat de implicaties zijn van dit uitstel met betrekking tot de vruchtbaarheid die uiteindelijk wordt gerealiseerd. En in het bijzonder de factoren die in dit verhaal een rol spelen. Hoe hangen vol- en deeltijdse banen samen met het krijgen van een kind? Wat is de impact van het aantal uren werk per week? Speelt het type job een rol? Is de sector van tewerkstelling van belang? Werk in de overheidssector gaat doorgaans gepaard met betere faciliteiten om arbeid en gezin met elkaar in overeenstemming te brengen dan werk in de privésector (Mandel & Semyonov 2006). De bovenstaande vraagstellingen kunnen echter niet op afdoende wijze worden beantwoord zonder rekening te houden met de karakteristieken van partner en gezin. Is er bijvoorbeeld sprake van betekenisvolle interacties tussen de beroepsactiviteit en het opleidingsniveau van beide partners? In de literatuur wordt het belang van een gezinsperspectief in steeds belangrijkere mate onderkend, maar heeft voorlopig niet geleid tot systematisch onderzoek vanuit dat perspectief vanwege een gebrek aan geschikte data. De effecten van huisvestingskenmerken Hoewel sinds de jaren 1980 een aantal studies werden uitgevoerd met betrekking tot huisvesting en gezinsvorming, is de relatie tussen huisvesting en vruchtbaarheid nog maar zelden onderzocht. Volgens Mulder (2006) is er sprake van een tweezijdige relatie: demografisch gedrag oefent een impact uit op huisvesting, net zoals huisvesting een invloed uitoefent op demografisch gedrag. In dit onderzoek zal dieper worden ingegaan op het tweede luik van dit verband, en meer bepaald of huisvestingskenmerken een rol spelen in de vruchtbaarheidsrecuperatie van sterk uitstellende generaties. Huisvesting en gezinsvorming hangen echter bijzonder sterk samen, in die mate zelfs dat het vaak moeilijk is om te spreken van directe causale verbanden. Meestal worden beide beslissingen in samenspraak genomen of beïnvloed door gemeenschappelijke factoren. Desalniettemin achten we het belangrijk om deze denkpiste verder te exploreren. In dit project worden daartoe drie huisvestingskenmerken geoperationaliseerd: de vraag of men eigenaar dan wel huurder is van een woning, of het type woning een rol speelt (appartement of huis), en wat de impact is van de kwaliteit van de woning (al dan niet comfortabel, aanwezigheid van een tuin). Daarnaast wordt ook gekeken of kenmerken van de overkoepelde woningmarkt een rol spelen. Welke impact gaat bijvoorbeeld uit van regionale kenmerken zoals huur- en kostprijzen van woningen? Organisaties: • Sociaal Onderzoek
Onderzoekers: • PATRICK DEBOOSERE
Taalcommunicatie over kleurgrenzen heen: Zwart Afrikaans in Centraal Zuid-Afrika. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hoewel de functies van het Afrikaans sedert 1994 grondwettelijk ingeperkt werden, fungeert het Afrikaans nog steeds als lingua franca in verscheidene delen van plattelands en stedelijk Zuid-Afrika. Het vormt de natuurlijke lingua franca in die plattelandse streken van de West- en Noord-Kaap waar het de dominante moedertaal is. Het is ook de dominante lingua franca van het centrale deel van Zuid-Afrika, nl. de Vrijstaat en de Provincie Noordwest, waar de dominante moedertalen respectievelijk seSotho en seTswana zijn, d.w.z. twee genetisch nauw verwante en onderling verstaanbare Bantoetalen die door zwarten gesproken worden. Als moedertaal wordt het Afrikaans in die provincies grotendeels gesproken door Blanke en Kleurlingminderheden, die meestal in stedelijke centra geconcentreerd zijn. Als een lingua franca wordt het meestal door L1 seSotho- en seTswanasprekers gesproken, ten gevolge waarvan het gewoonlijk bestempeld wordt als 'Zwart Afrikaans'. De etnische verscheidenheid van die bevolking die Afrikaans gebruikt voor de dagelijkse omgang brengt een diversiteit aan Afrikaanse variëteiten met zich mee die tot nu toe niet aan diepgaand onderzoek onderworpen werden. Onderzoeksprojecten hebben wat inzicht gegeven in de L2 Zwarte Afrikaanse variëteiten met een seSotho achtergrond, alsook in de Afrikaanse variëteiten die gebruikt worden door Blanke moedertaalsprekers in hun interactie met Zwarten in het algemeen. Verrassend genoeg werden die variëteiten steeds geïsoleerd onderzocht, en het is daarom tot op heden volstrekt onduidelijk (of en) in hoeverre de pragmatische taalcontexten bepalend zijn voor de taalnormen in multi-etnische conversaties tussen eerstetaal- en tweedetaalsprekers van het Afrikaans. Het doctoraatsonderzoek dat ik sedert october 2004 verricht heb werd toegespitst op de in-group dimensie van etnische eerstetaalvariëteiten van het Afrikaans. Die beperking heeft ertoe geleid dat er geen aandacht geschonken kon worden aan een ander cruciaal aspect van de Afrikaanse taalrealiteit: het feit dat het Afrikaans ook een essentieel onderdeel is van het talige repertoire van een belangrijke groep tweedetaalsprekers, d.w.z., moedertaalsprekers van Bantoetalen die hun L2 Afrikaanse variëteiten gebruiken in hun interactie met andere etnische groepen. Vandaag vindt het overgrote deel van interetnische communicatie via L2 Afrikaanse variëteiten plaats tussen Zwarte Zuid-Afrikanen, of tussen Zwarte Zuid-Afrikanen en Blanken of Kleurlingen. In de huidige Zuid-Afrikaanse context waarin etnische machtverhoudingen geherdefinieerd worden, lijkt het wenselijk om een beeld te krijgen van hoe etnische groepen, in het bijzonder de Zwarte groep, zich talig gedragen naargelang van de pragmatische context van het gesprek. Interetnische communicatieprocessen brengen 'accommodatie' met zich mee, d.w.z. samenlopende dynamieken van opwaartse convergentie en neerwaartse divergentie waarbij sprekers pogen om de doeltaal te benaderen of om van de doeltaal af te wijken in het belang van maximale wederzijdse verstaanbaarheid. Dit gebeurt vooral in contexten waar een van de betrokken partners duidelijk minder gemakkelijk toegang heeft tot de prestigenorm dan de andere. . Samen met accommodatie kan interetnische communicatie ook een mate van uitsluiting met zich meebrengen. In die situatie kan etnische solidariteit tot uiting komen in het creëren van een taalbarrière die, enerzijds, de leden van de outgroup moet wijzen op de bestaande etnische afstand, of, anderzijds, de leden van de ingroup afschermt van outgroup-interferenties. Het is de bedoeling van dit onderzoeksproject om de processen van interetnische communicatie te beschrijven zoals ze plaatsvinden in de stedelijke omgeving van Bloemfontein, de hoofdstad van de Vrijstaat en het grootste stedelijke centrum van Centraal Zuid-Afrika. Ik neem daarvoor het taalgedrag onder de loep van de Zwarte inwoners van Bloemfontein (voornamelijk seSothosprekers), zowel binnen de eigen bevolkingsgroep als in hun interactie met de plaatselijke Kleurlingen en Blanken die samen een derde van de Bloemfonteinse bevolking uitmaken. Dit project bouwt voort op het model van Labovs experimenten met Zwart Amerikaans Engels en volgt de door Bell en Johnson (1997) toegepaste methodologie van assymetrische etnische koppeling van sprekers: door informeel groepen van sprekers van drie generationele categorieën op basis van gelijke of ongelijke etniciteit (nl. Zwart met Zwart, Zwart met Kleurling en Zwart met Blank) te confronteren, hoop ik een representatief inzicht te krijgen in de processen van taalaccommodatie en taaluitsluiting tussen, respectievelijk, L2 Afrikaanstalige Zwarten en L1 Afrikaanstalige Blanken, enerzijds, en L2 Afrikaanstalige Zwarten en L1 Afrikaanstalige Kleurlingen, anderzijds. Dit werd nog nooit eerder onderzocht, hoe cruciaal ook voor een correcte inschatting en analyse van de hedendaagse Afrikaanse taalrealiteit. De informatie die deze studie zal opleveren, valt in verscheidene theoretische dimensies uiteen. Vanuit het gezichtspunt van de historische taalwetenschap is mijn cross-generationele studie van Zwart Afrikaans de allereerste grondige studie van de ontwikkelingstendensen in de minst gedocumenteerde variëteit van het Afrikaans die, ironisch genoeg, met 15 miljoen Zwarte sprekers (van sterk uiteenlopende taalvaardigheidsniveaus) tevens de grootste variëteit van het Afrikaans is. Doordat Afrikaans een kunstmatig etiket is dat gebruikt werd voor alle Nederlandse variëteiten die zich al van in het begin van de 18de eeuw doorheen centraal Zuid-Afrika begonnen te verspreiden, kan het zg. Zwart Afrikaans rechtmatig beschouwd worden als de meest verspreide Nederlands-gebaseerde Creoolse taal of Nederlands-gebaseerde lingua franca. Het kan ook geen twijfel lijden dat de studie van die variëteit verdient om op dezelfde voet geplaatst te worden als die van de aanzienlijk minder gesproken Surinaams-Nederlandse variëteiten, en die van Creoolse of contacttalen in het algemeen. Mijn project vult dus een cruciale lacune in zowel de historische creolistiek als in de geschiedenis van het Zuid-Afrikaanse taallandschap. Vanuit het gezichtspunt van de taalpragmatiek zal mijn studie van het Zwart Afrikaans niet enkel inzichten genereren in de functionaliteit van het Afrikaans, maar onvermijdelijk ook in die van het seSotho en het Engels (zowel in ingroup- als in outgroup-contexten) onder de voornaamste etnische groepen van Centraal Zuid- Afrika, voor wie die talen ook deel uitmaken van de alledaagse taalrealiteit. Bijzonder interessant is de vraag in hoeverre die laatste twee talen opduiken in het door Zwarten gesproken Afrikaans. Met andere woorden: is het gebruik van een Afrikaanse variëteit met een seSotho/Engelse inslag typisch in gesprekken tussen Zwarten en Kleurlingen, terwijl een meer 'conservatieve' vorm van het Afrikaans gehandhaafd wordt in gesprekken tussen Zwarten en Blanken? De vraag waar Afrikaans ophoudt en seSotho of Engels beginnen in de interactie tussen de zwarte groep en de andere groepen is niet enkel cruciaal voor ons onderzoek, ze biedt ook een radicaal nieuw perspectief op het Afrikaans als een multi-etnische contacttaal. Ook taalpragmatisch gezien is het dus vernieuwend en grensverleggend onderzoek. Vanuit een etnografisch gezichtspunt kan mijn studie van de strategieën van taalaccommodatie en taaluitsluiting een belangrijke bijdrage leveren aan het in kaart brengen van de communicatie over
kleurgrenzen heen. Gaat taalvariatie in interetnische gesprekken samen met een variatie in onderwerpen, discourse-marking en attitudes? In dit opzicht kan een beschrijving van kleurgebonden variatie in het Zwart Afrikaans als schoolvoorbeeld en basis dienen voor verder onderzoek naar interetnische communicatie in 'kleursensitieve' gebieden van de Derde Wereld zoals Zuid-Amerika (Suriname) en het Caraïbisch gebied. Ik meen; tot slot, dat het hier voorgestelde project ook tegemoet komt aan een aantal bestaande sociale en academische behoeften. Een studie van het Zwart Afrikaans in de interetnische context van Bloemfontein is politiek correct bevonden door die plaatselijke agentschappen die zich met de bevordering van het seSotho bezighouden. Er is bovendien een dringende en reële behoefte aan een gedetailleerd overzicht van hoe en wanneer Zwarte inwoners het Afrikaans gebruiken in ingroup en outgroup contexten, omdat dit inzichten kan verschaffen in de beperkingen van de functionaliteit van seSotho, en daarom richtlijnen kan suggereren voor seSotho corpusplanning in het belang van het ambtelijke drietalenbeleid van de Vrijstaat. Er is bovendien (ook in Vlaanderen) een uitgesproken academische vraag naar dit type onderzoek: ik verwijs bijvoorbeeld naar het feit dat collega's van de Universiteit Antwerpen een studie van het Zwart Afrikaans als een pragmatisch variabele taalentiteit direct relevant bevonden voor hun lopende MIDP-project ('Multilingualism from below') dat ze tot op heden in de Vrijstaat uitgevoerd hebben. Tenslotte wordt de uitkomst van dit project ook van kritisch economisch belang geacht door de leidende Afrikaanstalige uitgeverij in Zuid-Afrika, nl. Naspers, die thans erop uit is om een grotere groep van Zwarte lezers te bereiken via meertalige producten. Dit onderzoeksproject kan rekenen op technische bijstand op verschillende niveau's van het Department of African Languages van de University of the Free State, het Departement Afrikaans van de Universiteit van Stellenbosch alsook van de Pan South African Language Board. Organisaties: • Taal- en Letterkunde
Onderzoekers: • Gerald STELL • ROLAND WILLEMYNS
De proces- en effectiviteitsgevolgen van kennisdiversiteit in management teams. Universiteit Antwerpen Abstract: Kennisdiversiteit binnen het management team (MT) kan beschouwd worden als een dubbelzijdig zwaard: enerzijds kunnen MT's die bestaan uit leden met diverse kennis profiteren van een grotere verscheidenheid aan relevante informatie en vaardigheden, maar anderzijds ondervinden ze vaak problemen bij het uitwisselen en/of integreren van de diverse kennis binnen het team. In deze studie onderzoeken we de proces- en effectiviteitsgevolgen van kennisdiversiteit in MTs en pogen we een antwoord te geven op de vragen hoe de interne processen binnen het MT beïnvloed worden door kennisdiversiteit en hoe en in welke omstandigheden MT kennisdiversiteit kan leiden tot betere bedrijfsresultaten. In verschillende deelstudies wordt o.a. gekeken naar de invloed van de CEO bij het integreren van diverse kennis binnen het MT, naar de impact van kennisdiversiteit op innovatiecapaciteit en naar de individuele beslissingsbevoegdheid van de leden van het MT. Organisaties: • Management
Onderzoekers: • Christophe Boone • Paul Matthyssens • Tine Buyl
Robuuste technieken van multivariate surrogaat-modellering Universiteit Gent Abstract: Accurate en compacte modellen die het breedbandig ingang-uitgangsgedrag weergeven van complexe lineaire systemen zijn cruciaal in vele toepassingen, in het bijzonder voor microgolf- en RF-elektronica. Dit onderzoeksproject heeft als doel om algoritmes te ontwikkelen die gegarandeerd passieve, rationale, breedbandige circuitmodellen construeren, vertrekkend van gesimuleerde tijds- en/of frekwetiedomeindata van de te bestuderen structuur. Deze data kan eveneens afhankelijk zijn van 1 of meerdere fysische systeemparameters (zoals bijvoorbeeld de lengte, breedte of materiaalparameters van de structuur), wat leidt tot een meerdimensionaal benaderingsprobleem. Organisaties: • Vakgroep Informatietechnologie
Onderzoekers: • Tom Dhaene
Ontwikkeling van een gepreconditioneerd uniform stabiele vlakke golf methode voor de efficiente simulatie van breedband elektromagnetische structuren Universiteit Gent Abstract: De huidige vlakke golf methodes zijn numeriek onstabiel of vertonen een suboptimale efficiëntie. Op basis van de technieken die in het doctoraat van de aanvrager werden ontwikkeld, zal onderzoek verricht worden naar een methode die zowel efficiënt als numeriek stabiel is. Tegelijkertijd zullen de mogelijkheden tot preconditionering van deze methodes bekeken worden. Organisaties: • Vakgroep Informatietechnologie
Onderzoekers: • Daniël De Zutter
Implementatie van Proces Analytische Technologie (PAT) systemen in farmaceutische productieprocessen Universiteit Gent Abstract: Dit project heeft tot doel een algemene strategie te ontwikkelen op basis waarvan PAT systemen kunnen geïmplementeerd worden en gevalideerd worden in farmaceutische productieprocessen. Dit moet uiteindelijk real-time release van het eindproduct mogelijk maken. Binnen dit project dient uiteraard veel aandacht besteed aan het nodige gebruik van complementaire PAT tools: process analyzers (vooral spectroscopische technieken), chemometrie, procescontrole middelen en kennis management. Organisaties: • Vakgroep Farmaceutische analyse
Onderzoekers: • Thomas De Beer
Studie van de fysiologische rol van de fosfoinositidebinding aan de Zonula Occludens eiwitten Universiteit Gent Abstract: In het project wordt onderzocht in welke mate de interactie tussen fosfoinositiden en zonula occludens (ZO) tight junction proteinen de fysiologische rol en lokalisatie van deze proteinen reguleert. Voornamelijk effecten op celpolarisatie, proliferatie, apoptose en gentranscriptie worden onderzocht. Organisaties: • Vakgroep biochemie
Onderzoekers:
• Jan Gettemans
Veeldeeltjessystemen: van onafhankelijke deeltjes naar collectief gedrag Universiteit Gent Abstract: Het onderzoeksproject beoogt een bijdrage te leveren aan het antwoord op de vraag: Op welke manier ontstaat collectief gedrag in een veeldeeltjessysteem. Het omhelst twee hoofdluiken. Het eerste luik benadert het probleem vanuit de microscopie aan de hand van de RichardsonGaudin exact oplosbare systemen. Het tweede luik omhelst een verdere uitbouw van het Collectief Model in de Cartan-Weyl basis. Organisaties: • Vakgroep Fysica en Sterrenkunde
Onderzoekers: • Dimitri Van Neck
Omstreden verleden: de representatie van het verleden en de constructie van het culturele geheugen in de Kroatische, Bosnische en Servische literatuur van de jaren negentig Universiteit Gent Abstract: Dit project beoogt een analyse van het belang, de draagwijdte en de rol van het post-Joegoslavische proza van de jaren negentig in de transformatie van het 'culturele geheugen' in Kroatië, Bosnië-Hercegovina en Servië. Organisaties: • Vakgroep Slavistiek en Oost-Europakunde
Onderzoekers: • Raymond Detrez
Mathematical and Statistical Models for HIV and Co-Infections Universiteit Hasselt Abstract: De Amsterdamse Cohort Studies is een longitudinaal onderzoek waarin de tijd tot HIV en hepatitis C (HCV) infectie onderzocht wordt bij injecterende drugsgebruikers. De niet-parametrische maximum likelihood estimator en de logspline estimator zal gebruikt worden om de overlevingscurve en het gevaarcurve te schatten voor verschillende subsets van gegevens. Meerdere parametrische modellen met en zonder covariaten tijdens de beoordeling van de goodness of fit zullen worden onderzocht. Een tweede onderwerp van onderzoek is de analyse van een probiotica studie met als belangrijkste doelstelling de uitbreiding van het interval gecensureerde overleving methodiek uit te breiden tot tijdsafhankelijke covariaten. Het project is een prospectieve cohort studie dat het effect van probiotica onderzoekt over de overname van de darmflora van het ziekenhuis-geassocieerde bacterie ampicilline-resistente Enterococcus faecium (ARE). Een groep van de patiënten kreeg probiotica voor enkele dagen tijdens de follow-up tijd. Het doel is om het effect van de probiotica en diverse andere covariaten te onderzoeken (inclusief de tijd variërende covariaten, zoals de kolonisatie druk, isolatie en het gebruik van antibiotica). Een derde onderwerp is de fylogenetica analyse van het hepatitis C virus (HCV). Dit onderwerp bekijkt HCV vanuit een ander perspectief, hier wordt de belangrijkste input verzorgd door injecterende drugsgebruikers uit België die reeds besmet zijn met het virus. Elke IDU deelnemer aan het onderzoek, die positief is voor HCV, biedt een DNA-sequentie van het virus. Met de DNA-sequenties is het effectieve aantal soorten in een bepaalde periode berekend; dit noemt men de klassieke skyline plot. Het belangrijkste onderzoeksthema is om diverse statistische modellen aan te passen aan de klassieke skyline percelen. Organisaties: • Centrum voor Statistiek • Centrum voor Statistiek
Onderzoekers: • Marc AERTS
Een geïntegreerde moleculaire aanpak om de etiologie van hersenziekten met Lewy inclusies te ontrafelen. Universiteit Antwerpen Abstract: Een vroege differentiaaldiagnose in LBD patiënten is zeer belangrijk voor prognose en behandeling. Via een moleculaire genetische analyse van fenotypisch zeer goed gekarakteriseerde patiënten willen we bijdragen tot het ontrafelen van de onderliggende mechanismen van deze hersenziekten. De identificatie van nieuwe genen en risicofactoren en de studie van het mutatiespectrum van gekende genen in combinatie met een gedetailleerde klinische en functionele fenotypering zal leiden tot een beter inzicht in de moleculaire etiologie van PD en aanverwante aandoeningen. Gezien het belang van gendosage en expressie van gekende PD genen in de pathogenese van zowel familiale als sporadische PD zal er in dit project een belangrijke focus gelegd worden op de detectie van kopijnummer variaties en andere regulatieve variaties die een effect hebben op de ontwikkeling van LBD via een intracellulaire verandering van de concentratie van het functionele eiwit. Uiteindelijk zullen deze nieuwe inzichten bijdragen tot de ontwikkeling van meer effectieve gepersonaliseerde behandelingen en preventieve maatregelen. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Jessie Theuns • Christine Van Broeckhoven
Uitbouw van een integraal kennis- en testplatform voor de evaluatie van chromatografische systemen en kolommen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1. Rationale Hoge Prestatie-Vloeistofchromatografie (HPLC) is sinds haar ontstaan begin jaren '70 uitgegroeid tot één van de meest gebruikte technieken in de analytische chemie. Ondanks dit succes wordt momenteel intensief verder gezocht naar methodes om de techniek nog verder te verbeteren. De huidige HPLC-kolommen zijn immers niet in staat de toenemende vraag naar snellere en betere scheidingen vanuit de industrie en de maatschappij te beantwoorden. Industrieën (o.a. de farmaceutische) willen steeds complexere mengsels scheiden (cfr. het opstellen van fingerprintchromatogrammen en het proteomics-onderzoek), willen steeds meer samples per dag analyseren (cfr. de high-throughput drugscreening), of willen steeds kortere antwoordtijden (cfr. de on-line proces- en productcontrole). Vanuit de maatschappij worden steeds strenger wordende zuiverheidseisen gesteld aan de kwaliteit van het milieu, het voedsel, de samenstelling van geneesmiddelen, enz... Om aan al deze vragen te voldoen zijn enerzijds chromatografiekolommen nodig die significant meer resolutie leveren in dezelfde analysetijd en anderzijds zijn er kolommen nodig die de analysetijd significant kunnen verkorten zonder aan resolutie in te boeten. In een reeks studies binnen de vakgroep, waaronder het eigen doctoraat, werd aangetoond dat de sleutel tot het ontwerp van betere kolommen tweevoudig is: 1) de pakking en de doorstroomporiën moeten maximaal uniform zijn en 2) kleine diffusie-afstanden (=kleine partikels of kleine domeingroottes) moeten gecombineerd kunnen worden met een lage stromingsweerstand. Voor hoge snelheidsscheidingen kunnen de kleine diffusie-afstanden gerealiseerd worden door gepakte kolommen te vullen met zeer kleine (sub 2- of sub 1-micrometer) sferische poreuze partikels. Voor hoge resolutie-scheidingen zijn gepakte kolommen echter te dicht gestapeld en zijn systemen met een grotere externe porositeit (i.e., doorstroomvolume per volume kolom) nodig. Monolietkolommen, en met name dan voornamelijk silica-monolietkolommen, zijn via hun regelbare verhouding tussen skeletgrootte en poriegrootte bij uitstek geschikt om deze grotere externe porositeit te leveren. Gepakte kolommen en monolietkolommen zijn dus in zekere zin complementair. Het eerste type kan vooral uitgespeeld worden om snelle scheidingen nog sneller te maken, terwijl het laatste type vooral geschikt is om hogere resoluties in een korte tijd te bekomen. Hoewel de kolomfabrikanten momenteel nieuwe producten op de markt brengen die volgens bovenstaande
regels ontworpen zijn, worstelen zij toch nog met een aantal fundamentele vragen. De huidige sub-2- micrometerkolommen bijvoorbeeld presteren slechter dan theoretisch verwacht. Of dit afkomstig is van het feit dat partikels moeilijker pakken indien ze onder de sub-2-micrometergrens gaan, of omdat de pieken die verwacht worden zo smal zijn dat een klein zijwand- of een pakkingsdichtheidsgradiënt-effect toch significant wordt, of omdat niet vermeden kan worden dat zeer kleine afgebrokkelde partikeldeeltjes mee in de pakkingsuspensie terecht komen, is moeilijk te zeggen zonder nader onderzoek. Dat dit laatste effectief een probleem kan vormen werd tijdens het eigen doctoraatsonderzoek aangetoond door het testen van een reeks sub 2 ?m-kolommen die gevuld waren met zelfgemaakte mengsels bekomen door twee verschillende fracties met licht verschillende gemiddelde diameter met mekaar te mengen [1]. Voor de productie van monolietkolommen zijn de problemen die rijzen bij de kolomfabricage nog veel fundamenteler omdat elke poging om de domeingrootte te verkleinen vaak gepaard lijkt te gaan met een verlies van externe porositeit, en erger nog, ook met een toename van de wanorde. M.a.w. voor monolietkolommen lijkt het moeilijk te zijn om de eisen 1) en 2) met mekaar te verzoenen. Dit probleem werd tijdens het eigen doctorale onderzoek uitgebreid theoretisch onderzocht [2,3], o.a. door het uitvoeren van computational fluid dynamics(CFD)-simulaties op een reeks geometrische modellen met afnemende schaalgrootte maar met constante variatie op de skelet- en poriediameter. Dit inherente probleem betekent ook dat grootschalig, systematisch en theoretisch onderbouwd onderzoek naar het vinden van de optimale reactie- en synthesecondities absoluut nodig is. Samengevat toont het bovenstaande eigenlijk aan dat de onduidelijkheid die er bestaat over de relatie tussen het productieproces en de interne kolomstructuur enerzijds, en de relatie tussen deze structuur en de chromatografische prestaties anderzijds nog zo groot is dat er internationaal zeer veel onderzoek nodig is. Het huidige project is er op gericht om deze zoektocht mee te ondersteunen. 2. Doelstelling De doelstelling van het huidige project is om voldoende testtechnieken en theoretische kennis bij mekaar te brengen om een sluitende analyse betreffende de pakkingkwaliteit en de structurele uniformiteit van nieuwe of bestaande HPLCkolommen te kunnen maken. De uiteindelijke bedoeling is om een integraal kennis- en testplatform uit te bouwen dat kan aangeboden worden aan kolomontwerpers, zowel academische als commerciële, om hun kolomproductieprocessen te evalueren en bij te sturen. Om dit platform te realiseren zullen enerzijds alle theoretische of experimentele concepten die tijdens het doctorale onderzoek ontwikkeld of onderzocht werden samengebundeld worden en gecombineerd worden met een aantal additionele en nieuwe technieken. Anderzijds zullen één of meerdere prototypeHPLC-instrumenten uitgebouwd worden die het mogelijk moeten maken de prestaties van ultra-hoge resolutie en ultra-snelle kolommen op te meten zonder additionele piekverbreding en tot diep in het C-term gebied. Organisaties: • Chemische Ingenieurstechnieken en Industriele Scheikunde
Onderzoekers: • Jeroen BILLEN
Biomechanisch gedrag van pathologische knieën verkregen via Rapid Prototyping Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Toegepaste Ingenieurswetenschappen • Vakgroep Mechanica
Onderzoekers: • Marc Wouters • Tom Claessens • Annemieke Van Haver
Het probleem van deelname: de beoordeling van het nieuwe paradigma. Universiteit Antwerpen Abstract: Het probleem van deelname: de beoordeling van het nieuwe paradigma. Organisaties: • AID Policy
Onderzoekers: • Robrecht Renard • Nadia Molenaers
Lenotapijt: het perfecte huwelijk tussen effectgarens en vlakke tapijten? Hogeschool Gent Abstract: Met lenotapijten worden vlakke weefsels bedoeld geweven volgens het lenoprincipe én gebruikt als vloerbedekking. Traditioneel tapijt beschikt over een pool die in een grondweefsel is ingeplant. Deze pool bepaalt het uitzicht en dus ook de esthetiek van het tapijt. . Bij deze vlakke tapijten is er geen pool meer, enkel een grondweefsel en dus moet de esthetische waarde volledig in dit vlakke weefsel zijn verwerkt. Deels kan dit door met weefbindingen te spelen, deels door inslageffecten. Bij gebruik van een lenobinding krijgt men daarenboven de mogelijkheid om de esthetiek van het effectgaren in de inslag sterker te benadrukken dan in een standaardbinding. Einddoel van het project is om de bestaande technologieën te optimaliseren naar een bruikbaar procédé voor lenotapijten toe. Organisaties: • Departement Toegepaste Ingenieurswetenschappen • Departement Technologie • Vakgroep Textieltechnologie
Onderzoekers: • Geert De Smedt • Hannelore Biebaû • Geert De Clercq
Stimulatie van innate immuunresponsen gericht tegen acute myeloïde leukemiecellen na blootstelling aan Toll-like receptor liganden, met het oog op de ontwikkeling van een leukemievaccin. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project past in de ontwikkeling van immunotherapie als adjuvante behandeling voor leukemiepatiënten. Het doel van immunotherapie voor leukemie is de eliminatie van residuele leukemiecellen door geactiveerde immuuncellen, resulterend in een verlenging van de overleving van leukemiepatiënten na standaardtherapie. Onze strategie is het laden van humane acute myeloide leukemie (AML-) cellen met immuunstimulerende gevarensignalen, meer bepaald Toll-like receptor (TLR-) liganden. We onderzoeken het rechtstreeks effect van deze TLR-liganden op AML-cellen, alsook of TLR-ligand-geladen AML-cellen in staat zijn om immuuncellen te activeren en alzo een innate en/of adaptieve immuunrespons op te wekken. Uit ons voorgaand onderzoek bleek dat de immunogeniciteit van AML-cellen verhoogd wordt door deze cellen d.m.v. elektroporatie intracellulair op te laden met het synthetische TLR3-ligand poly(I:C). Bovendien werden dendritische cellen (DC) en natural killer cellen geactiveerd door poly(I:C)geëlektroporeerde AML-cellen. In een volgende onderzoeksfase zullen we nagaan of poly(I:C)-geëlektroporeerde AML-cellen eveneens de differentiatie van monocyten naar immuunstimulerende DC induceren. Bovendien zullen we de directe effecten van het TLR7/8-ligand resiquimod op AML-cellen onderzoeken. Dit in vitro onderzoek is een onontbeerlijke fase in de bepaling van de wijze waarop TLR-liganden van nut kunnen zijn in immunotherapie. Hierdoor zal dit onderzoek bijdragen aan de verbetering van immunotherapie voor AML, met inbegrip van een mogelijke uitbreiding naar andere tumortypes.
Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Vigor F I Van Tendeloo • Evelien Smits
Taal als springplank tot het hoger onderwijs Hogeschool Gent Abstract: - Digitale instapproef taalvaardigheid: alle eerstejaarsstudenten worden online getest op hun taalvaardigheid. - Digitale basiscursus taalvaardigheid in Blackboard: differentieerbaar zelfstudiepakket volgend op de instapproef met theorie en oefeningen. Organisaties: • Departement Lerarenopleiding Ledeganck • Vakgroep Talen en Onderwijs • Vakgroep Pedagogiek en Agogiek
Onderzoekers: • Hanne Vandenbussche • Barber Bossuyt • Bert De Bisschop • Helena Vanhuysse • Liesbet Dutillieux • Sabina Versieck
Brein-Computer Interfaces gebaseerd op Electroencefalografie en Visuele Stimulatie KU Leuven Abstract: Dit proefschrift bespreekt drie onafhankelijke studies over Brain-Computer Interfaces (BCI) voor communicatie op basis van electroencefalografie (EEG) en visuele stimulatie. Het doel van BCIs is een direct communicatiekanaal tussen de hersenen en een extern apparaat tot stand te brengen waardoor ze bijzonder interessant zijn voor patiënten bij wie de motorische output ernstig is aangetast. De belangrijkste doelstelling van dit doctoraatsproject is BCIs te ontwikkelen op basis van het visuele oddball paradigma (de P300 componente van de Event Related Potential - ERP) en de Steady-State Visual Evoked Potentials (SSVEPs), hun prestaties te beoordelen -zowel op gezonde vrijwilligers als op vrijwilligers met fysische beperkingen- en mogelijke verbeteringen te bestuderen. Organisaties: • Onderzoeksgroep Neurofysiologie
Onderzoekers: • Marc Van Hulle • Adrien Combaz
The relationship between materialism, creativity, well-being and consumer behaviour Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Marketing
Onderzoekers: • Dieneke Van de Sompel • Iris Vermeir
FACSAria II 2-laser Benchtop High Speed Cell Sorter Universiteit Hasselt Abstract: Subsidieovereenkomst betreffende de financiering van type 1 onderzoeksinfrastructuur. Een high speed cell sorter laat toe om met grote nauwkeurigheid celpopulaties met hoge zuiverheid te isoleren en karakteriseren om zo betere inzichten te verwerven over hun rol in chronisch inflammatoire aandoeningen zoals multiple sclerose. Dit kan op termijn leiden tot de ontwikkeling van meer efficïënte therapieën. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Niels HELLINGS
Purchasing social responsibility Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Fiscaliteit en Accountancy
Onderzoekers: • Bertel De Groote • Deborah Branswijck
Picturale praktijken in antieke Egyptische muurschilderijen: methodologische benadering en vergelijkende studie met vier XVIIIde dynastie tombes Universiteit Gent Abstract: In dit onderzoeksproject wordt de schilderkunst in een aantal private tombes (Thebaanse necropolis, Luxor, Egypte) daterend van de XVIIIde dynastie onderzocht. Hierbij wordt een visuele analyse gekoppeld aan macrofotografie, scheerlicht opnames en UV-fluorescentie fotografie. Daarnaast worden een aantal archeometrische technieken ingezet om de gebruikte materialen te analyseren (colorimetrie, IR spectroscopie, UVfluorescentie, X-stralen fluorescentie, Raman spectroscopie). Organisaties: • Vakgroep Archeologie
Onderzoekers: • Peter Vandenabeele
Micro-UV-Raman spectrograaf Universiteit Hasselt Abstract: Aanvraag subsidieovereenkomst betreffende de financiering van type 1 onderzoeksinfrastructuur. Met de aankoop van dit micro-UV-Raman toestel, zal het IMO beschikken over één van de krachtigste en meest veelzijdige analysetechnieken die ingezet kunnen worden in geavanceerd onderzoek naar nieuwe (nano)materialen en devices. Organisaties: • Anorganische en Fysische Chemie • Instituut voor Materiaalonderzoek
Onderzoekers: • Marlies VAN BAEL
Ondernemers met een sociaal-maatschappelijk doel als duidelijke achterliggende bestaanreden voor hun organisatie Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Management en Organisatie
Onderzoekers: • Nathalie Moray • Anneleen Van Boxstael
Lokale netwerken ter bevordering van de participatie van kansengroepen in cultuur en sport. Universiteit Antwerpen Abstract: Lokale netwerken ter bevordering van de participatie van kansengroepen in cultuur en sport. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Danielle Dierckx
POLY-STABILAT : Polygeneration through gasification utilising secondary fuels derived from MSW Poly-Stabilat Vrije Universiteit Brussel Abstract: Europees project: POLY stabilat Organisaties: • Toegepaste Mechanica
Onderzoekers: • JACQUES DE RUYCK
Laser scanner confocale microscoop. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Faculteit Geneeskunde Kulak
Onderzoekers: • Zeger Debyser • Veerle Baekelandt • Geert Callewaert
Cluster micro- en nanolithografie. KU Leuven Abstract: Lithografie is een sequentieel proces waarbij de achtereenvolgende stappen door een clustervan toestellen uitgevoerd worden.1) Patroongenerator: De patroongenerator is het toestel dat toelaat om op basis van eencomputertekening een patroon in een masker te schrijven. Om eenmalige processen te versnellen kan de machine rechtstreeks een fotogevoelige laag op een wafer beschrijven.Kwantitatieve specificaties zijn een adresseringsnauwkeurigheid minstens 100 nm, een schrijfbreedte van 0.6 micron, een 3σ afwijking van de lijnbreedte van ten hoogste 200 nm en de mogelijkheid tot het beschrijven van maskers en substraten van ten minste 150x150 mm2.2) Mask Aligner: De Mask Aligner laat toe om met behulp van het masker van departoongenerator de UV-gevoelige laag selectief te belichten. Na ontwikkelen wordt hetpatroon dan door bijvoorbeeld etsen definitief op het substraat overgebracht. Eenvoor de meeste microstructuren noodzakelijke optie is de mogelijkheid tot dubbelzijdigealignatie. A Organisaties: • Afdeling ESAT - MICAS
Onderzoekers: • Jan Fransaer • Robert Puers • Georges Gielen • Dominiek Reynaerts • Jean-Pierre Locquet • Christ Glorieux • Wim Dehaene • Victor Moshchalkov • Michel Steyaert • Kristiaan Temst
State-of-the-art bundellijn voor de hoge-stroominplanter van het Ionen-en Moleculaire Bundellaboratorium (IMBL). KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Afdeling Kern- en Stralingsfysica
Onderzoekers: • Wilfried Vandervorst • Kristiaan Temst • André Vantomme
Analyse via een 6-Kleuren BD FACSCanto TM II flow cytometer. KU Leuven Abstract: This analytical flow cytometer will be implemented in Molecular and Cellular Medicine for diverse research projects, executed by 180 to 200 people (postdocs, PhD students and lab technicians). Research topics dealwith angiogenesis, lymphangiogenesis, neurogenesis, carcinogeneisis andthe role of angiogenesis in these processes, with particular emphasis on the study of tumorigenic angiogenesis. Flow cytometry will also be applied in the study of cellular differentiation processes, starting from murine embryonic stem cells and progenitor cells, by using cellular differentiation markers, typical for each stage of cell development, e.g. during fat cell formation, also for the analysis of various cell types, after cellular transfection and transduction strategies. During structure-function studies of factor VIII and corresponding immunological phenotyping studies, flow cytometry will be applied. Flow cytometry will also be essential in stem cell differentiation during regeneration studies Organisaties: • Moleculaire en Vasculaire Biologie
Onderzoekers: • Henri Lijnen • Aernout Luttun • Marc Hoylaerts • Maria Dewerchin
Beckman Coulter Gallios flowcytometer. KU Leuven Abstract: Binnen het onderzoek van de beta-cel en het immuunsysteem is het essentieel van flowcytometrie technologie gebruik te kunnen maken. Dit situeert zich op verschillende niveaus. Eerst en vooral is er nood aan translatie van bevindingen uit het RNA en zelfs proteomics gebied, waarin algemene richtinggevende bevindingen de weg wijzen. De flowcytometrie apparatuur laat toe om op eiwit niveau bevindingen te bevestigen of te weerleggen. Het biedt bovendien de grote meerwaarde dat men op cellulair niveau de bevindingen kan lokaliseren binnen een heterogene celpopulatie, een hindernis die door de meer high-throughput technieken niet vlot kan genomen worden. Men kan op single-cell niveau simultaan een celtype identificeren en haar status na gaan m.b.t. viabiliteit (apoptosis/necrosis),cel-cyclus (rust/proliferatie), activatie (cel-specifieke activatiemerkers) en functie (cel-specifieke proteine-expressie zoals cytokinen, chemokinen). Dit biedt niet alleen meerwaarde binnen het diabetes onderzoek Organisaties: • Klinische & Experimentele Endocrinologie
Onderzoekers: • Annemieke Verstuyf • Mark Waer • Chantal Mathieu • Roger Bouillon • Frans Schuit
Nanoschaal manipulatie en karakterisatie in een tranmissie electronen microscoop. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Functionele Materialen
Onderzoekers: • Ignace Verpoest • Jean-Pierre Locquet • Stepan Vladimirovitch Lomov • Johan Martens • Bert Sels • Christian Van Haesendonck • Paula Moldenaers • Eric Nies • Guido Groeseneken • Jin Won Seo
Geïntegreerrde macromoleculaire kristallografische kernfaciliteit. KU Leuven Abstract: Geïntegreerde kernfaciliteit voor macromoleculaire kristallografie bestaande uit een kristallisatierobot, twee kristallisatie imagers en een nieuwe X-stralen bron. Organisaties: • Biokristallografie
Onderzoekers: • Luc Van Meervelt • Chris Ulens • Sergei Strelkov
Confocale microscoop. KU Leuven Abstract: De confocale microscoop zal gebruikt worden voor de localizatie van specifieke proteïnes in levende cellen door gebruik te maken van GFP en andere fluorescerende tags. De bestemming van proteïnes in de cel na toevoegen van specifieke stimuli zal ook gevolgd worden met dezelfe tags. Een confocale microscoop biedt een belangrijk voordeel voor deze studies in vergelijking met conventionele fluorescentiemicroscopie omwille van de veel grotere resolutie in de drie dimensies. Het meeste werk zal uitgevoerd worden met gist- en plantencellen. De confocale microscoop zal gebruikt worden door verschillende onderzoeksgroepen op de Arenberg campus en in het departement biologie. Organisaties: • Afd. Molec. Microbiol. & Biotechnologie
Onderzoekers: • Freddy Delvaux • Patrick Van Dijck • Johan Thevelein
Microscopieplatform voor in situ chemical fingerprinting van poreuze materialen met hoge tijds- en ruimteresolutie. Het platform bevat een FT-IR imaging microscoop met focal plane array detector, en een confocale fluorescentiemicroscoop.
KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Centr. vr Oppervlaktechemie & Katalyse
Onderzoekers: • Tom Vosch • Bert Sels • Johan Hofkens • Dirk De Vos
Biacore T100 systeem. KU Leuven Abstract: De Biacore T100/Hercules Consortium is een gezamenlijk initiatief van 4K. U. Leuven groepen plus I.M.E.C. Hun motivatie is om de capaciteit, het bereik (chemische resistentie) en de verfijning (high-throughput, thermodynamica, vriendelijke software) van Biacore (SPR) technologie inLeuven te vergroten en om nieuwe producten en technologieën te ontwikkelen. Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Onderzoekers: • Carmen Bartic • Ann Gils • Jan Cools • Guido David • Pascale Zimmermann
Een interdisciplinaire databank met correcte namen in laat-faraonisch, Grieks-Romeins en Byzantijns Egyptisch (ca.800BC - AD640). KU Leuven Abstract: Dit project heeft tot doel een database te creeren van alle eigennamen geattesteerd in teksten gevonden in Egypte, tussen 800 voor en 800 na Christus. Dit is het tijdsluik van het interdisciplinaire platform Trismegistos (www.trismegistos.org), waarmee het nauw verbonden is. Opgenomen worden anthroponiemen, toponiemen en theoniemen, alsook verschillende kleinere categorieen.De aanpak varieert volgens de taal en het schrift van de bronnen. Voor teksten in het egyptisch is er geen full text database beschikbaar, wat met zich meebrengt dat het ingeven van gegevens grotendeels handmatig moet gebeuren, voortbouwend op werk verricht in de loop van vorige projecten. Voor Grieks en Latijn werken we samen met de Duke Database of Documentary Papyri (DDbDP) die de volledige tekst van alle gepubliceerd papyrologisch materiaal bevat. We zullen een computerprogramma ontwikkelen om de namen uit de teksten te filteren en het gewenst materiaal te 'taggen'. Deze digitale aanpak zal de gegevensinvoer ste Organisaties: • OG Oudheid Leuven
Onderzoekers: • Mark Depauw • Katelijn Vandorpe • Willy Clarysse
Studie duurzame activering binnen de Belgische OCMW's. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel is op kwalitatief en kwantitatief niveau het traject te kunnen bestuderen van personen die geactiveerd werden door de Belgische OCMW's. Het leefloon, het equivalent leefloon en de verschillende activeringssubsidies die door de POD Maatschappelijke Integratie beheerd worden, vormen een onderdeel van de sociale zekerheid. Het is op basis van de Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming dat het traject van de geactiveerde OCMW-cliënten moet worden onderzocht. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Jean Vranken • Danielle Dierckx
Flow cytometer (Cytopeia). KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Centr. Microbiële en Plantengenetica
Onderzoekers: • Sigrid De Keersmaecker • Jozef Vanderleyden • Joris Winderickx • Jan Michiels • Karin Thevissen • Kevin Verstrepen • Abram Aertsen
ODIS: Databank intermediaire structuren in Vlaanderen. KU Leuven Abstract: ODIS ((URL:http://www.odis.be/)www.odis.be) is een contextuele webdatabase met (historische) gegevensreeksen m.b.t. het Vlaamse/Belgischemiddenveld. Ze biedt een omgeving waarin de vele, verspreide gegevensverzamelingen, instrumenten en repertoria over het onderwerp kunnen wordengecentraliseerd, gerelateerd en geactualiseerd. Het datamodel voorziet vandaag vijf centrale datacategorieën: (1) de intermediaire structuren zelf (organisaties/instellingen), (2) de personen die er in actief waren,(3) de publicaties en (4) de archivalische eenheden die door hen werdenvoortgebracht of informatie over hen bevatten, en (5) de verkiezingshandelingen waaraan zij participeerden. Van deze categorieën wordt in specifieke, genormeerde formaten informatie opgeslagen. De onderlinge relaties worden gevalideerd aan de hand van (eveneens genormeerde) keuzelijsten. Dankzij een toelage van de Herculesstichting wordt in 2009-2011 de technische en functionele omgeving van de ODIS-databank aanmerkelijk verruimd Organisaties: • KADOC
Onderzoekers: • Jan De Maeyer
PALM microscoop. KU Leuven Abstract: Met dit project beogen de aanvragers de uitbouw van nieuwe microscopiemodaliteiten die toelaten om de klassieke diffractielimiet in optische microscopie te omzeilen. Dit zal gebeuren door individuele molecule stochastisch aan te schakelen in de tijd, deze individuele moleculen te visualizeren en vervolgens accuraat te loclizeren en tenslotte een beeld met nanometer resoluite te reconstrueren. Deze vormen van microscopie staan gekend als PALM of STORM microscopie. De nieuwe technieken hebben een sterke biologische finaliteit en mikken op het ontrafelen van de moleculaire organisatie van cellen op nanometer schaal. Organisaties: • Afd. Moleculaire Visualisatie & Fotonica
Onderzoekers: • Willem Annaert • Johan Hofkens • Hiroshi Ujii • Sebastian Munck
Interdisciplinaire databank over internationale politieke, juridische en economische ontwikkeling. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Instituut voor Internationaal Recht
Onderzoekers: • Jan Wouters • Hans Bruyninckx • Patrick Develtere • Johan Swinnen • Bart Kerremans • Jan Van Hove • Ilke Van Beveren • Filip De Beule
Herculesproject middelzware apparatuur: 'Near-Field Imaging Luminance Goniometer'. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • TC Elektrotechniek (ESAT) Gent-Aalst
Onderzoekers: • Geert Deconinck • Peter Hanselaer
Inschuifbare gradienten-set (AC88) voor de 3 Tesla Siemens TRIO-TIM MR scanner. KU Leuven Abstract: De gradienten insert (AC88) voor de bestaande 3 Tesla TRIO-TIM scanner is 2 tot 4 maal sterker en sneller ten opzichte van bestaande commerciële gradienten voor klinische NMR scanners. Dit heeft enorme praktische implicaties bij diffusie tensor beeldvorming (DTI), en functionele magnetische resonantie beeldvorming (fMRI). Het toestel zal gebruikt worden om zowel cardiale als neuronale DTI en fMRI metingen bij proefdieren uit tevoeren. De AC88 zal toelaten om aan een hogere spatiale en temporele resolutie te meten met behoud van de signaal-ruis verhouding. Ook zal er met een betere efficiëntie gescand kunnen worden en zullen de beelden minder artifacten vertonen. Organisaties: • Onderzoeksgroep Neurofysiologie
Onderzoekers: • Lutgarde Arckens • Frank Rademakers • Wim Vanduffel • Stefan Sunaert • Mathieu Vandenbulcke • Hauke Kolster
Laser capture microdissectie (LCM) en analyse opstelling. KU Leuven Abstract: Een laser capture microdissectie systeem (Zeiss), gezamenlijk aangeworven door een vijftal laboratoria, wordt door de leden van het consortium aangewend voor het zuiver isoleren van specifieke structuren, in sommigegevallen tot op het niveau van individuele cellen, uit diverse weefselcoupes (bv specifieke cellen uit de bloedvatwand, vetweefsel, het hart, (stam)cellen uit hun weefselcontext na transplantatie, etc). Het gemicrodisseceerde materiaal wordt gebruikt voor DNA of voor RNA expressie analyses. Deze analyses kaderen in diverse studies naar de moleculaire karakteristieken of verschillen van speficieke celtypes in fysiologische versus pathologische condities, of doorheen progressie van een biologisch proces of een pathologie (cardiovasculaire aandoeningen, diabetes, obesitas, kanker, etc) en maakt gebruik van weefselbiopten van patiënten en van preclinische modellen. Ook het uitsnijden van individuele cellen uit levende culturen voor clonale expansie, bv in het kader van (stam)cel Organisaties: • Angiogenese en Neurovasculaire Link
Onderzoekers: • Aernout Luttun • Karin Sipido • Paul Holvoet • Maria Dewerchin • Catherine Verfaillie
Total internal reflection fluorescence microscoop (TIRF microscoop). KU Leuven
Abstract: TIRFM is een microscopietechniek die toelaat om met hoge resolutie biologische processen net onder de plasmamembraan van levende cellen te bestuderen. Met behulp van TIRFM zal de werking van essentiële moleculaire sluizen en pompen in cellen worden bestudeerd, alsook het transport van vesikels van en naar de plasmamembraan. Organisaties: • Laboratorium voor Ionenkanaalonderzoek
Onderzoekers: • Pieter Vanden Berghe • Thomas Voets • Joris Vriens
Digitizer Architectures for Short-Range Wireless Localization in Nanoscale CMOS (Digitalisatiestructuren voor draadloze localisatie op korte afstanden in nanoscale CMOS) KU Leuven Abstract: Navigatietechnologie is in de laatste decennia geëvolueerd richting het gebruik van de microchip als meest belangrijke component. Een GPS-ontvanger in een wagen is een voorbeeld van een commercieel navigatiesysteem (of localisatiesysteem) dat voordeel put uit deze chiptechnologie.Het CMOS-fabricageproces is het meest populaire platform met betrekkingtot de fabricage van deze microchips. Gebruik van het CMOS-proces levert uitermate veel voordelen wanneer hoge productievolumes en een lage eenheidskost wordt nagestreefd. Digitale microchips zoals computerprocessoren zijn de drijvende kracht achter de vernieuwingen binnen dit CMOS-proces. Dit heeft belangrijke implicaties voor analoge circuits, die op andere principes steunen dan de digitale chips, en niet-compatibel zijn met deze digitaal gedreven vernieuwingen. Een nieuwe methode om deze incompatibiliteit met het CMOS-proces op te lossen is gebruik maken van het continue-tijdsdomein. Dit continuetijdsdomein kan een goede vervanger zijnv Organisaties: • Afdeling ESAT - MICAS
Onderzoekers: • Wim Dehaene • Tom Redant
Burgeroorlog, gender en burgerschap. De impact van vrouwenorganisaties op de reconstructie van collectieve identiteiten in naoorlogs Bosnië-Herzegovina 1995-2000 Universiteit Gent Abstract: Burgeroorlog, gender en burgerschap. De impact van vrouwenorganisaties op de reconstructie van collectieve identiteiten in naoorlogs Bosnië-Herzegovina 1995-2000 Organisaties: • Vakgroep Nieuwste geschiedenis
Onderzoekers: • Gita Deneckere • Raymond Detrez
Characterisation of the role of astrocytic B2-adrenergic receptors in multiple sclerosis: an invivo approach. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Multiple sclerose is een chronische neurodegeneratieve aandoeningen die vooral jonge, actieve patiënten treft. De impact op persoonlijk zowel als socio-economisch vlak van deze aandoening zijn dramatisch. De etiologie blijft tot op heden grotendeels onbekend en de huidige behandelingen hebben eerder bescheiden effecten op het ziekteverloop. Bovendien blijft de impact van ehandeling op lange termijn en de progressieve vormen van de ziekte onbepaald. Uit voorgaand onderzoek bleek dat astrocyten bij MS deficiënt zijn aan ?2-adrenerge receptoren. Deze receptoren spelen een belangrijke rol in een hele reeks processen die een van belang zijn bij het ziekteproces van MS. De receptor onderdrukt inflammatie, reguleert de expressie van neurotrofe factoren, ondersteunt het metabolisme van de neurotoxische transmitter glutamaat, stuurt de glycogenolyse aan die voor de energietoevoer naar axonen instaat. Het doel van ons onderzoeksproject betreft de translatie van preliminaire in-vitro bevindingen omtrent de rol van ?2-adrenerge receptoren naar invivo onderzoek in fysiologische en pathologische omstandigheden. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Ralph CLINCKERS
Nieuwe enterovirus remmers; virale en cellulaire doeleiwitten KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Groep Biomedische Wetenschappen
Onderzoekers: • Johan Neyts
VIB-Biosampling en uitgebreide fenotypering van FTLD patienten. Universiteit Antwerpen Abstract: De doelstelling van dit onderzoeksproject is het verzamelen van een uitgebreide en goed gekarakteriseerde collectie van biologisch materiaal afkomstig van patiënten met frontotemporale dementie. Frontotemporale dementie vertegenwoordigd na de ziekte van Alzheimer één van de meest frequente vormen van dementie. In het kader van dit project willen we biologisch materiaal zoals DNA, serum, plasma en hersenmateriaal verzamelen van een grote groep Belgische frontotemporale dementie patiënten samen met uitgebreide klinische en pathologische informatie. Om genetische bevindingen van deze patiënten te kunnen vergelijken met de gezonde populatie, zullen we tevens neurologisch gezonde individuen verzamelen uit dezelfde geografische regio. Dit project zal toelaten om genetische veranderingen over het hele genoom te vergelijken tussen patiënten met frontotemporale dementie en neurologisch normale individuen. Op die manier kunnen we nagaan of bepaalde veranderingen meer frequent voorkomen bij patiënten dan bij gezonde mensen. Deze aanpak wordt een genoomwijde associatiestudie genoemd. De uitgebreide klinische, pathologische en biologische informatie die we zullen verzamelen, gecombineerd met genoomwijde informatie verkregen uit genoomwijde associatiestudies zal ons meer inzicht verschaffen in de ziekteprocessen die leiden tot frontotemporale dementie. Deze inzichten zijn essentieel om vooruitgang te kunnen boeken in een verbeterde en vroege diagnose, preventie en therapie van deze dodelijke ziekte.
Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Julie van der Zee
Recht op onderwijs voor kinderen zonder wettig verblijf. (UCARE) Universiteit Antwerpen Abstract: Ondanks de aandacht van diverse zijden voor het recht op onderwijs van kinderen zonder wettig verblijf, blijkt de kennis over de onderwijssituatie van die kinderen ontoereikend, en schieten maatregelen tekort. Dit project beoogt het gebrek aan kwantitatieve en kwalitatieve data te remediëren. De klemtoon ligt op lager onderwijs. Organisaties: • Recht en Ontwikkeling
Onderzoekers: • Paul Mahieu • Wouter Vandenhole
Pro-multilingua. Leonardo Da Vinci : Transfert van innovatie op het gebied van professionele meertalige communicatie. Universiteit Hasselt Abstract: Voor het nieuwe, uitgebreide Europa is het momenteel een grote uitdaging om nieuwe instrumenten te creëren die de weg effenen voor een beter begrip en een betere kennis van haar talen en culturen, en dit in de meest brede zin maar tegelijkertijd ook in de meer beperkte betekenis van bedrijfstalen en -culturen. Een beter begrip van talen en culturen maakt de ontwikkeling van economische en menselijke uitwisselingen mogelijk. PRO-MULTILINGUA, dat zich baseert op de internationale onderzoeksresultaten van Leomep (1998-2000), stelt zich als doel de Roemeense taal te integreren in het meertalig en intercultureel modulesysteem (gerealiseerd tijdens de Europese projecten Leomep-Multi 20002003 en Com-I-N-Europe 2003-2005) en heeft bedrijfskaders die internationaal zakendoen tot doelgroep. De 29 Plurilinguamodules, die aan de basis van dit project staan, werden door de EU uitgebreid gelauwerd voor hun doelgerichtheid en worden gepromoot door beroepsverenigingen, werkgeversorganisaties, opleiders en privébedrijven. Het voorgestelde PRO-MULTILINGUA-partnerschap onderscheidt zich door het feit dat de competentiegebieden van elke ploeg interdisciplinair zijn en perfect de desbetreffende gebieden omvatten. Het Roemeens zal toegevoegd worden, zowel als brontaal en -cultuur als doeltaal en -cultuur en dit in combinatie met Duits en Frans. Dit zal de interactie op het gebied van economische activiteiten vergemakkelijken tussen Roemenië en de Europese lidstaten van de eerste generatie en meer bepaald met de landen die Frans of Duits als één van hun voertalen hebben (Frankrijk, België, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Groot-Hertogdom Luxemburg). De keuze voor het Frans en het Duits beantwoordt aan de Roemeense economische realiteit: de frans- en duitstalige inversteerders zijn de laatste jaren duidelijk meer geïnteresseerd in de Roemeense markt. Organisaties: • Centrum voor Toegepaste Linguïstiek • Centrum voor Toegepaste Linguïstiek • Centrum voor Toegepaste Linguïstiek
Onderzoekers: • Martine VERJANS
Mission d'enquête qualitative sur l'assise sociétale du développement durable en Belgique. (via ULB) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Enquëte over duurzame ontwikkeling bij 75 opinieleiders in België via ULB. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
Het ontwikkelen van hyperpolyfone muziek Hogeschool Gent Abstract: Het ontwikkelen van hyperpolyfone muziek (meerstemmigheid met een eigen tempo en stijl per stem) o.a. door live algoritmische improvisaties vormt de hoofdbrok van mijn onderzoek Organisaties: • Departement Conservatorium • Vakgroep Scheppende Muziek
Onderzoekers: • Hans Roels • Godfried-Willem Raes
Syntheseverslag opstellen op basis van de wetenschappelijke analyse van het gedeelte over de sociale dimensie van de nationale rapporten over de Bologna implementatie v/d 46 Bolognalanden en, indien van toepassing, een max. van 3 kandidaat-landen. Universiteit Antwerpen Abstract: Ter voorbereiding van de Conferentie van Europese Ministers verantwoordelijk voor hoger onderwijs betreffende het Bologna proces, werd een analyse gemaakt van de maatregelen die in de Bologna landen genomen werden om het gelijke kansenbeleid in het onderwijs te hervormen. Organisaties: • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Bea Cantillon
EFRO 287: De Hogeschool Gent Bedenkers Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties:
• Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Management en Organisatie
Onderzoekers: • Johan Verrue • Stephane Leliaert
VIB-Ophelderen van PGRN verlies van functie in neurodegeneratie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dementie is de vierde voornaamste doodsoorzaak en beïnvloedt meer dan 30 miljoen individuen wereldwijd. De ziekte van Alzheimer (AD) en frontotemporale lobaire degeneratie (FTLD) zijn de twee meest voorkomende oorzaken van corticale dementie in het presenium. FTLD bestaat uit diverse vormen en het voornaamste type wordt gekarakteriseerd door inclusies van geübiquitineerde proteïnen aanwezig in neuronen en gliale cellen zowel in het cytoplasma als in de nucleus (waar deze typisch kat-oog vormig zijn). Dit type wordt FTLD-U (U voor ubiquitine) genoemd. Zeer recent werden mutaties die de vorming van een functioneel proteïne verhinderen, geïdentificeerd in het progranuline (GRN) gen als oorzaak van FTLD-U. Een proteïne genaamd TDP-43 werd eveneens onlangs geïdentificeerd als de voornaamste constituent van de neuronale en gliale inclusies. Zowel progranuline als TDP-43 zijn belangrijke proteïnen met vele functies, maar de exacte functie in de hersenen en in neurodegeneratie is nog niet gekend, net zoals de link tussen progranuline en TDP-43. Dit project heeft tot doel knockout en transgene muismodellen te ontwikkelen om te bestuderen hoe verlies van GRN proteïne neurodegeneratie kan veroorzaken en hoe het in verband kan gebracht worden met TDP-43 aggregatie. De aanwijzingen verkregen met deze diermodellen zullen ook belangrijk zijn om andere vormen van neurodegeneratie, zoals de ziekte van Alzheimer en amyotrofe laterale sclerose, te behandelen en/of te voorkomen. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Samir Kumar-Singh
Expertisecentrum Valpreventie Vlaanderen. KU Leuven Abstract: Op 5 december 2008 keurde de Vlaamse Regering het convenant goed tussende VlaamseGemeenschap en het Expertisecentrum Valpreventie Vlaanderen (EVV). Het EVV werd opgericht op 1 november 2008 en is een samenwerkingsverband tussen de Katholieke Universiteit Leuven, de Universiteit Gent, Domus Medica, Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Kinesitherapeuten, Wetenschappelijke Vereniging voor Verpleegkunde en Vroedkunde, het Vlaams Ergotherapeutenverbond en de Belgische Vereniging voor Gerontologie en Geriatrie.De opdrachten situeren zich binnen drie resultaatsgebieden rond het thema valpreventie bij zowel thuiswonende ouderen als ouderen die in een residentiële setting verblijven: het verstrekken van informatie en advies, het ontwikkelen van methodieken en materialen, en het ondersteunen van de implementatie van methodieken en materialen. Voor het bereiken van de drie resultaatsgebieden wordt er samengewerkt met externe partners zoals onder meer het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromo Organisaties: • Centr. Ziekenhuis- en Verplegingswet.
Onderzoekers: • Eddy Dejaeger • Koen Milisen
Studie van pathotype- en formae specialis diversiteit in Blumeria graminis: aanzet tot een duurzame resistentie veredeling in triticale Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Levensmiddelen- en Agrotechnologie • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Joos Latré • Kris Audenaert • Geert Haesaert • Boris Bekaert • Veronique Troch
Corruptie bij lokale Vlaamse besturen in kaart gebracht. Een onderzoek naar corruptie bij lokale politiediensten en gemeentelijke administraties Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Bestuur en beleid
Onderzoekers: • Marleen Easton • Arne Dormaels
Synthese, karakterisatie en opschaling van heterogene katalysatoren en hun toepassing in heterogeen gekatalyseerde processen Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Toegepaste Ingenieurswetenschappen • Vakgroep Chemie
Onderzoekers: • An Verberckmoes
Karakterisatie van biologische merkers bij dementie en mild cognitieve impairment. Universiteit Antwerpen Abstract: De klinische diagnose van de ziekte van Alzheimer (AD) is gebaseerd op klinische uitsluitingscriteria. Het diagnostische nazicht is tijdrovend en duur en leidt hooguit tot een klinische waarschijnlijkheidsdiagnose. In gespecialiseerde klinische centra wordt op die manier een diagnostische nauwkeurigheid van 68% behaald. Een zekerheidsdiagnose kan slechts gesteld worden door een microscopisch onderzoek van de
hersenen. Er is dus nood aan gevalideerde biomerkers die toelaten om met grote nauwkeurigheid een diagnose van AD te stellen. Kenmerkend voor AD is de vorming van eiwitneerslagen in de hersenen. Vermits het cerebrospinaal vocht (CSV) in nauw contact staat met de hersenen, kunnen deze eiwitten (-amyloïd peptide, proteïne tau en gefosforyleerd tau) in CSV bepaald worden. Door gebruik te maken van modellen die op een gecombineerde bepaling van deze eiwitten gebaseerd zijn, wordt een hoge diagnostische nauwkeurigheid van meer dan 80% behaald en kan AD onderscheiden worden van andere vormen van dementie. Aangezien deze modellen nog niet gevalideerd zijn, hebben we een prospectieve studie opgezet waarin patiënten met dementie, milde cognitieve tekorten en gezonde ouderen zullen worden ingesloten. Aangezien A isovormen ook in bloed kunnen worden gemeten, zal de diagnostische nauwkeurigheid van A isovormen voor een diagnose van AD bepaald worden. Organisaties: • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Sebastiaan Engelborghs
Verjonging en vermeerdering van elitebomen met in vitro technieken Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Stefaan Werbrouck
Evaluatie van de antibiotica (ciprofloxacin en Fluconazol) voor de behandeling van infecties bij premature geboorten en op tijd geboren baby's. (TINN) Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds EU. UA levert aan EU de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Bart Van Overmeire
VIB-Onderzoek naar de genen die van invloed zijn op progranulin-gemedieerde neurodegeneratie. Universiteit Antwerpen Abstract: VIB-Onderzoek naar de genen die van invloed zijn op progranulin-gemedieerde neurodegeneratie. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Marc Cruts
Bepaling van de rapporten en studies over de juridische aspecten betreffende de bevordering en bescherming van de grondrechten in de Europese Unie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project beoogt studies aan te leveren over juridische aspecten aangaande de promotie en bescherming van de rechten van de kinderen in de Europese Unie, ten behoeve van het Agentschap voor grondrechten. Organisaties: • Recht en Ontwikkeling
Onderzoekers: • Wouter Vandenhole
Ontwikkeling van LC-MS methoden voor de analyse van geneesmiddelen in afvalwater. Universiteit Antwerpen Abstract: Het voorgestelde project beoogt de validatie van analytische methoden gebaseerd op vloeistof chromatografie gekoppeld met massaspectrometrie voor de bepaling van verschillende klassen van prioritaire farmaca in afvalwater. Hiermee zal een eerste screening van deze farmaca in het Vlaamse afvalwater gebeuren. Daarnaast zal getracht worden andere (non-target) farmaca te identificeren en zal de stabiliteit van prioritaire farmaca in afvalwater ook geëvalueerd worden. Organisaties: • Toxicologie
Onderzoekers: • Hugo Neels • Adrian Covaci • Isabela Tarcomnicu
Op het kruispunt van Katholiscisme, Wiskunde en Economie: Leven en Werk van de Franse Jezuïet Maurice Potron (18721942). Universiteit Antwerpen Abstract: De hoofddoelstelling is om een synthese te maken van documenten afkomstig uit familiale en publieke archieven over de Franse Jezuïet en wiskundige Maurice Potron (1872-1942). De synthese zal dienen zowel voor de Engelse uitgave van Potrons economische papers, momenteel voorbereid door Christian Bidard en Guido Erreygers (Routledge), als voor een meer gedetailleerd boek in het Frans, door Christian Bidard, over de familiale, sociale, historische en religieuze wortels van dit merkwaardige werk. Organisaties: • Algemene economie
Onderzoekers: • Guido Erreygers
Applicatie van recente digitale audio- en video klankanalyses binnen het domein van de stempedagogiek Hogeschool Gent
Abstract: In het algemeen wordt stempedagogiek aan het Hoger Kunstonderwijs te weinig onderbouwd door wetenschappelijk onderzoek en publicaties. Uit het gebrek aan onderzoek kan geconcludeerd worden dat dit onderwijstype te vaak steunt op subjectieve oordelen en te persoonlijke interpretaties. Daarom is het doel van dit onderzoek te streven naar meer objectivering van de stemtraining, en dit door inschakeling van wetenschappelijk onderbouwde methodes. Bijzondere aandacht gaat naar het gebruik van digitale klankanalyses, in een meer afgebakend gebied van jazz- en popzang. De diverse aspecten van de zangtechniek kunnen belicht worden door verschillende soorten analyses: zo kan onder andere gebruik gemaakt worden van spectrumanalyse, waardoor een beter inzicht kan gekregen worden in het gebruik van de resonantieholtes voor de formanten, van software voor intonatie-correctie, zodat exacte informatie over de intonatie in de juiste context geplaatst kan worden, van een electro-glottograaf om de bewegingen van het strottenhoofd in kaart te brengen, en dergelijke meer. Vooral de studie van de boventonen krijgt speciale aandacht, omdat deze non-invasief bestudeerd kunnen worden tijdens zang, en de voorlopige onderzoeksresultaten op dit vlak veelbelovend zijn.
