www.researchportal.be - 16 Nov 2015 12:05:17
Onderzoeksprojecten (19000 - 19500 van 29735) Studie van de vorming van zeolieten en poreuze materialen door electrondiffractie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds KUL. UA levert aan KUL de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Elektronenmicroscopie voor materiaalonderzoek (EMAT)
Onderzoekers: • Gustaaf Van Tendeloo
Beleidsgegevens over psychiatrische diensten en instellingen: permanente registratie van klinische en sociale variabelen. Overeenkomst inzake de ondersteuning van registratiesysteem: "Minimale Psychiatrische Gegevens" Universiteit Hasselt Abstract: Op intiatief van de Federale Overheid wordt in alle Belgische residentiële psychiatrische instellingen een uniforme set van patiëntgegevens verzameld: de Minimale Psychiatrische Gegevens (MPG). Deze nationale databank moet beleidsondersteunend onderzoek toelaten. Censtat is verantwoordelijk voor de ondersteuning van de instellingen in het uitvoeren van de dataverzameling. Organisaties: • Centrum voor Statistiek • Centrum voor Statistiek
Onderzoekers: • Marc AERTS • Herbert THIJS
Kwaliteitsmetrieken voor de objectieve beoordeling van de invloed van IP-gebaseerde netwerken op video- en audiokwaliteit Universiteit Gent Abstract: Netwerkstoornissen (pakketverlies) hebben in het geval van digitale video een invloed hebben op de visuele kwaliteit van het ontvangen signaal. Tijdens dit doctoraatsonderzoek wordt de relatie tussen deze netwerkstoornissen en de waargenomen beeldkwaliteit onderzocht. Het is de bedoeling om een kwaliteitsmetriek op te stellen die, op basis van netwerk monitoring, in staat is om de visuele kwaliteit te voorspellen. Organisaties: • Vakgroep Informatietechnologie
Onderzoekers: • Piet Demeester
Saneren van databases. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project beoogt de ontwikkeling van nieuwe databasetechnieken ter ondersteuning van sanering van data, metadata en datatransformaties. Saneren in deze context duidt op het identificeren en corrigeren van onvolledigheden, inconsistenties, onnauwkeurigheden en fouten. Organisaties: • Ontwikkeling database systemen (ADReM)
Onderzoekers: • Jan Paredaens
Opheldering van het genetisch defect in sporadische melorheostosis en onderzoek naar de specifieke functie van LEMD3 in bothomeostase Universiteit Gent Abstract: In dit project zal getracht worden om het genetische defect voor sporadische vomren van melorheostosis op te helderen. Tevens beogen we meer inzichten te verwerven in de preciese rol van LEMD3 in TGFbeta/BMP signalisatie en regulatie van botdensiteit. Dit onderzoek zal gebeuren met behulp van yeast two hybrid experimenten, ChIP-seq, een transgeen muismodel en whole-exome sequenering. Organisaties: • Vakgroep Pediatrie en genetica
Onderzoekers: • Geert Morthier • Jan Hellemans
Fenotypering van atherosclerose: morfologisch en functioneel onderzoek van de intima en media van de hals- en liesslagader Universiteit Gent Abstract: De belangrijkste doelstellingen van dit onderzoeksproject zijn de variatie van de stijfheid en intima-media dikte (IMT) IMT langsheen de halsslagader en de liesslagader in kaart te brengen in een representatief staal van de algemene populatie en om richtlijnen op te stellen voor standaardisatie van meten van IMT en lokale stijfheid van een bloedvat. Organisaties: • Vakgroep Farmacologie
Onderzoekers: • Patrick Segers • Lucas Van Bortel
Theater zonder verloop: het statuut van de tekst in het postdramatische theater. Universiteit Antwerpen Abstract: De ontwikkeling van het theater in de twintigste eeuw laat zich vatten als overgang van het 'dramatische' theater naar het 'postdramatische' theater. Terwijl de literatuur hieromtrent vooral aandacht heeft voor de lichamelijkheid van het postdrama, wil dit project de consequenties nagaan voor de theatrale omgang met tekst vandaag. Focus van dit 'practice based'-onderzoek is het tijdsverloop eigen aan actuele postdramatische narratieven. Organisaties:
• Onderzoekscentrum Visuele Poëtica
Onderzoekers: • Kurt Vanhoutte
De positie en rol van niet-statelijke actoren in het internationaal recht. Universiteit Antwerpen Abstract: Het klassieke internationaal recht is nog steeds opgevat als een interstatelijk recht. In deze opvatting zijn staten, en niet niet-statelijke actoren, de belangrijkste subjecten van internationaal recht. Niet-statelijke actoren, zoals internationale organisaties, ondernemingen, ngo's, gewapende oppositiegroepen, nationale bevrijdingsbewegingen, en zelfs individuen, manifesteren zich steeds meer op alle niveaus van internationaal recht en beleid. De wetenschappelijke onderzoeksgroep gaat na wat de internationaal-juridische positie van niet-statelijke actoren op verschillende terreinen van het internationaal recht en de internationale betrekkingen op dit moment is, en of die positie beleidsmatig gezien wenselijk is. De groep wil tevens nagaan op welke wijze niet-statelijke actoren de vormgeving van internationale regelgeving beïnvloeden op basis van hun juridische positie. Ook hier wordt getoetst of die invloed wenselijk is. De bijdrage van de UA zal gebeuren vanuit het recht van de mensenrechten, en meer in het bijzonder van de economische, sociale en culturele rechten. Organisaties: • Recht en Ontwikkeling
Onderzoekers: • Wouter Vandenhole
Luchtverontreiniging door fijne stofdeeltjes en merkers van inflammatie en hemostase bij oudere personen met diabetes. Universiteit Hasselt Abstract: Doelstellingen: 1. Het bestuderen van de kortetermijneffecten van fijne stofdeeltjes op pulmonale en cardiovasculaire parameters (endotheel en plaatjesfunctie) bij personen met diabetes en ouderen waarbij parameters worden gemeten bij dezelfde persoon tijdens verschillende seizoenen en tijdens periodes met relatief hoge en lage concentraties aan fijn stof in de buitenlucht. 2. Nagaan of personen met diabetes die medicatie met een anti-inflammatoire werking nemen (o.a. stanines) minder gevoelig zijn voor de effecten van luchtverontreiniging (indien hiervoor de power groot genoeg is). Onze doelgroep behelst relatief gezonde personen met diabetes die regelmatig op de diabetesconsultatie van Gasthuisberg komen. Exclusiecriteria omvatten actief roken, ernstige cardiovasculaire complicaties en astma. Ouderen worden gerekruteerd via service-flats waarbij een veldlaboratorium ter plaatsen zal worden ingericht. Organisaties: • Milieubiologie • Centrum voor Milieukunde
Onderzoekers: • Tim NAWROT
Intracellulaire compartimentalisatie van de signaaltransductie van 5-HT4-receptoren in cardiaal en gastro-intestinaal weefsel Universiteit Gent Abstract: De signaaltransductie betrokken bij het uitlokken van een positief inotroop en chronotroop antwoord door stimulatie van de 5-HT4receptoren op de cardiale myocyten wordt onderzocht, in het bijzonder de intracellulaire compartimentalisatie door middel van fosfodiësterasen en A-kinase verankeringsproteïnen (AKAPs). In de dikdarm wordt dit nagegaan voor de verschillende celtypes waarop 5-HT4-receptoren aanwezig zijn (cholinerge neuronen, nitrerge neuronen, gladde spiercellen). Organisaties: • Vakgroep Farmacologie
Onderzoekers: • Romain Lefebvre
Zintuigen. Een filosofie van de sensorische modaliteiten. Universiteit Antwerpen Abstract: Waarneming heeft een objectieve en een subjectieve zijde. We nemen gebeurtenissen en objecten waar, maar tegelijkertijd verschijnen deze gebeurtenissen en objecten ons op een bepaalde manier. Een belangrijke rol in de bepaling van 'hoe de objecten ons verschijnen' wordt gespeeld door de zintuiglijke modaliteiten. Filosofen van Aristoteles tot Paul Grice hebben zich over de vraag gebogen wat nu precies de zintuiglijke modaliteiten van elkaar onderscheidt. Wat maakt horen tot horen, en zien tot tot zien? Daarnaast heeft ook de vraag naar wat de sensorische modaliteiten verbindt een grote aantrekkingskracht uitgeoefend op filosofen. Hierom draait de beruchte vraag van Molyneux: wat zou er gebeuren indien een blinde, die objecten op de tast herkent, plots zou zien? Zou deze persoon een bol of een kubus op zicht als een bol of kubus herkennen? In het voorgestelde project zullen de twee vragen naar wat de zintuigen onderscheidt en wat de zintuigen bindt, herbekeken worden in het licht van de sensomotorische contingentietheorie voor waarneming en perceptueel bewustzijn en de opvatting van de filosoof Andy Clark over de 'Extended Mind' en zijn stelling dat mensen wat hij noemt 'Natural Born Cyborgs' zijn: wezens die externe hulpmiddelen zo in hun gedrag integreren dat deze artefacten letterlijk een deel van henzelf worden. Op deze basis zal een nieuwe opvatting over de zintuigen worden geëxploreerd die mogelijk een bevredigend antwoord toelaat zowel op de vraag naar wat zintuigen onderscheidt, als op de vraag naar wat zintuigen verbindt. Bovendien zal vanuit deze nieuwe opvatting over de modaliteiten getracht worden een invulling te geven aan het dubbele karakter van de perceptuele ervaring: dat van objectief zijn en subjectief verschijnen, die de traditionele spanning tussen beide aspecten kan verzachten. Tenslotte heeft de voorgestelde opvatting over de zintuigen belangrijke implicaties voor het debat tussen internalisten en externalisten omtrent de vraag of het mentale zich 'in het hoofd' bevindt, of integendeel, of het mentale en de ervaring zich 'uitstrekt' over de omgeving. Organisaties: • Centrum voor Filosofische Psychologie
Onderzoekers: • Erik Myin
Positionele klonering van twee genen verantwoordelijk voor een abnormale botdensiteit. Universiteit Antwerpen Abstract: Positionele klonering van twee genen verantwoordelijk voor een abnormale botdensiteit. Organisaties: • Medische genetica van obesitas en skeletaandoeningen (MGENOS)
Onderzoekers: • Wim Van Hul • Vere Borra
Protest gemeten tijdens de daad. Contestatie gecontextualiseerd. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Media, middenveld en politiek (M2P)
Onderzoekers: • Stefaan Walgrave
Fundamentele studie van atomaire laag depositie voor contacterings- en interconnectietoepassingen in de nanoelektronica Universiteit Gent Abstract: Atomaire laag deposite (ALD) is een zelf-gelimiteerde filmgroeitechniek, waarbij de groeiende film alternerend wordt blootgesteld aan pulsen van precursor gassen. De belangrijkste voordelen van ALD betreffen de gelijkvormige groei en de uitstekende controle over laagdikte, stoechiometrie en uniformiteit. Tijdens dit project is het onze bedoeling om ALD processen te onderzoeken voor de groei van diffusiebarrières en contacteringsmaterialen voor toepassingen in de nano-elektronica. Organisaties: • Vakgroep Vaste-stofwetenschappen
Onderzoekers: • Christophe Detavernier
De bron van gemaskeerde primingeffecten: het lexicaal of het episodisch geheugen? Universiteit Antwerpen Abstract: Gemaskeerde priming is een techniek waarbij een woord zo kort wordt aangeboden dat het niet bewust kan worden waargenomen, terwijl het toch een effect kan hebben op de verwerkingssnelheid van een onmiddellijk daarop volgend woord. Deze techniek wordt daarom vaak gebruikt in de psycholinguïstiek om de geheugenstructuren en -processen achter woordherkenning te onderzoeken. Recent is echter discussie ontstaan over de lexicale aard van deze zgn. gemaskeerde primingeffecten (zie Bodner & Masson, 2003, 2004, 2006): vertellen ze werkelijk iets over de structuur van het mentale lexicon of reflecteren ze residuele activatie in het episodische geheugen, waar mensen persoonlijke ervaringen opslaan? Een reeks experimenten moet antwoord geven op de vraag of een lexicale interpretatie van het effect verdedigbaar is. Gegeven de populariteit van de techniek, kunnen de uitkomsten van dit onderzoek verstrekkende gevolgen hebben voor de theorievorming m.b.t. het mentale lexicon. Organisaties: • Centrum voor Computerlinguïstiek en Psycholinguïstiek (CLiPS)
Onderzoekers: • Dominiek Sandra
Een multidisciplinaire analyse van aan de Ziekte van Alzheimer geassocieerde risicofactoren en de toxiciteit van Aß aggregatie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Aggregatie van het Aß peptide is mede verantwoordelijk voor het ontstaan van de Ziekte van Alzheimer. Recentelijk verschijnt er in toenemende mate bewijs in de literatuur om aan te tonen dat Aß kan voorkomen als kleine, oplosbare oligomeren. Deze oligomeren zijn toxisch voor de hersenen en kunnen verlies van synapsen en neuronale beschadigingen veroorzaken. Het onderzoek naar de generatie en het toxische effect van deze oligomeren wordt vertraagd doordat deze oligomeren zeer snel door reageren: Aß oligomeren zijn aanwezig in een te lage concentratie om gedetailleerde structurele informatie te vergaren die tevens relevant is om het moleculaire mechanisme van de toxiciteit voor de hersenen te begrijpen. Het Switch Laboratorium heeft recentelijk een methode ontwikkeld om in vitro toxische Aß oligomeren te concentreren: de toevoeging van lipiden die in de hersenen voorkomen transformeren inerte, volgroeide amyloïde fibrillen terug naar stabiele toxische oligomeren. Deze oligomeren zijn niet te onderscheiden van de oligomeren die met de ziekte worden geassocieerd. Deze vinding geeft ons de mogelijkheid om de structuur-activiteit relatie van Aß oligomeer toxiciteit te bepalen. We hebben als doel gesteld te bepalen welke structurele elementen van oligomeren de toxiciteit bepalen door middel van biofysische technieken en biologische experimenten zoals toxiciteits bepalingen in neuronale cel culturen en gedragsstudies in muizen. We zullen gebruik maken van eiwit-modificatie en perturbatie methoden om de vorming en structuur van toxische oligomeren van Aß te bestuderen. Parallel daaraan zullen we factoren bestuderen die van nature in de hersenen voorkomen en die eerder aangetoond zijn het ziekteverloop van Alzheimer's te beïnvloeden. Uiteindelijk zullen we de resultaten van deze karakterisatie gaan gebruiken om te beginnen met de ontwikkeling van een therapeutische strategie voor de Ziekte van Alzheimer. Het laboratorium heeft de beschikbaarheid over een grote hoeveelheid componenten om hiernaar te zoeken. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Frederic ROUSSEAU • Joost SCHYMKOWITZ • Kerensa BROERSEN • Nico VAN NULAND
Structuur en werkingsmechanismen van lectine-achtige bacteriocinen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 3. Objectieven LlpA vormt het prototype van een nieuwe familie van proteïnen met antibacteriële activiteit. Dit projectvoorstel beoogt een inzicht te verwerven in het nog ongekende en wellicht nieuwe werkingsmechanisme van deze bacteriocinen. Het ophelderen van dit mechanisme kan leiden tot de identificatie van een nieuw doelwit voor het bestrijden van pathogene bacteriën. De hierbij verworven kennis zal ook bruikbaar zijn voor het ophelderen van de functie van de MMBL-achtige modules in de diverse 'hypothetische proteïnen' die gecodeerd worden in de genomen van fylogenetisch zeer verschillende bacteriën, als eerste stap in het identificeren van de fysiologische rol van deze proteïnen in de respectieve bacteriën. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • REMY LORIS
Onderzoek naar de rol van selectie geschiedenis op de link tussen ontwikkelingsinstabiliteit en stress en fitness: eilanden als modelsystemen.