Software Op dit moment wordt gewerkt aan het ontwikkelen van een eigen software, Mimmitt, die toelaat om op zeer gebruiksvriendelijke manier de onderzoeksresultaten actief te implementeren in het zangonderricht, waardoor de resultaten van deze studie geoptimaliseerd kunnen worden. De software geeft realtime feedback over de verhouding van de boventonen, in vergelijking met een vooraf opgeslagen modelprofiel. Dit zal de student toelaten om concrete aanpassingen aan de zangtechniek te doen, om het beoogde klankresultaat te bereiken. Organisaties: • Departement Conservatorium • Vakgroep Scheppende Muziek • Vakgroep Theorie • Vakgroep Ensembles • Vakgroep Instrument
Onderzoekers: • Wilfried Van Beveren • Wannes Gonnissen • Maarten Weyler • Kristen Cornwell
Verdedigingsmechanismen van vissen met verschillende stressgevoeligheden voor zware metalen: interactie en dynamiek van eiwitten en hormonen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project onderzoekt of de kieuwcellen van vissoorten met een verschillende gevoeligheid aan koperblootstelling, intracellulair verschillen vertonen in eiwit expressie van transporters, carriers en metaalbindende eiwitten, evenals van defensieve eiwitten en enzymen betrokken bij oxidatieve stress tijdens subletale blootstellingen aan Cu. De rol van de hormonale status op deze processen wordt onderzocht. Uit de resultaten wordt de meest geschikte, gevoelige biomerker geselecteerd en hiervoor zal een een ELISA ontwikkeld worden. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Gudrun De Boeck • Marleen Eyckmans
Naar profylactische bestrijding van F18+ E. coli infecties bij het varken door middel van receptor-gebaseerde inhibitoren Universiteit Gent Abstract: De Belgische varkenshouderij heeft te kampen met sterke economische verliezen ten gevolge van F18+ E. coli infecties die speendiarree en/of slingerziekte veroorzaken bij jonge pasgespeende biggen. Dit project heeft als einddoel een profylactische behandeling te ontwikkelen ter bescherming tegen deze F18+ E. coli infecties, gebaseerd op de identificatie van de receptor op de darmepitheel waaraan F18+ E. coli bindt. Organisaties: • Vakgroep Virologie, parasitologie en immunologie
Onderzoekers: • Eric Cox
Weglating bij technisch-wetenschappelijke vertaling Russisch-Nederlands Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Vertaalkunde • Vakgroep Russisch-Tsjechisch
Onderzoekers: • Bart Hendrickx
Hydrotherapie op littekens ten gevolge van brandwonden. KU Leuven Abstract: Onderzoek inzake evaluatie van hydrotherapie op littekens ten gevolge van brandwonden. Organisaties: • Musculoskeletale Revalidatie
Onderzoekers: • Eric Van den Kerckhove
Ontwikkeling van een gamma duurzame hybride diesel-elektrische stadsbussen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Binnen dit project worden door firma Van Hool NV 3 types hybride stadsbussen ontwikkeld, waarbij de aandrijflijn door piekvermogeneenheden (supercondensatoren) geassisteerd wordt. Einddoel is een daling van het brandstofverbruik en de emissies van 20% ten opzichte van klassieke dieselmotor-gebaseerde bussen. Ook streeft men na het geluidsniveau en de life cycle cost te veminderen. Rol van ETEC/VUB is het vermogenbeheer van de aandrijflijn van de bus te evalueren en te optimaliseren. Dit gebeurt door gebruik te maken een simulatieplatform, alsook door metingen uit te voeren op een rijdende bus. Voor deze metingen wordt een geautomatiseerd data-acquisitie syteem
gebouwd dat alle relevante parameters simultaan registreert en opslaat. Dit behelst zowel parameters voor geheel het voertuig zoals snelheid en inclinatiehoek, evenals parameters die de vermogenstroom beschrijven tussen de verschillende onderdelen van de aandrijflijn. Het meetsysteem is gebaseerd op hardware en software van de firma National Instruments. Voor het simulatieplatform, dat gegenereerd wordt in Matlab, wordt voor elk onderdeel van de aandrijflijn een softwaremodel geïmplementeerd, gebaseerd op gegevens afkomstig van Van Hool NV of haar onderaannemers. De simulatiesoftware bootst de wisselwerking tussen de verschillende onderdelen van de aandrijflijn na en kan aldus een beheerstrategie bepalen waarbij bvb. het brandstofverbruik of het geluidsniveau minimaal is. Ook kunnen mogelijke verbeteringen aan de elektrische dimensionering van de aandrijflijn berekend en gesuggeerd worden. Door vergelijking van de gesimuleerde resultaten met de metingen kan men zowel het simulatiemodel verfijnen als nagaan of een verbetering van het geïmplementeerde vermogenbeheer op de bus mogelijk is. De gemaakte conclusies worden vervolgens gestaafd door een tweede reeks metingen op een bus waarin het verbeterde beheer geimplementeerd is. Organisaties: • Elektrotechniek-Energietechniek • Mobiliteit en voertuig technologie onderzoeksgroep
Onderzoekers: • Thierry Clement COOSEMANS • JOERI VAN MIERLO
Well-To-Wheel analyses van nieuwe voertuigtechnologiën voor toekomstige voertuigmarkten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Well-To-Wheel analyses van nieuwe voertuigtechnologiën voor toekomstige voertuigmarkten. Organisaties: • Elektrotechniek-Energietechniek • Mobiliteit en voertuig technologie onderzoeksgroep
Onderzoekers: • Vincent WYNEN • Thierry Clement COOSEMANS • Maarten MESSAGIE • JOERI VAN MIERLO
Ondersteunen van project "Interculturele dialoog". Vrije Universiteit Brussel Abstract: De studie naar een "Interculturele dialoog" werd gesteund door Stichting P&V en maakte daarbij deel uit van een Europees project onder leiding van PREFONDES (Pôle Européen des Fondations de l' Économie Sociale). Het overkoepelende doel van het Europese project was het aanmaken van een uitwisselings- en overlegplatform aangaande interculturele dialoog. Voor het Belgische project viel de keuze op een dialoog over de taalgrenzen heen. Want gezien de moeilijke historische en sociale situatie waar België als tweetalig land mee geconfronteerd wordt, is het belangrijk om op een constructieve en geleide manier een dialoog tot stand te brengen. Onze interculturele dialoog heeft niet onmiddellijk als vooropstelling om tot concrete veranderingen te komen maar hoofdzakelijk om toenadering mogelijk te maken. We willen geen stereotypen, vooroordelen en clichés uit de weg gaan, maar ze net gebruiken om te weten te komen welke beeldvorming er bestaat over de anderstalige. Om deze vooropstelling te bereiken hebben we er voor gekozen om, wat we noemen, een verhalenforum in te richten. Concreet hebben we een 55-tal deelnemers gerekruteerd en hebben we hen, over vijf samenkomsten verspreid, de mogelijkheid geboden om verhalen te vertellen over de andere taalgemeenschap. Nadat al deze verhalen waren verteld en ingezonden, werden ze uiteindelijk aan een narratieve analyse onderworpen. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • Kobe DE KEERE
Nieuwe instrumenten voor de bewaking van resistentie tegen geneesmiddelen in viscerale leishmaniasis in het Indische subcontinent. (KALADRUG-R) Universiteit Antwerpen Abstract: Dit EU-FP7 multi-disciplinair project, KALADRUG-R genoemd, heeft tot doel nieuwe technieken te ontwikkelen, te evalueren en te versrpeiden om de geneesmiddelresistentie van L.donovani te bepalen en tevens innoverende methoden voor te stellen voor opvolging van KalaAzar behandeling in veldomstandigheden. De UA is specifiek betrokken in basisonderzoek naar de oxidatieve stress gevoeligheid van antimoonresistentie veldisolaten en in toegepast onderzoek met betrekking tot de feenotypische bepaling van resistentie aan de hand van laboratorium modellen. Dit omvat de in vitro groei en metacyclogenese van promastigoten van veldisolaten en gevoeligheidsbepalingen op het nivequ van intracellularire amastigoten. Verder wordt de 'fitness' van deze veldstammen onderzocht in laboratorium diermodellen. Organisaties: • Laboratorium voor Microbiologie, Parasitologie en Hygiëne (LMPH)
Onderzoekers: • Louis Maes
FWO junior vis. Postdoc. Fellow Julien Pétillon Universiteit Gent Abstract: Dit project bestudeert effecten van omgevingsstress op diverse kenmerken van de levensgeschiedenis (fitness, reproductieve isolatie, osmoregulatie, overleving) van verschillende spinnensoorten. Ecofysiologische experimenten worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Universiteit van Rennes. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Luc Lens
Wat hebben gezinnen nodig om rond te komen? Minimumbudgetten en minimum inkomensbescherming. (MINIBUDGET) Universiteit Antwerpen Abstract: De doelstelling van dit project is het ontwikkelen van minimumbudgetten voor een groot aantal Belgische modelgezinnen. Deze minimumbudgetten kunnen nuttig gebruikt worden voor (1) het meten van de omvang en de diepte van armoede en sociale uitsluiting, (2) als richtlijn bij de vaststelling van aanvullende steun, bij het bepalen van schuldafbetalingsplannen, bij de vastlegging van onderhoudsgelden, en dergerlijke, (3) het evalueren van de doeltreffendheid van de minimum inkomensbescherming, (4) het aanmoedigen van Belgische en Europese beleidsvoerders om maatregelen te nemen voor een sociaal inclusieve samenleving. Organisaties: • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Cornelius Van den Bosch
Ontwikkeling van een realistische en effectieve methodologie voor de kwaliteitsverzekering van rotationele radiotherapie Universiteit Gent Abstract: Rotationele radiotherapie is de basis van intensiteitsgemoduleerde radiotherapie (IMAT). IMAT kan uitgevoerd worden met de aanwezige bestralingsapparatuur op voorwaarde dat de procedures voor kwaliteitsverzekering op punt staan. Dit doctoraat zal hiervoor intelligente procedures ontwikkelen om berekeningsfouten en machineafwijkingen op te sporen. De gebruikte methodes, zoals filmdosimetrie, zijn intuïtief en voorhanden in ontwikkelingslanden waardoor de drempel voor geavanceerde radiotherapie er verlaagd wordt. Organisaties: • Vakgroep Radiotherapie en Experimenteel Kankeronderzoek
Onderzoekers: • Carlos De Wagter
Recht op onderwijs voor kinderen zonder wettig verblijf. (UCARE) Universiteit Antwerpen Abstract: Recht op onderwijs voor kinderen zonder wettig verblijf. (UCARE) Organisaties: • Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CeMIS)
Onderzoekers: • Christiane Timmerman • Paul Mahieu
Humaan papillomavirusinfectie: interactie met virale internalisatie en processing. Universiteit Antwerpen Abstract: Humaan papillomavirusinfectie: interactie met virale internalisatie en processing. Organisaties: • Laboratorium voor celbiologie en histologie
Onderzoekers: • Johannes Bogers • Caroline Horvath
Optimalisatie en opschaling van succinaatproductie met E. coli ter onderbouwing van een octrooiaanvraag Universiteit Gent Abstract: Dit project focust op ht ophelderen van de genen betrokken bij het transport van succinaat doorheen het celmembraan van E. coli. Vervolgens zal de expressie van deze genen worden fijngeregeld met het oog op het verhogen van de succinaatproductie. Daarnaast zullen een aantal andere strategieën, zoals het modificeren van bijproductvorming en van de glucoseopnamesnelheid, worden bestudeerd. Het ontwikkelde producties zal vervolgens opgeschaald worden. Organisaties: • Vakgroep Biochemische en microbiele technologie
Onderzoekers: • Wim Soetaert • Marjan De Mey • Jo Maertens • Margriet Drouillon
Uitvoeren van een aantal deelanalyses op de databanken van 'TOR2004". Deze databanken bevatten de tijdsbestedingsgegevens van het onderzoek "Tijdsbesteding van Vlamingen" bij 1778 Vlamingen van 18 tot 75 jaar. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen abstract beschikbaar. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • IGNACE GLORIEUX
The compatibility between the trade remedies, laws and policies of developing countries & the WTO law : a case study based on a critical reviewfrom the WTO law perspective of Mexico's trade remedies system. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Instituut voor Internationaal Recht
Onderzoekers: • Geert Van Calster • Jan Wouters • Fernando Gonzalez Rojas
CPDP 2009 - Data Protection in profiled world - 2nd annual Conference on Computer, Privacy and Data Protection (16-17 januari 2009) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Organisatie van de tweede editie van CPDP in Brussel op 16-17 januari 2009 : Data Protection in profiled world Organisaties: • Fundamentele rechten en constitutionalisme • Metajuridica
Onderzoekers: • SERGE GUTWIRTH • PAUL DE HERT
Het potentieel en de beperkingen van tefrostratigrafie: een kritische evaluatie aan de hand van een studie van de uitbarsting van het Puyehue Cordon de Caulle vulkanisch complex in juni 2011
Universiteit Gent Abstract: Het doel van dit project is om laterale variaties in kaart te brengen (bv. korrelgrootte, magnetische susceptibiliteit en geochemie van glas) van de vulkanische as die werd uitgestoten tijdens de uitbarsting van de Puyehue-Corden de Caulle vulkaan (Chili) in 2011. Tefra-monsters uit Chileense en Argentijnse meren zullen bestudeerd worden en we zullen de variabiliteit analyseren op lokale en continentale schaal. Organisaties: • Vakgroep Geologie en bodemkunde
Onderzoekers: • Marc De Batist
Lijden onder schizofrenie KU Leuven Abstract: Het hier voorliggende onderzoeksproject situeert zich binnen de internationale onderzoeksliteratuur over ziekte-inzicht en suïcidaliteit bij personen met schizofrenie. De vraag die erin gesteld wordt, betreft de aard van het psychologische proces dat met suïcidaliteit verbonden is (Birchwood, 2003). De klinische praktijk leert met name dat suïcidaliteit bijeen deel van de patiënten eerder verbonden lijkt te zijn met existentieel lijden (dit is: lijden onder schizofrenie) dan primair pathologiegestuurd te zijn (dit is: vanuit de ziekteverschijnselen zelf, lijden aan schizofrenie).Het betreft een cross-sectioneel onderzoeksdesign, dat in hoofdzaak gebaseerd is op gestandaardiseerde vragenlijsten en klinische interviews. Vooreerst gebeurt er een replicatiestudie van het in de literatuur gevonden verband tussen ziekte-inzicht, hopeloosheid en suicidaliteit. Voorts verkennen we het concept demoralisatie, zoals dat geëxpliciteerd wordt onder andere in het werk van Clarke en Kissane (2002), e Organisaties: • OG Klinische Psychologie
Onderzoekers: • Patrick Luyten • Jozef Corveleyn • Marc Eneman
BOF: kort verblijf: Dr. Ahmed Abdel-Gawwad El-Kady Universiteit Hasselt Abstract: De onderzoeksraad heeft op 25 augustus 2008 het verblijf van Dr. Ahmed Abel-Gawwad El-Kady van het National Research Center (NRC), Cairo, Egypt goedgekeurd. Gedurende dit verblijf zal dr. El-Kady onderzoek uitvoeren in samenwerking met R. Carleer en J. Yperman (onderzoeksinstituut CMK). Er zal tevens onderzocht worden of betrokkene een doctoraat kan behalen aan de UHasselt. Organisaties: • Toegepaste en Analytische Chemie • Instituut voor Materiaalonderzoek
Onderzoekers: • Jan YPERMAN
De behandeling van geïnterneerden in forensisch psychiatrische contexten. Een exploratief multimethod onderzoek naar effectieve behandelingsmodellen en voorwaarden ter implementatie in een forensisch psychiatrisch centrum, met aandacht voor specifieke doe Hogeschool Gent Abstract: Door verschillende auteurs is de laatste jaren gewezen op de precaire situatie van de geïnterneerden in België. Hoewel de overheid het belang van behandeling erkent moeten we vaststellen dat er nood is aan een gedegen en voldoende therapeutisch aanbod voor geïnterneerden. Om hieraan tegemoet te komen besliste de Minister van Justitie recent positief advies te verlenen aan de bouw van twee Forensisch Psychiatrische Centra (FPC), waarvan één in Gent en één in Antwerpen. De hoofddoelstelling van dit project bestaat erin om voorstellen te formuleren met betrekking tot de inhoudelijke en vormelijke invulling van het therapeutisch programma van het in Gent geplande FPC. In concreto worden twee subdoelstellingen vooropgesteld: 1.In kaart brengen van de ‘state of the art’ met betrekking tot bestaande en momenteel gebruikte behandelingsmodellen en -methodieken voor specifieke doelgroepen (i.c. personen met persoonlijkheidsstoornissen, psychotische stoornissen, verstandelijke beperkingen, seksuele stoornissen, etc.) binnen de geïnterneerde populatie, zowel in het buiten- als binnenland. 2.Komen tot aanbevelingen met betrekking tot belangrijke voorwaarden om bestaande behandelingsmodellen aan te passen aan en te implementeren in een FPC. Het onderzoek wordt onderverdeeld in vier onderzoeksfasen, gespreid over drie jaar. Fase 1: literatuurstudie en in kaart brengen en bezoeken van ‘good practices’ Uitvoering van een – op de richtlijnen van de Cochrane Collaboration afgestemde - systematische review gebruikmakend van de courante wetenschappelijke databanken. De voornaamste bedoeling behelst het inventariseren van de juridische en beleidsmatige aspecten met betrekking tot internering in binnen- en buitenland en het in kaart brengen van de beschikbare behandelingsmodellen voor specifieke populaties. Op basis van deze literatuurstudie en contacten met experten wordt nagegaan in welke diensten geïnterneerden opgenomen zijn, welke behandeling daar voorzien wordt, op welke achterliggende theorieën deze modellen gebaseerd zijn, etc. Deze ‘good practices’ zullen worden geïnventariseerd en eventueel bezocht. Fase 2: Kwalitatief onderzoek - Delphi-methode Een aantal uit fase 1 afgeleide stellingen worden voorgelegd aan binnen- en buitenlandse experten aan de hand van de Delphi-methode. Fase 3: Participerende observatie en ‘effect’studie Uit de ‘good practices’ worden, via purposeful sampling enkele voorzieningen geselecteerd, waar een effectmeting met gestandaardiseerde meetinstrumenten zal plaatsvinden. Via participerende observatie worden de sleutelprocessen van de behandelingsvormen in kaart gebracht. Fase 4: Integratie van de bevindingen In deze fase wordt aandacht besteed aan de integratie van de bevindingen uit fase 1, 2 en 3 en het formuleren van voorstellen tot behandeling. Organisaties: • Departement Sociaal-agogisch werk • Departement Gezondheidszorg Vesalius • Vakgroep Orthopedagogiek • Vakgroep Nursing
Onderzoekers: • Stefaan De Smet • Wing Ting To • Stijn Vandevelde
Infrastructuurplatform Biophysics. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project behelst de aanvraag van een transmissie electronen Microscoop, een kristallizatierobot en een ITC toestel met als doel het uitbouwen en versterken van het gezamenlijk biofysisch infrastructuurplatform van SWIT en ULTR. Deze toestellen zijn noodzakelijk voor een brede waaier van wetenschappelijke projecten, meer bepaald:
- structurele biologie van biomediche targets (membraan eiwitten, aggregerende en multimerizerende eiwitten en eiwitten uit bacteriele and protozoische pathogenen) - itrinsiek ontvouwen eiwitten - experimentele validatie van computationele design van eiwiiten Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Frederic ROUSSEAU • JAN STEYAERT • REMY LORIS
Bewegingsinterventies ter preventie en behandeling van sarcopenie. KU Leuven Abstract: De algemene voortschrijdende trend van vergrijzing leidt tot een zorgwekkende toename van het aantal ouderen dat fysiek niet langer in staat blijkt om dagdagelijkse taken onafhankelijk te verrichten. Deze functionele achteruitgang is geassocieerd met sarcopenie, wat voor het eerst gedefinieerd werd door dr. I.H. Rosenberg als de leeftijdsgebonden daling in spiermassa. Effectieve interventies zijn noodzakelijk om sarcopenie en functionele achteruitgang tegen te gaan.Het eerste hoofdstuk van dezedoctoraatsthesis focust op het verwerven van inzicht in de relatie tussen krachtsnelheidskarakteristieken, spiermassa en functionele beperkingen bij ouderen. Dit hoofdstuk beklemtoont het belang van spierfunctie, meer nog dat van spiermassa, voor het ontwikkelen van trainingsinterventies bij ouderen.Het tweede hoofdstuk van deze doctoraatsthesis onderzoekt de haalbaarheid en de effecten van krachttrainingsinterventies aan verschillende weerstanden op spiermassa, spierfunctie en functionaliteit.De Organisaties: • Inspanningsfysiologie
Onderzoekers: • Christophe Delecluse • Evelien Van Roie
Uitvoering van een literatuurstudie met betrekking tot plantengroei en een modellering van sedimenttransport en oppervlaktewater in en rond het gebied 'Bankei' te Balen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het projectteam binnen deze studie bestaat uit leden van de onderzoeksgroep Ecosysteembeheer van de Universiteit Antwerpen en van het Laboratorium voor Hydraulica van de Ugent. Beide onderzoeksgroepen werken reeds samen omtrent de hydrologische modellering van waterlopen. In dit project zal er echter gekeken worden naar de invloed van vegetatie op sedimentatie en erosie in het gebied de Bankei. Het Laboratorium voor Hydraulica werkt binnen dit project als onderaannnemer. De opdeling van de taken is daarom zeer duidelijk gesplits. Namelijk de literatuurstudie zal worden uitgevoerd door de onderzoeksgroep Ecosysteembeheer. Deze groep heeft immers een jarenlange ervaring met het onderzoek naar waterplanten en de effecten van biota op het gedrag van sediment en heeft zodoende ook toegang tot de relevante literatuur voor dit onderwerp. Het modelleringsgedeelte en het scenario gedeelte vallen dan weer onder de verantwoordelijkheid van het Laboratorium voor Hydraulica van de Ugent. Organisaties: • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
Analyse van de test in het Frans en van de test in het Nederlands betreffende de gecertificeerde opleiding van niveau A uit 2007, "toepassing van de algemene principes van het fiscale recht". Universiteit Antwerpen Abstract: Het project vereist de vergelijking van de analyse van de test in het Frans en van de test in het Nederlands betreffende de gecertificeerde opleiding van niveau A uit 2007, "toepassing van de algemene principes van het fiscale recht". Deze heeft als doel de opstelling van een gezamenlijk evaluatierapport. Samenwerking met Prof.dr. X. Parent (Universiteit van Luik). Organisaties: • Onderneming en recht
Onderzoekers: • Bruno Peeters
A research on the use of Ubiquitous Urban Games to generate Mental Maps Universiteit Hasselt Abstract: Het doel van het onderzoek is het ontwikkelen van een toolbox die helpt visualiseren hoe mensen een bepaalde ruimtelijke omgeving waarnemen en er gebruik van maken, met andere woorden: een toolbox om mentale kaarten te visualiseren. Het vernieuwende aspect van dit onderzoek is het gebruik maken van recente ontwikkelingen binnen locatieve en media-technologie voor de ontwikkeling van deze toolbox, in het bijzonder van de recente ontwikkelingen binnen de alomtegenwoordige gaming. We stellen dat games gebruikt kunnen worden om mentale kaarten te visualiseren. Het doel van het onderzoek is dit argument valideren, door het ontwikkelen van een alomtegenwoordig spel voor een bepaalde ruimtelijke context en binnen een bepaald thema. Organisaties: • ArcK • Data-analyse en Modellering • Niet onderzoeksgroep gebonden projecten • Instituut voor Mobiliteit
Onderzoekers: • Gerhard WETS • Oswald DEVISCH
Scholen en burgerschapseducatie: vragen, behoeften en hiaten. Universiteit Antwerpen Abstract: Het huidig project wil meer zicht krijgen op de vraagzijde van burgerschapseducatie binnen het Vlaams Onderwijs. "Burgerschap" is echter een zeer breed begrip. Derhalve beperken we dit concept voor deze opdracht tot de invulling die het vandaag krijgt binnen het Vlaams onderwijs. Hiervoor zijn zowel vakoverschrijdende eindtermen "opvoeden tot burgerzin", als het domein "Maatschappij" binnen het leergebied "Wereldoriëntatie" richtinggevend. Organisaties: • School en Politiek (SeP)
Onderzoekers: • Dimokritos Kavadias
Calux-2008 : Bruikbaarheid Calux voor deposiiemetingen van dioxines en PCB's Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen NL abstract Organisaties: • Scheikunde
Onderzoekers: • WILLY BAEYENS
BAPS Annual Meeting 2009 Recent trends in clinical and life span psychology: emotion, cognition and personality (Brussel 3 juni 2009) Vrije Universiteit Brussel Abstract: subsidies FWO & FRNS Organisaties: • Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie
Onderzoekers: • GINA ROSSI
Onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers (SO): uitgangspunten Nederlands voor nieuwkomers. Universiteit Hasselt Abstract: Begin jaren '90 groeide het besef dat het aantal anderstalige leerlingen dat binnenstroomde in het basis -en secundair onderwijs omwille van vluchtelingenstromen en migraties steeds groter werd en niet zou stoppen. Daarom werden de onthaalklassen voor anderstalige nieuwkomers (OKAN-klas) opgericht. Alle jongeren tussen 12 en 18 jaar die pas in Vlaanderen aankomen of in Brussel en daar kiezen voor Nederlandstalig onderwijs, kunnen gedurende één schooljaar in afzonderlijke klassen worden opgevangen om zo snel mogelijk Nederlands te leren. Het doel is hun te laten instappen in de onderwijsvorm en studierichting die het nauwst aansluit bij hun individuele capaciteiten. In het secundair onderwijs bestaat het onthaalonderwijs uit twee luiken: een onthaaljaar enerzijds en de doorstroming naar en opvang in het reguliere onderwijs anderzijds. Het onthaaljaar is zeer sterk gericht op het verwerven van het Nederlands. Om die reden worden, met uitsluiting van de uren-leraar voor godsdienst of niet-confessionele zedenleer, eigen cultuur en religie of cultuurbeschouwing, in principe alle uren-leraar gebruikt voor het aanleren van het Nederlands. Vanaf het schooljaar 2006-2007 werd in het kader van de professionalisering en de eigen aard van het vak Nederlands in het onthaalonderwijs een nieuw algemeen vak gecreëerd: 'Nederlands voor nieuwkomers'. Organisaties: • Centrum voor Toegepaste Linguïstiek
Onderzoekers: • Martine VERJANS
INSHORE: integratie van optische en akoestische teledetectiegegevens over het continuüm van het droogstrand tot de zeebodem, een csae study in Oostende Universiteit Gent Abstract: Dit project zal een methodologie uitwerken en uittesten voor het produceren van ruimtelijk geïntegreerde sedimentologische en morfologische kaarten over het continuüm van het droogstrand tot de zeebodem. Organisaties: • Vakgroep Geografie
Onderzoekers: • Marc De Batist
AILab Audiovisueel en Interactief Onderzoekslab Hogeschool Gent Abstract: Via het Herculesprogramma voor verwerving van middelzware onderzoeksinfrastructuur is financiering voorzien voor de installatie van een professioneel audiovisueel en interactief onderzoekslabo. Organisaties: • Departement Koninklijke Academie voor Schone Kunsten • Vakgroep Theoretische omkadering van de kunstpraktijk • Vakgroep Autonome kunsten
Onderzoekers: • Steven Jacobs
Open raam op innovatieve materiaaltechnologie voor een duurzaam Vlaams productielandschap. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project wil bedrijven stimuleren om hun processen en producten duurzamer te maken door weloverwogen toepassing van materiaaltechnologie. Daartoe zet het project consortium achtereenvolgens vier stappen. Eerst onderzoeken we welke hefbomen voor bedrijven van belang zijn om te kunnen starten met het gebruik van innovatieve materialen. We zoeken en beschrijven diverse concrete voorbeelden. Bedrijven die over hun ervaringen willen getuigen, benaderen we met interviews en een mini-enquête. De lessen die we trekken uit de bevraging van concrete bedrijven maken we bekend aan een breed geïnteresseerd publiek. Als de betrokken bedrijven daarmee instemmen, worden hun getuigenissen gecommuniceerd tijdens workshops. We hopen dat de presentatie van getuigenissen en succesverhalen andere bedrijven stimuleert om zelf nieuwe inspanningen te leveren voor duurzaam ondernemen, via de toepassing van innovatieve materialen in processen en producten. Bedrijven die zich geïnteresseerd tonen in de toepassing van nieuwe materiaaltechnologieën willen we graag een eindje op weg helpen. Om de specifieke mogelijkheden in een concreet bedrijf te verkennen, onderzoeken we het groeipotentieel van (geïnteresseerde) bedrijven op het gebied van duurzaam materiaalgebruik. Daarvoor ontwikkelen we in dit project een opportuniteitsscan. In een volgende en laatste stap nemen we opportuniteiten inzake innovatief materiaalgebruik samen met de bedrijven op. Onze materiaalexperts ondersteunen de betrokken bedrijven bij het uitwerken van hun businesscase. Dat gebeurt in een zogenaamd implementatietraject. We schenken daarbij gelijke aandacht aan de drie dimensies van duurzaamheid: planet, people en profit. Samengevat, 1) door in te zoomen a) op de betekenis die bedrijven zelf toekennen aan duurzaamheid en b) op redenen en overwegingen van bedrijven om bepaalde materiaaltechnologieën te gebruiken, en 2) door ons te concentreren op kennisdiffusie naar en tussen bedrijven, willen we doordringen tot de 'maakindustrie' in Vlaanderen, en dit met het oog op het realiseren van duurzame ontwikkeling. Organisaties:
• Engineering Management • Milieu en Samenleving (M&S)
Onderzoekers: • Ilse Loots • Anne Bergmans • Ann Crabbé • Marian Deblonde • Aviel Verbruggen
Bi-CYCLE. Universiteit Antwerpen Abstract: Door de introductie en promotie van biobrandstoffen dreigen zowel de energievoorziening als de voedselvoorziening in competitie te treden. In de literatuur wordt het gebruik van olie, gemaakt door ééncellige micro-organismen, waaronder micro-algen en gisten, als mogelijke oplossing beschreven. Het Bi-CYCLE project beoogt een bijdrage te leveren aan de implementatie van de winning en valorisatie van olie uit ééncellige micro-organismen, meer bepaald uit minstens één der twee organismen: gisten (dit project) en algen (ERA-SME). Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust • Johan Robbens
Valorisatie onderzoeksresultaten van de praktijktest leerzorgkader. Universiteit Antwerpen Abstract: In een vorig onderzoek werd bij een serie aselecte steekproeven van in totaal 8600 leerlingen uit de verschillende geledingen van gewoon en buitengewoon basis- en secundair onderwijs, door medewerkers van alle CLB's uit Vlaanderen een proefinschaling gedaan in één van de 5 leerzorgniveaus, 4 clusters van beperkingen, en doelgroepen, op basis van de huidige leerlingdossiers bij de.CLB's bekend in juni 2008, ten einde de bruikbaarheid, validiteit en betrouwbaarheid na te gaan van de door de Stuurgroep Indicatoren vastgelegde inschalingscriteria in het leerzorgkader. Daartoe werden een handleiding, beslisboom en electronisch inschalingsformulier in een speciaal daartoe aangemaakte website ontworpen, een helpdesk opgericht en een logboek van opmerkingen bijgehouden en geanalyseerd. De resultaten werden zowel kwantitatief als kwalitatief geanalyseerd, en van daaruit gekeken naar verschuivingen binnen types en geledingen onderwijs. Er werd ook gekeken naar de overeenkomst met de theoretisch verwachte inschalingen. Dit project wil de resultaten van deze praktijktest Leerzorgkader valoriseren, in enerzijds een communicatie naar het werkveld (CLB's en scholen) en anderzijds suggesties formuleren voor een verdere professionalisering in het leerzorgkader. Organisaties: • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Jozef Lebeer • Elke Struyf
nieuwste generatie spitstechnologie voor functionele genoomanalyse Universiteit Gent Abstract: De aangevraagde infrastructuur behelst de nieuwste generatie functionele genoomanalyse infrastructuur, dit is spitstechnologie die moet toelaten genetische codes (humaan, andere organismen) sneller (tot 1000 x) en efficiënter te ontrafelen. Organisaties: • Vakgroep Pediatrie en genetica
Onderzoekers: • Jo Vandesompele
EFRO 256: Centrum voor ondernemen (startende ondernemers) Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Management en Organisatie
Onderzoekers: • Stephane Leliaert
'El-Printing : flexibele elektroluminescentie-toepassingen m.b.v. screenprinting'. Universiteit Hasselt Abstract: Screenprinting (zeefdruk of serigrafie) is een druktechniek die traditioneel aangewend wordt voor grafische doeleinden. In dit project ligt de focus op het gebruik van screenprinting voor de ontwikkeling van dunne-film elektroluminescente multilaagstructuren voor actieve verlichtings-toepassingen. De vernieuwde aspecten zijn de verdere ontwikkeling van flexibele TFEL door gebruik te maken van het geleidend polymeer PEDOT:PPS ipv ITO en de ontwikkeling van TFEL op ruimtelijke objecten (3D-TFEL). Organisaties: • Materiaalfysica • Organische en Bio-polymere Chemie • Instituut voor Materiaalonderzoek
Onderzoekers: • Dirk VANDERZANDE • Jean MANCA
Optimale Sportbegeleiding voor de jeugd Universiteit Gent Abstract: In dit onderzoek wordt een bewegingsprogramma voor kinderen uit de regio West-vlaanderen opgemaakt en wetenschappelijk onderbouwd. Organisaties: • Vakgroep Bewegings- en sportwetenschappen
Onderzoekers: • Matthieu Lenoir
Onderzoek bijzondere jeugdbijstand. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoeksproject beoogt een grondig onderzoek naar: -de bestaande noden in de sector bijzondere jeugdbijstand in de provincie Antwerpen -de oorzaken van de tekorten in het aanbod bijzondere jeugdbijstand (vb. de kloof tussen de geprogrammeerde en effectieve capaciteit) -de sociologische mechanismen die aan de stijgende vraag ten grondslag liggen -de manieren waarop op deze situatie kan worden ingegrepen worden Organisaties: • Facultaire Onderzoeksgroep PSW
Onderzoekers: • Therese Jacobs • Kristel L R Driessens
De biofysische interacties tussen neuronale netwerken en geleidende nanodeeltjes: bouwblokken voor toekomstige neurale interfaces. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project zal ik het gebruik van kunstmatig ontwikkelde cellulaire omgevingen onderzoeken, specifiek actieve steigers ("scaffolds"), belangrijk voor het opnieuw doen groeien en herstellen van signaaltransmissie bij hersenaandoeningen. Ik zal me toespitsen op het gebruik van elektrisch geleidende nanomaterialen, zoals koolstof nanotubes (CNTs), om nieuwe groeisubstraten te ontwikkelen en interfaces die de basis zullen vormen van een nieuwe klasse van regeneratieve implantaten en slimme elektrodes die in Deep Brain Stimulation therapieën worden gebruikt. Kwantitatief begrip van de elektrofysiologie van neuronale netwerken gekoppeld aan actieve nanostrucuur materialen zijn de eerste stap naar CNS nanoengineering. Organisaties: • Theoretische neurobiologie en neuroengineering
Onderzoekers: • Michele Giugliano
Fonds ter Bevordering van de Sociale Economie in Vlaanderen (MOBISE-project). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de Vlaamse overheid. UA levert aan de Vlaamse overheid de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Sociale Concurrentie en Recht
Onderzoekers: • Josse Van Steenberge • Raf De Mey
Grootschalige genetische benadering voor de moleculaire karakterisatie van autosomaal recessieve vormen van de neuropathie van Charcot-Marie-Tooth. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project moet de start worden van een uniek onderzoeksprofiel op het vlak van de moleculaire genetica van autosomaal recessive vormen van de ziekte van Charcot-Marie-Tooth (ARCMT). Deze groep van bijzonder ernstige aandoeningen van het perifere zenuwstelsel werd tot op heden wereldwijd slechts in beperkte mate onderzocht. De identificatie van genen en mutaties betrokken bij ARCMT zal bijdragen tot een betere kennis over de pathofysiologie van deze aandoeningen door het ontraffelen van nieuwe ziekte-mechanismen en het bevestigen van reeds gedeeltelijk gekende mechanismen. Dit zal eveneens leiden tot genotype-fenotype correlaties met een belangrijke impact op diagnostiek, genetische raadgeving en ziekte-preventie van deze perifere neuropathieën. Het voorgestelde project zal bijdragen tot een uitbreiding van de mogelijkheden inzake onderzoek, diagnostiek en international uitstraling van het VIB Departement Moleculaire Genetica. Dit zal zorden bewerkstelligd door i) het opstarten van een project dat tot op heden niet kon worden uitgebouwd bij gebrek aan middelen; ii) het bij elkaar brengen van gekwalificeerde onderzoekers; iii) het starten van bestendige samenwerkingsverbanden; iv) de toename van de kwantiteit en de kwaliteit van artikels gepubliceerd in internationale peer-reviewed tijdschriften. Organisaties: • VIB DMG - Neurogenetica
Onderzoekers: • Albena Jordanova
Methodologie voor het beschrijven van de toegankelijkheid van transport in Europe (MEDIATE) Universiteit Hasselt Abstract: Het globale doel van MEDIATE is een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van veelomvattend stedelijk transportsysteem met een betere toegang voor alle burgers en een toename van het aantal personen dat gebruik maakt van het openbaar vervoer. Het projectdoel van MEDIATE is bekomen van een gemeenschappelijke Europese methodologie om de toegang tot transport te meten. De ontwikkeling van een methdologie om toegankelijkheid te meten is een proces. De eerste stap is het formuleren van een kennisbasis, door intiatieven en methodologische benaderingen voor het meten van de toegankelijkheid van openbaar vervoer opnieuw te bestuderen. Veel initiatieven bestaan op nationale niveaus en de uitdaging ligt in het verzamelen van de informatie en het identificeren van gemeenschappelijke indicatoren die gebruikt kunnen worden als een basis voor een gemeenschappelijke set van standaardindicatoren op Europees niveau. Voorbeelden van goede praktijken zullen verzameld worden samen met data die deze indicatoren ondersteunen. De indicatoren en de voorbeelden van goede praktijken vormen de input voor de ontwikkeling van een zelfevaluatie instrument. Dit zelfevaluatie instrument zal waardevolle informatie leveren over mogelijke lacunes en zal een indicatie verschaffen van de werkelijke kwaliteit van de toegankelijkheid. Organisaties: • Verkeersveiligheid • Data-analyse en Modellering • Instituut voor Mobiliteit
Onderzoekers: • Gerhard WETS • Davy JANSSENS • Marjolein DE JONG
De ontwikkeling en realisatie van een multitouch interface Universiteit Hasselt
Abstract: Z33 wil een digitale multitouch interface ontwikkelen, vormgeven en realiseren die op een vernieuwende manier bezoekers in de tentoonstellingsruimtes informeert en begeleidt. Voor de realisatie van dit project wordt beroep gedaan op 2 partners, met name EDM en de KHLim, afdeling Media en Design. Z33 levert content aan. EDM zal instaan voor het functioneel ontwerp en bouw van de multitouchtafel, het technologisch onderzoek en de ontwikkeling van het softwareplatform dat zal toelaten om media-rijke genetwerkte toepassingen te ontwikkelen die van de multitouchfunctionaliteit gebruik maken. EDM zal eveneens een aantal 'proof of concept'-toepassingen bovenop dit platform ontwikkelen die toelaten om de functionaliteit te demonstreren en de correcte werking te valoriseren. KHLim, MDA zal de multitouchtafel vormelijk ontwerpen en de nodige toepassingen ontwikkelen voor Z33 op basis van het softwareplatform dat EDM ontwikkelt. Organisaties: • Expertisecentrum voor Digitale Media • Expertisecentrum voor Digitale Media
Onderzoekers: • Philippe BEKAERT • Johannes TAELMAN
Het creëren van sociale meerwaarde door KMO's: Onderzoek naar de sociale doelstellingen, business modellen en sociale performantie bij MVO actieve KMO's Hogeschool Gent Abstract: De laatste decennia is er een groeiende consensus over de sociaal-maatschappelijke rol die bedrijven spelen, naast het realiseren van winst en tewerkstelling. Meer en meer wordt van werkgevers verwacht dat ze maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), of met andere woorden streven naar een evenwicht tussen sociale, maatschappelijke en economische doelstellingen met respect voor ecologische waarden. Zowel politiek als academisch wint dit thema duidelijk aan belang. Hoewel de business and society literatuur een rijke traditie kan voorleggen aan 'theory driven' publicaties, focust ze vooral op reactieve houdingen van grote ondernemingen ten opzichte van maatschappelijke problemen. In deze context wordt MVO naar voor gebracht vanuit een bekritisering van de reactieve management stijl van (hoofdzakelijk grote) ondernemingen, zonder inzicht te bieden in de mate waarin en hoe MVO in de bedrijfspraktijk vorm krijgt. Recente overheidsinitiatieven en de academische literatuur wijzen uit dat er tot op heden weinig kennis is vergaard over 'hoe KMO's aan MVO doen'. In dit project wordt de volgende centrale onderzoeksvraag voorop gesteld: "Hoe realiseren KMO's in de bedrijfspraktijk sociale meerwaarde?" Gezien de eenzijdige focus op reactieve houdingen van grote bedrijven en niet eenduidige empirische bevindingen in de literatuur wordt voor dit project 'theoretical sampling' van jonge KMO's die zich pro-actief inzetten voor de realisatie van MVO gerelateerde activiteiten voorgesteld. De algemene doelstelling van het project is inzicht te krijgen in het "proces van sociale meerwaarde creatie bij MVO actieve KMO's". Dit 'proces' wordt geconceptualiseerd aan de hand van een aantal centrale constructen ontleend aan de Resource Based Theory: sociale missie, business model en sociale performantie. Het Business Model verschaft immers informatie over de positie van de organisatie in de waardeketen, de middelen en competenties die de organisatie heeft om haar (sociale) doelstellingen te bereiken en hoe er omzet wordt gegenereerd. Om aan deze doelstelling tegemoet te komen zal dit project een survey ontwikkelen en afnemen in een theoretisch geselecteerde steekproef van 100 MVO actieve KMO's'. Doel is verder het uitbouwen van een survey databank van MVO actieve KMO's om exploratieve kwalitatieve en kwantitatieve analyses Organisaties: • Departement Bedrijfsmanagement Mercator • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep KMO • Vakgroep Management en Organisatie
Onderzoekers: • Nathalie Moray • Tom Van Wassenhove
PRIME Electron Microscoop. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds een privé-instelling. UA levert aan de privé-instelling de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Elektronenmicroscopie voor materiaalonderzoek (EMAT)
Onderzoekers: • Gustaaf Van Tendeloo
Alternatieve en ondersteunende zorgvormen - Protocol 3 ouderenzorg. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is te komen tot de bepaling van de methode, de instrumenten en de operationalisering van de wetenschappelijke evaluatie van de projecten inzake alternatieve en ondersteunende zorgvormen voor ouderenzorg die in het kader van protocol 3 zullen worden gefinancierd. protocol 3 is een federaal project (meer dan 40 miljoen Euro) met als doelstelling nieuwe zorgsystemen te onderzoeken zodat ouderen langer thuis kunnen blijven met behoud of verbetering van de kwaliteit van leven. Organisaties: • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Roy Remmen
Ecologie en Macht. Leefmilieu als bron van conflict in de middeleeuwse en vroegmoderne Nederlanden. Universiteit Antwerpen Abstract: De controle over de natuurlijke omgeving was ook in het verleden een belangrijke bron van conflict. De onderzoekslijn "ecologie en macht" stelt de vraag naar wisselende constructies van politieke macht bij ecologische conflicten in het verleden. Meer bepaald wordt in een doctoraatsproject onderzocht in hoeverre politieke centralizering tussen de 14de en de 16de eeuw leidde tot een toenemende overheidsinterventie in de regulering van het lokale leefmilieu als middel om de autonomie van kommunale bestuursinstellingen op het platteland in te perken. Organisaties: • Power in History - Centrum voor Politieke Geschiedenis
Onderzoekers: • Tim Soens
Studeren met een functiebeperking in het hoger onderwijs, verhogen van de aansluiting tussen opleiding en arbeidsmarkt Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Bedrijfsinformatie • Departement Gezondheidszorg Vesalius • Vakgroep Informatica/Wiskunde • Vakgroep Talen/Economie • Vakgroep Spraak-, taal- en gehoorwetenschappen
Onderzoekers: • Paul Philips • Margot De Donder
Perspectieven en extra kansen voor een duurzame teelt van kiwibes in Vlaanderen Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Filip Debersaques
Het gebruik van 2D- en 3D-beeldvormige modaliteiten en hun invloed op diagnose en behandelingsplanning in de orthodontie KU Leuven Abstract: Panoramische radiografie en laterale cephalometrische radiografie worden sinds vele tientallen jaren gebruikt in orthodontie voor de planning en opvolging van behandelingen. Desondanks hebben beide beeldvormingstechnieken verschillende beperkingen. Er is een recente, stijgende trend om 3D beeldvorming te gebruiken in orthodontie, voornamelijk CBCT; er is echter nog een tekort aan wetenschappelijke ondersteuning. Dit doctoraatsproject helpt om de kennis inzake de toepassing van 2D en 3D beeldvormingsmodaliteiten in orthodontie te verdiepen, en verschaft ons nieuwe systemen om het gebruik van 3D beelden in orthodontische behandeling te verbeteren. In de nabije toekomst zouden 3D CBCT beelden alle noodzakelijke informatie kunnen opleveren en een cascade van conventionele radiografieën kunnen vervangen, waarbij de stralingsdosis nog steeds zo laag mogelijk wordt gehouden. Organisaties: • Mond-Kaak-Aangezichtschirurgie BEPAT
Onderzoekers: • Reinhilde Jacobs • Pisha Pittayapat
BCCM ERP project (Entreprise resource planning) eerste fase Universiteit Gent Abstract: Implementatie van een gecentraliseerd Enterprise Resource Planning (ERP) systeem om bestaande IT platformen binnen de verschillende sites van het BCCM consortium met elkaar te koppelen, wat moet resulteren in een beter beheer van bestaande IT-middelen, verbeterde communicatie en interoperabiliteit. Specifieke taken die moeten verwezenlijkt worden in deze eerste fase zijn het samenstellen van een overzicht van de BCCM organisatie (met nadruk op IT-vereisten) en een onderzoeksronde naar bestaande ERP oplossingen. Organisaties: • Vakgroep Toegepaste wiskunde en informatica
Onderzoekers: • Peter Dawyndt
Technologieën en hulpmiddelen bij de beoordeling en diagnose van de invloed van luchtverontreiniging op roerend en onroerend cultureel erfgoed (TEACH). Universiteit Antwerpen Abstract: In het kader van dit doctoraatsonderzoek zullen we trachten bestaande micro- en sporenanalytische technieken zoals elektronen probe Xstralen micro analyse (EPMA), micro-Raman spectrometrie (MRS) en energie-dispersieve X-stralen fluorescentie (EDXRF) te optimaliseren om de meest relevantie informatie te verkrijgen voor het vaststellen van de verwering van kunstobjecten, de optimalisatie van conservatietechnieken en de zogenaamde "preventieve bescherming" van het kultuurpatrimonium. Organisaties: • AXES
Onderzoekers: • Rene Van Grieken
De rol van armoede in de in-, door- en uitstroom in/uit de psychiatrie in Vlaanderen Universiteit Hasselt Abstract: De doelstelling van het onderzoek is om meer inzicht te verkrijgen in de relatie tussen armoede en psychiatrie. Het onderzoek is gericht op het in kaart brengen van de rol die armoede speelt in het proces van instroom, doorstroom en uitstroom uit de psychiatrie. Dit gebeurt middels een verkennende studie uitgevoerd op basis van de casestudie 'Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem' waarbij de mechanismen worden geanalyseerd die de relatie tussen (kans)armoede en psychiatrie bepalen. Gedurende deze verkennende studie wordt een vervolg voorbereid met een vergelijkend onderzoek bij een aantal psychiatrische instellingen in Vlaanderen. Organisaties: • SEIN
Onderzoekers: • Beatrijs NIELANDT • Patrizia ZANONI
ESTO - Energie opslag Vrije Universiteit Brussel Abstract: Testen van lithium batterijcellen. Ontwikkelen van simulatiemodellen van lithium cellen
Organisaties: • Elektrotechniek-Energietechniek • Mobiliteit en voertuig technologie onderzoeksgroep
Onderzoekers: • Bavo VERBRUGGE • Noshin OMAR • Thierry Clement COOSEMANS • PETER VAN DEN BOSSCHE • JOERI VAN MIERLO
Verbetering van de bodemvruchtbaarheid van sterk verweerde en zure plateaugronden van het Katangees mijngebied door gebruik van materiaal van termietenheuvels Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoeksproject is een multidisciplinaire studie van termietenheuvels en diepe bodemprofielen onder en naast de constructies in de omgeving van Lubumbashi. De geselecteerde sites met nesten gebouwd door eenzelfde termietensoort (Macrotermes falciger) verschillen enkel in aard van het geologisch substraat, waardoor vooral de invloed van deze factor op de mineralogie, geochemie, micromorfologie, biochemie (C- en N-cyclus) bestudeerd kan worden. Organisaties: • Vakgroep Geologie en bodemkunde
Onderzoekers: • Eric Van Ranst
Preventiebonus Borstkankerscreening in Logoregio Zuiderkempen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project is de bijdrage van de Vlaamse Gemeenschap voor de uitvoering, in de periode in kwestie, van het project Preventiebonus Borstkankerscreening in de Logoregio Zuiderkempen. Dit project heeft tot doel te onderzoeken of door het invoeren van een systeem van preventiebonus ter ondersteuning van huisartsen en gynaecologen, de totale dekkingsgraad van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker stijgt. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Guido Van Hal
Hoog technologisch multidisciplinair meetcentrum van de Universitaire Associatie Brussel (ACTMOST) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hoog technologisch multidisciplinair meetcentrum van de Universitaire Associatie Brussel Organisaties: • Fysische Scheikunde en Polymeren • Elektronica en Informatica • Toegepaste Mechanica • Mechanica van Materialen en Constructies • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Elektriciteit • Hydrologie en Waterbouwkunde • Toegepaste Natuurkunde en Fotonica • Materialen & chemie
Onderzoekers: • HEIDI OTTEVAERE • JOHAN STIENS • HUGO THIENPONT • ABDELLAH TOUHAFI • DANNY VAN HEMELRIJCK • Wendy VAN MOER • JOERI DENAYER • Margaret CHEN • KRIS STEENHAUT • IRIS DE GRAEVE • GUY VAN ASSCHE • BRUNO VAN MELE • STEVE VANLANDUIT
De verbeelding van de periferie en het centrum van de wereld. Een verkenning van de globale en transnationale aspecten van natievorming in België en Nieuw-Zeeland tijdens de 19de en 20ste eeuw. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit comparatieve project zal de spanning tussen centrum en periferie onderzoeken in de constructie van nationale identiteit in België en Nieuw-Zeeland tijdens de 19de en 20ste eeuw. Om hun kleine omvang, geringe internationale gewicht en perifere positie te compenseren, hebben beide zich namelijk verbeeld als frontier nations. De globale invalshoek situeert zich op drie niveaus: inhoudelijk (representatie), analyse (verklaring) en methodologie (ruimtelijke schalen). Organisaties: • Power in History - Centrum voor Politieke Geschiedenis
Onderzoekers: • Maarten Van Ginderachter
Onderzoek rond impulscontrole bij alcoholverslaving. Universiteit Antwerpen Abstract: Onderzoek rond impulscontrole bij alcoholverslaving. Organisaties: • Kind-, Jeugd- en Volwassenpsychiatrie (CAPRI)
Onderzoekers: • Bernard Sabbe • Elke Bolangier
Institutionele samenwerking met de Universidad Agraria La Molina (UNALM) in Peru. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Afdeling M3-BIORES
Onderzoekers: • Eddie Schrevens
Multifoon confocale laser scanning microscoop voor imaging core faciliteit ter ondersteuning van onderzoek van de life sciences campus Jette en campus etterbeek -VUB. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Multifoon confocale laser scanning microscoop voor imaging core faciliteit ter ondersteuning van onderzoek van de life sciences campus Jette en campus Etterbeek - VUB Organisaties: • Cellulaire Genetica • Cellulaire Immunologie • Celbiologie en Histologie • Pathologische Biochemie en Fysiologie • Pathologische Anatomie • Medische Biochemie
Onderzoekers: • ALBERT GEERTS • Henry HEIMBERG • Pieter IN 'T VELD • Luc LEYNS • DANIEL PIPELEERS • MICHELINE VOLDERS • LUC BOUWENS • KARINE HELLEMANS • PATRICK DE BAETSELIER
Databases voor onderzoek op "financial constraints" Universiteit Gent Abstract: De aangevraagde infrastructuur is de verwerving van toegangsrechten tot een aantal databases die fundamentele gegevens bevatten voor onderzoek in de vakgebieden financiële economie, bedrijfsfinanciering en accounting. Organisaties: • Vakgroep Financiële economie
Onderzoekers: • Paul Van Cauwenberge • Rudi Vander Vennet • Koen Schoors
Zoutgewassen voor het overwinnen van bodemsaliniteit in het oosten van Cuba: insitutionele versterking en capaciteitsopbouw voor onderzoek en ontwikkeling. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project handelt over het belangrijke verziltingsprobleem in de Cauto Vallei in Oost-Cuba, waar het de voedselproductie ernstig reduceert. Dit gebied is van groot belang voor de Cubaanse landbouw omdat het de grootste productie van het land kent van bijvoorbeeld suikerbiet, wortelgewassen en groenten. De doelstelling van dit project is: (i) om voedselzekerheid en leefkwaliteit te verbeteren in oostelijk Cuba (Granma Province) via selectie van zouttolerante soorten en genotypes van drie voedselplanten (tarwe, tomaat en boon) en (ii) om het ecofysiologisch en biochemisch zoutstressonderzoek aan de Universiteit van Granma (GU) te versterken, en de opleidingscapiteit over dit onderwerp te verbeteren. Organisaties: • Milieu Ecologie en Microbiologie (ENdEMIC)
Onderzoekers: • Roeland Samson
GRANT AWARD : Beta cell replication in human donor pancreas. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen NL abstract Organisaties: • Pathologische Anatomie
Onderzoekers: • Pieter IN 'T VELD
Herstelrecht achter de tralies. Een onderzoek naar de toepasbaarheid van herstelrecht in gevangeniscontexten Universiteit Gent Abstract: Het onderzoek analyseert in welke mate herstelrechtelijke benaderingen mogelijk en toepasbaar zijn in een gevanginssetting door de bestaande toepassing ervan in België en het Verenigd Koninkrijk te bestuderen, alsook de mogelijkheden tot uitbreiding ervan. Organisaties: • Vakgroep Strafrecht en criminologie
Onderzoekers: • Tom Vander Beken
Innovatieve concepten via multidisciplinaire aanpak Universiteit Hasselt Abstract: Door samen te werken met verschillende actoren uit een bepaalde sector, wil EDM nieuwe concepten ontwikkelen op het terrein van innovatie met ICT middelen, met bijzondere aandacht voor humane aspecten en eindgebruikers. Via dit project beoogt EDM om naar de sector toe adviezen te formuleren, relevante informatie beschikbaar te stellen, relevantie en bruikbaarheid van nieuwe technologieën uit te testen, haalbaarheid van geïntegreerde concepten uit te schrijven. Als concrete case is er gekozen voor innovatieve serviceflats. De bedoeling is, rekening houdend met de doelgroep, nieuwe concepten te introduceren zodat een aangenamere en veiligere leefomgeving met aandacht voor welzijn,
kwaliteit van leven, preventie, comfort en gebruiksgemak ontstaat. Met een touchscreen interface worden digitale diensten aangeboden aan mensen op ouderdom. Communicatie, informatie, bestellingen, domotica, multimedia, enz. kunnen allemaal op een zeer eenvoudige en intuitieve manier worden gebruikt Organisaties: • Gedragswetenschappen - Gezondheidszorg • Expertisecentrum voor Digitale Media • Expertisecentrum voor Digitale Media
Onderzoekers: • Eddy FLERACKERS • Neree CLAES
Analysis of the EU-wide baseline surveys on Campylobacter spp. in broiler flocks and on Campylobacter spp. and Salmonella spp. in broiler carcasses Lot No. 2 Universiteit Hasselt Abstract: Volgens de verordening (EG) nr. 2160/2003 inzake de bestrijding van Salmonella en Campylobacter, moeten doelstellingen verstrekt worden voor het verminderen van de aanwezigheid van Salmonella serovars en Campylobacter soorten die van gezondheidsbelang zijn bij dierpopulaties. Voor dit doel worden breed uitgaande onderzoeken in de Europese Unie (EU) uitgevoerd. Zij verzamelen vergelijkbare gegevens tussen de lidstaten (MS). De specifieke doelstellingen die zullen worden onderzocht zijn vleeskuikens en kuikenkarkassen. Vier verslagen zullen opgemaakt worden. De eerste twee (deel A voor Campylobacter en Salmonella) zijn voorlopige beschrijvende analyses en schatting van en kuiken en karkas-niveau aanwezigheid voor elke Het De derde en laatste verslag (deel B) bevat een beschrijvende analyse van alle mogelijke risico factoren, evenals een model op basis van risico-analyse voor de identificatie van risicofactoren. De algemene doelstelling is het analyseren van en rapporteren over de baseline-enquêtes over Campylobacter spp. in koppels vleeskuikens en voor Campylobacter spp. en Salmonel / a spp. slachtkuikenproductie karkassen. Organisaties: • Centrum voor Statistiek • Centrum voor Statistiek
Onderzoekers: • Marc AERTS
De impact van zware metalen verontreiniging op fitness-gerelateerde eigenschappen van slakken en de gevolgen daarvan op de genetische structuur en de genetische diversiteit. (FWO. Vis. Fellowship, Joris KOENE, Nederland) Universiteit Antwerpen Abstract: De impact van zware metalen verontreiniging op fitness-gerelateerde eigenschappen van slakken en de gevolgen daarvan op de genetische structuur en de genetische diversiteit. (FWO. Vis. Fellowship, Joris KOENE, Nederland) Organisaties: • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Kurt Jordaens
hyperpolarisatiegenerator voor xenon-129 nucleaire magnetische resonantie beeldvorming Universiteit Gent Abstract: Binnen dit onderzoeksproject zal een hyperpolarisatiegenerator geconstrueerd worden. Dit toestel moet het mogelijk maken om xenongas door middel van nucleaire magnetisch resonantie beeldvorming in beeld te brengen. Zo kunnen onder andere functionele beelden verkregen worden van de longen. Organisaties: • Vakgroep Radiotherapie en Experimenteel Kankeronderzoek
Onderzoekers: • Yves De Deene • Kurt Tournoy
Conceptstudie van hybride transmissie voor Off-Highway Trucks (CHOT) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Op vraag van de hijsvoertuigmarkt wensen Spicer Off-Highway Systems te Brugge (SOHB) en VUB energie-efficiënte parallelle en gecombineerde hybride aandrijvingen die gebruik maken van supercapaciteiten als energie opslagsysteem, te ontwikkelen voor off-road heavy duty nutsvoertuigen. De aanleiding voor dit project was o.a. de lage efficiëntie van de huidige hydrodynamische transmissies, de verhoogde interesse van de maatschappij voor een laag brandstofverbruik en ecologische aspecten. Voor 2 typische applicaties van de aanvrager worden de hybridisatie mogelijkheden onderzocht: een wiellader (Front End Loader of 'FEL') en een vorklift (Forklift of 'FLT'). Van beide wordt een hoge vermogenklasse en een lage vermogenklasse applicatie bestudeerd ( een 60 kW-2 ton en een 200 kW-6 ton FEL, een 40 kW-3 ton en een 180kW-18 ton FLT ). Een haalbaarheidsstudie resulteerde in 35% energiewinst waarvan 15% door remenergierecuperatie, 14% door een efficiëntere aandrijflijn, 6% door een kleinere verbrandingsmotor. Indien binnen 10 jaar 15% van de nutsvoertuigen gehybridiseerd zullen zijn, zal er wereldwijd 100 miljoen liter brandstof en 700 000 ton minder CO2-emissie bespaard worden. Organisaties: • Elektrotechniek-Energietechniek • Mobiliteit en voertuig technologie onderzoeksgroep
Onderzoekers: • Hasan CULCU • Thierry Clement COOSEMANS • JOERI VAN MIERLO
Epigenetic regulation and multiple myeloma : identification of potential targets. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Multiple myeloma (MM) is an incurable plasma cell malignancy hallmarked by the accumulation of monoclonal plasma cells in the bone marrow (BM). MM accounts for 2% of all malignancies and is the second most commonly diagnosed hematological malignancy. In the BM, the normal cells and components provide signals to the MM cancer cells to survive, grow and escape drug-induced cell death. Although new drugs targeting these signals have demonstrated a significant improvement in the overall survival, patients inevitably relapse and develop refractory, nonresponsive disease. As such, people nowadays agree that the cancer cells should be targeted from different angles at the same time and different drug combinations are now in trial which target both the MM cell itself and the surrounding BM cells and components. Increasing evidence
demonstrates that epigenetic changes play a major role in the pathogenesis of MM. Epigenetic changes regulated gene transcription and little mistakes in these changes can have a larger impact and lead to the development of cancer. Two of the most well known changes are (i) DNA methylation of cytosine bases within a CpG dinucleotide and (ii) post-translational (non)histone changes (e.g. acetylation, methylation, phosphorylation,...). In cancer and MM, mistakes in these epigenetic changes have been documented. Although these epigenetic changes are inheritable, they are reversible and represent interesting targets for therapy. Agents targeting these epigenetic changes have proven to possess potent anti-myeloma activity. However, it is unclear how the agents precisely work and affect the gene expression of the MM cancer cells in situ where the cells are protected by the BM microenvironment. This will be investigated in the present study. In parallel, we will investigate whether combining agents that target these two different epigenetic changes has increased therapeutic potential. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • Karin VANDERKERKEN
Ontwikkeling van innovatieve detectiemethodes voor ergot alkaloïden in graan en graanproducten. (ERGOT) Universiteit Antwerpen Abstract: Het project heeft als doelstelling om innovatieve detectiemethoden te ontwikkelen voor ergot alkaloïden. Enderzijds is er nood aan een gevalideerde bevestigingsmethode waarbij alle representatieve ergot alkaloïden geanalyseerd worden, daarnaast is het noodzakelijk om snelle, betaalbare screeningstests te voorzien. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust • Wim De Coen • Johan Robbens
Protocol 3 Ouderenzorg: project inzake alternatieve en ondersteunende zorgvormen. KU Leuven Abstract: Protocol 3 Ouderenzorg: project inzake alternatieve en ondersteunende zorgvormen.Het doel van het project is te komen tot de bepaling van de methode, de instrumenten en de operationalisering van de wetenschappelijke evaluatie van de projecten inzake alternatieve en ondersteunende zorgvormen voor ouderenzorg. Organisaties: • LUCAS - Zorgonderzoek en Consultancy
Onderzoekers: • Chantal Van Audenhove • Aniana Declercq
Analytische en numerieke studie van vingervorming in micro-kanalen Universiteit Gent Abstract: Chemo-hydrodynamisch instabiliteiten worden verzoorzaakt door auto-catalytische chemische reacties. De optredens instabiliteit resulteert in de vervorming van de interface en in vingervorming. We onderzoeken de interacties wanneer de processen zich voordoen in microkanalen de stroming lijkt op die in capilaire buisjes in poreuze media. Het niet-Newtoniaans karakter van de polymeervloeistoffen zal in rekening worden gebracht. Organisaties: • Vakgroep Wiskundige analyse
Onderzoekers: • Roger Van Keer
Social profit organisaties in Vlaanderen : inschakeling in het publieke domein, aansturing door de overheid, en gevolgen voor het intern beheer Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Sociaal-agogisch werk • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Orthopedagogiek • Vakgroep Management en Organisatie • Vakgroep Bestuur en beleid
Onderzoekers: • Bram Verschuere • Claudia Claes • Eline Beddeleem
vacuüm menginstallatie voor hoogwaardige cementgebonden materialen Universiteit Gent Abstract: Een vacuüm betonmenger is een intensieve betonmenger die toelaat om zeer hoogwaardige en innovatieve betontypes te realiseren onder vacuüm. Dergelijke menger is een belangrijk element in de ontwikkeling van nieuwe cementgebonden materialen. Organisaties: • Vakgroep Bouwkundige constructies
Onderzoekers: • Geert De Schutter
Development of a SAS macro to import, analyse and visualize data from the DG-SANCO Rapid Alert System for Foood and Feed Savety as a tool for 'early warning' Universiteit Hasselt Abstract: De algemene doelstelling is het schrijven van een complete, volledig functionerende SAS macro om routinematig en automatisch de benodigde data management en de experimentele beschrijvende analyse van de RASFF informatie uit te voeren. De macro zal worden gedemonstreerd tijdens een training met de EFSA personeel om te tonen hoe men gebruik moeten maken van alle mogelijke kenmerken van de macro. Zij zal worden vergezeld van een complete handleiding, die de gebruikte methodologie, becommentarieerde SAS codes en een handleiding bevat.
Organisaties: • Centrum voor Statistiek • Centrum voor Statistiek
Onderzoekers: • Geert MOLENBERGHS
SPECAS : Speciatie van arseen in vis en andere voedingwaren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoek ivm verschillende verbindingen van arseen in voedingsstoffen. Volksgezondheid. Voeding. Leefmilieu. Wetenschappen. Organisaties: • Scheikunde
Onderzoekers: • LEO GOEYENS • SANDRA DE GALAN
Ontwikkelingsproject voor een vakmentorenopleiding secundair onderwijs. Universiteit Antwerpen Abstract: Met de decretale uitbreiding van de praktijkcomponent voelen vakmentoren zich niet altijd voldoende onderlegd om hun toegenomen verantwoordelijkheid op te nemen. Tegelijk neemt de bezorgdheid van de opleiders toe over de kwaliteit van de mentorenbegeleiding als gevolg van de schaalvergroting van de samenwerkingsverbanden. In dit project wordt nagegaan of het mogelijk en wenselijk is een innovatieve mentorenopleiding te ontwikkelen op maat van alle actoren (vakmentoren, opleiders, studenten en instellingen) betrokken bij de opleiding van leraren voor het secundair onderwijs. Organisaties: • Didactica
Onderzoekers: • Jozef Colpaert • Wil Meeus
Integrated system preparing the organization and key actors of the university toward the quality assurance and management for sustaining the culture of quality Universiteit Hasselt Abstract: Het project ontwikkelt een modern systeem voor het hoger onderwijs, in de geest van de Total Quality Management, gebaseerd op passende methodieken en procedures die de normen, uitgegeven door ARACIS, volgen. Dit systeem wordt geïntegreerd met de passende opleiding van de belangrijkste actoren die betrokken zijn bij de doelgroep universiteiten zodat die op de interregionael en transnationael vlak zullen verbeteren. Organisaties: • Beleidsinformatica • Data-analyse en Modellering
Onderzoekers: • Joanna SCHREURS
Contract wetenschappelijke diensverlening Universiteit Hasselt Abstract: Analyse van een RCT bij zo'n 700 bewoners van rust -en verzorgingstehuizen. Men gaat het effect na van een probioticum, Lactobacillus casei shirota, op o.a. het verwerven van weerstand na influenzavaccinatie (serologisch) en het aantal, de ernst en de duur van griep en griepachtige aandoeningen. De bewoners zitten geclusterd binnen de rusthuizen en er vonden herhaalde metingen van de uitkomstmaten bij dezelfde bewoners plaats. Censtat zal de onderzoekers van de opdrachtgevers bijstaan en adviseren bij de statistische analyses van dit project. OP regelmatige tijdstippen zullen de opdrachtgever en Censtat samenzitten om de reeds gedane analyses te evalueren en om een concrete planning op te maken van de komende uit te voeren stappen. Organisaties: • Centrum voor Statistiek • Centrum voor Statistiek
Onderzoekers: • Geert MOLENBERGHS • Caroline BEUNCKENS
Gezondheidseffecten van fijn stof in relatie met fysisch-chemische karakteristieken en meteorologie. (PARHEALTH tweede fase) Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de federale overheid. UA levert aan de federale overheid de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • AXES
Onderzoekers: • Rene Van Grieken
Opmaak en uitwerking van een ecologisch landschapsmodel als modelmatig beheersinstrument voor de ecologische infrastructuur in de Antwerpse haven. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project wordt een landschapsecologisch model uitgewerkt dat kwantitatieve uitspraken toelaat over het effect van geplande of gerealiseerde ingrepen in het Havengebied op de verbindingsmogelijkheden tussen natuurlijke dierenpopulaties. Het model is gebaseerd op de analyse van minimale-kostpaden in functie van landschappelijke weerstand. Het model wordt afgestemd op een aantal doelsoorten waaronder rugstreeppad, vleermuizen en enkele nog te bepalen soorten. Het project zal een bruikbaar instrument leveren om het functioneren van de Ecologische Infrastructuur in de haven te kunnen monitoren. Organisaties: • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers:
• Erik Matthysen • Patrick Meire
Kwantificering van het wereldstedennetwerk: een exploratief odnerzoek om de relaties tussen wereldsteden te analyseren Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek betreft een inter-disciplinaire poging om kwantitatieve gegevens over mondiale inter-stedelijke relaties te analyseren, ne richt zich hierbij op de onwikkeling van indicatoren om relaties tussen zogenaamde 'wereldsteden' te meten met het oog op testen van basisassumpties in de theoretische literatuur en een accuratere beschrijving van de structuur van en de veranderingen binnen dit stedensysteem. Organisaties: • Vakgroep Geografie
Onderzoekers: • Frank Witlox • Ben Derudder
Voedingsinteracties: gezondheidseffecten, consumentenperceptie en impact op de agroalimentaire industrie (FOODINTER) - tweede fase. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is een bijdrage te leveren aan de risico-analyse van chemische en natuurlijke producten en milieu contaminanten aanwezig in voedingssupplementen en para-farmacie producten, en hun eventuele interactie met het normale humane dieet. Het project zal tevens trachten functionele voeding, voedingssupplementen en para-farmacie producten te binnen het menselijke dieet te plaatsen en hun impact op de menselijke gezondheid beter in te schatten. Het zal een bijdrage leveren aan de algemene kennis rond deze nieuwe voedingsgewoonten en de geldigheid van eventuele gezondheidsclaims nagaan. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust • Wim De Coen
LifeTechLimburg@work Universiteit Hasselt Abstract: Life sciences is een dynamisch en multidisciplinair wetenschaps- en technologiegebied dat een voortdurend vernieuwende gereedschapskist van technieken en processen bevat om vormen van biologisch leven (mens, dier, plant, micro-organismen) te analyseren en deze kennis toe te passen voor de ontwikkeling van betere producten en productieprocessen ter bevordering van gezondheid, alsook ter verbetering van de diagnose, preventie en behandeling van ziekten. De nood van onze regio aan een organisatie die zich specifiek toespitst op de versterking van de life sciences industrie in Limburg leidde recent tot de oprichting van LifeTechLimburg.be. Deze organisatie werd opgericht door UHasselt, de Limburgse Hogescholen, de grote Limburgse ziekenhuizen, de provincie Limburg (en POM), VLAO, Innovatiecenttum Limburg en LRM en betekent een enorme troef voor de realisatie van nieuwe bedrijvigheid in de life sciences sector. De doelstelling van dit project is een actieve ondersteuning en begeleiding te leveren aan life sciences actoren in Limburg om een verhoging in kennispotentieel en innovatievermogen te realiseren. Het project wordt tevens opengesteld naar life sciences actoren in andere regios in Vlaanderen. De unieke samenstelling en aanpak van de projectuitvoerder LifeTechlimburg.be kan ook als een rolmodel fungeren voor andere regios en sectoren. In dit project worden technologiecafés georganiseerd binnen 4 vastgelegde subdomeinen in de life sciences: diagnostica en therapie, medische hulpmiddelen en materialen, ICT in de zorgsector en witte en groene biotechnologie. De life sciences doelgroepen van deze technologiecafés zijn kennis- en zorginstellingen en bedrijven. Tijdens deze technologiecafés wordt de aandacht toegespitst op kennismaking, techtransfer en ideeuitwisseling. Elk technologiecafé zal resulteren in een oplijsting van een 3-tal projectideeën. Het projectteam zal deze ideeën verder uitwerken met de betrokken partners met als doel een concrete samenwerking te kunnen opstarten. Naast de technologiecafés worden populaire meetings voor een breder publiek en cluster events. Tevens wordt aandacht besteed aan de communicatie van het project aan de hand van clusterevents, promotiemateriaal, persontmoetingen en deelname aan beurzen. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Pieter STINISSEN
Impact van sterk invasieve exotische planten op de biodiversiteit: mechanismen, amplificerende factoren, en risicoanalyse. (ALIEN IMPACT - tweede fase) Universiteit Antwerpen Abstract: Het ALIEN IMPACT voorstel heeft als doel de eerste geïntegreerde studie op te starten over de patronen en mechanismen van impact van invasieve exotische planten in België. Een selectie van de meest invasieve soorten (highly invasive plant species, HIPS) zal worden bestudeerd, door een combinatie van enerzijds een grootschalige screening van hun impacts op verschillende ruimtelijke schalen (om patronen te detecteren) met anderszijds sterk mechanistische studies op een beperkt aantal sites (om "impact pathways" te identificeren). Zowel terrestrische als aquatische invasieve plantensoorten komen aan bod. Organisaties: • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Ivan Nijs
Onderzoek naar functionele fietsverplaatsingen in Limburg - een stand van zaken van de fietsverplaatsingen, fietsinfrastructuur en de randvoorwaarden Universiteit Hasselt Abstract: De opdrachtgever stelt zich tot doel het aandeel van de functionele fietsverplaatsingen in de modal split van de Limburgers gevoelig te verhogen. Om de leefbaarheid en de mobiliteit optimaal uit te bouwen, wenst de opdrachtgever een geïntegreerd fietsbeleid uit te voeren, onder de noemer 'Velodroom', met als centrale doelstelling van Velodroom de functionele fietsverplaatsingen te verhogen. Om dit geïntegreerd beleid te kunnen ontwikkelen, wenst de opdrachtgever een nulmeting te doen van het huidige fietsaanbod en fietsgebruik. Deze nulmeting fungeert zowel als een instrument om het ontwikkelde beleid te toetsen en bij te sturen, alsook om een zicht te krijgen op de thema's die extra inspanning verwachten. Er werd door de opdrachtgever gekozen om de toeristische fietsverplaatsingen niet in rekening te brengen. De volgende functionele fietsverplaatsingen dienen onderzocht te worden: woon-werk, woon-school en woon-winkelverplaatsingen alsook de zogenaamde vrijetijdsverplaatsingen. Hieronder verstaan we de doelgerichte verplaatsingen die in onze vrije tijd met de fiets gemaakt worden: bezoek aan familie, bibliotheek, theaterbezoek, e.d.
Organisaties: • Verkeersveiligheid • Verplaatsingsgedrag • Data-analyse en Modellering • Instituut voor Mobiliteit
Onderzoekers: • Davy JANSSENS • Els HANNES
OCMW's en dakloosheid. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoek gaat na in welke mate en op welke manier de OCMW's in België diensten ontwikkelen als antwoord op de hardnekkige en complexe problematiek van dak- en thuisloosheid. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Jean Vranken • Danielle Dierckx
Indicatoren voor de erkenning van afdelingen en departementen medisch toezicht. Universiteit Antwerpen Abstract: Indicatoren voor de erkenning van afdelingen en departementen medisch toezicht. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Marc van Sprundel
Leveren van wetenschappelijke bijstand bij het sediment Fingerprinting onderzoek van het Waterbouwkundig Laboratorium. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de Vlaamse overheid. UA levert aan de Vlaamse overheid de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • AXES
Onderzoekers: • Pierre Van Espen • Rene Van Grieken • Katleen Van Meel
Ontwikkeling van een geïntegreerde strategie voor de beheersing van de allergenenproblematiek in de Belgische voedings- en catering industrie. (ALLERRISK - tweede fase) Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds Belspo. UA levert aan Belspo de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Didier Ebo • Willem Stevens
Impact van troposferische ozon op de voedsel- en voederkwaliteit van Brassicaceae. (OFFQ) Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoeksproject heeft als doel na te gaan wat de gevolgen kunnen zijn van de toenemende troposferische ozonverontreiniging op veranderingen in het gehalte aan antioxidantia en glucosinolaten (natuurlijk toxine) in Brassica gewassen. Beide componenten hebben immers een belangrijke functie met betrekking tot de gezondheids- en veiligheidsaspecten van de menselijk voeding en dierlijk voeder. Doelstellingen : 1. bepalen van de invloed van stijgende troposferische ozonconcentraties op de antioxidant en glucosinolaat samenstelling van Brassica species 2. evaluatie van de invloed van ozon op het menselijk dieet en de voedselopname door dieren door de veranderingen in antioxidant en glucosinolaat niveaus in de voedselketen in rekening te brengen 3. identificeren van fysiologische en biochemische 'biomarkers' voor ozonstress door de interactie tussen stressinductie en veranderingen in secundaire metabolieten te onderzoeken 4. opheldering van de interactie tussen abiotische stressinductie, verdedigingsmechanismen en veranderingen in secundaire metabolieten door middel van transcriptoom analyse 5. evalutie van het effect van ozon-geïnduceerde veranderingen in glucosinolaatconcentraties en ¿samenstelling in relatie tot plantpathogeen/insekt interacties door middel van een literatuurstudie 6. bepalen van de opbrengstverliezen en veranderingen in opbrengstkwaliteit 7. bijdragen tot ozonflux modellering door gegevens te leveren van stomatale geleidbaarheid in functie van omgevingscondities In functie van het vooropgestelde objectief, zullen koolzaad of canola (Brassica napus L.) en broccoli (Brassica oleracea L. cv. Italica) gedurende het ganse groeiseizoen aan verschillende ozonconcentraties blootgesteld worden. Hiervoor zal gebruik gemaakt worden van 15 Open-Top kamers (OTCs) waarin de gewassen kunnen opgroeien onder condities die de veldomstandigheden zeer dicht benaderen. Deze faciliteiten bevinden zich op de terreinen van het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie (CODA). Voor een betrouwbare extrapolatie van de gegevens dienen deze experimenten minstens over 3 jaar herhaald te worden zodanig dat met de nodige klimaatsvariatie kan rekening gehouden worden. Voor een evaluatie van het "kamereffect" en bepaling van de ozonflux op bladniveau worden open veldplots gebruikt. De Onderzoeksgroep Planten- en Vegetatie-Ecologie van de Universiteit Antwerpen is verantwoordelijk voor het opvolgen van de fysiologische conditie van de planten gedurende het ganse groeiseizoen door metingen van fotosynthese en chlorophyll fluorescentie op bladniveau. Het hoofddoel hierbij is een identificatie van de momenten waarop de heersende ozonconcentraties ook effectief een fysiologische stressrespons bij de planten veroorzaken zodat deze evenementen kunnen teruggekoppeld worden aan de biochemische wijzigingen.