Universiteit Antwerpen Abstract: Met dit project beogen we een bijdrage te leveren tot het ontrafelen van het belang van (recente) selectiedrukken en evolutionaire respons op de mate van OI en de gevoeligheid hiervan als maat voor stress en fitness. Hiervoor bestuderen we enerzijds kenmerken die onder seksuele selectie staan of waarvan de evolutionaire veranderingen relatief oud zijn én kenmerken waarvan de evolutionaire veranderingen veel recenter zijn. Organisaties: • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Raoul Van Damme • Stefan Van Dongen
Syntaxis in Taal en Muziek : Overlap in Globale en Lokale Structuurverwerking Universiteit Gent Abstract: Dit project onderzoekt de relatie tussen de structurele verwerking van muzikale en linguïstische sequensen (cfr. SSIRH, Patel, 2003). Ten eerste wordt de overlap in globale structuurverwerking onderzocht door dubbeltaakstudies en structureel primingsonderzoek. Ten tweede wordt getracht door middel van muzikale varianten op klassieke psycholinguïstische paradigmata deze relatie te integreren met recente taalsyntaxmodellen(cfr. Pickering & Branigan, 1998). Organisaties: • Vakgroep Experimentele psychologie
Onderzoekers: • Robert Hartsuiker
Mariene been- en kraakbeenvissen: verschillen in fysiologie geven aanleiding tot verschillende gevoeligheden. Universiteit Antwerpen Abstract: Kraakbeenvissen bezitten een uniek systeem voor osmoregulatie. Ze hebben hoge gehalten aan ureum en trimethylamine oxide in hun lichaam waardoor zij lichtjes hyperosmotisch zijn te opzichte van hun omgeving. Hierdoor nemen zij continu water op via osmose en hoeven ze niet te drinken. Dit systeem creëert een enorme ureum gradiënt ter hoogte van de kieuwen, die mede onderhouden wordt door een ureum transporter in de basolaterale membraan. Met de huidige studie willen we effecten van omgevingsfactoren op deze transporter karakteriseren. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Gudrun De Boeck
Populatiedynamica- en simulatie van oorwormen in boomgaarden: densiteitsafhankelijke factoren in een populatie van generalist predatoren. Universiteit Antwerpen Abstract: Oorwormen, Forficula auricularia (L.) (Dermaptera, Forficulidae), zijn belangrijke predatoren in boomgaarden. Uit experimentele studies blijkt dat ze belangrijke plagen onder controle kunnen houden in zowel appel- als perenteelten. Hierbij denken we vooral aan diverse luizen en perenbladvlo. Oorwormen zouden dus een belangrijke rol kunnen spelen in de geïntegreerde fruitteelt en vormen een essentiële schakel in de biologische fruitteelt. Het probleem vormt zich echter doordat de oorwormpopulatie een grote jaarlijkse variatie vertoont in densiteiten. Hierdoor kunnen ze geen betrouwbare bijdrage leveren voor de landbouwer en blijft het praktisch nut beperkt. Om deze problematiek aan te pakken zal er een populatiemodel worden gebouwd. Hiermee kan de populatie met behulp van gevoeligheidsanalyses geanalyseerd worden, zodat kritische periodes in de levenscyclus alsook sleutelfactoren geïdentificeerd kunnen worden. Dit moet leiden tot een optimaal boomgaardbeheer, waarbij men rekening houdt met de invloed van abiotisch en biotische factoren enerzijds en de impact van menselijke ingrepen anderzijds op de oorwormenpopulatie. Er is echter te weinig relevante biologische informatie beschikbaar om een dergelijk model te maken. Met behulp van de reeds goedgekende en bestudeerde fenologie van de oorworm kan er bepaald worden welke parameters relevant zijn voor deze studie. Deze parameters vereisen een uitgebreide kennis van ontwikkelingstijden, overlevingskansen, fecunditeit en reproductiecijfers, dat kan bereikt worden door een combinatie van veld -en labo-experimenten. In dit project zal de aandacht vooral uitgaan naar densiteitafhankelijke factoren zoals parasitisme (door sluipvliegen), predatie, intra- en interspecifieke competitie. Deze factoren zijn slechts zeer summier gekend en vormen bijgevolg een groot hiaat in de noodzakelijke kennis om de populatie te modelleren en te simuleren. Organisaties: • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Herwig Leirs • Rob Moerkens
Biodiversiteit en fylogenie van de Typhloplanidae Graff, 1905 (Rhabdocoela: Dalytyphloplanida) Universiteit Hasselt Abstract: Met ongeveer 300 gekende soorten vormen de Typhloplanidae één van de soortenrijkste families binnen de vrijlevende platwormen. Het is echter niet de grote hoeveelheid aan soorten die deze groep zo interessant maakt, maar wel het feit dat zij een grote verscheidenheid vertoont voor wat betreft de morfologie en de ecologie van de verschillende soorten. De meeste soorten komen uitsluitend in het zoetwater voor, terwijl andere enkel in het mariene milieu worden teruggevonden. Interessanter is echter dat er heel wat soorten zijn die zich aangepast hebben aan een leven in semi-terrestrische habitats, wat zeer uitzonderlijk is voor vrijlevende platwormen. Verschillende soorten hebben ook een permanent samenlevingsverband opgebouwd met ééncellige groenwieren, die intern in het lichaam van het dier leven (endosymbiose). Tenslotte komt de groep over de hele wereld verspreid voor, wat vragen oproept omtrent het ontstaan van deze wereldwijde verspreiding, vermits de dieren niet in staat zijn om zich over verre afstand te verplaatsen. Meerdere groepen binnen de Typhloplanidae staan ook bekend om het feit dat soorten op basis van morfologische kenmerken haast onmogelijk te onderscheiden zijn. Dit hindert in grote mate een grondige studie van deze interessante dieren, zowel voor wat betreft ecologie als biodiversiteit. Een grondige moleculair gebaseerde studie dringt zich op. Een laatste interessant punt is dat verschillende soorten blijkbaar een zeer grote verspreiding kennen, en op verscheidene continenten worden teruggevonden. Vermoedelijk handelt het hier niet om één soort, maar om meerdere, morfologische niet te onderscheiden soorten (zogenaamde cryptische biodiversiteit), wat de groep bijzonder interessant maakt voor de evaluatie van DNA-barcoding, een hot-topic binnen het moderne biodiversiteitsonderzoek. In dit project worden drie doelstellingen nagestreefd: 1. Door middel van fylogenetische analyses het evolutief ontstaan nagaan van de wereldwijde verspreiding, de verschillende habitatkeuzes en het ontstaan van de endosymbiose met groenwieren binnen de Typhloplanidae. 2. Een kader opstellen, gebaseerd op moleculaire merkers en morfologie, om soorten binnen problematische groepen te herkennen. 3. Door middel van de studie van een aantal kosmopoliete soorten nagaan of er inderdaad sprake is van cryptische biodiversiteit, en een evaluatie maken van de bruikbaarheid van DNA-barcoding bij platwormen. Om tot bevredigende resultaten te komen zullen de analyses gebeuren op een zo groot mogelijk aantal soorten, die op verschillende plaatsen
dienen verzameld te worden. Dit zal ongetwijfeld leiden tot de ontdekking van heel wat nieuwe soorten, die in meerdere publicaties beschreven zullen worden. De analyses zullen bovendien gebeuren in een gecombineerd morfologisch-moleculaire benadering, waarbij meerdere genen gebruikt zullen worden. Het moleculair fylogenetisch onderzoek, gekoppeld aan een ecologische vraagstelling zoals boven weergegeven, en het DNA-barcoding luik, zijn momenteel hot-topics in het modern fylogenetisch onderzoek, en kunnen ongetwijfeld leiden tot meerdere publicaties in toptijdschriften. Een kwantitatief zowel als kwalitatief hoogstaande output is dan ook verzekerd. Organisaties: • Dierkunde: Biodiversiteit en Toxicologie • Centrum voor Milieukunde
Onderzoekers: • Tom ARTOIS
Regulatie van de moleculaire en functionele heterogeniteit van tumor-geassocieerde macrofaag (TAM) populaties in borst- en longcarcinoommodellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Tumoren dienen beschouwd te worden als orgaanachtige structuren, waarin een complexe bidirectionele interactie bestaat tussen getransformeerde en niet-getransformeerde (stromale) cellen. In deze context werd vastgesteld dat vooral cellen van het mononucleair fagocyt systeem (monocyten en macrofagen) bijdragen tot verschillende aspecten van tumorbiologie. De relevantie van tumor-geassocieerde macrofagen (TAM) voor het verloop van tumorgroei wordt bevestigd door klinische studies, die een duidelijke correlatie aantonen tussen een sterke intratumorale aanwezigheid van TAM en een slechte prognose. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PATRICK DE BAETSELIER
Synthetische diamantfilms als platform voor nieuwe DNA sensoren met elektronische detectieprincipes Universiteit Hasselt Abstract: Dit voorstel heeft drie hoofddoelstellingen: 1)Een doorgedreven karakterisatie van de 'moleculaire borstels' gevormd door enkel -en dubbelstrengige DNA-fragmenten covalent gehecht aan CVD-diamant. 2)Een studie van de elektronische structuur aan de halfgeleider-elektrolyt interfase en de modificatie ervan door aanwezigheid van geladen DNA-macromoleculen met mogelijk behoud van het Fermi-niveau. 3)Studie van de invloed van het sensorontwerp op de gevoeligheid van een label-vrije, elektronische sensor voor de detectie van DNA-hybridisatie. De uiteindelijke DNA-sensor zou een snelle responstijd (op minutenschaal) moeten combineren met een hoge selectiviteit (duidelijk onderscheid tussen complementaire DNA-fragmenten en strengen met één of meerdere puntmutaties) en een lage detectielimiet, geschikt voor lage concentraties target-DNA. Verschillende sensor-constructies komen in aanmerking, maar hier zullen we focussen op de veelzijdige configuratie met 'loodrechte' elektroden: het DNA-geactiveerde diamant speelt de rol van werkelektrode onderin een vloeistofcel met een tegenelektrode hoger in de bufferoplossing. Deze configuratie maakt de elektronsiche eigenschappen aan de halfgeleider-biomoleculaire interfase toegankelijk en biedt de mogelijkheid tot uitbreiding naar een elektronisch-uitleesbare sensor-array. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Materiaalfysica • Instituut voor Materiaalonderzoek
Onderzoekers: • Luc MICHIELS • Patrick WAGNER
Coördinatie van wetenschappelijke dienstverlening en contractonderzoek. Universiteit Hasselt Abstract: Het onderzoek binnen CenStat geniet een stabiele internationale reputatie en diverse onderzoekers van CenStat zijn actief op het vlak van nationale en internationale professionele en wetenschappelijke organisaties. Anderzijds zijn deze internationale contacten uitermate voordelig om ook het contractonderzoek aan te zwengelen. Naast de alom bekende bronnen van financiering ligt het voor de hand dat CenStat gebruik maakt van deze internationale netwerken met het oog op extra projectfinanciering. In het bijzonder bouwt CenStat op deze manier aan uitgebreide contacten met de farmaceutische industrie en andere partners, waarmee wetenschappelijk wordt samengewerkt. Binnen CenStat bestaat reeds een tiental jaar de traditie om wetenschappelijk onderzoek te combineren met contractonderzoek en wetenschappelijke dienstverlening. Mede door een goede samenwerking en vnl kruisbestuiving tussen deze gebieden is CenStat gedurende de laatste 10 jaar opmerkelijk gegroeid. het aanbieden van dit soort diensten in diverse vormen aan vnl farmaceutische industrie werkt bevorderend voor het eerder fundamenteel onderzoek. Momenteel wordt onderzocht hoe deze activiteiten kunnen worden gecommercialiseerd in de vorm van een spin-off van de UHasselt. Het specifieke karakter van voornoemde activiteiten vergt een grondige analyse om op die manier de waarde correct te kunnen inschatten. Tegelijkertijd werd recent een samenwerkingsverband opgezet met het Biostatistical Center van de KU Leuven in de vorm van IB² en de eventuele combinatie van beide constructies dient zorgvuldig te worden bekeken. Organisaties: • Centrum voor Statistiek • Centrum voor Statistiek
Onderzoekers: • Marc AERTS • Geert MOLENBERGHS • Herbert THIJS
Zoektocht naar correlaten van protectie bij secundaire controllers en het optimaliseren van mRNA "delivery" methoden voor HIV immunotherapie. Universiteit Antwerpen Abstract: Zoektocht naar correlaten van protectie bij secundaire controllers en het optimaliseren van mRNA "delivery" methoden voor HIV immunotherapie. Organisaties: • Laboratorium voor Microbiologie, Parasitologie en Hygiëne (LMPH)
Onderzoekers: • Guido Vanham • Winni De Haes
Evaluatie van nieuwe types stationaire fases en kolomdimensies voor de ontwikkeling van hoogefficiënte en generische superkritische vloeistofchromatografie Universiteit Gent Abstract: Een techniek die de chromatografische voordelen van GC en de brede toepasbaarheid van HPLC combineert is superkritische vloeistofchromatografie (SFC). Superkritische vloeistoffen vertonen bijzondere eigenschappen. Dit project heeft als doel om de performantie van SFC ten opzichte van HPLC grondig te evalueren, om bij te dragen tot de optimalisatie en valorisatie van de huidige SFC hardware, om nieuwe ?op maat gemaakte? SFC stationaire fasen te ontwikkelen, om ?generische? SFC methoden te ontwikkelen. Organisaties: • Vakgroep Organische chemie (WE)
Onderzoekers: • Annemieke Madder • Frederic Lynen
Rol van polariserende analogen van aplha-galactosylceramide op de antivirale immuunrespons bij cytomegalie virus infecties Universiteit Gent Abstract: Dit project zal leiden tot nieuwe inzichten in het potentieel van gepolariseerde ?-GalCer analogen tijdens virale infecties, in het bijzonder mCMV, en wat de onderliggende mechanismen hiervan zijn. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Dirk Elewaut
ICP-OES (Inductively Coupled Plasma Optical Emission Spectrometer) Universiteit Gent Abstract: Een ICP-OES, ter vervanging van een oude AAS, is onontbeerlijk in een laboratorium bodemkunde waar dagelijks bodem- en wateranalyses worden uitgevoerd in het kader van practica voor studenten, MSc en PhD scripties, en onderzoeksprojecten. Het toestel zal weliswaar ook gebruikt worden om metingen uit te voeren voor andere onderzoekseenheden, waaronder Protistologie en Aquatische Ecologie, Mariene Biologie, Sedimentaire Geologie en Ingenieursgeologie, en grondwatermodellering. Organisaties: • Vakgroep Geologie en bodemkunde
Onderzoekers: • Eric Van Ranst
HYPERspectral remote sensing for ENVironment and water management - HYPERENV. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het objectief van dit onderzoek bestaat erin het potentieel van hyperspectrale data voor hydro-ecologisch onderzoek in suburbane zones en voor biomonitoring van stedelijke vijvers te onderzoeken, met de bedoeling processen van runoff, voorkomen van grondwaterafhankelijke ecosystemen, en afwisselingen tussen heldere en turbiede toestanden van vijvers in stedelijke gebieden beter te begrijpen. Methodologisch onderzoek op vlak van hyperspectrale beeldanalyse zal gekoppeld worden aan de ontwikkeling van nieuwe benaderingen voor gedistribueerde hydrologische modellering, optimaal gebruik makend van de informatie afgeleid uit hyperspectrale data. Het potentieel van hyperspectrale reflectantieanalyse voor het onderscheiden van diverse heldere en turbiede toestanden van vegetatie in stedelijke vijvers zal worden geanalyseerd door het koppelen van spectroscopische data aan metingen van vegetatieabundantie, fysische en chemische variabelen, ten behoeve van een verbeterde biomonitoring en herstel van stedelijke vijvers. Organisaties: • Cartografie en Geo-informatiekunde • Elektronica en Informatica • Biologie • Hydrologie en Waterbouwkunde • Geografie
Onderzoekers: • Luca DEMARCHI • HICHEM SAHLI • OKKE BATELAAN • FRANK CANTERS • LUDWIG TRIEST • Cheung Wai CHAN