Organisaties: • Moleculaire Plantenfysiologie en Biotechnologie
Onderzoekers: • Yves Guisez
Impact van troposferische ozon op de voedsel- en voederkwaliteit van Brassicaceae. (OFFQ) Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoeksproject heeft als doel na te gaan wat de gevolgen kunnen zijn van de toenemende troposferische ozonverontreiniging op veranderingen in het gehalte aan antioxidantia en glucosinolaten (natuurlijk toxine) in Brassica gewassen. Beide componenten hebben immers een belangrijke functie met betrekking tot de gezondheids- en veiligheidsaspecten van de menselijk voeding en dierlijk voeder. Doelstellingen : 1. bepalen van de invloed van stijgende troposferische ozonconcentraties op de antioxidant en glucosinolaat samenstelling van Brassica species 2. evaluatie van de invloed van ozon op het menselijk dieet en de voedselopname door dieren door de veranderingen in antioxidant en glucosinolaat niveaus in de voedselketen in rekening te brengen 3. identificeren van fysiologische en biochemische 'biomarkers' voor ozonstress door de interactie tussen stressinductie en veranderingen in secundaire metabolieten te onderzoeken 4. opheldering van de interactie tussen abiotische stressinductie, verdedigingsmechanismen en veranderingen in secundaire metabolieten door middel van transcriptoom analyse 5. evalutie van het effect van ozon-geïnduceerde veranderingen in glucosinolaatconcentraties en ¿samenstelling in relatie tot plantpathogeen/insekt interacties door middel van een literatuurstudie 6. bepalen van de opbrengstverliezen en veranderingen in opbrengstkwaliteit 7. bijdragen tot ozonflux modellering door gegevens te leveren van stomatale geleidbaarheid in functie van omgevingscondities In functie van het vooropgestelde objectief, zullen koolzaad of canola (Brassica napus L.) en broccoli (Brassica oleracea L. cv. Italica) gedurende het ganse groeiseizoen aan verschillende ozonconcentraties blootgesteld worden. Hiervoor zal gebruik gemaakt worden van 15 Open-Top kamers (OTCs) waarin de gewassen kunnen opgroeien onder condities die de veldomstandigheden zeer dicht benaderen. Deze faciliteiten bevinden zich op de terreinen van het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie (CODA). Voor een betrouwbare extrapolatie van de gegevens dienen deze experimenten minstens over 3 jaar herhaald te worden zodanig dat met de nodige klimaatsvariatie kan rekening gehouden worden. Voor een evaluatie van het "kamereffect" en bepaling van de ozonflux op bladniveau worden open veldplots gebruikt. De Onderzoeksgroep Planten- en Vegetatie-Ecologie van de Universiteit Antwerpen is verantwoordelijk voor het opvolgen van de fysiologische conditie van de planten gedurende het ganse groeiseizoen door metingen van fotosynthese en chlorophyll fluorescentie op bladniveau. Het hoofddoel hierbij is een identificatie van de momenten waarop de heersende ozonconcentraties ook effectief een fysiologische stressrespons bij de planten veroorzaken zodat deze evenementen kunnen teruggekoppeld worden aan de biochemische wijzigingen. Organisaties: • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Reinhart Ceulemans
Educational support to develop environmental management in primary school in South Africa ism North-West University (NWU) Faculty of Education Sciences. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen NL abstract Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
Digitas. Digital Asylum-Seekers - Media onderwijscursus voor ouders en grootouders Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het DIGITAS project ontstond uit de behoefte aan een media-educatie gerelateerde opleiding die bestemd is voor trainers en leerkrachten die werken met ouders en oudere leerlingen en die zich niet laat opsluiten in een 'protectionistische' paradigma, maar gericht is op 'demystificatie' van media. DIGITAS veronderstelt dat (multi)media zullen blijven bestaan en dat de opmars van digitale technologieën heeft bijgedragen tot het ontstaan van nieuwe culturele vormen die een multimodale geletterdheid vereist. Deze culturele praktijken die vaak worden toegeschreven aan de jeugd, bieden kansen voor informeel en intergenerationeel leren. In het kader van een voortgaande consolidatie van het Europees beleid inzake mediageletterdheid, wordt de impact van het project gezien als het bijdragen aan de ontmanteling van het 'protectionistische' paradigma, met name op het gebied van het volwassenenonderwijs en het leren op latere leeftijd. Tegelijkertijd wil DIGITAS de aandacht vestigen op het belang van 'zachte' vaardigheden in relatie tot het gebruik van ICT en nieuwe media. DIGITAS produceerde een cursus op die beschikbaar is in de Comenius / Grundtvig Training Database en waarvan een trainissessie werd opgeleverd aan begeleiders en trainers uit het volwassenenonderwijs, met online ondersteuning op een Moodle Virtual Learning Environment en door een handboek voor trainers en een handboek voor studenten. Project partners: Asociatia Epsilon III (Boekarest, RO) - coördinator, Universitatea Bucuresti (Boekarest, RO), ONAGEB.SPAIN S.L. (Zaragoza, ES), Vrije Universiteit Brussel (Brussel, BE), Ankara Universitesi (Ankara, TR), Instituto Politecnico do Porto (Porto, PT), IMOTEC (Vilnius, LT), Polo Europeo della Conoscenza (Verona, IT) Organisaties: • Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • Leo VAN AUDENHOVE
Verkennende marktstudie: Aanzet tot een communicatieplan voor Middenstand Lommel (offerte naar Ref: 2008-205) Universiteit Hasselt Abstract: De stad Lommel wil haar middenstanders bedienen door een coherent beleid op te zetten om gezamenlijke communicatie-inspanningen te doen, waarmee het aantal bezoekers- en dus ook potentiële kopers- van Lommel kan vergroot worden. Ze is hierbij overtuigd dat gezamenlijke acties meer effect hebben dan individuele inspanningen van elk van hun leden. De vraag is echter hoe de krachten efficiënt gebundeld kunnen worden en dus welke soort van communicatie-instrumenten de voorkeur verdienen om hun winkel'straat' onder de aandacht te brengen. Het doel van dit project is een aanzet tot een communicatieplan voor de middenstanders van Lommel. Organisaties:
• Data-analyse en Modellering
Onderzoekers: • Tinne LOMMELEN
Analyse van de gegevens verzameld in het kader van de evaluatie van lokale participatie in basis en secundaire scholen. Universiteit Antwerpen Abstract: Vanuit een functionele participatiebenadering wil dit onderzoek de impact van het participatiedecreet toetsen. Centrale vraag daarbij is de mate waarin schoolparticipatie is geëvolueerd sedert de invoering van het decreet. Daarom wordt onderzocht op welke domeinen en in welke mate de schoolactoren (leerlingen in het secundair onderwijs, ouders, leerkrachten en directies in het basis- en secundair onderwijs) inspraak hebben op school. Verder wil het nagaan of deze pariticipatiemogelijkheden voldoende zijn en hoe de werking van de formele participatieorganen wordt ervaren. Tenslotte wil het onderzoek nagaan welke evolutie heeft plaats gevonden sedert de nulmeting in 2005. Organisaties: • EduBROn
Onderzoekers: • Peter Van Petegem • Sven De Maeyer
Transmissie-elektronenmicroscoop met cryo-toebehoren. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht toegekend door de Universiteit Antwerpen. De promotor levert de Universiteit Antwerpen de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd door de universiteit. Organisaties: • Laboratorium voor celbiologie en histologie
Onderzoekers: • Jean-Pierre Timmermans • Chantal De Groote • Guido De Meyer • Vincent Timmerman • Eric Van Marck • Jean-Pierre Verbelen
Hoge Resolutie Inductief gekoppelde Plasma Massa Spectrometer (HR-ICP-MS). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht toegekend door de Universiteit Antwerpen. De promotor levert de Universiteit Antwerpen de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd door de universiteit. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Patrick D'Haese • Ronny Blust • Koen Janssens • Rene Van Grieken
Structuuropheldering van synthetische stoffen en natuurproducten met behulp van NMR en LC-NMR spectroscopie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht toegekend door de Universiteit Antwerpen. De promotor levert de Universiteit Antwerpen de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd door de universiteit. Organisaties: • Medicinale chemie (UAMC)
Onderzoekers: • Roger Dommisse • Bert Maes • Luc Pieters • Koen Augustyns
Inter-universitair Onderzoekscentrum voor Multi-frequente Gepulste Elektronen Paramagnetische Resonantie Spectroscopie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht toegekend door de Universiteit Antwerpen. De promotor levert de Universiteit Antwerpen de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd door de universiteit. Organisaties: • Experimentele fysica van de gecondenseerde materie (ECM)
Onderzoekers: • Etienne Goovaerts • Sabine Van Doorslaer
Evaluatie van de NGO-partnerships op het vlak van capaciteitsversterking DEEL 2. Universiteit Antwerpen Abstract: De evaluatie heeft tot doel om de capaciteitsversterking activiteiten van Belgische Niet-Gouvernmentele Organisaties (NGO's) te evalueren in het kader van Noord-Zuid NGO-partnerships. Het gaat over de erkende NGO's die fondsen ontvingen van de Belgische Staat in het kader van ontwikkelingssamenwerking. De steekproef omvat 40 partnerships in 7 landen in de documentaire fase en 30 partnerships in 6 landen voor de terreinfase. Organisaties: • AID Policy
Onderzoekers: • Robrecht Renard • Nadia Molenaers
Capaciteitsopbouw biomedische beeldvorming: MRI apparatuur voor kleine proefdieren. Universiteit Antwerpen
Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht toegekend door de Universiteit Antwerpen. De promotor levert de Universiteit Antwerpen de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd door de universiteit. Organisaties: • Bio-imaging
Onderzoekers: • Anne Marie Van Der Linden
Tafelmodel cellsorteerplatform met hoge snelheid en gefixeerde uitlijning (Becton Dickinson FACSAria II). Universiteit Antwerpen Abstract: In het kader van Hercules Middelzware Onderzoeksapparatuur werden door de Universiteit Antwerpen een aantal fondsen aangetrokken om wetenschappelijke toestellen aan te kopen. Voorliggende projectaanvraag betreft de aankoop van een nieuwe generatie gebruiksvriendelijke, hogesnelheids en compacte flowcytometrische cell sorter, die toelaat om diverse celpopulaties simultaan te sorteren op basis van lichtverstrooiingskarakteristieken en moleculaire kenmerken. Dit garandeert verder biologisch, moleculair-biologisch en/of immunologisch onderzoek van de gesorteerde en gezuiverde cellen. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Didier Ebo • Willem Stevens • Zwi Berneman • Vigor F I Van Tendeloo
Hoog performante LC-tandem massaspectrometrie als noodzakelijke apparatuur rond structuuropheldering van chemische- en biomoleculen en kwantitatieve bepalingen van geneesmiddelen, metabolieten en biomoleculen in biologische matrices. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht toegekend door de Universiteit Antwerpen. De promotor levert de Universiteit Antwerpen de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd door de universiteit. Organisaties: • Moleculaire Plantenfysiologie en Biotechnologie
Onderzoekers: • Filip Lemiere • Bert Maes • Yves Guisez • Louis Maes • Luc Moens • Anne-Marie Lambeir • Xaveer Van Ostade
Voorstellen voor cursussen en seminaries voor personeel en studenten van de faculteit Rechtsgeleerdheid van de universiteit (UNIKIS) en het maatschappelijk middenveld in Kisangani. Universiteit Antwerpen Abstract: Voorstellen voor cursussen en seminaries voor personeel en studenten van de faculteit Rechtsgeleerdheid van de universiteit (UNIKIS) en het maatschappelijk middenveld in Kisangani. Organisaties: • Overheid en Recht
Onderzoekers: • Gunter Maes
Creatie en implementatie van het programma van de conferentie om 50 jaar Europese coördinatie van de sociale zekerheid te vieren Universiteit Gent Abstract: De Commissie vierde het halve-eeuwfeest van socialezekerheidscoördinatie in de EG en haar belang voor de bescherming van de socialezekerheidsrechten van migrerende personen door een conferentie te organiseren op 7 en 8 mei in Praag, met vertegenwoordigers van alle stakeholders. Het project betreft de wetenschappelijke coördinatie van de Conferentie, met name het vaststellen van het programma en het schrijven van een boek. Organisaties: • Vakgroep Sociaal recht
Onderzoekers: • Yves Jorens
Vervollediging van de PIPO studie met de achtjarige kinderen. Universiteit Antwerpen Abstract: Vervollediging van de PIPO studie met de achtjarige kinderen. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Joost Weyler
Eigen Initiatief 2008 (EI) : GREEN DYKE : The use of natural barriers for coastal protection in Sri Lanka. (University of Ruhuna-India) Vrije Universiteit Brussel Abstract: The project wishes to contribute to the reversal of the continuouss loss of natural coastal features, particularly mangroves, both in view of their possible role in protection against sea-bonre hazards and in their socio-economical role. It intends to combine existing at both institutions in assessing through scientific research the current situation, mapping the quality of coastal features (mangroves) and their role, evaluate protection and development potential, sthrengthening and generating local capacity in the process. Training of local PhD and MSc students at the University of Ruhuna will be an important capacity building aspect. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Farid DAHDOUH-GUEBAS
Epidemiologisch onderzoek naar de risicofactoren voor het ontstaan van Chronisch Obstructief Longlijden (COPD). Universiteit Gent Abstract: Het doel van deze gecoördineerde, multidisciplinaire epidemiologische studie is het identificeren van nieuwe COPD ?susceptibility? genen en het onderzoeken van de rol van systeeminflammatie in de pathogenese van COPD. In een grootschalige, prospectieve, populatie-gebaseerde cohorte zal de rol van systeeminflammatie onderzocht worden in de pathogenese van COPD evenals in de extrathoracale consequenties / comorbiditeiten van COPD Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Guy Joos • Guy Brusselle
Auteurschap als cultureel schouwspel: het citeren/ situeren van de auteur, 16e tot 19e eeuw Universiteit Gent Abstract: Dit project wil het concept 'auteurschap' in zijn grote diversiteit en maakbaarheid bestuderen sedert de vroegmoderne tijd tot het begin van de 20ste eeuw. Een grote diversiteit aan aspecten van auteurschap zal aan bod komen zoals vertaling, gender, genre, coauteurschap, pseudoniemen en anonimiteit, de canon, en het lot van de 'auteur', van 'auteurschap' in theorieën en literaire analyse. Organisaties: • Vakgroep Engels
Onderzoekers: • Maryse Demoor • Ingo Berensmeyer
Berichtgeving over de internationale samenleving: feiten, impact en actieruimte. Universiteit Antwerpen Abstract: Het Vlaams Vredesintstituut wil een impuls geven in het streven naar een geweldloze samenleving. Daartoe werd dit project voorgesteld dat er uit bestaat dat de berichtgeving over de internationale samenleving (buitenlandberichtgeving) in de Vlaamse nieuwsmedia vanuit een drievoudige vraagstelling wordt onderzocht. Ten eerste, is de vraag hoe het zit met de feiten, hoe staat het met de kwaliteit en de kwantiteit van de buitenlandberichtgeving in Vlaanderen. Ten tweede gaat het om de impact van de buitenlandberichtgeving op de attitudes van de kijkers/lezers/luisteraars. Ten derde wordt de vraag gesteld naar de mogelijke beleidsruimte die de Vlaamse overheid heeft om een rol te spelen in het stimuleren van meer of betere buitenlandberichtgeving in de Vlaamse media. Organisaties: • Media, middenveld en politiek (M2P)
Onderzoekers: • Stefaan Walgrave
Een studie naar de functionele rol van het "mannelijke" hormoon testosteron bij vrouwelijke vertebraten. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is om de effecten van testosteron (T) te onderzoeken op de morfologie, fysiologie en gedrag van vrouwtjes koolmezen (Parus major) en uiteindelijk de fitness van de vrouwtjes. Verder wil ik nagaan of de T-concentraties in vrouwtjes het gevolg zijn van een gecorreleerde respons op de T-concentraties in mannetjes. Aan het einde van dit project zullen de resultaten geïntegreerd worden met de op dat ogenblik beschikbare literatuur over T bij vrouwelijke vogels. Hierdoor kunnen we een beter inzicht krijgen in de rol van T bij wijfjes en algemene conclusies kunnen maken over verbanden tussen T en gedragsmatige, fysiologische en morfologische parameters. Organisaties: • Ethologie
Onderzoekers: • Marcel Eens • Berber De Jong
Dynamica van jonge sterclusters: de vorming en evolutie van supermassieve sterren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Project samenvatting Via inbreng van internationale experten en eigen ervaring combineren we gedetailleerde sterevolutie en populatie synthese van massieve (10 Mo ² M ² 120 Mo) en supermassieve (120 Mo < M ² 1000 Mo) enkelvoudige sterren en dubbelstercomponenten met dynamische N-deeltjes processen om te begrijpen hoe massieve sterclusters in de Melkweg en extragalactische stervormingsgebieden (met 104 106 leden en met een significante fractie aan dubbelsterren) zich gedragen in functie van de tijd. In het bijzonder onderzoeken we a) de vorming en evolutie van supermassieve sterren met een massa tot 3000 Mo en het belang van sterrenwinden voor het al dan niet vormen van intermediaire massa zwarte gaten (het eindproduct van een supermassieve ster die gevormd werd door het dynamisch invallen van de clusterkern), b) of sterdynamica in het algemeen, de vorming van supermassieve sterren in het bijzonder bepalend is voor de spectrale analyse van massieve extragalactische stervorminggebieden. Het project zal worden gedaan in nauwe samenwerking met Prof. dr. J.P. De Greve van de Vrije Universiteit Brussel, Prof. dr. A. Pauldrach en dr. T. Hoffmann van de Ludwig- Maximilians-University, Munich, Duitsland en met dr. G. Gr.fener, Universit.t Potsdam, Duitsland (sterrenwinden van massieve en supermassieve sterren), met dr. Lev Yungelson van het Institute of Astronomy, Russian Academy of Sciences, Moscow (massieve en supermassieve sterevolutie), met Prof. dr. B. Deupree en dr. J. Van Bever, Institute of Computational Astrophysics, St. MaryÕs University, Halifax, Canada (sterdynamica) Organisaties: • Natuurkunde
Onderzoekers: • DANY VANBEVEREN • Jean DE GREVE
Data driven modelling. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Data driven modelling. Organisaties: • Elektriciteit
Onderzoekers:
• JOANNES SCHOUKENS
Het geleidingsmechanisme van dunne film vastestofelektrolieten Universiteit Gent Abstract: Het doel van het project is om de parameters te onderzoeken die de ionengeleidbaarheid van dunne film vastestofelektrolieten beïnvloeden. De dunne lagen worden afgezet door middel van magnetron sputteren. De invloed van de compositie en morfologie zal niet alleen op het algemene geleidingsgedrag onderzocht worden, maar op de nanometerschaal door een nieuw AFM gebaseerde meetprobe te ontwikkelen. Organisaties: • Vakgroep Vaste-stofwetenschappen
Onderzoekers: • Diederik Depla
Inventarisatie van de literatuur over stadsstudies Universiteit Gent Abstract: Op basis van een inventarisatie van de literatuur over stadsstudies, ?settler? kolonialisme en politieke economie, kijkt dit proefschrift naar de geschiedenis en de geografie van infrastructurele netwerken (elektriciteit en wegen)om de ruimtelijke modaliteiten van ?settler? kolonialisme en ongelijke ontwikkeling te analyseren in Palestina. In het bijzonder onderzoekt dit proefschrift hoe infrastructuren worden gecoproduceerd en bestuurd en hoe ze politieke en socio-economische ongelijkheid en segregatie in de praktijk creëren. Organisaties: • Vakgroep Studie van de derde wereld
Onderzoekers: • Sami Zemni
De wetenschappelijke exploitatie van de Herschel-missie. KU Leuven Abstract: Het project behelst de wetenschappelijke exploitatie van de Herschel-missie, waarin de promotor betrokken is als 'Co-PrincipalInvestigator'. Deze betrokkenheid omvat de coordinatie van de 400 uren gegarandeerde waarneemtijd die aan Belgie werd toegekend. Het K.U.Leuven-deel betreft vooral de studie van circumstellaire media. Specifieke deelprojecten handelen over massaverlies gedurende late evolutiestadia van sterren, Vegatype sterren, schijven rond jonge sterren, en kometen. Organisaties: • Afdeling Sterrenkunde
Onderzoekers: • Christoffel Waelkens
Terminale sedatie: praktijk, perspectieven en ethische analyse Universiteit Gent Abstract: Terminale sedatie (TS) hoewel moreel omstreden, komt steeds frequenter voor. Het project bestudeert TS door analyse van beschikbare databases (SENTIMELC, EURELD en IWT-SBO MELC de beschrijving van de feitelijke rechtvaardigingen voor TS-praktijkvarianten en de systematische ethische analyse ervan (in het licht van informed consent, proportionaliteit, surrogaatbeslissingen, de doctrine van het dubbel effect en van doen en laten, etc.) Organisaties: • Vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschap
Onderzoekers: • Sigrid Sterckx
Genetische stabiliteit in humane embryonale stamcellen (hESC): genen verantwoordelijk voor het fenotype van hESC en vergelijking met geïnduceerde pluripotente cellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inleiding Sinds 2002 leiden wij menselijke embryonale stamcellen (hESC) af uit embryo's die overtollig zijn na in vitro fertilisatie (IVF) of die aangetast bleken te zijn na preimplantatie genetische diagnose (PGD). Dit project is een samenwerking tussen de Centra voor Reproductieve Geneeskunde (CRG) en Medische Genetica (CMG) van het UZBrussel en de Vakgroep Embryologie en Genetica (EMGE) van de VUB. Op dit ogenblik beschikken wij reeds over 26 stamcellijnen, waarvan 18 drager zijn van één of twee genetische mutaties. Deze lijnen zijn een belangrijk model voor onderzoek gebleken zowel op het vlak van de biologie van hESC als van hESC als model voor monogene aandoeningen (Mateizel et al., 2006, Ullmann et al., 2007, Caufmann et al., 2006 en De Temmerman et al., submitted), en hebben geleid tot een aantal internationale samenwerkingsverbanden. HESC met of zonder genetische mutaties zijn van groot belang voor toepassingen in drug development, toxicologie studies en regeneratieve geneeskunde. Daarom zijn wij gestart met onderzoek ten gronde van de (epi)genetische stabiliteit van deze cellen, om hun bruikbaarheid als onderzoeksmodel en in celtherapie na te gaan (zie ook FWO G.0166.08). Dit onderzoek heeft reeds een aantal interessante resultaten opgeleverd, zoals in het eerste deel van dit project voorgesteld. Eind 2007 verschenen een aantal belangwekkende artikels over het reprogrammeren van somatische cellen. De groep van Takahashi et al. (2007) en Yu et al. (2007) beschreven dat vb huidfibroblasten door transfectie met slechts vier genen konden gereprogrammeerd worden tot pluripotente cellen (iPSC), die in veel opzichten dezelfde kenmerken vertoonden als hESC. Deze iPSC zouden een betere bron van materiaal zijn dan hESC om ooit gebruikt te worden in regeneratieve geneeskunde, omdat patiënt-eigen cellen worden geproduceerd zonder gevaar voor afstoting. Bovendien zouden ethische bezwaren tegen het vernietigen van embryo's niet meer gelden. Nochtans is er nog een lange weg af te leggen voor deze methodologie bruikbaar is: door het inbrengen van een oncogen (C-MYC) veroorzaken getransplanteerde iPSC kanker, en bovendien brengt het gebruik van retro- of lentivirussen als vector op zichzelf gevaren mee. Het ontwikkelen van methodes die gebruik maken van niet-insererende vectoren, of zelfs puur biochemische methodes, dringt zich op. Het voorgestelde project bestaat dus uit twee luiken en heeft als doelen: 1. Verder onderzoek van de epigenetische stabiliteit op de hESC die door ons werden afgeleid, en onderzoek van oorzaak en de gevolgen van de reeds geïdentificeerde abnormaliteiten. Doelen: a. Identificatie van de genen betrokken bij pluripotentie gelegen op afwijkende chromosoomfragmenten b. Identificatie van oorzaken van (epi)genetische afwijkingen c. Evaluatie van de veiligheid van deze cellen in regeneratieve geneeskunde 2. Ontwikkelen van de methodologie voor het bekomen van iPSC en vergelijking van (epi)genetische stabiliteit van iPS en hESC Doelen: a. IPSC bekomen met dynamische mutaties, eg DM1, HD, FRAXA, en deze cellen gebruiken als model b. Vergelijken van hESC en iPSC op vlak van (epi)genetische stabiliteit c. Ontwikkelen van andere methoden voor het bekomen van iPSC Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • INGEBORG LIEBAERS • KAREN SERMON • CLAUDIA SPITS
Wetenschappelijke begeleiding en ondersteuning van het sabbatsverlof van prof. S. Weisenburger aan het Vlaams Academisch Centrum van de KVAB. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project komt neer op een samenwerking tussen S. Weisenburger en L. Herman, waarbij een monografie wordt geproduceerd over de roman _Gravity's Rainbow_ (1973) van de Amerikaanse auteur Thomas Pynchon. Weisenburger en Herman maken deel uit van een KVAB/VLACcluster met onderzoek over trauma in de Engelstalige literatuur. In de monografie van Weisenburger en Herman wordt bestudeerd hoe Pynchon in zijn roman omgaat met de verdrukking van het niet-blanke individu in de twintigste eeuw. Organisaties: • Literatuur van de moderniteit
Onderzoekers: • Luc Herman
Antioxidatieve en anti-inflammatoire effecten van het heem oxygenase-1/biliverdine reductase enzymsysteem in de gastro-intestinale tractus. Universiteit Gent Abstract: De antioxidatieve/anti-inflammatoire effecten van heem oxygenase-1 (HO-1)/biliverdine reductase worden nagegaan in het maagdarmkanaal. In vitro worden peritoneale macrofagen en intestinale epitheliale cellen en in vivo worden muizen aan oxidatieve of bacteriële stress blootgesteld. De invloed hierop van inductie van endogeen HO-1 of van toediening van CO-vrijstellende molecules, biliverdine en bilirubine wordt geëvalueerd met studie van de betrokken cellulaire mechanismen. Organisaties: • Vakgroep Farmacologie
Onderzoekers: • Romain Lefebvre
Toelage van de Nationale Bank van België voor het BOF-project: "Geurmarketing: De impact van geur en de interactie ervan met andere atmosferische prikkels tijdens een winkelbeleving" Universiteit Hasselt Abstract: De toelage van de Nationale Bank zal als cofinanciering aangewend worden voor de werkingsmiddelen van het BOF-project: "Geurmarketing: De impact van geur en de interactie ervan met andere atmosferische prikkels tijdens een winkelbeleving" In dit project wordt de effectiviteit van geurmarketing onderzocht. Binnen sensoriële marketing neemt geur een alsmaar prominentere plaats in en retailers blijken er ook steeds meer in geïnteresseerd te zijn. Er zijn echter nog vele uitdagingen in het onderzoek hier rond, niet in het minst wat betreft de interactie-effecten met niet-atmosferische elementen (bv. product-type en individuele verschillen zoals persoonlijkheidskenmerken) alsook interactie-effecten met andere atmosferische elementen (zoals muziek, kleur, en licht). Deze laatste onderzoekspistes wint alsmaar aandacht daar een winkelbezoek alsmaar meer als een totaalervaring van cognitieve maar zeker ook affectieve elementen wordt benaderd. Organisaties: • Marketing
Onderzoekers: • Willem JANSSENS
Statistische analyse van isotoop-gemerkte MALDI-TOF massa spectra Universiteit Hasselt Abstract: Het project handelt over de analyze van peptide concentraties in isotoop-gemerkte MALDI-TOF data. Om de variabiliteit van massa spectrometrie experimenten te beperken, kan men bvb. twee stalen van verschillende biologische condities samenvoegen. Om een onderscheid te maken tussen de metingen van de twee stalen, zal men de peptides van één van de stalen moeten merken. Dit kan door, bvb., de twee 16O atomen op de carboxyl-groep van een peptide te vervangen door twee 18O atomen. Bijgevolg verschuiven de metingen van de gemerkte peptides in een massa spectrum vier massa eenheden naar rechts, en kunnen worden onderscheiden van de metingen van de ongemerkte peptides. Maar het kan gebeuren dat, door de aanwezigheid van onzuiverheden tijdens het isotopisch merken en door de variërende snelheid waarmee zuurstof-isotopen worden uitgewisseld, niet alle peptides een 18O isotoop zullen ontvangen. Dit heeft tot gevolg dat de metingen van een gemerkt staal verschuiven naar verschillende hogere massas en met elkaar overlappen. Om dit probleem aan te pakken, kan een Markov model worden gebruikt (Valkenborg, 2008, niet-gepubliceerde doctoraatsproefschrift). In het voorgestelde project, zullen verscheidene aspecten van het model worden onderzocht. In het bijzonder, uitbreidingen van het model door minder restrictieve veronderstellingen te gebruiken (bvb., toelaten van heteroscedasticiteit en correlatie in de stochastische fout) of door flexibelere parametrische vormen toe te passen die, bvb., de aanwezigheid van de onzuiverheden kunnen schatten of de biologische variabiliteit mee in rekening kunnen brengen. De ontwikkelde methodes worden aangepast, zodat ze ook op andere experimentele platformen toepasbaar zijn, zoals, bvb., ICAT. Organisaties: • Centrum voor Statistiek • Centrum voor Statistiek
Onderzoekers: • Tomasz BURZYKOWSKI
Studie van de ARF/MDM2/p53 signalisatieweg in kankercellen door middel van miRNA analyse en RNA interferentie screening Universiteit Gent Abstract: Het project bevat 3 onderzoeksluiken: 1) studie van microRNA 34b/c als mediatoren van de p53 response en identificatie van microRNAs in het proces van nutlin-3 geïnduceerde differentiatie en scenescentie 2) identificatie van oncogen-verslaving, synergistische lethaliteit met nutlin-3, p53 signaalweg inhibitoren en synthetische lethaliteit met p53 deficiëntie via siRNA screening, en 3) functionele analyse van p53 modulatoren. Organisaties: • Vakgroep Pediatrie en genetica
Onderzoekers: • Jo Vandesompele
Erkenning en bescherming van milieuvluchtelingen in de Europese Unie Universiteit Gent Abstract: Als gevolg van milieudegradatie zijn miljoenen mensen genoodzaakt hun leefgebied te ontvluchten. 'Milieuvluchtelingen' vallen niet onder de huidige internationale vluchtelingendifinitie. Het onderzoek moet leiden tot oplossingen voor de erkenning en bescherming van 'milieuvluchtelingen', door een aanpassing van de bestaande structuren, of de ontwikkeling van een nieuw beschermingsstatuut, en dit vanuit het perspectief van de Europese Unie als 'opvang'regio voor milieuvluchtelingen.
Organisaties: • Vakgroep Internationaal publiekrecht
Onderzoekers: • An Cliquet
De strafuitvoeringsrechtbank aan het werk. Een etnografisch onderzoek naar haar interacties, beslissingsprocessen en praktijken. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Algemene doelstelling van het onderzoek Blootleggen van de eigenheden van de werking van de multidisciplinaire strafuitvoeringsrechtbanken door middel van onderzoek naar haar interacties, beslissingsprocessen en -praktijken en dit met betrekking tot de verschillende elementen in het detentietraject van de gedetineerde. Open, processuele analyse van de formele en informele argumentaties (frontstage en backstage) en interacties tussen alle professionele en niet-professionele deelnemers voor, tijdens, en na het zittingsgebeuren en van de specifieke organisationele en culturele context van de totstandkoming van de beslissingen. Organisaties: • Criminologie
Onderzoekers: • Veerle SCHEIRS • KRISTEL BEYENS • SONJA SNACKEN
Toxiciteitskarakterisatie en groepering van chemicaliën op basis van toxinogenomics in Daphnia magna. Universiteit Antwerpen Abstract: Toxiciteitskarakterisatie en groepering van chemicaliën op basis van toxinogenomics in Daphnia magna. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust • Melissa Penninck
Een autoloog tumor-immuunsystem gehumaniseerd muismodel voor de ontwikkeling van dendritische cel vaccinatie tegen longkanker Universiteit Gent Abstract: De huidige behandeling van longkanker faalt op lange termijn door de selectie van chemo- en radioresistente cellen. Immunotherpaie, en meer bepaald dendritische cel (DC) vaccinatie, vormt een beloftevol therapeutisch alternatief. In een vernieuwend preklinisch model worden humane autologe longkanker- en immuuncellen in immunodeficiënte muizen getransplanteerd. Hierin worden tumor-immuunsysteem interacties bestudeerd, om dan uit de verworven inzichten DC-vaccinatiestrategieën te optimaliseren. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Jan Van Meerbeeck
Bilaterale samenwerking in het kader van gezamenlijke doctoraatsprojecten_Bench fee i.h.k. van Joint PhD VUBUniversitatea alexandru Loan Cuza Lasi_Haivas, Simona Vrije Universiteit Brussel Abstract: Motivatie van vrijwilligers vanuit een zelfbeschikkingstheorie perspectief. Een studie rond Roemeense vrijwilligers. Organisaties: • Experimentele en Toegepaste Psychologie
Onderzoekers: • ROLAND PEPERMANS
Small and wide angle x-ray diffractometer, uitgerust voor poeders en dunne filmen met "grazing angle" optie en hoge temperatuurskamers Universiteit Gent Abstract: Dit toestel wordt ingezet voor de karakterisering van mesoporeuze geordende materialen (small angle) en keramische materialen, zoelieten en metal organic frameworks (wide angle). Daarnaast biedt het de mogelijkheid voor het opmeten van de kristalliniteit van dunne filmen en beschikt het over een hoge temperatuurskamer (tot 1200°C). Organisaties: • Vakgroep Anorganische en fysische chemie
Onderzoekers: • Serge Hoste • Isabel Van Driessche • Pascal Van Der Voort
Coalitievorming in steden en gemeenten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het begrip coalitie vormt een koepelterm voor een veelheid aan types coalities. Formele coalitietheorieen trachten dan ook te verklaren welke coalities zich zullen vormen na verkiezingen. Niettemin vertonen deze theoretische verklaringen nog vele tekortkomingen. Kwalitatief onderzoek dringt zich dan ook op: diepte-interviews kunnen ons helpen om het proces van coalitievorming beter te begrijpen. Dit onderzoek wil de coalitievorming op het lokale niveau na de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2006 nagaan. De empirische bijdrage richt zich op de analyse van het proces van coalitievorming in een aantal Vlaamse en Waalse gemeenten en dit door het interviewen van de betrokken getuigen ervan. Organisaties: • Politieke Wetenschappen
Onderzoekers: • CHRISTIAN DESCHOUWER
HYPERspectral remote sensing for ENVironment and water management - HYPERENV. Vrije Universiteit Brussel
Abstract: Het objectief van dit onderzoek bestaat erin het potentieel van hyperspectrale data voor hydro-ecologisch onderzoek in suburbane zones en voor biomonitoring van stedelijke vijvers te onderzoeken, met de bedoeling processen van runoff, voorkomen van grondwaterafhankelijke ecosystemen, en afwisselingen tussen heldere en turbiede toestanden van vijvers in stedelijke gebieden beter te begrijpen. Methodologisch onderzoek op vlak van hyperspectrale beeldanalyse zal gekoppeld worden aan de ontwikkeling van nieuwe benaderingen voor gedistribueerde hydrologische modellering, optimaal gebruik makend van de informatie afgeleid uit hyperspectrale data. Het potentieel van hyperspectrale reflectantieanalyse voor het onderscheiden van diverse heldere en turbiede toestanden van vegetatie in stedelijke vijvers zal worden geanalyseerd door het koppelen van spectroscopische data aan metingen van vegetatieabundantie, fysische en chemische variabelen, ten behoeve van een verbeterde biomonitoring en herstel van stedelijke vijvers. Organisaties: • Cartografie en Geo-informatiekunde • Elektronica en Informatica • Biologie • Hydrologie en Waterbouwkunde • Geografie
Onderzoekers: • Luca DEMARCHI • HICHEM SAHLI • OKKE BATELAAN • FRANK CANTERS • LUDWIG TRIEST • Cheung Wai CHAN
Mechanismen van fotokatalyse in TiO2 dunne filmen voor luchtzuivering Universiteit Gent Abstract: De processen aan de grondslag van de fotokatalytische activiteit van TiO2 dunne filmen voor de afbraak van vluchtige organische stoffen uit de atmosfeer, zullen worden onderzocht. Hiertoe wordt de invloed van filmdikte, microstructuur, samenstelling en dotering op de activiteit en op andere fysische parameters onderzocht. Het onderzoek is zowel experimenteel van aard als theoretisch (modelleren van de fotokatalytische processen). Organisaties: • Vakgroep Vaste-stofwetenschappen
Onderzoekers: • Dirk Poelman
Evolutie en fylogenie van lianen in het genus Hydragea sensu lato (Hydrangeaceae). Een biomechanische, morfologische en anatomische studie binnen een moleculaire fylogenie Universiteit Gent Abstract: Dit project zal 1) de verwantschapsrelaties duiden tussen de taxa van de tribus Hydrangeeae, aan de hand van micromorfologische en moleculaire studies, 2) de Amerikaanse Hydrangea sectie Cornidia reviseren op basis van materiaal in te zamelen in het wild en 3) inzicht verwerven in de evolutie van groeivormen in de tribus Hydrangeeae aan de hand van biomechanische en anatomische studies. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Paul Goetghebeur
Ontwikkelen en fundamentele evaluatie van hoge efficiëntie capillaire vloeistofchromatografie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hoge performantie vloeistof chromatografie (HPLC) is de meest verspreide scheidingstechniek. De techniek vindt toepassing in bijna elke in elke tak van de industrie en is van cruciaal belang voor chemisch, biologisch en farmaceutisch onderzoek. Het scheidend vermogen van HPLC is slechts een fractie van wat mogelijk is met GC zoals voorgesteld word in Figuur 1 voor een mengsel van polychloorbifenyl (PCB) componenten. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GERT DESMET
Onderzoek naar een evaluatiemethode voor de beoordeling van de duurzaamheid van een architecturaal ontwerp vanaf de vroege ontwerpfases. DESUSA-methode: DEsign SUpport for Sustainable Architecture. Universiteit Hasselt Abstract: Al is duurzaamheid momenteel zeer actueel, toch krijgt 'duurzaam bouwen' nog te weinig aandacht in het huidige architecturaal ontwerpproces. Nochtans biedt het ontwerpproces grote mogelijkheden om impact uit te oefenen op de duurzaamheid van een gebouw. Van bij de start van het ontwerpproces worden immers belangrijke karakteristieken van het gebouw vastgelegd, zoals compactheid en oriëntatie, die impact hebben op de duurzaamheid.Echter, in deze ontwerpfase is er slechts weinig informatie ter beschikking van de ontwerper en worden de meeste beslissingen genomen op basis van intuïtie en ervaring.Bovendien is de beschikbare informatie, zoals checklists en richtlijnen, niet afgestemd op het gebruik ervan tijdens het ontwerpproces en gebeurt de evaluatie van een ontwerp doorgaans op het einde met het oog op de regelgeving. Om ontwerpers bewust te maken van de impact van hun ontwerpbeslissingen op de duurzaamheid van het gebouw, is er daarom nood aan een evaluatiemethode die de ontwerper projectspecifieke feedback geeft, reeds vanaf de vroege ontwerpfase. De algemene doelstelling van dit doctoraatsonderzoek betreft daarom de ontwikkeling van een methode die de evaluatie van de energetische en comfortkwaliteit van het ontwerp toelaat tijdens het ontwerpproces en op basis van het beperkt aantal beschikbare inputparameters reeds vanaf het begin bruikbare feedback geeft aan de ontwerper. De DESUSA-methode moet toepasbaar zijn van bij het eerste schetsontwerp tot aan het uitvoeringsontwerp. Hiervoor moet de rekenmodule meeëvolueren met het ontwerp en afgestemd zijn op de beschikbare inputgegevens van het ontwerp op een bepaald ogenblik. Organisaties: • Niet onderzoeksgroep gebonden projecten
Onderzoekers: • Griet VERBEECK
Theatermaatschappij. Volkstalige literaire cultuur en de ontwikkeling van de vroegmoderne kennissamenleving in de Nederlanden, 1450-1650 Universiteit Gent Abstract: Tussen 1450 en 1650 werd de performatieve literaire wereld het centrum van het West-Europees mediasysteem. Performatieve literatuur werd ook het model bij uitstek voor de organisatie en overdracht van kennis. Dit project bestudeert de manieren waarop de instituties, actoren en
media van de theatersamenleving van een vroegmoderne metropool als Antwerpen kennis en informatie opnamen, verwerkten en toegepasten. Organisaties: • Vakgroep Nieuwe geschiedenis
Onderzoekers: • Hildegarde Symoens
De rol van de fenotypische plasticiteit bij de intraspecifieke variatie in het dieet bij Natrix Tessellata. Universiteit Antwerpen Abstract: In semi-aquatische slangen bestaat er een trade-off tussen het snel en gemakkelijk transporteren van een prooi, waarvoor een brede, beweeglijke kop vereist is, en het grijpen van een prooi onderwater, dewelke een gestroomlijnde smalle kop vereist. In Natrix tessellata, is er een grote intra-specifieke variatie in het dieet, die opgesplitst kan worden in kikker vs. vis etende populaties. Dit systeem biedt ons een unieke mogelijkheid om de rol van fenotypische plasticiteit in het ontstaan van lokale aanpassingen in morfologie, prestatie en gedrag in relatie tot verschillen in hulpbronbeschikbaarheid te bestuderen. Organisaties: • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Raoul Van Damme • Jonathan Brecko
Speciatie van sporemetalen in aquatische systemen via voltammetrische technieken. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Chemische speciatie is heel belangrijk voor het begrijpen van het gedrag, het lot en de biobeschikbaarheid (toxiciteit) van zware metalen in waterige omgevingen. Voor de speciatie van zware metalen worden zeer vaak elektrochemische methoden en meer specifiek voltammetrische technieken zoals CLE/CSV (Competitive Ligand Equilibration/Cathodic Stripping Voltammetry) gebruikt. Het gebruik van voltammetrie neemt toe gezien de moderne voltammetrische analysetoestellen simpel zijn in gebruik, ze hebben een lage kostprijs en laten ook toe om simultaan verscheidene zware metalen te meten met een hoge gevoeligheid. Voltammetrie laat toe om de totale concentratie aan zware metalen in water te meten (na UV behandeling) alsook om de labiele metaalfracties te bepalen. In vergelijking met DET/DGT (Diffusive equilibrium in thin films/ diffusive gradient in thin films) laat deze techniek toe om de hoeveelheid aan metaalcomplexerende liganden te bepalen. Het doel van dit onderzoek is om het lot van deze vervuilende stoffen in rivieren en estuaria alsook de gevolgen hiervan te bepalen in termen van risico assessment. In situ, microcosmos en in vitro metingen zullen uitgevoerd worden. Verkregen data zoals de conditionele stabiliteitsconstante of de concentratie aan complexerende liganden, kunnen vervolgens geïntegreerd worden in modellen. Organisaties: • Scheikunde
Onderzoekers: • MARC ELSKENS
Yell - Jonge Europeanen houden van talen. Universiteit Hasselt Abstract: Jongeren motiveren om buiten het formele onderwijssysteem vreemde talen te leren is allesbehalve evident. Dit project, dat 11 partners uit 10 landen verenigd, wil in een breed veldonderzoek trachten voorbeelden van goede praktijken te vinden in het non-formele en informele circuit. Het wil gemeenschappelijke kenmerken trachten te vinden en een handleiding op te stellen om de beoogde motivatie van jongeren te bereiken. Het wil tenslotte instrumenten verzamelen in een databank en zorgvuldig ze parametreren om ze voor zoveel mogelijk organisaties en structuren ter beschikking te stellen via een website. Organisaties: • Centrum voor Toegepaste Linguïstiek • Centrum voor Toegepaste Linguïstiek • Centrum voor Toegepaste Linguïstiek
Onderzoekers: • Willem CLIJSTERS • Martine VERJANS
Beeldverwerking en beeldanalyse (de numerieke aspecten van inverse problemen en beeldmodellen.) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Beeldverwerking en beeldanalyse (de numerieke aspecten van inverse problemen en beeldmodellen.) Organisaties: • Elektronica en Informatica
Onderzoekers: • JAN CORNELIS
De rol van de insuline-achtige groeifactor IGF-I in de bescherming en regeneratie van hersenweefsel na inductie van transiënte focale ischemie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Cerebrale ischemie is de meest voorkomende oorzaak van invaliditeit bij volwassenen. Hersenbeschadiging door ischemie wordt veroorzaakt door necrose en apoptose van hersencellen, en leidt tot opregulatie van IGF-I expressie in het CZS, maar de maximale concentraties worden pas bereikt na 5 dagen of zelfs enkele weken. Uit de literatuur blijkt dat toediening van de anti-apoptische insulineachtige groeifactor IGF-I tot enkele uren na inductie van cerebrale ischemie in proefdieren leidt tot een aanzienlijke vermindering in celdood en weefselschade. Deze studie onderzoekt de rol van IGF-I in neuroprotectie en regeneratie van neuraal weefsel na inductie van een tijdelijke focale ischemie. Hierbij richten we ons voornamelijk op: 1) Het mechanisme betrokken bij de neuroprotectieve effecten van exogeen IGF-I na inductie van tijdelijke focale ischemie door toediening van endotheline-1. 2) De directe effecten van IGF-I op inflammatoire reacties in het CZS. 3) De rol van lokaal in het CZS geproduceerd IGF-I in overleving van neuronen en regeneratie. Dit zal worden onderzocht in een cel speciefieke
knock out muizen voor IGF-I. 4) het therapeutisch potentieel van IGF-I in cerebrale ischemie. Hiertoe zullen we in ratten de effecten van intraveneus toegediend IGF-I vergelijken met de effecten van centraal toegediend IGF-I, en de distributie van IGF-I in de hersenen van deze dieren bepalen na beide toedieningswijzen. Organisaties: • Farmacologie
Onderzoekers: • RON KOOIJMAN
Hoogfrequente EEG-activiteit bij insomnie en de behandeling ervan met neurofeedback. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Insomnie of slapeloosheid wordt sinds de jaren '80 grotendeels vanuit een gedragsmatig perspectief bekeken. Daarbij staan twee vormen van (over)activatie centraal, namelijk somatische arousal, dewelke betrekking heeft op de fysiologische hyperactivatie weerspiegelt in bijv. een verhoogde hartslag en spierspanning, en cognitieve arousal verwijzend naar het overmatig piekeren, voornamelijk bij het inslapen. Recent werd echter aangetoond dat een derde arousal component een belangrijke rol kan spelen bij de specifieke slaapklachten. Het betreft hier de aanwezigheid van corticale arousal tijdens het inslapen, alsook tijdens de rest van de nacht, gemeten door de toegenomen hoogfrequente EEG activiteit (beta en gamma power). Deze vorm van overactivatie is geassocieerd met sensorische en cognitieve processen (informatieverwerking en geheugen) die interfereren met het in- en doorslapen, alsook met de perceptie van de slaapkwaliteit en -kwantiteit. Het doel van dit project is het verder in kaart brengen van deze arousalcomponent, door middel van PSG-, EEG en ERP metingen. Daarenboven willen we nagaan of corticale arousal beïnvloedbaar is via neurofeedback. Organisaties: • Cognitieve en Biologische Psychologie
Onderzoekers: • RAYMOND CLUYDTS
Numerische elektrochemie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: koper interconnects voor geavanceerde prestaties en betrouwbaarheid. Organisaties: • Elektrotechniek-Energietechniek
Onderzoekers: • JOHAN DECONINCK
Zoektocht naar correlaten van protectie bij secundaire controllers en het optimaliseren van mRNA "delivery" methoden voor HIV immunotherapie. Universiteit Antwerpen Abstract: Zoektocht naar correlaten van protectie bij secundaire controllers en het optimaliseren van mRNA "delivery" methoden voor HIV immunotherapie. Organisaties: • Laboratorium voor Microbiologie, Parasitologie en Hygiëne (LMPH)
Onderzoekers: • Guido Vanham • Winni De Haes
Uitbreiding microtoom voor semi-dunne snijtechniek met diamantmes Universiteit Gent Abstract: De studie naar de morfologie van gewervelde vertebraten vereist een analyse van macroscopisch tot microscopisch niveau. Om nog dieper in te kunnen gaan op de microscopische anatomie, is het gebruik van een microtoom uitgerust met diamantmes noodzakelijk, daar dit toelaat histologische preparaten dunner dan 5 micrometer te genereren. Deze aanvraag behelst de aanschaf van een meshouder met dergelijk diamantmes. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Dominique Adriaens
Nieuwe uitdagingen in veeldeeltjes Greense functie en gevorderde Dyson orbitaaltheorieën: van orbitaalafbeeldingen tot moleculaire kwantumsimilariteit in impulsruimte. Universiteit Hasselt Abstract: Nieuwe uitdagingen in veeldeeltjes Greense functie en gevorderde Dyson orbitaaltheorieën: van orbitaalafbeeldingen tot moleculaire kwantumsimilariteit in impulsruimte. Voor de ontwikkeling van nieuwe moleculaire descriptoren, gebruikt in de kwantitatieve structuur/activiteit relatie theorie (QSAR theorie), is er momenteel nood aan een gestandaardiseerd orbitaal-beeldvorming studie en kwantum-chemische methodes voor het berekenen van moleculaire orbitalen. Naast het interpreteren van 'orbitaal-beeldvorming' elektronenimpuls spectroscopische experimenten (EMS), is het hoofddoel van dit project de studie van de relatie tussen de Dyson orbitalen, Kohn-Sham orbitalen en Fukui functies. Bovendien wordt er ook gebruik gemaakt van de impuls-ruimtelijke weergave van deze orbitalen (of functies) om nieuwe kwantumsimilariteit indices te berekenen in de impulsruimte. Deze indices zullen vervolgens vergeleken worden met andere descriptoren van moleculaire similariteit, zoals bijvoorbeeld de logP index die overeenkomt met de octanol/water partitiefunctie. Dergelijke functie is een experimentele maat voor het hydrofobe/lipofiele karakter van een molecule. In dit kader, zijn de C4H6O2 isomeren (2,3-butadieen, 3,4-epoxy THF, methylacrylaat, #947;-butyrolacton, cyclopropaan carbonzuur, en 1,3-butadieen diepoxide), ideale moleculen om nieuwe similariteit descriptoren te testen. Een kwantitatieve analyse van de EMS metingen, uitgevoerd op moleculen die roteerbare bindingen bezit, vereist zorgvuldige en zeer accurate berekeningen van (a) moleculaire structuren, (b) relatieve energieverschillen, (c) hoeveelheid conformatieveranderingen, (d) valentie één-elektronen en 'shake-up' ionisatie spectra en (e) centrisch gemiddeld orbitaal-impuls verdelingen gebruik makend van Dyson orbitalen. Stappen (b) en (c) zijn overbodig indien het bestudeerde molecule een rigide conformatie bezit. In een volgende stap (f), laten de gestandaardiseerde berekeningen van grondtoestand elektronendichtheden bekomen uit Dyson (of Kohn-Sham) orbitaal studies het toe om similariteit indices in de impulsruimte te berekenen. Organisaties: • Centrum van Moleculair en Materiaal Modelleren
Onderzoekers: • Michael DELEUZE
Zelfhelend beton door combineren van microvezels met geïmmobiliseerde expansieve of reactieve stoffen Universiteit Gent Abstract: Doelstelling is om een geschikte methodologie te ontwikkelen voor zelfheling van beton. Er wordt gestreefd naar (1) het behoud van de vloeistofdichtheid ("verzegelen") en dus duurzaamheid van de constructie; (2) na scheurvorming de mechanische eigenschappen terugwinnen ("helen"). In deze tweede termijn worden de expansieve eigenschappen van hydrogelen aangewend. Bovendien wordt de scheurwijdte beperkt door het toevoegen van vezels aan het beton. Organisaties: • Vakgroep Bouwkundige constructies
Onderzoekers: • Nele De Belie
Studie naar oxidatieve stress en excitotoxiciteit in de ziekte van Parkinson: rol van glutamaattransporters als mogelijke aangrijpingspunten voor de heilzame werking van theanine, een component van groene thee. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Binnen dit project zullen we de betrokkenheid van de glutamaattransporters, i.e. de hoge-affiniteit en de vesikulaire glutamaattransporters en de cystine-glutamaat antiporter, in de waargenomen excitotoxiciteit en oxidatieve stress bij de ziekte van Parkinson bestuderen. (1) We zullen de Expressieniveaus en de activiteit van de glumataattransporters bestuderen in de nuclei van de basale ganglia van hemi-Parkinson ratten met een unilaterale 6-hydroxydopamine (6-OHDA) lesie van de 'medial forebrain bundle' (MFB). (2) In transporter deficiënte muizen zal de gevoeligheid voor 6-OHDA nagegaan worden door het kwantificeren van neurodegeneratie en oxidatieve stress na verloop van tijd na inductie van MFB lesies. Dit zal verduidelijken of de waargenomen veranderingen op het nieveau van transporter expressie en/of activiteit de oorzaak of het gevolg zijn van de neurodegeneratie en/of oxidatieve stress. Indien onze data een oorzakelijk verband suggereren, zal de betrokken transporter een interessant aangrijpingspunt kunnen vormen voor de ontwikkeling van nieuwe farmacotherapieën die progressieve neurodegeneratie zouden kunnen voorkomen. (3) We zullen bovendien nagaan of theanine, een component van groene thee en glumataat analoog, neuroprotectief is in ons rat model voor de ziekte van Parkinson. ALs dit inderdaad het geval is, zullen we achterhalen of het werkingsmechanisme van theanine aan de glutamaattransporters kan gelinkt worden. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Ann MASSIE • YVETTE MICHOTTE
Waarnemingsprogramma?s met gegarandeerde en open tijd met Herschel-PACS: wetenschappelijke exploitatie Universiteit Gent Abstract: Wij gebruiken de nieuwste calibratie bestanden en de meest recente en bijgewerkte algoritmen voor mapmaking (SCANAMORPHOS en UniMAP) om de volledige datasets van de Herschel Virgo (en Fornax) Cluster Survey, de Lokale Andromeda Galaxy Survey en de PACS Herschel Reference Survey te verwerken. De gegevens zullen eerst beschikbaar worden gemaakt voor sterrenkundigen in de bovengenoemde consortia, en dan voor de astronomische gemeenschap. Organisaties: • Vakgroep Wiskundige natuurkunde en sterrenkunde
Onderzoekers: • Maarten Baes
Top-down controles in benthische mariene voedselwebben: effecten van bacterivoren en hun predatoren op bacteriële gemeenschappen, en implicaties voor ecosysteemfuncties Universiteit Gent Abstract: Dit project onderzoekt het belang van (a) predatorische en (b) horizontale (competitie, facilitie, ?) interacties bij het structuren van meiobenthische gemeenschappen. Het project bekijkt hoe meiofauna de structuur en activiteit van bacteriegemeenschappen beïnvloedt, en op die manier ecosysteemfuncties zoals decompositie van organisch materiaal en nutriënrecyclage medieert. De focus ligt op top-down effecten en trofische cascades van predatoren over bacterivoren tot bacteriën. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Tom Moens
Nanoscale superconductivity, fluxonics ans photonics: adressing grand chanllenges. KU Leuven Abstract: Het onderzoek zal verricht worden naar de optimalisatie van de bouwsteentjes in supergeleidend en fotonisch materiaal, om door manipulatie van de nanostructuur de supergeleidende en de optische eigenschappen te verbeteren, mede ten behoeve van nieuwe toepassingen en de integratie van electronica en fotonica. Organisaties: • Afdeling Vaste-stoffysica en Magnetisme
Onderzoekers: • Victor Moshchalkov
Evolutionaire genetica van arenavirus-knaagdierinteracties: Mopeia virus en de reservoirgastheer Mastomys natalensis. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Joëlle Gouy de Bellocq
Introductie van analytische scheidingstechnieken in de virologie om interacties op moleculair vlak bij picornaviridae op te helderen.