Identificatie en functionele karakterisering van nieuwe cadherinebindende eiwitten via de opzuivering van gemerkte cadherines in transgene embryo's van Xenopus tropicalis Universiteit Gent Abstract: DE centrale bekrachtiging van dit project is de opzuivering van eiwitten die interageren met E- en N-cadherine, en dit in de context van een volledig organisme. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van transgene Xenopus tropicalis lijnen die gemodificeerde versies van E- en N-cadherine expresseren. Deze zijn voorzien van een tag voor opzuivering. Interagerende eiwitten zulle worde ngeidentificeerd via massaspectrometrie. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Kris Vleminckx
Mobility and automotive technology research. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Mobility and automotive technology research: Onderzoek naar intermodaal transport, logistiek, milieuvriendelijk transport, biobrandstoffen, alternatieve voertuigen... Organisaties: • Elektrotechniek-Energietechniek
Onderzoekers: • Thierry Clement COOSEMANS • JOERI VAN MIERLO
Implementatie van functionele beeldvorming en moleculaire diagnostiek in de geïndividualiseerde behandeling van prostaatkanker. KU Leuven Abstract: Prostaatkanker is een frequente aandoening (>9000 nieuwe gevallen per jaar in belgië) met een zeer complexe biologie. Zowel de diagnostiek als de therapie van prostaatkanker zoals ze op dit moment gebeuren laten nogveel ruimte voor verbetering o.a. omdat ze leiden tot overbehandeling. Startend van een homogene patiëntenpopulatie willen we de nieuwste bevindingen op het gebied van de biologie van prostaatkanker transleren naar de klinische praktijk. We gaan op zoek naar nieuwe relevante merkers door een gecombineerde karakterisering van primaire tumoren, waarbij zal gekeken worden naar het lipiden-, eiwit-, RNA- en DNA-beeld van biopsies. De inventaris van deze gegevens zal gelinkt worden met de geanonimiseerde patiëntengegevens om zo correlaties met het verloop van de aandoening en de therapie te kunnen onderkennen. De gecombineerde kennis van al deze gegevens geeft dit project een belangrijke troef. Prof. F. Claessens zal zich toeleggen op de karakterisering van het genomisch DNA van Organisaties: • Laboratorium Moleculaire Endocrinologie
Onderzoekers: • Anna Haelens • Bart De Moor • Mathieu Bollen • Karin Haustermans • Frank Claessens • Hendrik Van Poppel • Raymond Oyen • Johannes Swinnen • Evelyne Lerut • Felix Mottaghy • Steven Joniau
Synthese van diaminozuurderivaten met een cyclopropaan- of aziridineskelet en hun toepassing in de synthese van potentieel fysiologisch actieve alfa, gamma-diaminoboterzuurderivaten. Universiteit Antwerpen Abstract: Doelstelling van het project: - Ontwikkeling en optimalisatie van de stereoselectieve synthese van nieuwe derivaten van 1,2-diaminocyclopropaan-1-carbonzuur, 2-amino-2aziridin-2-ylazijnzuur en 2-amino-3-aziridin-2-ylpropionzuur. - Ontwikkeling van ringopeningsreacties van 1,2-diaminocyclopropaan-1-carbonzuurderivaten, 2-amino-2aziridin-2-ylazijnzuurderivaten en 2-amino-3-aziridin-2-ylpropionzuurderivaten naar potentiëel fysiologisch actieve aminozuurderivaten waaronder 2,4-diaminoboterzuurderivaten. - Biologische screening van nieuwe starre diaminozuurderivaten en overeenkomstige ringopeningsproducten. Organisaties: • Medicinale chemie (UAMC)
Onderzoekers: • Koen Augustyns
Effect van de verhouding van de verschillende lengtes van het Alzheimer beta peptide op de stabiliteit van de toxische oligomeren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Effect van de verhouding van de verschillende lengtes van het Alzheimer beta peptide op de stabiliteit van de toxische oligomeren. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Han Karel REMAUT
Folaat stabiliteit in rijst: een moleculaire en analytische studie Universiteit Gent Abstract: Het doel van dit project is het ontwerpen van een prototype rijst met hoog folaat gehalte, stabiel bij kamertemperatuur over langere periodes, aan te tonen via quantitatieve analytische procedures. Bovendien zal dit project de fundamentele kennis in verband met de regulatie van folaatstabiliteit in planten door polyglutamylatie en folaatbindende eiwitten, verhogen. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Dominique Van Der Straeten
Van orbitaalafbeeldingen tot moleculaire kwantum similariteit in impulsruimte Universiteit Hasselt Abstract: Moleculaire orbitaal theorieën spelen een essentiële rol in studies van chemische bindingen en reacties, moleculaire interacties, moleculaire responseigenschappen of elektronen transport fenomena op nano-schaal. De topologie en spreiding van orbitalen worden tegenwoordig zeer gevoelig bestudeerd door middel van gevorderde elektronen of atomen impact ionisatie-experimenten waaronder 'Electron Momentum Spectroscopy' (EMS). Het eerste doel van dit project bestaat uit de ontwikkeling en toepassing van nieuwe theoretische methoden om orbitaal-dichtheden in impulse ruimte te bepalen, en om EMS-experimenten kwantitatief te kunnen analyseren, gebruik makend van gevorderde Dyson-orbitaal en Elektronen Propagator theorieën. Hierbij wordt rekening gehouden met complicaties zoals: elektronencorrelatie en -relaxatie, post-botsing en 'distorted wave' effecten, breuken van het orbitaal-beeld van ionisatie en verspreiding van de ionisatie-intensiteit over elektronische geëxciteerde (shake-up) toestanden van het cation, vibronische koppeling-interacties en kerndynamica in de geïoniseerde toestand, of thermische bewegingen en veranderingen van de moleculaire conformatie in de neutrale grondtoestand. De resultaten van veel-deeltjes kwantum-mechanische berekeningen van transitie-dichtheden zullen met empirische Kohn-Sham orbitaal-dichtheden en Fukui functies in impulse ruimte vergeleken worden, met als tweede hoofdbedoeling de berekening van nieuwe criteria van moleculaire similariteit en van nieuwe efficienten QSAR ('Quantitative Structure Activity Relationship') descriptoren van de chemische reactiviteit en biologische activiteit in impulse ruimte. Organisaties: • Centrum van Moleculair en Materiaal Modelleren
Onderzoekers: • Michael DELEUZE
Ontwikkeling van nieuwe analytische strategieën voor de directe analyse van archeologisch materiaal Universiteit Gent Abstract: Dit project beoogt de ontwikkeling van analytische methodes, voornamelijk op basis van laser ablation - ICP-massaspectrometrie, voor de quasi niet-destructieve element- en isotopische analyse van archeologische materialen (zonder voorafgaandelijke digestie). Prehistorische rotsschilderingen, pre-Romeins en middeleeuws keramiek en Romeinse munten, alle afkomstig uit Spanje, werden als artefacten geselecteerd. De interpretatie van de aldus verkregen gegevens zal in samenwerking met archeologen gebeuren. Organisaties: • Vakgroep Analytische chemie
Onderzoekers: • Frank Vanhaecke
Macrofagen als mediatoren van protectieve auto-immuniteit. Universiteit Hasselt Abstract: Dit project is erop gericht de invloed van macrofaag-fenotypes, gevormd onder neuro-inflammatoire condities, op oligodendrocyten en Tcel reacties te onderzoeken, waarbij de door macrofagen geproduceerde factoren worden geïdentifeerd en gevalideerd. Deze doelstelling wordt bereikt door de volgende vraagstellingen te beantwoorden: 1) Welke wijze van macrofaag-activatie is het meest protectief voor oligodendrocyten? 2) Hoe moduleren de macrofaag-fenotypes auto-reactieve T-cell responsen? 3) Wat is de identiteit van de protectieve factoren, gesecreteerd door macrofagen? Samengevat zullen wij in deze studie, die gebaseerd is op recente ontwikkelingen binnen het MS onderzoek, de beschermende potentie van macrofagen tijdens neuro-inflammatie bestuderen. Dit onderzoek maakt gebruik van vernieuwende technieken en bouwt verder op voorgaande studies in ons laboratorium. De bekomen resultaten zullen mogelijk leiden tot nieuwe inzichten in de pathologie van MS en tot de identificatie van nieuwe beschermende eiwitten. De moleculaire mechanismen en therapeutische waarde van de geïdentificeerde protectieve factoren zullen in vervolgstudies verder worden onderzocht. Uiteindelijk kan dit werk van groot belang zijn voor de ontwikkeling van nieuwe therapieën voor MS. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Jerome HENDRIKS
Implementatie van snelle biosensor testen in industriële waterzuivering en TEB (Totale Effluent Beoordeling) - Validatie van de geselecteerde testen binnen de normstelling in de EU kaderrichtlijn water. Universiteit Antwerpen Abstract: De kaderrichtlijn Water, de nieuwe Europese Wetgeving omtrent waterbeheer, vereist dat de waterkwaliteit voldoet aan een aantal chemische en ecologische criteria. De duurtijd van de klassieke biologische testen is echter te lang en niet compatibel met de dynamiek van een waterzuivering. Er is daarom een grote nood aan snelle en gevoelige biosensoren. In dit project zullen een aantal snelle testen worden gevalideerd voor hun bruikbaarheid in de waterzuivering. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust • Johan Robbens
Methodeontwikkeling voor interdisciplinair isotopisch onderzoek door middel van mult-collector ICP-massaspectrometrie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In 2006 wordt een multi-collector inductief gekoppeld plasma massaspectrometer (MC-ICPMS) geinstalleerd aan de UGent (analytische chemie) voor multidisciplinair onderzoek in chemle, geologie en ecologie (door een krediet impulsfinanciering zware Apparatuur aan UGent, VUB, KULeuven). Multi-collector ICP-massaspectrometrie (MC-ICPMS) is een bljzonder krachtige techniek voor de bepaling van isotopenverhoudingen van nagenoeg alle elementen (behalve H, C, N, O en edelgassen).De prioriteiten van de VUB liggen in de ontwikkeling van de analysen van de volgende isotopensystemen 1) Cr-isotopenanalyse voor het aantonen van meteorietsporen in korstmateriaal, met als doel inzicht te verwerven in de frequentie van asteroïdeen komeetinslagen op aarde en bijdragen tot de identificatie van de impacterende lichamen/projectielen 2) Gebruik van de isotopische samenstelling van Os en Sr als een paleoklimaat-proxy en om de effecten van de verschillende oceanografische en terrestrische processen op biogeochemische cycli te onderscheiden. 3) De U-Th geochronologie voor de datering van recente carbonaten (speleothems, schelpen etc). 4) 11B/10B analyse als pH- en saliniteit-proxy in paleooceanografie en paleoklimatologie Organisaties: • Wetenschappen van het Systeem Aarde • Geologie
Onderzoekers: • Philippe CLAEYS
Theoretische studie van het atoom-in-de-molecule concept Universiteit Gent Abstract: Gedetailleerde studie van het atoom in de molecule en ontwikkeling van methoden voor densiteitsmatrices voor atomen in de molecule. Berekening van kwantummechanische verwachtingswaarden voor atomen in een molecule. Organisaties: • Vakgroep Anorganische en fysische chemie
Onderzoekers: • Patrick Bultinck
Globalisering, de staat en het wereldsysteem: Veranderen de regels van het ontwikkelingspel? Universiteit Gent Abstract: Onder globalisering wordt algemeen verstaan dat de interdependentie en interpenetratie van landen en streken toeneemt, en dit op ganse waaier van domeinen: economisch, politiek, sociaal, cultureel, enz. De vragen die hierbij rijzen zijn: 1) hoe beïnvloedt de globalisering de structuur van het wereldsysteem en 2) hoe beïnvloedt de globalisering de ontwikkelingskansen van landen.
Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Ronan Van Rossem
Organische moleculaire sub-micron analyse in de diepte van complexe materialen via statische secundaire ionen massaspectrometrie. Universiteit Antwerpen Abstract: Organische moleculaire sub-micron analyse in de diepte van complexe materialen via statische secundaire ionen massaspectrometrie. Organisaties: • Massaspectrometrie (Mitac 5)
Onderzoekers: • Luc Van Vaeck • Roel De Mondt
De poëtica van het Griekse romantische proza (1830-1850) en het genre van de avonturenroman Universiteit Gent Abstract: Het project beoogt - de relatie te beschrijven van Griekse romantische romans geschreven vóór 1850 met de avonturenroman, en intertekstuele relaties met Antieke of Byzantijnse modellen te tonen; - tekstanalyses te maken om generisch patroon en ideologische functie van Nieuwgriekse avonturenroman aan het licht te brengen; - te bepalen hoe genre en functie passen in de Griekse en Europese Romantiek Organisaties: • Vakgroep Latijn en Grieks
Onderzoekers: • Gunnar De Boel
?Het einde van de boerensamenlevingen? Een comparatief onderzoek naar de transformatie van boerensamenlevingen and de impact op sociale relaties en ongelijkheid (Noordwest Europa, Midden-Afrika, de Andes, Oostkust van China, 15002000).? Universiteit Gent Abstract: Dit project peilt naar de historische transformatie van boerensamenlevingen in de context van wereld-systemische expansie binnen een vergelijkend analysekader. De Noordzee regio, Oost Congo, de hoogvlakte van de Centrale Andes en de Yangzi delta vertonen divergerende trajecten van boerenincorporatie, zowel in ruimte (zonering binnen de wereld-economy) als in tijd (incorporatiefases). Organisaties: • Vakgroep Nieuwste geschiedenis
Onderzoekers: • Eric Vanhaute
Evaluatie van nieuwe types stationaire fases en kolomdimensies voor de ontiwkkeling van hoogefficieënte en generische superkritische vloeistofchromatografie. Universiteit Gent Abstract: Een techniek die de chromatografische voordelen van GC en de brede toepasbaarheid van HPLC combineert is superkritische vloeistofchromatografie (SFC). Superkritische vloeistoffen vertonen bijzondere eigenschappen. Dit project heeft als doel om de performantie van SFC ten opzichte van HPLC grondig te evalueren, om bij te dragen tot de optimalisatie en valorisatie van de huidige SFC hardware, om nieuwe "op maat gemaakte" SFC stationaire fasen te ontwikkelen, om "generische" SFC methoden te ontwikkelen. Organisaties: • Vakgroep Organische chemie (WE)
Onderzoekers: • Patrick Sandra • Annemieke Madder • Frederic Lynen
Experimentele en fenomenologische studie van hoog energetische protonbotsingen bij de Large Hadron Collider te CERN. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In de hoge energiedichtheden die we vandaag in onze versnellersexperimenten maken kunnen we de structuur van deeltjesinteracties onderzoeken. Ook waren deze enorme energiedichtheden aanwezig in ons universum kort na de Oerknal. Bijgevolg kan het onderzoek bij versnellers ook informatie geven over het jonge universum en de structuur van ruimte-tijd waarop de gravitatietheorie gebaseerd is. Het belangrijkste doel van dit onderzoeksdomein is het opstellen van een enkele theorie die alles kan beschrijven alsook een verklaring kan geven voor de micro-kosmos. De vooropgestelde theorie, het Standaard Model van de elementaire deeltjes, doet vandaag een zeer goede dienst om de experimentele observaties te beschrijven in deeltjesbotsingen. Bij de beschrijving van de kosmologische observaties van het jonge universum zijn er echter verschillende hiaten in dit Standaard Model, denk maar aan het probleem van de donkere materie. Een recent internationaal onderzoeksdomein zoekt de link tussen de observaties in deeltjesbotsingen en de kosmologische empirische metingen. Het onderzoek in dit nieuwe domein zal nieuwe baanbrekende elementen bekomen die ons dichter brengen bij het opstellen van deze ultieme "theory of everything". De VUB zou hierin een belangrijke rol kunnen spelen door een brug te bouwen tussen het aanwezig onderzoek in de theoretische en experimentele deeltjesfysica. De belangrijkste empirische gegevens die we hiervoor zullen verzamelen in de komende jaren zijn die van de Large Hadron Collider te CERN. Organisaties: • Natuurkunde
Onderzoekers: • Jorgen D'HONDT