Vrije Universiteit Brussel Abstract: Toen de onderzoeksgroep van Dieter Blaas (Wenen, Oostenrijk) in 1999 voor het eerst capillaire electroforesee (CE) gebruikte om viral interacties aan te tonen op moleculair vlak (in zijn geval, rhinovirus), was het op dat ogenblik nagenoeg vijftig jaar geleden dat nieuwe analytische scheidingstechnieken werden geintroduceerd in de virologie. Ook de onderzoeksgroep (MICH) voelde op dat ogenblik de noodzaak aan om nieuwe scheidingstechnieken in te voeren in hun lab, om hun doelstellingen te kunnen bereiken. Teneinde dit probleem op te lossen werd een samenwerking opgezet met de onderzoeksgroep van Prof. Y. Vanderheyden (FABI). Met als uitgangspunt de CE methode van de groep Blaas, worden nu een scheidingsprotocol voor poliovirus en zijn subvirale partikels opgesteld. Een eerste protocol is nu klaar (Oita et al., submitted for publication). Deze scheidingsmethode zal door MICH gebruikt worden om de morfogenese van poliovirus te bestuderen, de interacties van poliovirale partikels en waardcelproteïnen na te gaan. Om beide eerste doel-stellingen tot een goed einde te brengen zal gebruik gemaakt worden van een celvrij RNA translatie/replicatie systeem (kortweg celvrij systeem) voor het poliovirus. Het systeem bestaat uit een niet-geïnfecteerd celextract, aangevuld met zouten, een energie regeererend systeem, aminozuren en nucleotiden, dat geprogrammeerd wordt met poliovirusRNA waarna een volledige replicatiecyclus van poliovirus wordt waargenomen. Dit zal in de onderzoeksgroep MICH gebeuren. Ondertussen zal binnen de onderzoeksgroep FABI enerzijds de gevoeligheid van de CE worden opgedreven door de viruspartikels ofwel extern (na translatie) ofwel intern (tijdens translatie) fluorescent te merken en zal anderzijds gezocht worden naar andere alternatieve scheidingstechnieken die op virussen kunnen toegepast worden. Deze zijn eerder gericht op miniaturisatie (microfluidic chips) en anderzijds op preparatieve methodes (chromatografie). Tenslotte is ook het derde aspect van de onderzoeksdoelstellingen van MICH nu bijzonder actueel geworden. Dit betreft zoals hoger gesteld, de interactie van poliovirus met liganden. Enerzijds werd een project gestart met de onderzoeksgroep van Prof. J. Neyts op het Rega Instituut (KULeuven) waarbij gezocht wordt naar nieuwe antivirale middelen tegen poliovirus. Recentelijk (zie onze publicatielijst) werd nl. vastgesteld dat wanneer men poliomyelitis en het agens poliovirus wil eradiceren, men in de eindfase van deze eradicatie antivirale middelen zal nodig hebben (zie WHO en CD8 rapport). De interactie van deze antivirale middelen met het virus zal met CE onderzocht worden. Anderzijds werd een nieuw project opgestart met Prof. S. Muyldermans (onderzoeksgroep DBIT, VUB) om nanobodies te maken tegen het poliovirus. Deze zullen in de volgende weken ter beschikking komen. CE zal ook in dit onderzoek gebruikt worden om de binding van nanobodies met het virus na te gaan (ratio virus/nanobodies bepalen voor neutralisatie, enz. ). Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • Yvan VANDER HEYDEN
Karakterisatie van VASA-expresserende cellen, afkomstig van humane embryonale stamcellijnen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Uiteenzetting van het voorgestelde project Recent werden mannelijke en vrouwelijke gameten afgeleid van muriene embryonale stamcellen (mESC) (Hübner et al., 2003; Toyooka et al., 2003; Geijsen et al., 2004; Nayernia et al., 2006). Hoewel het onderzoek naar de differentiatie van humane embryonale stamcellen (hESC) tot gameten nog zeer jong is, wordt verwacht dat hESC een vergelijkbare differentiatiecapaciteit bezitten. In de mens is de expressie van VASA beperkt tot de kiemcellen, beginnend in migrerende primordiale kiemcellen tot en met de spermatiden en eicellen (Castrillon et al., 2000). In tegenstelling tot vroegere kiemcelmerkers, zoals DAZL en POU5F1, komt VASA niet tot expressie in hESC, waardoor het een goede merker is voor kiemceldifferentiatie vanuit hESC. Onze onderzoeksgroep slaagde er recent in om verhoogde expressie van VASA teweeg te brengen via een gerichte differentiatie van humane embryonale stamcellen (artikel in voorbereiding). Hierbij werd gebruik gemaakt van twee verschillende differentiatie protocols die werken via een 'embryoid body' aanpak. In het eerste protocol worden bone morphogenetic proteins 4, 7, 8b en 2 (BMP) toegevoegd aan het standaard differentiatiemedium; het tweede protocol maakt gebruik van ditzelfde standaard differentiatiemedium dat door een muriene Sertolicellike cellijn geconditioneerd werd. Dit onderzoek betekende een eerste stap in onze kennis over de differentiatie capaciteit van hESC tot primordiale kiemcellen en gameten. In een volgende stap is het belangrijk om deze VASA-expresserende cellen, afkomstig van hESC te karakteriseren. In een eerste stap willen we de proteïne expressie van de cellen bestuderen. Hiervoor willen we antilichamen gebruiken tegen VASA, POU5F1, C-KIT en SCP-3. Deze proteïnen komen op verschillende momenten tijdens de kiemceldifferentiatie tot expressie en het combineren van de verschillende expressiepatronen kan een inzicht geven in welk stadium van differentiatie de cellen zich bevinden. Zo komt POU5F1 tot expressie van de premigratoire tot de migratoire primordiale kiemcellen (PGCs); start de expressie van VASA en C-KIT in de migratoire primordiale kiemcellen en kan SCP-3 pas gedetecteerd worden in post-migratoire PGCs, als merker van de meiose (Clark et al., 2004). De proteïne-expressie zal geanalyseerd worden door middel van dubbelkleuringen met verschillende combinaties van de 4 antilichamen, in combinatie met fluorochroom-gelabelde secundaire antilichamen, zodat visualisatie met behulp van een confocale microscoop mogelijk is. Als tweede belangrijke karakterisatiestap willen we de methylatiestatus van enkele genen onderzoeken door middel van bisulfiet behandeling en pyrosequencing. Tijdens de gametogenese wordt de DNA-methylatie van de cellen uitgewist en, in functie van het geslacht, ontstaat er een nieuw imprintingspatroon in de gameten (Allegruci et al., 2005). Wij willen nagaan of deze algemene demethylatie optreedt tijdens de differentiatie van hESC naar VASA-expresserende cellen. Hiervoor willen we, naast de methylatie van enkele 'normale' genen, ook de methylatie van de geïmprintte Igf2/H19 locus op de BWS (Beckwith-Wiedemann Syndroom) cluster (chromosoom 11) onderzoeken (Weksberg et al., 2003). De combinatie van de proteïne-expressie en de methylatiestatus van de in vitro gedifferentiëerde humane embryonale stamcellen, moet ons in staat stellen om vrij nauwkeurig de differentiatie status van deze cellen te bepalen. Bovendien zullen we hierdoor een duidelijk beeld krijgen van de differentiatie capaciteit van hESC naar gameten. Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • KAREN SERMON • HERMAN TOURNAYE
Een micro-level analyse van gewelddadige conflicten (MICROCON). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds EU. UA levert aan EU de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Internationale economie, internationaal management en diplomatie
Onderzoekers: • Philip Verwimp
Evaluatie van nieuwe types stationaire fases en kolomdimensies voor de ontiwkkeling van hoogefficieënte en generische superkritische vloeistofchromatografie. Universiteit Gent Abstract: Een techniek die de chromatografische voordelen van GC en de brede toepasbaarheid van HPLC combineert is superkritische vloeistofchromatografie (SFC). Superkritische vloeistoffen vertonen bijzondere eigenschappen. Dit project heeft als doel om de performantie van SFC ten opzichte van HPLC grondig te evalueren, om bij te dragen tot de optimalisatie en valorisatie van de huidige SFC hardware, om nieuwe "op maat gemaakte" SFC stationaire fasen te ontwikkelen, om "generische" SFC methoden te ontwikkelen. Organisaties:
• Vakgroep Organische chemie (WE)
Onderzoekers: • Patrick Sandra • Annemieke Madder • Frederic Lynen
Mobility and automotive technology research. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Mobility and automotive technology research: Onderzoek naar intermodaal transport, logistiek, milieuvriendelijk transport, biobrandstoffen, alternatieve voertuigen... Organisaties: • Elektrotechniek-Energietechniek
Onderzoekers: • Thierry Clement COOSEMANS • JOERI VAN MIERLO
Implementatie van functionele beeldvorming en moleculaire diagnostiek in de geïndividualiseerde behandeling van prostaatkanker. KU Leuven Abstract: Prostaatkanker is een frequente aandoening (>9000 nieuwe gevallen per jaar in belgië) met een zeer complexe biologie. Zowel de diagnostiek als de therapie van prostaatkanker zoals ze op dit moment gebeuren laten nogveel ruimte voor verbetering o.a. omdat ze leiden tot overbehandeling. Startend van een homogene patiëntenpopulatie willen we de nieuwste bevindingen op het gebied van de biologie van prostaatkanker transleren naar de klinische praktijk. We gaan op zoek naar nieuwe relevante merkers door een gecombineerde karakterisering van primaire tumoren, waarbij zal gekeken worden naar het lipiden-, eiwit-, RNA- en DNA-beeld van biopsies. De inventaris van deze gegevens zal gelinkt worden met de geanonimiseerde patiëntengegevens om zo correlaties met het verloop van de aandoening en de therapie te kunnen onderkennen. De gecombineerde kennis van al deze gegevens geeft dit project een belangrijke troef. Prof. F. Claessens zal zich toeleggen op de karakterisering van het genomisch DNA van Organisaties: • Laboratorium Moleculaire Endocrinologie
Onderzoekers: • Anna Haelens • Bart De Moor • Mathieu Bollen • Karin Haustermans • Frank Claessens • Hendrik Van Poppel • Raymond Oyen • Johannes Swinnen • Evelyne Lerut • Felix Mottaghy • Steven Joniau
Structureel en functioneel onderzoek van nieuwe microbiële en nematoden globines Universiteit Gent Abstract: Dit project beoogt de structurele en fysico-chemische analyse van microbiële en nematodenglobines waarvan vermoed wordt dat zij nietconventionele eigenschappen kunnen vertonen, met name bacteriële protoglobines en globine-gekoppelde sensoren en eiwitten met duidelijke globinesignatuur van Caenorhabditis elegans. De experimenten omvatten expressieklonering, studie van de ligandbindkarakteristieken, kristallisatie en X-straaldiffractieanalyse en, specifiek voor C. elegans: expressielokalisatie, fenotypeanalyse onder gensilensing en identificatie van gloineinteractiepartners. Organisaties: • Vakgroep Analytische chemie
Onderzoekers: • Jacques Vanfleteren • Luc Moens • Bart Braeckman
Onderzoek naar de betekenis van het solidariteitsbeginsel in het Europees recht. Universiteit Antwerpen Abstract: Het solidariteitsbeginsel krijgt gaande weg meer en meer betekenis in het Europees recht. Dit blijkt op de eerste plaats uit de reeds bestaande Europese verdragen en de versterking van het solidariteitsbeginsel door het Verdrag van Lissabon en het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Dit blijkt tevens uit de meest recente evolutie van de rechtspraak van het Hof van Justitie bij de toepassing van onderdelen van het gemeenschapsrecht zoals het Europees burgerschap, de interne markt en het mededingingsrecht. De bedoeling van het onderzoek is te analyseren waar en op welke manier het Europees recht inhoud geeft aan het solidariteitsbeginsel. De resultaten van dit onderzoek zullen geplaatst worden naast de invulling die aan dit begrip wordt gegeven in de Europese Open Methode van Coördinatie en in het sociaal recht en beleid van lidstaten. Hieruit zouden dan besluiten moeten kunnen getrokken worden m.b.t. de vraag of er in deze Europese context een coherentie invulling en visie bestaat op het solidariteitsbeginsel. Organisaties: • Sociale Concurrentie en Recht
Onderzoekers: • Anne-Marie Van den Bossche • Bea Cantillon • Herwig Jacobus Maria Verschueren
Halfgeleiders. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De doelstelling van dit project is de studie, verwezenlijking en validatie van een vectoriële scanning nabije-veld mm-golfmicroscoop (SNMM), die zeer performant is qua beeldvorming en resolutie, op basis van een grondig onderzoek naar geavanceerde microprobes, originele modulatietechnieken en gesofistikeerde elektromagnetische beeldvormingalgoritmes. Uniek in dit project is dat ook multi-parameter (frequentie, polarisatie, invalshoek) belichting zal gebruikt worden om de beeldvorming te verbeteren! Deze doelstelling is slechts haalbaar dankzij een combinatie van uiteenlopende competenties. Onderzoekspartner VUB/LAMI is expert op het vlak van opto-elektronisch ontwerp en technologie in het optisch en mm-golfgebied en is sinds geruime tijd vertrouwd met het uitvoeren van verre-veld mm-golfbeeldvormingsexperimenten met een
MVNA. De inbreng in dit onderzoeksdomein van exacte elektromagnetische modellerings- en beeldvormingstechnieken, gebaseerd op de Maxwell vergelijkingen, is vernieuwend en zal uitgevoerd worden door onderzoekspartner UGent/INTEC, die op dit vlak een uitstekende reputatie geniet en die tevens vertrouwd is met microgolfmetingen (microgolfnetwerkanalyzer, antenneconcepten). De performantie van de ontwikkelde microscoop zal getest worden op een aantal specifieke toepassingen in verschillende domeinen van de (ingenieurs)wetenschappen: elektronica, biotechnologie, materiaalkunde (corrosie) Organisaties: • Elektronica en Informatica
Onderzoekers: • ROGER VOUNCKX
Tournesol 2009: project T2009.20: Universiteit Hasselt Abstract: In dit project willen wij de rol van glycine bestuderen in de functie van macrofagen en microgliale cellen in fysiologische omstandigheden (ontwikkeling van inhiberedende neurotransmissie) en in pathologische context (multiple sclerose). Dit project bestaat uit 2 luiken: In een eerste deel, zullen we gebruik maken van in vitro modellen (primaire culturen en macrofaag/microgliale cellijnen) om glycine en zijn aangrijpingspunten (GlyR, GlyT alsook synthese- en degradatie-enzymen) in macrofagen en microgliale cellen te bestuderen. Hun effecten op de functie van die cellen zullen ook bestudeerd worden (activatie, productie van vrije radicalen, van cytokines of van groeifactoren). In een tweede deel, zullen we de karakterisatie van het glycine systeem in microgliale cellen in vivo bestuderen. De rol van het glycine systeem in de ontwikkeling en de synaptogenese van inhiberende synapsen zal bestudeerd worden in een ex vivo ruggenmerg model. De mogelijke implicatie van glycine en zijn aangrijpingspunten zal ook nagegaan worden in een model waar de relaties tussen het immuun systeem en het zenuwstelsel beschadigd zijn (EAE, diermodel van multiple sclerose). Organisaties: • Fysiologie • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Niels HELLINGS • Jean-Michel RIGO • Jimmy VAN DEN EYNDEN • Sofie CARMANS
Chemische reactiviteit vanuit een ab initio moleculaire dynamica en Density Functional Theory perspectief: Methodologische aspecten en toepassingen in organische, anorganische en biochemie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 4.3. Beschrijving van het project In dit onderzoeksproject is het de bedoeling om de onderzoeksgebieden van de conceptuele DFT en de ab initio moleculaire dynamica met elkaar te combineren aangezien een dergelijke gecombineerde aanpak een aanzienlijke meerwaarde kan betekenen in de complexe studie van de chemische reactiviteit. Dit omvat enerzijds een methodologisch luik en anderzijds een luik met toepassingen in de organische, anorganische en biochemie. 4.3.1. METHODOLOGISCHE ASPECTEN Doelstelling 1 : Sampling van het potentieel energie oppervlak in de regio van de reactanten In eerste instantie zullen de AIMD simulaties worden aangewend om een efficiënte sampling te maken van het potentieel energie oppervlak rond de reagentia die betrokken zijn in de reactie. Er zijn immers voldoende voorbeelden gekend waarbij de reactanten vooraleer de reactie aan te vatten een belangrijke conformationele verandering dienen te ondergaan. Als resultaat van de MD simulaties worden energieën, coördinaten, snelheden,... bekomen op elk tijdstip waarmee een aantal statistische grootheden, zoals partitiefuncties, correlatiefuncties kunnen worden afgeleid.[26] In dit projectvoorstel wensen we bijkomend het dynamisch gedrag van de reactiviteitsindices te volgen als reactiviteitsproben bij de aanzet van de reactie. De tijdsevolutie van op DFT gebaseerde reactiviteitsindices werd tot hiertoe slechts op relatief eenvoudige systemen onderzocht.[27] Bovendien kunnen naast de DFT concepten meer klassieke eigenschappen zoals atomaire ladingen, dipool- en quadrupoolmomenten en elektrostatische potentialen gebruikt worden als reactiviteitsproben. Deze zijn nuttig voor de studie van de zogenaamde hard-hard interacties of reacties met in hoofdzaak ladingscontrole.[15,28-30] Methodes voor het afleiden van atomaire ladingen, dipool- en quadrupoolmomenten en elektrostatische potentialen zijn in principe reeds beschikbaar vandaag de dag in gangbare MD pakketten zoals CPMD[24] en CP2K.[25] Beide pakketten maken gebruik van periodieke randvoorwaarden en vlakke golven of de combinatie van vlakke golven en gaussische basissets. Om gelokaliseerde eigenschappen te berekenen zijn technieken nodig die in staat zijn om de globale elektronendensiteit te partitioneren. Recentelijk werd door Kirchner en Hutter een computationeel efficiënte implementatie voorgesteld binnen CPMD voor het berekenen van dipoolmomenten uitgaande van maximum gelokaliseerde Wannier functies.[31] Een andere mogelijkheid is het toepassen van de Hirshfeld partitiemethode,[32] die door de ALGC groep reeds in een aantal studies werden aangewend.[33] De implementatie van specifieke DFT reactiviteitsindices binnen MD pakketten is nagenoeg nog niet gebeurd. Binnen dit aspect plannen we de uitwerking van verschillende methodologieën die toelaten om dit scala van eigenschappen "on-the-fly" tijdens een dynamica simulatie te berekenen. Gezien de geplande MD simulaties gebeuren binnen de Born-Oppenheimer approximatie kunnen alle grootheden gekend vanuit conceptuele DFT overgedragen worden. Centraal in de beschrijving van zogenaamde zacht-zacht interacties (of orbitaal gecontroleerde interacties)[15,28-30] is de Fukui functie, gedefinieerd als de eerste afgeleide van de electronendichtheid ?(r) van het systeem naar het aantal elektronen N bij een constante externe potentiaal v.[19] We stellen voor om deze functie te berekenen gebruik makend van de door de ALGC groep, in samenwerking met Professor R. Nalewajski en Dr. A. Michalak (Jagiellonian Universiteit, Krakau, Polen), ontwikkelde perturbatieve methode die toelaat om deze functie in zeer goede benadering te bepalen in één enkele Kohn- Sham berekening.[34] Eenmaal deze Fukui functie gekend heeft men toegang tot de chemische hardheid ! via de relatie [35,36] ! = "" f (r)!(r,r!)f (r!)drdr! (1) met !(r, ! r )de zogenaamde hardheidskernel.[35] Verscheidene benaderingen voor deze grootheid zijn voorgesteld en getest geweest in de berekening van de hardheid[37-39] en kunnen bijgevolg geïmplementeerd worden in de MD codes. Deze methodologie laat tevens toe ook deze grootheid te bekomen in één berekening per simulatiestap, naar analogie met [27g]. De bekomen responsfuncties die in de hierboven geschetste methodologie gesampled worden op verschillende plaatsen van het potentieel energieoppervlak (PES) van de reactanten kunnen vervolgens gebruikt worden in combinatie met reactiviteitsprincipes om uitspraken te doen over reactiviteiten en regioselectiviteiten van chemische reacties. Doelstelling 2 : Berekenen van het vrije energie profiel voor probabele reactieroutes In tweede instantie zal nagegaan worden indien de aangeduide reactieve plaatsen van het PES effectief overeenkomen met probabele reactieroutes. Daartoe kunnen reactiebarrières en chemische kinetiek op basis van statische methoden[40] worden berekend. Echter voor de beoogde reacties (vide infra) zijn statische technieken veelal niet toereikend door het optreden van een gecombineerde reactiecoördinaat of door het impliciet effect van een solventomgeving. In dit geval zijn opnieuw MD simulaties een middel bij uitstek om dergelijke complexe systemen te volgen tijdens de reactie.[8] De kans evenwel om de energetisch hoog geactiveerde transitietoestand efficiënt te samplen gedurende een dynamica run van een aantal picoseconden is zeer beperkt. Verschillende technieken werden reeds voorgesteld om zeldzame gebeurtenissen te samplen[41] maar zijn zeer sterk afhankelijk van een goede keuze van een reactiecoördinaat. Eén van de meest succesvolle technieken is gebaseerd op de recent voorgestelde metadynamica methode[42] werd al verschillende keren succesvol toegepast in een variëteit van toepassingen waarbij een complexe reactiecoördinaat optreedt. Hierbij wordt bovenop de potentiaal van een aantal relevante vrijheidsgraden (collectieve vrijheidsgraden) een biasing potentiaal gesuperponeerd "on the fly" die toelaat om efficiënt uit diep gelegen minima te ontsnappen en de relevante delen van het chemisch proces efficiënt te samplen. Deze methode laat toe om het multidimensioneel vrije energie-oppervlak dat de reactanten met producten verbindt te reconstrueren. De voorgestelde methodologie wordt verwacht vooral een grote toegevoegde waarde te bieden voor reacties waarbij een complexe reactiecoördinaat optreedt. Dit laatste is ondermeer het geval voor chemische reacties die optreden in solventen maar ook voor toepassingen
waarbij belangrijke conformationele vrijheidsgraden dienen te veranderen alvorens de reactie kan doorgaan. De initiële sampling van de reactanten die ingebed zijn in een solvent, laat toe om het effect van de moleculaire omgeving te bestuderen op verschillende op DFT gebaseerde reactiviteitsindices. Dit is tot nog toe slechts weinig gebeurd binnen een MD context.[43] Voor de toepassingen in solventen dient eveneens gebruik gemaakt te worden van technieken om de elektronendensiteit te partitioneren zoals hierboven geschetst. Doelstelling 3 : Validering van de methodologie op eenvoudige testsystemen (enolaten en azaallylanionen) De voorgestelde methodologie (uitgewerkt bij doelstellingen 1 en 2) zal in eerste instantie gevalideerd worden op een aantal eenvoudige testsystemen waarin de aanvragende groepen reeds expertise hebben. Een eerste testsysteem betreft de studie van de regioselectiviteit van een bekende klasse van ambidente nucleofielen, nl. enolaten.[28, 44] Het meest eenvoudige van deze enolaten, nl. het ethanolaat-ion (CH2CHO?), werd in het verleden reeds door verschillende groepen, waaronder de ALGC groep, gebruikt voor het "benchmarken" van nieuwe methodologieën voor de berekening van Fukui functies en zachtheidsgerelateerde reactiviteitsindices.[33a,45,46] Experimenteel blijkt dat de regioselectiviteit (i.e. C vs. O alkylering) bij alkylering van deze enolaten[47,48] afhankelijk is van (1) de aard van het metaal kation, dat als tegenion fungeert, en waarvan de invloed groter blijkt te zijn in niet polaire solventen (2) de aard van het solvent en (3) de aard van het nucleofiel. Aan de hand van voorgestelde methodologie zal nagegaan worden hoe DFT reactiviteitsindices en meer courant gebruikte eigenschappen zoals ladingen en dipolen variëren in functie van verschillende solventen, metalen en conformaties. In tweede instantie zal de reactie met een aantal eenvoudige electrofielen worden bestudeerd. Hierbij stellen we voor om voor verschillende enolaten, met verschillende tegenionen en verschillende solventen de C vs. O alkyleringen te bestuderen voor verschillende substraten, zoals voorgesteld in Schema 1 (a). Een tweede sterk gerelateerd testsysteem betreft de studie van gehalogeneerde azaallyl anionen (5), voorgesteld in Schema 1 (b). . Deze verbindingen worden bekomen na deprotoneren van het imine (4) met een sterke nietnucleofiele base zoals lithium diisopropylamide. Verdere reactie met een elektrofiel geeft aanleiding tot gefunctionaliseerde ?-haloimines 6, welke belangrijke bouwstenen vormen binnen de organische chemie. De conformaties van deze azaallylanionen, namelijk indien E of Z conformaties worden geprefereerd, de positie van de substituenten op de stikstof en de coördinatie met verschillende metalen, is tot dusver niet gekend. Er zijn bovendien duidelijke indicaties dat het solvent een belangrijke rol speelt in de stereochemie van deze componenten. Naar analogie met het eerste testsysteem zal nagegaan worden hoe DFT reactiviteitsindices en andere eigenschappen variëren in functie van verschillende solventen, tegenionen en conformaties om vervolgens reacties met een aantal eenvoudige electrofielen te bestuderen. Organisaties: • Scheikunde
Onderzoekers: • PAUL GEERLINGS • Frank DE PROFT
VIB-Grootschalige genetische benadering voor moleculaire karakterisering van autosomaal recessief-Charcot-MarieTooth ziekte. Universiteit Antwerpen Abstract: VIB-Grootschalige genetische benadering voor moleculaire karakterisering van autosomaal recessief-Charcot-Marie-Tooth ziekte. Organisaties: • VIB DMG - Neurogenetica
Onderzoekers: • Albena Jordanova
Renovatie van 19de-eeuwse glasoverkappingen: het gebruik van structureel glas als versterkingsstrategie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoek maakt gebruik van de hernieuwde kennis rond structureel glas en glasoverkappingen om de glaskoepels uit de 19de eeuw compatibel te maken met de huidige veiligheidscodes, comfort (dubbel glas) en structurele integriteit (sterkte, stijfheid en stabiliteit). Organisaties: • Architectonische ingenieurswetenschappen
Onderzoekers: • INE WOUTERS
Moleculair biologisch onderzoek van HSPB8 mutaties in relatie tot erfelijke motorneuron aandoeningen. Universiteit Antwerpen Abstract: De centrale onderzoeksvraag is waarom mutaties in HSPB8 selectief de perifere neuronen treffen, terwijl andere lichaamscellen, waarin eveneens het mutant HSPB8 voorkomt, gespaard blijven. De sHSPs kunnen de cel in stress situaties beschermen door: (1) te binden met foutief opgevouwen proteïnen, (2) te interfereren met apoptose en (3) het cytoskelet te stabilizeren. De effecten van de mutaties op de functie en de interactie-eigenschappen van HSPB8 zijn nog niet volledig opgehelderd. Mutaties in sHSPs kunnen deze bindingseigenschappen beïnvloeden en op die manier de vorming van proteïneaccumulaties (aggregaten) induceren. De biologische relevantie van aggregaatvorming geassocieerd met mutant HSPB8 werd echter nog niet in vivo bevestigd. Het is mogelijk dat de vorming van proteïneaggregaten veranderingen induceert in het neurofilament netwerk en in het axonaal transport. Het axonaal transport in de perifere neuronen is essentieel om het vervoer van proteïnen, organellen en vesikels langsheen de microtubuli naar en van het cellichaam te verzekeren. Omdat de spinale motorneuronen de langste axonen bezitten die de meest distale spieren innerveren, kan er verwacht worden dat veranderingen in het axonale cargo transport kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van een perifere neuropathie. Desondanks het feit dat de studie van vernoemde biologische processen in celculturen nuttige informatie kan opleveren, zijn diermodellen essentieel om een beter inzicht te krijgen in de pathomechanismen, en om het effect van mogelijke therapeutica te bestuderen. Bovendien geeft een diermodel, waaronder een muismodel, de mogelijkheid om de twee belangrijkste celtypes betrokken in perifere neuropathieën, de perifere neuronen/axonen en de myeliniserende Schwanncellen, te onderzoeken. Organisaties: • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Joy Ijeoma Irobi-Devolder
Het einde van de secularisering? Charles Taylor en Marcel Gauchet over de betekenis van het religieuze in een geseculariseerde wereld. Universiteit Antwerpen Abstract: De confrontatie tussen Gauchet en Taylor gaat uit van de volgende onderzoeksvraag : wat is de cultureel-maatschappelijke betekenis (de 'plaats') van het religieuze in de seculiere wereld? Doelstelling van deze vraag is de aard van de spanningsverhouding te expliciteren zoals die zich vandaag voordoet tussen de religieuze ervaring die wordt uitgedrukt in termen van het heilige, het goddelijke en het transcendente enerzijds en het voortschrijdende proces van secularisering anderzijds. De actualiteit van deze vraag staat buiten kijf : de vraag naar de plaats en de betekenis van het religieuze in onze samenleving komt onder meer tot uitdrukking in de hernieuwde belangstelling voor de religie, het hoofddoekendebat, het fenomeen van het oplaaiend fundamentalisme, de individuele zoektocht naar extreme of bijzondere ervaringen, en dergelijke. Bovendien is een gepaste maatschappelijke reactie op deze verschijnselen gebaat met een zo genuanceerd mogelijk inzicht in de onderliggende historische processen en filosofische betekenissen. Gauchet noch Taylor gaan aan genoemde thema's voorbij ¿ wel integendeel : hun reflecties vertrekken juist van de vaststelling dat het religieuze in een seculiere wereld blijft voortbestaan. Deze problematiek is niet bijkomstig in hun filosofisch werk, maar vormt er het kernstuk van en ze wordt bovendien op een wetenschappelijk vernieuwende manier uitgewerkt : beide auteurs verleggen de
uitgangspunten van het klassieke seculariseringsdebat zowel door hun breed historisch perspectief op de rol van de religie in de samenleving als door hun antropologisch-sociologische aanpak. Organisaties: • Centrum voor Europese Filosofie
Onderzoekers: • Walter Van Herck • Guido Vanheeswijck
Smart-eye-D: Haalbaarheidsstudie naar de mogelijkheid om radiografiebeelden van schilderijen met een verhoogd absorptiecontrast te registreren. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project willen we nagaan of het mogelijk is om de kwaliteit van radiografiebeelden, vergaard van 18-20e eeuwse schilderijen, te verbeteren. Hiervoor zijn we op zoek naar een methode die kleine absorptiecontrastverschillen, die tot nog toe onzichtbaar blijven, kan visualiseren. Organisaties: • AXES • Chemometrie (Mitac 3)
Onderzoekers: • Pierre Van Espen
Ontwikkeling van nieuwe analytische strategieën voor de directe analyse van archeologisch materiaal Universiteit Gent Abstract: Dit project beoogt de ontwikkeling van analytische methodes, voornamelijk op basis van laser ablation - ICP-massaspectrometrie, voor de quasi niet-destructieve element- en isotopische analyse van archeologische materialen (zonder voorafgaandelijke digestie). Prehistorische rotsschilderingen, pre-Romeins en middeleeuws keramiek en Romeinse munten, alle afkomstig uit Spanje, werden als artefacten geselecteerd. De interpretatie van de aldus verkregen gegevens zal in samenwerking met archeologen gebeuren. Organisaties: • Vakgroep Analytische chemie
Onderzoekers: • Frank Vanhaecke
Ontwikkelen en valideren van een instaptoets voor de cursus Maatschappelijke Oriëntatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Om de reeds verworven competenties van inburgeraars te screenen ervaart de Vlaamse overheid de nood aan een instaptoets, zodat een inburgeringstraject op maat en zo doelgericht en efficiënt mogelijk kan verlopen. Het onderzoeksproject heeft tot doel een instaptoets te ontwikkelen en te valideren op een wetenschappelijk verantwoorde wijze. De instaptoets moet meer specifiek aangeven in welke mate de module Maatschappelijke Oriëntatie dient te worden gevolgd door een nieuwe inburgeraar. Organisaties: • EduBROn
Onderzoekers: • Rita Rymenans • Sven De Maeyer
Macrofagen als mediatoren van protectieve auto-immuniteit. Universiteit Hasselt Abstract: Dit project is erop gericht de invloed van macrofaag-fenotypes, gevormd onder neuro-inflammatoire condities, op oligodendrocyten en Tcel reacties te onderzoeken, waarbij de door macrofagen geproduceerde factoren worden geïdentifeerd en gevalideerd. Deze doelstelling wordt bereikt door de volgende vraagstellingen te beantwoorden: 1) Welke wijze van macrofaag-activatie is het meest protectief voor oligodendrocyten? 2) Hoe moduleren de macrofaag-fenotypes auto-reactieve T-cell responsen? 3) Wat is de identiteit van de protectieve factoren, gesecreteerd door macrofagen? Samengevat zullen wij in deze studie, die gebaseerd is op recente ontwikkelingen binnen het MS onderzoek, de beschermende potentie van macrofagen tijdens neuro-inflammatie bestuderen. Dit onderzoek maakt gebruik van vernieuwende technieken en bouwt verder op voorgaande studies in ons laboratorium. De bekomen resultaten zullen mogelijk leiden tot nieuwe inzichten in de pathologie van MS en tot de identificatie van nieuwe beschermende eiwitten. De moleculaire mechanismen en therapeutische waarde van de geïdentificeerde protectieve factoren zullen in vervolgstudies verder worden onderzocht. Uiteindelijk kan dit werk van groot belang zijn voor de ontwikkeling van nieuwe therapieën voor MS. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Jerome HENDRIKS
Een flexibele methode voor het modelleren van niet-normale hierarchische gegevensstructuren Universiteit Hasselt Abstract: In dit project stellen we een flexibel modelleringskader voor niet-normale hiërarchische gegevens voor, dat zowel rekening houdt met (1) clustering (normale random-effecten) als met (2) overdispersie in de gegevens. In dit project wensen we een algemeen, flexibel model te formuleren, voor willekeurige data types, dat beide fenomenen samen toelaat. Naast modelformulering zal er aandacht zijn voor verscheidene schattingsmethoden in inferentiële routes. Het voorgestelde model zal aangewend worden in drie voorname gebieden, alle behorend tot de kern-onderzoekslijnen van CenStat op het vlak van biostatistiek en bioinformatica: (1)onvolledige gegevens; (2)evaluatie van surrogaatrespons in meta-analyse van gerandomizeerde klinische studies; (3)complexe surveys, toxicologische en andere biofarmaceutische experimenten en hoog-dimensionale data-structuren. De methodologie zal worden toegepast op gegevens uit een waaier van klinische, biofarmaceutische, epidemiologische en sociaal-wetenschappelijke gebieden. Organisaties: • Centrum voor Statistiek • Centrum voor Statistiek
Onderzoekers: • Geert MOLENBERGHS
Luchtverontreiniging door fijne stofdeeltjes en merkers van inflammatie en hemostase bij oudere personen met diabetes. Universiteit Hasselt Abstract: Doelstellingen: 1. Het bestuderen van de kortetermijneffecten van fijne stofdeeltjes op pulmonale en cardiovasculaire parameters (endotheel en plaatjesfunctie) bij personen met diabetes en ouderen waarbij parameters worden gemeten bij dezelfde persoon tijdens verschillende seizoenen en tijdens periodes met relatief hoge en lage concentraties aan fijn stof in de buitenlucht. 2. Nagaan of personen met diabetes die medicatie met een anti-inflammatoire werking nemen (o.a. stanines) minder gevoelig zijn voor de effecten van luchtverontreiniging (indien hiervoor de power groot genoeg is). Onze doelgroep behelst relatief gezonde personen met diabetes die regelmatig op de diabetesconsultatie van Gasthuisberg komen. Exclusiecriteria omvatten actief roken, ernstige cardiovasculaire complicaties en astma. Ouderen worden gerekruteerd via service-flats waarbij een veldlaboratorium ter plaatsen zal worden ingericht. Organisaties: • Milieubiologie • Centrum voor Milieukunde
Onderzoekers: • Tim NAWROT
Functionale studie van HDAC repressorcomplexen die een rol spelen tijdens fibrose en cirrose van de lever. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Fibrotische aandoeningen worden gekarakteriseerd door littekenvorming ten gevolge van een overmatige productie en afzetting van extracellulaire matrix. De overgang van quiescente naar geactiveerde stellaatcellen is de dominante factor in lverfibrogenese en cirrose. Histon deacetylase inhibitoren (HDAC-Is) kunnen het activeringsproces van stelaatcellen remmen. Het moleculaire mechanisme van deze inhibitie van stellaatcelactivatie door HDAC-Is is slechts gedeeltelijk gekend. Dit project heeft als objectief om stellaatactivatie in vitro en in vivo te remmen door specifiek één of meerdere HDACs of HDAC complexen te inhiberen. We gaan HDAC-complexen indentificeren en karakteriseren die van belang zijn tijdens stellaatcelactivatie in vitro? Hun functie tijdens deze activitie zal onderzocht worden door gebruik te maken van siRNAs (in vitro) en shRNAs (in vivo) gericht tegen individuele HDACs en HDAC-complex componenten. Voor dit laatste zulle, stellaatcelspecfieke lentivirale vectoren ontwikkeld worden die we kunnengebruiken in het CCI4 geïnduceerde leverfibrose model in de muis. Dit zal leiden tot de identificatie van potentiële transcriptiefactorcomplexe, die belangrijk zijn tijdens de lever fibrogenese. Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • Leonardus VAN GRUNSVEN
Biodiversiteit en fylogenie van de Typhloplanidae Graff, 1905 (Rhabdocoela: Dalytyphloplanida) Universiteit Hasselt Abstract: Met ongeveer 300 gekende soorten vormen de Typhloplanidae één van de soortenrijkste families binnen de vrijlevende platwormen. Het is echter niet de grote hoeveelheid aan soorten die deze groep zo interessant maakt, maar wel het feit dat zij een grote verscheidenheid vertoont voor wat betreft de morfologie en de ecologie van de verschillende soorten. De meeste soorten komen uitsluitend in het zoetwater voor, terwijl andere enkel in het mariene milieu worden teruggevonden. Interessanter is echter dat er heel wat soorten zijn die zich aangepast hebben aan een leven in semi-terrestrische habitats, wat zeer uitzonderlijk is voor vrijlevende platwormen. Verschillende soorten hebben ook een permanent samenlevingsverband opgebouwd met ééncellige groenwieren, die intern in het lichaam van het dier leven (endosymbiose). Tenslotte komt de groep over de hele wereld verspreid voor, wat vragen oproept omtrent het ontstaan van deze wereldwijde verspreiding, vermits de dieren niet in staat zijn om zich over verre afstand te verplaatsen. Meerdere groepen binnen de Typhloplanidae staan ook bekend om het feit dat soorten op basis van morfologische kenmerken haast onmogelijk te onderscheiden zijn. Dit hindert in grote mate een grondige studie van deze interessante dieren, zowel voor wat betreft ecologie als biodiversiteit. Een grondige moleculair gebaseerde studie dringt zich op. Een laatste interessant punt is dat verschillende soorten blijkbaar een zeer grote verspreiding kennen, en op verscheidene continenten worden teruggevonden. Vermoedelijk handelt het hier niet om één soort, maar om meerdere, morfologische niet te onderscheiden soorten (zogenaamde cryptische biodiversiteit), wat de groep bijzonder interessant maakt voor de evaluatie van DNA-barcoding, een hot-topic binnen het moderne biodiversiteitsonderzoek. In dit project worden drie doelstellingen nagestreefd: 1. Door middel van fylogenetische analyses het evolutief ontstaan nagaan van de wereldwijde verspreiding, de verschillende habitatkeuzes en het ontstaan van de endosymbiose met groenwieren binnen de Typhloplanidae. 2. Een kader opstellen, gebaseerd op moleculaire merkers en morfologie, om soorten binnen problematische groepen te herkennen. 3. Door middel van de studie van een aantal kosmopoliete soorten nagaan of er inderdaad sprake is van cryptische biodiversiteit, en een evaluatie maken van de bruikbaarheid van DNA-barcoding bij platwormen. Om tot bevredigende resultaten te komen zullen de analyses gebeuren op een zo groot mogelijk aantal soorten, die op verschillende plaatsen dienen verzameld te worden. Dit zal ongetwijfeld leiden tot de ontdekking van heel wat nieuwe soorten, die in meerdere publicaties beschreven zullen worden. De analyses zullen bovendien gebeuren in een gecombineerd morfologisch-moleculaire benadering, waarbij meerdere genen gebruikt zullen worden. Het moleculair fylogenetisch onderzoek, gekoppeld aan een ecologische vraagstelling zoals boven weergegeven, en het DNA-barcoding luik, zijn momenteel hot-topics in het modern fylogenetisch onderzoek, en kunnen ongetwijfeld leiden tot meerdere publicaties in toptijdschriften. Een kwantitatief zowel als kwalitatief hoogstaande output is dan ook verzekerd. Organisaties: • Dierkunde: Biodiversiteit en Toxicologie • Centrum voor Milieukunde
Onderzoekers: • Tom ARTOIS
Titel: Integratie van de semantiek van events, processen en taken overheen requirements engineering lagen Universiteit Gent Abstract: In dit project wordt een enterprise-architectuur methode ontwikkeld voor kleine en middelgrote ondernemingen. Deze methode, CHOOSE, bestaat uit een eenvoudige modelleertaal, richtlijnen om deze te gebruiken en een verzameling van softwareapplicaties om CHOOSE modellen te ontwikkelen en te beheren. Organisaties: • Vakgroep Beleidsinformatica en Operationeel beheer
Onderzoekers: • Geert Poels
Interacties tussen herpesvirussen en cellulaire signalisatiewegen, en de consequenties hiervan voor immuno easie en viraal spreiden Universiteit Gent Abstract: Virussen zijn obligaat intracellulaire pathogenen. Om te kunnen vermeerderen in cellen, om te kunnen spreiden naar andere gastheercellen en om uitschakeling door het immuunsysteem uit te stellen of te omzeilen hebben virussen diverse, grotendeels ongekende interacties ontwikkeld met de cellulaire signalisatiewegen. Doel van dit project is om meer inzicht te verkrijgen in deze interacties voor herpesvirussen. Organisaties: • Vakgroep Virologie, parasitologie en immunologie
Onderzoekers: • Herman Favoreel
De bevoogding nabij? Het spanningsveld tussen pedagogisering en commercialisering in de leefwereld van kinderen. Over kinderen en gezonde voeding. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoeksproject vertrekt vanuit de economische (het kind als consument) en politieke (het kind als partciciperend burger) veranderingen die zich in de tweede helft van de twintigste eeuw in onze Westerse samenleving rond het kindzijn hebben voorgedaan. Steunend op het paradigma van de Sociology of Childhood en zijn methodologische consequenties en via de inbreng van een historische dimensie wil deze studie vanuit een kindgericht perspectief de implicaties in kaart brengen van deze veranderingen voor zowel de huidige vormgeving aan het kindzijn als voor de actuele leefwereld van kinderen. Deze studie beoogt zo een wetenschappelijke bijdrage te leveren aan meer empirische kennis over de relatie tussen kind, opvoeding en cultuur. Deze probleemstelling zoals gearticuleerd in het goedgekeurde FWO-project werd intussen geoperationaliseerd naar een studie van het discours omtrent gezondheid van en naar kinderen toe, waarbij toegespitst wordt naar het discours omtrent gezonde voeding. Onderzocht wordt (1) hoe pedagogische én commerciele actoren via reclame- en voorlichtingscampagnes kinderen aanspreken met betrekking tot hun visie over gezonde voeding en (2) hoe kinderen hier zelf mee omgaan. Daarbij staat de beleving van het "kindzijn" centraal en worden kinderen aanzien en benaderd als ervaringsdeskundigen. Hiertoe zal op representatieve wijze onderzocht worden wat gezondheid en meer bepaald gezonde voeding betekenen voor Vlaamse kinderen, welke hiervoor hun informatiebronnen ziin en hoe zij zelf omgaan met de spanning tussen de commerciele en eerder pedagogische gezondheidsboodschappen in hun leefwereld. Organisaties: • Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • KATIA SEGERS
COCARDE (Koud water karbonaatreservoirsystemen in de diepzee) Universiteit Gent Abstract: COCARDE is een FWO-ICA (International Co-ordination Action) ter ondersteuning van het gelijknamig internationaal netwerk, onder de auspiciën van IOC-UNESCO. COCARDE beoogt een brug te slaan tussen academisch en industrieel onderzoek op koud-water carbonate mounds, evenals tussen onderzoek van de actuele diepzee carbonate mounds en fossiele mounds. Organisaties: • Vakgroep Geologie en bodemkunde
Onderzoekers: • Jean Henriet
De diagnostische uitdaging van de beeldvorming van het dorsoproximale aspect van het kogelgewricht bij het paard Universiteit Gent Abstract: De beeldvorming van het dorso-proximale aspect van het kogelgewricht bij het Belgisch Warmbloed paard, stelt ons voor een diagnostische uitdaging. Het doel van deze studie is het optimaliseren van onze diagnostische vermogens dmv een uitdieping van onze kennis van de anatomische distinctieve kenmerken van deze zoneop radiografie, echografie en artroscopie, waarbij macroscopische bevindingen en histopathologie als referentie worden gebruikt. Organisaties: • Vakgroep Medische Beeldvorming van de Huisdieren en Orthopedie van de Kleine Huisdieren
Onderzoekers: • Jimmy Saunders
Wetenschap op je bord: een breed wetenschapspopulariserend en ?commnicerend evenement over wetenschap en voeding Universiteit Gent Abstract: Dit projectvoorstel valoriseert de wetenschappelijke expertise omtrent voeding aanwezig binnen verschillende faculteiten van de universiteit Gent. De resultaten, afkomstig uit verschillende en zeer diverse wetenschappelijke disciplines, werd op een populariserende manier aan het grote publiek voorgesteld door middel van een tentoonstelling en talrijke randactiviteiten. Organisaties: • Vakgroep Fysica en Sterrenkunde
Onderzoekers: • Jean Henriet • Yvan Houbaert • Danny Segers • Katrien Strubbe • Frank Devlieghere • Bruno De Meulenaer
Lokale en systemische effecten van verhoogde metaalconcentraties op Arabidopsis thaliana: integratie van genexpressie en wortelgroei in een mono- en multipollutiecontext ter bepaling van moleculaire parameters met ecologische relevantie. Universiteit Hasselt Abstract: De doelstelling van dit project is de preciezere bepaling van de rol van een aantal genen die in de transcriptoomanalyse naar voor gekomen zijn, waarbij ook het fysiologisch/ecologische aspect aan bod zal komen. De studie zal verder uitgebreid worden door ook Zn op de nemen, vermits Zn meestal samen met Cd voorkomt in vervuilde bodems.In gepubliceerde studies worden planten meestal blootgesteld aan één enkel metaal. Vermits Cu en Zn redox-actief zijn en daardoor direct oxidatieve stress veroorzaakt, is het interessant een vergelijking te maken van de specifieke moleculaire responsen die de verschillende metalen veroorzaken, zowel afzonderlijk als in een multipollutiecontext. De uitkomsten van het project. De preciezere bepaling van de rol van genen in de moleculaire en cellulaire mechanismen van metaaltoxiteit is interessant vanuit fundamenteel
biologisch standpunt. Er zal bijkomende kennis vergaard worden betreffende reactie van de plant op verschillende metalen en specificiteit van de onderliggende signalisatiemechanismen in een multipollutiecontext. Vermits een aantal genen en mutanten bestudeerd kan worden , kan een hiërachie van de responsen opgesteld worden. Dit sluit aan bij de "forward genetics approach" en draagt bij tot het ophelderen van vroege responsen op metaalstress. Het bestuderen en vergelijken van de effecten van Cd, Cu en Zn tesamen is een meer realistische situatie naar de problematiek van vervuiling toe. De mogelijkheid bestaat om de resultaten te valideren op een aantal gekarakteriseerde vervuilde bodems, en voor de expressie van orthologe genen in planten die zouden gebruikt kunnen worden als alternatieve gewassen op deze bodems (vb. populier). Dit kan bijdragen tot het onderzoek naar monitoring van vervuiling en fytoremediatie, een speerpunt van het onderzoek binnen de groep milieubiologie. Organisaties: • Milieubiologie • Centrum voor Milieukunde
Onderzoekers: • Tony REMANS
Epidermale neurobiologie: de zoektocht naar endocannabinoïd signaling. Vrije Universiteit Brussel Abstract: C- Methode en objectieven: In Vivo modellen: knockout dieren Huid stress modellen: Muizen epidermis zal onderworpen worden aan 4 types van stress modellen:Acute barrière stress: barrièrebeschadiging zal geïnduceerd worden door tape-stripping van het SC.. Chronische barrière stress: tape-stripping twee maal daags van het SC kan verder aanleiding geven tot epidermale hyperplasie, wat hyperproliferatieve huidaandoeningen als psoriasis nabootst. Irritatieve en contact dermatitis: om huidinflammatie uit te lokken. Knockout muismodellen om Endocannabinoïden te onderzoeken: Ten minste 4 types muismodellen onderzoeken specifiek al de hogergenoemde pathways. CB1 ko muizen werden gecreëerd in het laboratorium van Catherine Ledent (ULB, Erasmus). CB2 en TRPV1 ko dieren zijn beschikbaar in het Jackson laboratorium en CB2 ko kweken op dit moment in het VUB animalarium. Dubbele CB2-CB1 ko worden verkregen vanuit de respectievelijke kolonies aan de ULB. PPAR-? deficiënte dieren zijn voorhanden in het VA medisch centrum, University of California San Francisco. Doelstelling 1: Bepalen van de relatie tussen EC signaling en SC Barrière Functie/Lipiden (Ceramide) Inhoud/Epidermale Differentiatie. Nagaan hoe de EC signaling pathway bijdraagt tot de barrièrepermeabiliteitsfunctie. Zowel ko als wt dieren zullen onderworpen worden aan acute en chronische barrière stress zoals hoger vermeld. Functioneel onderzoek zal uitgevoerd worden gebruik makend van de volgende parameters als een alomvattende karakterisering van de epidermale functie: Transepidermaal waterverlies (TEWL), een meting voor cutane barrièrepermeabiliteitsfunctie, dit wordt gemeten met een TEWAmeter (Courage en Khazaka, Cologne, Duitsland). Barrièreherstel wordt bepaald na herhaaldelijk aanbrengen van cellofaanplakband (Scotch type, 3M) tot het TEWL 6-8 mg per cm2 per uur bereikt. Barrièreherstel wordt verkregen door het meten van TEWL 3 en 6 uur na de barrièrebeschadiging. SC integriteit wordt gedefiniëerd als het aantal tape-strippings dat nodig is om een specifieke toename in TEWL te verkrijgen, cohesie van het stratum corneum wordt gedefiniëerd als de hoeveelheid proteïnen die verwijderd worden bij elke tape-stripping. De proteïne inhoud per stripping wordt gemeten met de Bio-Rad Assay Kit (Hercules, CA), dewelke gebruik maakt van runderplasma ?-globulin als standaard. Oppervlakte pH wordt gemeten met een vlakke glazen elektrode van Mettler-Toledo (Giessen, Duitsland), dewelke bevestigd is op een pH meter (Skin pH Meter pH 900, Courage en Khazaka, Cologne, Duitsland). De morfologische basis van de geöbserveerde variaties in permeabiliteitsfunctie in de huidbiopten van zowel ko als wt dieren wordt bekeken met electronenmicroscopische analyse. De stalen worden versneden op <0.5 mm2, gefixeerd in gemodifiëerd Karnovsky's fixatief overnacht, en post-gefixeerd in zowel ruthenium tetroxide als 2% waterig osmium tetroxide, die beiden 1.5% kaliumferrocyanide bevatten. Na fixatie, worden alle stalen gedehydrateerd in graduele ethanol oplossingen, en ingebed in een Epon-epoxy mengsel. Ultradunne secties worden onderzocht, al dan niet gebruik makend van contrast met loodcitraat, in een electronenmicroscoop (Zeiss 10A; Carl Zeiss, Thornwood, NY) die functionneert op 60 kV. Vervolgens zullen we de epidermale morfologie onderzoeken om de staat van proliferatie/differentiatie te identifiëren in zowel ko als wt dieren. Om proliferatie versus terminale differentiatie na te gaan, worden paraffine coupes gekleurd met respectievelijk PCNA en TUNEL. We bekijken de epidermale dikte om epidermale proliferatie op te sporen en we zullen op zoek gaan naar tekens van inflammatie (bv. dermaal infiltraat, epidermale spongiose, parakeratose). Om epidermale differentiatie te onderzoeken, zullen paraffine coupes gekleurd worden met de merkers filaggrine, loricrine en involucrine. Bijkomende Western blott analyse voor de hoger vermelde differentiatiemerkers zal uitgevoerd worden op proteïnenextracten en subcellulaire fracties (cytoplasma, membraan, signal en nucleus) van epidermale keratinocyten. Nagaan of barrière status op zich EC vrijzetting en metabolisme regelt. In dit deel kijken we of de productie of het metabolisme van EC geregeld wordt door de staat van de barrière in ko en wt muismoddellen onderhevig aan acute barrière stress. In modellen onderhevig aan acute barrière stress zullen we Tissues (30-45 mg wet weight/data point) waarbij Anandamide en 2-AG gekwantificeerd worden met gas chromatografie-massa spectrometrie zoals eerder beschreven (23). Nagaan of EC metabolisme en pathway geassocieerd is aan lipiden synthese/verwerking afwijkingen. Als EM analyse abnormaliteiten in SC lipiden morfologie (onvolledige verwerking) of inhoud (verminderde lipiden secretie) aan het licht brengt, zullen we verder gaan kijken naar de activiteit van de lipiden-verwerkende enzymen met behulp van zymografie en de epidermale lipideninhoud meten. Zymografische metingen van ?- glucocerebrosidase (?-GlcCer'ase) en acidic sphingomyelinase (aSMase) zullen uitgevoerd worden in situ op vriescoupes van huidbiopten voor en na epidermale stress. Voor Lipiden analyse, worden alle lipiden geëxtraheerd uit het biopt en de scheiding van de aparte fracties gebeurt door high-performance thin-layer chromatografie (HPTLC), gevolg door een kwantificatie met scanning densitometrie.. Nagaan of psychologische stress (PS) de tolerantie aan barrière stress verergert of doet toenemen in EC pathway deficiënte dieren. We zullen bekijken of EC signaaloverdracht PS medieert in epidermale keratinocyten. PS inhibeert epidermale lipiden synthese, wat leidt tot een vermindering in de produktie van lamellaire bodies (LB) bij normale muizen. Hoewel dit pathogenetisch mechanisme aanleiding geeft tot barrière-abnormaliteiten en een afwijkende SC integriteit/cohesie in normale muizen, is deze vermindering in lipiden synthese/LB productie toe te schrijven aan een toename in endogene glucocorticoïden (GC) waarden. De rol van EC in deze afwijkingen is nog niet opgehelderd en kan bijdragen tot de neurologische respons van keratinocyten op psychologische downstream gebeurtenissen. Nagaan van het effect van EC signaling in cultuur gebrachte humane keratinocyten (CHK): Het CHK cultuur systeem zal gebruikt worden om het downstream effect van EC pathways activatie/inhibitie na te gaan met behulp van CB receptor agonisten/antagonisten of inhibitoren van FAAH of 2AG. Een lijst van de nodige moleculen om deze pathways te onderzoeken zijn online te vinden: http://www.tocris.com/pharmacologicalBrowser.php?ItemId=4983. Aangezien calcium een grote rol speelt in signaaloverdracht en differentiatie bij keratinocyten, zullen we in levende cellen, gebruik makend van in vivo beeldvorming (zie Hercules project VUB), de intracellulaire Ca2+ responsen nagaan met Fluo-4 calcium indicator (Invitrogen). Kinase activatie assays zullen uitgevoerd worden met Western blot technieken met de geschikte antilichamen gericht tegen een panel van kinases waarvan men verwacht dat zij een rol spelen in EC signaling. Initiëel zullen we de betrokken kinases identificeren met Pro-Q® Diamond Phosphoprotein Gel Staining Kit (Invitrogen). Deze technologie voorziet in een methode die selectief fosfoproteïnen kleurt in polyacrylamide gellen om de doelkinasen te visualiseren. RNA expressie als gevolg van specifieke differentiatieinducerende transcriptiefactoren (bv. AP1, keratin en cyclin D1) zullen gevolgd worden met RTPCR. Doelstelling 2: Bepalen van de relatie tussen EC pathway en de inductie van inflammatie. Nagaan of hapteenblootstelling inflammatie uitlokt in ko muizen. We zullen 8 weken oude ko en wt muizen gevoelig maken aan hapteenblootstellingen om de mogelijkheid te testen dat genetische defecten in EC pathway voldoende zijn om inflammatie in de huid uit te lokken. Om blootstelling aan andere omgevingsantigenen en pathogenen tot een minimun te herleiden, worden deze muizen in SPF condities gehuisvest. We zullen ko en wt muizen gevoelig maken aan oxazolone (Ox) (4-ethoxymethylene-2-phenyl-2-oxazolin-5one, SIGMA), om dan een op atopische dermatitis (AD)-gelijkende dermatose uit te lokken door het herhaaldelijk aanbrengen van lage dosissen Ox. Om tot sensibilisatie te komen, wordt 2% Ox aangebracht op het abdomen in een 4:1 aceton/olijfolie vehiculum. Nagaan welke EC pathways de drempel tot het ontwikkelen van inflammatie zullen doen toenemen of afnemen in het Irritatieve en Contact Dermatitis Model. Zes tot Acht weken oude mannelijke en vrouwelijke CD1 muizen en/of ko muizen zullen gebruikt worden in een irritatief en contact dermatitis (ICD) protocol studie. ICD wordt geïnduceerd door één enkele topische applicatie van 10 ?l 0.03% (wt/vol. in aceton) 12-Otetradecanoylphorbol- 13-acetate (TPA) op de binnen- en buitenkant van het linker oor van de mannelijke muizen. Het rechter oor wordt behandeld met vehiculum (aceton) alleen. Verandering in drempelwaarde van inflammatie na het aanbrengen van verschillende dosissen van het forbol ester TPA (dosis-respons) zal nagegaan worden op
basis van de dikte van het oor (gemeten met calipers), gewicht van het oor en de uitgebreidheid van de dermale inflammatie op histologische coupes (visuele bepaling van het infiltraat). Deze studies zullen aantonen of er een verschuiving gebeurt in de dosis-respons curve voor het uitlokken van inflammatie bij blokkade van één van de mechanismen Organisaties: • Specialiteiten (KNO, Dermatologie, Oftalmologie, Psychiatrie) • Huidfunctionaliteit en permeabiliteit
Onderzoekers: • DIANE ROSEEUW • Jean-Pierre HACHEM
Synthese, decoratie en biologische evaluatie van nieuwe geanelleerde purines. Universiteit Antwerpen Abstract: Synthese, decoratie en biologische evaluatie van nieuwe geanelleerde purines. Organisaties: • Organische synthese
Onderzoekers: • Bert Maes • Tom Rauws
De rol van gephyrine en de membraanheterogeniteit op het gedrag van de glycerinereceptor Universiteit Hasselt Abstract: Dit is een aanvraag voor een IWT-specialisatiebeurs voor de periode 01.01.2007 tot 31.12.2008. Het betreft onderzoek naar "De rol van gephyrine en de membraanheterogeniteit op het gedrag van de glycinereceptor" en zal uitgevoerd worden door Smisdom Nick binnen het instituut BIOMED. De membraanheterogeniteit zal het diffusiegedrag van de glycinereceptor beinvloeden en mogelijk leiden tot anomale diffusie. De binding van de glycinereceptor met gephyrine zal niet alleen een effect hebben op het diffusiegedrag maar mogelijk ook clustering induceren.Het diffusiegedrag zal worden nagegaan met verschillende microfluorimetrische technieken: fluorescence recovery after photobleaching, raster image correlation spectroscopy en single particle tracking. Tevens zal de mogelijke clustering worden nagegaan met atomic force microscopy. Het onderzoek gebeurt in samenwerking met onderzoeksgroepen van de KULeuven, UGent en de Universite de Liege. Organisaties: • Biofysica • Fysiologie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Marcel AMELOOT • Jean-Michel RIGO
Optimalisatie en toepassing van "full-field" X-stralen fluorescentie beeldvorming als kwantitatieve analysemethode. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • AXES
Onderzoekers: • Pierre Van Espen • Koen Janssens
Binnenhuis risicofactoren voor respiratoire aandoeningen bij kinderen: ontwikkeling en toepassing van niet-invasieve biomarkers. (ANIMO - tweede fase) Universiteit Antwerpen Abstract: Respiratoire aandoeningen bij kinderen behoren tot de onderzoeksprioriteiten in milieu en gezondheidsprogramma's. Biomonitoring in kinderen stelt een aantal specifieke problemen zoals verzamelen van biologische stalen, onderzoek van blootstelling en gezondheidseffecten en ethische aspecten. Het doel van dit project is de ontwikkeling van niet-invasieve biomerkers die toegepast kunnen worden in kinderen en die toelaten om schadelijke effecten aan de luchtwegen in een vroege fase op te sporen zodat preventieve maatregelen kunnen worden genomen vooraleer er een duidelijk ziektebeeld ontstaat. Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Kristine Desager
Geneste modellering van de Groenlandse ijskap ter ondersteuning van de datering en interpretatie van de NEEM ijskern (NEEM-B) Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1. Achtergrond en belang van het project Sinds de eerste ijskernen geboord werden in de jaren '60 (Camp Century en Byrd) heeft het ijskernonderzoek een cruciale plaats verworven in onze kennis van Laatquartaire klimaatsveranderingen. De actuele stand van dit onderzoek op de Groenlandse ijskap uit zich nog het best in de gedetailleerde ijskernen die geboord werden op Summit (GRIP - Greenland Ice core Project - en GISP2 - Greenland Ice Sheet Project 2) en in NGRIP (NorthGRIP), cf. Dansgaard et al. (1993) en NGRIP project members (2004). De meest spectaculaire bevinding van Groenlandse ijskernen is het besef dat de laatste glaciale periode gekenmerkt werd door plotse en abrupte klimaatsschommelingen op een duizendjarige tijdschaal welke bekend zijn geworden onder de naam Dansgaard-Oeschger events. Het begrijpen van de oorzaken van deze snelle klimaatsschommelingen, en de implicaties daarvan voor het toekomstige klimaat, is één van de centrale onderwerpen in de studie van het klimaat en heeft beduidende implicaties voor het beleid. Desondanks de grote betekenis van bestaande Groenlandse ijskernen lijden zij allen aan hetzelfde euvel: geen van deze ijskernen werpt een klaar licht op het klimaat van het laatste interglaciaal 115000 tot 130000 jaar geleden welke periode ook bekend staat als het Eemiaan. Ijs uit het Eemiaan is aanwezig in de ijskernen die geboord werden op Summit maar is sterk verstoord. Het Eemiaan is onvolledig vanwege te veel basaal smelten in de NGRIP ijskern en is veel te dun voor klimaatstudies in de Camp Century ijskern. Het laatste interglaciaal is nochtans een cruciale periode om de processen van klimaatsverandering beter te begrijpen omdat deze periode een analogie vormt voor de huidige opwarming van de aarde, zij het dat zijn oorzaak ontegensprekelijk van natuurlijke oorsprong is. Klimaatsreeksen uit mariene en terrestrische sedimenten suggereren dat het Eemiaan in Groenland tot 5°C warmer zou geweest zijn dan vandaag. Op die manier kan deze periode ons iets leren over wat er mogelijk op komst is onder de toekomstige klimaatsomstandigheden die geprojecteerd worden. In het bijzonder suggereren een aantal modelstudies dat de Groenlandse ijskap volledig zou verdwijnen onder zulke warmere omstandigheden aan een snelheid die afhangt van de duur en de sterkte van de opwarming (Huybrechts et al.,
1991; Huybrechts en de Wolde, 1999; Cuffey en Marshall, 2000; Greve, 2000; Huybrechts, 2002; Gregory et al., 2004; Otto- Bliesner et al., 2006). De nieuwe North Greenland Eemian Ice Drilling (NEEM) site (77.5°N, 50.9°W, 2650 m boven zeeniveau) werd geselecteerd op basis van beschikbare data van oppervlaktehoogte, ijsdikte, en ijsradarmetingen als de meest geschikte plaats om een ongestoorde klimaatsreeks te vinden van het Eemiaan en de vorige ijstijd. De NEEM site ligt ongeveer 300 km ten noorden van de NGRIP site langsheen de ijsscheiding in een gebied met een eerder lage accumulatie en een redelijk vlakke bodemtopografie. De ijsdikte werd met een radar vastgesteld op 2542 m. Eerste ruwe inverse modelresultaten geven aan dat het Eemiaan zal kunnen gevonden worden op een diepte tussen 2265 en 2345 m met een gemiddelde jaarlijkse laagdikte van 7 mm, genoeg voor een betekenisvolle klimaatsreconstructie (Buchardt en Dahl-Jensen, 2008). De NEEM klimaatsrecord zal daarom een volledig interglaciaal kunnen afdekken van begin tot einde op een voldoende hoge resolutie in verschillende parameters. Bovendien zal de klimaatsreeks kunnen bevestigen of het inderdaad gevoelig warmer was gedurende deze periode en of er snelle klimaatsveranderingen in zulk een warmer klimaat voorkwamen. Dit moet toelaten een precieser beeld te krijgen van het gedrag van de Groenlandse ijskap in een warmer klimaat. Tevens zullen de gegevens aan het licht brengen of er Dansgaard-Oeschger gebeurtenissen plaatsvonden tijdens de vorige glaciale periode. De bevindingen van de NEEM ijskern zullen ook toelaten om klimaatsvariaties uit het huidige en vorige interglaciaal in verband te brengen met voorspelde scenarios voor de opwarming van de aarde. Een correcte interpretatie van klimaatsreeksen uit ijskernen veronderstelt een gepaste oplossing voor twee fundamentele problemen. Ten eerste is het sleutelprobleem van elke klimaatsreconstructie een accurate datering. Het tweede probleem volgt onmiddellijk uit de dynamica van de ijskap zelf over de gehele periode die afgedekt wordt door de ijskern. Bovenal heeft de oppervlaktehoogte waarop de ijsdeeltjes oorspronkelijk werden afgezet wijzigingen ondergaan als gevolg van veranderingen in de accumulatie, de ijstemperatuur, de ijskapuitbreiding, de horizontale ijsvloei, en mogelijk nog andere factoren (Huybrechts, 2002). Zulke oppervlaktewijzigingen veroorzaken afwijkingen in de temperatuursreeks die uit de ijskern gewonnen wordt. Die afwijkingen zijn niet aan het klimaat gerelateerd en dienen derhalve zo nauwkeurig mogelijk bepaald te worden. Bovendien ligt de NEEM site op de ijsflank langs de as van een zwakhellende rug. Het gevolg daarvan is dat het ijs in de ijskern niet lokaal werd afgezet maar afkomstig is van een plaats stroomopwaarts. Dieper ijs in de kern kwam daarom van een steeds hogere, en dus koudere, plaats op de ijskap. Ook kan men redelijkerwijs veronderstellen dat de Groenlandse ijskap tijdens het Eemiaan een andere geometrie vertoonde dan de huidige. Op basis van momenteel beschikbare modelberekeningen van de Groenlandse ijskap (bv. Cuffey en Marshall, 2000) is het onwaarschijnlijk dat de huidige geometrie en oppervlaktehoogte van toppen en ijsscheidingen bewaard is gebleven tijdens het Eemiaan. Deze beperkingen bemoeilijken de interpretatie van de ijskern. Dit vraagt om ijsdynamische modellering uitgaande van geofysische waarnemingen zowel van de ijskern zelf als van zijn omgeving. 2. Methodologie Onze benadering om de chronologie en de niet klimaatsgebonden temperatuursafwijkingen te bepalen bestaat erin om de geschiedenis van de ijskap en de ijsstroming te reconstrueren over ten minste de gehele tijdsspanne die door de ijskern wordt afgedekt. Deze procedure wordt uitgevoerd over het gehele gebied waar de ijsdeeltjes uit de NEEM ijskern worden verondersteld afgezet geweest te zijn. Wij zullen daarom een hoge-resolutie hogere-orde ijsvloeimodel voor het NEEM gebied nesten in een veelomvattend driedimensionaal thermomechanisch stromingsmodel van de gehele Groenlandse ijskap. Het gereconstrueerde hoge-resolutie driedimensionale snelheidsveld van een voorwaarts experiment met het geneste model zal daarom gebruikt worden in een Lagrangiaans achterwaarts opsporingsalgorithme om de trajectories van de ijsdeeltjes te achterhalen vanaf de plaats en het tijdstip van afzetting. Deze informatie kan onmiddellijk in verband gebracht worden met een hele reeks spatio-temporele parameters die nodig zijn voor een correcte interpretatie van de ijskern. De procedure levert onmiddellijk de diepte-ouderdom verdeling, de oppervlakteomstandigheden tijdens de afzetting van de ijsdeeltjes, alsmede een hele reeks relevante parameters zoals de initiële jaarlijkse laagdikte. De procedure is in staat om volledig rekening te houden met tijdsafhankelijke veranderingen in zulke cruciale parameters als de ijsdikte, richting van de ijsvloei, vloeisnelheid, accumulatie, en basaal smelten. De grootschalige component van het geneste model is een bestaand veelomvattend Groenlands ijsstromingsmodel (Huybrechts en de Wolde, 1999; Huybrechts, 2002). Dit model zal gedraaid worden op een horizontale resolutie van 20 km (mogelijk 10 km) met 30 lagen in de verticale en 9 lagen in de bodem voor de berekening van de warmtegeleiding in de aardkorst. Dit model bevat componenten die de stroming van gegrond ijs en basaal glijden beschrijven volgens de gangbare vereenvoudigingen in de 'shallow-ice' benadering, alsmede de reactie van de vaste aarde en de massabalans op het contactoppervlak tussen ijs en atmosfeer. De belangrijkste inputs van het model zijn het oppervlakteklimaat (massabalans en oppervlaktetemperatuur), de geothermische warmteflux en de zeespiegelstand die de kustlijn en de waterdiepte rond het continent bepaalt. Het smelt- en afstromingsmodel is gebaseerd op de positive-degree-day methode, en houdt rekening met processen die smeltwater vasthouden in de sneeuwlaag en met herbevriezing van smeltwater (Janssens and Huybrechts, 2000; Hanna et al., 2005). In dit project zal het grootschalige model verder verfijnd worden door de laatste gegevens in de datasets te verwerken voor oppervlaktehoogte, ijsdikte, bodemtopografie en neerslag. Gezien het belang van basaal smelten voor het vinden van oud ijs, wat grotendeels afhangt van de geothermische warmteflux, zal getracht worden om verschillende ruimtelijke verdelingen voor deze parameter in de berekeningen te betrekken in plaats van uit te gaan van een constante waarde (Huybrechts, 1996; Shapiro en Ritzwoller, 2004; Greve, 2005). De huidige versie van het grootschalige Groenlandmodel gaat uit van een Euleriaanse beschrijving om een eerste schatting te maken van de ouderdoms- en isotopenverdeling in het ijs (Huybrechts, 1994). Zuivere Lagrangiaanse benaderingen werden ontwikkeld en uitgetest in eerder werk (Rybak en Huybrechts, 2003) maar vertonen gekende gebreken vanwege de spreiding van de tracers in het bijzonder dicht bij de bodem. Binnen dit project zullen we de tracer module verder verbeteren door over te gaan op een semi-Lagrangiaanse benadering (Clarke en Marshall, 2002; Clarke et al., 2005). Het fijnschalige model is gebaseerd op de hogere-orde code van Pattyn (2003). Dit model omvat zowel longitudinale als transversale gradiënten in het krachtenevenwicht. Deze bijkomende termen verbeteren de snelheidsoplossing op ijsscheidingen, in de omgeving van de ijsrand en in gebieden met uitgesproken reliëf of hoge snelheidsgradiënten. Deze termen zijn ook vereist voor een meer realistische oplossing op numerieke roosters met een horizontale resolutie van de orde van de ijsdikte. In dit project zullen we voortbouwen op een verder ontwikkelde versie van deze code op basis van een staggered-grid benadering van het numerieke schema om gekende convergentieproblemen onder bepaalde omstandigheden te omzeilen (Bert De Smedt en Oleg Rybak, persoonlijke mededeling). Het lokale ijsstromingsmodel zal geïmplementeerd worden op een horizontale resolutie van 2 km of minder met 100 lagen in de verticale. In eerste instantie zullen experimenten uitgevoerd worden met een voor de hand liggend koppelingssschema in de neerwaartse richting tussen het grootschalige en fijnschalige model. De uitwisseling van informatie tussen beide modellen zal vooreerst volgens de anomaliemethode plaatsgrijpen (Huybrechts et al., 2007). Niettegenstaande zijn verdere ontwikkelingen gepland met tweezijdige koppelingsschema's waarin de snelheidsoplossing in het lokale hoge-resolutie model kan terugkoppelen op de grootschalige ijsstroming. Naast de chronologie en de niet klimaatsgebonden temperatuursafwijkingen van de NEEM ijskern zal het geneste model ook de gepaste variabelen berekenen om het vervormingsgregime op verschillende diepten en op verschillende plaatsen in de Groenlandse ijskap te karakteriseren. Zoals het geval was in andere studies (Marshall en Cuffey, 2000) zal dit toelaten om de risico's van verstoringen in de ijsstroming en eventuele onderbrekingen in de ijskern beter in te schatten. Vooral in de lagen dicht bij de bodem kunnen zulke verstoringen ontstaan door migratie van de ijsscheiding en de daarbij horende veranderingen van het vloeiregime. De tijdsafhankelijke modellering zal voortdurend worden verfijnd in functie van de beschikbaarheid van nieuwe meetgegevens van de boring zelf en van het omliggende gebied. Fijnschalige radarprofielen zowel vanuit de lucht als van op het ijsoppervlak zijn reeds beschikbaar voor de NEEM site. Deze gegevens zullen verder verwerkt worden om reconstructies van de bodemtopografie en de interne gelaagdheid te verbeteren zowel rond het boorgat als langsheen de vloeilijn tussen NEEM en NGRIP. Het semi-permanente NEEM kamp werd reeds geïnstalleerd gedurende de zomer van 2007. Daarenboven voerde het Alfred-Wegener-Institut für Polar- und Meersforschung (AWI) een oppervlaktetraverse uit tussen NGRIP en NEEM langsheen de ijsscheiding om met Ground Penetrating Radar (GPR) interne reflectors te karteren tot op een diepte van 40 m. Deze zullen dienen om de accumulatie in het gebied beter te evalueren. Het AWI team zette onderweg ook GPS balisen uit om oppervlaktehoogten en stroomsnelheden te meten, en boorde verschillende ondiepe boorkernen tot een diepte van ongeveer 70 m aangevuld met metingen in sneeuwkuilen. Tenslotte zullen we het 3-D thermomechanische stromingsmodel van de Groenlandse ijskap opnieuw laten lopen over de laatste twee glaciale cycli om de evolutie van de gehele ijskap en de implicaties voor het globale zeeniveau terug te evalueren. Deze experimenten zullen gebruik maken van verbeterde klimaatsforceringen van de NEEM ijskern zelf en zullen tevens gebruik kunnen maken van verbeterde schattingen van de geothermische warmteflux en van het verband tussen accumulatie en temperatuursverandering zoals afgeleid uit de veldwaarnemingen. Er kan verwacht worden dat deze experimenten meer klaarheid zullen scheppen in de cruciale vragen over het lot en de stabiliteit van de Groenlandse ijskap gedurende het Eemiaan en tijdens de snelle klimaatsveranderingen gedurende de glaciale perioden.
Organisaties: • Geografie
Onderzoekers: • PHILIPPE HUYBRECHTS
Opheldering van het genetisch defect in sporadische melorheostosis en onderzoek naar de specifieke functie van LEMD3 in bothomeostase Universiteit Gent Abstract: In dit project zal getracht worden om het genetische defect voor sporadische vomren van melorheostosis op te helderen. Tevens beogen we meer inzichten te verwerven in de preciese rol van LEMD3 in TGFbeta/BMP signalisatie en regulatie van botdensiteit. Dit onderzoek zal gebeuren met behulp van yeast two hybrid experimenten, ChIP-seq, een transgeen muismodel en whole-exome sequenering. Organisaties: • Vakgroep Pediatrie en genetica
Onderzoekers: • Geert Morthier • Jan Hellemans
Het constitutief gedrag van granulaire grond onder herhaalde dynamische belastingen Universiteit Gent Abstract: Het doel van dit project is de ontwikkeling van gevorderde numeriieke methodes voor de berekening van het dynamisch gedrag van grond, onderhevig aan een dynamische belasting van lage amplitude. In tegenstelling tot fenomenologische modellen wordt in dit project een micromechanische aanpak gevolgd voor de modellering van granulaire gronden. Verder wordt een homogenisatie-aanpak gevolgd, wat de bereknening van zettingsproblemen van funderingen op macromechanische schaal toelaat. De ontwikkeling van deze innovatieve constitutieve modellen wordt ondersteund door laboratoriumexperimenten, met aandacht voor zowel de micro- als macromechanische schaal. Organisaties: • Vakgroep Civiele techniek
Onderzoekers: • Wim Haegeman
Metrisch gegenereerde theorieën. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het hoofdthema van het project is de ontwikkeling van een functionele aanpak van topologie in het kader van metrisch gegenereerde theorieën, die we recent in "metrically generated theories, proc. Amer. Math. Soc., 133,1547-1556, 2005" bestudeerden om een zicht te krijgen op de gemeenschappelijke aspecten van een aantal veel gebruikte catego¨rieën in Analyse en topologie, die alle op natuurlijke wijze met metrieken verbonden zijn. Dit thema sluit aan bij een recente stroming in de categorische topologie, waarbij een categorie uitgerust wordt met een natuurlijke klasse van gesloten morfismen. Hierdoor worden de objecten in de categorie in zekere zin ruimten en kan een topologische studie uitgevoerd worden. We steunen ons hierbij op recent werk van Clementino, Giuli, Tholen, een aanpak die zeer vruchtbaar gebleken is o.a. voor de studie van compactheid, lokale compactheid en separatie en zowel voor objecten als voor morfismen. In de context van metrisch gegenereerde categorieën zijn er natuurlijke klassen van gesloten morfismen voorhanden. Met deze methode bestuderen we eerst separatie en het epimorfismen probleem dat er aan gelinkt is. Vervolgens ontwikkelen we een compactheids- en compleetheidstheorie voor metrisch gegenereerde constructs en voor belangrijke voorbeelden zoals de construct van approach ruimten in het bijzonder. Organisaties: • Wiskunde
Onderzoekers: • EVA COLEBUNDERS
Computationeel modelleren van materialen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Theorie van de gecondenseerde materie
Onderzoekers: • Francois Peeters
Match of mismatch? Een kosten-batenanalyse van maternale effecten bij kanaries (Serinus canaria). Universiteit Antwerpen Abstract: Ondanks het vele onderzoek naar de functie van maternale hormonen bij vogels, werden de gevonden kosten en baten tot nog toe enkel vanuit het perspectief van het jong en onafhankelijk van de opgroeiomgeving beschreven. Een gevonden effect zou echter in de ene omgeving positief kunnen zijn, maar in een andere omgeving juist negatief. Het is dus belangrijk om in dergelijke experimenten ook met de omgevingsafhankelijkheid rekening te houden. Hiernaast dienen ook de hieraan verbonden consequenties voor de ouders in acht genomen te worden. Wat optimaal is voor de ouders is immers niet noodzakelijkerwijs optimaal voor de jongen. Mogelijkerwijs is een omgevingsafhankelijke hormoondepositie de optimale strategie van de moeder ter maximalisatie van haar fitness. De adaptieve waarde van de hormoondepositie kan dus pas in deze bredere context bepaald worden. Organisaties: • Ethologie
Onderzoekers: • Marcel Eens • Jonas Vergauwen
De invloed van klimaatverandering op de koolstof- en broeikasgasbalans van een model-laagveen. Universiteit Antwerpen Abstract: Temperatuursstijging en grondwaterdaling zijn twee belangrijke factoren van global change en beiden hebben een belangrijke invloed op de koolstof- en broeikasgasbalans van veenbodems. Dit project werd opgezet om na te gaan hoe temperatuur en grondwaterstand deze balansen beïnvloeden. Daarnaast besteden we ook speciale aandacht aan de onderliggende processen van de methaan- en lachgasemissies en hoe deze processen beïnvloed worden door veranderingen in temperatuur en grondwaterstand. Aan de Universiteit Antwerpen werd een experimenteel platform gebouwd met negen groeikamers. Elke groeikamer bevat vier mesokosmossen,
gevuld met veen. In deze mesokosmossen wordt het waterniveau geregeld. Van april tot november staat het grondwater 5, 10, 17 of 24 cm onder het maaiveld. Tijdens de overige zes maanden verhogen we het grondwaterniveau met 10 cm (behalve voor het hoogste grondwaterniveau, waar de stijging slechts 5 cm bedraagt). In elke groeikamer wordt de temperatuur geregeld: drie kamers De broeikasgasemissies (CO2- CH4- en N2Oemissies) worden op regelmatige tijdstippen gemeten. Daarnaast bepalen we ook alle componenten van de koolstofbalans (DOC, POC, VOC and DIC), een aantal componenten van de stikstofbalans (NO3-, NH4+, DON and DIN) en verscheidene belangrijke parameters, zoals zuurstofconcentratie, temperatuur en bodemvochtgehalte. Bovendien meten we ook de CO2- CH4- en N2O-concentraties op verschillende dieptes in de bodem. Via deze gegevens komen we meer te weten over de onderliggende processen van de verschillende broeikasgasemissies. Naast dit mesokosmosexperiment voeren we ook enkele nevenexperimentjes uit waarin we de onderliggende processen van de CH4-productie en oxidatie en van de N2O-productie in detail bestuderen. In deze experimentjes testen we eveneens enkele experimentele procedures. Tenslotte bepalen we de fractionatiefactoren (voor 13C) van de twee voornaamste CH4-productiewegen en van de CH4-oxidatie. Organisaties: • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Ivan Janssens • Sara Vicca
Bacteriële virulentie als nieuw doelwit voor protease remmers. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project stelt als doel meer inzicht te verwerven in de rol en toepasbaarheid van protease (DPP4) inhibitoren bij bacteriële infecties. De proof-of-concept wordt uitgewerkt aan de hand van Porphyromonas gingivalis modellen, waarbij volgende specifieke objectieven en werkpakketten worden vooropgesteld: 1. Ontwikkeling van in vitro en in vivo virulentiemodellen voor P. gingivalis. 2. Evaluatie van enzym remmers met gezuiverd recombinant P. gingivalis DPP4. 3. Evaluatie van DPP/protease remmers in bacteriële in vitro en in vivo modellen. 4. SAR en optimalisatie van de gevonden "lead compounds". 5. Biochemische karakterisatie van "lead compound" - doelwit enzym interacties. Organisaties: • Laboratorium voor Microbiologie, Parasitologie en Hygiëne (LMPH)
Onderzoekers: • Louis Maes • Pieter Paula Frans Van Der Veken • Anne-Marie Lambeir • Koen Augustyns • Paul F R C M Cos
Dynamische effecten in gekoppelde supergeleider-ferromagneet nanosystemen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het hoofddoel van dit project is het experimenteel en theoretisch onderzoeken van de fysische eigenschappen van gekoppelde, wederzijdig beïnvloedende supergeleider-ferromagneet nanosystemen. We zullen de verschillende invloeden onderzoeken van zowel de elektromagnetische koppeling als van de meer subtiele exchange koppeling. Hierin zal ook de terugkoppeling van de supergeleider naar de (zachte) ferromagneet vervat zitten. Complemetair theoretisch onderzoek zal verricht worden naar de studie van koude atomaire gassen, waarvan de fysische beschrijving vertaald kan worden naar S/F hybride systemen en omgekeerd. Organisaties: • Theorie van kwantumsystemen en complexe systemen
Onderzoekers: • Jacques Tempere
Functionele testbatterij ter evaluatie van de activiteit van het autonome zenuwstelsel en de cardiorespiratoire reflexen bij patiënten met chronische aandoeningen Universiteit Gent Abstract: Patiënten met chronische aandoeningen ondervinden een versneld optreden van kortademigheids tijdens minimale fysieke inspanning. De onderliggende oorzaken van een toegenomen ventilatoir antwoord op inspanning zijn multifactorieel (cardiovasculair, pulmonair, musculair, autonoom-neurologisch of neurohormonaal). De aangevraagde apparatuur moet ons in staat stellen om de belangrijkste mechanismen, die aan de oorzaak liggen van de afgenomen ventilatoire efficientie op een niet-invasieve manier te analyseren. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Johan De Sutter • Daniël De Wolf
Geavanceerde thermale analyse Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het Advanced Thermal Analysis onderzoek van de onderzoeksgroep FYSC focust op een bijdrage tot de internationale vooruitgang van thermische analyse voor de karakterisering vanmaterialen, en specifiek op toepassingen van Modulated Temperature (DSC) (MTDSC), lokale thermische analyse (Micro-TA and Nano-TA), (ultra)snelle thermische analyse (Rapid-scanning DSC and Chip Calorimetry) en hybride thermische analyse technieken (Rheo-DSC). Het werk omvat de ontwikkeling van instrumenten, het bestuderen van instrumenten, hun ijking en verificatie, en de experimentele exploitatie ervan voor de studie van materialen op basis van polymeren. Dit werk wordt ondersteund door modellering van warmte-overdracht met behulp van eindige elementen methoden. Organisaties: • Fysische Scheikunde en Polymeren
Onderzoekers: • GUY VAN ASSCHE • BRUNO VAN MELE
Onderzoek en kwalitatieve digitale ontsluiting van de eerste Belgische fotografietijdschriften 'Bulletin belge de Photographie' en het 'Bulletin de l'Association Belge de Photographie'. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project onderzoekt de kwalitatieve digitalisering van de eerste Belgische fotografietijdschriften 'Bulletin belge de Photographie' en het 'Bulletin de l'Association Belge de Photographie'. De resultaten uit het onderzoek worden gebundeld in een kwalitatief lessenpakket, syllabus en een e- book dat wordt aangeboden aan specifieke vakbibliotheken en musea om de informatie toegankelijk te maken voor verder onderzoek.