Measuring and modelling of microwave systems. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit onderzoeksproject is het opstellen van op metingen gebaseerde black-box modellen voor niet-lineaire microwave systemen met 2 of meer poorten. De metingen gebeuren a.d.h.v. de Large-Signal Network Analyzer die toelaat de absolute ingaande en
gereflecteerde golven in amplitude en faze op te meten op meerdere frequenties tegelijkertijd. De modellen zullen opgesteld worden voor Continuous Wave regime, maar eveneens voor gemoduleerde excitatie. Zowel gelineariseerde modellen als niet-lineaire modellen zullen ter beschikking gesteld worden. Organisaties: • Elektriciteit
Onderzoekers: • Wendy VAN MOER
Epidermale neurobiologie: de zoektocht naar endocannabinoïd signaling. Vrije Universiteit Brussel Abstract: C- Methode en objectieven: In Vivo modellen: knockout dieren Huid stress modellen: Muizen epidermis zal onderworpen worden aan 4 types van stress modellen:Acute barrière stress: barrièrebeschadiging zal geïnduceerd worden door tape-stripping van het SC.. Chronische barrière stress: tape-stripping twee maal daags van het SC kan verder aanleiding geven tot epidermale hyperplasie, wat hyperproliferatieve huidaandoeningen als psoriasis nabootst. Irritatieve en contact dermatitis: om huidinflammatie uit te lokken. Knockout muismodellen om Endocannabinoïden te onderzoeken: Ten minste 4 types muismodellen onderzoeken specifiek al de hogergenoemde pathways. CB1 ko muizen werden gecreëerd in het laboratorium van Catherine Ledent (ULB, Erasmus). CB2 en TRPV1 ko dieren zijn beschikbaar in het Jackson laboratorium en CB2 ko kweken op dit moment in het VUB animalarium. Dubbele CB2-CB1 ko worden verkregen vanuit de respectievelijke kolonies aan de ULB. PPAR-? deficiënte dieren zijn voorhanden in het VA medisch centrum, University of California San Francisco. Doelstelling 1: Bepalen van de relatie tussen EC signaling en SC Barrière Functie/Lipiden (Ceramide) Inhoud/Epidermale Differentiatie. Nagaan hoe de EC signaling pathway bijdraagt tot de barrièrepermeabiliteitsfunctie. Zowel ko als wt dieren zullen onderworpen worden aan acute en chronische barrière stress zoals hoger vermeld. Functioneel onderzoek zal uitgevoerd worden gebruik makend van de volgende parameters als een alomvattende karakterisering van de epidermale functie: Transepidermaal waterverlies (TEWL), een meting voor cutane barrièrepermeabiliteitsfunctie, dit wordt gemeten met een TEWAmeter (Courage en Khazaka, Cologne, Duitsland). Barrièreherstel wordt bepaald na herhaaldelijk aanbrengen van cellofaanplakband (Scotch type, 3M) tot het TEWL 6-8 mg per cm2 per uur bereikt. Barrièreherstel wordt verkregen door het meten van TEWL 3 en 6 uur na de barrièrebeschadiging. SC integriteit wordt gedefiniëerd als het aantal tape-strippings dat nodig is om een specifieke toename in TEWL te verkrijgen, cohesie van het stratum corneum wordt gedefiniëerd als de hoeveelheid proteïnen die verwijderd worden bij elke tape-stripping. De proteïne inhoud per stripping wordt gemeten met de Bio-Rad Assay Kit (Hercules, CA), dewelke gebruik maakt van runderplasma ?-globulin als standaard. Oppervlakte pH wordt gemeten met een vlakke glazen elektrode van Mettler-Toledo (Giessen, Duitsland), dewelke bevestigd is op een pH meter (Skin pH Meter pH 900, Courage en Khazaka, Cologne, Duitsland). De morfologische basis van de geöbserveerde variaties in permeabiliteitsfunctie in de huidbiopten van zowel ko als wt dieren wordt bekeken met electronenmicroscopische analyse. De stalen worden versneden op <0.5 mm2, gefixeerd in gemodifiëerd Karnovsky's fixatief overnacht, en post-gefixeerd in zowel ruthenium tetroxide als 2% waterig osmium tetroxide, die beiden 1.5% kaliumferrocyanide bevatten. Na fixatie, worden alle stalen gedehydrateerd in graduele ethanol oplossingen, en ingebed in een Epon-epoxy mengsel. Ultradunne secties worden onderzocht, al dan niet gebruik makend van contrast met loodcitraat, in een electronenmicroscoop (Zeiss 10A; Carl Zeiss, Thornwood, NY) die functionneert op 60 kV. Vervolgens zullen we de epidermale morfologie onderzoeken om de staat van proliferatie/differentiatie te identifiëren in zowel ko als wt dieren. Om proliferatie versus terminale differentiatie na te gaan, worden paraffine coupes gekleurd met respectievelijk PCNA en TUNEL. We bekijken de epidermale dikte om epidermale proliferatie op te sporen en we zullen op zoek gaan naar tekens van inflammatie (bv. dermaal infiltraat, epidermale spongiose, parakeratose). Om epidermale differentiatie te onderzoeken, zullen paraffine coupes gekleurd worden met de merkers filaggrine, loricrine en involucrine. Bijkomende Western blott analyse voor de hoger vermelde differentiatiemerkers zal uitgevoerd worden op proteïnenextracten en subcellulaire fracties (cytoplasma, membraan, signal en nucleus) van epidermale keratinocyten. Nagaan of barrière status op zich EC vrijzetting en metabolisme regelt. In dit deel kijken we of de productie of het metabolisme van EC geregeld wordt door de staat van de barrière in ko en wt muismoddellen onderhevig aan acute barrière stress. In modellen onderhevig aan acute barrière stress zullen we Tissues (30-45 mg wet weight/data point) waarbij Anandamide en 2-AG gekwantificeerd worden met gas chromatografie-massa spectrometrie zoals eerder beschreven (23). Nagaan of EC metabolisme en pathway geassocieerd is aan lipiden synthese/verwerking afwijkingen. Als EM analyse abnormaliteiten in SC lipiden morfologie (onvolledige verwerking) of inhoud (verminderde lipiden secretie) aan het licht brengt, zullen we verder gaan kijken naar de activiteit van de lipiden-verwerkende enzymen met behulp van zymografie en de epidermale lipideninhoud meten. Zymografische metingen van ?- glucocerebrosidase (?-GlcCer'ase) en acidic sphingomyelinase (aSMase) zullen uitgevoerd worden in situ op vriescoupes van huidbiopten voor en na epidermale stress. Voor Lipiden analyse, worden alle lipiden geëxtraheerd uit het biopt en de scheiding van de aparte fracties gebeurt door high-performance thin-layer chromatografie (HPTLC), gevolg door een kwantificatie met scanning densitometrie.. Nagaan of psychologische stress (PS) de tolerantie aan barrière stress verergert of doet toenemen in EC pathway deficiënte dieren. We zullen bekijken of EC signaaloverdracht PS medieert in epidermale keratinocyten. PS inhibeert epidermale lipiden synthese, wat leidt tot een vermindering in de produktie van lamellaire bodies (LB) bij normale muizen. Hoewel dit pathogenetisch mechanisme aanleiding geeft tot barrière-abnormaliteiten en een afwijkende SC integriteit/cohesie in normale muizen, is deze vermindering in lipiden synthese/LB productie toe te schrijven aan een toename in endogene glucocorticoïden (GC) waarden. De rol van EC in deze afwijkingen is nog niet opgehelderd en kan bijdragen tot de neurologische respons van keratinocyten op psychologische downstream gebeurtenissen. Nagaan van het effect van EC signaling in cultuur gebrachte humane keratinocyten (CHK): Het CHK cultuur systeem zal gebruikt worden om het downstream effect van EC pathways activatie/inhibitie na te gaan met behulp van CB receptor agonisten/antagonisten of inhibitoren van FAAH of 2AG. Een lijst van de nodige moleculen om deze pathways te onderzoeken zijn online te vinden: http://www.tocris.com/pharmacologicalBrowser.php?ItemId=4983. Aangezien calcium een grote rol speelt in signaaloverdracht en differentiatie bij keratinocyten, zullen we in levende cellen, gebruik makend van in vivo beeldvorming (zie Hercules project VUB), de intracellulaire Ca2+ responsen nagaan met Fluo-4 calcium indicator (Invitrogen). Kinase activatie assays zullen uitgevoerd worden met Western blot technieken met de geschikte antilichamen gericht tegen een panel van kinases waarvan men verwacht dat zij een rol spelen in EC signaling. Initiëel zullen we de betrokken kinases identificeren met Pro-Q® Diamond Phosphoprotein Gel Staining Kit (Invitrogen). Deze technologie voorziet in een methode die selectief fosfoproteïnen kleurt in polyacrylamide gellen om de doelkinasen te visualiseren. RNA expressie als gevolg van specifieke differentiatieinducerende transcriptiefactoren (bv. AP1, keratin en cyclin D1) zullen gevolgd worden met RTPCR. Doelstelling 2: Bepalen van de relatie tussen EC pathway en de inductie van inflammatie. Nagaan of hapteenblootstelling inflammatie uitlokt in ko muizen. We zullen 8 weken oude ko en wt muizen gevoelig maken aan hapteenblootstellingen om de mogelijkheid te testen dat genetische defecten in EC pathway voldoende zijn om inflammatie in de huid uit te lokken. Om blootstelling aan andere omgevingsantigenen en pathogenen tot een minimun te herleiden, worden deze muizen in SPF condities gehuisvest. We zullen ko en wt muizen gevoelig maken aan oxazolone (Ox) (4-ethoxymethylene-2-phenyl-2-oxazolin-5one, SIGMA), om dan een op atopische dermatitis (AD)-gelijkende dermatose uit te lokken door het herhaaldelijk aanbrengen van lage dosissen Ox. Om tot sensibilisatie te komen, wordt 2% Ox aangebracht op het abdomen in een 4:1 aceton/olijfolie vehiculum. Nagaan welke EC pathways de drempel tot het ontwikkelen van inflammatie zullen doen toenemen of afnemen in het Irritatieve en Contact Dermatitis Model. Zes tot Acht weken oude mannelijke en vrouwelijke CD1 muizen en/of ko muizen zullen gebruikt worden in een irritatief en contact dermatitis (ICD) protocol studie. ICD wordt geïnduceerd door één enkele topische applicatie van 10 ?l 0.03% (wt/vol. in aceton) 12-Otetradecanoylphorbol- 13-acetate (TPA) op de binnen- en buitenkant van het linker oor van de mannelijke muizen. Het rechter oor wordt behandeld met vehiculum (aceton) alleen. Verandering in drempelwaarde van inflammatie na het aanbrengen van verschillende dosissen van het forbol ester TPA (dosis-respons) zal nagegaan worden op basis van de dikte van het oor (gemeten met calipers), gewicht van het oor en de uitgebreidheid van de dermale inflammatie op histologische coupes (visuele bepaling van het infiltraat). Deze studies zullen aantonen of er een verschuiving gebeurt in de dosis-respons curve voor het uitlokken van inflammatie bij blokkade van één van de mechanismen Organisaties:
• Specialiteiten (KNO, Dermatologie, Oftalmologie, Psychiatrie) • Huidfunctionaliteit en permeabiliteit
Onderzoekers: • DIANE ROSEEUW • Jean-Pierre HACHEM
Wetenschap op je bord: een breed wetenschapspopulariserend en ?commnicerend evenement over wetenschap en voeding Universiteit Gent Abstract: Dit projectvoorstel valoriseert de wetenschappelijke expertise omtrent voeding aanwezig binnen verschillende faculteiten van de universiteit Gent. De resultaten, afkomstig uit verschillende en zeer diverse wetenschappelijke disciplines, werd op een populariserende manier aan het grote publiek voorgesteld door middel van een tentoonstelling en talrijke randactiviteiten. Organisaties: • Vakgroep Fysica en Sterrenkunde
Onderzoekers: • Jean Henriet • Yvan Houbaert • Danny Segers • Katrien Strubbe • Frank Devlieghere • Bruno De Meulenaer
Biomonitoring van de luchtkwaliteit aan de hand van plantkarakteristieken. Universiteit Antwerpen Abstract: Biomonitoring van de luchtkwaliteit aan de hand van plantkarakteristieken. Organisaties: • Milieu Ecologie en Microbiologie (ENdEMIC)
Onderzoekers: • Roeland Samson • Tatiana Wuytack
Soortdiversiteit, populatiedynamica en metabolietanalyse van melkzuurbacteriën betrokken bij de fermentatie van groenten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Van oudsher worden fermentatietechnieken zoals spontane fermentatie en backslopping toegepast ter verbetering van de houdbaarheid, de organoleptische eigenschappen en de veiligheid van levensmiddelen. In bepaalde bedrijfssectoren (bijvoorbeeld zuivel en vlees) wordt reeds gebruik gemaakt van bulkstarterculturen, wat de fermentatie beter controleerbaar en voorspelbaar maakt. Wat de groentesector betreft bevindt het gebruik van starterculturen zich eerder in een experimenteel stadium. In tegenstelling tot deze industriële starterculturen vertonen de natuurlijk voorkomende wild-type stammen, die traditionele fermentaties domineren, een hogere competitiviteit en een uitgebreidere metabolische capaciteit om aromacomponenten te vormen. Om uitgaande van deze wild-type stammen een geschikte startercultuur te ontwikkelen voor industrieel gebruik zijn een uitgebreide kennis van de soortdiversiteit van het ecosysteem, van de populatiedynamica van het fermentatieproces, en van de substraatconsumptie en metabolietproductie in relatie tot de organoleptische eigenschappen en microbiële interacties onontbeerlijk. Hoewel de interesse in gefermenteerde groenten, onder meer omwille van het gezonde imago van gefermenteerde levensmiddelen, toeneemt, zijn dergelijke studies van groentefermentatie-ecosystemen nog schaars. Daartoe zal in dit project getracht worden om de microbiële soortdiversiteit en populatiedynamica van gefermenteerde groenten, in het bijzonder gefermenteerde paprika en prei, in kaart te brengen. Daarnaast zal de methode om het metaboloom van gefermenteerde levensmiddelen in een vaste matrix te analyseren, geoptimaliseerd worden om het metaboloom van gefermenteerde groenten te bestuderen. Tenslotte zullen geselecteerde (autochtone) melkzuurbacteriën toegepast worden als functionele startercultuur voor gerichte, gecontroleerde groentefermentaties. Om de microbiële soortdiversiteit en populatiedynamica te bestuderen zullen zowel cultuurafhankelijke (selectieve uitplatingen, gevolgd door repPCR-fingerprinting) en cultuuronafhankelijke methoden (PCR gevolgd door denaturerende gradiëntgelelectroforese) gehanteerd worden. De metaboloomanalyse zal hoofdzakelijk gebeuren door middel van de geoptimaliseerde gaschromatografie-massaspectrometrie-methode (GC-MSmethode). Staalname van de verschillende metabolieten zal plaatsvinden door middel van statische headspace (SH) of solid phase micro-extraction (SPME). Indien bepaalde interessante verbindingen niet of nauwelijks detecteerbaar zijn met de GC-MS-methode zal gebruik gemaakt worden van andere geschikte (geoptimaliseerde) analysetechnieken zoals bijvoorbeeld hogedruk-vloeistofchromatografie en vloeistofstofchromatografie-MS. Deze methodologieën zullen gebruikt worden voor het onderzoek naar de aan- of afwezigheid van specifieke bacteriële metabolieten met (potentiële) rol in de kwaliteitsaspecten van gefermenteerde groenten. Dit in zowel gefermenteerde groentestalen uit Roemenië, als in bacteriële culturen, verkregen uit de isolaten van gefermenteerde groenten. Vervolgens zal de kinetiek van de interessant bevonden starterculturen onderzocht worden door middel van laboratoriumfermentaties (10 l werkvolume) in een groentesimulatiemedium. Bovendien zullen kleinschalige fermentaties uitgevoerd worden in groente-extracten om na te gaan in welke mate de groentesimulatiemedia de realiteit benaderen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Synthese, decoratie en biologische evaluatie van nieuwe geanelleerde purines. Universiteit Antwerpen Abstract: Synthese, decoratie en biologische evaluatie van nieuwe geanelleerde purines. Organisaties: • Organische synthese
Onderzoekers: • Bert Maes • Tom Rauws
Patient-specifieke vloeistof-structuur interactie modellering van de aorta-coarctatie.Numerieke studie van de biomechanische belasting en ultrasone beeldvorming van de pathologische aorta voor en na behandeling. Universiteit Gent Abstract: Aorta-coarctatie is een congenitale vernauwing van de aorta descendens. Deze vormt een obstructie voor bloedstroming en wordt doorgaans kort na de geboorte behandeld. In dit project gaan we op zoek naar een optimale (patiënt-specifieke) behandeling op basis van biomechanische belastingen berekend met een vloeistof-structuur-interactie model. Er wordt tevens gefocust op het begroten van golfreflecties en beeldvormingstechnieken zoals MRI en 3D-Echografie.