Organisaties: • Overheid en Recht
Onderzoekers: • Herman Van Goethem
Adaptie en soortvorming bij eencellige algen en hun interactie met ecologie Universiteit Gent Abstract: De populatiestructuur van microwieren en hoe populatiedifferentiatie uiteindelijk kan leiden tot soortvorming worden onderzocht. Hiertoe wordt bij natuurlijke populaties populatiedifferentiatie bepaald, via experimentele evolutie adaptatiesnelheid nagegaan en gevolgen op gemeenschapsniveau bekeken. Tenslotten wordt bij nauwverwante soorten nichedifferentiatie en de evolutie van reproductieve barrière nagegaan. In parallel hiermee worden sex- en mating type gerelateerde genen geïdentificeerd en hun evolutie bepaald. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Wim Vyverman
Militaire bezetting als transnationale vorm van politiek. Een sociale en culturele geschiedenis van het Duitse bezettingsbestuur in België tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project wordt het Duitse bezettingsbestuur in België tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog van binnenuit, als een onderling samenhangende en in de maatschappij ingebedde politieke structuur bestudeerd. Door daarbij een intertemporeel comparatief perspectief te hanteren wil het gelijkenissen, continuïteiten en verschillen tussen beide besturen blootleggen. In algemenere termen wil het op die manier inzichten verschaffen in de geschiedenis van het militair bezetten als een specifieke vorm van politiek. Daarbij wordt uitgegaan van het gegeven dat bezettingsbesturen transnationale politieke organisaties zijn: zij opereren buiten de politieke en maatschappelijke context van de overheden waaraan zij ondergeschikt zijn, en moeten dus zowel tegenover de politieke overheden van hun thuisland als tegenover de bevolking in het bezette land legitimiteit verwerven. Dit project tracht deze processen van legitimiteitsverwerving op het spoor te komen door heel concreet in te zoomen op de sociale samenstelling en cohesie van de bezettingsbesturen en op de interactie van deze bezettingsbesturen met de bevolking van het bezette land. Het situeert zich op het kruispunt tussen politieke, sociale en culturele geschiedenis, maar gebruikt bovendien inzichten uit de organisatiesociologie en uit de culturele antropologie. Op methodologisch vlak zullen prosopografie, netwerkanalyse en discoursanalyse met elkaar worden gecombineerd. Organisaties: • Power in History - Centrum voor Politieke Geschiedenis
Onderzoekers: • Herman Van Goethem • Marnix Beyen
Gecombineerde stille spraak- en emotieherkenning. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project willen we de opgedane kennis inzake gecombineerde stille emotie- en spraakherkenning verwerken in een publiceerbare paper. Voorts zullen we een doctoraatsvoorstel uitschrijven waarin dit onderwerp verder zal uitgediept worden. De vraag naar stille herkenning wordt steeds groter vanuit verschillende sectoren, zoals de zorgsector, educatieve, info- entertainment en beveiligingssector, vandaar dit onderzoek. De resultaten van de voorbije 3 jaar vooronderzoek in deze materie zullen gecombineerd worden in een softwareapplicatie die de technologische werking aantoont. Organisaties: • Individueel onderzoek IOIW
Onderzoekers: • Jozef Colpaert
Vergelijkende studie van C-H...pi en C-H...n waterstofbruggen gevormd tussen diverse aromatische modelsystemen en de verdovingsgassen halothaan en sevofluraan. Universiteit Antwerpen Abstract: Infiormatie omtrent zwakke moleculaire interacties tussen klassieke verdovingsgassen en (hetero)aromatischemodelsystemen worden genalyseerd via een combinatie van infrarood- en Raman spectroscopie enerzijds en vloeibare edelgasoplossingen anderzijds. De gegevens leveren informatie omtrent de interacties tussen de verdovingsgassen en aromatische substituenten in eiwitten en andere biomoleculen Organisaties: • Cryospectroscopie
Onderzoekers: • Wouter Herrebout
Van risicobeoordeling tot risicomanagement in het kader van microbiologische voedeselveiligheid: Listeria monocytogenes en Campylobacter Universiteit Gent Abstract: Het projectvoorstel richt zich op het volgende 1. Wat zijn geschikte methoden om variabiliteit en onzekerheid te beoordelen en 2. Hoe moet/kan de sensitiviteitsanalyse in de risicobeoordeling worden uitgevoerd; 3. De voorgestelde aanpak illustreren met twee case studies: L. monocytogenes (nabesmetting in productieproces met mogelijke groei bij koeling) en Campylobacter sp (zoônotische pathogeen met enkel mogelijkheid tot overleving en geen groei). 4. Hoe kan deze opgebouwde kennis nuttig zijn om informatietransfer tussen risicobeoordeling en risicomanagement te bewerkstelligen Organisaties: • Vakgroep Voedselveiligheid en Voedselkwaliteit
Onderzoekers: • Mieke Uyttendaele • Frank Devlieghere
Gevangeniscultuur, druggebruik en drughandel in 3 Vlaamse gevangenissen Universiteit Gent Abstract: Dit kwalitatief onderzoeksproject onderzoekt de rol en betekenis van (zowel legaal als illegaal) druggebruik en drughandel als aanpassingsstijl of copingsstrategie van gedetineerden binnen de gevangenis. We onderzoeken daarbij ook de individuele achtergrondkenmerken van gedetineerden, de contextuele factoren die daar een invloed op hebben en de aanwezigheid van een 'gevangenencultuur'.
Organisaties: • Vakgroep Strafrecht en criminologie
Onderzoekers: • Tom Decorte
VIB-Functionele implicaties van RAB7-mutaties in de pathogenese van een ulcero-mutilerende neuropathie Universiteit Antwerpen Abstract: VIB-Functionele implicaties van RAB7-mutaties in de pathogenese van een ulcero-mutilerende neuropathie Organisaties: • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Katrien Janssens • Vincent Timmerman
Identificatie en functionele evaluatie van Arabidopsis metacaspase substraten Universiteit Gent Abstract: Dit project ambieert een bijdrage te leveren in het onderzoek naar de functionaliteit van de metacaspasen in planten. Hiertoe zullen volgende concrete doelen nagestreefd worden: - Een gedetailleerde fenotypische en moleculaire analyse van transgene planten met verstoorde expressie niveaus van AtMC9 en AtMC4. De identificatie en validatie van chemische inhibitoren van type-II metacaspase-activiteit. - Proteoomwijde identificatie van eiwitsubstraten voor AtMC9 en AtMC4. - Functionele analyse van AtMC9/4 substraten. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Frank Van Breusegem • Kris Gevaert
Perifere stents: design onderzoek met computersimulaties Universiteit Gent Abstract: Het stenten van bloedvaten, zoals de superficial femorale arterie (SFA), die onderhevig zijn aan zeer grote vervormingen blijven een probleem. Nitinol stents lijken de beste keuze voor deze letsels maar veel van deze stents falen door breuk. Het onderzoek richt zich op het bestuderen van deze faling om op die manier richtlijnen te formuleren voor SFA stenten Organisaties: • Vakgroep Mechanische constructie en productie
Onderzoekers: • Benedict Verhegghe • Matthieu De Beule
Validatie van kandidaat genen in granulosacel en eicel met voorspellend vermogen voor ontwikkelingscompetentie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Uiteenzetting van het voorgestelde project De onderzoeksgroep Follikel Biologie (FOBI), die bestaat uit 7 vorsers heeft vorige 2 jaren door middel van microarrays op precies geidentificeerde cellen uit ovariële follikelkweek een reeks specifieke gekende en nog ongekende genen geidentificeerd binnen de eicel en de granulosacellen die haar omringen. Thans is het werk van de verschillende vorsers toegespitst op de validatie van deze genen die wellicht een belangrijke rol kunnen gaan vervullen als merker voor ontwikkelingscompetente eicellen (deze die zullen kunnen een embryo vormen) en binnen de verbetering van kultuuromstandigheden. Deze validatie dient te gebeuren door kwantitatieve RT-PCR op een klein aantal cellen (enkele honderden granulosacellen uit 1 follikel) van individuele follikels die dagelijks in kweek worden gezet in microtiterplaat met vele honderden tegelijk. Daar het de ultieme bedoeling is van relaties te vinden in cumuluscel (= de granulosacellen die de eicel omringen) en de bijbehorende eicel, zijn de vorsers thans genoodzaakt veel tijd te spenderen aan het uitvoeren van de extracties van RNA uit deze cellen. De vorsers werken rond verschillende projekten die volgende thema's omvatten: 1. het opsporen van merkers in cumuluscellen die een voorspellende waarde hebben voor de eicelkwaliteit en de regulatie van eicelspecifieke groeifactoren. 2. de invloed van farmaca en kultuurmilieu componenten op het primaire imprintingspatroon in de eicel. 3. de karakterisatie van genen in cumuluscellen van follikelaspiraten van infertiele vrouwen die de follikelrijping en de eicelkwaliteit kunnen bepalen. In het kader van het derde thema worden ter gelegenheid van routine ICSI behandelingen binnen het UZ Brussel bij één enkele patiënte gewoonlijk een gemiddelde van 10-12 eicellen opgepikt. Van de overeenkomstige cumuluscellen dient het RNA liefst in één enkele manipulatie zo snel mogelijk geextraheerd te worden. Deze stap is zeer laborieus en onderhevig aan variabiliteit indien deze per follikel dient te gebeuren. Samengevat: het werken met een gerobotiseerd systeem dat de extracties voor zijn rekening kan nemen en het uitvoeren van de PCR stappen in één plaat kan de uitvoeringscapaciteit van de onderzoeksgroep sterk verhogen. Er wordt verwacht dat de repetitieve manipulaties op deze wijze zullen gehalveerd worden en dat door deze automatisering de reproduceerbaarheid van de analyses gevoelig zal verbeteren. Hierna worden de thema's van de lopende projecten, waarvoor de gevraagde apparatuur zal ingezet worden kort uiteengezet. Thema 1: Processen in cumuluscellen gerelateerd aan eicelkwaliteit bij muis en mens Doel is het wetenschappelijk onderbouwen van de verschillen in genexpressie in de CC gerelateerd aan eicelkwaliteit die gevonden werden met behulp van RNA microarrays. Het project spitst zich toe op genen die verband houden met Ca2+-gerelateerde processen. Calcium en inositol 1,4,5,-trifosfaat (IP3) hebben een direct effect op de eicelcompetentie en beïnvloeden de steroïdogenese tijdens de follikulo-luteale transitie (Webb-2002,Amano- 2005). Bijgevolg zou het calcium metabolisme een merker kunnen zijn voor onder andere een verdere graad van differentiatie/luteïnisatie en eicelcompetentie of -maturiteit. (Veldhuis 1982, Younglai 2005). Verschillen in graad van follikelontwikkeling liggen aan de basis van eicelmaturatie verschillen. Dit kunnen we bevestigen door gebruik te maken van een goed gekarakteriseerd in vitro muismodel (Smitz en Cortvrindt 2002). In dit model worden individuele geïsoleerde vroeg preantrale follikels in cultuur gezet onder equivalente condities, waardoor er een synchrone ontwikkeling plaatsvindt gedurende 13 dagen. Hierdoor kan men de regulatie van de genen opvolgen tijdens de maturatie van de follikel en de eicel. Op deze wijze kan de invloed op het genexpressiepatroon ten gevolge van een verschil in follikelmaturatie (invloed van de grootte van de aangeprikte follikels) in kaart gebracht worden evenals de variatie in de tijd na toediening van de ovulatoire stimulus. De relevantie van de verschillen in genexpressiepatroon zal verder onderbouwd worden aan de hand van studies op proteïne-niveau met behulp van agonist en antagonist effect studies in het in vitro muismodel. De geselecteerde genen zullen aldus in vitro gemoduleerd worden om het effectief belang ervan na te gaan op eicelkwaliteit. In een tweede fase zal in de IVF-kliniek voor dit project een prospectieve studie opgezet worden. Deze zal voor de gekarakteriseerde genen de predictieve waarde, de patiënt-patiënt variatie en de invloed van stimulatieprotocols vastleggen. Dit onderzoek uitgevoerd op muis en mens zoekt een reeks genen met hoog predictief potentieel voor eicelkwaliteit en zal verwerkt worden tot een eicel kwaliteitstest. Om een geselecteerde genenpanel snel en efficiënt te kunnen valideren voor een cohorte eicel-cumulus complexen (gewoonlijk een 10- tal per patiënte) is een snelle, reproduceerbare en betrouwbare techniek noodzakelijk. Een automatisatie dringt zich dus op. Thema 2: Verstoring in imprintingspatroon na Medisch Begeleide Bevruchting: Studie naar de relatie tussen DNA methylatie in eicel en follikel cultuur omstandigheden in een muismodel. Om het hoofd te kunnen bieden aan de groeiende ongerustheid met betrekking tot imprinting stoornissen in kinderen die sporadisch zijn opgemerkt na geassisteerde voortplantingstechnologie, wensen we pro-actief de rol van wijziging in cultuurmedium en medicatie te onderzoeken in een goed gevalideerd diermodel. Het vermoeden is gerezen dat er een associatie bestaat tussen geassisteerde voortplantingstechnologie en aandoeningen met verstoorde imprinting in kinderen zoals het Beckwith-Wiedemann syndroom. Dit model kan een belangrijke rol spelen in de optimalisatie van in-vitro
cultuurcondities van eicellen en dus de efficiëntie en veiligheid van in-vitro fertilisatie met gekweekte eicellen verhogen, ook in humane reproductie. Imprinted genen hebben een regulerende functie in proliferatie en differentiatie van cellen en spelen een essentiële rol in o.a. embryo en placenta ontwikkeling, postnatale groei, tumorsuppressie en humane genetische aandoeningen (zoals Beckwith-Wiedemann syndroom). In de muis werd aangetoond dat imprinting op verschillende tijdstippen tijdens de oögenese (postnataal) wordt verworven voor de verschillende imprinted genen: DNA methylatie start voor sommige imprinted genen op een vroegtijdig tijdstip tijdens oögenese en voor andere later (in bijna volgroeide eicellen). Deze epigenetische modificaties gedurende oögenese zijn noodzakelijk voor embryo overleving a term. Wijzigingen in het imprintingspatroon kunnen aan de basis liggen van het lage rendement van in-vitro gegroeide embryo's, hetgeen voorkomt in alle species. Er werd eveneens aangetoond dat in-vitro maturatie (IVM) van eicellen in mens en muis kan leiden tot verstoorde DNA methylatie van imprinted genen. De epigenetische en fenotypische punten van overeenkomst in het Large Offspring Syndrome (LOS) na embryo cultuur (in schaap en rund) en Beckwith-Wiedemann syndroom kunnen wijzen op een gezamenlijk mechanisme. De hypothese werd naar voor gebracht dat de combinatie van methionine depletie van eicellen in vrouwen tegen de 40 jaar met een methionine-vrij embryo cultuur medium kan leiden tot een tekort aan methionine in pre-implantatie embryos, met als gevolg hypomethylatie van DNA thv imprint controle centra, verantwoordelijk voor BeckwithWiedemann syndroom. Literatuurgegevens wijzen erop dat de metabole weg van methionine een belangrijke rol speelt in DNA methylatie en mogelijk liggen wijzigingen ervan aan de basis van verstoorde imprinting in pre-implantatie embryo cultuur en IVM. Er zijn belangrijke verschillen in methionine concentratie in gecommercialiseerde media voor embryo cultuur. Superovulatie werd geassocieerd met verstoorde imprinting in eicellen bij de muis en de mens. De hoge dosissen toegediend follikel stimulerend hormoon (FSH) spelen dus mogelijk een rol in verstoorde imprinting in eicellen. Dit kan te wijten zijn aan een direct effect van FSH of aan een indirect effect door verhoogde oestrogenen. Er werd immers aangetoond in de muis dat perinatale blootstelling aan diethylstilbestrol, een synthetisch niet-steroïde oestrogeen, kan leiden to demethylatie van DNA ter hoogte van verschillende genen. Doel van de studie: Voor onze studie gebruiken we het muis follikel cultuur model van Cortvrindt en Smitz, dat toelaat op reproduceerbare wijze onvolgroeide eicellen (vroeg preantraal) in een tijdspanne van 14 dagen te laten uitrijpen tot fertiliseerbare eicellen. Tijdens deze fase treedt een methylatie op van de imprinted genen Snrpn, Peg3 en Igf2r. Dit follikel cultuur systeem is geschikt als bioassay om de effecten van cultuur condities op DNA methylatie van imprinted genen gedurende eicel groei en maturatie na te gaan. We willen de effecten thv Igf2r en Snrpn bestuderen, 2 genen die gemethyleerd worden tijdens de oögenese en die geassocieerd worden met aberrante imprinting na ART. Deze studie is innoverend omdat er totnogtoe nooit een directe relatie, maar slechts een associatie, is aangetoond tussen bovenstaande cultuurcondities gedurende oögenese en verstoorde imprinting. De in-vitro benadering is analytisch interessant omdat we op meer nauwkeurige en reproduceerbare wijze dan in-vivo de invloed van homocysteine, ammonium en FSH kunnen testen gedurende de verschillende stadia van eicelgroei en maturatie. Thema 3: Karakterisatie van genen in de cumuluscellen die een rol spelen in folliculogenese en oogenese en kunnen leiden tot het praktisch gebruik als merkers in de fertiliteitskliniek. Teneinde de keuze van het unieke embryo onder de cohorte van gevormde embryos te kunnen bepalen zijn er meer dan alleen morfologische merkers nodig. Een werkhypothese van ons laboratorium is dat de karakterisatie van genen in de eicelomringende cumuluscellen hier een oplossing zouden kunnen bieden. Deze hypothese werd reeds bevestigd door het werk van Mc Kenzie et al(2005) die 3 genen beschreef in cumuluscelbiopten genomen op het ogenblik van de eicelcollecte die een voorspellende waarde hadden voor de blastocystvormingscapaciteit. Thans hebben wij na microarray-analyse van gepoolde patientencumuli, die al dan niet aanleiding gaven tot een doorgaande zwangerschap een lijst van ongeveer 150 kandidaatgenen geselecteerd die mogelijks een voorspellende waarde hebben voor zwangerschap. Een 10-tal genen werden uitgekozen voor verder prospectief onderzoek op individuele cumulussen, waarvan we exact het verdere verloop van eicelontwikkeling zullen kennen. De strategie om te werken op muisfollikel kulturen -om de folliculaire groeifase beter te karakteriserenis gebaseerd op het feit dat we tijdens follikelgroei bij de mens geen mogelijkheid hebben om groeiende follikels aan te prikken om er cumuluscellen uit de isoleren. Uit de microarray analyse werden er ongeveer 200 genen weerhouden die een stijgend expressiepatroon vertonen in cumuluscellen gedurende de antrale groeifase. Deze genen behoren tot de volgende processen " cell-cell communication, metabolism, extracellular matrix processes, steroid metabolism and TGF-B signaling". Een deel van deze genen is nog niet gekend , andere zoals Epb4.1l3, Lgals4, Parp3 and Scn4 lijken een interessant expressieprofiel te vertonen en werden in 2007 verder onderzocht in nieuwe follikelkulturen die werden opgezet. De aanwezigheid en de expressie in-vivo werd ook nagegaan op proefdieren materiaal. Sommige van deze genen werden nog niet in het ovarium aangetoond, en blijken mogelijks een relatie te hebben met luteinisatie en/of eicel-overrijping. Deze genen zullen verder onderzocht worden op proteineniveau en hun regulatie zal nagegaan worden dmv follikelkulturen. We verwachten van op relatief korte termijn merkers te kunnen isoleren die een betere opvolging van de follikulaire groei mogelijk zullen maken en die een voorspellende waarde hebben naar de ontwikkelingscapaciteit van de bijbehorende eicel. Deze genen zouden de ontwikkeling van In-vitro maturatie van eicel-cumulus-complexen kunnen op een beter peil brengen en tevens de beslissing van welk embryo er dient teruggeplaatst worden vergemakkelijken. Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • JOHAN SMITZ
Genetische analyse van de rol van sFRP1 en 4 in de bothomeostase. Universiteit Antwerpen Abstract: Genetische analyse van de rol van sFRP1 en 4 in de bothomeostase. Organisaties: • Medische genetica van obesitas en skeletaandoeningen (MGENOS)
Onderzoekers: • Wim Van Hul • Eveline Boudin
Rol van angiogenese en angiogenetische groeifactoren (VEGF, PLGF) in portale hypertensie en fibrose vorming in diermodellen van cirrose, steatose en portale hypertensie Universiteit Gent Abstract: Modellen van portale hypertensie en cirrose worden gebruikt om de preventie en reversibiliteit van collateraalvorming (in perifeer, splanchnisch en pulmonaal gebied) na te gaan, door muizen te behandelen met anti-PLGF en door gebruik te maken van PLGF knock-out muizen. De fibrose vorming en de rol van hepatic stellate cellen in de angiogenese setting zal worden bestudeerd. In muismodellen van NASH wordt de rol van angiogenese in fibrose- en collateraalvorming in de verschillende stadia van steatose bestudeerd. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Isabelle Colle
Roosters van nanodeeltjes geproduceerd via de micel-methode voor de studie van proximity-effecten in hybride systemen gebaseerd op metallische, supergeleidende, magnetische en organische materialen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Elektronenmicroscopie voor materiaalonderzoek (EMAT)
Onderzoekers: • Gustaaf Van Tendeloo
Folaat stabiliteit in rijst: een moleculaire en analytische studie Universiteit Gent Abstract: Het doel van dit project is het ontwerpen van een prototype rijst met hoog folaat gehalte, stabiel bij kamertemperatuur over langere periodes, aan te tonen via quantitatieve analytische procedures. Bovendien zal dit project de fundamentele kennis in verband met de regulatie van folaatstabiliteit in planten door polyglutamylatie en folaatbindende eiwitten, verhogen. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Dominique Van Der Straeten
Het ontwikkelen en evalueren van in vitro HIV-1 mutanten met als doel de immunogeniciteit van het evelop eiwit te verhogen. Universiteit Antwerpen Abstract: Met als doel een immunogener Env te onwikkelen, wordt in dit project getracht CD4-independente virussen te genereren en resistentie te induceren tegen verschillenden entry/fusieinhibitoren. De hypothese is dat we het virus op deze manier dwingen zich meer "open" te stellen, waardoor er een betere blootstelling zal zijn van geconserveerde epitopen binnen Env, hetgeen de inductie van breed neutraliserende antilichamen zou vergemakkelijken. Organisaties: • Laboratorium voor Microbiologie, Parasitologie en Hygiëne (LMPH)
Onderzoekers: • Guido Vanham • Katrijn Grupping
Tekstreductie bij live ondertiteling met spraakherkenning. Universiteit Antwerpen Abstract: Schrijven met spraakherkenning is een erg waardevolle en snelle methode gebleken om live televisieprogramma's van (intralinguale) ondertitels te voorzien. Toch zorgen de vaak erg hoge spreeksnelheid van het te ondertitelen bronmateriaal en de beperkte leessnelheid van de kijkers ervoor dat er ingekort en aangepast moet worden. Dit onderzoek gaat op zoek naar de ideale reductiegraad voor de ondertiteling van live programma's. Aan de hand van twee opeenvolgende experimenten worden zowel productie als receptie van real-time ondertitels belicht. Organisaties: • Management
Onderzoekers: • Luc Van Waes • Mariëlle Leijten
Evaluatie van financiële rapportering aan de hand van anomalieonderzoek Universiteit Gent Abstract: De bedoeling van dit onderzoeksvoorstel is via diverse statistische methoden marktinefficiënties op te sporen die gebaseerd zijn op boekhoudkundige data. Deze anomalieën kunnen dan voorgelegd worden aan boekhoudregelgevers als domeinen waar de regelgeving kan verbeterd worden. Organisaties: • Vakgroep Accountancy en Bedrijfsfinanciering
Onderzoekers: • Philippe Van Cauwenberge
Verbetering van de spatiale informatie voor vlakken-gecollimeerde SPECT Universiteit Gent Abstract: SPECT beeldvorming door collimatie met roterende vlakken versnelt de beeldacquisitie door de verhoogde sensitiviteit. Dit gaat ten koste van de spatiale resolutie. Door vlakkencollimatie te combineren met elektronische Compton collimatie kan de resolutie verbeterd worden en alzo de scantijd effectief verkort worden. In dit project wordt de potentie van de door vlakken gecollimeerde Compton camera aangetoond aan de hand van een prototype. Organisaties: • Vakgroep Elektronica en informatiesystemen
Onderzoekers: • Stefaan Vandenberghe • Steven Staelens
Functionele in-vitro ligand binding en in-vivo beeldvorming van het opiaat- en serotonine-receptorsysteem in het kader van pijnbestrijding bij de hond Universiteit Gent Abstract: Onderzoek naar binding van ee opiaatligand op opiaatreceptoren (u) in het centraal zenuwstelsel met bedoeling de specifieke distributie en densiteit van u-receptoren aan te tonen bij de hond. Hiervoor wordt een in vitro opiaatradioligand aangemaakt, vervolgens worden de opiaatreceptoren aangetoond via SPET, alsook de binding ervan op serotoninereceptoren. Finaal wordt gekeken naar een mogelijke invloed van toedieningswijze op de binding. Organisaties: • Vakgroep Geneeskunde en klinische biologie van de kleine huisdieren
Onderzoekers: • Ingeborgh Polis
Moufang verzamelingen Universiteit Gent Abstract: Verder ontwikkelen van, de theorie van de Moufang verzamelingen, dit is een welbepaalde klasse van tweevoudig transitieve groepen, ingevoerd door Jacques Tits. Enerzijds de studie van de speciale Moufang verzamelingen en het zoeken naar alternatieve voorwaarden. Anderzijds het bestuderen van de gekende voorbeelden van Moufang verzamelingen, afkomstig van lineaire algebraïsche groepen, gebruik makend van meetkundige en algebraïsche technieken.
Organisaties: • Vakgroep Wiskunde
Onderzoekers: • Hendrik Van Maldeghem • Tom De Medts
STADiUM : Software Technology for Adaptable Distributed Middleware. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hedendaagse gedistribueerde softwaresystemen zijn uiterst heterogeen, dynamisch en op grote schaal verspreid geworden; zij omvatten onder meer backend servers, standaard PCs, diverse mobiele en alomtegenwoordige apparaten, plus diverse netwerkinfrastructuren, zoals mobiele ad hoc en draadloze sensornetwerken. Het project STADiUM, dat door IWT wordt gefinancieerd, spitst zich toe op deze complexe context en onderzoekt een volgende generatie management platform dat aan diverse operationele voorwaarden en beschikbare systeemmiddelen aanpasbaar is. Het platform zal op een middlewarearchitectuur worden gebaseerd die aanpassing toelaat, een reeks herbruikbare service frameworks op apparaat niveau zowel als distributieniveau, en een familie van configuratietalen. Organisaties: • Software Language Lab • Informatica en Toegepaste Informatica
Onderzoekers: • STIJN TIMBERMONT • COEN DE ROOVER • THEO D'HONDT
Experimentele en fenomenologische studie van hoog energetische protonbotsingen bij de Large Hadron Collider te CERN. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In de hoge energiedichtheden die we vandaag in onze versnellersexperimenten maken kunnen we de structuur van deeltjesinteracties onderzoeken. Ook waren deze enorme energiedichtheden aanwezig in ons universum kort na de Oerknal. Bijgevolg kan het onderzoek bij versnellers ook informatie geven over het jonge universum en de structuur van ruimte-tijd waarop de gravitatietheorie gebaseerd is. Het belangrijkste doel van dit onderzoeksdomein is het opstellen van een enkele theorie die alles kan beschrijven alsook een verklaring kan geven voor de micro-kosmos. De vooropgestelde theorie, het Standaard Model van de elementaire deeltjes, doet vandaag een zeer goede dienst om de experimentele observaties te beschrijven in deeltjesbotsingen. Bij de beschrijving van de kosmologische observaties van het jonge universum zijn er echter verschillende hiaten in dit Standaard Model, denk maar aan het probleem van de donkere materie. Een recent internationaal onderzoeksdomein zoekt de link tussen de observaties in deeltjesbotsingen en de kosmologische empirische metingen. Het onderzoek in dit nieuwe domein zal nieuwe baanbrekende elementen bekomen die ons dichter brengen bij het opstellen van deze ultieme "theory of everything". De VUB zou hierin een belangrijke rol kunnen spelen door een brug te bouwen tussen het aanwezig onderzoek in de theoretische en experimentele deeltjesfysica. De belangrijkste empirische gegevens die we hiervoor zullen verzamelen in de komende jaren zijn die van de Large Hadron Collider te CERN. Organisaties: • Natuurkunde
Onderzoekers: • Jorgen D'HONDT
VERLENGING: Wetenschappelijke onderzoeksgemeenschap (WOG) : Machine learning technieken voor datamining en hun toepassingen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: VERLENGING: Wetenschappelijke onderzoeksgemeenschap (WOG) : Machine learning technieken voor datamining en hun toepassingen. Organisaties: • Informatica en Toegepaste Informatica
Onderzoekers: • Bernard MANDERICK
Theoretische en experimentele studie van membraanwerking in orthotrope betonplaten in het kader van robuustheidsanalyses van betonconstructies Universiteit Gent Abstract: Membraankrachten kunnen ervoor zorgen dat de draagkracht van betonplaten onderworpen aan extreme belastingen aanzienlijk toeneemt en dus de robuustheid van betonconstructies vergroot. Het onderzoek heeft tot doel trek-membraankrachten te bestuderen op basis van grootschalige proeven. Analytische en numerieke modellen worden ontwikkeld en geverifiëerd op basis van de experimentele resultaten. Op basis van deze resultaten worden ontwerprichtlijnen voorgesteld. Organisaties: • Vakgroep Bouwkundige constructies
Onderzoekers: • Luc Taerwe
Antero-posterieure patroonvorming door signalisatie factoren in een muis model van de gastrulatie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inleiding Een van de eerste patroonvormings- en differentiatiegebeurtenissen tijdens de zoogdierenembryogenese is de vorming van de antero-posterieure as in de gastrula. Tijdens deze fase transformeert het radiaal symmetrisch embryo, bestaande uit twee kiemlagen, zich in een bilaterale triploblastisch embryo met duidelijk zichtbare toekomstige hoofd- en staartdomeinen (Tam et al., 2006). De vorming van de toekomstige antero-posterieure as wordt geïnitieerd door de migratie van het distale viscerale endoderm naar één zijde van het embryo en wordt zo het anterieure viscerale endoderm (aVE) en bepaalt de positie van het hoofd. Tegelijkertijd wordt de mesodermvorming geïnitieerd aan de tegenovergestelde pool van het embryo door delaminatie van de epiblastcellen in de primitieve streep (PS). Tijdens de extensie van de primitieve streep wordt het mesoderm gepatroneerd langsheen de antero-posterieure as met de meest anterieure regio voorbestemd tot de vorming van het mesendoderm (bvb. anterieure mesoderm en definitieve endoderm). Het werd aangetoond dat de anterieure primitieve streep het van de Spemann organiser vormt omdat het organiserende eigenschappen vertoont zoals de mogelijkheid om het nieuw gevormde mesoderm te patroneren langs de A-P as (Beddington, 1994). Genetische analyse toonde aan dat drie signaliserende pathways gecentreerd rond de familie van Wnt factoren, van de BMP4 factor en de afgescheiden Nodal factor cruciaal zijn voor de vorming en patroonvorming van de antero-posterieure as. Inactivatie van beta-
catenine, de nucleaire effector van de canonische Wnt pathway, leidt naar een volledig gebrek van antero-posterieure patroonvorming zoals onthuld door het gebrek aan een primitieve streep en dus de afwezigheid van mesoderm en door de inhibitie van de anterieure migratie van het distale viscerale endoderm (Huelsken et al., 2000). Dit en andere experimenten (o.a. door onze laboratorium - zie Kemp et al, 2005 en 2007) duidt aan dat een gepolariseerde Wnt signalisatie cruciaal is in de initiële afbraak van de radiale symmetrie van het pregastrula embryo. BMP4 mutatie zoals mutaties in the BMP4 signalisatie pathway toont aan dat BMP4 signaal noodzakelijk is voor antero-posterieure patroonvorming tijdens de gastrulatie en in het bijzonder voor posterieur mesoderm vorming (Winnier et al., 1995). Vóór de gastrulatie is Nodal uitgedrukt in de hele epiblast van het embryo, maar wanneer de gastrulatie begint wordt de expressie beperkt tot de anterieure primitieve streep (aPS). Embryo's die gemuteerd zijn voor het Nodal gen vormen geen aVE, noch een primitieve streep mits gedetailleerde analyses aantoonden dat het vereist is voor de inductie van het mesoderm (Colon et al., 1994; Lowe et al., 2001; Whitman 2001). Studies van de Nodal pathway in kikker- en visgastrulatie toonden tevens aan dat Nodal uitgedrukt wordt in de Spemann organiser, waar het ageert als een morfogen dat verantwoordelijk is voor de antero-posterieure patroonvorming van het mesoderm op een concentratieafhankelijke manier (Okabayashi & Asashima, 2003; Smith et al., 1990). Omdat in de muisgastrula, zoals in andere gewervelde, Nodal ook tot expressie komt in de aPS werd er gepostuleerd dat Nodal ageert als een morfogen tijdens de patroonvorming van muismesoderm. Het vroege fenotype, vertoond door gemuteerde embryo's in de Nodal pathway, belemmert echter de studie van de morfogenetische rol van Nodal tijdens de gastrulatie. Embryonische stamcellen (ES) hebben het potentieel om te differentiëren in alle celtypes van het volwassen lichaam en kunnen regeneratie van beschadigd weefsel bevorderen. Er werd getracht om de moleculaire mechanismen te begrijpen die vereist zijn voor de vorming van de verschillende kiemlagen en weefsels vanuit ES en deze mechanismen blijken zeer gelijkaardig te zijn in het muisembryo. We analyseerden dus de rol van Activin A/Nodal, BMP en Wnt signalisatie in de patroonvorming van ES-afgeleid mesoderm door gebruik te maken van een tweeledig ES differentiatie systeem dat een functieverlies met een functiewinst combineert. We vonden dat Wnt signalisatie noodzakelijk was voor de vorming van het mesoderm terwijl Bmp4 posterieur en extra-embryonisch mesoderm induceert ten koste van de anterieure primitieve streepcellen. Hierbij toonden we aan dat, door gebruik te maken van verscheidene concentraties van het Activin A of Nodal groeifactoren alsook verschillende concentraties van een chemische inhibitor van de Nodal signalisatie pathway, de Nodal pathway een concentratie afhankelijk effect had die het nascent mesoderm naar het axiale mesoderm en mesendoderm leidt (zie ook onze resultaten in Wawrzak et al, 2007 en Willems en Leyns, 2008). DOEL EN HYPOTHESE Gebaseerd op onze gepubliceerde resultaten en onze vergaarde kennis door studies in andere organismen stellen we voor dat Nodal een bonafide morfogen is in de muisgastrula dat ontstaat in de anterieure primitieve streep en ageert als een gradiënt om verschillende soorten mesoderm te induceren langsheen de anteroposterieure as. We stellen ook voor dat de antero-posterieure patroonvorming van het embryo vastgesteld is door de gecoördineerde actie van Bmp4 en Nodal met een rol van FGF signalen in de epithelial-mesenchymal transitie. Dit model is gebaseerd op onze gepubliceerde resultaten met ES en de stappen die zullen onderzocht worden zijn aangeduid in figuur 1 (stappen 5-8). Ons eerste doel is nieuwe genen identificeren die betrokken zijn in deze A/P patroonvorming en in de inductie van de verschillende celtypes tijdens gastrulatie. Ten tweede, zullen we de rol van deze genen functioneel bestuderen door het gebruik van cDNA overuitdrukking of siRNA aanpakken om ze te op- en onderreguleren tijdens de ES differentiatie. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Luc LEYNS • MICHELINE VOLDERS
Actiestoornissen bij depressie: de sociaal-functionele betekenis en achterliggende neurale mechanismen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Kind-, Jeugd- en Volwassenpsychiatrie (CAPRI)
Onderzoekers: • Bernard Sabbe
Sub-contract " Pincer Trial " Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' University of Nottingham' hebben voor het project ' Sub-contract " Pincer Trial "' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Medische Sociologie
Onderzoekers: • Koen PUTMAN • LIEVEN ANNEMANS
Atomistic multi-time scale simulations of catalyzed carbon nanotube growth. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit onderzoeksproject wensen we atomistische simulaties dichter bij experimentele voorwaarden te brengen, door het ontwikkelen van realistische interatomaire M-C-H interactiepotentialen en door het implementeren van algorithmen om lange tijdsschaal te simuleren. Organisaties: • Plasma, Laser Ablatie en Oppervlakte-modellering (PLASMANT)
Onderzoekers: • Annemie Bogaerts • Erik C L Neyts • Umedjon Khalilov
Variatie in schedelvorm- en grootte bij gerbils (genus Meriones Rodentia: Muridae: Gerbillinae) afkomstig van het Iraans Plateau: een geometrisch morfometrische studie Universiteit Gent Abstract: Deze studie richt zich tot de schedelvrom en -grootte van een groep knaagdieren die voorkomen op het Iraans plateau, behorend tot het genus Meriones (gerbils). Aan de hand van gedetailleerde vormanalyses zal getracht worden de natuurlijke groepen (soorten) in kaart te brengen, en de diversificatie in schedelmorfologie in een biogeografische context te begrijpen. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Dominique Adriaens
HopfAlgebras. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In de abstracte algebra, een deelgebied van de wiskunde, is een Hopf-algebra, vernoemd naar de Duitse wiskundige Heinz Hopf, een structuur die tegelijkertijd een (unitale associatieve) algebra, een (co-unitale co-associative) co-algebra, waar deze structuren compatibel zijn, wat van een Hopf-algebra een bialgebra maakt, en bovendien uitgerust is met een antiautomorfisme die voldoet aan een bepaalde eigenschap. Organisaties: • Wiskunde-TW
Onderzoekers: • STEFAAN CAENEPEEL
Gastro-intestinale regulatiemechanismen. KU Leuven Abstract: De huidige onderzoeksgemeenschap wenst een aantal belangrijke aspecten van de gastro-intestinale fysiologie en pathofysiologie verder op te helderen. Signalen afkomstig van verschillende cellulaire systemen (endocriene cellen, spieren, neuronen, glia cellen, interstitiële cellen) in de darm worden via vagale afferente signaalwegen doorgestuurd naar het centraal zenuwstelsel en geïntegreerd met andere signalen om een aantal cruciale processen zoals digestie, voedselinname en immuunresponsen te reguleren. Bij functionele gastro-intestinale stoornissen zoals dyspepsie en prikkelbaar darmsyndroom kan de interactie van de verschillende cellulaire systemen verstoord zijn door interactie met de immuuncellen en door abnormale versterking van sensorische signalen of gewijzigde centrale verwerking van viscerale stimuli. We wensen de expertise van de verschillende onderzoeksgroepen te bundelen om de betrokkenheid van deze verschillende aspecten tijdens gastro-intestinale stoornissen te bestuderen Organisaties: • TARGID
Onderzoekers: • Inge Depoortere • Jan Tack
De neurobiologie van besluitvormige en executief functioneren in the suïcidale brein Universiteit Gent Abstract: Suïcidale personen hebben een veranderd patroon van activatie van de orbitofrontale en dorsolaterale prefrontale cortex, alsook executieve functioneringmoeilijkheden. Deze bevindingen vertonen belangrijke parallellen met de resultaten uit het onderzoek naar besluitvormingsprocessen. In dit project wordt aan de hand van fMRI, via neuropsychologische taken zoals de Markov Beslissingstaak, onderzoek gedaan naar besluitsvormingsprocessen en hun rol bij suïcidaliteit. Organisaties: • Vakgroep Psychiatrie en medische psychologie
Onderzoekers: • Cornelis Van Heeringen
Optimal School Career (Oprit 14) Universiteit Gent Abstract: Oprit 14 is een vierjarig multi-method en multidisciplinair onderzoek naar schoolloopbanen van jongeren met een migratieachtergrond (Chinese, Marokkaanse, Poolse en Turkse achtergrond) en Vlaamse achtergrond in de tweede graad van het secundair onderwijs in Vlaanderen. Er wordt gezocht naar de bepalende factoren voor het slagen of falen van deze schoolloopbanen verbonden aan school, leerling, familie, vriendengroep, buurt en ruimere gemeenschap. Organisaties: • Vakgroep Vergelijkende cultuurwetenschappen
Onderzoekers: • Piet Van Avermaet
Analyse van HDAC repressorcomplexen die een rol spelen tijdens leverfibrogenese. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doelstelling en benadering. Het moleculaire mechanisme van de inhibitie van stellaatcelactivatie door HDAC inhibitoren (HDAC-I) is slechts gedeeltelijk gekend (11,12) ondermeer omdat de beschikbare HDAC inhibitoren niet specifiek zijn (er zijn 11 HDACs). Daarnaast wordt het onderzoek naar HDAC- en andere repressorcomplexen voornamelijk uitgevoerd in geïmmortaliseerde cellijnen waardoor zelfs de aanwezigheid van deze complexen niet is aangetoond in de meerderheid van primaire cellen zoals de HSCs. De karakterisatie van de HDACcomplexen en het ontrafelen van hun actiemechanisme tijdens stellaatcelactivatie, zou een belangrijke stap zijn in de ontwikkeling van een efficiënte anti-fibrogene therapie. Deze vaststellingen onderstrepen de nood aan een grondige analyse van de rol van specifieke HDAC bevattende repressorcomplexen tijdens fibrogenese. Dit project heeft als objectief om stellaatcelactivatie in vitro en in vivo te remmen door specifiek één of meerdere HDACbevattende repressorcomplexen te inhiberen. Organisaties: • Celbiologie en Histologie • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • Tony LAHOUTTE • ALBERT GEERTS • Leonardus VAN GRUNSVEN
Opvolgingsstudie van 2,5 jarige kinderen geboren na embryobiopsie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Vraagstelling 1. Zijn er meer congenitale malformaties en aangeboren aandoeningen door het uitvoeren van een embryobiopsie in vergelijking ICSI en met de algemene populatie? 2. Ontstaat er een verandering in het groeipatroon (prenataal en/of postnataal) door het uitvoeren van een embryopsie? Is er bovendien een verschillend groeipatroon binnen de PGD/PGS groep na wegname van één blastomeer versus twee blastomeren 3. Is er een verschil in psychomotorische, mentale, taal- en socio-emotionele ontwikkeling bij kinderen geboren na PGD en PGS? 4. Heeft de specifieke medische en familiale achtergrond bij genetische problemen en PGD behandeling een andere invloed op het ouderlijke welzijn en de ouder-kind relatie dan in het geval er een PGS behandeling ondergaan wordt voor een fertiliteitsprobleem? Doelstelling Evaluatie van de veiligheid van PGD/PGS als een nieuwe vorm van vroege prenatale diagnose en embryo screening. Bij PGD en PGS wordt dezelfde technologie gebruikt om één of twee blastomeren te bekomen voor verder genetisch onderzoek (Goossens 2007). De veiligheid van deze techniek wordt onderzocht met betrekking tot de kinderen door middel van evaluatie van: 1. de groeiparameters, malformaties, mentale, psychomotorische en psychosociale ontwikkeling van de kinderen geboren na PGD/PGS. 2. evaluatie van het ouderlijke welzijn en de ouder-kind relatie per conceptiemethode. Design Kinderen geboren na PGD/PGS worden vergeleken met twee controlegroepen namelijk kinderen geboren na ICSI en na spontane bevruchting (SC) om op te sporen of significante verschillen in de outcome van de kinderen exclusief gerelateerd zijn aan het uitvoeren
van de embryobiopsie. 250 kinderen geboren na ICSI en 250 kinderen geboren na PGD/PGS worden gerekruteerd in het Centrum Reproductieve Geneeskunde via de follow-up data bank van alle kinderen geboren na reproductieve technologie. 250 SC kinderen worden gerekruteerd in kinderdagverblijven. Kinderen zijn één- en tweelingen. Matching van de PGD/PGS met ICSI en SC kinderen gebeurt op een "case-control" wijze, rekening houdend met het studieniveau en pariteit van de moeder, en met de leeftijd, geslacht en taal van de kinderen. Eenlingen en meerlingen worden eveneens gematched. Het onderzoek gebeurt op de leeftijd van 2 jaar +/- 6 maanden. Informatie wordt ingewonnen via een medisch en psychologisch onderzoek en via een aantal schriftelijke vragenlijsten die geijkte psychologische en gezinsdiagnostische instrumenten omvatten. Het medisch onderzoek omvat naast een algemeen lichamelijk onderzoek een gedetailleerde evaluatie van de groeiparameters en congenitale misvormingen volgens ICD 10 en een extensieve checklist gebaseerd op Aase (Aase 1990; Bonduelle 1995; Bonduelle 2002). Evaluatie van de ontwikkeling en gedrag van het kind gebeurt door een psycholoog aan de hand van een Bayley test en de informatie uit de vragenlijsten. Evaluatie van emotionele status en gezondheid van de ouders alsook het kind en de ouder-kind relatie gebeurt aan de hand van de analyse van de vragenlijsten. Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica • Pediatrie
Onderzoekers: • INGEBORG LIEBAERS • MARY-LOUISE BONDUELLE • Jean DE SCHEPPER
Evolutie van intraseksueel kleurpolymorfisme bij vrouwelijke waterjuffers met verschillende vormfrequenties. Universiteit Antwerpen Abstract: Evolutie van intraseksueel kleurpolymorfisme bij vrouwelijke waterjuffers met verschillende vormfrequenties. Organisaties: • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Stefan Van Dongen • Arne Iserbyt
Belgisch onderzoek naar de microbiële diversiteit in de regio van het Princess Elisabeth Station, Antarctica Universiteit Gent Abstract: Binnen dit project zullen staalnamecampagnes georganiseerd worden met als tot doel representatieve habitats te bemonsteren die potentieel microorganismen bevatten in een straal van 200 km rond de Belgische Princess Elisabeth basis, Dronning Maud Land, Antarctica. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Wim Vyverman • Anne Willems
IGF-1 in tumor progressie van multipel myeloom: effecten op celcyclus en UPR respons. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Multipel myeloom (MM) is nog steeds een ongeneeslijke plasmacel kanker, gekenmerkt door de expansie van de kwaadaardige cellen in het beenmerg (BM) [1]. De MM cel ontwikkelt ofwel uit een B cel die somatische mutaties heeft ondergaan, een plasmablast of plasmacel (PC). Normale PC zijn gearresteerd in de G1 fase van de celcyclus en worden strikt gecontroleerd door apoptose. In MM zijn deze controles verloren gegaan waardoor de cellen het fenotype van "actieve" of delende PCs krijgen [2, 3]. MM cellen verblijven in het BM waar zij interageren met de stromale componenten via adhesie moleculen en cytokines om noodzakelijke groei en overlevingssignalen te ontvangen. IGF-1 is in recente jaren beschreven als één van de belangrijkste groeifactoren, die niet alleen proliferatie en overleving van de MM cellen induceert maar ook bijdraagt tot de veranderingen in de BM micro-omgeving [4-8]. MM cellen veranderen namelijk deze micro-omgeving in hun voordeel door de extracellulaire matrix af te breken, en angiogenese en osteolyse te induceren. Deze bevindingen tonen het belang aan van de micro-omgeving in MM tumor ontwikkeling. Aangezien MM nog steeds fataal is, is het noodzakelijk nieuwe therapeutische doelen te vinden om de ziekte de baas te blijven. In dit project gebruiken we de 5TMM modellen. Deze modellen zijn oorspronkelijk ontwikkeld door J. Radl [9]. Myeloom ontstaat spontaan in C57BL/KaLwRij muizen, ouder dan 2 jaar, met een incidentie van 0.5%. Dit myelomateus BM kon dan intraveneus getransplanteerd worden in jonge syngene naieve muizen en zo werden er verscheidene in vivo modellen gecreëerd, elk met hun eigen karakteristieken [10]. De 5TMM modellen hebben veel kenmerken gelijkaardig met de humane ziekte. Het 5T2MM model is een traag groeiend model en 5T2MM muizen ontwikkelen ook osteolytische botziekte. Het 5T33MM model ontwikkelt sneller en zonder lytische lesies. Van dit model is er een klonaal identieke, stroma independente in vitro variant gecreëerd, de 5T33MMvt lijn [10, 11]. Gezien we in ons labo reeds vastgesteld hebben dat IGF-1 een multifunctionele rol speelt (migratie, survival, angiogenese,...) willen wij in een eerste luik de effecten van IGF-1 nagaan op de celcyclus. De celcyclus is namelijk ontregeld in MM cellen, waardoor de cellen blijven delen. Het preciese mechanisme is echter onduidelijk. De celcyclus is voornamelijk geregeld ter hoogte van de progressie van G1 naar S via de cyclinedependente kinasen (Cdks), in samenwerking met de regulerende subeenheden, de cyclines. Cdk4 en Cdk6, elk in combinatie met één van de drie D cyclines (D1, D2 en D3) zorgen ervoor, door fosforylatie van specifieke serine residues op Rb (pS-Rb), dat de cellen (opnieuw) de celcyclus ingaan en doorlopen tot halfweg G1. Na het controlepunt halfweg G1, zijn cycline D-Cdk4/6 en cycline E-Cdk2 noodzakelijk om de cel in de S fase te brengen door threonine fosforylatie van Rb (pST-Rb). Dit leidt tot het vrijkomen van de E2F transcriptie factor, onontbeerlijk voor toegang tot de S fase. De functies van de Cdks worden negatief beïnvloed door de Cdk inhibitoren (CKIs), die bestaan uit een familie INK4 (p16INK4a, p15INK4b, p18INK4c en p19INK4d) en een familie Cip/Kip proteinen (p21Cip1, p27Kip1 en p57Kip2) [12]. We onderzoeken momenteel de mechanismen verantwoordelijk voor de celcyclus ontregeling in de 5TMM modellen. In deze modellen hebben we reeds ontdekt dat, net als in humane MM cellen, het de co-activatie van Cdk4-cyclin D2 is die voornamelijk de celcyclus stimuleert [13]. Nu willen we nagaan hoe IGF-1 de werking van de celcyclus beinvloedt; namelijk of IGF-1 nieuwe proteïnen aanschakelt of dat het de activatie van de reeds active proteïnen versterkt. We zullen op Western Blot de expressie bekijken van cyclin D1, D2, D3, Cdk 4, 6 en pRb. We zullen ook de mogelijke suppressie van de celcyclus inhibitoren nagaan zoals p27, p18. In een tweede deel willen we onderzoeken of contact met BM stromale cellen, die een beschermend effect op MM cellen hebben, dezelfde effecten induceren. Deze studies zullen de effecten van IGF-1 als proliferatiefactor verder elucideren. In een tweede luik willen we de effecten van IGF-1 op de "unfolded protein response" bestuderen. Myeloma PC secreteren namelijk een grote hoeveelheid monoclonaal proteïne. Deze immunoglobulines worden gevouwen tot hun tertiaire structuren in het endoplasmatisch reticulum (ER) [14]. Daar behoudt de unfolded protein response of "UPR" het evenwicht tussen het ritme van proteïne aanmaak en "protein folding". Wanneer het ER een stress signaal krijgt, zal activatie van de UPR leiden tot een verhoogde proteïne folding, een verhoogde afvoer van misfolded proteïnen en een overlevingssignaal. Als de UPR echter het evenwicht niet kan herstellen, dan ontstaat er een accumulatie van misfolded proteïnen, wat uiteindelijk zal leiden tot een apoptose signaal. Het mechanisme van deze UPR (zie figuur 1) begint bij de dissociatie van het ER proteïne BiP van ATF-6, IRE-1 en PERK, wat leidt tot de activatie van deze laatste. ATF6 regelt de expressie van de genen betrokken bij de UPR zoals BIP en XBP1. IRE-1 activeert dan XBP1 door cleavage van het XBP1 mRNA tot XBP1s. XBP1 zorgt voor een positieve feedback signaal en translatie van pro-survival genen. Het is ook aangetoond als cruciaal bij PC ontwikkeling [15]. PERK zal eIF2a fosforyleren waardoor het inactief wordt, resulterend in een halt in proteïne synthese. Wanneer de cel zich niet kan herstellen zullen PERK en ATF6 CHOP induceren, wat leidt tot de inductie van pro-apoptotische genen en celcyclus arrest. Het is beschreven dat deze celcyclus
arrest ontstaat doordat translatie van cyclin D1 mRNA geblokkeerd wordt. IRE1 zal ook JNK activeren en tenslotte wordt de intrinsieke apoptose weg (caspase 3 en 9) geactiveerd [16-18]. Figuur 1: De activatie van de UPR door ER stress Het is niet duidelijk of de UPR, die zowel pro als antiapoptotisch werkt, ook een rol speelt bij drug resistentie en of groeifactoren deze weg beinvloeden. Wij zullen in dit project nagaan of in de eerste plaats een UPR signaal constitutief aanwezig is in 5T33MM cellen en of dit signaal verschilt tussen de stroma dependente 5T33MMvv cellen en de stroma independente 5T33MM vitro cellen. Het is namelijk beschreven dat de ATF6/ XBP1 weg continu actief is bij Ig-producerende PCs [19]. Hiervoor zullen we de expressie van deze proteïnen betrokken bij de UPR meten via Western Blots. We gaan kijken of XBP1s proteïne uitgedrukt wordt en of ATF6 translocatie ondergaat van het cytoplasma naar de nucleus door cellysaten te scheiden in een nucleaire en cytoplasmatische fractie. We zullen vervolgens nagaan hoe IGF-1 als survivalfactor dit proces beïnvloedt, of de pro-survival weg aangeschakeld wordt. Daarnaast willen we nagaan of de IGF-1R inhibitor picropodophyllin of "PPP" dan eerder de pro-apoptotische signalen versterkt. Hierbij gaan we kijken naar het effect van IGF-1/PPP op de splicing van XBP1 mRNA naar XBP1s, de translocatie van ATF6 en de expressie van het proapoptotische CHOP. Als positieve controle gebruiken we thapsigarin of tunicamycin die gekende ER stress inducers zijn. Daarnaast gaan we ook kijken of de intrinsieke/extrinsieke apoptose weg geactiveerd wordt via caspase 3, 8 en 9 metingen, dit zowel via FACS analyse als Western Blot. Preliminaire onderzoeken hebben reeds aangetoond dat JNK constitutief geactiveerd is in 5T33MMvv cellen. Dit onderzoek zou meer inzicht moeten geven in de mechanismen van drug resistentie, de rol van IGF-1 in MM en mogelijks nieuw therapeutische doelwitten identificeren. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • Eline MENU • Karin VANDERKERKEN
Macrofagen als mediatoren van protectieve auto-immuniteit. Universiteit Hasselt Abstract: MS wordt gekarakteriseerd door T-cellen reactief tegen myeline componenten, oligodendrocytapoptose en de aanwezigheid van myelinefagocyterende macrofagen in sclerotische plaques. Wat de precieze bijdrage is van de laatstgenoemde macrofaag populatie op de neuroinflammatoire respons in MS-laesies is tot op heden niet geweten. Tevens is er nog onduidelijkheid op welke manier de micro-omgeving in het parenchym, waarin de myeline fagocyterende macrofagen zich tijdens MS bevinden, een invloed heeft op hun differentiatie en functie. Op basis van eerdere studies en preliminaire resultaten uit onze onderzoeksgroep stel ik dat myeline fagocytose door macrofagen een anti-inflammatoir, protectief fenotype induceert in deze immuun-cellen.Mogelijkerwijs zijn deze myeline-fagocyterende macrofagen betrokken bij de herstelfase van RR-MS patiënten door o.a. het induceren van een anti-inflammatoire immuun-respons en het moduleren van oligodendrocyt viabiliteit. Het doel van dit project is een beter inzicht te krijgen in het fenotype en de mogelijke protectieve functie van myeline-fagocyterende macrofagen in sclerotische plaques. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Niels HELLINGS • Jeroen BOGIE
Artisanale kwaliteit van gefermenteerde levensmiddelen: mythe, realiteit, percepties en constructies. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project wil nagaan welke rol het concept "artisanaal" sedert zowat een eeuw speelt met betrekking tot productie, distributie en consumptie van gefermenteerde levensmiddelen. Het bevat twee onderzoeksluiken, het historische en het biotechnologische, die volkomen verstrengeld zijn: het project combineert menswetenschappelijke met biotechnologische benaderingen en methoden. De relevantie ervan is inzicht te verwerven in de relaties tussen sociaal-culturele processen en de voedingstechnologie en -industrie. Organisaties: • Sociaal-culturele voedingsstudies • Geschiedenis • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Anneke GEYZEN • PETER SCHOLLIERS • Luc DE VUYST • FREDERIC LEROY
Landschappelijke en sociale archeologie van de nomadische volkeren in het Altaj-gebergte van de Bronstijd tot de Turske periode (2de millenium v.C. - 1500 n.C.) Universiteit Gent Abstract: Het Altaj-gebergte ligt bezaaid met funeraire en rituele monumenten van nomadische volkeren (2de millenium voor tot midden 2de millenium van onze tijdrekening). Sedert meeedere jaren zijn valleien van het Altaj grondig geïnventariseerd. Deze data moeten toelaten een landschappelijke evenals sociologische studie van deze culturen op te maken. Tevens willen wij de volledige inventaris van de onderzochte valleien publiceren. Organisaties: • Vakgroep Archeologie
Onderzoekers: • Jean Bourgeois
Introductie van analytische scheidingstechnieken in de virologie om interacties op moleculair vlak bij picornaviridae op te helderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Toen de onderzoeksgroep van Dieter Blaas (Wenen, Oostenrijk) in 1999 voor het eerst capillaire electroforesee (CE) gebruikte om viral interacties aan te tonen op moleculair vlak (in zijn geval, rhinovirus), was het op dat ogenblik nagenoeg vijftig jaar geleden dat nieuwe analytische scheidingstechnieken werden ge^¨introduceerd in de virologie. Ook onze onderzoeksgroep (MICH) voelde op dat ogenblik de noodzaak aan om nieuwe scheidingstechnieken in te voeren in ons lab, om onze doelstellingen te kunnen bereiken. Teneinde dit probleem op te lossen werd een samenwerking opgezet met de onderzoeksgroep van Prof. Y. Vanderheyden (FZBI). Met als uitgangspunt de CE methode van de groep Blaas, worden nu een scheidingsprotocol voor poliovirus en zijn subvirale partikels opgesteld. Een eerste protocol is nu klaar (Oita et al., submitted for publication). deze scheidingsmethode zal door MICH gebruikt worden om de morfogenese van poliovirus te bestuderen, de interacties van poliovirale partikels en waardcelproteïnen na te gaan. Om beide eerste doel-stellingen tot een goed einde te brengen zal gebruik gemaakt worden van een celvrij RNA translatie/replicatie systeem (kortweg celvrij systeem) voor het poliovirus. Het systeem bestaat uit een niet-geïnfecteerd celextract, aangevuld met zouten, een energie regeererend systeem, aminozuren en nucleotiden, dat geprogrammeerd wordt met poliovirusRNA waarna een volledige replicatiecyclus van poliovirus wordt waargenomen. Dit zal in de onderzoeksgroep MICH gebeuren. Ondertussen zal binnen de onderzoeksgroep FABI enerzijds de gevoeligheid van de CE worden opgedreven door de virus-
partikels ofwel extern (na translatie) ofwel intern (tijdens translatie) fluarescent te merken en zal anderzijds gezocht worden naar andere alternatieve scheidingstechnieken die op virussen kunnen toegepast worden. Deze zijn eerder gericht op miniaturisatie (microfluidic chips) en anderzijds op preparatieve methodes (chromatografie). Tenslotte is ook het derde aspect van de onderzoeksdoelstellingen van MICH nu bijzonder actueel geworden. Dit betreft zoals hoger gesteld, de interactie van poliovirus met liganden. Enerzijds werd een project gestart met de onderzoeksgroep van Prof. J. Neyts op het Rega Instituut (KULeuven) waarbij gezocht wordt naar nieuwe antivirale middelen tegen poliovirus. Recentelijk (zie onze publicatielijst) werd nl. vastgesteld dat wanneer men poliomyelitis en het agens poliovirus wil eradiceren, men in de eindfase van deze eradicatie antivirale middelen zal nodig hebben (zie WHO en CD8 rapport). De interactie van deze antivirale middelen met het virus zal met CE onderzocht worden. Anderzijds werd een nieuw project opgestart met Prof. S. Muyldermans (onderzoeksgroep DBIT, VUB) om nanobodies te maken tegen het poliovirus. Deze zullen in de volgende weken ter beschikking komen. CE zal ook in dit onderzoek gebruikt worden om de binding van nanobodies met het virus na te gaan (ratio virus/nanobodies bepalen voor neutralisatie, enz. ). Organisaties: • Farmaceutische Biotechnologie en Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • BARTHOLOMEUS ROMBAUT
Dipeptidyl peptidasen voorbij glucose homeostase: van biochemie tot fysiologisch belang. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project heeft als doel inzicht te verwerven in de effecten van chronische dipeptidyl peptidase (DPP) inhibitie op bepaalde aspecten van de (patho)fysiologie van het hart, de nier en het bot. Selectieve remmers worden ontwikkeld als onderzoeksinstrument. Expressie en inhibitie van DPP4 en verwante peptidasen worden bestudeerd op moleculair niveau, in celcultuur en in rat modellen van ischemie/reperfusie schade van hart en nier. Organisaties: • Medische biochemie
Onderzoekers: • Patrick D'Haese • Gilles De Keulenaer • Ingrid De Meester • Anne-Marie Lambeir • Koen Augustyns
Virtuele machines voor veelkernarchitecturen: Ontkoppeling van Abstracte en Concrete gelijktijdigheidsmodellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: We stellen vandaag vast dat om de performantie van microprocessoren te kunnen blijven opdrijven constructeurs overstappen van het opschroeven van de klokfrequentie naar het toevoegen van meerdere kernen per chip. Dit betekent dat deze performantiewinst gekoppeld is aan de ondersteuning binnen alle software, tot de eindgebruikerssoftware toe, van gelijktijdigheid ("concurrency"). Tot op heden is veruit het meest gebruikte programmeermodel voor gelijktijdigheid gebaseerd op draden ("threads") welke op hun beurt gebruik maken van gedeeld geheugen ("shared memory"). De programmeercomplexiteit neemt daarbij echter combinatorisch toe met het aantal draden en gedeelde middelen ("shared resources"). Daarom is dit model slechts in beperkte mate geschikt voor de programmering van veelkernsystemen ("many-core systems"). Het gebruik van meer gedisciplineerde gelijktijdigheidsmodellen die expliciete gedeelde toestand ("shared state") vermijden is de haast enige mogelijke optie om op schaalbare wijze te kunnen omgaan met de inherente complexiteit van gelijktijdige software voor veelkernprocessoren. Een bijkomend probleem is echter dat de concrete veelkernhardware waarop deze modellen afgebeeld moeten worden een grote verscheidenheid vertonen. Er zijn namelijk tal van ontwerpen mogelijk voor het structureren van de kernen en het geheugen, het toepassen van caching, het organiseren van de communicatie tussen de kernen, enz. Het is dus nodig om abstractie te maken van de grote verscheidenheid aan veelkernarchitecturen. Virtuele machines ("VM") kunnen hierbij helpen, net zoals ze succesvol waren bij het abstraheren van de verschillen tussen platformen bij de klassieke hardware met ÈÈn enkele kern. De abstracties die de instructiesets van bestaande VMs voorzien voor veelzijdigheid zijn echter erg beperkt en ze bieden geen afdoende steun voor taalontwerpers. Alvorens een VM de brug kan maken tussen verschillende gelijktijdigheidsmodellen en verschillende veelkernarchitecturen, moeten de gelijktijdigheidsmodellen eerst ontkoppeld worden van de veelkernarchitecturen door middel van een aangepaste instructieset. Het doel van dit project is het ontwikkelen van een methodologie die taalontwerpers toelaat hun abstracte gelijktijdigheidsmodellen af te beelden op een instructieset met expliciete ondersteuning voor gedisciplineerde gelijktijdigheid en die virtuele machine-ontwerpers toelaat deze instructieset af te beelden op huidige en toekomstige veelkernarchitecturen. De instructieset moet geschikte abstracties aanbieden om de verwezenlijking van een breed aanbod van gelijktijdigheidsmodellen mogelijk te maken, zodat het kan gebruikt worden voor taalontwerp. Daarom zal ze ontworpen worden op basis van een stapsgewijze analyse van de actueel belangrijkste gelijktijdigheidsmodellen zoals daar zijn: actoren ("actors"), transactioneel softwaregeheugen ("transactional software memory") en gedeelde geheugenmodellen met vergrendeling ("locking"). Daarnaast is de afbeelding op een concreet gelijktijdigheidsmodel zoals aangeboden door een specifieke hardware architectuur ook belangrijk. Het eenvoudigste model, maar nog steeds het belangrijkste, is intra-kern communicatie. Dit is het standaard geval voor ÈÈnkernprocessoren zonder hardware gelijktijdigheidsondersteuning. De volgende stap is een gedeeld-geheugenmodel. Dit wordt reeds toegepast in de huidige multikernsystemen en zou ook gebruikt kunnen worden voor beperkte groeperingen van kernen op veelkernsystemen. Voor echte veelkernsystemen is een soort inter-kern ringnetwerk zonder gedeeld geheugen, zoals voorgesteld wordt voor Intel's Larrabee, een heel representatief concreet gelijktijdigheidsmodel. We moeten ten minste deze drie modellen beschouwen om een voldoende representatieve iteratiereeks van afbeeldingen van de instructieset op veelkernarchitecturen te kunnen maken. De resultaten van dit onderzoek zullen ons in staat stellen de abstracte en concrete gelijktijdigheidsmodellen te ontkoppelen door middel van een instructieset met ondersteuning voor gedisciplineerde gelijktijdigheid. Dit onderzoek zal uitgevoerd worden aan het Lab voor Programmeerkunde (PROG) van de Vrije Universiteit Brussel. Dit lab beschikt over diepgaande expertise in twee domeinen (gelijktijdigheidsmodellen en virtuele machines) van dit onderzoek. De gebruikte methodologie is daarbij grotendeels gebaseerd op de constructie van artefacten: voorgestelde oplossingen worden uitgewerkt met behulp van "proof-of-concept" verwezenlijkingen. Voor het derde domein rond veelkernarchitecturen zal het IMEC optreden als partner en zal inzicht geven in de industriÎle vereisten en technologische kennis over veelkernarchitecturen. Het IMEC zal ook daar waar zinvol hardware beschikbaar stellen voor experimenten. Er zullen frequente IMEC-PROG workshops georganiseerd worden om deze samenwerking te bevorderen. Tenslotte zal expertise rond VMs aanwezig op het HPI te Potsdam in Duitsland aangeboord worden via het co-promotorschap van Michael Haupt voor dit onderzoek. Organisaties: • Informatica en Toegepaste Informatica
Onderzoekers: • THEO D'HONDT
Multischaal Modelering en -ontwerp van chemische Reacties en Reactoren (M2dcR2) Universiteit Gent Abstract: Door modelering van moleculaire tot industriële schaal wordt ontwerp van reacties en reactoren op een zo rationeel mogelijke basis mogelijk. Dit programma beoogt het ontwerp op dergelijke fundamentele basis van brandstoffen op basis van hernieuwbare bronnen, van heterogene katakystoren en van nanogestructureerde polymeren. Bovendien wordt de energetische doelmatigheid van bestaande processen gemaximaliseerd. Organisaties: • Vakgroep Chemische proceskunde en technische chemie
Onderzoekers: • Guy Marin
Terminale sedatie al dan niet gecombineerd met het onthouden van de toediening van vocht en/of voeding als alternatief voor euthanasie: de casus van het levenseinde van ouderen in Vlaamse rusthuizen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: PROBLEEMSTELLING Het onderzoek betreft het ethisch probleemgebied rond een drietal soorten beslissingen bij het levenseinde: euthanasie, terminale sedatie (TS; dit is het buiten bewustzijn houden van de patiënt tot aan het overlijden door het toedienen van sedativa als antwoord op refractaire symptomen)23 en een specifieke niet-behandelbeslissing, namelijk het zich onthouden van de kunstmatige toediening van vocht en voedsel (OKVV). De studie schrijft zich meer bepaald in in de lijn van een empirisch ondersteunde ethiek: de justificaties die in de praktijk door de betrokken actoren worden aangedragen, zullen worden geëxpliciteerd, kritisch onderzocht en beoordeeld aan de hand van normatieve wijsgerige opvattingen over de rechtvaardiging van medische beslissingen bij het levenseinde. Daardoor zal op een meer evidence-based manier kunnen gedebateerd worden over een al dan niet terechte ethische differentiatie tussen deze beslissingen, wat belangrijke implicaties heeft voor de medische praktijk en voor de regelgeving daarrond. Een eerste vaststelling is dat de maatschappelijke impact van TS en OKVV op de wijze van sterven groter is dan men zou verwachten. Uit gegevens verzameld door de onderzoeksgroep blijkt dat TS, in vergelijking met andere Europese landen, heel vaak voorkomt in Vlaanderen (8.2% van alle overlijdens versus 5.7% in Nederland, 4.8% in Zwitserland, 3.2% in Zweden en 2.5% in Denemarken) , en wordt vaak (3.2%) gecombineerd met OKVV.18 Om de justificatiepraktijken terzake te onderzoeken wordt de problematiek van de oudere patiënten in rusthuizen voorgesteld. Uit eerdere studies verricht door de aanvragers is immers gebleken dat de incidentie van de opzettelijke toediening van middelen in letale doses ("actieve" levensbeëindiging) bij oudere patiënten (65+; 3.9%) lager ligt dan bij jongere patiënten (6.7%).1 Niet-behandelbeslissingen, waaronder OKVV, komen vaker voor bij oudere patiënten dan bij jongere (17.2% versus 14.6%).1 Andere bevindingen van de onderzoeksgroep zijn: (1) dat in Vlaanderen meer dan 1/5 van alle sterfgevallen plaatsvindt in rusthuizen2; (2) dat OKVV frequenter wordt toegepast in rusthuizen dan andere MBLs1-2,24 OKVV wordt zowel in de medische als in de medisch-ethische literatuur algemeen weergegeven als een belangrijke beslissing bij het levenseinde van patiënten.23;25-26 Bij oudere patiënten die in rusthuizen verblijven, hangt OKVV vaak samen met het door de patiënt voorafgaand en spontaan staken van het natuurlijk tot zich nemen van voedsel en/of drank. Bij de overweging door het medisch team om na het staken van natuurlijke voeding/vochtopname niet over te gaan tot de kunstmatige toediening van vocht en/of voeding heeft de gevorderde graad van dementie van de patiënt vaak een belangrijke invloed.25,27-28 OKVV, al dan niet in combinatie met terminale sedatie wordt internationaal ook vaak genoemd als een meer acceptabel alternatief voor euthanasie of geassisteerde zelfdoding.23;27,29 In landen waar euthanasie wettelijk niet is toegelaten kan het weigeren van vocht en voeding door de (dementerende) patiënt, gevolgd door TS, een laatste en wettelijk toegelaten uitweg bieden uit een dilemmasituatie. In de ethische literatuur bestaat een debat over de morele vraag of euthanasie (de toediening van letale middelen op mondeling en/of schriftelijk verzoek van de patiënt zelf) al dan niet equivalent is aan TS. Sommigen argumenteren dat TS (al dan niet samen met OKVV) behoort tot de "normale" medische praktijk, terwijl euthanasie daar geen deel van uitmaakt.20 De posities over de medische "normaliteit" van TS hangen daarbij samen met de justificaties aangebracht voor TS. Sommigen argumenteren bijvoorbeeld dat TS een toepassing is (of kan zijn) van de doctrine van het dubbel effect (DDE: het overlijden wordt dan beschouwd als een neveneffect van de sedatie). TS zou daarom als een vorm van "palliatie" duidelijk kunnen worden onderscheiden van euthanasie, die de dood van de patiënt uitdrukkelijk beoogt.30 Anderen zijn van mening dat DDE niet kan worden uitgebreid op zo'n wijze dat TS erdoor kan worden gejustifieerd.31 Nog anderen menen dat er een belangrijk ethisch verschil is tussen enerzijds TS in het geval van imminente dood en anderzijds TS samen met OKVV (ook wel Early Terminal Sedation genoemd), waarbij TS + OKVV op gelijkaardige justificatieproblemen stoot als euthanasie en als daarmee equivalent kan worden beschouwd, tenminste als er een verzoek van de patiënt aan voorafgaat.32 Indien niet, staat volgens deze laatsten de uitvoering van TS gelijk aan de toediening van letale middelen zonder verzoek van de patiënt. Nog anderen menen dat de combinatie van een op zich niet letale handeling (wegnemen bewustzijn), samen met een niet-behandelbeslissing (OKVV) niet neerkomt op iets doen, maar nog altijd een vorm van laten is. Die laatste conclusie wordt versterkt door de overweging dat de patiënt zelf sowieso de natuurlijke vocht- en voedseltoename had gestaakt.33 In verband met deze conceptuele vragen stelt zich ook een probleem mbt tot de feitelijke medische praktijk bij TS/OKVV. Vaak wordt het vermoeden uitgesproken dat TS/OKVV de arts de mogelijkheid biedt om de eis van de geïnformeerde toestemming vanwege de patiënt of zijn vertegenwoordigers af te zwakken of naast zich neer te leggen (cfr. problematiek van de dementie), om een moeilijk communicatieprobleem met de patiënt en/of diens naasten uit de weg te gaan, of om de administratieve last van de euthanasiemelding te vermijden. De wijze van gebruik van TS + OKVV, eerder dan haar conceptueel karakter zelf, zou haar dan ethisch problematisch kunnen maken. Organisaties: • Medische Sociologie • Maatschappelijke Gezondheidszorg
Onderzoekers: • Sam RYS • JOHAN BILSEN • LUC DELIENS • REGINALD DESCHEPPER
Een interdisciplinair onderzoek rond Creativiteit: Formele en Empirische studie van contextuele effecten in de Kunsten en Wetenschappen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is inzicht te krijgen in de onderliggende mechanismen van creativiteit vanuit het perspectief van cognitie en evolutie. Organisaties: • Centrum Leo Apostel
Onderzoekers: • Diederik AERTS • BART D'HOOGHE • Liane GABORA • SVEN AERTS
Multiferroics gebaseerd op het vrije elektronenpaar in Pb. Universiteit Antwerpen Abstract: Binnen dit project zullen nieuwe materialen gesynthetiseerd en gekarakteriseerd worden met het oog op multiferroïsche eigenschappen. De gekozen materialen zijn gebaseerd op de theoretische voorspelling van multiferroïsche eigenschappen in perovskietgebaseerde oxides met A kationen met een vrij elektronenpaar in combinatie met magnetische B kationen. Hierbij zou het vrije elektronenpaar voor de ferro-elektrische
eigenschappen zorgen, terwijl de magnetische B-kationen voor de magnetische eigenschappen zullen zorgen. Organisaties: • Elektronenmicroscopie voor materiaalonderzoek (EMAT)
Onderzoekers: • Joke Hadermann
Theoretische studie van het atoom-in-de-molecule concept Universiteit Gent Abstract: Gedetailleerde studie van het atoom in de molecule en ontwikkeling van methoden voor densiteitsmatrices voor atomen in de molecule. Berekening van kwantummechanische verwachtingswaarden voor atomen in een molecule. Organisaties: • Vakgroep Anorganische en fysische chemie
Onderzoekers: • Patrick Bultinck
Stellaatcellen in de niercortex: karakterisering en embryologische oorsprong. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In cirrose zijn de leverstellaatcellen verantwoordelijk voor de overmatige productie van extracellulaire matrixeiwitten. Stellaatcellen worden ook vermeld in andere organen zoals de pancreas en de nier. In de nier zijn er slechts weinig gegevensover deze cellen bekend. Elke nieraandoening wordt gekenmerkt door een progressieve achteruitgang van de nierfunctie en door een toenemende graad van sclerose, zowel in de glomeruli als in het interstitium. Het doel van dit project is een inzicht te verkrijgen in de karakteristieken van quiescente en geactiveerde nierstellaatcellen, hun distributie in de renale cortex en hun patentiële rol in het ontstaan van tubulo-interstitiële en glomerulaire fibrose bij de rat. Morfologische karakterisatie zoals de opslag van retinylesters, aanwezigheid van intermediaire filament- en andere eiwitten typisch voor (lever)stellaatcellen worden bestudeerd in 2 experimentele modellen van nierziekte bij de rat (het adriamycine model voor glomerulosclerose en het aristolochinezuur model voor tubulo-interstitiële fibrose). Naast de activatie van nierstellaatcellen speelt het EMT (Epithelial to Mesenchymal Transition) proces een belangrijke rol in renale fibrose. EMT is een proces van omgekeerde embryogenese waarbij renale epitheelcellen hun epitheliaal fenotype verliezen en mesenchymale eigenschappen beginnen vertonen. De Distibutie van CRBP-I is hierbij indicatief. (Voor dit project werd al 2 maal een werkingskrediet van EURO10.000/jaar toegekend. Wij vragen nu het derde deel van dit werkingskrediet.) Organisaties: • Anatomie
Onderzoekers: • MARINA PAUWELS • CHRISTIANE VAN DEN BRANDEN • Katrien VAN BENEDEN
Onderzoek naar de rol van selectie geschiedenis op de link tussen ontwikkelingsinstabiliteit en stress en fitness: eilanden als modelsystemen. Universiteit Antwerpen Abstract: Met dit project beogen we een bijdrage te leveren tot het ontrafelen van het belang van (recente) selectiedrukken en evolutionaire respons op de mate van OI en de gevoeligheid hiervan als maat voor stress en fitness. Hiervoor bestuderen we enerzijds kenmerken die onder seksuele selectie staan of waarvan de evolutionaire veranderingen relatief oud zijn én kenmerken waarvan de evolutionaire veranderingen veel recenter zijn. Organisaties: • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Raoul Van Damme • Stefan Van Dongen
De invloed van endosymbionten op de evolutie van dispersie bij spinachtigen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Herwig Leirs • Hans Van Gossum • Laurent Crespin
Soortdiversiteit, populatiedynamica en metabolietanalyse van melkzuurbacteriën betrokken bij de fermentatie van groenten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Van oudsher worden fermentatietechnieken zoals spontane fermentatie en backslopping toegepast ter verbetering van de houdbaarheid, de organoleptische eigenschappen en de veiligheid van levensmiddelen. In bepaalde bedrijfssectoren (bijvoorbeeld zuivel en vlees) wordt reeds gebruik gemaakt van bulkstarterculturen, wat de fermentatie beter controleerbaar en voorspelbaar maakt. Wat de groentesector betreft bevindt het gebruik van starterculturen zich eerder in een experimenteel stadium. In tegenstelling tot deze industriële starterculturen vertonen de natuurlijk voorkomende wild-type stammen, die traditionele fermentaties domineren, een hogere competitiviteit en een uitgebreidere metabolische capaciteit om aromacomponenten te vormen. Om uitgaande van deze wild-type stammen een geschikte startercultuur te ontwikkelen voor industrieel gebruik zijn een uitgebreide kennis van de soortdiversiteit van het ecosysteem, van de populatiedynamica van het fermentatieproces, en van de substraatconsumptie en metabolietproductie in relatie tot de organoleptische eigenschappen en microbiële interacties onontbeerlijk. Hoewel de interesse in gefermenteerde groenten, onder meer omwille van het gezonde imago van gefermenteerde levensmiddelen, toeneemt, zijn dergelijke studies van groentefermentatie-ecosystemen nog schaars. Daartoe zal in dit project getracht worden om de microbiële soortdiversiteit en populatiedynamica van gefermenteerde groenten, in het bijzonder gefermenteerde paprika en prei, in kaart te brengen. Daarnaast zal de methode om het metaboloom van gefermenteerde levensmiddelen in een vaste matrix te analyseren, geoptimaliseerd worden om het metaboloom van gefermenteerde groenten te bestuderen. Tenslotte zullen geselecteerde (autochtone) melkzuurbacteriën toegepast worden als functionele startercultuur voor gerichte, gecontroleerde groentefermentaties. Om de microbiële soortdiversiteit en populatiedynamica te bestuderen zullen zowel cultuurafhankelijke (selectieve uitplatingen, gevolgd door repPCR-fingerprinting) en cultuuronafhankelijke methoden (PCR gevolgd door denaturerende gradiëntgelelectroforese) gehanteerd worden. De metaboloomanalyse zal hoofdzakelijk gebeuren door middel van de geoptimaliseerde gaschromatografie-massaspectrometrie-methode (GC-MSmethode). Staalname van de verschillende metabolieten zal plaatsvinden door middel van statische headspace (SH) of solid phase micro-extraction (SPME). Indien bepaalde interessante verbindingen niet of nauwelijks detecteerbaar zijn met de GC-MS-methode zal gebruik gemaakt worden van
andere geschikte (geoptimaliseerde) analysetechnieken zoals bijvoorbeeld hogedruk-vloeistofchromatografie en vloeistofstofchromatografie-MS. Deze methodologieën zullen gebruikt worden voor het onderzoek naar de aan- of afwezigheid van specifieke bacteriële metabolieten met (potentiële) rol in de kwaliteitsaspecten van gefermenteerde groenten. Dit in zowel gefermenteerde groentestalen uit Roemenië, als in bacteriële culturen, verkregen uit de isolaten van gefermenteerde groenten. Vervolgens zal de kinetiek van de interessant bevonden starterculturen onderzocht worden door middel van laboratoriumfermentaties (10 l werkvolume) in een groentesimulatiemedium. Bovendien zullen kleinschalige fermentaties uitgevoerd worden in groente-extracten om na te gaan in welke mate de groentesimulatiemedia de realiteit benaderen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Eiwit-eiwit interacties: naar een beter begrip van interactomen, signaalbanen en domeinen Universiteit Gent Abstract: Interacties tussen eiwitten (PPI's) vervullen een centrale rol in nagenoeg alle cellulaire functies. Binnen een Methusalem consortium zullen we diverse technieken zoals MAPPIT en eiwitkristallografie toepassen om een breder inzicht te verwerven in PPI's op verschillende niveau's: van volledige interactomen, over signaalbanen tot de moleculaire detailstudie van geselecteerde eiwit itneractieparen. Ook moleculaire interacties tussen eiwitten en kleine organische moleculen vormen een deel van het programma. Organisaties: • Vakgroep biochemie
Onderzoekers: • Jan Tavernier
Studie van de temperatuursafhankelijkheid van methaanconsumptie en -productie in wetland bodems. Universiteit Antwerpen Abstract: De hoofddoelstelling van dit project is de temperatuurs- en bodemvochtafhankelijkheid van de verschillende processen die bijdragen tot de CH4 en CO2 emissies te bepalen. Meer specifiek zullen we in een mesocosmosexperiment met behulp van tracers en inhibitoren de respons bepalen van individuele processen op veranderingen in de temperatuur en op verschillen in de diepte van de grondwatertafel. Organisaties: • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Ivan Janssens
De positie en rol van niet-statelijke actoren in het internationaal recht. Universiteit Antwerpen Abstract: Het klassieke internationaal recht is nog steeds opgevat als een interstatelijk recht. In deze opvatting zijn staten, en niet niet-statelijke actoren, de belangrijkste subjecten van internationaal recht. Niet-statelijke actoren, zoals internationale organisaties, ondernemingen, ngo's, gewapende oppositiegroepen, nationale bevrijdingsbewegingen, en zelfs individuen, manifesteren zich steeds meer op alle niveaus van internationaal recht en beleid. De wetenschappelijke onderzoeksgroep gaat na wat de internationaal-juridische positie van niet-statelijke actoren op verschillende terreinen van het internationaal recht en de internationale betrekkingen op dit moment is, en of die positie beleidsmatig gezien wenselijk is. De groep wil tevens nagaan op welke wijze niet-statelijke actoren de vormgeving van internationale regelgeving beïnvloeden op basis van hun juridische positie. Ook hier wordt getoetst of die invloed wenselijk is. De bijdrage van de UA zal gebeuren vanuit het recht van de mensenrechten, en meer in het bijzonder van de economische, sociale en culturele rechten. Organisaties: • Recht en Ontwikkeling
Onderzoekers: • Wouter Vandenhole
De aspectuele bijdrage van object-argumenten aan het lexicaal aspect. Universiteit Antwerpen Abstract: In eerder onderzoek werd in het lexicale aspectuele domein een drievoudig onderscheid voorgesteld als alternatief voor het traditioneel tweevoudig (domein-neutraal) onderscheid. In dit voorstel wensen we de analyse verder uit te breiden en de aspectuele rol van directe objecten na te gaan. Hierbij zal getest worden of een drievoudig onderscheid voor nominale groepen een goed alternatief is om een antwoord te bieden op enkele problemen die zich stellen binnen het traditioneel tweevoudig onderscheid. Organisaties: • Centrum voor grammatica, cognitie en typologie
Onderzoekers: • Gretel De Cuyper
Functionele in vitro ligand binding en in vivo beeldvorming van het opiaat- en serotoninereceptorsysteem in het kader van pijn bestrijding bij de hond. Universiteit Gent Abstract: Het eerste luik omvat de ontwikkeling van mu opiaatreceptor radioliganden voor functionele beeldvorming (SPECT) van het centrale zenuwstelsel. Na in vitro aanmaak en evaluatie wordt de geschiktheid voor de radioliganden voor SPECT in vivo bij muizen nagegaan. Het tweede luik onderzoekt de invloed van opiaten alsook de invloed van hun toedieningswijze op het serotonerge systeem bij de hond m.b.v. SPECT. Organisaties: • Vakgroep Geneeskunde en klinische biologie van de kleine huisdieren
Onderzoekers: • Ingeborgh Polis
Ontwikkeling van methoden voor hoge doorvoer, regiospecifieke transcriptoomanalyse en de toepassing ervan in psychiatrische ziekten. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit doctoraatsproject heeft als doel het ontwikkelen van methode(n) voor de systematische hoge doorvoer screening van het transcriptoom. De methode zal een combinatie zijn van bio-informatica en nieuwe experimentel technieken en zal uit drie opeenvolgende stappen bestaan. In de eerste stap worden alle mogelijke transcripten in een genomische regio voorspeld. Hiervoor zal bestaande en nieuwe software gecombineerd worden tot een sensitieve predictie pipeline. De tweede stap bestaat uit de hoge doorvoer experimentele detectie van de transcripten met behulp van het massief parallelle sequencing GS FLX platform (Roche). De transcriptsequenties gegenereerd door dit platform worden in de
derde stap geanalyseerd met hiervoor ontwikkelde software. Deze methode laat toe om een veel beter inzicht te krijgen in het transcriptoom van bepaalde genomische regio's. Organisaties: • VIB DMG - Toegepaste Moleculaire Genomica
Onderzoekers: • Jurgen Del-Favero • Bart Aelterman
Onderzoek naar de ontwerpparameters van circulatieruimtes in woonomgevingen, aan de hand van de haptische belevingswaarden van congenitale blinden Universiteit Hasselt Abstract: Dit is een verlenging voor een specialisatiebeurs IWT voor de periode van 01.01.2009 tot 31.12.2010. Het betreft "Onderzoek naar de ontwerpparameters van circulatieruimtes in woonomgevingen, aan de hand van de haptische belevingswaarden van congenitale blinden" en zal uitgevoerd worden door Herssens Jasmine binnen het onderzoeksinstituut IMOB. Organisaties: • Data-analyse en Modellering • Niet onderzoeksgroep gebonden projecten • Instituut voor Mobiliteit
Onderzoekers: • Bert WILLEMS
De bron van gemaskeerde primingeffecten: het lexicaal of het episodisch geheugen? Universiteit Antwerpen Abstract: Gemaskeerde priming is een techniek waarbij een woord zo kort wordt aangeboden dat het niet bewust kan worden waargenomen, terwijl het toch een effect kan hebben op de verwerkingssnelheid van een onmiddellijk daarop volgend woord. Deze techniek wordt daarom vaak gebruikt in de psycholinguïstiek om de geheugenstructuren en -processen achter woordherkenning te onderzoeken. Recent is echter discussie ontstaan over de lexicale aard van deze zgn. gemaskeerde primingeffecten (zie Bodner & Masson, 2003, 2004, 2006): vertellen ze werkelijk iets over de structuur van het mentale lexicon of reflecteren ze residuele activatie in het episodische geheugen, waar mensen persoonlijke ervaringen opslaan? Een reeks experimenten moet antwoord geven op de vraag of een lexicale interpretatie van het effect verdedigbaar is. Gegeven de populariteit van de techniek, kunnen de uitkomsten van dit onderzoek verstrekkende gevolgen hebben voor de theorievorming m.b.t. het mentale lexicon. Organisaties: • Centrum voor Computerlinguïstiek en Psycholinguïstiek (CLiPS)
Onderzoekers: • Dominiek Sandra
Rol van angiogenese en angiogenetische groeifactoren (VEGF, PLGF) in portale hypertensie en fibrosevorming in diermodellen van cirrose, steatose en portale hypertensie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doel Het doel van dit project is de rol van placental growth factor (PLGF) in het ontstaan van portale hypertensie en zijn complicaties, in het ontstaan van cirrose en steatose/NASH verder te bestuderen. - We zullen ons focussen op de rol van PLGF in de vorming van angiogenese in het mesenterium, van collateralen (shunten) in de perifere, splanchnische en pulmonale circulatie, waarbij ook de initiërende factoren zoals hypoxie (HIF cascade) zullen worden bestudeerd. De klinische complicaties van cirrose zullen worden nagegaan wanneer cirrose geïnduceerd wordt in PLGF-/- muizen. Er zal worden onderzocht of deze klinische complicaties kunnen voorkomen worden (preventie studies) door het toedienen van anti-angiogenetische farmaca (anti-PLGF); kan de vorming van collateralen worden geïnhibeerd (zie orale presentatie C. Van Steenkiste), de longfunctie worden beïnvloed, de vorming van ascites worden verhinderd en meest belangrijk of de overleving kan worden verbeterd. Gezien patiënten zich meestal reeds in een stadium van cirrose of duidelijke PHT in de kliniek aanmelden, zal worden gekeken of elk van deze klinische complicaties reversibel zijn onder behandeling met anti-angiogenetische agentia. - De relatie tussen HSC, die fibrose induceren bij chronische leverschade, en angiogenese zal verder worden bestudeerd. Het effect van PLGF op HSC wordt bekeken, maar ook omgekeerd, of de HSC PLGF produceren en zo angiogenese kan induceren. Het gebruik van PLGF-/- muizen, anti-PLGF en recombinant PLGF zal ons helpen om de rol van PLGF in fibrose te bestuderen. - In het muismodel van steatose en NASH zal de expressie (proteine/ mRNA) van VEGF en PLGF met hun respectievelijke receptoren worden bepaald op verschillende tijdstippen in de lever, long en peritoneum. Het effect van het ontstaan van steatose, steatohepatitis en fibrose op de microcirculatie van peritoneum en lever (intravitaal microscopie en histologie), op collateraal vorming, portale druk en hemodynamica zal worden onderzocht. In een tweede tijd zal de rol van anti-angiogenetische factoren (anti-VEGF, anti-PLGF) in het ontstaan van steatohepatitis/fibrose in de NASH muismodellen worden bestudeerd. Organisaties: • Celbiologie en Histologie • Fysiologie
Onderzoekers: • ALBERT GEERTS • Hendrik REYNAERT • Leonardus VAN GRUNSVEN
Klimaateffect en luchtkwaliteitmodellen voor beleidsondersteuning (CLIMAQS). Universiteit Antwerpen Abstract: Vlaanderen gaat gebukt onder een van de hoogste niveaus van luchtvervuiling in Europa. Bovendien worden de gevolgen van klimaatverandering in toenemende mate waarneembaar in Vlaanderen. Met betrekking tot klimaat en luchtkwaliteit zijn atmosferische modellen een cruciaal instrument voor de ondersteuning van het beleid omdat ze ons in staat stellen voorspellingen te maken en de gevolgen van verschillende scenario's door te rekenen. Tot nu zijn voornamelijk voorspellende 3D-modellen het beste, beschikbare instrument hiervoor. Deze modellen zijn echter beperkt tot academische toepassingen en ze zijn zelden toegepast voor het doorrekenen van langetermijnvoorspellingen voor beleidsondersteuning omdat ze vaak te complex en rekenintensief zijn. De doelstellingen van het CLIMAQS onderzoeksproject zijn het controleren en verbeteren van bestaande voorspellende 3D-modellen op regionale en lokale schaal voor Vlaanderen en het ontwikkelen van strategieën om ze te implementeren in de ondersteuning van beleidskeuzes met betrekking tot de gevolgen van klimaatverandering en urbane en regionale luchtvervuiling in Vlaanderen. Voor dit project wordt een breed kennisplatform in atmosferisch modelleren uitgebouwd, gebaseerd op beschikbare expertise in Vlaanderen. Het project is dan ook een samenwerking tussen VITO, het Dep. Geografie en het Dep. Toegepaste Wetenschappen van de K.U.Leuven en het Dep. Bioingenieurswetenschappen van de UA. In een eerste fase van het project zullen de modellen op regionale en locale schaal voor secundaire aërosolvorming, de hydrologische cyclus en de biosfeer-atmosfeer-interactie worden verbeterd. Bovendien zullen technieken voor data-assimilatie worden geïmplementeerd voor bepaalde hydrologische parameters en atmosferische concentraties aan gassen en aerosolen. Om dit te bewerkstelligen zal een dynamische biosfeermodule worden geïntegreerd in een regionaal klimaatmodel. Dit maakt mogelijk dat vegetatie interactief kan groeien en afsterven in functie van
atmosferische omstandigheden zoals die kunnen worden verwacht in de toekomst. De resulterende verbeterde regionale klimaatmodellen zijn niet alleen waardevol op zich, maar zullen eveneens toelaten om het modelleren van luchtkwaliteit te verbeteren. Op lokaal niveau, zoals een stadswijk, zullen gebouwen en vegetatie mee kunnen worden opgenomen in het modelleren van luchtkwaliteit met een ruimtelijke resolutie van slechts enkele meters, met behulp van ENVI-Met. De 3D-terreinobjecten zullen worden opgesteld met behulp van hoge resolutie stereosatellietbeelden. Bij het implementeren en testen van het model zal de focus liggen op voornamelijk verkeergerelateerde polluenten zoals fijn stof (PM10, PM2.5 en NO2). Bovendien zal speciale aandacht worden besteed aan het zeer schadelijke ultrafijn stof, met name naar de groottedistributie van de deeltjes en hun interactie met planten. In een tweede fase zal de focus liggen op het verbeteren van de toepasbaarheid van de modellen voor beleidsondersteuning en op het aantonen van hun mogelijkheden met behulp van gevalstudies. Na het koppelen van de modellen, zal de laatste fase van het project gewijd zijn aan het uitvoeren van beleidsrelevante demonstraties. Hierbij zullen specifieke gevallen worden beschouwd via het op lokale schaal modelleren van de effecten van mitigatiestrategieën voor luchtvervuiling. Bovendien zullen langetermijnvoorspellingen (over een periode van ong. 10 jaar) van de impact van klimaatverandering en van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd voor de ganse regio Vlaanderen, met een resolutie van slechts enkele kilometers en zowel voor het huidige als het toekomstige klimaat. Het Dep. Bio-ingenieurswetenschappen van de UA zal instaan voor het ontwikkelen van numerische modellen in het bestaande FORUG-model ter simulatie van (i) de impact van atmosferische omstandigheden en ozon (O3), zwaveldioxide (SO2) en stikstofoxiden (NOx) op fysiologische dynamiek van vegetatie, en (ii) de emissies van BVOC's (biogenic volatile organic compounds) in functie van meteorologische omstandigheden en fenologie, en dit voor bomen, grasland en gewassen. Daarnaast zal een bestaande deterministische vegetatiemodule in het ENVI-Met model worden uitgebreid om de uitwisseling van polluenten te simuleren (depositie op, opname door en uitloging uit bladeren) alsook de fysiologische gevolgen van luchtpolluenten. Daarvoor worden intensieve meetcampagnes opgezet in Vlaamse steden ter bepaling van de plant-polluentinteracties, en dit voor verschillende soorten en in hoge ruimtelijke resolutie. Uiteindelijk zal de impact worden bepaald van verscheidene realistische scenario's van stedelijk groenaanleg op luchtkwaliteit en klimaat via gevalstudies in Gent en Hasselt, met behulp van het uitgebreide ENVI-Met model. In samenspraak met de betrokken steden zullen scenario's van groenaanleg worden geselecteerd, zoals de aanleg van parken, het aanplanten van hagen of bomenrijen langsheen drukke wegen, de aanleg van groendaken en een wijziging van de boomsoort gebruikt in stedelijke aanplantingen. Organisaties: • Milieu Ecologie en Microbiologie (ENdEMIC)
Onderzoekers: • Silvia Lenaerts • Roeland Samson
Onderzoek naar de rol van selectie geschiedenis op de link tussen ontwikkelingsinstabiliteit en stress en fitness: eilanden als modelsystemen. Universiteit Gent Abstract: In dit project wordt nagegaan op welke manier de selectiegeschiedenis van een kenmerk relaties beïnvloedt tussen de mate van fluctuerende asymmetrie in taruslengte en omgevingsstress bij diverse Afrotropische vogelsoorten. Concreet wordt getest in hoeverre directionele selectie kan leiden tot een gedestabiliseerde ontwikkeling, dit als gevolg van het verlies aan canalizing modifiers. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Luc Lens
Alpha-catenine familieleden: zoektocht naar unieke, gemeenschappelijke en redundante functies in vivo Universiteit Gent Abstract: De klemtoon van dit project ligt op de analyse van drie sets van muismodellen: (1) muizen met totaal of conditioneel verlies van ?Tcatenine, (2) muizen met totaal of conditioneel verlies van ?-catuline, en (3) muizen met vervanging van specifieke isovormen van ?-catenines in verschillende weefsels. Het hoofddoel is de rol van de verschillende ?-catenines in verschillende weefsels op te helderen. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Frans Van Roy
Politiek buiten de Staat III. Representatie, coördinatie en aansprakelijkheid in multigelaagde settings. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project focust zich op de politiek representatie and beleidsmaking in complexe en multigelaagde systemen. 2 onderzoekslijnen worden bekeken: - de eerste focust zich op de veranderende rol van parlementen als forums van representatie - de tweede focust zich op parlementen in beleidscoördinatie en aansprakelijkheid Organisaties: • Politieke Wetenschappen
Onderzoekers: • Sebastian OBERTHUR • CHRISTIAN DESCHOUWER • Irina TANASESCU
Kwaliteitsmetrieken voor de objectieve beoordeling van de invloed van IP-gebaseerde netwerken op video- en audiokwaliteit Universiteit Gent Abstract: Netwerkstoornissen (pakketverlies) hebben in het geval van digitale video een invloed hebben op de visuele kwaliteit van het ontvangen signaal. Tijdens dit doctoraatsonderzoek wordt de relatie tussen deze netwerkstoornissen en de waargenomen beeldkwaliteit onderzocht. Het is de bedoeling om een kwaliteitsmetriek op te stellen die, op basis van netwerk monitoring, in staat is om de visuele kwaliteit te voorspellen. Organisaties: • Vakgroep Informatietechnologie
Onderzoekers: • Piet Demeester
Celebrity-activisme: een empirisch onderzoek naar de samenwerking tussen sociale bewegingen en bekende Vlamingen. Universiteit Antwerpen Abstract: De centrale vraag van dit project is welke invloed het engagement van celebrities heeft op de werking van sociale bewegingen, en op de relaties van deze middenveldorganisaties met elkaar en de burgers-consumenten. In welke mate en op welke manier is de steun van een bekende figuur een noodzaak voor een sociale beweging in een door media en marktdenken
gedomineerde samenleving? Op welke manier beïnvloedt de aanwezigheid van een celebrity-activist het denken en doen binnen een beweging of actiegroep? Hoe evolueren de verhoudingen tussen bewegingen die wel en niet een beroep doen op beroemde boegbeelden, en tot slot: welke impact heeft de introductie van celebrityactivisten op het grote publiek? Organisaties: • Media, beleid en cultuur (MPC)
Onderzoekers: • Hildegarde Van den Bulck
Klinisch en preklinisch onderzoek naar het effect van cellulaire mediatoren op het bijsturen van pathogene responsen in multiple sclerose. Universiteit Antwerpen Abstract: In voorliggend project willen we de haalbaarheid en toepasbaarheid van tolerogene DC en Treg als cellulaire mediatoren om pathogene reacties in MS patiënten te onderdrukken, klinisch en preklinisch onderzoeken. Huidig onderzoek zal de fundamentele basis leggen voor de eventuele latere ontwikkeling van een cellulair vaccin voor de behandeling van MS. Patiënten die lijden aan MS zouden in de toekomst gevaccineerd kunnen worden met tolerogene DC en/of immuunonderdrukkende Treg om alzo autoreactieve T-cellen, die autoimmuniteit veroorzaken, te elimineren of te inactiveren. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Dirk Ysebaert • Peter Ponsaerts • Patrick Cras • Zwi Berneman • Vigor F I Van Tendeloo • Nathalie Cools
De cognitieve status van patiënt na behandeling voor refactaire epilepsie Universiteit Gent Abstract: Het doel van dit onderzoek is het beschrijven van de postoperatieve cognitieve status van de patiënt behandeld voor refractaire epilepsie. Daarnaast willen we door de combinatie van Voxel Based Lesion Mapping met neurpsychologisch onderzoek bij patiënten die een anatomische resectie in de temporale kwab ondergingen, de bijdrage van de mediale temporale kwab aan de vorming van geheugenfunctioneren in kaart brengen. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Paul Boon • Marijke Miatton
Een retorisch-narratologisch onderzoek van figuurlijkheid in narratieve settings, met toepassingen op handelingsrijke Duitstalige prozaliteratuur van de vroege moderniteit tot het poëtisch realisme (1660-1880) Universiteit Gent Abstract: Het onderzoeksproject voert een systematische analyse door van de interferentie tussen complexe figuurlijke en stilistische processen enerzijds en gelaagde narratieve settings anderzijds in een historisch gedifferentieerd corpus van handelingsrijke vertellende teksten (Grimmelshausen, Forster, Kleist, Meyer, Keller, Raabe). Hierbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de cotextuele verankering van de figuurlijke processen en aan de wijzen waarop ze de lezerbetrokkenheid sturen. Organisaties: • Vakgroep Duits
Onderzoekers: • Benjamin Biebuyck
Populatiedynamica- en simulatie van oorwormen in boomgaarden: densiteitsafhankelijke factoren in een populatie van generalist predatoren. Universiteit Antwerpen Abstract: Oorwormen, Forficula auricularia (L.) (Dermaptera, Forficulidae), zijn belangrijke predatoren in boomgaarden. Uit experimentele studies blijkt dat ze belangrijke plagen onder controle kunnen houden in zowel appel- als perenteelten. Hierbij denken we vooral aan diverse luizen en perenbladvlo. Oorwormen zouden dus een belangrijke rol kunnen spelen in de geïntegreerde fruitteelt en vormen een essentiële schakel in de biologische fruitteelt. Het probleem vormt zich echter doordat de oorwormpopulatie een grote jaarlijkse variatie vertoont in densiteiten. Hierdoor kunnen ze geen betrouwbare bijdrage leveren voor de landbouwer en blijft het praktisch nut beperkt. Om deze problematiek aan te pakken zal er een populatiemodel worden gebouwd. Hiermee kan de populatie met behulp van gevoeligheidsanalyses geanalyseerd worden, zodat kritische periodes in de levenscyclus alsook sleutelfactoren geïdentificeerd kunnen worden. Dit moet leiden tot een optimaal boomgaardbeheer, waarbij men rekening houdt met de invloed van abiotisch en biotische factoren enerzijds en de impact van menselijke ingrepen anderzijds op de oorwormenpopulatie. Er is echter te weinig relevante biologische informatie beschikbaar om een dergelijk model te maken. Met behulp van de reeds goedgekende en bestudeerde fenologie van de oorworm kan er bepaald worden welke parameters relevant zijn voor deze studie. Deze parameters vereisen een uitgebreide kennis van ontwikkelingstijden, overlevingskansen, fecunditeit en reproductiecijfers, dat kan bereikt worden door een combinatie van veld -en labo-experimenten. In dit project zal de aandacht vooral uitgaan naar densiteitafhankelijke factoren zoals parasitisme (door sluipvliegen), predatie, intra- en interspecifieke competitie. Deze factoren zijn slechts zeer summier gekend en vormen bijgevolg een groot hiaat in de noodzakelijke kennis om de populatie te modelleren en te simuleren. Organisaties: • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Herwig Leirs • Rob Moerkens
Fysische verklaring en karakterisatie van ruimtelijke incoherente emissie regimes van halfgeleiderlasers en implementatie in gerichte toepassingen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project handelt over zowel theoretische als experimentele aspecten van een bepaald type halfgeleider laser: de broad-area verticalcavity surface-emitting laser (BA-VCSEL). Naar aanleiding van de recente ontdekking (2005) binnen de vakgroep TONA van een speciaal nietmodaal emissie regime in dit type lasers, willen we theoretisch en experimenteel werk verrichten om dit fenomeen verder te kwantificeren en te
verklaren, en er de toepassingsperspectieven van te onderzoeken. Deze kennis moet ons ook toelaten om eventueel niet-modale emissie te genereren in andere types halfgeleider laser. Een ander belangrijke toepassing van dit onderzoek zou het gebruik van BA-VCSELs zijn voor belichtings- en display toepassingen. Het gebruik van lasers in zulke toepassingen wordt immers bemoeilijkt door een waarneembare korreligheid (speckle) van het geprojecteerde beeld ten gevolge van de coherentie eigenschappen van een laser. Wij willen in dit project aantonen dat deze speckle sterk gereduceerd kan worden in het niet-modale emissie regime van een laser. Dit opent de mogelijkheid om halfgeleiderlasers in tal van nieuwe toepassingen te gebruiken. Organisaties: • Toegepaste Natuurkunde en Fotonica
Onderzoekers: • Guy VERSCHAFFELT • JAN DANCKAERT
Genetische susceptibiliteit van premature kinderen voor oxidatieve schade. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De geboorte op zich brengt oxidatieve stress met zich mee: pasgeborenen komen van een hypoxische (intra-uterus) in een normoxische, relatief hyperoxische (extra-uterus), omgeving terecht. Efficiente verdedigingsmechanismen, zoals antioxidanten en DNA-repairenzymen, beschennen hun tegen oxidatieve schade. Prematuren daarentegen beschikken door hun vroeggeboorte over lagere concentraties aan antioxidanten en antioxidantenzymen en worden, naast de geboorte zelf, ook met andere situaties van toegenomen oxidatieve stress geconfronteerd, zoals de toediening van extra zuurstof. Het doel van dit project is 1) de efficiëntie van de DNA-repairenzymes betrokken in het herstel van oxidatieve DNA-schade te onderzoeken in prematuren en te vergelijken met deze van volwassenen en voldragen babies; 2) deze prematuren gedurende het eerste jaar na de geboorte op te volgen in nauwe samenwerking met de pediaters om na te gaan hoe hun DNA-herstelsysteem zich verder ontwikkelt. Hiervoor zullen we het DNA-repairfenotype en de genotoxische effecten van H²O² bestuderen, rekening houdend met het genotype voor enkele belangrijke genen uit de enzymatische antioxidant- en DNA-repairsystemen, de leeftijd, en het geboortegewicht. Dit project maakt deel uit van een EU-lntergrated project (FOOD-CT2005-01 6320-2. "NewGeneris") en beoogt aanvullende financiele ondersteuning (matching fund). Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
Permutatiegroepen en incidentiemeetkunde. Vrije Universiteit Brussel Abstract: R&D secretariaat Organisaties: • Wiskunde-TW
Onderzoekers: • Philippe CARA
Rol van VEGF en stroomafwaartse transcriptionele regulatoren in normale en kwaadaardige hematopoietische stamceldifferentiatie Universiteit Gent Abstract: We onderzoeken de rol van VEGF en stroomafwaartse transcriptionele regulatoren tijdens hematopoiese en leukemische transformatie. Hierbij maken we gebruik van in vitro culturen voor hematopoietiche stamceldifferentiatie en van in vivo experimenten aan de hand van transgene muis modellen. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Frans Van Roy • Jody Haigh
Simulatie van Elektrodevormveranderingen in Elektrochemische Processen beschreven door Multi-Ion Transport en Reactie Modellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Simulatie van Elektrodevormveranderingen in Elektrochemische Processen beschreven door Multi-Ion Transport en Reactie Modellen Organisaties: • Elektrotechniek-Energietechniek
Onderzoekers: • PHILIPPE LATAIRE
Pro-actieve beleidsvorming in de Europese Unie KU Leuven Abstract: Normal 0 21 false false false MicrosoftInternetExplorer4panose-1:2 2 5 2 6 4 1 2 3 3;mso-font-charset:0;mso-generic-font-family:roman;mso-font-pitch:variable; mso-font-signature:3 0 0 0 1 0;} /* Style Definitions */ p.MsoNormal, li.MsoNormal, div.MsoNormal{mso-style-parent:"";margin:0cm;marginbottom:.0001pt; Organisaties: • OE LINES
Onderzoekers: • Bart Kerremans • Johan Adriaensen
Regulatie van de novo pyrimidine biosynthese in hyperthemoacidofiele Archaea.
Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project beoogt de ontrafeling van de regulatorische mechanismen die de expressie moduleren van de genen die instaan voor de novo pyrimidine biosynthese in hyperthermoacidofiele Archaea. Archaea vormen een apart fylogenetisch domein van het leven, naast de Bacteria en de Eukarya. Enerrzijds delen zij een aantal kenmerken met de Bacteria, zoals de morfologie en de organisatie van het genoom. Anderzijds zijn de archaeale informatieverwerkende processen zoals o.a. de replicatie van het DNA, transcriptie en translatie nauwer verwant met de eukaryotische processen. Vele gekarakteriseerde archaeale soorten zijn extremofielen, zo ook de hyperthermoacidofielen die optimaal groeien bij hoge temperatuur en lage pH. Deze organsimen zijn zeer interessant zowel vauit fundamenteel als industrieel perspectief. Het pyrimidine gencluster van de Sulfolobales is met zijn unieke organisatie een interessant modelsysteem zowel voor de studie van basale archaeale gentranscriptie als van pyrimidione-specifieke regulmatie, waarvan nog niets geweten is bij archaea. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • DANIEL CHARLIER
Identiteit, functie en expansie van de Vlaamse barok in Europese context. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Centrum voor stadsgeschiedenis
Onderzoekers: • Bruno Blondé
Het beheersen van de reologie van beton bij het (gecombineerde) gebruik van plastificeerders/vertragers en versnellers Universiteit Gent Abstract: In moderne betontechnologie wordt veelvuldig gemaakt van combinaties van hulpstoffen. Dergelijke combinaties worden in voorliggend project nader bestudeerd. De doelstellingen van het project zijn: Het bepalen van de fysico-chemische interactie tussen de hulpstoffen onderling en tussen de hulpstoffen en het cement en de vulstoffen. Het kwantificeren en modelleren van het gecombineerde gebruik van hulpstoffen op het reologische gedrag van beton. Organisaties: • Vakgroep Bouwkundige constructies
Onderzoekers: • Geert De Schutter
Realisatie van micro-spuitgietproducten door optimalisatie van ontwerp, matrijs en proces Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Toegepaste Ingenieurswetenschappen • Vakgroep Mechanica
Onderzoekers: • Ludwig Cardon
Methodeontwikkeling voor interdisciplinair isotopisch onderzoek door middel van mult-collector ICP-massaspectrometrie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In 2006 wordt een multi-collector inductief gekoppeld plasma massaspectrometer (MC-ICPMS) geinstalleerd aan de UGent (analytische chemie) voor multidisciplinair onderzoek in chemle, geologie en ecologie (door een krediet impulsfinanciering zware Apparatuur aan UGent, VUB, KULeuven). Multi-collector ICP-massaspectrometrie (MC-ICPMS) is een bljzonder krachtige techniek voor de bepaling van isotopenverhoudingen van nagenoeg alle elementen (behalve H, C, N, O en edelgassen).De prioriteiten van de VUB liggen in de ontwikkeling van de analysen van de volgende isotopensystemen 1) Cr-isotopenanalyse voor het aantonen van meteorietsporen in korstmateriaal, met als doel inzicht te verwerven in de frequentie van asteroïdeen komeetinslagen op aarde en bijdragen tot de identificatie van de impacterende lichamen/projectielen 2) Gebruik van de isotopische samenstelling van Os en Sr als een paleoklimaat-proxy en om de effecten van de verschillende oceanografische en terrestrische processen op biogeochemische cycli te onderscheiden. 3) De U-Th geochronologie voor de datering van recente carbonaten (speleothems, schelpen etc). 4) 11B/10B analyse als pH- en saliniteit-proxy in paleooceanografie en paleoklimatologie Organisaties: • Wetenschappen van het Systeem Aarde • Geologie
Onderzoekers: • Philippe CLAEYS
Manipulatie van magnetische micropartikels in druppelgebaseerde microfluidics KU Leuven Abstract: Lab-on-a-chips en microfluïdische analysesystemen bestaan al meerdan drie decennia. Ze worden toegepast voor medische, milieu- en voedseldiagnostiek en verschijnen in verschillende configuraties en complexiteit. Wat ze allemaal gemeenschappelijk hebben zijn de kleine vloeistofvolumes, die getransporteerd worden in structuren met micrometerdimensies. Een veelbelovende en groeiende subcategorie van deze microfluïdische systemen zijn de meerfasige, druppel-gebaseerde of gesegmenteerde stroomsystemen. Discrete hoeveelheden reagentia worden vervoerd in microfluïdische kanalen, omringd met een onmengbare vloeistof of een gas, wat contaminatie tussen verschillende reactievolumes voorkomt. Deze druppeltjes, meteen typisch reactievolume van 1 microliter tot 1 picoliter, kunnen gebruikt worden als microreactorvaten voor (bio)chemische reacties of voor bioassays zoals ELISA en PCR. Ze kunnen aan hoge frequenties gegenereerd worden, tot 10.000 per seconde, wat vooral veelbelovend is voor toepassin Organisaties: • Afdeling MeBioS
Onderzoekers: • Jeroen Lammertyn • Bert Verbruggen
De rol van planthormonen in plantengroei en ontwikkeling Universiteit Hasselt Abstract: Bij planten is groei een geordend proces waarbij enkele weefsels, de meristemen, voortdurend nieuwe cellen vormen, en de nieuw gevormde cellen aanzienlijk expanderen en differentiëren. Wanneer de cel uit de meristematische zone komt, heeft celexpansie of celgroei plaats, waarna de cellen in een gedifferentieerde, niet-prolifererende toestand komen. De cel-cel interactie is belangrijk voor de verdere groei en ontwikkeling van het multicellulair organisme waarbij omgevingssignalen voortdurend interageren met de planteigen interne signalisatiewegen. Dit bepaalt het uiteindelijke fenotype van de plant. Deze onderzoeksgemeenschap richt zich op de rol van planthormonen en hun signalisatiewegen bij de celdeling en celelongatie. Hiervoor worden verschillende ontwikkelingsprocessen geselecteerd waaronder wortelontwikkeling, apicale dominantie, UV acclimatisatie en tolerantie en de ontwikkeling van het fotosyntheseapparaat. Deze onderzoeksgemeenschap groepeert 10 onderzoekseenheden in Vlaanderen en binnen Europa. Organisaties: • Moleculaire en Fysische Plantenfysiologie
Onderzoekers: • Roland VALCKE
FLASH : EFRO-project : Flanders Smart Hub (met projectnr. 45; goedgekeurd op Comité van toezicht van 18/6/2008) Vrije Universiteit Brussel Abstract: De missie van het project is om de grondslagen te leggen om te komen tot een Smart Hub. Zo zal Vlaams-Brabant kunnen uitgroeien tot een Vlaamse, Europese en internationale topregio en wordt economische creativiteit de kernboodschap waardoor meer welvaart en welzijn de regio tot een plek maakt waar het goed werken en leven is. Organisaties: • Wiskunde, Operationeel Onderzoek, Statistiek en Informatica voor Management • Mobiliteit en voertuig technologie onderzoeksgroep
Onderzoekers: • CATHY MACHARIS • Ethem PEKIN
Villanadine: een artistiek onderzoek naar een beeldende transpositie van stilte en herhaling Hogeschool Gent Abstract: Dit onderzoek, dat parallel aan de verdere ontwikkeling van mijn artistieke praktijk verloopt, is gegroeid uit een aantal bekommernissen die wortelen in reeds eerder uitgewerkte thema's, nieuwe interesses en actuele omstandigheden. Het reflecteren op de "moeder" is een piste waar ik reeds in 1998 mee ben begonnen. Hier voer ik een beeldend en open narratief op (in video, fotografie, objecten, installatiekunst,…) waarin ik de band tussen moeder en kind centraal stel. De familiale nucleus verschijnt er als een vervreemde entiteit, ondergedompeld in een psychologisch suspens. In beeld wordt gereflecteerd over hoe het verleden zich inschrijft in het heden, hoe het dit heden kleurt en ten dele structureert doorheen codes, omgangsvormen, objecten en relaties. Hierbij wil ik het creatieve potentieel van het alledaagse onderzoeken, en wijzen op de ambigue verhouding tussen kunst en leven, tussen representatie en interpretatie, tussen schijn en werkelijkheid. Naast het bevragen van identiteit zijn vooral de perceptie en de ervaring van het "zijn" een onderwerp. Verder onderzoek in verschillende (nieuwere) wetenschappelijke velden hebben mijn interesse in dit thema versterkt. Het verder ontsluiten van ons neurologisch systeem en de impact op productie en beschouwing van kunst hebben hierbij mijn bijzondere aandacht. Onlangs heb ik na twintig jaar, mijn atelier verlaten. Een nieuwe situatie dient zich aan. Voor de volgende vijf jaar heb ik een nieuwe studio, een jaren ’50 villa in een paradijselijke setting. Dit is mijn nieuwe basiskamp voor dit project. Dit nieuw gegeven zal er voor zorgen dat de twee onderzoeksvelden - de ruimte van de moeder / de ruimte van mijn eigen onderzoek - een eigen plaats krijgen. De 7 kamers in dit huis structuren de 7 gekozen velden waarin onderzoek wordt gedaan. De ruimte van de moeder: het familiale huis, en de ruimte van de kunstenaar: het atelier. Door deze omkadering ontstaat er een directe relatie met de fysionomie van het huis en zijn betekenis..... Organisaties: • Departement Koninklijke Academie voor Schone Kunsten • Vakgroep Autonome kunsten
Onderzoekers: • Philip Huyghe • Annemie Van Kerckhoven
Upgrade databank Strategisch innoveren in de Euregio Maas Rijn Universiteit Hasselt Abstract: De Databank Strategisch Innoveren (DBSI) vormt de basis voor de uitbouw van een wereldwijd uniek onderzoeksprogramma. Managementstrategie, veranderstrategie en beleidsstrategie, zijn de sleutelbegrippen. Het unieke bestaat erin dat een ontwerpgerichte benadering wordt toegepast en we dit kunnen toetsen aan de hand van op gestandaardiseerde wijze verzamelde strategische gegevens van 650 KMOs. De missie van het programma is het verrichten van wetenschappelijk onderzoek waarmee de verbinding met de praktijk van management en beleid wordt versterkt. Hiermee mengt het programma zich in de discussie over de relevantie van management- en organisatiestudies en de wetenschappelijke kwaliteit (Rigor or Relevance, zie:Gulati 2007). Het onderzoeksprogramma richt zich inhoudelijk op handelingsstrategiëen die bijdragen aan de strategie-ontwikkeling en het innovatief vermogen van Kleine en Middelgrote Ondernemingen (KMO´s). In het actorperspectief staat de ondernemer centraal en in het verlengde daarvan de adviseur ('change agent') en de beleidsmaker. Het programma schaart zich daarmee in de rij van het ontwerpgericht onderzoek (Den Hertog e.a. 2007, Van Aken 2004). Organisaties: • Governance • Data-analyse en Modellering • Kenniscentrum voor Ondernemerschap en Innovatie
Onderzoekers: • Raf SLUISMANS
Kwantitatieve nucleaire magnetische resonantie beeldvorming voor de karakterisatie van biologisch relevante parameters met betrekking tot de behandeling van tumoren met behulp van ioniserende straling
Universiteit Gent Abstract: Bij deze studie wordt beoogd twee fysiologische parameters niet invasief in beeld te brengen aan de hand van nucleaire magnetische resonantie beeldvorming: (1) celbiologische wijzigingen die het gevolg zijn van ioniserende straling en (2) de zuurstofverdeling in tumoren. Deze biologische beeldvorming beoogt een antwoord te leveren op het vraagstuk van de biologische effectiviteit van hadronen-therapie en vindt een belangrijke toepassing in het optimaliseren van tumorbehandelingen (hypoxie). Organisaties: • Vakgroep Radiotherapie en Experimenteel Kankeronderzoek
Onderzoekers: • Yves De Deene
Novel macrophage and myeloid dendritic cell markers for in vivo imaging and therapy of inflammatory diseases; inflammation tracking "inflammatrack". Vrije Universiteit Brussel Abstract: Macrofagen en myeloide dendritische cellen spelen een cruciale rol in talrijke ziekten waarin ontstekingreacties, chronisch of acuut van aard, aan de basis liggen van het ziektebeeld. Deze omvatten ondermeer chronische infectieziekten, auto-immune aandoeningen zoals reumatoïde artritis en de ziekte van Crone, en aandoeningen van allergische oorsprong met astma en hooikoorts als meest frequente voorbeelden. In deze aandoeningen voeren de cellen talrijke gespecialiseerde functies uit. Deze functies kunnen sterk verschillen volgens de aard van de aandoening, zijn stadium en anatomische lokatie. De verschillende functionele eigenschappen van de betrokken macrofagen en dendritische cellen uiten zich in de aanmaak van verschillende sets van solubele mediatoren en oppervlaktereceptoren. Het aflezen van deze specifieke sets biedt bijgevolg tal van mogelijkheden voor diagnose en therapie. Partners in dit consortium hebben een kennisplatform ontwikkeld met informatie over moleculaire merkers die in muismodellen voor diverse inflammatoire aandoeningen uitgedrukt worden door myeloide cellen. In dit project zal dit kennisplatform worden gebruikt om geselecteerde macrofaag- en myeloide dendritische celmerkers te evalueren voor het direct doelwitten van inflammatoire myeloide cellen. Meer specifiek: * In een eerste prioriteit wensen we radioactieve tracers of reportergenen te doelwitten naar macrofagen en dendritische cellen die bepaalde celmerkers uitdrukken, om het gedrag van deze cellen op te volgen en op die manier een beeld te vormen van het verloop van de ontstekingsreactie (diagnostische toepassing). * In een tweede prioriteit zullen celmerkers gevalideerd worden als doelwitten voor het moduleren van de activiteit van de inflammatoire cellen, om zo het verloop van de ontstekingsreactie op een gunstige wijze te beïnvloeden (therapeutische toepassing). Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Fysiologie • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • KRISTIAAN THIELEMANS • AXEL BOSSUYT • PATRICK DE BAETSELIER
Algemene limietstellingen in de kanstheorie en wiskundige statistiek. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inleiding. Ik ben van plan in twee richtingen te werken: (A) Generalisaties van limietstellingen uit de kanstheorie (B) Empirische processen Ik verwacht dat mijn werk in richting (A) (tenminste ten dele) in samenwerking met J. Kuelbs (Wisconsin) en Qi-man Shao (Hong Kong) zal doorgaan, terwijl ik een deel van het werk in richting (B) waarschijnlijk samen met D. Mason (Delaware) en/of J. Dony (VUB) ga doen. A. Generalisaties van limietstellingen uit de kanstheorie. Het eerste gedeelte van (A) is een voortzetting van mijn vorig FWO-project, namelijk de vraag naar generalisaties van de Hartman- Wintner wet van de ge_tereerde logaritme (=LIL). Dit klassieke resultaat zegt dat als fXng en rij onafhankelijke toevalsvariabelen met verwachtingswaarde 0 en variantie 1 is, dat dan voor de sommen Sn := Pi_n Xi bijna overal geldt, lim supn!1 jSnj=p2n log log n = 1: Het is natuurlijk voor de hand liggend te vragen of er analoge resultaten bestaan voor toevalsvariabelen waar het tweede moment oneindig is, dus de variantie niet bestaat. In samenwerking met Deli Li (Lakehead University, Canada) heb ik in 2004 een zeer algemeen resultaat kunnen bewijzen wat alle gekende resultaten van het LIL type voor variabelen met oneindige variantie impliceert, maar ook een nieuw resultaat - de zogenoemde \wet van een zeer langzaam varierende functie". We hebben eerst een algemene \formule" voor (1) _ = lim sup n!1 jSn=cnj < 1 b.o. gevonden, waar cn een reguliere rij is. (We veronderstellen dat cn=pn monotoon niet-dalend is en er is een voorwaarde dat cn niet te groot wordt: we hebben nodig dat cn=cm = O(n=m) als n _ m.) We bekijken monotone functies h : [0;1[! [0;1[ zodanig dat h(f(t)t)=h(t) ! 1 als t ! 1; 0 < < 1; waarbij f(t) = exp((log t)); t _ e: We noemen deze functies h \zeer langzaam varierend". Deze klasse functies bevat bv. elke macht van de ge_tereerde logaritme en van de logaritme. Met behulp van ons algemeen resultaat (waar we cn = pnh(n) stellen) hebben we dan nodige en voldoende voorwaarden kunnen vinden voor (2) lim sup n!1 jSnj=p2nh(n) = _ b.o. Dit resultaat nomen we de wet van een zeer langzaam varierende functie. De Hartman-Wintner LIL is maar een speciaal geval van dit resultaat en er zijn vele verdelingen met oneindige variantie waar we dit resultaat kunnen toepassen. In mijn vorige FWO-project heb ik o. a. de volgende twee problemen bekeken. Probleem 1 Is het mogelijk een functionale versie van het resultaat (1) te bewijzen? Probleem 2 Bestaat er een versie voor toevalsvariabelen met waarden in separabele Banachruimten? Het eerste probleem kon ik volledig oplossen. Het antwoord is als volgt: Veronderstel dat cn regulier is en dat er geldt: lim supn!1 jSnj=cn = _ 2]0;1[. Dan geldt voor de sommenprocessen S(n) : ! C[0; 1]: fS(n)=cn : n _ 1g is relatief compact in C[0; 1] en de verzameling van de limietpunten is gelijk aan _S; waar S de Strassen-klasse is, dwz alle absoluut continue functies f : [0; 1] ! R met f(0) = 0 en R1 0 (f0(u))2du _ 1: Daarmee is ook de Strassen LIL een speciaal geval van een algemeen functionale wet van een zeer langzaam varierende functie. De situatie in verband met het tweede probleem is meer ingewikkeld. Ik heb (samen met Deli Li) een volledige karakterisatie voor \LIL-gedrag" kunnen vinden, dwz we hebben nodige en voldoende voorwaarden voor lim sup n!1 kSnk=cn < 1 bijna overal: 1 2 Een probleem wat nog open is het bepalen van de limietconstante. Dit is wel gelukt onder de extra-voorwaarde dat Sn=cn ! 0 in kans. Aan deze voorwaarde is automatisch voldaan als we toevalselementen bekijken met waarden in een Banachruimte van type 2. Ik herinner dat elke eindigdimensionale ruimte en ook separabele Hilbertruimten tot deze klasse behoren. Dus we hebben onder meer reeds de _nale versie van de wet van een zeer langzame varierende functie voor d-dimensionale toevalsevectoren, maar het probleem de exacte limietconstante te bepalen is nog open in algemene Banachruimten. In feite, men kent nog niet eens het antwoord voor de klassieke normalisatie p2n log log n: Dit beschouwt men als een van de hoofdproblemen uit de kanstheorie in Banachruimten wat nog niet opgelost is. (Zie \Probleem 5" in het boek van Ledoux en Talagrand.) We hebben wel voruitgang kunnen boeken (ook voor de klassieke normalisatie) omdat we een uitbreiding van een resultaat van de Acosta, Kuelbs en Ledoux (1983) hebben gevonden. Deze auteurs hebben getoond dat onder de voorwaarde E_kXk2_< 1 bijna overal geldt: _ _ _ _ lim sup n!1 kSnk=p2n log log n _ _ + _; waar _2 = supfE_f(X)2_ : f 2 B_; kfk _ 1g en _ = lim supn!1 E[kSnk] =p2n log log n: We hebben et analoge resultaat voor algemene normalisaties cn, maar zonder de extra-voorwaarde E_kXk2_< 1 die niet nodig is voor de wet van de ge_tereerde logaritme in oneindig-dimensionale Banachruimten. Dus zijn bovenstaande afschattingen voor de limietconstante altijd van toepassing wanneer de Ledoux- Talagrand LIL geldig is. Gezien deze resultaten, ben ik van plan de twee volgende problemen te bekijken, waarvan het eerste bijzonder moeilijk lijkt. Probleem A Bepaal de limietconstante in de wet van een zeer langzaam varierende functie. Hier zou het al heel interessant zijn, kon men een Banachruimte construeren waar, in het klassieke geval, de limietconstante echt tussen _ _ _ en _ + _ zit. In het algemene geval - niet-klassieke normalisatie - moet men _ vervangen door een bepaalde parameter _0 waarvoor we een formule hebben. Ik kan natuurlijk niet uitsluiten dat het antwoord in het algemene geval verschilt van dit in het geval van de klassieke normalisatie. Ik verwacht wel dat als men het probleem in de klassieke situatie kan oplossen, dat het dan ook algemeen zal lukken. Probleem B Vind een functionale versie van de wet van een zeer langzaam varierende functie in Banachruimten. Dit probleem lijkt iets minder moeilijk, maar het is absoluut niet evident wat de oplossing is. De reden is dat zodra men de wet van
de zeer langzaam varierende functie in dimensie 2 bekijkt, de cluster sets van fSn=cng zeer ingewikkeld zijn. In feite men kan alleen tonen dat deze stervormig en symmetrisch t.o.v. 0 zijn. (Merk op dat dit in R gewoon symmetrische intervallen zijn.) Bovendien treden al deze verzamelingen als cluster sets op. Dus is de vraag of men hetzelfde resultaat heeft voor de functionale versie. In dit geval zijn de cluster sets gesloten delen van C2[0; 1] (=de continue functies f : [0; 1] ! R2) en men kan tonen dat deze ook stervormig en symmetrisch t.o.v. de nulfunctie moeten zijn. Maar we vermoeden dat niet elke deelverzameling van C2[0; 1] van deze gedaante een mogelijke cluster set is. Dus welke deelverzamelingen van C2[0; 1] kunnen cluster sets zijn? In dimensie 1 was het mogelijk dit probleem via sterke approximaties op te lossen en in de tussentijd zijn we erin geslaagd deze approximaties ook in hogere dimensies te verkrijgen. Het probleem is daardoor equivalent met een probleem voor toevalsvectoren met tweedimensionale normaalverdelingen, Hoewel dit probleem in dimensie 2 veel moeilijker lijkt dan in R, hopen we toch dat we dit probleem uiteindelijk zullen kunnen oplossen. Als laatste probleem in dit gedeelte van het project vermelden we nog: 3 Probleem C Vind uniforme versies van limietstellingen voor \self-normalized" sommen onafhankelijke toevalsvariabelen. Dit gaan we waarschijnlijk gezamenlijk met Qi-man Shao doen. Het probleem is het volgende: er zijn vele limietstellingen gekend voor self-normalized sommen van de vorm Pn i=1 Xi qPn i=1 X2 i : We bekijken nu een klasse van functies F en de vraag is wat men uniform in f 2 F bewijzen kan. Dus we bekijken bijvorbeeld sup f2F Pn i=1 f(Xi) pPn i=1 f2(Xi) : We hebben al een \moderate deviation"-resultaat daarvoor gevonden, maar het zou ook interessant zijn andere limietstellingen daarvoor te bewijzen. Men kan dit ook als een supremum van een \selfnormalized" empirisch proces beschouwen en deze zijn uiteraard zeer nuttig in de nietparametrische statistiek. B. Empirische processen. In mijn vorig FWO-project heb ik de theorie van de empirische processen gebruikt om onder meer de convergentiesnelheid van de Nadaraya-Watson schatter voor de regressiefunctie te bepalen. We hebben resultaten betre_ende de convergentiesnelheid uniform over compacte delen, maar ook puntsgewijs. in het laatste geval bleek het dat de snelheid van de convergentie even goed is voor toevalsvariabelen waar de moment-genererende functie eindig is als voor begrensde toevalsvariabelen. Dit was mogelijk door een ongelijkheid van Yurinskii te gebruiken die een generalisatie van de klassieke Bernsteinongelijkheid is. Jammer genoeg kunnen we deze niet toepassen om de convergentiesnelheid uniform over compacte verdelingen te bepalen, omdat de variantieterm in de ongelijkheid van Yurinskii niet optimaal is. (Het is opmerkelijk dat ondanks de \slechte" variantieterm men toch nog optimale resultaten voor de convergentiesnelheid puntsgewijs kan verkrijgen.) De ongelijkheid van Talagrand (1996) heeft de optimale variantieterm, maar onder de voorwaarde dat de toevalsvariabelen begrensd zijn. Probleem D. Vind een optimale versie van de Bernsteinongelijkheid voor empirische processen. Om dit op te lossen, zou het een mogelijkheid zijn dit via \truncation" op het begrensde geval terug te voeren. Op die manier heb ik (samen met Deli Li) een optimale oneindigdimensionale versie van den Fuk-Nagaev-ongelijkheid kunnen vinden. Indien dit niet lukt, moeten we waarschijnlijk teruggaan naar het bewijs van Talagrand of proberen de methode van Ledoux te gebruiken. Dit probleem zal ik zeker grondig bekijken. Bovendien ben ik van plan het werk met J. Dony en D. Mason voort te zetten waar we convergentiesnelheden van kernschatters bepalen en waar de bandbreedte afhankelijk van de data en/ of de locatie gekozen is. Recentelijk hebben we analoge resultaten kunnen bewijzen voor een klasse van kernschatters waar een verband met de Hill-schatter voor de index van een Paretoverdeling bestaat. Andere mogelijke toepassingen die we willen bekijken, zijn \censored data" en natuurlijk zou het interessant zijn na te gaan of onze methodes ook nuttig kunnen zijn in het geval van afhankelijke observaties. Organisaties: • Wiskunde
Onderzoekers: • UWE EINMAHL
Identificatie en karakterisering van sex-specifieke eiwitten en genen in het bruinwier Ectocarpus siliculosus Universiteit Gent Abstract: Deze studie omvat de karakterisatie van lectines en glycoproteïnen op de flagellen plasmamembranen van mannelijke en vrouwelijke gameten bij het bruiwier Ectocarpus siliculosus. Proteinen worden geisoleerd middels affiniteitschromatografie en vervolgens partieel gesequeneerd. De genen die coderen voor deze proteinen worden vervolgens geïdentificeerd in het Ectocarpus genoom. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Olivier De Clerck
Muziekwetenschappelijke en artistieke studie naar historische en stilistische achtergronden in de Russische opera's van Sergei Prokofiev en het belang van Maddalena als voorstudie voor De Speler en De Vuurengel. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit geïntegreerd artistiek onderzoeksproject stelt de Russische opera's van Sergei Prokofiev centraal. Muziekhistorisch en muziektechnisch onderzoek moet nieuwe inzichten aanbrengen inzake ontstaan, uitvoering, perceptie, stilistische en inhoudelijke achtergronden en hun belang voor het integrale oeuvre van Prokofiev. Dit wordt gekoppeld aan een nieuwe instrumentatie van de éénakter Maddalena en het componeren van een nieuwe kameropera op basis van hetzelfde verhaal. Organisaties: • Centrum voor stadsgeschiedenis
Onderzoekers: • Bruno Blondé
Achttiende-eeuwse klaviermuziek in de Zuidelijke Nederlanden. Onderzoek naar samenhang en wisselwerking tussen repertoire en instrumentarium. De historische uitvoeringspraktijk in interdisciplinair perspectief. Universiteit Antwerpen Abstract: De 18de-eeuwse klaviermuziek uit de Zuidelijke Nederlanden is een ondergewaardeerd studieterrein. Via onderzoek naar de relatie tussen instrumentarium en repertoire worden nieuwe, musicologisch gegrondveste bevindingen getoetst aan de huidige uitvoeringspraktijk. Daarenboven zal deze uitwisseling van bevindingen ook in belangrijke mate bijdragen aan een juister en vollediger beeld van de 'historische' uitvoeringspraktijk. Hiermee wordt tevens dit repertoire in een ruimere context geplaatst, en zo een belangrijke lacune in de muziekgeschiedschrijving én muzikale praktijk opgevuld. Organisaties: • Centrum voor stadsgeschiedenis
Onderzoekers: • Bruno Blondé
Aanmaak van autologe T cellen gericht tegen acute myeloide leukemie dmv transductie van hematopoietische stamcellen met een T celreceptor and differentiatie in vitro tot T cellen Universiteit Gent Abstract: In dit project zullen bloedvormende stamcellen getransduceerd worden en zo een T cel receptor tot expressie brengen. We zullen hiervoor T cellen anmaken gericht tegen WT1 en veervolgens de T ce receptorgenen kloneren. Deze gekloneerde genen worden vervolgeens in stamcellen gebracht. Na uitrijpen van deze stamcellen tot T cellen, zullen we de functionaliteit van die cellen testen. Organisaties: • Vakgroep Klinische biologie, microbiologie en immunologie
Onderzoekers: • Bart Vandekerckhove
Het virtuele beleefd: van virtuele morele praktijken naar een ethiek voor virtuele sociale werelden. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De belangrijkste onderzoeksvraag is: In welke mate en met welke ethische gevolgen is er dis/continuïteit tussen morele praktijken in 'echte' en virtuele werelden? Het project is interdisciplinair, met een combinatie van een media-sociologisch (beschrijvende ethiek) en filosofische studie (normatieve ethiek) van online morele praktijken en reflecties. Organisaties: • Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • Karl VERSTRYNGE • CAROLINE PAUWELS • Jo Renate BAUWENS
CcASPAR Universiteit Gent Abstract: Het klimaat verandert en zet Vlaanderen onder druk. De voorbije jaren lag de focus in het klimaatdiscours vooral op mitigatie. Nu we het klimaatprobleem beter begrijpen, treedt adaptatie stilaan op de voorgrond. Het onderzoeksproject CcASPAR (Climate change and changes in spatial structures in Flanders)verricht gedurende vier jaar onderzoek naar de ruimtelijke impacten van klimaatsverandering met als finaliteit het formuleren van ruimtelijke adaptatiestrategieën en duurzame beleidsimplicaties voor Vlaanderen op verschillende ruimtelijke schalen. Organisaties: • Vakgroep Civiele techniek
Onderzoekers: • Georges Allaert
Elektrochemische vorming en modificatie van metaal en metaallegering nanodeeltjes op een substraatdrager. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project heeft drie belangrijke doelstellingen. Een eerste doel is de vorming te bestuderen van metaal/legering deeltjes, gebonden op een dragend substraat en bekomen door oppervlakte-gestuurde chemische of elektrochemische depositie. Het tweede doel betreft het systematisch wijzigen van het oppervlak van de individuele deeltjes. Hierbij worden de gepaste, complementaire experimentele methodes aangewend voor de studie van de elektronische en structurele eigenschappen van de nanodeeltjes. Het bijeenbrengen en interpreteren van de complementaire informatie die geleverd wordt door de verschillende methodes, is het derde doel van het project. Organisaties: • Elektronenmicroscopie voor materiaalonderzoek (EMAT)
Onderzoekers: • Sara Bals
Gecombineerde toediening van anti-inflammatoire interleukines en neurale stamcellen ter bevordering van het functioneel herstel in een model van ruggenmergschade Universiteit Hasselt Abstract: Het algemene doel van dit project is de ontwikkeling van een nieuwe combinatietherapie voor ruggenmerg trauma (spinal cord injury SCI). Zo konden we recent aantonen dat een specifieke groep van immuuncellen (T helper cellen) regeneratie van beschadigde zenuwcellen bevordert en bovendien een herstel van functie induceert in proefdieren waarbij een ruggenmergletsel werd aangebracht. Verder werd aagetoond dat de deze T helper cellen hun gunstige invloed bewerkstelligen via de secretie van een specifieke factor, met name interleukine-4 (IL-4). Preliminaire bevindingen wijzen uit dat IL-4 applicatie via verschillende methodieken leidt tot neuroregeneratie en hierbij een andere immune factor (IL-10) belangrijk is. In dit project zullen beide immune factoren therapeutisch gebruikt worden en dit in combinatie met lokale toediening van stamcellen. De sterkte van deze therapeutische aanpak is dat de immune factoren regeneratie van zenuwvezels zullen promoten, terwijl de stamcellen bijkomende groeifactoren kunnen aanleveren en mogelijk ook differentiëren naar myelinemakende cellen ('oligodendrocyten'). Dit myeline is immers belangrijk voor de goede werking van nieuw gevormde neuronen. Organisaties: • Fysiologie • Immunologie - Biochemie • Morfologie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Niels HELLINGS • Sven HENDRIX
Ontwikkelen en fundamentele evaluatie van hoge efficëntie capillaire vloeistofchromatografie. Universiteit Gent Abstract: Dit project is gericht op het gebruik van cappilaire kolommen in vloeistofchromatografie. Meer gevoelige MS detectie kan bekomen worden met capillaire LC door de sterk verhoogde ionisatieefficientie en, door de sterk verlaagd thermische massa, kunnen er heel wat voordelen ui hoge temperatuur micro- LC met monolitische verwacht worden. Het project is o.a. gericht op het vervaardigen van zo lang mogelijke cappilaire kollomen voor hoog- resolutie vloeistofchromatografiescheidingen en op hun gebruik voor de analyse van complexe monsters. Organisaties: • Vakgroep Organische chemie (WE)
Onderzoekers: • Patrick Sandra • Frederic Lynen
Implementatie van functionele beeldvorming en moleculaire diagnostica voor behandeling van prostaatkanker op maat van de patiënt. KU Leuven Abstract: Met meer dan 9000 nieuwe gevallen per jaar is prostaatkanker goed voor ongeveer 30% van alle kankergevallen in België en is het de tweede belangrijkste kanker-gerelateerde doodsoorzaak bij mannen. De behandelingsopties en de succesgraad van interventie worden grotendeels bepaald door het stadium van de ziekte bij diagnose. Sinds de invoering van PSA testen voor de vroege detectie van prostaatkanker zijn vele gediagnostiseerde tumoren latent en klinisch irrelevant. Dit houdt een groot risico in vooroverbehandeling en vertegenwoordigt en groot klinisch
dilemma aangeziener geen goede predictieve testen voor ziekteprogressie beschikbaar zijn. Anderzijds is de kans voor biochemisch falen groot ondanks lokale agressieve therapie en zal een aanzienlijk aantal patiënten klinische metastasen ontwikkelen. Beide situaties benadrukken het belang van betrouwbarecriteria en methoden voor behandelingskeuze. De doelstelling van dit project is nieuwe moleculaire kennis inzake prostaatkanker te vertalen Organisaties: • Labo voor Lipidenmetabolisme en Kanker
Onderzoekers: • Bart De Moor • Mathieu Bollen • Karin Haustermans • Aleyde Van Eynde • Frank Claessens • Hendrik Van Poppel • Raymond Oyen • Johannes Swinnen • Christophe Deroose • Evelyne Lerut • Steven Joniau
De modernisatie van de Westerse wereld. Een interantionaal historisch-comparatief onderzoek naar huwelijkspartnerkeuze (1800-1914) Universiteit Gent Abstract: Dit project beoogt een historisch-comparatieve analyse van partnerkeuze naar sociale origine op basis van een internationale dataset bestaande uit uniform gecodeerde huwelijksakten. Op basis hiervan worden de modernisatie-hypothese en alternatieve verklaringen voor de evolutie van maatschappelijke openheid onderzocht. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Bart Van de Putte
Evaluatie van nieuwe types stationaire fases en kolomdimensies voor de ontwikkeling van hoogefficiënte en generische superkritische vloeistofchromatografie Universiteit Gent Abstract: Een techniek die de chromatografische voordelen van GC en de brede toepasbaarheid van HPLC combineert is superkritische vloeistofchromatografie (SFC). Superkritische vloeistoffen vertonen bijzondere eigenschappen. Dit project heeft als doel om de performantie van SFC ten opzichte van HPLC grondig te evalueren, om bij te dragen tot de optimalisatie en valorisatie van de huidige SFC hardware, om nieuwe ?op maat gemaakte? SFC stationaire fasen te ontwikkelen, om ?generische? SFC methoden te ontwikkelen. Organisaties: • Vakgroep Organische chemie (WE)
Onderzoekers: • Annemieke Madder • Frederic Lynen
The survey of Health, Ageing and Retirement in Europe (SHARE LEAP). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de Universiteit van Tilburg. UA levert aan de Universiteit van Tilburg de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans
Liberalisering, globalisering en EG-mededingingsbeleid. Waarom staatssteunregels belangrijk zijn. Universiteit Antwerpen Abstract: De Europese Gemeenschap streeft sinds 1957 naar de totstandkoming van een interne markt met vrij verkeer van goederen en diensten onder onvervalste mededingingsvoorwaarden. In tijden van toenemende liberalisering en globalisering wint de EG-beoordeling van nationale ondersteuningsmaatregelen aan belang, en draagt deze tevens bij tot de uitvoering en verwezenlijking van de Lissabon-strategie. Organisaties: • Onderneming en recht
Onderzoekers: • Anne-Marie Van den Bossche
Akoestische sensoren voor afstandsmeting. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project onderzoekt de toepassing van akoestische sensoren voor afstandsmeting in de robotica. De beweging van de robot bij het naderen van een oppervlak wordt bewaakt door de sensor. Er worden sensoren gebouwd en uitgetest bij het reinigen van kunstvoorwerpen en buitenmuren. Organisaties: • Engineering Management
Onderzoekers: • Herbert Peremans
lightweight - textile - structures. Vrije Universiteit Brussel Abstract: lightweight - textile - structures. Organisaties: • Architectonische ingenieurswetenschappen
Onderzoekers: • MARIJKE MOLLAERT
PhageBiotics. KU Leuven Abstract: The PhageBiotics Research Community Wereldwijd zorgen ziekenhuisbacteriën zoals Staphylococcus aureus en Pseudomonas aeruginosa voor toenemende problemen door hun resistentie tegen tal van antibiotica. Zo leiden infecties van huid- en chirurgische wonden in België alleen al tot zo'n 845 doden per jaar en is het bovendien een belangrijkefinanciële last voor de sociale zekerheid. De exploitatie van bacteriële virussen (bacteriofagen) vormt hierbij een mogelijk alternatief/complement voor de klassieke antibiotica. De evaluatie van deze 'bacteriofaagtherapie' in relevante medische omgeving is de hoofddoelstelling van onze onderzoeksgemeenschap. Om dit doel te bereiken is eengrondige microbiologische en moleculaire karakterisatie van groot belang. Deze karakterisaties zijn op hun beurt dan weer van fundamenteel belang voor een beter begrip van de biologie van deze virussen en de interactie met hun gastheer. Drie Vlaamse onderzoeksgroepen (Laboratorium voor Gentechnologie, K.U.Leuven; Labo Organisaties: • Afdeling Gentechnologie
Onderzoekers: • Rob Lavigne
Optimalisatie van het biosfeermodel ORCHIDEE: effecten van hydrologische stress op koolstoffluxen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het ORCHIDEE model is een 'state-of-the-art globaal ecosysteemmodel. Binnen dit project zal de optimalisatie van het ORCHIDEE model zich richten op twee fenomenen die op dit moment niet goed kunnen worden gesimuleerd door ecosysteemmodellen. (1) Enerzijds zal de aandacht gaan naar het simuleren van geochemische fluxen die recent werden vastgesteld in ecosystemen met carbonaatbodems. (2) Anderzïjds zal worden gewerkt op de simulatie van het seizoenale (droog/nat) patroon van koolstoffluxen in tropische ecosystemen. Beide fenomenen worden gestuurd door het bodemvochtgehalte. Organisaties: • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Ivan Janssens
Development and evaluation of an evidence-based and individually definedphysical therapy approach for ambulant children with bilateral spastic cerebral palsy. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Neuromotorische Revalidatie
Onderzoekers: • Katleen Desloovere • Inge Franki • Guy Molenaers
Een systeem biologische analyse van metaal geïnduceerde responsen in de zebravis, Danio rerio. Universiteit Antwerpen Abstract: In het kader van dit project willen we in de genetisch zeer goed gekarakteriseerde zebravis, Danio rerio een vergelijkende studie uitvoeren van de metaalregulatie, compartimentalisatie en toxiciteit voor twee essentiële metalen (koper en zink) en het niet-essentieel metaal cadmium. We willen daarbij nagaan wat de verschillen en overeenkomsten zijn in metaal behandeling en responsen na blootstelling onder drie verschillende fysiologische situaties. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust • Wim De Coen • Dries Knapen • Erwin J M Witters
QoS ondersteuning in heterogene draadloze sensornetwerken met behulp van gedistributeerde 'reinforcement learning' technieken. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het hoofddoel van dit project is de ontwikkeling van een adaptieve QoS netwerkarchitectuur voor draadloze sensornetwerken die een waarachtig multi agent systeem gebaseerd Reinforcement Learning algoritme incorporeert. Dit MAS-RL algoritme zal op gedistribueerde wijze intelligente beslissingen nemen omtrent de optimale werkingsmode voor iedere knoop, rekening houdend met de verschillende belangen en beperkingen. Om dit doel te bereiken, voorzien we 4 hoofdtaken, elk met eigen subdoelen: Taak 1: het ontwikkelen van een endogeen multi agent RL algoritme dat concepten ontleent van 'Mechanism Design' (mechanisme-ontwerp). Taak 2: de ontwikkeling van een adaptieve modulaire QoS architectuur voor heterogene draadloze sensornetwerken die geschikt is voor zeer verscheidene applicaties en bijhorende QoS vereisten. Taak 3: de ontwikkeling van een realistische simulatieomgeving voor de optimalisatie van de QoS architectuur en het MAS-RL algoritme. Taak 4: de experimentele validatie van de ontwikkelde oplossingen in een levensechte omgeving in een levensecht scenario Organisaties: • Informatica en Toegepaste Informatica • Elektronica en Informatica
Onderzoekers: • ANN NOWE • KRIS STEENHAUT
Moleculaire beeldvorming van HER2 expressie bij borstcarcinoom door middel van radioactief gemerkte Nanobodies. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doelstelling van de onderzoeksproject: Binnen dit onderzoeksproject willen een nieuwe tracer ontwikkelen voor moleculaire beedvorming van HER2 expressie bij patienten met borstkanker. Hiervoor zullen we een Nanobody ontwerpen met een nanomolaire affiniteit voor HER2, een snelle bloedklaring en lage leveropname. Introductie: Maligne tumoren worden gekenmerkt door de aanwezigheid van specifieke proteinen op de celmembraan. Deze kankerantigenen kunnen in relatief grote aantallen op de membraan voorkomen en zijn meestal in verband te brengen met een signaaltransductiecascade die bijdraagt tot het onstaan of het promoten van het kankerfenotype. Daarom zijn deze membraanantigenen een belangrijk aangrijpingspunt voor antikankerbehandelingen. De humane epidermale groeifactorreceptor type 2 (HER2) is een typisch voorbeeld van een membraanreceptor die in grote aantallen uitgedrukt wordt op de membraan van kankercellen bij onder andere borstcarcinoom en
ovariumcarcinoom. De signalisatie door deze receptor leidt tot celproliferatie, toename van de celmobiliteit en een onderdrukking van apoptose. HER2 overexpressie is dan ook gerelateerd aan een hogere aggressiviteit van de tumor en een verhoogde kans op recidief 1. Doelgerichte behandelingen voor tumoren met HER2 overexpressie zijn reeds beschikbaar onder de vorm van monoclonale antilichamen (trastuzumab en pertuzumab) die specifiek binden aan het extracellulaire domein van HER2 en onder de vorm van specifieke inhibitoren (lapatinib) van de tyrosine kinase activiteit die interageren met het intracellulaire domein van HER2. Informatie over de HER2 status van tumoren is dus belangrijk omdat het de selectie van de behandeling beïnvloedt. Momenteel wordt HER2 expressie bepaald in biopsie materiaal. Binnen dit project willen we een methode ontwikkelen voor onderzoek naar HER2 expressie bij borstkanker patiënten op een nietinvasieve manier door middel van beeldvorming. Dit biedt het voordeel dat het volledige kankerletsel alsook eventuele metastatische letsels geanalyseerd kunnen worden tijdens een enkele scanprocedure. Dit vermijdt 'sampling error' bij biopten en kan meerdere keren herhaald worden, waardoor het mogelijk wordt om de HER2 overexpressie op te volgen tijdens het ziekteverloop. Op die manier is het mogelijk om patienten te selecteren die in aanmerking komen voor een doelgerichte therapie en om de respons op de behandeling op te volgen. Niet invasieve beeldvorming van HER2 expressie werd reeds bestudeerd door andere onderzoeksgroepen. Hiervoor werden verschillende soorten moleculen die een affiniteit hebben voor HER2 radioactief gemerkt (monoclonale antilichamen, anitlichaamfragmenten, affibodies, ...) (9-11). In de meeste gevallen kan aangetoond worden dat deze diagnostische 'tracers' zowel in vitro als in vivo HER2 kunnen binden. De belangrijkste beperking van deze tracers is echter de achtergrond activiteit in het lichaam. De biodistributie toont ofwel hoge tracerconcentraties in het bloed ofwel intense opname in de lever en excretie in de gastrointenstinale tractus. Dergelijke achtergrondactiviteit is suboptimaal voor het beeldvormingsproces en beperkt het klinisch potentieel van deze tracers. Daarom zullen we bij een nieuw ontwerp van een tracer de normale biodistributie van de molecule vooropstellen. Dit is mogelijk door gebruik te maken van Nanobodies. De generatie van Nanobodies tegen een nieuw antigen levert multipele kandidaat Nanobodies op die in aanmerking komen voor verdere ontwikkeling. Op dit stadium zullen we de selectie van onze 'lead compound' niet alleen laten afhangen door de subtiele verschillen in affiniteit voor het target, maar zullen we op basis van de aminozuursequentie van de backbone en het in vivo biodistributiepatroon een selectie uitvoeren. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • Tony LAHOUTTE • Olive TCHOUATE GAINKAM Lea • Ilse VANEYCKEN • Catarina XAVIER • SERGE MUYLDERMANS • Matthias D'HUYVETTER • VICKY CAVELIERS • AXEL BOSSUYT • NICK DEVOOGDT
Niet-lineaire dynamica van enkele en gekoppelde halfgeleiderlasers. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Microcaviteteiten zijn sleutelcomponenten in de fotonica, en de fysica van microcaviteiten is een bloeiende onderzoekstopic met daarenboven een enorm toepassingspotentieel. Danksij revoluties in de epitaxiale technieken waarmee micro-en nanostructuren worden aangebracht in halfgeleiders enerzijds, en door de ontwikkeling van nieuwe artificieel gestructureerde composietmaterialen, de zgn. metamaterialen anderzijds, is men nu in staat om de eigenschappen van microcaviteiten te boetseren en nieuwe functionaliteiten aan te wenden. Zowel actieve als passieve microcaviteiten worden op dit moment ontwikkeld om laag-vermogen, optisch niet-lineaire, geïntegreerde componenten (bvb. volledige optische geheugens) te realiseren. Organisaties: • Toegepaste Natuurkunde en Fotonica
Onderzoekers: • Guy VAN DER SANDE
Synthese en optimalisering van op maat gemaakte, gedragen titania lagen voor de toepassing in foto-geactiveerde processen Universiteit Hasselt Abstract: In onderhavig project zal de invloed van de synthesecondities en depositietechnieken op de finale eigenschappen van dunne titania (TiO2)lagen worden nagegaan. Innovatieve methoden voor de vorming van poreuze poeders (UA, promotor P.Cool) zullen gecombineerd worden met recente expertise in verband met het vormen van dunnen lagen (Uhasselt, promotor M.K. Van Bael). Aandacht zal ook besteed worden aan post-synthetische methoden om de stabiliteit en de eigenschappen van de materialen verder te controleren. Er wordt uitgegaan van de wetenschappelijke kennis voorhanden voor de vorming van poeders en er wordt onderzocht of deze overdraagbaar is op de vorming van dunne lagen. Op deze manier wordt getracht om fundamentele kennis te verwerven over de parameters welke controle mogelijk maken over de structuur en eigenschappen van het afgezette titania. Dit is van groot belang voor fotogeïnduceerde toepassingen. Organisaties: • Anorganische en Fysische Chemie • Instituut voor Materiaalonderzoek
Onderzoekers: • Marlies VAN BAEL
3D Virtuele Realiteit leermateriaal: adaptief maken en adaptief afleveren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Leeromgevingen zijn meer effectief indien ze aangepast worden aan de behoeften en voorkennis van de gebruiker. Bepaalde onderwerpen zijn gemakkelijker te leren wanneer ze op een gepaste wijze gevisualiseerd worden en er interactie mogelijk is. Virtuele realiteit (VR) laat toe om leermateriaal in 3D te visualiseren en objecten kunnen zoals in de realiteit gemanipuleerd worden. Het gebruik van VR is o.a. belangrijk voor domeinen waar de fysieke realiteit niet beschikbaar is, of te gevaarlijk is, of te duur. Echter, de bestaande technieken voor de adaptatie van klassiek leermateriaal zijn niet bruikbaar voor VR leermateriaal en leeromgevingen. In dit project zullen technieken ontwikkeld worden om bestaand VR leermateriaal adaptief te maken en op een dynamische manier adaptief te presenteren aan de gebruiker, d.w.z. zodanig dat de VR leeromgeving zich dynamisch aanpast aan het gedrag van de gebruiker. Organisaties: • Web en Information System Engineering • Informatica en Toegepaste Informatica
Onderzoekers: • FREDERIC KLEINERMANN • OLGA DE TROYER
Vademecum van gemeenschappelijke EU-indicatoren in het kader van de open coördinatiemethode voor sociale bescherming en sociale integratie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project draagt bij tot de activiteiten van de Sub-Group Indicatoren (ISG) van het Directoraat Generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Gelijke Kansen van de Europese Commissie. In het kader van dit project wordt een vademecum ontwikkeld dat de werkzaamheden van de ISG samenvat, zowel met betrekking tot methodologische vraagstukken als in haar politieke dimensie. Het eindrapport omvat vooreerst; een aantal horizontale hoofdstukken met betrekking tot de ontwikkeling en het gebruik van sociale indicatoren in het kader van de Open Coordinatiemethode voor Sociale Bescherming en Sociale Insluiting; ten tweede fiches voor elke indicator waarover een akkoord werd bereikt of die wordt besproken; ten derde een webapplicatie die deze fiches omvat. Organisaties: • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Bea Cantillon • Cornelius Van den Bosch
Multiferroics gebaseerd op het vrije elektronenpaar in Pb. Universiteit Hasselt Abstract: Binnen dit project zullen nieuwe materialen gesynthetiseerd en gekarakteriseerd worden met het oog op multiferroïsche eigenschappen. De gekozen materialen zijn gebaseerd op de theoretische voorspelling van multiferroïsche eigenschappen in perovskietgebaseerde oxides met Akationen met een vrij elektronenpaar in combinatie met magnetische B-kationen. Hierbij zou het vrije elektronenpaar voor de ferro-elektrische eigenschappen zorgen, terwijl de magnetische B-kationen voor de magnetische eigenschappen zullen zorgen. Er bestaan twee voorbeelden hiervan met Bi3+ als ion met een vrij elektronenpaar:BiFeO3[1] en BiMnO3[2]. Er bestaan tot op heden nog geen voorbeelden van multiferroïsche materialen op basis van het Pb2+ vrije elektronenpaar.Binnen dit project willen we de eerste multiferroïsche materialen realiseren waarbij het vrije elektronenpaar van Pb2+ de drijfveer voor de ferro-elektrische vervorming is. Organisaties: • Anorganische en Fysische Chemie • Instituut voor Materiaalonderzoek
Onderzoekers: • Marlies VAN BAEL
Sinusoidale analyse gebaseerd op audio-partituur alignering. Universiteit Antwerpen Abstract: Sinusoïdale analyse is een belangrijke techniek voor audio-analyse. Wanneer men polyfone audio probeert te analyseren, heeft men echter vaak te maken met overlappende harmonische componenten afkomstig van de verschillende noten. De resulterende systeemmatrix is dan onoplosbaar. Door het gebruik van bijkomende informatie, in de eerste plaats afkomstig van de partituur, kunnen we echter een veel betere initialisatie van het model bekomen, en tegelijk het juiste aantal parameters bepalen. Dit moet alvast resulteren in een accuratere en robuustere analyseresultaten. Het eerste deel van dit project is geconcentreerd rondom de wiskundige en technische beperkingen en zal onder andere het ontwikkelen van de nodige software bevatten. In een tweede deel ligt de nadruk op toepassingen, meer specifiek op source separation en individuele nootbewerking in een polyfone context. Organisaties: • Visielab
Onderzoekers: • Paul Scheunders • Joachim Ganseman
Herstel van disfunctionele anti-HIV T cellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een infectie met het humaan immuundeficiëntievirus 1 (HIV-1) wordt gekenmertk door een progressief verlies van de immuunfunctie. Dit is vooral te wijten aan een afname van het aantal CD4 T cellen, de voornaamste doelwitcellen van HIV-1 maar ook door een verlies aan functie van andere immuuncellen. Zo worden HIV specifieke CD8+ T cellen die verantwoordelijk zijn voor het onderdrukken van de virale replicatie en het vertragen van de ziekte minder en minder responsief en verliezen zij de controle over de virale replicatie. De aantasting door HIV-1 van de CD4 helper lymfocyten die nodig zijn voor het behoud van de CTL activiteit is een belangrijke, maar niet de enige, oorzaak van dit progressieve verlies van CTL activiteit door selectief de expressie van MHC klasse I moleculen naar beneden te halen en ontsnappingsmutanten te intriduceren de functionaliteit van CTL te verminderen. In dit project willen wij enerzijds onderzoeken welke mechanismen verantwoordelijk zijn voor de disfunctie van cytotoxische T lymfocyten bij chronische HIV infectie en anderzijds nagaan of er kan worden ingegrepenom de CTL functionaliteit te herstellen. Tenslotte wensen wij na te gaan in hoeverre deze kennis kan worden gebruikt om bestaande therapeutische vaccinatiestrategieën te verbeteren. Organisaties: • Fysiologie
Onderzoekers: • Joeri AERTS
Identificatie van nieuwe dynamische mutaties geassocieerd met mentale retardatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Met dit project willen we onze inzichten in de rol van dynamische mutaties bij mentale retardatie vergroten. Aan de hand van moleculaire technieken (MS-MLPA, MSP, array-MLPA) zullen we nieuwe zeldzame fragiele plaatsen ter hoogte van een CGG-repeat in het genoom identificeren en de bijhorende genen karakteriseren. Geselecteerde genen waarvan de betrokkenheid bij het ontstaan van mentale retardatie bij de mens het meest waarschijnlijk lijkt, worden vervolgens onderworpen aan een gedetailleerde functionele karakterisering o.a. door gebruik te maken van diermodellen. Organisaties: • Cognitieve Genetica (COGNET)
Onderzoekers: • Frank Kooy • Sofie Metsu
Molecular en Crystal Engineering: Asymmetrische oligomeren voor Polaire Kristallen.