Organisaties: • Vakgroep Civiele techniek
Onderzoekers: • Patrick Segers • Jan Vierendeels
Ontwikkelen en valideren van een instaptoets voor de cursus Maatschappelijke Oriëntatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Om de reeds verworven competenties van inburgeraars te screenen ervaart de Vlaamse overheid de nood aan een instaptoets, zodat een inburgeringstraject op maat en zo doelgericht en efficiënt mogelijk kan verlopen. Het onderzoeksproject heeft tot doel een instaptoets te ontwikkelen en te valideren op een wetenschappelijk verantwoorde wijze. De instaptoets moet meer specifiek aangeven in welke mate de module Maatschappelijke Oriëntatie dient te worden gevolgd door een nieuwe inburgeraar. Organisaties: • EduBROn
Onderzoekers: • Rita Rymenans • Sven De Maeyer
Identificatie van nieuwe dynamische mutaties geassocieerd met mentale retardatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Met dit project willen we onze inzichten in de rol van dynamische mutaties bij mentale retardatie vergroten. Aan de hand van moleculaire technieken (MS-MLPA, MSP, array-MLPA) zullen we nieuwe zeldzame fragiele plaatsen ter hoogte van een CGG-repeat in het genoom identificeren en de bijhorende genen karakteriseren. Geselecteerde genen waarvan de betrokkenheid bij het ontstaan van mentale retardatie bij de mens het meest waarschijnlijk lijkt, worden vervolgens onderworpen aan een gedetailleerde functionele karakterisering o.a. door gebruik te maken van diermodellen. Organisaties: • Cognitieve Genetica (COGNET)
Onderzoekers: • Frank Kooy • Sofie Metsu
Raman spectroscopie van structuur en kinetiek in oplossingen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het voorgestelde project omvat twee toepassingen van Raman spectroscopie. Het eerste luik situeert zich op het vlak van intermoculaire interacties en omvat de studie van moleculaire complexen gestabiliseerd door C-Y¿X halogeen- en/of C-H¿X waterstofbruggen via oplossingen in vloeibare edelgassen. Het tweede luik omvat het gebruik van Raman spectroscopie bij de optimalisatie van de reactieparameters van organische reacties die gekatalyseerd worden door palladium- en/of kopercomplexen, en de karakterisatie van reactie-intermediaren. Organisaties: • Cryospectroscopie
Onderzoekers: • Benjamin Van Der Veken • Wouter Herrebout • Bert Maes
Bacteriële virulentie als nieuw doelwit voor protease remmers. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project stelt als doel meer inzicht te verwerven in de rol en toepasbaarheid van protease (DPP4) inhibitoren bij bacteriële infecties. De proof-of-concept wordt uitgewerkt aan de hand van Porphyromonas gingivalis modellen, waarbij volgende specifieke objectieven en werkpakketten worden vooropgesteld: 1. Ontwikkeling van in vitro en in vivo virulentiemodellen voor P. gingivalis. 2. Evaluatie van enzym remmers met gezuiverd recombinant P. gingivalis DPP4. 3. Evaluatie van DPP/protease remmers in bacteriële in vitro en in vivo modellen. 4. SAR en optimalisatie van de gevonden "lead compounds". 5. Biochemische karakterisatie van "lead compound" - doelwit enzym interacties. Organisaties: • Laboratorium voor Microbiologie, Parasitologie en Hygiëne (LMPH)
Onderzoekers: • Louis Maes • Pieter Paula Frans Van Der Veken • Anne-Marie Lambeir • Koen Augustyns • Paul F R C M Cos
The Business case for diversity Universiteit Hasselt Abstract: Bedrijven en organisaties worden gevoelig voor de 'business case for diversity', hiertoe gedreven door een aantal demografische en maatschappelijke tendensen, met name de veranderde samenstelling van de werknemerspool: diversiteit naar etnische herkomst, meer vrouwen, meer mix van jongeren en ouderen, individuen met verschillende professionele achtergrond... Bovendien zijn ook de waarden die werknemers nastreven in hun leven en hun job veranderd. De tekorten op de arbeidsmarkt zorgen er voor dat bedrijven met de veranderingen aan de aanbodszijde van de arbeidsmarkt rekening (moeten) houden. Bedrijven proberen ten slotte aan de hand van diversiteit in samenstelling de creativiteit van teams te vergroten. Centraal in de business case for diversity staat de idee dat het om verschillende redenen economisch verantwoord is om aandacht te besteden aan diversiteit. De business case for diversity wordt vaak besproken in de populair-wetenschappelijke literatuur. Vaak gaat het echter om morele stellingnamen met weinig onderbouwing. Toch zien we dat het wetenschappelijk onderzoek groeiende is. Dit project wil bij hierbij aansluiten. Het wil twee lacunes invullen. Enerzijds willen we een zicht krijgen op hoe bedrijven in Vlaanderen concreet werk maken van diversiteit. Is diversiteit meer dan een modewoord? Wordt het echt gedragen binnen de bedrijfswereld en welke invulling wordt er in welke context aan gegeven? Daarbij beperken we ons niet tot de officiële diversiteitsplannen van bedrijven. Anderzijds willen we nagaan op welke manier the business case for diversity al dan niet een bijdrage kan leveren aan de doelstellingen van het gelijke kansenbeleid (loopbaankansen). We focussen op twee veel gebruikte sociale
categorieën van diversiteit: gender en etnische herkomst. Ten aanzien van gender beperken we ons niet tot maatregelen die bedrijven kunnen nemen mbt de instroom, doorstroom en uitstroom van vrouwen. We bekijken eveneens op welke manier bedrijven omgaan met genderstereotypen ten aanzien van mannen. Gender en etnische herkomst zullen zowel apart als in hun onderlinge samenhang aan bod komen. Organisaties: • Diversiteit • SEIN • Identity, Diversity & Inequality Research
Onderzoekers: • Elke VALGAEREN • Sofie HENNAU
VERLENGING: Optische meettechnieken voor structuren en systemen (OPTIMESS). Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit netwerk is het verbeteren van de communicatie over wetenschappelijke ontwikkelingen van optische meettechnieken voor de karakterisatie van de statische en dynamische gedrag van structuren en systemen. Organisaties: • Toegepaste Mechanica • Mechanica van Materialen en Constructies • Toegepaste Natuurkunde en Fotonica
Onderzoekers: • HUGO THIENPONT • JAN WASTIELS • STEVE VANLANDUIT
Realisatie van micro-spuitgietproducten door optimalisatie van ontwerp, matrijs en proces Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Toegepaste Ingenieurswetenschappen • Vakgroep Mechanica
Onderzoekers: • Ludwig Cardon
In silico Materials Design en experimentele validatie van nieuwe optische coatings (ISIMADE). Universiteit Antwerpen Abstract: Het hoofddoel van dit SBO project is om geavanceerde technieken voor het pragmatisch modelleren van materialen te ontwikkelen. Om de samenwerking met Flamac, waar het experimentele werk verricht wordt, en zijn industriele partners vanaf het begin van het project te stimuleren wordt er gefocusseerd op één klasse van materialen : optische dunne filmen. Deze keuze werd o.a. ingegeven door de hoge technologische relevantie en industriële interesse in Vlaanderen voor deze materialen. Bovendien zijn deze materialen belangrijk in het kader van de milieuproblematiek en verwacht men dat computationeel modelleren een toegevoegde waarde kan bieden. Organisaties: • Elektronenmicroscopie voor materiaalonderzoek (EMAT)
Onderzoekers: • Dirk Lamoen • Bart Partoens
Het einde van de secularisering? Charles Taylor en Marcel Gauchet over de betekenis van het religieuze in een geseculariseerde wereld. Universiteit Antwerpen Abstract: De confrontatie tussen Gauchet en Taylor gaat uit van de volgende onderzoeksvraag : wat is de cultureel-maatschappelijke betekenis (de 'plaats') van het religieuze in de seculiere wereld? Doelstelling van deze vraag is de aard van de spanningsverhouding te expliciteren zoals die zich vandaag voordoet tussen de religieuze ervaring die wordt uitgedrukt in termen van het heilige, het goddelijke en het transcendente enerzijds en het voortschrijdende proces van secularisering anderzijds. De actualiteit van deze vraag staat buiten kijf : de vraag naar de plaats en de betekenis van het religieuze in onze samenleving komt onder meer tot uitdrukking in de hernieuwde belangstelling voor de religie, het hoofddoekendebat, het fenomeen van het oplaaiend fundamentalisme, de individuele zoektocht naar extreme of bijzondere ervaringen, en dergelijke. Bovendien is een gepaste maatschappelijke reactie op deze verschijnselen gebaat met een zo genuanceerd mogelijk inzicht in de onderliggende historische processen en filosofische betekenissen. Gauchet noch Taylor gaan aan genoemde thema's voorbij ¿ wel integendeel : hun reflecties vertrekken juist van de vaststelling dat het religieuze in een seculiere wereld blijft voortbestaan. Deze problematiek is niet bijkomstig in hun filosofisch werk, maar vormt er het kernstuk van en ze wordt bovendien op een wetenschappelijk vernieuwende manier uitgewerkt : beide auteurs verleggen de uitgangspunten van het klassieke seculariseringsdebat zowel door hun breed historisch perspectief op de rol van de religie in de samenleving als door hun antropologisch-sociologische aanpak. Organisaties: • Centrum voor Europese Filosofie
Onderzoekers: • Walter Van Herck • Guido Vanheeswijck
Hypertherme intraperitoneale drug delivery van paclitaxel-formulaties in een diermodel voor peritoneale carcinomatose Universiteit Gent Abstract: Paclitaxel-formulaties op basis van cyclodextrines, liposomen en polymeerconjugaten worden in-vitro gekarakteriseerd (oplosbaarheid, stabiliteit, efficiëntie ten opzichte van tumor cellijnen). In-vivo wordt de biodistributie, farmacokinetiek, tumorpenetratie en tumor growth delay bepaald in een ratmodel voor peritoneale carcinomatose. Organisaties: • Vakgroep Geneesmiddelenleer
Onderzoekers: • Chris Vervaet
Microgolf-geassisteerde synthese van hernieuwbare grondstoffen uit triglyceriden. Universiteit Antwerpen
Abstract: Onderzoek naar microgolf-geassisteerde synthese van hernieuwbare grondstoffen uitgaande van triglyceriden met specifieke aandacht voor nieuwe katalysatoren en processen zonder katalysator. Dergelijke processen geven aanleiding tot een reductie van de afvalstromen en kunnen tevens de aanzet zijn van het ontwerp van compacte industriële productieprocessen (doorstroom microgolf reactoren). Organisaties: • Organische synthese
Onderzoekers: • Roger Dommisse • Bert Maes
Experimentele en numerieke studie van de impactbelasting van golvenop vervormbare composietconstructies Universiteit Gent Abstract: In dit project wordt onderzocht wat het effect is van golfimpact op de ogenblikkelijke piekdrukken en globale vervorming van composietconstructies, die zich niet star gedragen. Enerzijds zullen er experimenten gebeuren in een waterbassin, gecombineerd met metingen met een hoge-snelheidscamera en PIV (Particle Image Velocimetry) metingen. Anderzijds zullen er numerieke simulaties gebeuren, waarbij de vloeistof-structuur interactie in rekening wordt gebracht. Organisaties: • Vakgroep Mechanische constructie en productie • Vakgroep Toegepaste Materiaalwetenschappen
Onderzoekers: • Jan Vierendeels • Wim Van Paepegem
Interrelatie van pulmonale inflammatie, systemische inflammatie en luchtweg remodellering in de pathogenese van Chronisch Obstructief Longlijden (COPD). Universiteit Gent Abstract: De globale doelstelling van dit gecoördineerd, multidisciplinair onderzoeksvoorstel is het ophelderen van de interrelatie van systemische en pulmonale inflammatie en luchtwegremodellering in de pathogenese van COPD. De centrale hypothese stelt voorop dat "COPD voortvloeit uit een onaangepaste (dwz overdreven, schadelijke) inflammatoire en/of fibrogene respons van het lichaam op sigarettenrook". Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Guy Joos • Guy Brusselle • Jo Vandesompele
Een feromoonfunctie voor seksueel dimorfe klieren in Anura. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Feromooncommunicatie is een wijdverspreid fenomeen in gans het dierenrijk, nochtans is er nog steeds weinig geweten over het gebruik van feromonen bij kikkers. Er zijn tegenwoordig echter meer en meer aanwijzingen dat ook kikkers gebruik maken van feromonen, maar studies van deze chemische signalen zijn schaars vergeleken met de overvloed aan data over visuele en acoustische signalen. Nochtans zijn er redenen om aan te nemen dat seksferomonen bij kikkers een algemeen communicatiemiddel zijn. Vele soorten bezitten geslachtsspecifieke klieren met een uitgesproken activiteit tijdens de voortplantingsperiode. Het doel van deze studie is om de functie van twee verschillende seksueel dimorfe klieren bij kikkers na te gaan, en in het bijzonder het testen van de hypothese dat ze feromonen produceren. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Franky BOSSUYT
Bepaling van de genoomsequentie van de azijnzuurbacterie Acetobacter pasteurianus 386B als basis voor het ontrafelen van de functionele rol van azijnzuurbacteriën tijdens het cacaoboonfermentatieproces Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project heeft tot doel om één van de eerste genoomsequenties te bepalen binnen het genus Acetobacter, meer bepaald van A. pasteurianus 386B, een eigen natuurlijk isolaat afkomstig van een spontaan cacaoboonhoopfermentatieproces in Ghana. Hierbij zal een combinatie van twee sequentiemethoden toegepast worden: een innovatieve methode ontwikkeld door 454 Life Sciences/Roche (Margulies et al., 2005; http://www.454.com), die gebaseerd is op pyrosequenering, en de klassieke Sanger-sequentiemethode. De uiteindelijke doelstelling is immers de functionaliteit van AZB in complexe ecosystemen te ontrafelen door middel van genoomanalyse en microroosters te ontwikkelen als hulpmiddel om de genexpressie te bestuderen. De genoomsequentie vormt de basis voor annotatie door middel van een vergelijking ten opzichte van publiek beschikbare data en door toepassing van predictiealgoritmen. Op deze manier zal het genetisch potentieel van de bacterie nagegaan worden, wat belangrijk is bij eventuele toepassing in industriële processen. Met deze informatie zal het metabolisme in kaart gebracht worden en kunnen specifieke pathways aangetoond worden, bijvoorbeeld welke mechanismen aan de basis liggen van de competitiviteit van A. pasteurianus in het spontane cacaoboonfermentatieproces. Voorts kan op basis hiervan het gebruik van substraten voorspeld worden, alsook de mogelijkheid om negatieve eigenschappen te vertonen, zoals antibioticumresistentie en de aanmaak van virulentiefactoren. De eiwitproducerende genen zullen de basis vormen voor de in-silico ontwikkeling van oligonucleotiden, die na een grondige validatie gebruikt kunnen worden om het eerste AZBmicrorooster te maken, dat zal gebruikt worden om de genexpressie van AZB in complexe ecosystemen te bestuderen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • STEFAN WECKX • Luc DE VUYST
Verbetering van de spatiale informatie voor vlakken-gecollimeerde SPECT Universiteit Gent Abstract: SPECT beeldvorming door collimatie met roterende vlakken versnelt de beeldacquisitie door de verhoogde sensitiviteit. Dit gaat ten koste van de spatiale resolutie. Door vlakkencollimatie te combineren met elektronische Compton collimatie kan de resolutie verbeterd worden en alzo de scantijd effectief verkort worden. In dit project wordt de potentie van de door vlakken gecollimeerde Compton camera aangetoond aan de hand van een prototype. Organisaties: • Vakgroep Elektronica en informatiesystemen
Onderzoekers:
• Stefaan Vandenberghe • Steven Staelens
Inbouw van sensorische functionaliteiten voor de ontwikkeling van Thinking Textiel Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Toegepaste Ingenieurswetenschappen • Vakgroep Textieltechnologie
Onderzoekers: • Didier Verhulst • Marc Van Parys
Development and evaluation of an evidence-based and individually definedphysical therapy approach for ambulant children with bilateral spastic cerebral palsy. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Neuromotorische Revalidatie
Onderzoekers: • Katleen Desloovere • Inge Franki • Guy Molenaers
Design en analyse van Gbps interconnecties in chipverpakkingen Universiteit Gent Abstract: Het betreft het verblijf (sabbatical) van een buitenlandse onderzoeker van de National Taiwan University voor 6 maanden. Het gezamenlijk uit te werken project handelt over de modellering en optimalissatie van interconnecties voor zeer hoge frequenties en het opstellen van compacte modellen via zogenaamde modelorderreductietechnieken. Organisaties: • Vakgroep Informatietechnologie
Onderzoekers: • Daniël De Zutter
Separometrie: bijdragen tot snellere en efficiëntere methodeontwikkeling en -validatie van farmaceutisch-analytische scheidingsmethodes Vrije Universiteit Brussel Abstract: Separometrie is het gebruik van chemometrische methodes in scheidingstechnieken. Onderzoek zal verricht worden naar (a) het gebruik van minimale en weinig courante experimentele designs in methodeontwikkeling en robuustheidstesten, en naar (b) de multivariate analyse van fingerprints. (a) Screening designs laten toe de factoren met de meeste invloed op de respons te identificeren. De frequents gebruikte zijn de fractionele factoriële en de Plackett-Burman designs. Response surface designs laten toe de respons te modelleren teneinde optimale voorwaarden te voorspellen. Meest gebruikt zijn de central composite designs. In het project zullen minimale en minder courant gebruikte designs (kleinere designs met minder experimenten) onderzocht worden. Supersaturated designs werden reeds onderzocht en een nieuwe methode (FEAR) voor het schatten van de factoreffecten werd reeds gedefinieerd. Deze designs zullen nog verder geëvalueerd worden. Daarnaast zullen D-optimale en Rechtschaffner designs als screening designs, en optimale en uniforme designs als response surface designs onderzocht worden. Voor dit onderzoek komen alle applicaties die toelaten snelle analyses te bekomen in aanmerking. Naast HPLC analyses, zullen in deze context ook UPLC analyses interessant zijn. UPLC zou toelaten een betere resolutie en sensitiviteit in kortere analysetijden te bekomen, en dus een verhoogde analyse-throughput opleveren, wat extreem nuttig is in de context van het vergelijken van verschillende experimentele-design resultaten. (b) Chromatografische fingerprints zijn chromatogrammen, karakteristiek voor een complex staal. Eerst dienen fingerprints ontwikkeld te worden. Hierbij zijn een maximaal aantal componenten gescheiden. Daarna wordt de relevante informatie geëxtraheerd uit de fingerprints. Naast HPLC, zijn ook UPLC systemen interessant, aangezien UPLC toelaat meer pieken basislijn gescheiden te krijgen in een korter tijdsinterval. Vooral bij analyse van complexe stalen, zoals kruiden en planten-extracten, zou dit een enorm voordeel zijn. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • Yvan VANDER HEYDEN • Bieke DEJAEGHER
Coalitievorming in steden en gemeenten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het begrip coalitie vormt een koepelterm voor een veelheid aan types coalities. Formele coalitietheorieen trachten dan ook te verklaren welke coalities zich zullen vormen na verkiezingen. Niettemin vertonen deze theoretische verklaringen nog vele tekortkomingen. Kwalitatief onderzoek dringt zich dan ook op: diepte-interviews kunnen ons helpen om het proces van coalitievorming beter te begrijpen. Dit onderzoek wil de coalitievorming op het lokale niveau na de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2006 nagaan. De empirische bijdrage richt zich op de analyse van het proces van coalitievorming in een aantal Vlaamse en Waalse gemeenten en dit door het interviewen van de betrokken getuigen ervan. Organisaties: • Politieke Wetenschappen
Onderzoekers: • CHRISTIAN DESCHOUWER
Ontwikkeling van serologische test voor het bepalen van Ureaplasma antillichamen en zijn nut in het selecteren van een groep zwangere vrouwen met verhoogd risico op prematuriteit. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is het ontwikkelen van een biologische merker die toelaat om zwangere vrouwen te detecteren met een verhoogde kans op vroeggeboorte.