Universiteit Antwerpen Abstract: Molecular design staat centraal in het optimaliseren van interessante moleculaire eigenschappen van oligomeren. Kristalsymmetrie verhindert echter meestal het macroscopisch uiten van deze gewenste eigenschappen. Een uitvoerige X-straaldiffractiestudie wordt verricht om pakkingspatronen te rationaliseren in termen van intermoleclaire interacties. Het hogere doel is dan ook om deze interacties te gebruiken als instrument voor het opbouwen van een gewenste supramoleculaire structuur door middel van de invoer van functionele groepen in de molecule. Op deze manier zal worden getracht polaire kristallen te bekomen. Organisaties: • Structuurchemie
Onderzoekers: • Frank Blockhuys • Alain Collas
Saneren van databases. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project beoogt de ontwikkeling van nieuwe databasetechnieken ter ondersteuning van sanering van data, metadata en datatransformaties. Saneren in deze context duidt op het identificeren en corrigeren van onvolledigheden, inconsistenties, onnauwkeurigheden en fouten. Organisaties: • Ontwikkeling database systemen (ADReM)
Onderzoekers: • Jan Paredaens
Karakterisatie van preklinische biomerkers voor epileptogenese voor de evaluatie van de antiepileptogene eigenschappen van monoaminerge antidepressiva. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Algemeen wordt aangenomen dat neurodegeneratieve en inflammatoire processen cruciaal betrokken zijn bij de pathogenese van TLE. In dit project zal nagegaan worden of preklinische biomerkers voor deze processen kunnen gebruikt worden als biomerkers voor epileptogenese. Simultaan zullen ook de neuroprotectieve, anti-inflammatoire en antiepileptogene potentie van een reeks antidepressiva onderzocht worden. Om na te gaan of het primair werkingsmechanisme van deze farmaca een impact heeft op de antiepileptogene potentie zal een screening uitgevoerd worden met respectievelijk een selectief dopaminerg, serotoninerg en noradrenerg antidepressivum. Er zal hierbij gekeken worden naar differentiële effecten op de geselecteerde biomerkers en neuronale schade. We zullen hiervoor in een eerste fase een microarraystudie uitvoeren op verschillende tijdstippen na een kainaat-geïnduceerde SE. Hierbij zal specifiek gekeken worden naar het expressieniveau van genen die betrokken zijn bij neurodegeneratieve en -inflammatoire processen tijdens de acute en latente fase van TLE in vergelijking met controleratten. Als proof of principle zullen in deze experimenten ook controle en epileptische ratten geïncludeerd worden waarin een gecombineerde neuroprotectieve/anti-inflammatoire behandeling wordt opgestart. Er zullen hiervoor een aantal antidepressiva gebruikt worden aangezien uit verscheidene preklinische studies is gebleken dat deze farmaca aan dit preferentieel werkingsprofiel beantwoorden. Tot dusver werden de antiepileptogene eigenschappen van antidepressiva nog niet bestudeerd. Wel is duidelijk dat zij, in tegenstelling tot wat in het verleden altijd werd aangenomen, alvast over potent anticonvulsieve eigenschappen beschikken. Er zal hierbij nagegaan worden wat het effect is op het genexpressieniveau in vergelijking met de respectieve controlegroepen. Op basis van deze oriënterende experimenten zullen vervolgens een aantal potentiële biomerkers voor neuroprotectie en anti-inflammatie geselecteerd worden voor verdere studie. In een tweede fase zullen de geselecteerde biomerkers op eiwitniveau bestudeerd worden. Deze ratten zullen aan de hoger beschreven experimentele condities onderworpen worden. In het onthaallabo worden courant een aantal merkers voor neuronale/gliale schade, proinflammatoire mediatoren en neuroprotectieve mediatoren bestudeerd voor de evaluatie van neurodegeneratieve processen volgend op een ischemisch insult en in modellen voor de ziekte van Parkinson. Afhankelijk van de microarryresultaten zullen ofwel deze fysiologische merkers bestudeerd worden ofwel deels nieuwe methodes uitgewerkt worden via ELISA en Western Blot technieken voor de analyse van alternatieve merkers. In elke rat zal ook op histologisch vlak de neuronale schade van de post-SE laesie geëvalueerd worden zodat de biomerkergegevens hieraan kunnen gekoppeld worden. Op basis van deze experimenten zal de neuroprotectieve en anti-inflammatoire potentie van de verschillende antidepressiva - en aldus de impact van de verschillende monoaminerge systemen - geëvalueerd worden. De finale derde fase omvat de opvolging van ratten waarbij gedurende de latentiefase volgend op een kainaat-geïnduceerde SE al dan niet een chronische behandeling met antidepressiva werd opgestart. Er zal hierbij gebruik gemaakt worden van telemetrische electrocorticografische (EEG) analyse in combinatie met 24-uur video analyse om betrouwbare spontane aanvalsdetectie mogelijk te maken. Dergelijke experimentele aanpak zal ons in staat stellen de antiepileptogene eigenschappen van de antidepressiva te kwantificeren. Er zal alzo kunnen nagegaan worden of er een correlatie bestaat tussen het mogelijks antiepileptogeen effect van het antidepressivum en zijn op basis van de hoger beschreven screeningsexperimenten bepaalde 'disease-modifying' eigenschappen. Met andere woorden zullen we finaal kunnen besluiten of een gunstige beïnvloeding van biomerkers voor neuroprotectie en anti-inflammatie inderdaad een predictieve waarde hebben voor het antiepileptogeen karakter van een behandeling. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Ilse Julia SMOLDERS
Cinema & diaspora. Een comparatieve studie naar etnische filmculturen in Antwerpen: Indiase, Noord-Afrikaanse, Turkse en Joodse cinema. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project onderzoekt de filmculturen van diaspora (etnische groepen) in België. Op basis van een casestudy (Antwerpen) worden Indische, Noord-Afrikaanse, Turkse en Joodse filmculturen vergeleken. Structurele analyses (distributie en -exploitatie) worden gekoppeld aan publieksonderzoeken. Bijzondere aandacht gaat uit naar de mate waarin deze filmculturen bijdragen tot de constructie van culturele identiteiten. Organisaties: • Onderzoekscentrum Visuele en Digitale Culturen (ViDi)
Onderzoekers: • Philippe Meers • Roel Vande Winkel
Principes van het ontginnen van patroonverzamelingen. Universiteit Antwerpen Abstract: De algemene doelen van dit project zijn 1) het bepalen van een computationeel raamwerk voor pattern set mining, 2) het bestuderen van de computationele eigenschappen van verschillende selectiepredikaten, 3) het ontwikkelen van algoritmen en systemen voor pattern set mining, 4) het onderzoeken van het gebruik van constraint programmeringstechnieken voor pattern set mining, 5) het evalueren van pattern set mining voor het oplossen van standaard datamining en machine learning taken, zowel conceptueel als experimenteel, en 6) het bestuderen van de representatie- en toepassingsaspecten van pattern set mining.
Organisaties: • Ontwikkeling database systemen (ADReM)
Onderzoekers: • Bart Goethals
Darwin KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Afdeling ESAT - MICAS
Onderzoekers: • Michel Steyaert
Waarom pijn onderschat wordt door anderen: een experimentele analyse Universiteit Gent Abstract: Het project beoogt na te gaan hoe en waarom pijn door anderen onderschat wordt. Er wordt ervan uitgegaan dat de aanwezigheid van secundaire voordelen van het pijngedrag alsook de aanwezigheid van informatie die niet strookt met een strikte biomedische visie omtrent pijn, zal leiden tot een onderschatten van de pijn door observatoren. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Liesbet Goubert
International Photonics Access and Research Center (iPARC@VUB) Vrije Universiteit Brussel Abstract: no NL abstract Organisaties: • Toegepaste Natuurkunde en Fotonica
Onderzoekers: • HUGO THIENPONT
Conventus. Problemen van het religieuze gemeenschapsleven in de hoge middeleeuwen (Wetenschappelijke onderzoeksgemeenschap) prof. S. Vanderputten 2009 Universiteit Gent Abstract: Deze internationale onderzoeksgemeenschap beoogt door middel van interuniversitaire en internationale samenwerking het onderzoek naar het religieuze gemeenschapsleven in de Zuidelijke Nederlanden en Noord-Frankrijk tussen ca.900 en ca. 1200 te coördineren en het interdisciplinaire karakter ervan te stimuleren. Organisaties: • Vakgroep Geschiedenis
Onderzoekers: • Steven Vanderputten
Studie van de vorming van zeolieten en poreuze materialen door electrondiffractie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds KUL. UA levert aan KUL de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Elektronenmicroscopie voor materiaalonderzoek (EMAT)
Onderzoekers: • Gustaaf Van Tendeloo
Bestrijding van Campylobacter jejuni kolonizatie en uitscheiding bij vleeskippen door middel van organische zuren en antibacteriële componenten geproduceerd door melkzuurbacteriën. Universiteit Gent Abstract: Met Campylobacter jejuni besmet pluimveevlees is de belangrijkste bron van campylobacteriose bij de mens. Tijdens dit project zal getracht worden de kolonizatiegraad en uitscheiding bij pluimvee tijdens de primaire productie te reduceren door in te grijpen op het kolonizatiemechanisme van de kiem via organische zuren en antibacteriële componenten geproduceerd door melkzuurbacteriën. Organisaties: • Vakgroep Pathologie, bacteriologie en pluimveeziekten
Onderzoekers: • Frank Pasmans
Rol van de testiculaire nichecellen bij de proliferatie en differentiatie van spermatogoniale stamcellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inleiding en situering binnen het huidig onderzoek Sertolicellen zijn essentiëel om de differentiatie van SSC naar mature gameten toe te laten. Myoïde en Sertolicellen ondersteunen en voeden de germinale cellen, vormen de tubulaire wand en vormen de niche voor de SSC. Sertolicellen zijn de enige cellen in de testis die in direct contact staan met de germinale cellen en zijn actief betrokken bij de bescherming, de voeding en de differentiatie van de germinale cellen tijdens de spermatogenese. Defecten in de functie van de Sertolicellen verstoren de spermatogenese. Zo zijn Steel/Steeldickie muizen bijvoorbeeld steriel wegens een SSC-aplasie. Omdat deze nichecellen zo belangrijk zijn voor de spermatogenese, willen wij ons onderzoek uitbreiden naar de ondersteunende rol van de Sertolicellen bij de cultuur van embryonale stamcellen en van foetale, pre-pubertaire en adulte SSC. Aangezien chemotherapie ook een inactivatie van de Sertolicellen kan veroorzaken1 is het onze bedoeling na te kijken of het co-transplanteren van Sertolicellen een rol speelt bij de efficiëntie van SSCT. Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • KAREN SERMON • HERMAN TOURNAYE
Functioneel-ecologische studie naar gecombineerde effecten van predator- en pesticidestress op aquatische insecten: van gen tot gemeenschap. Universiteit Antwerpen Abstract: De centrale doelstelling van dit project is nagaan in hoeverre biomerkers zich lenen om de effecten van pollutie op gemeenschapsniveau te voorspellen, met speciale aandacht voor de interactie met predatorstress en competitie. Als modelpolluent wordt toegespitst op het pesticide endosulfan, wereldwijd één van de meest algemeen toegepaste insecticides. Als modelorganismen is gekozen voor drie aquatische insectengroepen: dansmuggen (Chironomidae), duikerwantsen (Corixidae) en waterjuffers (Coenagrionidae). Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Lieven Bervoets • Hans Van Gossum • Wim De Coen
In vivo kwantificatie en karakterisatie van neuroplasticiteit in de adulte hersenen van de zangvogel. Universiteit Antwerpen Abstract: In vivo kwantificatie en karakterisatie van neuroplasticiteit in de adulte hersenen van de zangvogel. Organisaties: • Bio-imaging
Onderzoekers: • Anne Marie Van Der Linden • Jacob Verschueren
Ontwikkeling van functionele en stabiele hepacytenculturen, inzetbaar in geneesmiddelenonderzoek, via epigenetische modificatiemechanismen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: II. DOELSTELLING Bij onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen worden vooral in de preklinische ontwikkelingsfase in vitro modellen in high throughput screening opstelling ingezet om snel een idee te krijgen over de mogelijke toxische effecten en de efficiëntie qua farmacologische werking van de moleculen onder studie. Het hier voorgestelde project situeert zich in het domein van de geneesmiddelenontwikkeling en het testen van bestaande moleculen, namelijk het is de bedoeling om een robuust en functioneel lange-termijn cultuurmodel van hepatocyten te ontwikkelen dat stabiel blijft in functie van de tijd en waarmee nieuwe (en bestaande) moleculen kunnen getest worden. De eerste stappen tot dit innovatief onderzoek werden reeds gezet in vorige FWO-projecten, namelijk door epigenetische modificatie uit te voeren van het celkern chromatine van de cellen door blootstelling aan HDAC-Is. Het doel hier is nu om in vers geïsoleerde rathepatocyten, steunend op de reeds verworven kennis met HDAC-Is, op meer specifieke wijze te interfereren met epigenetisch gereguleerde gentranscriptie door modulatie van (i) HDAC isoenzymen; (ii) DNA methyltransferase (DNMT) isoenzymen en/of (iii) een combinatie van beiden. Vooral de HDAC/DNMT isoenzymen betrokken bij (de)differentiatie, proliferatie en apoptose zijn hierbij interessante targets. De aldus bekomen hepatocyten zouden hierdoor niet alleen een langere leefbaarheid verkrijgen maar ook beter hun gedifferentieerde leverfuncties behouden in functie van de tijd en bruikbare modellen kunnen opleveren in geneesmiddelenonderzoek en het testen van bestaande moleculen. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS
Bacteriële bladsymbiose in tropische Rubiaceae: oorsprong, (co-)evolutie en functie. Universiteit Antwerpen Abstract: De hoofddoelstelling van dit project is inzicht verwerven in de evolutie en functie van bacteriële bladsymbiose binnen de Rubiaceae. Concreet willen we de volgende vragen beantwoorden: 1. Wanneer en hoe is bacteriële bladsymbiose ontstaan in verschillende genera van de Rubiaceae? 2. Is er congruentie tussen de fylogenie van de gastheerplant en de endosymbiont? 3. Op welk niveau en vooral via welke mechanismen levert deze bladsymbiose voordelen op voor plant en bacterie? Organisaties: • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Els Prinsen
Gelpermeatie chromatografie (GPC) Universiteit Gent Abstract: In dit BOF-project wordt en GPC-systeem voor absolute moleculaire gewichtsbepaling aangevraagd als basisuitrusting. Organisaties: • Vakgroep Organische chemie (WE)
Onderzoekers: • Filip Du Prez
Feasibility and potency of a IL-12-secreting multi-antigen dendritic cell vaccine in patients with leukemia and myeloma: a two-center trial. Universiteit Antwerpen Abstract: Niettegenstaande vooruitgang in de behandelingsmethoden voor acute myeloïde leukemie (AML) en multiple myeloom (MM), hervalt een hoog percentage van deze patiënten ten gevolge van persisterende residuele maligne cellen. In voorliggend onderzoeksvoorstel, zullen we actieve specifieke immunotherapie van AML en MM patiënten in remissie valideren door deze intradermaal te vaccineren met autologe dendritische cellen opgeladen met mRNA coderend voor het Wilm's tumorantigen (WT1), voor de receptor voor hyalurongemedieerde motiliteit (RHAMM), en voor IL12p70. De belangrijkste objectieven van deze studie zijn: (1) de haalbaarheid en klinische veiligheid van een polyvalent mRNA-gemodificeerd DC vaccin onderzoeken, (2) analyse van de capaciteit van het vaccin om WT1/RHAMM-specifieke T celresponsen te stimuleren en (3) evaluatie van objectieve responscriteria als preliminair bewijs voor anti-leukemische en anti-myeloom activiteit in AML en MM patiënten. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Zwi Berneman
Integratie op school en schooloopbanen van holebi-jongeren in Vlaanderen
Universiteit Gent Abstract: Dit project onderzoekt de aanpassingsmoeilijkheden van holebi-jongeren op school en de gevolgen voor schoolprestaties en schooloopbaan. De onderwijsachterstand van specifieke groepen leerlingen is vaak het resultaat van aanpassingsproblemen op school door een incongruentie tussen hun leefwereld en de kenmerken van de schoolcontext. Van holebi-jongeren kan worden verwacht dat zij kampen met aanpassingsproblemen, gegeven het heteronormatieve karakter van onderwijsinstellingen. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Johny Vincke • Mieke Van Houtte
Zelfhelend beton door combineren van microvezels met geïmmobiliseerde expansieve of reactieve stoffen Universiteit Gent Abstract: In dit project wordt onderzoek verricht naar de mogelijkheid om zelfhelend beton te ontwikkelen door het incorporeren van expansieve materialen of poreuze granulaten die eventueel helende agentia bevatten. Het 'zelfhelend' beton zal eveneens versterkt worden met vezels, om zo de scheurwijdte te beperken en zelfheling beter mogelijk te maken. Organisaties: • Vakgroep Bouwkundige constructies
Onderzoekers: • Nele De Belie
Signaaltransductie en oxidatieve stress in Arabidopsis thaliana na blootstelling aan toxische concentraties cadmium en/of koper. Universiteit Hasselt Abstract: Zware metalen worden meer en meer een belangrijke abiotische stressfactor voor levende organismen omwille van het toenemende gebruik in de (agro)industrie en bijgevolg de verspreiding ervan in het milieu. Een verminderde biomassaproductie als gevolg van metaaltoxiciteit wordt vaak geobserveerd bij planten die op met metalen aangerijkte bodems groeien. Een betere kennis betreffende de onderliggende mechanismen van deze metaaltoxiciteit is daarom van essentieel belang. Om een beter inzicht te krijgen in de onderliggende cellulaire en moleculaire processen van metaaltoxiciteit en signaaltransductiemechanismen, zullen volgende onderzoekstopics bestudeerd worden: 1. Het kinetisch verloop van het samenspel tussen (a) de ROS (reactieve zuurstofvormen) signatuur en (b)signaaltransductie-componenten (MAPKinasen, Ca-afhankelijke kinasen, jasmonaten) in Arabidopsis Thaliana zaailingen onmiddellijk na blootstelling aan verschillende Cd en Cu concentraties in wortel en blad. 2. Moleculaire regulatiemechanismen van de genexpressie na blootstelling van Arabidopsis thaliana zaailingen aan verschillende Cd en Cu concentraties. 3. Regulatie en signaaltransductie van cellulaire responsen in Arabidopsis thaliana zaailingen na blootstelling aan metalen in een multipollutie context. Organisaties: • Milieubiologie • Centrum voor Milieukunde
Onderzoekers: • Ann CUYPERS
Rol van microbiële biodiversiteit in de aromatische kwaliteit van artisanale gefermenteerde levensmiddelen Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1. Inleiding Fermentatie van levensmiddelen is gebaseerd op de inwerking van nuttige micro-organismen (bacteriën, gisten en/of schimmels) op rauwe grondstoffen afkomstig van landbouw en veeteelt, zoals melk, vlees, vis, granen, groenten en fruit, waarbij de productie van microbiële metabolieten zorgt voor gewijzigde producteigenschappen met betrekking tot textuur, aroma en smaak en een verbeterde houdbaarheid en veiligheid van het geproduceerde voedsel (bvb. Wood, 1997; Leroy & De Vuyst, 2004; Leroy et al., 2006). Dergelijke levensmiddelen zoals kaas, yoghurt, gefermenteerde worst en vis, zuurdesembroden, gefermenteerde groenten en fruit en alcoholische dranken worden van oudsher door de mens geconsumeerd, oorspronkelijk voornamelijk omwille van hun opmerkelijke stabiliteit bij omgevingstemperatuur. Hoewel levensmiddelenfermentatie in bepaalde regio's nog steeds een primaire rol speelt als preservatietechniek, is deze technologische functie in de Westerse wereld (waar gebruik van koeltechniek en voedseladditieven de standaard is) obsoleet geworden. Niettemin genieten gefermenteerde producten nog steeds een opvallende populariteit en nemen ze vaak een vooraanstaande plaats in het gastronomisch landschap in omwille van hun unieke smaak- en textuureigenschappen. Zij vormen bovendien almaar meer het onderwerp van bescherming op regionaal, nationaal en Europees niveau (zie bvb. de Food Quality Certification, sinds 1992 een officiële erkenning van de Europese Commissie; http://ec.europa.eu/agriculture/foodqual/ quali1_nl.htm). Het wekt daarom geen verwondering dat in binnen- en buitenland bijzonder veel interesse gaat naar streekproducten, die het resultaat zijn van artisanale bereidingen (zie bvb. voor België, de Academie voor Streekgebonden Gastronomie [http://www.asg.be]; voor Frankrijk, Le Guide du terroir, [http://www.leguideduterroir.com/]). 2. Probleemstelling Hedendaagse commerciële starterculturen die gebruikt worden voor industriële productie van gefermenteerde levensmiddelen en dranken zijn armer aan biosynthetisch potentieel in vergelijking met de "wilde" microorganismen die overheersen in spontane, ambachtelijke fermentaties (Leroy & De Vuyst, 2004), wat leidt tot de idee dat onze voeding smaak verliest, minder divers wordt en dus verschraalt. De consument grijpt daarom graag naar levensmiddelen die gekoppeld worden aan streekspecialiteiten en oorsprongsbenamingen (het juridische concept 'Appellation d'Origine Contrôlée' is vooral gekend voor wijn, maar is hier lang niet toe beperkt), waarin ze vertrouwde smaken lijken te vinden. Producenten en kleinhandelaars spelen hier op in door dergelijke elementen, al dan niet terecht, in hun marketingstrategie op te nemen. Centraal staat het concept "artisanaal" dat wordt gekwantificeerd door accurate bepaling van de vorming en stabiliteit (onder invloed van omgevingsfactoren) van de betrokken laagmoleculaire microbiële metabolieten (afkomstig van het energiemetabolisme, het anabolisme en interconversiereacties). De link tussen deze artisanale kwaliteit en de oorspronkelijke microbiota is niet altijd even duidelijk. Deze informatie is evenwel noodzakelijk voor de ontwikkeling van interessante commerciële starterculturen. 3. Doelstelling Onderhavig project zal zich inlaten met het onderzoek naar de relatie tussen de microbiële diversiteit van gefermenteerde levensmiddelen van het artisanale type en de aanwezigheid van bacteriële aromacomponenten die bijdragen tot de eindkwaliteit. Dit impliceert twee benaderingen: (1) staalname van artisanale producten en analyse van de microbiële diversiteit van het gefermenteerde product in functie van de tijd, wat dan gelinkt kan worden aan de organoleptische en sensorische kwalitatieve eigenschappen van het eindproduct, en (2) het uitvoeren van in vitro laboratoriumfermentatie-experimenten ter bepaling van de kinetiek van aromaproducten. Dergelijke informatie is essentieel, indien microbiële culturen dienen samengesteld te worden die aan de verwachtingen (lees: natuurlijk, gezond en veilig voedsel) van de "moderne", veeleisende consument kunnen voldoen. De microbiële diversiteit van gefermenteerde levensmiddelen en dranken op basis van rauwe grondstoffen afkomstig van landbouw en veeteelt omvat zowel bacteriën, gisten als schimmels. Gezien de ervaring van de onderzoeksgroep zal voornamelijk aandacht worden besteed aan met melkzuurbacteriën, azijnzuurbacteriën en staphylococcen geproduceerde fermentatieproducten, doch waar nodig zal de nodige aandacht besteed worden aan gisten en schimmels. De onderzoeksgroep heeft, naast eigen veldexperimenten, contacten met verscheidene onderzoeksgroepen doorheen Europa (Italië, Roemenië, Griekenland, Ghana, Ivoorkust, Ecuador, ...) die in staat zijn
plaatselijke artsinaal gefermenteerde levensmiddelen te bemonsteren in samenwerkingsverband. Afhankelijk van de beschikbaarheid van stalen zal voornamelijk worden ingegaan op levensmiddelen die behoren tot de volgende categorieën: zuivelproducten, gefermenteerde vleeswaren, zuurdesems, cacao en chocolade en gefermenteerde groenten. Op elk van deze producten heeft de onderzoeksgroep momenteel projecten lopen. Het onderzoek zal staalnamen (veldexperimenten in binnen- en buitenland), innovatieve microbiële identificaties (cultuurafhankelijk en cultuuronafhankelijk), geavanceerde metabolietbepalingen (chromatografie en massaspectrometrie), genexpressiestudies (o.a. real-time PCR en microroosteranalyse) en statistische analysen (o.a. PCA) omvatten. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST • FREDERIC LEROY
Mariene been- en kraakbeenvissen: verschillen in fysiologie geven aanleiding tot verschillende gevoeligheden. Universiteit Antwerpen Abstract: Kraakbeenvissen bezitten een uniek systeem voor osmoregulatie. Ze hebben hoge gehalten aan ureum en trimethylamine oxide in hun lichaam waardoor zij lichtjes hyperosmotisch zijn te opzichte van hun omgeving. Hierdoor nemen zij continu water op via osmose en hoeven ze niet te drinken. Dit systeem creëert een enorme ureum gradiënt ter hoogte van de kieuwen, die mede onderhouden wordt door een ureum transporter in de basolaterale membraan. Met de huidige studie willen we effecten van omgevingsfactoren op deze transporter karakteriseren. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Gudrun De Boeck
Mobiliteitsonderwijs Mozambique Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project beoogt de introductie van onderwijs over mobiliteit in 7 beroepsscholen in Mozambique. Hiertoe ontwikkelt men een handboek en richtlijnenboek dat aangeeft hoe men mobiliteit kan inwerken in een (bestaand) milieuzorg systeem. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
Structureel en functioneel onderzoek van nieuwe microbiële en nematoden globines. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Proteïnechemie, proteoomanalyse en epigenetische signalisatie (PPES)
Onderzoekers: • Sylvia Dewilde • Luc Moens • Sabine Van Doorslaer
Nieuwe richtingen in onderzoek naar het verwerven en genereren van attitudes Universiteit Gent Abstract: Om menselijk gedrag te kunnen begrijpen, voorspellen, en beÏnvloeden is het belangrijk te weten hoe expliciete en impliciete attitudes worden gevormd, gerepresenteerd en geactiveerd, en hoe ze gedrag en denken beïnvloeden. Het doel van dit project is om hierover meer inzicht te verwerven via het testen van drie innovaties binnen de twee-proces benadering. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Jan De Houwer
Het effect van MSH2-deficiëntie op de spontane mutatiefrequentie in Solanum tuberosum en op homeologe recombinatie bij interspecifieke solanum-protoplastfusies. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het mismatch repair (MMR) systeem is verantwoordelijk voor het herstel van basenmismatchen die gevormd worden tijdens de replicatie en verlaagt bijgevolg het optreden van mutaties. Het MMR systeem herkent ook mismatches die gevormd worden in heteroduplex DNA tijdens recombinatie, waardoor recombinatie verhinderd wordt. MMR vormt hierdoor een moleculaire barrière voor homeologe chromosomale recombinatie tussen verwante genomen. MSH2 is een sleutelproteïne in MMR. MSH2 vormt een complex met MSH3, MSH6 of MSH7, waardoor verschillende soorten aberrante DNA structuren kunnen worden herkend en hersteld. In dit project willen we MSH2-deficiëntie bestuderen in een economisch belangrijk gewas, m.n. de aardappel. Meer concreet zal de invloed van MSH2-deficiëntie op het voorkomen van spontane mutaties in het S. tuberosum-genoom en op de frequentie van homeologe recombinatie bij protoplastfusies van S. tuberosum en een wilde Solanum-species worden nagegaan. Organisaties: • Plantengenetica • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Bestrijden van bederf door beheersing van de specifieke microbiota van verpakte kwaliteitskookham door middel van bioprotectieve culturen, combinaties van alternatieve natuurlijke bewaarmiddelen en een geoptimaliseerde thermische processing. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De hoofddoelstelling van het project is om te komen tot een verbeterde bewaarbaarheid van versneden kwaliteitskookham, verpakt onder gemodificeerde atmosfeer en bewaard in de koelketen, via een betere beheersing van de hammicrobiota. Gebaseerd op de eerder bepaalde aard, oorsprong en populatiedynamica van de bederfmicrobiota en de contaminatiepunten in de productieketen, zal - gebruik makend van
simulatiemedia, modelsystemen en pilootschaalproeven- de toepassing van bioprotectieve culturen en natuurlijke bewaarmiddelen onderzocht worden, al dan niet in combinatie. In het bijzonder zal gekeken worden naar de inhibitorische activiteit op Brochothrix thermosphacta. Ook de effecten van de processing, meer bepaald de thermische behandeling (pasteurisatie en postpasteurisatie), op de afdodingskarakteristieken van de bederfmicrobiota zullen bekeken worden. Steeds zal de invloed van de bewaringsstrategie op de aard en populatiedynamica van de bederfmicrobiota gevolgd worden aan de hand van de cultuurafhankelijke (rep-PCR) en -onafhankelijke methoden (PCR-DGGE). Fingerprints van de bederfmicrobiota (genomische fingerprint) en (bederfveroorzakende) metabolieten (chemische fingerprint) zullen opgesteld worden met aandacht voor de variabiliteit in de tijd. Experimenten op pilootschaal zullen worden uitgevoerd om de nieuw ontwikkelde strategieën te valideren. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Productie van poreuze polymeerstructuren via de BioplotterTM technologie voor cardiovasculaire aandoeningen Universiteit Gent Abstract: Het doel van het project is om op basis van de BioplotterTM rapid prototyping technologie een reeks perfect interconnectieve polymere draagstructuren te ontwikkelen met het oog op het ontwikkelen van een afdoende behandeling voor patiënten die getroffen zijn door een myocardinfarct. Naast een reeks synthestische polymeren zullen ook biopolymeren geëvalueerd en vergeleken worden als kandidaat materiaal. Organisaties: • Vakgroep Organische chemie (WE)
Onderzoekers: • Peter Dubruel
Hoe omgaan met de complexiteit van mileuvraagstrukken. Universiteit Antwerpen Abstract: De bijdrage gaat in op de vraag hoe om te gaan met de complexiteit van milieuvraagstukken zoals die aan de orde zijn in tal van MIRAproducten. De traditionele wetenschappelijke benadering wordt steeds vaker ter discussie gesteld, zeker wat betreft maatschappelijke en beleidsrelevantie. Er is nood aan alternatieven. Erkenning van de inherente complexiteit van bijvoorbeeld milieuthema's is hiertoe een eerste stap. Vervolgens stelt zich de vraag hoe we op een relevante en meer transparante wijze met beperkte kennis rond die belangwekkende thema's om kunnen gaan en te communiceren. Twee cases dienen ter illustratie: de manier waarop het Intergovernmental Panel on Climate Change tot onderzoeksconclusies komt en het Vlaams Steunpunt Milieu en Gezondheid bij de interpretatie van resultaten uit de humane biomonitoring. Organisaties: • Milieu en Samenleving (M&S)
Onderzoekers: • Ilse Loots • Hans Keune
Celtype-specificiteit in plantenhormoonwerking Universiteit Gent Abstract: Het doel van dit project is bij te dragen tot de kennis van de regulatie van plantenhormoonsignalisatie pathways. De specifieke objectieven zijn de celspecifieke effecten van ethyleen en gibberellines in scheutgroei te ontsluieren en een licht te werpen op de rol van bepaalde sleutelfactoren in dit proces. De analyses zullen zich toespitsen op foto-en skotomorfogenese van zaailingen en hun fototropische respons. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Dominique Van Der Straeten
MicroPower Universiteit Gent Abstract: Reversibele computers kunnen rekenen met weinig elektriciteitsverbruik en weinig warmte-ontwikkeling. Organisaties: • Vakgroep Elektronica en informatiesystemen
Onderzoekers: • Alexis De Vos
Meiotische restitutie in microsporen van hogere planten Universiteit Gent Abstract: Een Petunia bibliotheek met dTph1 insertiemutanten waarvan de flankerende transposonsequenties werden geannoteerd zal gescreend worden voor de isolatie van mutanten die 2n microsporen vormen. Mapping en genidentificatie in de transposonbank zal gebeuren in samenwerking met Prof. Tom Gerats, (Plant Genetics, Radboud Universiteit Nijmegen). Misexpressie van betrokken genen zal worden uitgevoerd in samenwerking met Prof. Geert Angenon, VUB. De bruikbaarheid van sequenties voor de inductie van 2n gameten en eventuele toepassing in de veredeling zal worden nagegaan. Organisaties: • Vakgroep Plantaardige productie
Onderzoekers: • Danny Geelen
Reglementering inzake consumentenkrediet en hypothecair krediet als middel ter bestrijding van overmatige schuldenlast Universiteit Gent Abstract: De doelstelling van het onderzoek bestaat erin om na te gaan of de huidige wetgeving betreffende het kredietrecht in staat is om overmatige schuldenlast te vermijden. Zo wordt onderzocht of het toepassingsgebied van de huidige reglementering voldoende ruim is en of de informatieplichten en de sancties voldoende streng zijn. Organisaties: • Vakgroep Economisch Recht
Onderzoekers: • Reinhard Steennot
Productiekinetiek van geconjugeerde vetzuren door melkzuurbacteriën tijdens in vitro fermentaties. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Recent gaat veel aandacht naar de gezondheidsvoordelen van geconjugeerde vetzuren (CFA), In het bijzonder de geconjugeerde linolzuren (CLA). CLA-isomeren komen van nature vooral voor in weefsels en producten van herkauwers, wat ondermeer te wijten is aan de specifieke biohydrogenatie en enzymactiviteiten van de pensbacterïen( isomerasen). Via een gerichte diervoeding kan het pensmetabolisme gestuurd worden naar een verhoogd CLA-gehalte in de melk. Ook zouden een aantal melkzuur-, bifido- en propionzuurbacteriën over linolzuurisomeraseactiviteit beschikken. Als alternatlef voor de interventies via de diervoeding zou bacteriële vorming van CLA in melk na de winning (via geschikte microbiële isomerase/desaturase-activiteiten) zeer interessant kunnen zijn. Indien deze aanpak succesvol blijkt kan in de toekomst industrieel gebruik van deze bacteriën als starterculturen voor de zuivelindustrie beoogd worden. In dit project zullen daarom een aantal computergecontroleerde in vitro fermentaties uitgevoerd worden met micro-organismen die in staat zijn dergelijke geconjugeerde vetzuren te produceren. De productiekinetiek van de vetzuurgeneratie zal bestudeerd worden in functie van de bacteriële populatiegroei en de omgevingscondities in gecontroleerde fermentaties gebruik makend van geschikte melkzuurbacteriën. Een beter begrip van de productiekinetiek zal toelaten om dergelijke bacteriën in te zetten in industriële fermentatieprocessen in de zuivelsector, wat de bereiding en commercialistie van nieuwe producten met gezondheidsbevorderende eigenschappen zal mogelijk maken. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • FREDERIC LEROY
Het gesproken Nederlands in Vlaanderen. Percepties en attitudes van een 'spraakmakende' generatie Universiteit Gent Abstract: In Vlaanderen is in de laatste decennia van de 2e0 eeuw de tussentaal ontstaan, een nieuwe omgangstaal, met ingrediënten uit zowel de dialecten als de standaardtaal. Om de huidige ontwikkelingen in het gesproken Nederlands te kunnen begrijpen is onderzoek nodig naar de percepties en attitudes van jonge Vlamingen, de nieuwe spraakmakende gemeente, ten aanzien van die tussentaal en de standaardtaal. Organisaties: • Vakgroep Nederlandse taalkunde
Onderzoekers: • Johan De Caluwe
Omgevingscontaminanten met endocriene verstoring: Van accumulatie tot een rol in de "pandemie" van obesitas en zijn metabole gevolgen. Universiteit Antwerpen Abstract: Er wordt recent verondersteld dat de verstoring van de humane gewichtshomeostase gedeeltelijk het gevolg kan zijn van omgevingsfactoren. Deze studie onderzoekt de accumulatie en de rol van oudere en nieuwere endocrien verstorende chemische stoffen in de pandemie van de 21ste eeuw: obesitas. De effecten worden bestudeerd op het moleculair, cellulair en organisme niveau, gebruik makende van analytische methodes, biochemie, genomics , genetica en epidemiologische humane gegevens. Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Philippe Jorens • Ronny Blust • Wim Van Hul • Hugo Neels • Luc Van Gaal
Haantjesgedrag. Lokale elites in een veranderende samenleving: een comparatief onderzoek naar machtsverwerving in Vlaamse en Brabantse dorpsgemeenschappen (13e-16e eeuw). Universiteit Antwerpen Abstract: Door middel van een vergelijkend onderzoek van twee regio's in de Zuidelijke Nederlanden met een duidelijk verschillend ontwikkelingstraject - de Antwerpse (Noorder-)Kempen en de Vlaamse Kustpolders - wordt met dit project voor het eerst getracht de invloed van deze agrarische transformatie op de organisatie en de dynamiek van lokale elites te verklaren. Vertrekpunt is de vraag óf een vroege en intense commercialisatie van de landbouw lokaal gepaard ging met een parallelle concentratie van economische en politieke macht in handen van 'nieuwe' elitegroepen, en óf omgekeerd in regio's met een meer traditionele plattelandssamenleving zowel bestaande feodale elites als de dorpgemeenschap als collectiviteit langer hun invloed lieten gelden. Organisaties: • Power in History - Centrum voor Politieke Geschiedenis
Onderzoekers: • Tim Soens
Reconstructie van Laatglaciale en Holocene klimaatsveranderingen in de zuidelijke hemisfeer aan de hand van een merentransect doorheen Zuid chili (CHILT). Vrije Universiteit Brussel Abstract: DOELSTELLINGEN Het project CHILT stelt zich tot doel om Laatglaciale en Holocene klimaatvariaties te reconstrueren die geregistreerd zijn in lacustriene sedimentaire paleoklimaat-archieven gelegen langsheen een N-S transect doorheen het zuidwestelijke deel van Zuid Amerika, van het Chileense Merendistrict (39°S) in het noorden tot Patagonië (53°S) in het zuiden. Dit deel van Zuid Amerika is uitermate geschikt voor een studie van de ruimtelijke en temporele patronen in klimaatvariabiliteit in de zuidelijke hemisfeer. Het is immers de enige landmassa die zo ver zuidwaarts reikt, hetgeen toelaat continentale archieven uit de gematigde tot hoge zuidelijke breedtegraden rechtstreeks te vergelijken met deze uit Antarctica en de sub-Antarctische eilanden, maar ook met deze uit lagere breedtegraden. Het voorkomen van talrijke grote meren tussen ong. 40° en 55°S (i.e. min of meer samenvallend met de natuurlijke noordelijke en zuidelijke grenzen van het "Southern Polar Front") maakt van deze regio dan ook een echt sleutelgebied voor het voorgestelde onderzoek (b.v. Sugden et al., 2005; Sterken et al., 2008). Twee specifieke doelstellingen worden vooropgesteld: - Doelstelling 1: Een beter inzicht verkrijgen in de deglaciatiegeschiedenis van zuidelijk Zuid Amerika. Teneinde een recent ontwikkeld model voor de deglaciatie van de Patagonische ijskap (Hulton et al., 2002) verder te testen en te verbeteren zijn er bijkomende paleoklimaatreconstructies en geologische data aangaande de deglaciatiegeschiedenis van de betrokken regio nodig. Er blijft immers nog aanzienlijke onduidelijkheid over het preciese tijdstip en de snelheid en manier waarop de ijskap zich terugtrok (e.g. Lowell et al., 1995; McCulloch & Davies, 2001; Bentley, 1997). In het bijzonder voor het gebied ten noorden van 43°S wijst het model op een aanzienlijke instabiliteit van de
ijskap. De modelresultaten worden echter niet volledig ondersteund door de bestaande empirische data, ondermeer omdat de gegevens uit de schaarse, maar continue mariene en lacustriene archieven niet in overeenstemming zijn met deze uit de discontinue, terrestrische archieven (De Batist et al., 2008). CHILT zal de wijze van terugtrekking van de Patagonische ijskap in de regio tussen 39 en 53°S beter documenteren, door middel van een reeks gedetailleerde reflectieseismische studies en een multiproxy-analyse van lange sedimentkernen uit meren die de ijsterugtrekking geregistreerd hebben. - Doelstelling 2: De temporele en ruimtelijke varibiliteit bestuderen van snelle klimaatschommelingen die zich hebben voorgedaan tijdens de Laatglaciaal-Holoceen transitie. Het internationale onderzoek heeft zich de voorbije jaren sterk toegespitst op de mogelijke relatie tussen de Antarctic Cold Reversal (ACR) en de Younger Dryas Cold Reversal (YDCR) tijdens de transitie van het Laatste Glaciaal Maximum (LGM) naar het Holoceen. De YDCR (~11.6-12.9 ka) is zeer goed gedocumenteerd in verschillende paleoklimaat-archieven in de noordelijke hemisfeer (bv. Stuiver et al., 1995) en wordt vaak verondersteld een globaal effect te hebben gehad (Barrows et al., 2007). De ACR (~12.5-14.5 ka) werd gedetecteerd in een aantal Antarctische ijsboringen als een koudepuls die de geleidelijke postglaciale opwarming tijdelijk onderbreekt, en die de YDCR uit het noordelijke hemisfeer duidelijk voorafgaat. Dit zou erop kunnen wijzen dat de YDCR veroorzaakt werd als respons op de ACR en dus helemaal geen globale, synchrone impact had. In Patagonië (55°S) werd een gletsjeruitbreiding gedocumenteerd rond 12.1-15.3 ka (McCulloch & Davies, 2001), ruwweg overeenstemmend met de ACR, maar verder naar het noorden (41°S) werd onlangs de "Huelmo-Mascardi cold/wet event" (~12.0-13.4 ka) gedetecteerd (Hajdas et al., 2003), die qua timing precies tussen de ACR en de YDCR in valt. Een multiproxy-analyse van meersedimenten van Lago Puyehue (~41°S) liet heel recent toe het bestaan en de timing van deze klimaatschommeling in deze regio te bevestigen (Bertrand et al., 2008; Boës & Fagel, 2008b). Deze bevindingen lijken de hypothese te ondersteunen van een propagatie van Antarctische klimaatsignalen naar het noorden toe over een transitiezone in de gematigde tot hoge zuidelijke breedtegraden. Er blijven echter nog aanzienlijke onzekerheden over de preciese ruimtelijke verspreiding, karakter en duur van deze Laatglaciale klimaatschommeling in zuidelijk Zuid Amerika (Sugden et al., 2005). Waarom komt ze b.v. niet tot uiting in de mariene (40°S, ODP site 1233; Lamy et al., 2004) archieven, of in vele van de terrestrische archieven (44°S, Bennett et al., 2000) uit dezelfde regio? Gaat het trouwens om een terugkeer van koudere of van nattere omstandigheden? Wat leert deze klimaatschommeling ons over de achterliggende processen waarmee verschillende klimaatsystemen elkaar kunnen beïnvloeden? CHILT zal trachten de onzekerheden omtrent deze Laatglaciale klimaatschommeling aanzienlijk te verminderen door drie goed gedateerde, hoge-resolutie temperatuur- en precipitatie-reconstructies te produceren voor de periode van ~9.0-16.0 ka, op basis van een kwantitatieve multiproxy-analyse van lange sedimentkernen uit meren langsheen een latitudinaal transect doorheen de regio (39-53°S). Organisaties: • Geologie
Onderzoekers: • EDWARD KEPPENS
Conflict monitoring en bekrachtigingsleren Universiteit Gent Abstract: In onze dagdagelijkse omgeving dienen we ons constant aan te passen aan conflicterende informatie die het efficiënt uitvoeren van bewegingen, of het vlot maken van beslissingen, dikwijls bemoeilijken. In dit project gaan we aan de hand van reactietijdentaken en neurofysiologische metingen na hoe die cognitieve aanpassingen (conflict monitoring) beter kunnen begrepen worden in termen van bekrachtigingsleer-mechanismen (beloningsleren, associatief leren). Organisaties: • Vakgroep Experimentele psychologie
Onderzoekers: • Wim Notebaert
Onderzoek en ontwikkeling van Au/TiO2 schuimen voor verwijdering van NOx en VOC's uit omgevingslucht. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van het project is de verwijdering van NOx en VOC uit omgevingslucht door een geïntegreerd luchtzuiveringsproces op basis van fotokatalyse. Hierbij wordt een keramisch schuim ontwikkeld op basis van een fotokatalytisch nanogestructureerd poeder. Verder zal er gepoogd worden om een verbeterde werking te bekomen door Au depositie. Dit alles wordt aangepakt vanuit een procesbenadering waarbij naast wetenschappelijk/technologische ook socio-economische aspecten een rol spelen. Organisaties: • Duurzame energie en luchtzuivering: DUeL
Onderzoekers: • Silvia Lenaerts • Tom Tytgat
Een optimale prothese beha ontwerpen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een optimale prothese beha ontwerpen Organisaties: • Lymfoedeem • Elektronica en Informatica • Mechanica van Materialen en Constructies • Micro-economie voor Profit en Non-Profit Sector • Heelkundige Specialiteiten
Onderzoekers: • PIERRE LIEVENS • HICHEM SAHLI • MARC JEGERS • JAN LAMOTE • Sigrid ADRIAENSSENS
DNA-methyleringspatronen van PolycombGroup target genen als biomarkers voor verbetering van diagnose, prognose en predictie van respons op behandeling van prostaatkanker. KU Leuven Abstract: De doelstelling van dit onderzoeksproject is het identificeren van DNA-methyleringspatronen als krachtige biomarkers voor diagnose, prognose enpredictie van response op behandeling van prostaatkanker. Daarom willenwe het DNA-methyleringspatroon bepalen van een set van genen in prostaat kanker biopsies. We zullen hiervoor gebuik maken van zowel paraffine ingebed als verse ingevrozen biopsies. De geselecteerde genen zijn goed gekarakteriseerde PolycombGroup targets en tumor suppressor genen die gehypermethyleerd en uitgeschakeld zijn in prostaatkanker. De DNA-methyleringspatronen van deze genen zullen bepaald worden door DNA-methylatie specifieke PCR assays. Het DNAmethyleringspatroon van elke patiënt zullen we linken aan de genetische en de gen-expressie data, en correleren met de klinische gegevens. Deze data zullen beschikbaar gesteld worden door de andere partners van de 'Interdiciplinary Prostate Cancer Care group UH Leuven'. Organisaties:
• Labo Biosignalering & Therapeutica
Onderzoekers: • Monique Beullens • Mathieu Bollen • Aleyde Van Eynde
Modellen van infectieziekten: ecologie van natuurlijke gastheren, ecologische verstoringen en overdracht naar de mens. Universiteit Antwerpen Abstract: Wijzigingen in milieuomstandigheden (vb. klimaat) kunnen een invloed uitoefenen op de ecologie van infecties, via veranderende aantallen van natuurlijke gastheren of door veranderingen in de transmissiesnelheden van een infectie (rechtstreeks of via vectoren). Dit project onderzoekt dergelijke effecten, d.m.v. waarnemingen, experimenten en mathematische modellen, voor vijf geselecteerde modelsystemen (hantavirus bij woelmuizen, pest in woestijnratten, areanavirus in Afrikaanse muizen, dengue bij mensen en rotavirussen in gevaccineerde mensenpopulaties). De verworven inzichten worden gebruikt om veranderingen in de "ziektelast" te evalueren, met en zonder bestrijding. Organisaties: • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Ronald Verhagen • Herwig Leirs • Pierre Van Damme • Philippe Beutels
Dynamiek in het wereldstedennetwerk 2000-2008: een longitudinale netwerkanalyse van hedendaagse mondialiseringsprocessen Universiteit Gent Abstract: Dit project heeft als doelstelling een analyse te maken van de voornaamste determinanten van connectiviteitsverandering in het wereldstedennetwerk. Deze longitudinale analyse maakt hierbij gebruik van unieke data die verzameld werd door een wetenschappelijke samenwerking tussen de 'Globalization and World Cities'-onderzoeksgroep en de 'Chinese Academy of Sciences' voor drie verschillende tijdspunten: 2000, 2004 en 2008. Organisaties: • Vakgroep Geografie
Onderzoekers: • Ben Derudder
Innoverende therapeutische interventies voor aandoeningen van de bovenste en onderste luchtwegen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het eerste gedeelte van het project zal een beschrijving geven van verschillende aandoeningen van de bovenste en onderste luchtwegen, zoals astma, COPD, en slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen. Het tweede gedeelte zal handelen over innoverende behandelingsmogelijkheden voor de aandoeningen die in het eerste gedeelte behandeld zijn. Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Wilfried De Backer • Annick Devolder
Cementcomposieten onder impactbelasting. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In onze huidige samenleving worden de veiligheidseisen en normen rond accidentele belastingen zoals impactbelastingen steeds strenger. De belangstelling voor dit onderwerp vanuit wetenschappelijk oogpunt volgt dan ook een steigende trend. Men probeert voortdurend naar betere oplossingen voor veiligere constructies en voertuigen te zoeken. Dit wordt zowel op structureel niveau als op niveau van het materiaal betracht. In de automobielsector en de lucht- en ruimtevaartsector is materiaalonderzoek essentieel om concurentieel te blijven. In de bouw daarentegen werd er tot nog toe weinig geïnvesteerd in oplossingen op niveau van de materialen. Er is hiervoor wel een stijgende trend te vinden in de ontwikkeling van hoogwaardigere materialen. Een materiaal dat op gebied van impactweerstand veel potentieel toont is Textiel Verstevigd Beton (eng.: Textile Reinforced Concrete, TRC). TRCs zijn echter nog volop in hun ontwikkelingsfase en zijn ontstaan uit het meer gekende Vezel Verstevigd Beton (eng.: Fibre Reinforced Concrete, FRC). Bij TRCs wordt er echter een veel hoger vezelvolumegehalte (tot 20 vol%) bereikt. Dit heeft als rechtstreeks gevolg dat de mechanische eigenschappen (sterkte, stijfheid en vooral taaiheid) van dit materiaal sterk verbeteren t.o.v. FRCs. Het materiaal is namelijk in staat om veel energie absorberen bij impactbelastingen. Over het statisch gedrag van TRCs is reeds de nodige kennis vergaard. Er is echter nog weinig kennis over het gedrag van TRCs onder impactbelastingen, hoewel het potentieel hiervan reeds werd aangetoond (mede door de aanvrager van dit onderzoek). Het doel van dit onderzoek bestaat er bijgevolg uit de nodige inzichten en kennis over het gedrag van TRCs onder impactbelastingen te vergaren. De methodiek die zal worden gevolgd, bestaat uit drie grote fasen. Ten eerste zal er via literatuur kennis worden vergaard over de materialen en de testmethodes die aangewend zullen worden in de twee volgende fasen. In deze eerste fase zal ook aandacht besteed worden aan statische testmethodes aangezien deze zullen worden gebruikt in verdere studies in dit onderzoek. Een eerste experimentele studie zal bestaan uit een vergelijking van de mechanische eigenschappen van met verschillende vezelsoorten verstevigde cementen via statische proeven. Een tweede studie zal nagaan wat de invloed is van de snelheid van het belasten op de materiaalkarakteristieken in statische testen. Dit om te achterhalen of er bij hoge reksnelheden andere schadefenomen optreden. Ook is het mogelijk om vanuit de statische testen een eerste idee te vormen over het gedrag onder impactbelastingen. In een derde fase zal het impactgedrag bestudeerd worden. Initieel wordt er gekeken naar een geschikte drop weight impact opstelling om de schademechanismen in het materiaal te quantificeren en om een numeriek model te kunnen valideren in een later stadium. Ook zullen er testen worden uitgevoerd a.d.h.v. een Charpy test. Deze moet een rangschikking geven van het energie absorberend vermogen van een TRC met verschillende vezelverstevigingen. Met een beperkt aantal optimale materiaalcombinaties zal, in een laatste fase, een gedetailleerde impactstudie worden verricht. Uiteindelijk zal dit alles leiden tot de ontwikkeling van een numeriek model dat gevalideerd wordt aan de hand van drop weight testen. Het onderzoek zal voornamelijk aan de vakgroep MeMC van de Vrije Universiteit Brussel worden uitgevoerd aangezien deze reeds een aanzienlijke expertise bezit op gebied van het voorgestelde doctoraatsonderzoek. Ook sluit dit onderzoek aan bij een FWO-project dat gestart is op 01/01/07 (ref G.0114.07). Desalniettemin zijn er ook een aantal goede contacten met de vakgroep Mechanische Constructie en Productie van de RijksUniversiteit Gent die expertise bezitten op gebied van impacttesten. Organisaties: • Mechanica van Materialen en Constructies
Onderzoekers:
• JAN WASTIELS
Wetenschappelijke samenwerking met Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten FAGGAFMPS (vervolg van WDGO520) Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, FAGG - AFMPS' hebben voor het project ' Wetenschappelijke samenwerking (vervolg van WDGO520)' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • YVETTE MICHOTTE • SOPHIE SARRE
Virulentiefactoren van uropathogene Escherichia Coli stammen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Uropathogene Escherichia coli (UPEC) stammen verwekken infecties van de urinewegen. Recent heeft men vastgesteld dat UPEC kunnen binnendringen en intracellulair overleven in de cellen van het blaasepitheel, wat allicht het chronische karakter van de infecties en de moeilijke behandeling verklaart. In dit project wordt de genetische basis van de pathogenese van UPEC bacterien bepaald door random mutagenese met transposons die B-lactamase of alkalisch fosfatase genfusies vormen en daardoor een efficiente identificatie van genen coderend voor geëxporteerde eiwitten mogelijk maken. Daarnaast worden er ook deletiemutaties ingevoerd van kandidaat-genen die geïdentificeerd worden door analyse van de bij de publieke databases beschikbare sequenties van UPEC genomen. Potentiele mutanten in virulentiegenen worden geïdentificeerd door een reeks snelle tests (biofilmvorming, invasie in celculturen van blaasepitheelcellijnen, infectie van de nematode Caenorhabditis elegans, ...). Dit heeft reeds geleid tot de identificatie van een eerste reeks genen die betrokken zijn bij biofilmvorming en bij het doden van Caenorhabditis elegans. De rol van de aldus geïdentificeerde genen bij de in vivo infecties zal bevestigd worden in dierlijke weefselkulturen en in het muismodel voor cystitis. Het project focust op genen die betrokken zijn bij de bacteriele adhesie, wat nauw aansluit bij de expertise die aanwezig is in de groep van Prof. H. De Greve (Vrije Universiteit Brussel, Onderzoeksgroep Ultrastructuur), waarmee voor dit aspect wordt samengewerkt. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE HERNALSTEENS
Een multidisciplinaire analyse van aan de Ziekte van Alzheimer geassocieerde risicofactoren en de toxiciteit van Aß aggregatie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Aggregatie van het Aß peptide is mede verantwoordelijk voor het ontstaan van de Ziekte van Alzheimer. Recentelijk verschijnt er in toenemende mate bewijs in de literatuur om aan te tonen dat Aß kan voorkomen als kleine, oplosbare oligomeren. Deze oligomeren zijn toxisch voor de hersenen en kunnen verlies van synapsen en neuronale beschadigingen veroorzaken. Het onderzoek naar de generatie en het toxische effect van deze oligomeren wordt vertraagd doordat deze oligomeren zeer snel door reageren: Aß oligomeren zijn aanwezig in een te lage concentratie om gedetailleerde structurele informatie te vergaren die tevens relevant is om het moleculaire mechanisme van de toxiciteit voor de hersenen te begrijpen. Het Switch Laboratorium heeft recentelijk een methode ontwikkeld om in vitro toxische Aß oligomeren te concentreren: de toevoeging van lipiden die in de hersenen voorkomen transformeren inerte, volgroeide amyloïde fibrillen terug naar stabiele toxische oligomeren. Deze oligomeren zijn niet te onderscheiden van de oligomeren die met de ziekte worden geassocieerd. Deze vinding geeft ons de mogelijkheid om de structuur-activiteit relatie van Aß oligomeer toxiciteit te bepalen. We hebben als doel gesteld te bepalen welke structurele elementen van oligomeren de toxiciteit bepalen door middel van biofysische technieken en biologische experimenten zoals toxiciteits bepalingen in neuronale cel culturen en gedragsstudies in muizen. We zullen gebruik maken van eiwit-modificatie en perturbatie methoden om de vorming en structuur van toxische oligomeren van Aß te bestuderen. Parallel daaraan zullen we factoren bestuderen die van nature in de hersenen voorkomen en die eerder aangetoond zijn het ziekteverloop van Alzheimer's te beïnvloeden. Uiteindelijk zullen we de resultaten van deze karakterisatie gaan gebruiken om te beginnen met de ontwikkeling van een therapeutische strategie voor de Ziekte van Alzheimer. Het laboratorium heeft de beschikbaarheid over een grote hoeveelheid componenten om hiernaar te zoeken. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Frederic ROUSSEAU • Joost SCHYMKOWITZ • Kerensa BROERSEN • Nico VAN NULAND
Watertransport in mangrovebomen: de plasticiteit van de hydraulische architectuur, zijn ecologische en functionele betekenis Vrije Universiteit Brussel Abstract: Wateropname en -transport tegen het zwaartekrachtveld in zijn vanaf het ontstaan van het landleven een van de grootste uitdagingen voor planten. Water is daardoor de meest bepalende factor in de verspreiding van soorten en vegetaties op aarde. Het hoofddoel van dit project is bij te dragen tot het doorgronden van het watertransport in bomen als basis van hun ecologische verspreiding. Hoewel watertransport een grondslag is van het leven van landplanten en reeds lang een veelbesproken onderzoeksitem, heerst er nog steeds een diepe controverse rond fundamentele vragen over 'de motor' van het watertransport en de functionaliteit van de watergeleidende weefsels (de xyleemvaten). De regulatie van het watertransport streeft naar een evenwicht tussen efficiëntie en veiligheid. Hoe hoger de efficiëntie, hoe lager de veiligheid ten opzichte van het ontstaan en het verspreiden van luchtbellen in het geleidingsweefsel die de waterstroom blokkeren. Het ontstaan van luchtbellen (cavitatie) kan veroorzaakt worden door watertekort of door vorst. De beste manier om hier inzicht in te verwerven is het bestuderen van bomen, waaraan hoge eisen worden gesteld daar de anatomische en fysiologische regulatiemechanismen hier als het ware 'uitvergroot' zijn. Mangroven zijn een aangewezen studieobject daar voor hen permanent watertekort dreigt: hoge zoutconcentraties hebben een effect op het watertransport vergelijkbaar met bodemdroogte. Daarenboven kunnen mangroven ook voorkomen onder extreme (lucht)droogte, warmte en soms zelfs vorst. Bij droogte-geïnduceerde cavitatie zorgt de extreme droogte of hoge saliniteit van het bodemwater voor een scherpe onderdrukgradiënt in het
geleidingsweefsel. Als de spanning op de waterkolom te groot wordt, kunnen luchtbellen ontstaan die uitzetten om vaten of delen ervan te blokkeren (geëmboliseerde vaten). Vorst-geïnduceerde cavitatie treedt op bij het ontdooien van bevroren xyleemsap wanneer de erin opgeloste gassen vrij komen. Vrieskou werd recent gesuggereerd als oorzaak van de latitudinale grens van mangroven in Australië en Florida (Stevens et al. 2006; Stuart et al. 2007). Of de verhoogde cavitatiefrequentie veroorzaakt werd door de combinatie van vorst en het bereiken van een limiet aan de plasticiteit van de hydraulische architectuur en/of fysiologie blijft echter onduidelijk. Het ophelderen van het watertransport in mangroven, zal dus ook licht werpen op de anatomisch-fysiologische achtergrond van de limieten van het mangrove-areaal en de ecologische betekenis van de onderzochte hydraulische kenmerken. Geëmboliseerde vaten kunnen omzeild worden via kleine kanalen in de vatwand (stippels). In het midden van een dergelijk kanaal tussen twee vaten bevindt zich een min of meer poreus stippelmembraan dat opgebouwd is uit restanten van de primaire celwanden en de middenlamel. Volgens recente hypotheses zou het watertransport gereguleerd worden via het (ont)zwellen van gelachtige substanties langs de randen van de poriën in deze stippelmembranen als reactie op veranderingen in ionsamenstelling en/of concentratie van het xyleemsap (Gascó et al. 2006, 2007; Canny et al. 2007; van Ieperen 2007). Een gelijkaardig fenomeen zou zich voordoen in de vaten (Zimmermann et al. 2002, 2004). Zo zouden gelachtige afzettingen op de vatwanden, zoals waargenomen in de mangrove Rhizophora mangle (Zimmermann et al. 1994), het opwaartse watertransport ondersteunen waardoor de noodzaak voor grote onderdrukgradiënten als 'motor' voor het watertransport vervalt en de kans op cavitaties verkleint. Daarnaast zouden osmotische gradiënten in gels in gesegmenteerde vaten het watertransport kunnen drijven. Indien er toch cavitaties optreden kunnen de vaten soms terug gevuld worden met water. Hoewel het exacte mechanisme van het herstel van embolismen nog onduidelijk is, wordt het floëem verondersteld hier een belangrijke rol in te spelen (Salleo 2006; Schmitz et al. 2007b, 2008). Dit zou kunnen verklaren waarom Avicennia-soorten het meest stresstolerante mangrove-genus vormen. Het hout van Avicennia is immers gekenmerkt door een opeenvolging van banden floëem en banden xyleem in tegenstelling tot de meeste bomen met slechts een dun laagje floëem langs de buitenkant van de stam. De ecologische betekenis van deze zeldzame structuur in plantenweefsels werd tot dusver echter niet benaderd. Als inleiding op de studie naar het watertransport van mangroven is er dus nood aan een review naar de ecologie van mangroven, voorkomend in hun uiterst stressvolle omgeving voor het watertransport: van wortels tot bladeren, van anatomie tot fysiologie en van ecologie tot biogeografie. Vertrekkende van deze stevige basis in de huidige kennis over het watertransport in mangroven, berust de strategie van dit project zich op het zoeken naar patronen in de anatomische en fysiologische aanpassingen van verschillende mangrovesoorten. Dit stelt ons in staat volwassen bomen te bestuderen, opgegroeid onder natuurlijke omstandigheden en in voldoende groot aantal om interne variaties in rekening te brengen. De patronen zullen gezocht worden door zowel inter- als intraspecifiek mangrovebomen te vergelijken, onderhevig aan omgevingsomstandigheden die verschillende eisen stellen aan het watertransportsysteem. In het eerste jaar worden verschillende mangrovesoorten onderling vergeleken om inzicht te verwerven in het watertransport onder droogte- en zoutstress met een hoog risico op droogtegeïnduceerde cavitatie. In het tweede jaar richten we ons tot het achterhalen van de oorzaak van de latitudinale grenzen van het mangroveareaal en de verschillen hierin voor de verschillende mangrovesoorten. In het derde jaar zullen we de regulatie van het watertransport onder vrieskou en dus verhoogd cavitatiegevaar door vorst proberen op te helderen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM • NELE SCHMITZ
Substatelijke diplomatieke activiteiten als motor van re-territorialisering? De casus van de mediterrane ruimte. Universiteit Antwerpen Abstract: Substatelijke diplomatie confronteert de onderzoeker met de aard en de dynamiek van het internationaal systeem. Vooral het territoriale kader van het internationale systeem kan in vraag gesteld worden. Verschillende auteurs spreken over "het einde van het territorium", maar verondersteld kan worden dat de komst van subnationale entiteiten op de internationale scene naast een proces van de-territorialisering ook een dynamiek van re-territorialisering op gang heeft gebracht. Re-territorialisering kan omschreven worden als "ontwikkelingen die zich voordoen wanneer bepaalde territoriale eenheden in belang afnemen, ten voordele van andere territoriale configuraties". Centraal in dit onderzoek zal de wisselwerking tussen geopolitiek en substatelijke diplomatie onderzocht worden in de casus van de mediterrane ruimte. De centrale vraag is dubbel; (1°) hoe en in welke mate wordt de diplomatie van substatelijke entiteiten in deze regio beïnvloed door omgevingsvariabelen, en (2°) hoe en in welke mate herscheppen deze actoren via hun diplomatie hun omgeving. Of, om deze laatste dynamiek te herformuleren; vormen substatelijke diplomatieke activiteiten motoren van "re-territorialisering"? De operationalisering van deze vraag zal als volgt gebeuren; vanuit de onderzoekstradities van de traditionele en de cognitieve geopolitiek zal de invloed van geopolitieke factoren op de diplomatie van substatelijke entiteiten onderzocht worden. In een tweede en omgekeerde beweging zal vanuit de onderzoekstraditie van de kritische geopolitiek bestudeerd worden hoe substatelijke overheden via hun diplomatieke activiteiten en buitenlandspolitiek discours de ruimte waarin ze opereren, trachten te herscheppen. Er wordt voor gekozen de onderzoeksvraag te focussen op een welbepaalde geografische ruimte, te weten de mediterrane ruimte. In het middellandse zeebekken zijn de laatste jaren immers tal van paradiplomatieke initiatieven ontplooid op verschillende niveaus, niet in de laatste plaats gestuurd door de ambities van de Catalaanse Generalitat. Organisaties: • Internationale Politiek (IP)
Onderzoekers: • David Criekemans • Jan Melissen
Impact of climate induced glacier melt on marine coastal systems in the West Antarctic Peninsula region (IMCOAST) Universiteit Gent Abstract: Dit project beoogt om op basis van physico-hydrographische, geochemische en biologische proxies een reconstructie te maken van historische, actuele en toekomstige veranderingen tgv sediment-run off in de Antarctische kustgebieden. De belangrijkste doelstelling is om de effecten van sedimentatie geassocieerd met het afsmelten van gletsjers op mariene ecosystemen na te gaan en te modelleren. Het project omvat zowel in situ metingen en observaties als een experimentele aanpak. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Ann Vanreusel