We richten ons op een belangrijke oorzaak van vroeggeboorte: de opstijgende infectie vanuit de lagere genitale tractus. Het onderzoek richt zich naar het micro-organisme dat het vaakst gecorreleerd is met vroeggeboorte: Ureaplasma spp. Gezien een opstijgende infectie met Ureaplasma voor het ogenblik niet kan worden voorspeld en daardoor niet tijdig kan worden behandeld, bestaat de noodzaak om een niet-invasieve merker te ontwikkelen voor deze infectie. In dit project zullen we een serologische test ontwikkelen voor de opsporing van Ureaplasma spp. antilichamen. Deze test zal toegepast worden op serumstalen die momenteel gecollecteerd worden bij niet geselecteerde zwangere vrouwen waarvan de zwangerschapsuitkomst bekend is. indien de aanwezigheid van Ureaplasma antistoffen in hetbegin van de zwangerschap predictief is voor vroeggeboorte, zal de mogelijkheid van een therapeutische interventie worden uitgetest. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • ANNE NAESSENS
Productie van poreuze polymeerstructuren via de BioplotterTM technologie voor cardiovasculaire aandoeningen Universiteit Gent Abstract: Het doel van het project is om op basis van de BioplotterTM rapid prototyping technologie een reeks perfect interconnectieve polymere draagstructuren te ontwikkelen met het oog op het ontwikkelen van een afdoende behandeling voor patiënten die getroffen zijn door een myocardinfarct. Naast een reeks synthestische polymeren zullen ook biopolymeren geëvalueerd en vergeleken worden als kandidaat materiaal. Organisaties: • Vakgroep Organische chemie (WE)
Onderzoekers: • Peter Dubruel
Identificatie van ontregelde microRNA expressie in T-cel acute lymfatische leukemie dmv microRNA specifieke arrayCGH Universiteit Gent Abstract: ArrayCGH analyse heeft aangetoond dat deleties en/of amplificaties in T-ALL voorkomen in genomische regio's waar bepaalde microRNAs of microRNA clusters gelegen zijn. Een geïntegreerde analyse van microRNA expressieprofilering en arrayCGH analyse (oligo-array specifiek aangerijkt voor genomische regio's met microRNAs en microRNA clusters), will possibly lead to discovery of deletions and/or amplifications in T-ALL through deregulation of these specific microRNAs. Organisaties: • Vakgroep Pediatrie en genetica
Onderzoekers: • Franki Speleman
Studie van het aandeel van pulmonale neuro-epitheliale lichaampjes in vagale reflexactiviteiten uitgaande van stimuli in de luchtwegen. Universiteit Antwerpen Abstract: Studie van het aandeel van pulmonale neuro-epitheliale lichaampjes in vagale reflexactiviteiten uitgaande van stimuli in de luchtwegen. Organisaties: • Laboratorium voor celbiologie en histologie
Onderzoekers: • Dirk Adriaensen • Robrecht Lembrechts
Vergelijkende biochemische en functionele studie van de verschillende dipeptidyl peptidasen. Universiteit Antwerpen Abstract: Deze aanvraag betreft het onderzoek naar proline specifieke peptidasen. Dit project heeft de volgende concrete doelstellingen: 1.Karakterisatie van inhibitoren en selectie van krachtige en specifieke inhibitoren van aan DPP4 verwante enzymen, met name DPP8, DPP9 en FAP. 2. De studie van de expressie van verschillende DPPs (DPP2, DPP4, DPP8, FAP en DPP9) in endothelia van verschillende oorsprong en dit zowel onder normoxie als hypoxie. 3.Het in vitro bestuderen van het effect van selectieve en niet-selectieve DPP remming op endotheelcel activatie. 4. Het in vitro bestuderen van het effect van selectieve en niet-selectieve DPP remming op het collageenmetabolisme van fibroblasten Organisaties: • Medische biochemie
Onderzoekers: • Ingrid De Meester • Simon Scharpe • Anne-Marie Lambeir
De strafuitvoeringsrechtbank aan het werk. Een etnografisch onderzoek naar haar interacties, beslissingsprocessen en praktijken. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Algemene doelstelling van het onderzoek Blootleggen van de eigenheden van de werking van de multidisciplinaire strafuitvoeringsrechtbanken door middel van onderzoek naar haar interacties, beslissingsprocessen en -praktijken en dit met betrekking tot de verschillende elementen in het detentietraject van de gedetineerde. Open, processuele analyse van de formele en informele argumentaties (frontstage en backstage) en interacties tussen alle professionele en niet-professionele deelnemers voor, tijdens, en na het zittingsgebeuren en van de specifieke organisationele en culturele context van de totstandkoming van de beslissingen. Organisaties: • Criminologie
Onderzoekers: • Veerle SCHEIRS • KRISTEL BEYENS • SONJA SNACKEN
Reflectieve Ondersteuning voor herconfiguratie van Context-afhankelijke Softwareaanpassingen(RECOCO). Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doelstelling Het ondersteunen van dynamische aanpasbaarheid van software in specifieke uitvoeringscontexten (b.v. in specifieke uitvoeringssporen, sessies of collaboraties tussen meerdere objecten) wordt steeds belangrijker voor hedendaagse gedistribueerde toepassingen. Context-georiënteerd programmeren (COP) [12] biedt taalconstructies voor het uitvoeren van dergelijke context-afhankelijke aanpassingen. Het is echter belangrijk dat tijdens deze context-afhankelijke aanpassingen de globale toestandsconsistentie [6] van het softwaresysteem ten alle tijde bewaard wordt. Alhoewel, context-afhankelijke aanpassingen inherent atomisch zijn wat betreft toevoegingen van programmacode[5], bestaat er
geen automatisch mechanisme om de toestand van softwareprogramma's consistent te houden. Bijgevolg, moet de softwareontwikkelaar, zonder enige methode of richtlijn, hiervoor complexe applicatie-specifieke logica aan de programma's toevoegen. Dit project heeft twee aan elkaar verbonden doelstellingen: (i) de beschrijving van de fundamenten van COP zodat men systematisch kan redeneren over de consistentie van een een gedistribueerd systeem tijdens contextafhankelijke aanpassingen, en (ii) op basis van dit fundament, de creatie van een reflectieve architectuur voor COP talen zodat consistentieconflicten op een gemakkelijke wijze opgelost kunnen worden door de softwareontwikkelaar. Organisaties: • Software Language Lab • Informatica en Toegepaste Informatica
Onderzoekers: • YVES VANDRIESSCHE • PASCAL COSTANZA • THEO D'HONDT
STADiUM : Software Technology for Adaptable Distributed Middleware. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hedendaagse gedistribueerde softwaresystemen zijn uiterst heterogeen, dynamisch en op grote schaal verspreid geworden; zij omvatten onder meer backend servers, standaard PCs, diverse mobiele en alomtegenwoordige apparaten, plus diverse netwerkinfrastructuren, zoals mobiele ad hoc en draadloze sensornetwerken. Het project STADiUM, dat door IWT wordt gefinancieerd, spitst zich toe op deze complexe context en onderzoekt een volgende generatie management platform dat aan diverse operationele voorwaarden en beschikbare systeemmiddelen aanpasbaar is. Het platform zal op een middlewarearchitectuur worden gebaseerd die aanpassing toelaat, een reeks herbruikbare service frameworks op apparaat niveau zowel als distributieniveau, en een familie van configuratietalen. Organisaties: • Software Language Lab • Informatica en Toegepaste Informatica
Onderzoekers: • STIJN TIMBERMONT • COEN DE ROOVER • THEO D'HONDT
Onderzoek naar een evaluatiemethode voor de beoordeling van de duurzaamheid van een architecturaal ontwerp vanaf de vroege ontwerpfases. DESUSA-methode: DEsign SUpport for Sustainable Architecture. Universiteit Hasselt Abstract: Al is duurzaamheid momenteel zeer actueel, toch krijgt 'duurzaam bouwen' nog te weinig aandacht in het huidige architecturaal ontwerpproces. Nochtans biedt het ontwerpproces grote mogelijkheden om impact uit te oefenen op de duurzaamheid van een gebouw. Van bij de start van het ontwerpproces worden immers belangrijke karakteristieken van het gebouw vastgelegd, zoals compactheid en oriëntatie, die impact hebben op de duurzaamheid.Echter, in deze ontwerpfase is er slechts weinig informatie ter beschikking van de ontwerper en worden de meeste beslissingen genomen op basis van intuïtie en ervaring.Bovendien is de beschikbare informatie, zoals checklists en richtlijnen, niet afgestemd op het gebruik ervan tijdens het ontwerpproces en gebeurt de evaluatie van een ontwerp doorgaans op het einde met het oog op de regelgeving. Om ontwerpers bewust te maken van de impact van hun ontwerpbeslissingen op de duurzaamheid van het gebouw, is er daarom nood aan een evaluatiemethode die de ontwerper projectspecifieke feedback geeft, reeds vanaf de vroege ontwerpfase. De algemene doelstelling van dit doctoraatsonderzoek betreft daarom de ontwikkeling van een methode die de evaluatie van de energetische en comfortkwaliteit van het ontwerp toelaat tijdens het ontwerpproces en op basis van het beperkt aantal beschikbare inputparameters reeds vanaf het begin bruikbare feedback geeft aan de ontwerper. De DESUSA-methode moet toepasbaar zijn van bij het eerste schetsontwerp tot aan het uitvoeringsontwerp. Hiervoor moet de rekenmodule meeëvolueren met het ontwerp en afgestemd zijn op de beschikbare inputgegevens van het ontwerp op een bepaald ogenblik. Organisaties: • Niet onderzoeksgroep gebonden projecten
Onderzoekers: • Griet VERBEECK
Manipulatie van magnetische micropartikels in druppelgebaseerde microfluidics KU Leuven Abstract: Lab-on-a-chips en microfluïdische analysesystemen bestaan al meerdan drie decennia. Ze worden toegepast voor medische, milieu- en voedseldiagnostiek en verschijnen in verschillende configuraties en complexiteit. Wat ze allemaal gemeenschappelijk hebben zijn de kleine vloeistofvolumes, die getransporteerd worden in structuren met micrometerdimensies. Een veelbelovende en groeiende subcategorie van deze microfluïdische systemen zijn de meerfasige, druppel-gebaseerde of gesegmenteerde stroomsystemen. Discrete hoeveelheden reagentia worden vervoerd in microfluïdische kanalen, omringd met een onmengbare vloeistof of een gas, wat contaminatie tussen verschillende reactievolumes voorkomt. Deze druppeltjes, meteen typisch reactievolume van 1 microliter tot 1 picoliter, kunnen gebruikt worden als microreactorvaten voor (bio)chemische reacties of voor bioassays zoals ELISA en PCR. Ze kunnen aan hoge frequenties gegenereerd worden, tot 10.000 per seconde, wat vooral veelbelovend is voor toepassin Organisaties: • Afdeling MeBioS
Onderzoekers: • Jeroen Lammertyn • Bert Verbruggen
De rol van gephyrine en de membraanheterogeniteit op het gedrag van de glycerinereceptor Universiteit Hasselt Abstract: Dit is een aanvraag voor een IWT-specialisatiebeurs voor de periode 01.01.2007 tot 31.12.2008. Het betreft onderzoek naar "De rol van gephyrine en de membraanheterogeniteit op het gedrag van de glycinereceptor" en zal uitgevoerd worden door Smisdom Nick binnen het instituut BIOMED. De membraanheterogeniteit zal het diffusiegedrag van de glycinereceptor beinvloeden en mogelijk leiden tot anomale diffusie. De binding van de glycinereceptor met gephyrine zal niet alleen een effect hebben op het diffusiegedrag maar mogelijk ook clustering induceren.Het diffusiegedrag zal worden nagegaan met verschillende microfluorimetrische technieken: fluorescence recovery after photobleaching, raster image correlation spectroscopy en single particle tracking. Tevens zal de mogelijke clustering worden nagegaan met atomic force microscopy. Het onderzoek gebeurt in samenwerking met onderzoeksgroepen van de KULeuven, UGent en de Universite de Liege. Organisaties: • Biofysica • Fysiologie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Marcel AMELOOT • Jean-Michel RIGO
Co-fin bij OZR1772 : Eergerelateerd geweld en geweld in naam van de eer: mythe of realiteit? Een pilootonderzoek in Vlaanderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Eergerelateerd geweld kan, in de context van migratie, begrepen worden als een vorm van gendergerelateerd, geweld dat als functie heeft cuturele grenzen van minderheidsgroepen te bepalen en de morele eigenheid van de groepsidentiteit af te bakenen ten aanzien van de genderspecifieke normen en waarden van de dominante cultuur in de samenleving. Daarbij worden aan meisjes/vrouwen en jongens/mannen verschillende rollen en normen opgelegd. Eergerelateerd geweld omvat niet alleen (pogingen tot) eremoord en eerwraak maar ook gedwongen huwelijken, gedwongen maagdelijkheid, vrijheidsberoving, opsluiting enz. In tegenstelling tot andere Europese landen (zoals Nederland, Duitsland, het Verenigd Konrnkrijk en Zweden) is er tot op heden, geen grondig en systematisch onderzoek gebeurd naar het fenomeen in Belgie. Voorliggend onderzoek wenst in een eerste fase een brede exploratieve studie uit te voeren in Vlaanderen (voorkomen, kenmerken, types, ) en in een tweede fase een kwalitatief diepteonderzoek uit te voeren dat gericht is op conceptuele verheldering en theoretische begripsvorming. Daarbij wensen we na te gaan wat de betekenis en invloed is van concepten van (mannelijke)eer en (vrouwelijke) bescheidenheid op gebied van seksuele en relationele moraal in enkele culturele minderheidsgroepen, en in welke mate deze al dan niet een invloed uitoefenen op gedragsregulering en sanctionering in de vorm van dwang en geweldpleging. Dit houdt ook in na te gaan wat de relatieve impact is van verschillende factoren en determinanten van geweldpleging in de context van migratie, in welke mate en op welke gronden dit geweld verschilt van andere vormen van partner en intrafamiliaal geweld in de gastsamenleving, en in hoeverre al dan niet sprake is van (angst voor) een stigmatiserende perceptie van de culturele 'ander'. Organisaties: • Onderzoeksgroep Vrouwenstudies • Wijsbegeerte-Moraalwetenschappen
Onderzoekers: • Jessie VAN DEN HEUVEL • Gily COENE
Structurele en biofysische karakterisatie van toxische oligomeren van het Alzheimer's beta-peptide. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De ziekte van Alzheimer is een van de voornaamste neurodegeneratieve aandoeningen die de vergrijzende bevolking treft. Een belangrijk pathologisch kenmerk van deze ziekte is de depositie van onoplosbare amyloïde plaques in de hersenen van Alzheimerpatiënten. Deze plaques ontstaan door de zelfassociatie en aggregatie van amyloïd-beta (Abeta) (Iwatsubo et al., 1994). Dit Abeta is een klein eiwitfragment (variërend van 39 tot 43 aminozuren) dat amyloïde fibrillen vormt, die op hun beurt afgezet worden in zulke plaques. Daarnaast kan Abeta ook oligomerizeren tot kleinere oplosbare partikels. Sinds kort worden deze Abeta oligomeren erkend als de voornaamste oorzaak van neurotoxiciteit: een toenemende bewijslast onderschrijft immers dat de Abeta oligomere toestand de meest schadelijke vorm is die aanleiding geeft tot synaptische dysfunctie (Lesne et al., 2006; Haass & Selkoe, 2007). Zeer recent werd in het Switch laboratorium, onder leiding van Prof. Joost Schymkowitz, een in vitro methode op punt gesteld om zulke toxische Abeta oligomeren te genereren (Martins et al., 2008). Deze methode berust op de observatie dat natuurlijke lipiden de stabiliteit van de mature Abeta fibrillen reduceert en een snelle ontbinding induceert. Het oplossen van de fibrillen resulteert echter niet in monomere Abeta peptiden, maar geeft rechtstreeks aanleiding tot oplosbare oligomeren die zeer schadelijk zijn voor primaire neuronen (Martins et al., 2008). Deze oligomeren interageren met antilichamen die specifiek gericht zijn tegen de toxische conformatie van Abeta (Kayed et al., 2003). Complementaire technieken zoals dynamische lichtverstrooiing (DLS), gelfiltratie chromatografie met detectie van lichtverstrooiing onder verscheidene hoeken (MALS) en cryo-elektronenmicroscopie (cryo-EM; in collaboratie met Prof. Louise Serpell) brachten echter aan het licht dat de lipide-geïnduceerde oligomeerbereidingen niet monodispers zijn. Fourier getransformeerde infrarood spectroscopy (FTIR) onthulde dat de oligomeren een gelijkaardige intermoleculaire beta-uitgestrekte structuur hebben als mature fibrillen, hoewel een zekere mate van ontvouwing in de oligomeren werd opgemerkt. Dit stemt overeen met de bevinding dat de interne structurele orde toeneemt van oligomeren naar mature fibrillen (Kheterpal et al., 2006). Ondanks een beter begrip van de architectuur van de mature amyloïde fibrillen Makin et al., 2005; Makin et al., 2006) en biofysische en functionele studies blijven de structurele eigenschappen van de toxische oligomeren en het mechanisme van zelfassociatie onopgehelderd. Mede door een beperkte stabiliteit, lage oplosbaarheid in water, de aanleg tot aggregatie en hun tijdelijke karakter in het amylïdoseproces, vormt een gedetailleerde structurele karakterisering een moeilijke opgave (Temussi et al., 2003). Ook het gebrek aan een consistente en reproduceerbare methode om Abeta oligomeren te produceren, vormde tot nu toe een knelpunt (Hepler et al., 2006; Martins et al., 2008). De opbrengst en eigenschappen van onze lipide-gebaseerde werkwijze biedt een unieke mogelijkheid om een grondige structurele karakterisering uit te voeren zoals we dat in dit onderzoeksproject voorstellen. Dit project heeft als doel de structurele kenmerken die eigen zijn aan de Abeta oligomeren te identificeren. Zoals reeds vermeld, bemoeilijken verscheidene factoren de structuuropheldering. Daarom staat de ontwikkeling van efficiënte perturbatiemethoden centraal om die problemen te omzeilen: een vergelijkende studie van de destabilisatie van