Politieke vertegenwoordiging van allochtonen. Een nationaal en internationaal vergelijkende analyse van allochtone vertegenwoordiging op lokaal vlak in Engeland, België en Frankrijk Universiteit Gent Abstract: In welke mate hebben het burgerschapsregime, het kiesstelsel, de partijkenmerken en de belangenconstellatie een remmende dan wel stimulerende invloed op 1) de verkiezing van allochtone kandidaten en 2) de groepsvertegenwoordiging van allochtonen door allochtone verkozenen? Voorliggend onderzoek biedt antwoorden op deze onderzoeksvragen op basis van diepte-interviews met kandidaten, verkozenen en lijstvormers in drie landen die zowel op het vlak van burgerschapsregime als inzake kiesstelsel sterk van elkaar verschillen: Engeland, België en Frankrijk. Organisaties:
• Vakgroep Politieke wetenschappen
Onderzoekers: • Carl Devos
Separometrie: bijdragen tot snellere en efficiëntere methodeontwikkeling en -validatie van farmaceutisch-analytische scheidingsmethodes Vrije Universiteit Brussel Abstract: Separometrie is het gebruik van chemometrische methodes in scheidingstechnieken. Onderzoek zal verricht worden naar (a) het gebruik van minimale en weinig courante experimentele designs in methodeontwikkeling en robuustheidstesten, en naar (b) de multivariate analyse van fingerprints. (a) Screening designs laten toe de factoren met de meeste invloed op de respons te identificeren. De frequents gebruikte zijn de fractionele factoriële en de Plackett-Burman designs. Response surface designs laten toe de respons te modelleren teneinde optimale voorwaarden te voorspellen. Meest gebruikt zijn de central composite designs. In het project zullen minimale en minder courant gebruikte designs (kleinere designs met minder experimenten) onderzocht worden. Supersaturated designs werden reeds onderzocht en een nieuwe methode (FEAR) voor het schatten van de factoreffecten werd reeds gedefinieerd. Deze designs zullen nog verder geëvalueerd worden. Daarnaast zullen D-optimale en Rechtschaffner designs als screening designs, en optimale en uniforme designs als response surface designs onderzocht worden. Voor dit onderzoek komen alle applicaties die toelaten snelle analyses te bekomen in aanmerking. Naast HPLC analyses, zullen in deze context ook UPLC analyses interessant zijn. UPLC zou toelaten een betere resolutie en sensitiviteit in kortere analysetijden te bekomen, en dus een verhoogde analyse-throughput opleveren, wat extreem nuttig is in de context van het vergelijken van verschillende experimentele-design resultaten. (b) Chromatografische fingerprints zijn chromatogrammen, karakteristiek voor een complex staal. Eerst dienen fingerprints ontwikkeld te worden. Hierbij zijn een maximaal aantal componenten gescheiden. Daarna wordt de relevante informatie geëxtraheerd uit de fingerprints. Naast HPLC, zijn ook UPLC systemen interessant, aangezien UPLC toelaat meer pieken basislijn gescheiden te krijgen in een korter tijdsinterval. Vooral bij analyse van complexe stalen, zoals kruiden en planten-extracten, zou dit een enorm voordeel zijn. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • Yvan VANDER HEYDEN • Bieke DEJAEGHER
VERLENGING: Centrum voor B-cel therapie in diabetes. Vrije Universiteit Brussel Abstract: - Meting en regeling van de functionele beta cel massa in vitro en in vivo - Ontwikkeling en toepassing van strategieën en beta cel therapeutica voor preventie en behandeling van diabetes Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie • Medische Biochemie
Onderzoekers: • FRANS GORUS • Henry HEIMBERG • DANIEL PIPELEERS
Design en analyse van Gbps interconnecties in chipverpakkingen Universiteit Gent Abstract: Het betreft het verblijf (sabbatical) van een buitenlandse onderzoeker van de National Taiwan University voor 6 maanden. Het gezamenlijk uit te werken project handelt over de modellering en optimalissatie van interconnecties voor zeer hoge frequenties en het opstellen van compacte modellen via zogenaamde modelorderreductietechnieken. Organisaties: • Vakgroep Informatietechnologie
Onderzoekers: • Daniël De Zutter
Hoe zijn nonprofit werknemers gemotiveerd? Een 'discrete choice' analysis. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Met het groeiende belang van de nonprofit sector in de samenleving, is er een toegenomen aandacht voor de bestaansreden van nonprofit organisaties (npos), hoe zij zich gedragen en wat hun doelstellingen zijn, vanuit een zowel empirische als theoretische invalshoek. Recent ontstond ook een sterke belangstelling naar de motieven van betaalde werknemers en vrijwilligers in deze sector. Een goed begrip van hun motieven en hoe deze zich verhouden met de objectieven van de organisatie is een belangrijke factor in het verklaren van het gedrag dat nonprofit organisaties vertonen. Vanuit dit standpunt stellen Caers et al. (forthcoming) een additief scheidbare nutsfunctie voor nonprofit managers en ondergeschikt personeel voor, die de objectieven van deze actoren indeelt in drie grote categorieën: persoonlijke doelstellingen, organisatorische doelen en client-gebonden doelstellingen. De onderliggende veronderstelling hierbij is dat personen binnen de nonprofit organisatie kunnen verschillen in het belang dat zij aan elk van deze drie categorieën hechten. Sommigen geven bijvoorbeeld meer voor hun persoonlijke doelstellingen, terwijl anderen mogelijk meer belang hechten aan de tweede of derde categorie van doelstellingen. Deze veronderstelling is zowel gebaseerd op theoretisch als empirisch onderzoek. De aanwezigheid van "egoïstische" werknemers (sterk geïnteresseerd in de eerste categorie van motivatoren) kan worden verwacht door te duiden op het gebrek aan efficiente "principals" (Jensen en Meckling (1976), Fama en Jensen (1983)) en op de moeilijkheden i.v.m. prestatiemetingen (Steinberg (1990), Brickley en Van Horn (2002)). Op basis van de zelf-selectie hypothese (Young (1983)) kunnen beide factoren "egoïstische" werknemers stimuleren om voor jobs in de nonprofit sector te opteren. Empirisch onderzoek bevestigt dat nonprofit werknemers belang hechten aan persoonlijke doelstellingen (Mesch et al. (1998), Brown en Yoshioka (2003)). Maar ook een toewijding naar de missie van de organisatie wordt verwacht te bestaan (Hansmann (1986)) en empirisch aangetoond (Mirvis en Hackett (1983)), alsook een belangstelling voor het welzijn van de npo's cliënten (zie respectievelijk Mooney en Ryan (1983) en Hansen et al. (2003)). Caers et al. (forthcoming) verenigen deze literatuur in een formele nutsfunctie en bieden voor het eerst een theoretische analyse van het gedrag dat verschillende types van nonprofit werknemers zullen vertonen in een groot aantal situaties. Het voorliggende project bouwt verder op dit werk en onderzoekt empirisch hoeveel belang nonprofit werknemers precies hechten aan persoonlijke, organisatorische en client-gebonden doelstellingen. Deze inzichten kunnen aantonen welke van de in Caers et al. (forthcoming) gespecificeerde types het meest reëel zijn en tot meer gerichte beleidsaanbevelingen leiden. Dit onderzoek maakt gebruik van "discrete choice" experimenten, een "stated preference" techniek waarbij respondenten meermaals worden gevraagd om hun geprefereerde scenario uit een klein aantal mogelijke scenario's te kiezen. Elk scenario heeft daarbij verschillende attributen en door het niveau van deze attributen te veranderen en de keuzes van de respondenten te analyseren, wordt het mogelijk om het belang (b's) dat de respondenten hechten aan elk attribuut (U1, U2, ..., Um) te schatten. Formeel, Ui = b1 * U1 + b2 * U2 + ..... + bm * Um met Ui = waargenomen deel van de nutsfunctie van individu i m = aantal attributen In het voorliggende onderzoek wordt geopteerd om de
respondenten te vragen een keuze te maken uit telkens drie scenario's. Elk scenario vertegenwoordigt een hypothetisch jaar. In elk van deze drie mogelijk jaren vinden verschillende gebeurtenissen plaats. Bepaalde persoonlijke, organisatorische of client-gebonden doelstellingen worden ofwel niet gehaald, gehaald of overtroffen. De respondenten worden gevraagd aan te geven welk jaar zij zouden verkiezen. Het experiment hanteert 6 attributen, 2 voor elke categorie van motivatoren, met elk 3 niveaus. Hierdoor zijn er 216 verschillende scenario's. Vermits een onderzoeksopzet met 3 alternatieven meer efficient werd bevonden dan een onderzoeksopzet met slechts 2 alternatieven (Sandor en Wedel (2002)), betekent dit dat de respondenten 72 keer hun geprefereerde scenario uit 3 mogelijkheden zouden moeten kiezen. Dit aantal zal worden verminderd door gebruik te maken van het Sandor en Wedel (2002) algoritme, om zo de "task demand" te verlagen en de efficiëntie van het schatten te verhogen (Hensher, Stopher en Louviere (2001)). Wel worden testen voor transitiviteit en consistentie van de keuzes toegevoegd. De attributen worden bepaald op basis van o.a. organisatorische en professionele toewijding vragenlijsten (Giffords (2003)) en job/beloningstevredenheid vragenlijsten (De Gieter et al. (2006), De Cooman et al. (2006)). De steekproef voor dit onderzoek zijn Vlaamse nonprofit ziekenhuizen, meer specifiek: - leden van de Raad van Bestuur - afdelingshoofden - verpleegkundigen en niet-medisch personeel Dit perspectief, met 3 niveaus, is consistent met het model van Caers et al. (forthcoming) en laat toe om na te gaan of er verschillen en overeenkomsten bestaan in de individuele karakteristieken tussen de verschillende organisatorische niveaus. Tevens wordt het medische personeel met het niet-medische personeel vergeleken. Het onderzoeksopzet wordt eerst gepretest met individuen vanuit elk niveau in beide clusters van departementen (medisch en niet-medisch). De verzamelde data worden onderworpen aan een mixed logit model. Deze techniek wordt verkozen boven het gewone multinomial logit model omdat het toelaat dat de attributen verschillen over de respondenten met dichtheid f(b). Deze dichtheidsfunctie wordt gespecificeerd als de verdeling die het dichtst aansluit bij de verwachtingen omtrent de variatie van de b's en zal, zoals in de meeste applicaties, als normaal verdeeld worden beschouwd (Train (2003)). Met de recente bevindingen van De Cooman et al. (2006) in het achterhoofd, dewelke duiden op verschillen in de motieven en werkwaarden van de nieuwe generatie van verpleegkundigen, laten vragen omtrent demografische variabelen toe om correlaties met de preferenties te bestuderen. Deze bevindingen zullen toelaten om een beeld te vormen van de types van werknemers die in de nonprofit sector actief zijn. Desondanks blijft het mogelijk dat we een onvolledig beeld behouden omtrent de individuen die voor een functie in deze sector solliciteren. Indien de verantwoordelijken voor de aanwerving selectief zijn in hun beleid, is het immers mogelijk dat het profiel van de gemiddelde werknemer verschilt van dat van de gemiddelde sollicitant. Ook de gehanteerde recruterings- en selectietechnieken kunnen bovendien selectief zijn. De toegevoegde waarde van dit bijkomend onderzoek ligt zowel in een breder inzicht in de gehanteerde technieken en instrumenten en in de mate waarin er verschillen bestaan naargelang van het medische of niet-medische karakter van de functie, alsook in hoe de zelf-selectie daadwerkelijk functioneert. Een tweede vragenlijst, gericht op de gehanteerde instrumenten en technieken omtrent recrutering en selectie, wordt uitgewerkt. De doelgroep voor deze tweede vragenlijst zijn de verantwoordelijken voor de aanwerving in de Vlaamse nonprofit ziekenhuizen. In samenwerking met een representatieve steekproef van ziekenhuizen wordt tevens aan een steekproef van sollicitanten gevraagd om de eerste vragenlijst in te vullen, opdat het mogelijk wordt na te gaan welk belang zij hechten aan persoonlijke, organisatorische en client-gebonden doelstellingen. De resultaten van dit onderzoek dragen bij tot de theoretische literatuur door nieuwe inzichten aan te reiken in het agency theory - stewardship theory debat en omtrent de zelfselectie hypothese. Tevens bieden zij bestuursleden, managers en verantwoordelijken voor de aanwerving in de nonprofit sector meer specifieke beleidsimplicaties, die de algemene bevindingen van Caers et al. (forthcoming) aanvullen. Tot slot is een derde luik van dit onderzoeksvoorstel gericht op een uitbreiding van het meest complexe theoretische model gepresenteerd in Caers et al. (forthcoming), hetwelk de relaties beschrijft tussen één Raad van Bestuur, één management, één tot drie werknemers en twaalf cliënten. In dit model is de ernst van de toestand van een cliënt (alsook de inspanning geleverd door de agent om deze cliënt te helpen) gekend door alle actoren in de organisatie. Een waardevolle uitbreiding, zeker bij toepassing in de medische sector, bestaat erin deze informatie om te zetten in private informatie, uitsluitend beschikbaar voor de agent. Een nieuwe variabele wordt ingebouwd om de mening van de Raad van Bestuur en het management omtrent de echte moeilijkheidsgraad van de toestand van een cliënt weer te geven. Deze mening wordt gesteund op de door de agent geleverd informatie (dewelke misleidend kan zijn) en een kansverdeling (normaal verdeling). Het eerder ontwikkelde Fortran programma, gericht op het genereren van de tijdsverdelingen (verdeling van inspanning over de potentiële cliënten) van de agent, wordt aangepast. De bestaande programma's voor het tot stand brengen van de rangschikkingen van werknemers (op basis van hun geschiktheid voor de organisatie) en de analyse hiervan worden opnieuw toegepast. De resultaten van deze uitbreiding worden vergeleken met het oorspronkelijke model en kunnen, in combinatie met de bevindingen van de twee empirische studies, nieuw inzicht bieden in het effect van de recruteringsbeslissingen van een nonprofit organisatie op haar gedrag en haar prestaties. Organisaties: • Micro-economie voor Profit en Non-Profit Sector
Onderzoekers: • MARC JEGERS
Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting 2009. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is het inventariseren en systematiseren van bestaand materiaal over armoede en sociale uitsluiting en het opsporen en aanvullen van lacunes. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Jean Vranken
Interacties tussen fonologie en orthografie met betrekking tot Duitse woordherkenning Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Duits
Onderzoekers: • Martina Penke
Onderzoek naar Antibiotica Resistentie Mechanismen die een Ketoliden en Fluoroquinolonen resistentie van hoog niveau mediëren in Streptococcus pyogenes. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Surbhi Malhotra
Ironie in de hedendaagse Franse roman na 1980 Universiteit Gent Abstract: Dit project onderzoek de impact van ironie in de hedendaagse Franse literatuur. Het betreft een onderzoek naar vorm en strategieen gebruikt door een steeds frequenter voorkomende schrijftrant. Het project onderzoekt zowel individuele teksten, als groepen auteurs (ihb les
éditions de Minuit) en stelt zich voor tot een classificatie te komen. Organisaties: • Vakgroep Frans
Onderzoekers: • Pierre Schoentjes
Ontwikkeling van serologische test voor het bepalen van Ureaplasma antillichamen en zijn nut in het selecteren van een groep zwangere vrouwen met verhoogd risico op prematuriteit. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is het ontwikkelen van een biologische merker die toelaat om zwangere vrouwen te detecteren met een verhoogde kans op vroeggeboorte. We richten ons op een belangrijke oorzaak van vroeggeboorte: de opstijgende infectie vanuit de lagere genitale tractus. Het onderzoek richt zich naar het micro-organisme dat het vaakst gecorreleerd is met vroeggeboorte: Ureaplasma spp. Gezien een opstijgende infectie met Ureaplasma voor het ogenblik niet kan worden voorspeld en daardoor niet tijdig kan worden behandeld, bestaat de noodzaak om een niet-invasieve merker te ontwikkelen voor deze infectie. In dit project zullen we een serologische test ontwikkelen voor de opsporing van Ureaplasma spp. antilichamen. Deze test zal toegepast worden op serumstalen die momenteel gecollecteerd worden bij niet geselecteerde zwangere vrouwen waarvan de zwangerschapsuitkomst bekend is. indien de aanwezigheid van Ureaplasma antistoffen in hetbegin van de zwangerschap predictief is voor vroeggeboorte, zal de mogelijkheid van een therapeutische interventie worden uitgetest. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • ANNE NAESSENS
School, jongeren, ouders en omgeving: partners in het creëren van een optimale schoolloopbaan. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds IWT. UA levert aan IWT de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CeMIS)
Onderzoekers: • Christiane Timmerman • Walter Nonneman • Paul Mahieu
Genoomwijde transcriptiefactor-DNA bezetting en omringende cofactor-recruteringsprofielen bij gecombineerde GR?- en PPAR?-gebaseerde transcriptionele cross-talk mechanismen. Universiteit Gent Abstract: Heel recent toonde onze onderzoeksgroep tesamen met de groep van Prof. B. Staels (Pasteur Instituut Rijsel) aan, dat wanneer glucocorticoïden en PPAR?-agonisten gecombineerd worden, een additief ontstekingswerend effect bekomen wordt, terwijl verrassend genoeg de neveneffecten op diabetogeen vlak (insuline-resistentie) uitblijven (Bougarne et al., Proc. Natl. Acad. Sci., 2009). Onderhavig onderzoeksproject zal eruit bestaan de onderliggende moleculaire mechanismen van deze cross-talk verder uit te spitten. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Karolien De Bosscher
Stigma en psychische ziekte in een cross-nationaal perspectief Universiteit Gent Abstract: Deze studie vormt een deel van een cross-nationaal comparatief onderzoek naar stigmatisering, met als einddoel het opstellen en testen van een multidisciplinair multilevel model. Aan de hand van gestandaardiseerde face-to-face interviews in een representatieve steekproef van de algemene bevolking worden in een 25-tal landen de denkbeelden, attitudes en gedragsintenties tegenover personen met psychische problemen vergeleken. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Piet Bracke
Syntaxis in Taal en Muziek : Overlap in Globale en Lokale Structuurverwerking Universiteit Gent Abstract: Dit project onderzoekt de relatie tussen de structurele verwerking van muzikale en linguïstische sequensen (cfr. SSIRH, Patel, 2003). Ten eerste wordt de overlap in globale structuurverwerking onderzocht door dubbeltaakstudies en structureel primingsonderzoek. Ten tweede wordt getracht door middel van muzikale varianten op klassieke psycholinguïstische paradigmata deze relatie te integreren met recente taalsyntaxmodellen(cfr. Pickering & Branigan, 1998). Organisaties: • Vakgroep Experimentele psychologie
Onderzoekers: • Robert Hartsuiker
Biosynthese van aromatische cytokininen en de ontwikkeling van toepassingen in land- en tuinbouw. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit projectvoorstel beoogt de ontwikkeling van 'rationele weefselkweek': een soortspecifieke hormoonbehandeling 'op plantenmaat', gebaseerd op de kennis van het soortspecifiek natief auxine- en cytokininemetabolisme bij planten en de identificatie van plant-eigen cytokininen. Teneinde de endogene aromatische cytokinine inhoud (en dus cytokininesynthese en -metabolisme) te sturen wordt de rol van precursoren en antagonisten bestudeerd. De focus zal hierbij liggen op salicylzuur en aanvenvante stoffen voor wat precursoren betreft en methyljasmonaat voor wat antagonisten bekeft. Er wordt tevens nagegaan hoe soortspecifiek het spectrum aan aromatische cytokininemetaholieten is voor diverse monocotylen en dicotylen. Het aldus verkregen inzicht in de hormonale huishouding bij diverse planten leg de basis voor andere toepassinge,&i.$k de land- en tuinbouw, te weten gereduceerde senescentie (verlengde houdhaarheid) van planten, kansport van planten en snijbloemen, en op langere termijn regulatie
van vruchtzetting en juveniliteit bij fruit en (sier)bomen. Organisaties: • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Els Prinsen
Zoönotische Yersinia enterocolitica bij het varken: prevalentie, epidemiologie en risicofactoren voor infectie op bedrijfsniveau Universiteit Gent Abstract: In een eerste fase wordt de prevalentie van pathogene Y. enterocolitica bij slachtvarkens onderzocht. Tevens zullen de bekomen isolaten genetisch vergeleken worden met humane isolaten. Vervolgens zal de geschiktheid van serologisch onderzoek als alternatieve methode voor het opsporen van een infectie op dier/lotniveau onderzocht worden en risicofactoren voor infectie opgespoord worden. Tenslotte zal aandacht besteed worden aan het voorkomen en de verspreiding van genotypes op bedrijven. Organisaties: • Vakgroep Veterinaire volksgezondheid en voedselveiligheid
Onderzoekers: • Lieven De Zutter
Elektrochemische vorming en modificatie van metaal en metaallegering nanodeeltjes op een substraatdrager. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doelstellingen van het project. Dit project heeft drie belangrijke doelstellingen. Een eerste doel is de vorming te bestuderen van metaal/legering deeltjes, gebonden op een dragend substraat en bekomen door oppervlakte-gestuurde chemische of elektrochemische depositie. Het tweede doel betreft het systematisch wijzigen van het oppervlak van de individuele deeltjes. Hierbij worden de gepaste, complementaire experimentele methodes aangewend voor de studie van de elektronische en structurele eigenschappen van de nanodeeltjes. Het bijeenbrengen en interpreteren van de complementaire informatie die geleverd wordt door de verschillende methodes, is het derde doel van het project. Uitwerking van het voorgestelde onderzoek 1. Synthese van nanodeeltjes 1.1 Oppervlakte-gestuurde chemische depositie De nanodeeltjes worden in dit geval gevormd op basis van een oplossing die metaalzouten en een reductor bevatten. De oplossingen worden zodanig verneveld dat er een dichte mist ontstaat van individuele druppels die op een substraat wordt gespoten. Het kristallisatieproces wordt geïnitieerd op activerende centra die aanwezig zijn op de drager. Typisch voor deze werkwijze is dat de kristalgroei stopt door uitputting van reactieproducten aanwezig in de individuele druppels. Hierdoor kunnen de afmetingen van de deeltjes gecontroleerd worden door verschillende parameters te variëren, waaronder druppelgrootte, aantal aanwezige activerende centra, concentratie van de reagentia en de temperatuur. Deze werkwijze is universeel wat betreft het te gebruiken substraat en hangt bijvoorbeeld niet af van zijn geleidbaarheid. De limiterende factor is eerder dat alleen enkelvoudige metalen kunnen afgezet worden met een relatief edele potentiaal. Deze methode wordt aan de VUB toegepast bij de vorming van zilverdeeltjes op koper. De experimentele data tonen aan dat deze chemische depositie leidt tot zeer goed-gedefinieerde sferische nanodeeltjes met dimensies rond de 10-50 nm, relatief sterk gebonden op de drager. In het verdere onderzoek zullen we voor de Cu nanodeeltjes evenals voor de Pd in functie van de hoger vermelde parameters de dimensies en de grootte-distributie nauwkeuriger bepaald worden. 1.2 Elektrokristallisatie Het feit dat de vorige methode enkel toelaat om relatief edele metalen af te zetten, maakt dat de elektrokristallisatie van nanostructuren één van de meest bruikbare methodes is om een breed gamma aan metaal/legeringen te maken. Galvanische depositie werd uiteraard uitvoerig bestudeerd, maar toch blijft de initiële nucleatiestap van het proces vaak nog onbekend. Dit komt niet in het minst omdat afmetingen, vorm, structuur en samenstelling van de initieel gevormde nanodeeltjes weinig gekend zijn. Een goede kennis van de eigenschappen van deze kiemen is zeer belangrijk omdat het de kleinste nanodeeltjes zijn die stabiel gevormd worden onder de extern opgelegde condities. Hoewel het belang van deze kennis gemakkelijk kan onderschreven worden, is het niet zo eenvoudig om onder gecontroleerde elektrochemische omstandigheden complementair de noodzakelijke hoge-resolutie analyses uit te voeren. Een deel van het project beoogt dan ook om hoge-resolutie analyse, deels in situ, te combineren met de elektrochemische experimenten. Bedoeling is om het nucleatieproces te karakteriseren als functie van de elektrochemische overpotentiaal, de elektrolytsamenstelling en de temperatuur. Een innovatieve benadering in het project is het gebruik van niet-waterige ionische vloeistoffen "Ionic Liquids" die kunnen dienen voor elektrochemische synthese van metaal of metaallegering nanodeeltjes. Deze ionische vloeistoffen imiteren de eigenschappen van gesmolten zouten maar dan bij kamertemperatuur. Zij hebben een zeer breed elektrochemisch venster en werden in de literatuur vermeld i.v.m. de elektrokristallisatie van Al en Ti [5]. We hebben twee redenen om over te stappen naar dergelijke elektrolyten. Ten eerste is het bekend dat de elektrochemische reductie in waterige elektrolyten enkel mogelijk is voor metalen met een relatief edel karakter, meestal voor metalen gelegen rechts in de periodische tafel. Ten tweede wijzen recente data er op dat deze ionische vloeistoffen betere omgevingen bieden dan waterige elektrolyten voor de gecontroleerde synthese van nanodeeltjes. De metaalionen vertonen immers andere transporteigenschappen in de ionische vloeistoffen dan in de waterige, en hierdoor kan het elektrokristallisatieproces aanzienlijk vertraagd worden. Er werd bv. gerapporteerd dat in de ionische vloeistoffen de stapsgewijze groei van Pd kan gecontroleerd worden van 2 nm tot 3,5 nm in stappen van 0,5nm [6]. We verwachten om met deze methode dus meer controle te hebben op de grootte dan chemisch gevormde deeltjes. In het project wordt gestart met Pd deeltjes omwille van de referentie in de lireratuur. Eens de technologie op punt staat kan de natuur van het deeltje gewijzigd worden door gebruik van andere ionische vloeistoffen. 2. Structurele en elektronische eigenschappen van de chemisch en elektrochemisch gevormde nanodeeltjes In het project zullen we chemisch en elektrochemisch gevormde Pd- en V-deeltjes bestuderen samen met enkele van hun legeringen. Ultradunne lagen en nanodeeltjes die Pd bevatten, kennen praktische toepassingen in katalyse, brandstofcellen, magnetisch geheugens en in de elektronica. Tevens bieden Pd en V de mogelijkheid tot het opslaan van waterstof. De nanodeeltjes bieden tevens ideale mogelijkheden voor de studie van o.a. structurele ordening, uitzetten of inkrimpen, oppervlakte/bulk-effecten, segregatie in samenstelling, en chemische interacties. De deeltjes uit Pd en V en hun legeringen zullen afgezet worden op verschillende types substraten. Vlakke metaalsubstraten, koolstofglas en transmissieelektronenmicroscopie (TEM) "grids" zullen gebruikt worden als elektrodes om de kiemen op af te zetten. Het gebruik van TEM "grids" als elektrochemisch substraat biedt de mogelijkheid om direct over TEM geschikte preparaten te beschikken, zonder dat er een complexe preparaatbereiding zoals polijsten of ionenverdunning noodzakelijk is. Meer gestructureerde elektrokristallisatie zal uitgevoerd worden in poreuze nano-geanodiseerde templates. Door gebruik te maken van een speciale anodisatie-behandeling (reeds bestudeerd aan de VUB) kunnen sterk georiënteerde nanoporeuze templates vervaardigd worden met porie-afmetingen variërend tussen 5 en 50 nm [7,8]. De kolomvormige poreuze structuur bezit onderaan een dunne barrièrelaag die tunneling van elektronen toelaat, zodat de kationen vanuit een oplossing tot metalen in de poriën kunnen afgezet worden. Deze methode wordt door andere onderzoeksgroepen, zoals door L.Piraux UCL, gebruikt voor het aanmaken van nanodraden . Hier willen we echter in de dunne poreuze kanalen nanodeeltjes vormen. De bedoeling is ook om hier eerst met Ar-ionenverdunning geschikte (elektrontransparante) TEM-preparaten te maken, waarin daarna rechtstreeks de depositie van de deeltjes zal gebeuren. 3-Modificatie van de deeltjes 3.1 Modificatie van de bulkeigenschappen: a) Legeren met waterstof: Pd-H en V-H deeltjes De interesse in Pd-H en V-H is ingegeven door het feit dat beide elementen een grote hoeveelheid waterstof kunnen opnemen. Terwijl Pd een vaste oplossing vormt met H kan men stellen dat V zowel vaste oplossingen vormt als twee specifieke hydride-verbindingen. De studie van dit V-hydride is interessant omwille van hun verschillende stabiliteit. Eén van de twee hydrides ontbindt bij kamertemperatuur, terwijl het andere hydride meer stabiel is. Pd-H en V-H zijn uiterst geschikt als modelsysteem om de structurele en elektronische eigenschappen te bestuderen van metaal-waterstof legeringen en van metaalhydrides. Voor V-H met nanometerdimensies kunnen nog geen resultaten teruggevonden worden in de literatuur. Aangezien de deeltjes gevormd worden op een geleidende drager, kan de waterstofopname eenvoudig gebeuren door kathodische polarisatie in een waterige oplossing bij lage pH. b) Legeren van Pd met Co en Ni Eens er controle is over de vorming van de Pd-nanodeeltjes, zal gestart worden met het veranderen van de bulksamenstelling door toevoegen van Co en Ni. Doordat Pd, Co en Ni naburige elementen vormen in de elektrochemische serie, is elektrochemische afzetting van hun legeringen haalbaar. 3.2 Oppervlaktemodificatie (core-shell type) van de nanodeeltjes Twee opties voor
oppervlaktemodificatie van de deeltjes worden bekeken: oxidatie en adsorptie. De modificatie van de oxidatie/reductie toestand van het oppervlak van het metaal kan geregeld worden door elektrochemische polarisatie naar een passiverende toestand of door gasoxidatie. Dit werd in het verleden uitvoerig bestudeerd aan de VUB voor bulk metalen. Verwacht wordt dat deze gekende methodes kunnen worden overgezet om een oxidelaagje te groeien rond de metaaldeeltjes. Voor het project verwachten we de interessantste resultaten met Cu en Co deeltjes. Meervoudige oxidatie-reductie cycli kunnen dan verder aangewend worden. Voor de geoxideerde deeltjes zullen we vooral de magnetische eigenschappen bestuderen om de invloed van de oxidatie na te gaan. Aan de KULeuven zal de magnetische hysteresis van geoxideerde Co-deeltjes opgemeten worden met SQUID-magnetisatiemetingen. Het is namelijk bekend dat het contact tussen het ferromagnetische Co en de antiferromagnetische CoO-huid aanleiding zal geven tot een verbreding van de hysteresislus en een verschuiving van de lus ten opzichte van het nulveld [9]. De sterkte van deze zogenaamde "exchange bias" kan direct gerelateerd worden met de kwaliteit van de CoO-laag (homogeniteit, afwezigheid van kristaldefecten, ...). Omwille van de beperkte sensitiviteit van de SQUID-metingen moet gewerkt worden met deeltjes met een minimale grootte van 20 nm en moeten zij voldoende dicht bij mekaar zitten. Aldus zal het ook mogelijk zijn om de invloed van de eindige afmetingen op de "exchange bias" na te gaan voor afmetingen die niet toegankelijk zijn via lithografische patroonvorming [10]. "Core-shell" strukturen zullen tevens vervaardigd worden door adsorptie van organische moleculen. De aanwezige interactie tussen de verschillende organische componenten en metaal/ metaaloxide structuren is één van de belangrijkste onderzoeksonderwerpen van de VUB-partner [11-13]. Bij het recent uitgevoerde onderzoek werd meer en meer overgegaan van zelfassemblerende depositie naar potentiaal-gecontroleerde depositie [14]. Gezien de positieve resultaten is het heel interessant om de deeltjes te vormen op een geleidend substraat, omdat we dan door oplegging van de potentiaal het elektrisch veld rond de deeltjes kunnen beïnvloeden en daardoor de adsorptie van de organische moleculen op het metaal beter kunnen sturen. Uit recente literatuur blijkt immers dat metaal nanodeeltjes omgeven met een organische mantel de metallische toestand sterk beïnvloeden en bv. nieuwe, verrassende magnetische eigenschappen induceren [15]. Deze effecten, die toegeschreven worden aan de elektronentransfer tussen metaaldeeltje en zijn organische mantel, kunnen opgemeten worden met raster-tunnelmicroscopie (STM) en raster-tunnelspectroscopie (STS). Hierbij is het belangrijk dat de elektrochemisch gevormde deeltjes in de oplossing kunnen bedekt worden met de organische moleculen om aldus contaminatie aan het grensvlak met het metaaloppervlak te vermijden. Op deze manier zullen aan de KULeuven betrouwbare STM- en STS-metingen kunnen uitgevoerd worden op de preparaten die bereid worden aan de VUB en vervoerd worden naar de KULeuven in een reeds eerder gebruikte vacuümkoffer. De STM- en STS-metingen aan de KULeuven gebeuren in ultra-hoogvacuüm en bij vloeibareheliumtemperaturen [16]. Deze metingen zullen directe informatie leveren over de elektronische structuur van het grensvlak tussen de nanodeeltjes en hun organische huid. Tevens kunnen op basis van spin-gepolariseerde tunneling de magnetische eigenschappen van de individuele deeltjes afgetast worden. Analyse van de nanodeeltjes Vanuit analytisch standpunt, worden verschillende complementaire methodes gebruikt met het oog op complete informatie betreffende grootte, morfologie, samenstelling, elektronische structuur en elektrochemisch gedrag. Dezelfde methodes worden ingezet voor het bestuderen van de deeltjesvorming en van hun modificatie. Ex situ analyse wordt op de eerste plaats verricht met transmissie-elektronenmicroscopie (TEM), "Electron Loss Spectroscopy (EELS)" en "High Angular Dark Field Scanning TEM (HAADF-ScanningTEM)" bij EMAT, UA. Structuuranalyse, met name bepaling van grootte-distributie en deeltjesmorfologie, zal gebeuren d.m.v. conventionele TEM-beeldvorming. Verder zal hoge-resolutie TEM toelaten om de atomaire structuur van de deeltjes te bepalen. Deze resultaten worden gecombineerd met de resultaten van EELS-metingen. De pieken in de EELS-spectra geven zowel chemische als elektronische informatie. Met deze methodes zal getracht worden het verschil te bestuderen tussen de "core" en de "shell" van de gemodificeerde deeltjes wat betreft hun structuur, chemische samenstelling en elektronische toestand. Door gebruik te maken van HAADFSTEM combineert men structurele en chemische informatie omdat bij deze methode een structureel beeld maakt waarbij het opgenomen signaal afhankelijk is van het atoomgetal Z van de bestudeerde atoomkolom. Recente studies tonen aan dat dit soort van informatie ook kwantitatief kan worden geïnterpreteerd [17]. De vorm en de dimensies van de deeltjes zullen eveneens bepaald worden met behulp van atomairekrachtmicrosocpie (AFM) met uiterst fijne naalden aan de KULeuven. Bovendien zullen ook lokale variaties in de mechanische eigenschappen (o.a. elasticiteit) opgemeten worden en zal met behulp van "contact-resonantfrequency AFM" [18] de adhesie tussen nanodeeltje en substraat kwantitatief bepaald worden. In situ analyse kan worden uitgevoerd met de recent aangekochte elektrochemische STM/AFM-opstelling (VUB), waarmee momenteel ervaring wordt opgedaan. Tevens zal gebruik gemaakt worden van SERS op potentiaal-gecontroleerde substraten. Dit laat toe in situ de moleculaire vibrationele spectra van de geadsorbeerde moleculen op het deeltje te bestuderen als functie van de opgelegde potentiaal. Deze methode wordt momenteel al toegestast op Cu, Au en Ag gebaseerde "core-shell" systemen [19], maar meer en meer groeit de overtuiging dat SERS ook kan ingezet worden voor andere metaalclusters. Een alternatieve in situ benadering wordt geboden door de "Dubble"faciliteiten aan het ESRF in Grenoble . "Small-Angle X-ray Scattering (SAXS)" en "Wide Angle X-ray Scattering (WAXS)" enerzijds, en "Extented Absorption Fine Structure Spectroscopy (EXAFS)" en "X-Ray Near Edge Spectrsocopy (XANES)" anderzijds, kunnen opgemeten worden in een aangepaste elektrochemische cel. Recent werden door VUB dergelijke metingen gecombineerd met in situ elektrochemische experimenten. De opstelling laat toe om elektrolyten te veranderen zonder de cel te demonteren en op een unieke manier de nanodeeltjes te volgen via opnames gemaakt tijdens hun vorming, legering, oxidatie en absorptie. Organisaties: • Materialen & chemie
Onderzoekers: • HERMAN TERRYN
Positionele klonering van twee genen verantwoordelijk voor een abnormale botdensiteit. Universiteit Antwerpen Abstract: Positionele klonering van twee genen verantwoordelijk voor een abnormale botdensiteit. Organisaties: • Medische genetica van obesitas en skeletaandoeningen (MGENOS)
Onderzoekers: • Wim Van Hul • Vere Borra
Plasmabehandeling voor de verbetering van het hydrofiel, hydrofoob, antibacterieel en adhesief karakter van medische textielweefsels Universiteit Gent Abstract: Een gezamenlijk doctoraat is voorgesteld tussen de vakgroep Toegepaste Fysica (Ugent - België) en het Kongunada Arts & Science College (India). Het is een ideale kans om de aan de Ugent ontwikkelde atmosferische plasmabronnen te evalueren en vergelijken met lage druk ontladingen (expertise van Indische partner). Dit werk brengt twee verschillende aanpakken samen voor de oppervlaktebehandeling van textiel m.b.v. plasma. Organisaties: • Vakgroep Toegepaste fysica
Onderzoekers: • Christophe Leys
Analytische separatie wetenschap Vrije Universiteit Brussel Abstract: MATCHING FWOAL488: Ontwikkelen en fundamentele evaluatie van hoge efficiëntie capillaire vloeistofchromatografie. Het huidige project is gericht op het vervaardigen van zo lang mogelijke capillaire kolommen voor hoogresolutie vloeistofchromatografiescheidingen
en op hun gebruik voor de analyse van complexe monsters. Om na te gaan wat de beste aanpak is om het gewenste aantal theoretische platen in zo kort mogelijke tijd te kunnen bekomen zullen verschillende mogelijke kolompakkingen (pakkingen van volledige of partieel poreuze partikels, silica-of polymeermonolieten, open-tubulaire systemen met wandcoating van molymere fazen) en verschillende mogelijke physicochemische condities (extra-hoge druk en/of extra-hoge temperatuur) met mekaar vergeleken worden. De bedoeling van dit werk is enerzijds om de grenzen te verleggen van de momenteel haalbaar scheidingsresoluties en dit experimenteel te demonstreren op voor de praktijk relevante scheidingsproblemen. Anderzijds is het ook de bedoeling om door middel van modellering en theoretische analyse na te gaan waar de prestatiegrenzen van gepakte-en open-tubulaire capillaire LC liggen, en via welke mechanismen de kleine capillair-diameter een effect heeft op de kwaliteit (=jpùpge,oteot) van de gevormde partikelbedden en monolietstructuren. Omdat het gebruik van het capillaire kolomformaat ook belangrijke gevolgen heeft voor de detectie zal ook onderzoek verricht worden naar de best mogelijke cap-LC detectoren. Hier zal de nadruk ook liggen op het uittesten van nieuwe combinaties (bv. cap-LC-ELSD, cap-LC-CAD, koppeling met FID voor groene chromatografie,...) Organisaties: • Chemische Ingenieurstechnieken en Industriele Scheikunde
Onderzoekers: • GERT DESMET
De professionele epuratie van RTT-werkneemsters na de Tweede Wereldoorlog: een genderanalyse van de epuratiedossiers. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De professionele epuratie na de Tweede Wereldoorlog in Belgie vonnde tot nu toe nog niet het onderwerp van systematisch historisch onderzoek; evenmin werd deze problematiek geanalyseerd vanuit een genderperspectief. Nochtans tonen studies uit het buitenland dat de vervolging van de collaboratie duidelijk een gegenderd karakter had en dat welbepaalde constructies van vrouwelijkheid en mannelijkheid hieraan ten grondslag lagen. Via een unieke en tot nu toe nog nooit gebruikte bron, individuele epuratiedossiers van de RTT, werd deze lacune opgevuld. Deze bron werd aangevuld met vakbonds-en verzetsarchieven, persoonlijke archieven, archieven van politieke organisaties, overheidsarchieven en de pers. De verzamelde gegevens werden zowel aan een kwantitatieve als kwalitatieve analyse onderworpen. Hierdoor konden niet alleen de profielen van de van collaboratie beschuldigde werknemers en het bestraffingsbeleid worden geanalyseerd, maar werd (en wordt) eveneens het discours t.a.v. collaboratie doorgelicht op genderconstructies. Meer bepaald werd bijzondere aandacht geschonken aan de beschuldigingen van collaboratie en arbeidscultuur op de RTT. Daarnaast werd de RTT-zuivering ook in een bredere naoorlogse politieke en maatschappelijke context geplaatst. Organisaties: • Metajuridica
Onderzoekers: • MACHTELD DE METSENAERE
Study of microwave systems. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is het bekomen van een geautomatiseerde modellering en identificatie omgeving voor schaalbare microgolf en RF sytemen en subsystemen. De data die we zullen gebruiken voor de modelextractie kunnen afkomstig zijn van een simulatie (bijvoorbeeld een fullwave EM simulatie) of een hoogfrequente meting van het systeem. Om de implementatie van het model platform-onafhankelijk te maken wordt gekozen om het model te generen in een SPICE of Verilog-A formaat. Dit laat toe om de modellen te gebruiken op om het even welk simulatieplatform. Organisaties: • Elektriciteit
Onderzoekers: • YVES ROLAIN
Verbeterde niet-invasieve diagnostiek van vaatziekten door integratie van de simulatie van medisch ultrageluid, de arteriële bloedstroming en de vaatwandmechanica Universiteit Gent Abstract: Doel is een geavanceerd simulatiemodel voor cardiovasculaire ultrageluid toepassingen te ontwikkelen, gebaseerd op computersimulaties van bloedstroming en vaatmechanica (expertise Ugent). Omdat fundamentele kennis mbt medisch ultrageluid ontbreekt aan de Ugent, wordt samengewerkt met de NTNU, Trondheim. Dit bilateraal project moet specifiek toelaten om simulaties van wandmechanica (Abaqus) en ultrageluid (Field) te koppelen en geavanceerde ultrageluid toepassingen (o.a. 3D) uit te werken. Organisaties: • Vakgroep Civiele techniek
Onderzoekers: • Patrick Segers
De interactie tussen planten-geassocieerde bacterieën en populier onder cadmiumstress: effecten van inoculatie met PGPB (plant growth promoting bacteria) op het proteoomniveau en op de biomassaproductie in functie van fytoextractie. Universiteit Hasselt Abstract: Fytoextractie, zijnde het gebruik van planten met inbegrip van plant-geassocieerde micro-organismen voor het verwijderen van schadelijke contaminanten uit bodems en water, wordt dikwijls naar voor geschoven als een kosteneffectief milieuvriendelijk alternatief voor de remidiatie van gronden verontreinigd met zware metalen en zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren tot het aanpakken van de grootschalige verontreiniging van België.Kennis en begrip van de aangesproken metabole pathways,kan ons een beter beeld geven van de manier waarop plantgeassocieerde bacteriën, meer bepaalde groeistimulerende endofyten (PGPB: Plant Growth Promoting Bacteria), het fytoextractieproces kunnen verbeteren. De grote troef van dit project is dat het enkele belangrijke onderliggende mechanismen van fytoextractie zal ophelderen en zo de inzichten in het proces tracht te verruimen. Het hoofddoel van dit project is om na te gaan of populieren in staat zijn meer Cd op te nemen in de aanwezigheid van PGPB en welke metabole pathways/responsen hierbij een rol spelen. Hiervoor zal het proteoom van volgende condities met elkaar vergeleken te worden: onbehandelde populieren (controle), populieren gegroeid op subletale Cd concentraties, populieren gegroeid in de aanwezigheid van PGPB en populieren gegroeid op subletale Cd concentraties in aanwezigheid van PGPB. Tenslotte zal dit project ook oog hebben voor de fytoextractie efficiëntie van Populus trichocarpa x deltoides. Er zal worden nagegaan of bepaalde endofyten een verschil in extractie efficiëntie kunnen bewerkstelligen tijdens de Cd blootstelling. Organisaties: • Milieubiologie • Centrum voor Milieukunde
Onderzoekers: • Jaak VANGRONSVELD • Joke DUPAE
Diffusie magnetische resonantie beeldverwerking met het oog op kwantitatieve groepsanalyses. Universiteit Antwerpen Abstract: Diffusie magnetische resonantie beeldverwerking met het oog op kwantitatieve groepsanalyses. Organisaties: • Visielab
Onderzoekers: • Jan Sijbers • Wim Van Hecke
Gent Kinemastad. Een multimethodisch onderzoek naar de ontwikkeling van de filmexploitatie, -programmering en beleving in de stad Gent en randgemeenten (1896-2010) als case binnen een internationaal comparatief New Cinema History Onderzoek Universiteit Gent Abstract: Dit project wil in het kader van de New Cinema History perspective within film and media studies, whereby researchers concentrate upon the social embedding and the lived experiences of cinemagoing. The project focuses upon the history film exhibition, programming and cinemagoing in Ghent and its suburbs (1896-2010). Organisaties: • Vakgroep Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • Daniël Biltereyst
Oppervlaktemodificatie van materialen Universiteit Hasselt Abstract: Via het organiseren van seminaries en symposia die betrekking hebben met "Oppervlakte-modificatie van Materialen", wil de wetenschappelijke onderzoeksgemeenschap (i) een beter contact tot stand brengen - en onderhouden ! - tussen de onderlinge Vlaamse onderzoekseenheden binnen dit domein, en (ii) hen de mogelijkheid geven om hun onderzoek grondig te bespreken met de internationale experts in het gebied. De samenwerking tussen de onderlinge partners kan zich zowel uiten in het gezamenlijk doorvoeren van experimenten, wat in vele gevallen leidt tot het gezamenlijk publiceren van de resultaten, als in het aanvragen van gezamenlijke projecten. Regelmatige één- of tweedaagse symposia brengen een aantal internationaal vooraanstaande sprekers samen, die een specifiek onderwerp nader toelichten. Dit onderwerp kan zowel geselecteerd worden naar onderzoeksonderwerp als naar onderzoeksmethode. Ten slotte zal de wetenschappelijke onderzoeksgemeenschap instaan voor de verspreiding van alle relevante informatie betreffende activiteiten in verband met oppervlaktemodificatie van materialen. Organisaties: • Materiaalfysica • Instituut voor Materiaalonderzoek
Onderzoekers: • Ken HAENEN
Moleculair genetisch onderzoek naar de complexe genetica van frontaalkwabdementie. Universiteit Antwerpen Abstract: Frontaalkwabdementie (frontotemporal lobar degeneration, FTLD) is een vorm van dementie waarbij progressieve karakterveranderingen en/of taalproblemen op de voorgrond staan. Bij tot 50% van de FTLD patiënten wordt een familiale voorgeschiedenis vermeld wat duidt op een belangrijke rol van genetische factoren in de ontwikkeling van de ziekte. Causale mutaties worden teruggevonden in de PGRN, MAPT, VCP en CHMP2B genen, welke nu 10 tot 20% van de FTLD patiënten verklaren. Binnen dit project beoog ik om nieuwe genetische oorzaken te identificeren die bijdragen aan het risico op het ontwikkelen van FTLD. Hiertoe zullen genoomwijde associatiestudies worden uitgevoerd, welke toelaten het volledige genoom in hoge densiteit en op een onbevooroordeelde wijze te evalueren op associatie tussen genetische varianten en de ziekte. Wanneer uitgebreide families met mendeliaanse overerving van de ziekte worden verzameld, zullen ook genetische koppelinganalyses worden uitgevoerd voor het identificeren van nieuwe causale genen voor FTLD. Bij de identificatie van nieuwe genetische oorzaken zal er worden onderzocht of ze gecorreleerd zijn aan klinische subtypes, specifieke afwijkingen bij neurologische beeldvorming, eiwitprofielen in plasma of serum en bevindingen bij neuropathologisch onderzoek. Om dit mogelijk te maken zal ik investeren in het uitbouwen van een uitgebreide onderzoekspopulatie van FTLD patiënten die klinisch, pathologisch en genetisch in detail werden gekarakteriseerd en van wie verschillende bronnen van biologisch materiaal werd verzameld - DNA, cellijnen, serum, plasma en hersenen. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Tim Van Langenhove
Pathofysiologische mechanismen in amyloidosis muismodellen voor de ziekte van Alzheimer. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Debby Van Dam • Peter De Deyn
De relatie tussen FUNctie en biodiversiteit van nematoden in de DIEPzee (FUNDIEP) Universiteit Gent Abstract: Het hoofddoel van dit onderzoek is het verkrijgen van een inzicht in het functioneren van diepzee benthos-ecosystemen. Meer specifiek zal nagegaan worden welke rol meiofauna vervult in de C-flux van diepzeesedimenten, de relatie tot hun biodiversiteit en dit op verschillende locaties met contrasterende voedselregiemes. Hierbij zal vooral de nadruk gelged worden op het identificeren van de trofische positie en potentiële selectiviteit van nematoden.
Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Ann Vanreusel
Social security and new patterns of work and mobility: researchers profiles KU Leuven Abstract: In the research we focus upon the social security problems which researchers face when they have a mobille research career. First we sketch thevariety of social statuses across Europe and the different levels of social protection that go along with them. Then we will deal with the technical arrangements that have been developed to co-ordinate social security when researchers move throughout Europe. It analyses especially the weaknesses and shortcomings of these technical co-ordination rules. Particular attention is given to the growing group of third country nationals among the researchers in Europe and to the weak position they have when it comes to the co-ordination of their social security rights. Efforts are made as well to develop alternatives. Some of the solutions only need small changes in existing legislation, but for some other problematic issues need more efforts will have to be done by both European and national policy makers. Organisaties: • OE Arbeids- en Socialezekerheidsrecht
Onderzoekers: • Paul Schoukens • Danny Pieters
Religieuze uitingen in de publieke sfeer. Evenwichtsoefeningen tussen de vrijheid van godsdienst en de seculariteit van de staat. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 2.2. Doelstelling van het project. Dit onderzoek wil bijdragen tot de uitbouw van een aan de Belgische context aangepast actueel en theoretisch onderbouwd publiekrechtelijk kader, bruikbaar voor de juridische aanpak van problemen veroorzaakt door de toename van religieuze diversiteit binnen publieke instellingen. Het project bestaat uit 5 taken die hieronder achtereenvolgens worden toegelicht. TAAK 1: het Belgisch publiekrechtelijk kader In de eerste plaats wensen we het bestaande juridische en institutionele kader van de problematiek van de religieuze uitingen in publieke instellingen te analyseren en te systematiseren. Daarbij zal een analyse worden gemaakt van de relevante Belgische publiekrechtelijke beginselen. Artikel 19 van de Gec. Gw poneert de vrijheid van godsdienst en eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan, alsmede de vrijheid van meningsuiting zonder overheidsinmenging. Daarnaast verzekeren de artikelen 10 en 191 van de Gec. Gw eenieders gelijkheid voor de wet en de neutraliteit van de overheid ten aanzien van de rechtsonderhorigen. Dit betekent dat de openbare diensten alle burgers in gelijke mate een gelijke dienstverlening dienen aan te bieden, ongeacht hun religie. De vraag rijst naar in hoeverre de uitoefening van een grondrecht in het kader van de neutraliteitsverplichting van de Staat juridisch ingeperkt kan worden. Ook andere grondrechten dan de godsdienstvrijheid kunnen t.a.v. de gestelde problematiek een belangrijke (bijkomende) rol spelen: de uitingsvrijheid, recht op bescherming van het privé-leven, het recht van leden van een minderheidsgroep om hun cultuur te beleven, het recht op (gelijke) toegang tot het openbaar ambt (onder meer beschermd in artikel 25 (c) IVBPR en artikel 11bis GW). De problematiek dient eveneens te worden geanalyseerd in het licht van de nieuwe antidiscriminatiewetgeving van 10 mei 2007. Tenslotte dient te worden ingegaan op de vraag hoe de neutraliteitsverplichting doorsijpelt respectievelijk in de verschillende besturen, in het onderwijs, de rechterlijke macht, ziekenhuizen, enz.. TAAK 2: het Belgisch antidiscriminatierecht Vervolgens zal de Belgische antidiscriminatiewetgeving worden geanalyseerd. Wat betreft de exclusief federale bevoegdheden gelden de drie antidiscriminatiewetten van 10 mei 2007: de Antiracismewet, de Genderwet en de Antidiscriminatiewet. Maar ook in Vlaanderen zijn verschillende antidiscriminatieregels van kracht op het vlak van onderwijs, tewerkstelling bij de Vlaamse overheid en sociaal woonbeleid. Hier gelden het Decreet houdende evenredige deelname aan de arbeidsmarkt en het Gelijke Onderwijs Kansen Decreet (GOK-decreet). Bovendien is er op dit ogenblik een ontwerp van een algemeen Gelijkekansendecreet hangende in het Vlaams Parlement - een decreet dat discriminatie verbiedt op alle domeinen waarvoor Vlaanderen bevoegd is. TAAK 3: Europees en internationaal mensenrechtenrecht inzake religie en overheid Aangezien de relevante grondrechten ook zijn opgenomen in Europese en internationale verdragen met rechtstreekse werking, moet ook een analyse worden gemaakt van het internationaal en Europees recht terzake. De verschillende rechtsregels vermeld onder TAAK 2 zijn immers voor een groot deel het resultaat van de implementatie van Europese antidiscriminatierichtlijnen. De Europese Commissie en het Europees Parlement, die mede voor de inhoud van de antidiscriminatierichtlijnen verantwoordelijk zijn, klagen aan dat de meeste lidstaten (waaronder België en Vlaanderen) wel voor nationale omzettingswetgeving gezorgd hebben, maar nagelaten hebben deze ook werkelijk operationeel te maken, zodat mede hierdoor onduidelijkheid bestaat over de toepasbaarheid van de regelgeving op concrete problemen en op personen van allochtone origine. TAAK 4: Rechtsvergelijking. Tenslotte zal vanuit een rechtsvergelijkende onderzoekslijn, worden gekeken naar de juridische vormgeving van de relatie tussen religie en overheid en de ontwikkelingen hierrond in Frankrijk, Nederland en Groot- Brittannië (taak 4). In Nederland en Groot-Brittannië is sprake van een vrij grote tolerantie in het beleid ten aanzien van religieuze uitingen in de openbare sfeer waarbij de antidiscriminatiewetgeving een belangrijke rol speelt. Daarom is het relevant om het aldaar geldende publiekrechtelijke kader goed te onderzoeken, en de toepassing en de interpretatie van de bestaande regelgeving in de Nederlandse en Britse rechtspraak en rechtsleer te analyseren. Anderzijds krijgt de keuze voor .tolerantie. in die landen echter meer en meer kritiek te verduren en wint het Franse laïciteitsmodel aan populariteit. Dit model zal daarom tevens aan een grondige analyse wordt onderworpen (regelgeving, rechtspraak en rechtsleer). Deze rechtsvergelijking dringt zich des te meer op omdat het Franse publiekrecht traditioneel een sterke invloed heeft gehad op de ontwikkeling van het Belgisch publiekrecht. TAAK 5: Grondslagenonderzoek Nauw aansluitend bij de analyses en cases behandeld onder de vier vorige taken zal simultaan op meer speculatieve en theoretische wijze worden ingegaan op concepten als gelijkheid, godsdienstvrijheid, secularisme, neutraliteit en de scheiding van kerk en staat binnen een democratische rechtsstaat. De invulling van deze open concepten staat vandaag immers opnieuw ter discussie. De bedoeling is dat hieruit pistes zouden voortvloeien die relevant zijn hetzij voor legislatieve initiatieven, hetzij voor de hermeneutiek van de rechter, of voor beide. Wat het laatste aspect betreft, rijst al onmiddellijk de vraag of het nuttig zou zijn om inzake conflicten rond religie in de publieke sfeer, een methode te ontwikkelen om tot een nauwkeurigere belangenafweging te komen, welke criteria hierbij door de rechter dienen te worden gehanteerd en hoe het gewicht van de verschillende erbij betrokken belangen moet worden gewogen. In deze taak zal, in wisselwerking met het meer toegespitst positiefrechtelijk onderzoek van de taken 1 tot 4, onder meer worden ingegaan op de vraag welk gewicht en welke rechtskracht toekomen en zouden moeten toekomen aan het principe van secularisme, met name de scheiding tussen kerk en staat op institutioneel vlak en de verwante principes van neutraliteit en onpartijdigheid op normatief vlak. Terzake zijn immers verschillende perspectieven en referentiekaders aan het werk die tot uiteenlopende argumentaties en rechtsbescherming leiden (Jonkers, 2006; zie ook Brems, 2004). Academici bezinnen zich vandaag over de vraag of de klassiek liberale interpretatie van dit principe, met name de statelijke plicht tot .hands-off. of verschillende neutraliteit, geen herijking of herdefiniëring behoeft (bvb. Carens en Bader). Anderen wijzen er op dat het principe van scheiding van kerk en staat geen adequaat perspectief zou bieden om de hedendaagse uitdagingen van religie in de politiek, het recht en het publieke leven te benaderen (Van Bijsterveld, 2006). Kortom, er is nood aan een verduidelijking van de verhoudingen tussen het principe van secularisme en de basiswaarden van een democratische rechtsstaat met zijn sterke mensenrechtenstandaarden op het vlak van de religieuze vrijheid en vrijheid van meningsuiting. Hoe verhouden de verschillende conceptualiseringen van neutraliteit/secularisme zich tot de democratische rechtsstaat, waar de bescherming van de vrijheid, de diversiteit en het pluralisme centraal staan? Zijn actief pluralisme of relationele neutraliteit vandaag een dwingende mensenrechtelijke of constitutionele optie die staten moeten implementeren? Organisaties: • Sociaal Recht • Metajuridica
Onderzoekers: • Cécile MATHIEU • SERGE GUTWIRTH • PAUL DE HERT • Alexander DE BECKER
Computationeel modelleren van materialen. Universiteit Antwerpen Abstract: In deze "Wetenschappelijke Onderzoeksgemeenschap" (WOG) trachten we eigenschappen van materialen te berekenen via computersimulaties. Meer specifiek bestuderen wij de groei van dunne filmen en van koolstof nanobuisjes via moleculaire dynamica simulaties. Door contact met de andere onderzoeksgroepen binnen deze WOG hopen we expertise te kunnen delen en uitwisselen. Organisaties: • Plasma, Laser Ablatie en Oppervlakte-modellering (PLASMANT)
Onderzoekers: • Annemie Bogaerts
Oriëntalisme en Franz Cumont: zijn visie op ?Oost? en ?West? binnen de Altertumswissenschaft van de late negentiende en vroege twintigste eeuw. Universiteit Gent Abstract: Cumont biedt een uniek wetenschappelijk dossier: hij publiceerde ca. 800 titels over de religieuze en culturele interactie tussen het antieke Midden-Oosten en het Westen. Hij correspondeerde met toonaangevende geleerden, en schreef dagboeken over zijn reizen in het MiddenOosten wanneer dit onder Europese koloniale controle kwam. Deze diverse communicatiecontexten bieden een unieke gelegenheid voor een genuanceerde reflectie over oriëntalisme and postkolonialisme. Organisaties: • Vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschap
Onderzoekers: • Danny Praet
Informatieverwerking bij financieel analisten gegeven het aggregatieprincipe Hogeschool-Universiteit Brussel Abstract: De informatiewaarde en prestatie van financieel analisten is een centraal onderzoeksdomein in financiële economie. Dit project heeft als doel om het beslissingsgedrag van financieel analisten te onderzoeken rekening houdend met het aggregat ieprincipe. De basisidee achter dit principe is dat de consensus-voorspelling van een groep heterogene agenten met onafhankelijke meningen ( i.e. geen kuddegedrag) beter is dan de voorspelling van individuele experten (en dit als gevolg van de reduct ie in idiosyncrat ische variant ie in de geaggregeerde voorspelling). We analyseren het belang en de dynamiek van informatiest romen bij de vorming van voorspellingen in drie verschillende onderzoekskaders. Organisaties: • VAKGROEP EXACTE WETENSCHAPPEN
Onderzoekers: • GEERT VAN CAMPENHOUT • KRISTIEN SMEDTS
De rol van afferente neuronen in de pathogenese van gastro-intestinale postinflammatoire motiliteits- en sensitiviteitsstoornissen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is het effect na te gaan van experimentele postinflammatoire colitis op de motiliteit van de gastro-intestinale tractus en op de gevoeligheid van afferente neuronen in de nervus pelvicus die het distale colon innerveert. In een tweede luik bestuderen we de pathofysiologie van postinflammatoire motiliteits- en sensitiviteitsstoornissen bij de rat door de rol van TRPV1 en P2X3 receptoren, mestcellen en serotoninebevattende enterochromaffiene cellen na te gaan. Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Benedicte De Winter • Paul Pelckmans
Experimentele en numerieke studie van de impactbelasting van golven op vervormbare composietconstructies. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doelstellingen De doelstelling van dit project is de experimentele en numerieke studie van golfimpact op vervormbare composietstructuren. Deze omvat drie deelaspecten: * de experimentele studie van de dynamische drukverdeling in de tijd bij slamming van golven op vervormbare composietconstructies, en de opmeting van de resulterende ogenblikkelijke vervormingen, * de numerieke simulatie van de dynamische drukken die optreden in het grensvlak van de composietstructuur en het watervolume, met inbegrip van de vloeistof-structuur interactie (FSI) (effect van de vervormbaarheid van de composietconstructie op de ogenblikkelijke drukverdeling in het water en vice-versa), * parameterstudie van de invloed van de geometrische en mechanische eigenschappen van de vervormbare composietstructuur (dikte, kromming, stijfheid,...) op de piekdrukken en het verloop van de slamming. Dit basisonderzoek is absoluut nodig om vooruitgang te boeken bij de volgende fundamentele problemen: * de precieze invloed van de vervormbaarheid van de composietconstructie bij slamming is quasi onbekend, en net het in rekening brengen van de vervormbaarheid van de structuur kan leiden tot efficiënter ontwerp, verminderd materiaalgebruik en gewichtsreductie, * de gecombineerde resultaten van een uitgebreid experimenteel programma en een sterk numeriek luik met inbegrip van FSI zijn voor zover ons bekend, nog niet publiek voorhanden voor composietstructuren, * binnen Europa zijn de ontwerpregels voor slamming in de scheepsbouw en offshore constructie grotendeels gebaseerd op de richtlijnen van de verzekeringsmaatschappij DNV (Det Norske Veritas) [4]. De piekdruk wordt uniform opgelegd over het volledige benedenoppervlak (neerwaartse slamming) of over een zekere sector van het zijoppervlak (zijwaartse slamming) en de resulterende spanningen/rekken worden statisch berekend. Men negeert volledig het feit dat de piekdrukken zeer lokaal optreden en dat hun positie snel verandert in de tijd. Bovendien zijn deze ontwerpregels specifiek opgesteld voor metalen structuren en zijn er onvoldoende aanwijzingen of ze ook voor meer vervormbare composietstructuren geschikt zijn [27]. Tenslotte zijn de resultaten van dit basisonderzoek zeer breed toepasbaar. Omwille van hun corrosiebestendigheid en lichtgewicht maken heel wat drijvende/varende constructies steeds meer gebruik van composietmaterialen. Bij drijvende constructies treedt de slamming vooral op bij overleving in stormcondities (bv. bij "very large floating structures (VLFS)" zoals drijvende luchthavens in Japan [38]). Bij varende composiet constructies is slamming één van de belangrijkste belastingen voor alle zogeheten 'High-Speed Craft' (catamarans, trimarans, speedboten) [27,38]. Organisaties: • Toegepaste Mechanica
Onderzoekers:
• STEVE VANLANDUIT
Autoclaaf: noodzakelijke basisuitrusting voor onderzoek naar pathogeen-gastheer interacties bij veterinair en zoönotisch belangrijke bacteriën en fungi Universiteit Gent Abstract: Het onderzoek aan de vakgroep pathologie-bacteriologie-pluimveeziekten, faculteit diergeneeskunde, betreft voornamelijk de studie van pathogeen-gastheer interacties bij veterinair en zoönotisch belangrijke bacteriën en fungi. Voor het uitvoeren van dit onderzoek is deze autoclaaf onontbeerlijk. Organisaties: • Vakgroep Pathologie, bacteriologie en pluimveeziekten
Onderzoekers: • Richard Ducatelle • Freddy Haesebrouck
Biotechnological Production Platform for new Tailor-made Glycolipid Biosurfactants Universiteit Gent Abstract: Het project beoogt de biotechnologische productie van new-to-nature en tailor-made glycolipide biosurfactantia. Het project wil tegen de achtergrond van een groeiende ecologische bewustwording het aanbod van interessante biologische surfactantia verbreden, verder modificeren en aanpassen aan de noden van de markt zodanig dat het toepassingsdomein van deze interessante moleculen verder uitgebreid kan worden. Organisaties: • Vakgroep Biochemische en microbiele technologie
Onderzoekers: • Wim Soetaert • Bart Devreese • Yves Van de Peer