Abeta oligomeren en mature fibrillen zal structurele gelijkenissen en verschillen tussen de conformationele vormen aan het licht brengen. Organische solventen zoals HFIP (hexafluoroisopropanol), DMSO (dimethylsulfoxide) en TFE (trifluoroethanol) zijn vermaard als krachtige denaturantia voor amyloïde fibrillen (Stine et al., 2003). In overeenstemming met de bepaling van de conformationele stabiliteit van globulaire eiwitten gebruik makend van urea of guanidinium, kan de stabiliteit van de Abeta oligomeren bepaald worden door hun resistentie tegen het denaturerend effect van HFIP of TFE. Naast deze chemische denaturantia kunnen ook thermische energie, de pH of kleine liganden gebruikt worden om de oligomere architectuur te ontwrichten. Daarentegen vertonen mature Abeta fibrillen een hoge thermostabiliteit en zijn zij vrijwel niet onderhevig aan de nefaste invloed van urea of guanidinium (O'Nuallian et al., 2005), wat zulk een vergelijkende studie wellicht bemoeilijkt. Verscheidene kleine moleculen werden ontdekt als efficiënte inhibitoren van het proces van amyloïdvorming (Kodali & Wetzel, 2007). Naar analogie beschikt het Switch laboratorium over een hexapeptide-inhibitor bibliotheek en kan eender welke peptide inhibitor tegen eender welk zelfassocierende regio van het Abeta peptide ontworpen worden. Zulke moleculen zullen getest en gebruikt worden om de integriteit van de oligomeren te verstoren en inzicht te verwerven in de structuur en stabiliteit ervan. Gelimiteerde proteolyse is een uitstekende methode om flexibele en ongestructureerde regio's in eiwitten te identificeren (Park & Marqusee, 2004). Proteolyse van een eiwitsubstraat kan slechts plaatsgrijpen wanneer de polypeptideketen kan binden met en zich aanpassen aan de specifieke stereochemie van de actieve site van het protease. Zo'n partiële digestie kan ook onder milde denaturerende omstandigheden plaatsgrijpen en levert, in combinatie met een massaspectrometrische analyse, meer gedetailleerde structurele data omtrent de structuur en flexibiliteit van het eiwit (Park & Marqusee, 2005). Ook antilichamen zijn in staat om Abeta fibrillogenese te inhiberen of mature fibrillen te dissociëren (McLaurin et al., 2002; Solomon et al., 1996). Bovendien stroken deze resultaten met de antilichaam-gemediëerde omkering van cognitieve dysfunctie in muizen zonder wijziging van de Abeta hoeveelheden in de hersenen (Dodart et al., 2002). Dit impliceerde dat antilichamen de oplosbare Abeta vormen kunnen neutraliseren, wat ook experimenteel werd bevestigd (Klyubin et al., 2005). Naast het perspectief om Abeta oligomeren of multimeren te destabiliseren, bieden de antilichamen ook de mogelijkheid om de Abeta conformaties rechtstreeks structureel te karakteriseren. Een brede waaier aan antilichamen is immers beschikbaar die gericht zijn tegen bepaalde peptideregio's. Via een blotting procedure kan dus eenvoudigweg achterhaald worden welke peptideregio's toeganklijk zijn voor het antilichaam. In combinatie met de perturbatiemethodes die hierboven vermeld worden, zal waterstof-deuterium uitwisseling (HDX) opgetekend via NMR een uniek beeld opleveren van de Abeta oligomeren en fibrillen. Het toekennen van het NMR HSQC-spectrum van de Abeta
monomeer (Hou et al., 2004) en de ontleding van de verschillen in de HDX protectiefactoren zal een zeer gedetailleerde vergelijking van oligomeren en fibrillen toelaten. De kinetiek van HDX van de amidegroepen van de peptide backbone wordt immers bepaald door lokale stabiliteit en solventtoegankelijkheid en is zeer gevoelig voor structurele veranderingen. Op die manier zal een nauwkeurig beeld verkregen worden van de intermoleculaire hydrofobe interacties en het waterstofbruggen die de oligomeerstructuur stabiliseren. Additioneel kan het directe effect van genetische mutaties in het Abeta peptide onderzocht worden en inzicht verworven worden in de rol van de individuele zijketens in de oligomeerstructuur en -stabiliteit. Recente literatuur duidt er ook de betrokkenheid van de relatieve ratio van Abeta-40/Abeta-42 in de progressie van Alzheimer-dementie, eerder dan de absolute hoeveelheid Abeta in de hersenen (Wang et al., 2006). Preliminaire experimenten die in het Switch laboratorium werden uitgevoerd, bevestigen dat verschillende Abeta peptide ratio's een opvallend verschillend aggregatiegedrag vertonen. Een uitgebreide vergelijking van de stabiliteit en structurele aspecten van verschillende oligomeer/fibril samenstelling zal waardevolle informatie leveren die in direct verband staat met pathologische fenotypes. In dat opzicht zal selectieve isotoop labeling (bvb een mengsel van Abeta-40 of Abeta-42 en 15N-gelabeled Abeta-42 of Abeta-40) een groot voordeel bieden om de twee peptiden van elkaar te onderscheiden. Daarenboven zal aggregatie van Abeta gevisualiseerd kunnen worden door het verdwijnen van HSQC signalen wanneer de peptiden aggregeren in fibrillen die onzichtbaar zijn in NMR experimenten. Alsdusdanig omzeilt de vooropgestelde werkwijze met de perturbatie van de oligomeren, een van de grote problemen die NMR analyse onmogelijk maken. Bijkomend kan deuteriumincorporatie in de peptiden via massaspectrometrie worden geanalyseerd, maar dit verschaft slechts lage resolutie informatie. De ontwikkeling van een globale en systematische perturbatiemethode vormt dus een mijlpaal binnen dit onderzoeksproject, evenals de tijdsafhankelijke HDX en NMR analyse. Alle perturbatie-experimenten zullen uitgevoerd en gecoördineerd worden in het Switch laboratorium, gezien de promotor van dit project over een uitgebreide expertise hieromtrent beschikt (zie bibliografie Prof. Joost Schymkowitz). Om de perturbatie van de oligomeren in beeld te brengen, beschikt het Switch laboratorium over een breed gamma aan biofysische technieken (DLS, gelfiltratie met MALS-detectie, Field Flow Fractionation, fluorescentie-polarisatie...) en kan het zich beroepen op een goede samenwerking met de onderzoeksgroep van Prof. Louise Serpell (University Sussex) voor toepassing van cryoelectronenmicroscopie. De NMR experimenten zullen uitgevoerd worden in samenwerking met Prof. Annalisa Pastore (NIMR, London). Samenvattend behelst onze voorgestelde strategie het ontleden van de Abeta oligomeren/fibrillen in hun structurele subseenheden door het op punt stellen van een (of meerdere) geschikte perturbatietechniek(en). Het nauwgezet bestuderen van de aldus gegenereerde monomere peptiden zal rechtstreeks gecorreleerd worden met de globale structuur en stabiliteit van de lipide-geïnduceerde oligomeren en fibrillen. De uitkomst van dit onderzoeksproject zal een belangrijke doorbraak betekenen in het begrijpen van de moleculaire pathogenese in de ziekte van Alzheimer. Een accurate structuurbepaling van de toxische Abeta oligomeren zal namelijk inzicht verschaffen in hoe deze oligomeren interageren met biologische lipiden of andere eiwitten die betrokken zijn in de aandoening en hoe deze directe schade aan hersencellen kan toebrengen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Joost SCHYMKOWITZ
Hoogfrequente EEG-activiteit bij insomnie en de behandeling ervan met neurofeedback. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Insomnie of slapeloosheid wordt sinds de jaren '80 grotendeels vanuit een gedragsmatig perspectief bekeken. Daarbij staan twee vormen van (over)activatie centraal, namelijk somatische arousal, dewelke betrekking heeft op de fysiologische hyperactivatie weerspiegelt in bijv. een verhoogde hartslag en spierspanning, en cognitieve arousal verwijzend naar het overmatig piekeren, voornamelijk bij het inslapen. Recent werd echter aangetoond dat een derde arousal component een belangrijke rol kan spelen bij de specifieke slaapklachten. Het betreft hier de aanwezigheid van corticale arousal tijdens het inslapen, alsook tijdens de rest van de nacht, gemeten door de toegenomen hoogfrequente EEG activiteit (beta en gamma power). Deze vorm van overactivatie is geassocieerd met sensorische en cognitieve processen (informatieverwerking en geheugen) die interfereren met het in- en doorslapen, alsook met de perceptie van de slaapkwaliteit en -kwantiteit. Het doel van dit project is het verder in kaart brengen van deze arousalcomponent, door middel van PSG-, EEG en ERP metingen. Daarenboven willen we nagaan of corticale arousal beïnvloedbaar is via neurofeedback. Organisaties: • Cognitieve en Biologische Psychologie
Onderzoekers: • RAYMOND CLUYDTS
Bilaterale samenwerking in het kader van gezamenlijke doctoraatsprojecten_Bench fee i.h.k. van Joint PhD VUBUniversitatea alexandru Loan Cuza Lasi_Haivas, Simona Vrije Universiteit Brussel Abstract: Motivatie van vrijwilligers vanuit een zelfbeschikkingstheorie perspectief. Een studie rond Roemeense vrijwilligers. Organisaties: • Experimentele en Toegepaste Psychologie
Onderzoekers: • ROLAND PEPERMANS
Informatieverwerking bij financieel analisten gegeven het aggregatieprincipe Hogeschool-Universiteit Brussel Abstract: De informatiewaarde en prestatie van financieel analisten is een centraal onderzoeksdomein in financiële economie. Dit project heeft als doel om het beslissingsgedrag van financieel analisten te onderzoeken rekening houdend met het aggregat ieprincipe. De basisidee achter dit principe is dat de consensus-voorspelling van een groep heterogene agenten met onafhankelijke meningen ( i.e. geen kuddegedrag) beter is dan de voorspelling van individuele experten (en dit als gevolg van de reduct ie in idiosyncrat ische variant ie in de geaggregeerde voorspelling). We analyseren het belang en de dynamiek van informatiest romen bij de vorming van voorspellingen in drie verschillende onderzoekskaders. Organisaties: • VAKGROEP EXACTE WETENSCHAPPEN
Onderzoekers: • GEERT VAN CAMPENHOUT • KRISTIEN SMEDTS
Analyse van HDAC repressorcomplexen die een rol spelen tijdens leverfibrogenese. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doelstelling en benadering. Het moleculaire mechanisme van de inhibitie van stellaatcelactivatie door HDAC inhibitoren (HDAC-I) is slechts gedeeltelijk gekend (11,12) ondermeer omdat de beschikbare HDAC inhibitoren niet specifiek zijn (er zijn 11 HDACs). Daarnaast wordt het onderzoek naar HDAC- en andere repressorcomplexen voornamelijk uitgevoerd in geïmmortaliseerde cellijnen waardoor zelfs de aanwezigheid van deze complexen niet is aangetoond in de meerderheid van primaire cellen zoals de HSCs. De karakterisatie van de HDACcomplexen en het ontrafelen van hun actiemechanisme tijdens stellaatcelactivatie, zou een belangrijke stap zijn in de ontwikkeling van een efficiënte anti-fibrogene
therapie. Deze vaststellingen onderstrepen de nood aan een grondige analyse van de rol van specifieke HDAC bevattende repressorcomplexen tijdens fibrogenese. Dit project heeft als objectief om stellaatcelactivatie in vitro en in vivo te remmen door specifiek één of meerdere HDACbevattende repressorcomplexen te inhiberen. Organisaties: • Celbiologie en Histologie • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • Tony LAHOUTTE • ALBERT GEERTS • Leonardus VAN GRUNSVEN
Een retorisch-narratologisch onderzoek van figuurlijkheid in narratieve settings, met toepassingen op handelingsrijke Duitstalige prozaliteratuur van de vroege moderniteit tot het poëtisch realisme (1660-1880) Universiteit Gent Abstract: Het onderzoeksproject voert een systematische analyse door van de interferentie tussen complexe figuurlijke en stilistische processen enerzijds en gelaagde narratieve settings anderzijds in een historisch gedifferentieerd corpus van handelingsrijke vertellende teksten (Grimmelshausen, Forster, Kleist, Meyer, Keller, Raabe). Hierbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de cotextuele verankering van de figuurlijke processen en aan de wijzen waarop ze de lezerbetrokkenheid sturen. Organisaties: • Vakgroep Duits
Onderzoekers: • Benjamin Biebuyck
Evolutionaire genetica van arenavirus-knaagdierinteracties: Mopeia virus en de reservoirgastheer Mastomys natalensis. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Joëlle Gouy de Bellocq
Orchestratie in nomadische netwerkapplicaties. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Orchestratie in nomadische netwerkapplicaties. Organisaties: • Informatica en Toegepaste Informatica
Onderzoekers: • VIVIANE JONCKERS
Ontwerp en validatie van gevorderde signaalverwerkingstechnieken voor het verwerken van optische metingen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1. Doel Zowel single point als full-field optische meettechieken zoals (scanning) laser Doppler vibrometrie en anemometrie, Moiré interferometrie en digitale beeldcorrelatie leveren een belangrijke bron van informatie in tal van toepassingsdomeinen zoals micro-electronica, materiaalonderzoek, biomedische wetenschappen, kwaliteitscontrole etc. Het efficiënt en betrouwbaar verwerken van de beelden die opgemeten worden is echter vaak een zeer moeilijke taak. De hoeveelheid data is meestal zeer groot en de kwaliteit van de metingen kan laag zijn voor complexe toepassingen en/of weinig reflecterende objecten, waardoor de meettijd dikwijls de hoogte ingejaagd wordt [1]. Tijdens mijn doctoraat werd aangetoond dat de verwerking van optische meetgegevens op een zeer efficiënte manier kan gebeuren in het frequentiedomein aan de hand van parametrische identificatietechnieken [2]. Voor dit project zal een twee-dimensionale frequentie domein systeemidentificatie techniek geïntroduceerd in [3] veralgemeend worden naar een aantal andere applicatiedomeinen: - Verwerking van Moiré franje patronen - Digitale beeldcorrelatie voor het opmeten van snelheidsvelden (stromingen) en rekvelden (vaste stoffen). - Laser Doppler Anemometrie (LDA) metingen verwerken, specifiek naar periodische verschijnselen zoals akoestische velden of stromingsvelden in een zog. 2. Doelstellingen Ontwikkeling van een 2D systeemidentificatie algoritme voor het adaptief schatten van de globale frequentie, fase en amplitude van een sinusoïdaal franjepatroon. Dit basisalgoritme zal worden aangewend in verschillende andere algoritmes voor: - Het schatten van de lokale 2D vertraging tussen 2 gecorreleerde beelden; phase delay (voor de verdere toepassing bij digitale beeldcorrelatie (DIC) en 'Particle Image Velocimetry', PIV). - Het 1D systeem identificatie basisalgoritme zal gebruikt worden om de vaak onregelmatig bemonsterde data van LDA-metingen te synthetiseren. Deze onregelmatige sampling is vooral een probleem bij heel sterke akoestische velden of stromingsvelden in het algemeen aangezien de verplaatsingen daar veel groter zijn. Verder zullen verschillende experimenten uitgevoerd worden om de brede toepasbaarheid van de methodes te illustreren: - PIV stromingsmetingen (o.a. het snelheidsveld rond een cilinder in een windtunnel aangezien dit volledig in de literatuur beschreven is). - Scheurgroeimetingen van vliegtuigonderdelen en composietmaterialen tijdens vermoeiingsproeven met behulp van DIC. - Meting van het topografie van micro structuren aan de hand van Moiré technieken, met meerdere franje projectie richtingen. - LDA metingen (o.a. het snelheidsveld rond een cilinder in een windtunnel en op sinusoïdale akoestische velden). Organisaties: • Toegepaste Mechanica
Onderzoekers: • Joris VANHERZEELE
Incidentie, infectiebronnen en preventie van enterohemorhagische Escherchia Coli in het Brussels Gewest. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Infectie met enterohemorrhagische Escherichia coli (EHEC) is een belangrijke oorzaak van bloederige diarree en het hemolytisch uremisch syndroom (HUS). Om de reële incidentie van infecties met deze voedselpathogeen in het Brussels Gewest te onderzoeken zullen faecesstalen in Brusselse ziekenhuizen worden verzameld en gescreend voor EHEC. Tevens zullen gevallen van HUS in samenwerking met centra voor kinderdialyse worden geregistreerd en onderzocht voor EHEC met zeer gevoelige technieken. Alle patiënten met een positieve kweek zullen
worden opgenomen in een case-control studie. Hiermee zal de invloed van voedingsgewoonten op het voorkomen van EHEC en HUS worden onderzocht en besmettingsbronnen en transmissiewegen zullen worden geïdentificeerd. Bovendien zal getracht worden om stalen van potentiële besmettingsbronnen (voedsel, omgeving, humane contacten) te verzamelen voor analyse. In dit project zullen nieuwe diagnotische methoden (PCR-RFLP, PHIA en real-time PCR) worden geëvalueerd en geoptimaliseerd. Om de verspreiding van EHEC stammen in de maatschappij te monitoren zullen nieuwe techieken voor subtypering (sequentieanalyse, multiplex PCR en MLVA) worden onderzocht en ontwikkeld. Tenslotte zullen aan de hand van de verzamelde informatie in de case-control studie preventieve maatregelen worden voorgesteld, onder andere door het opstellen van een brochure die de bevolking moet sensibiliseren voor het gevaar van infectie met EHEC. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • DENIS PIERARD • Glenn BUVENS
Sport voor allen? Een comparatief-sociologische analyse van actieve sportbeoefening in de Europese Unie. Universiteit Gent Abstract: In deze studie gaan we na (1) in welke mate van sportbeoefening en de sociale gelaagdheid van sportbeoefening verschilt in EU-landen (2) of deze inter-landelijke verschillen terug te brengen zijn tot socio-economische landenkenmerken (3) of er, onafhankelijk van deze landenkenmerken, meer structurele verschillen tussen landen merkbaar zijn en of deze kunnen worden teruggebracht tot systematische verschillen in welvaartsbeleid. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Johny Vincke
Onderzoek naar de ontwerpparameters van circulatieruimtes in woonomgevingen, aan de hand van de haptische belevingswaarden van congenitale blinden Universiteit Hasselt Abstract: Dit is een verlenging voor een specialisatiebeurs IWT voor de periode van 01.01.2009 tot 31.12.2010. Het betreft "Onderzoek naar de ontwerpparameters van circulatieruimtes in woonomgevingen, aan de hand van de haptische belevingswaarden van congenitale blinden" en zal uitgevoerd worden door Herssens Jasmine binnen het onderzoeksinstituut IMOB. Organisaties: • Data-analyse en Modellering • Niet onderzoeksgroep gebonden projecten • Instituut voor Mobiliteit
Onderzoekers: • Bert WILLEMS
Plasmabehandeling voor de verbetering van het hydrofiel, hydrofoob, antibacterieel en adhesief karakter van medische textielweefsels Universiteit Gent Abstract: Een gezamenlijk doctoraat is voorgesteld tussen de vakgroep Toegepaste Fysica (Ugent - België) en het Kongunada Arts & Science College (India). Het is een ideale kans om de aan de Ugent ontwikkelde atmosferische plasmabronnen te evalueren en vergelijken met lage druk ontladingen (expertise van Indische partner). Dit werk brengt twee verschillende aanpakken samen voor de oppervlaktebehandeling van textiel m.b.v. plasma. Organisaties: • Vakgroep Toegepaste fysica
Onderzoekers: • Christophe Leys
De diagnostische uitdaging van de beeldvorming van het dorsoproximale aspect van het kogelgewricht bij het paard Universiteit Gent Abstract: De beeldvorming van het dorso-proximale aspect van het kogelgewricht bij het Belgisch Warmbloed paard, stelt ons voor een diagnostische uitdaging. Het doel van deze studie is het optimaliseren van onze diagnostische vermogens dmv een uitdieping van onze kennis van de anatomische distinctieve kenmerken van deze zoneop radiografie, echografie en artroscopie, waarbij macroscopische bevindingen en histopathologie als referentie worden gebruikt. Organisaties: • Vakgroep Medische Beeldvorming van de Huisdieren en Orthopedie van de Kleine Huisdieren
Onderzoekers: • Jimmy Saunders
Structureel en functioneel onderzoek van nieuwe microbiële en nematoden globines Universiteit Gent Abstract: Dit project beoogt de structurele en fysico-chemische analyse van microbiële en nematodenglobines waarvan vermoed wordt dat zij nietconventionele eigenschappen kunnen vertonen, met name bacteriële protoglobines en globine-gekoppelde sensoren en eiwitten met duidelijke globinesignatuur van Caenorhabditis elegans. De experimenten omvatten expressieklonering, studie van de ligandbindkarakteristieken, kristallisatie en X-straaldiffractieanalyse en, specifiek voor C. elegans: expressielokalisatie, fenotypeanalyse onder gensilensing en identificatie van gloineinteractiepartners. Organisaties: • Vakgroep Analytische chemie
Onderzoekers: • Jacques Vanfleteren • Luc Moens • Bart Braeckman
Halfgeleiders. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De doelstelling van dit project is de studie, verwezenlijking en validatie van een vectoriële scanning nabije-veld mm-golfmicroscoop (SNMM), die zeer performant is qua beeldvorming en resolutie, op basis van een grondig onderzoek naar geavanceerde microprobes, originele modulatietechnieken en gesofistikeerde elektromagnetische beeldvormingalgoritmes. Uniek in dit project is dat ook multi-parameter (frequentie, polarisatie, invalshoek) belichting zal gebruikt worden om de beeldvorming te verbeteren! Deze doelstelling is slechts haalbaar dankzij een
combinatie van uiteenlopende competenties. Onderzoekspartner VUB/LAMI is expert op het vlak van opto-elektronisch ontwerp en technologie in het optisch en mm-golfgebied en is sinds geruime tijd vertrouwd met het uitvoeren van verre-veld mm-golfbeeldvormingsexperimenten met een MVNA. De inbreng in dit onderzoeksdomein van exacte elektromagnetische modellerings- en beeldvormingstechnieken, gebaseerd op de Maxwell vergelijkingen, is vernieuwend en zal uitgevoerd worden door onderzoekspartner UGent/INTEC, die op dit vlak een uitstekende reputatie geniet en die tevens vertrouwd is met microgolfmetingen (microgolfnetwerkanalyzer, antenneconcepten). De performantie van de ontwikkelde microscoop zal getest worden op een aantal specifieke toepassingen in verschillende domeinen van de (ingenieurs)wetenschappen: elektronica, biotechnologie, materiaalkunde (corrosie) Organisaties: • Elektronica en Informatica
Onderzoekers: • ROGER VOUNCKX
Verbale perifrases in het Grieks: een typologisch en diachronisch onderzoek vanuit cognitief- linguïstisch perspectief. Universiteit Gent Abstract: Dit project onderzoekt het gebruik van verbale perifrases in het postklassiek Grieks op basis van een corpus van vroeg-Christelijke biografische (narratieve) teksten. Het project is ingebed in theorie die gekend is onder de verzamelnaam "Cognitieve Linguïstiek". Volgende doelstellingen staan centraal: (1) definitie en typologie (2) beschrijving van de positie in het verbaalsysteem (3) beschrijving van het gebruik in context (pragmatiek). Organisaties: • Vakgroep Biochemische en microbiele technologie
Onderzoekers: • Marc Janse
Haantjesgedrag. Lokale elites in een veranderende samenleving: een comparatief onderzoek naar machtsverwerving in Vlaamse en Brabantse dorpsgemeenschappen (13e-16e eeuw). Universiteit Antwerpen Abstract: Door middel van een vergelijkend onderzoek van twee regio's in de Zuidelijke Nederlanden met een duidelijk verschillend ontwikkelingstraject - de Antwerpse (Noorder-)Kempen en de Vlaamse Kustpolders - wordt met dit project voor het eerst getracht de invloed van deze agrarische transformatie op de organisatie en de dynamiek van lokale elites te verklaren. Vertrekpunt is de vraag óf een vroege en intense commercialisatie van de landbouw lokaal gepaard ging met een parallelle concentratie van economische en politieke macht in handen van 'nieuwe' elitegroepen, en óf omgekeerd in regio's met een meer traditionele plattelandssamenleving zowel bestaande feodale elites als de dorpgemeenschap als collectiviteit langer hun invloed lieten gelden. Organisaties: • Power in History - Centrum voor Politieke Geschiedenis
Onderzoekers: • Tim Soens
Theoretisch en experimenteel onderzoek van thematische AC analyses voor toepassingen in de microelektronica Universiteit Gent Abstract: Het gebruik van AC warmtebronnen, die dus periodiek veranderen zal geanalyseerd worden. Een eerste toepassing omvat het meten van de ruimtelijke verdeling van de convectiecoefficient door middel van fasemetingen. Een tweede toepassing is het gebruik van een fluktuerende warmtebron in een focal plane array thermografische camera. Organisaties: • Vakgroep Elektronica en informatiesystemen
Onderzoekers: • Gilbert De Mey
Zelfhelend beton door combineren van microvezels met geïmmobiliseerde expansieve of reactieve stoffen Universiteit Gent Abstract: Doelstelling is om een geschikte methodologie te ontwikkelen voor zelfheling van beton. Er wordt gestreefd naar (1) het behoud van de vloeistofdichtheid ("verzegelen") en dus duurzaamheid van de constructie; (2) na scheurvorming de mechanische eigenschappen terugwinnen ("helen"). In deze tweede termijn worden de expansieve eigenschappen van hydrogelen aangewend. Bovendien wordt de scheurwijdte beperkt door het toevoegen van vezels aan het beton. Organisaties: • Vakgroep Bouwkundige constructies
Onderzoekers: • Nele De Belie
Computationeel modelleren van materialen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Theorie van de gecondenseerde materie
Onderzoekers: • Francois Peeters
COCARDE (Koud water karbonaatreservoirsystemen in de diepzee) Universiteit Gent Abstract: COCARDE is een FWO-ICA (International Co-ordination Action) ter ondersteuning van het gelijknamig internationaal netwerk, onder de auspiciën van IOC-UNESCO. COCARDE beoogt een brug te slaan tussen academisch en industrieel onderzoek op koud-water carbonate mounds, evenals tussen onderzoek van de actuele diepzee carbonate mounds en fossiele mounds. Organisaties: • Vakgroep Geologie en bodemkunde
Onderzoekers: • Jean Henriet
Reconstructie van Laatglaciale en Holocene klimaatsveranderingen in de zuidelijke hemisfeer aan de hand van een merentransect doorheen Zuid chili (CHILT).
Vrije Universiteit Brussel Abstract: DOELSTELLINGEN Het project CHILT stelt zich tot doel om Laatglaciale en Holocene klimaatvariaties te reconstrueren die geregistreerd zijn in lacustriene sedimentaire paleoklimaat-archieven gelegen langsheen een N-S transect doorheen het zuidwestelijke deel van Zuid Amerika, van het Chileense Merendistrict (39°S) in het noorden tot Patagonië (53°S) in het zuiden. Dit deel van Zuid Amerika is uitermate geschikt voor een studie van de ruimtelijke en temporele patronen in klimaatvariabiliteit in de zuidelijke hemisfeer. Het is immers de enige landmassa die zo ver zuidwaarts reikt, hetgeen toelaat continentale archieven uit de gematigde tot hoge zuidelijke breedtegraden rechtstreeks te vergelijken met deze uit Antarctica en de sub-Antarctische eilanden, maar ook met deze uit lagere breedtegraden. Het voorkomen van talrijke grote meren tussen ong. 40° en 55°S (i.e. min of meer samenvallend met de natuurlijke noordelijke en zuidelijke grenzen van het "Southern Polar Front") maakt van deze regio dan ook een echt sleutelgebied voor het voorgestelde onderzoek (b.v. Sugden et al., 2005; Sterken et al., 2008). Twee specifieke doelstellingen worden vooropgesteld: - Doelstelling 1: Een beter inzicht verkrijgen in de deglaciatiegeschiedenis van zuidelijk Zuid Amerika. Teneinde een recent ontwikkeld model voor de deglaciatie van de Patagonische ijskap (Hulton et al., 2002) verder te testen en te verbeteren zijn er bijkomende paleoklimaatreconstructies en geologische data aangaande de deglaciatiegeschiedenis van de betrokken regio nodig. Er blijft immers nog aanzienlijke onduidelijkheid over het preciese tijdstip en de snelheid en manier waarop de ijskap zich terugtrok (e.g. Lowell et al., 1995; McCulloch & Davies, 2001; Bentley, 1997). In het bijzonder voor het gebied ten noorden van 43°S wijst het model op een aanzienlijke instabiliteit van de ijskap. De modelresultaten worden echter niet volledig ondersteund door de bestaande empirische data, ondermeer omdat de gegevens uit de schaarse, maar continue mariene en lacustriene archieven niet in overeenstemming zijn met deze uit de discontinue, terrestrische archieven (De Batist et al., 2008). CHILT zal de wijze van terugtrekking van de Patagonische ijskap in de regio tussen 39 en 53°S beter documenteren, door middel van een reeks gedetailleerde reflectieseismische studies en een multiproxy-analyse van lange sedimentkernen uit meren die de ijsterugtrekking geregistreerd hebben. - Doelstelling 2: De temporele en ruimtelijke varibiliteit bestuderen van snelle klimaatschommelingen die zich hebben voorgedaan tijdens de Laatglaciaal-Holoceen transitie. Het internationale onderzoek heeft zich de voorbije jaren sterk toegespitst op de mogelijke relatie tussen de Antarctic Cold Reversal (ACR) en de Younger Dryas Cold Reversal (YDCR) tijdens de transitie van het Laatste Glaciaal Maximum (LGM) naar het Holoceen. De YDCR (~11.6-12.9 ka) is zeer goed gedocumenteerd in verschillende paleoklimaat-archieven in de noordelijke hemisfeer (bv. Stuiver et al., 1995) en wordt vaak verondersteld een globaal effect te hebben gehad (Barrows et al., 2007). De ACR (~12.5-14.5 ka) werd gedetecteerd in een aantal Antarctische ijsboringen als een koudepuls die de geleidelijke postglaciale opwarming tijdelijk onderbreekt, en die de YDCR uit het noordelijke hemisfeer duidelijk voorafgaat. Dit zou erop kunnen wijzen dat de YDCR veroorzaakt werd als respons op de ACR en dus helemaal geen globale, synchrone impact had. In Patagonië (55°S) werd een gletsjeruitbreiding gedocumenteerd rond 12.1-15.3 ka (McCulloch & Davies, 2001), ruwweg overeenstemmend met de ACR, maar verder naar het noorden (41°S) werd onlangs de "Huelmo-Mascardi cold/wet event" (~12.0-13.4 ka) gedetecteerd (Hajdas et al., 2003), die qua timing precies tussen de ACR en de YDCR in valt. Een multiproxy-analyse van meersedimenten van Lago Puyehue (~41°S) liet heel recent toe het bestaan en de timing van deze klimaatschommeling in deze regio te bevestigen (Bertrand et al., 2008; Boës & Fagel, 2008b). Deze bevindingen lijken de hypothese te ondersteunen van een propagatie van Antarctische klimaatsignalen naar het noorden toe over een transitiezone in de gematigde tot hoge zuidelijke breedtegraden. Er blijven echter nog aanzienlijke onzekerheden over de preciese ruimtelijke verspreiding, karakter en duur van deze Laatglaciale klimaatschommeling in zuidelijk Zuid Amerika (Sugden et al., 2005). Waarom komt ze b.v. niet tot uiting in de mariene (40°S, ODP site 1233; Lamy et al., 2004) archieven, of in vele van de terrestrische archieven (44°S, Bennett et al., 2000) uit dezelfde regio? Gaat het trouwens om een terugkeer van koudere of van nattere omstandigheden? Wat leert deze klimaatschommeling ons over de achterliggende processen waarmee verschillende klimaatsystemen elkaar kunnen beïnvloeden? CHILT zal trachten de onzekerheden omtrent deze Laatglaciale klimaatschommeling aanzienlijk te verminderen door drie goed gedateerde, hoge-resolutie temperatuur- en precipitatie-reconstructies te produceren voor de periode van ~9.0-16.0 ka, op basis van een kwantitatieve multiproxy-analyse van lange sedimentkernen uit meren langsheen een latitudinaal transect doorheen de regio (39-53°S). Organisaties: • Geologie
Onderzoekers: • EDWARD KEPPENS
Belgisch multidisciplinair HIV onderzoek. Universiteit Antwerpen Abstract: Een gecoördineerde Belgische vertegenwoordiging van het vele HIV onderzoek op internationale congressen en andere fora blijkt niet te bestaan. Dit in tegenstelling tot naburige landen zoals Nederland. Om hieraan te remediëren zal de bestaande Klinische AIDS Research (KAR) groep, die actueel fungeert als een overleg forum tussen de Vlaamse AIDS referentiecentra, ombuigen naar een Belgisch AIDS Research Consortium (BARC). Het HIV onderzoek dat gebeurt door clinici, immunologen, moleculaire en klinische virologen, epidemiologen en sociale wetenschappers in België, zal hiermee beter in kaart worden gebracht. Het BARC zal fungeren als catalysator voor informatie naar buiten toe en zal op internationaal vlak een aanspreekpunt vormen. Op deze manier kan een kader gecreërd worden om een tweede doelstelling, namelijk het faciliteren van interacties tussen de verschillende onderzoeksgroepen, mogelijk te maken. Als derde doelstelling zullen de wetenschappelijke activiteiten op Europees niveau geoptimaliseerd worden. In 2011 worden de verschillende grote HIV patiënten cohorten (Eurosida, Euroresist, ...) samengebracht in één grote databank: eurocoord. Het BARC zal waken over de kwaliteit van de gegevens die aangereikt worden aan het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid. Het gebruik van de gegevens dient geoptimaliseerd te worden in overleg met de afzonderlijke partners, waarbij elke partner in functie van zijn/haar expertise in een deelgebied verder onderzoek kan verrichten. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Zwi Berneman
Algemene limietstellingen in de kanstheorie en wiskundige statistiek. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inleiding. Ik ben van plan in twee richtingen te werken: (A) Generalisaties van limietstellingen uit de kanstheorie (B) Empirische processen Ik verwacht dat mijn werk in richting (A) (tenminste ten dele) in samenwerking met J. Kuelbs (Wisconsin) en Qi-man Shao (Hong Kong) zal doorgaan, terwijl ik een deel van het werk in richting (B) waarschijnlijk samen met D. Mason (Delaware) en/of J. Dony (VUB) ga doen. A. Generalisaties van limietstellingen uit de kanstheorie. Het eerste gedeelte van (A) is een voortzetting van mijn vorig FWO-project, namelijk de vraag naar generalisaties van de Hartman- Wintner wet van de ge_tereerde logaritme (=LIL). Dit klassieke resultaat zegt dat als fXng en rij onafhankelijke toevalsvariabelen met verwachtingswaarde 0 en variantie 1 is, dat dan voor de sommen Sn := Pi_n Xi bijna overal geldt, lim supn!1 jSnj=p2n log log n = 1: Het is natuurlijk voor de hand liggend te vragen of er analoge resultaten bestaan voor toevalsvariabelen waar het tweede moment oneindig is, dus de variantie niet bestaat. In samenwerking met Deli Li (Lakehead University, Canada) heb ik in 2004 een zeer algemeen resultaat kunnen bewijzen wat alle gekende resultaten van het LIL type voor variabelen met oneindige variantie impliceert, maar ook een nieuw resultaat - de zogenoemde \wet van een zeer langzaam varierende functie". We hebben eerst een algemene \formule" voor (1) _ = lim sup n!1 jSn=cnj < 1 b.o. gevonden, waar cn een reguliere rij is. (We veronderstellen dat cn=pn monotoon niet-dalend is en er is een voorwaarde dat cn niet te groot wordt: we hebben nodig dat cn=cm = O(n=m) als n _ m.) We bekijken monotone functies h : [0;1[! [0;1[ zodanig dat h(f(t)t)=h(t) ! 1 als t ! 1; 0 < < 1; waarbij f(t) = exp((log t)); t _ e: We noemen deze functies h \zeer langzaam varierend". Deze klasse functies bevat bv. elke macht van de ge_tereerde logaritme en van de logaritme. Met behulp van ons algemeen resultaat (waar we cn = pnh(n) stellen) hebben we dan nodige en voldoende voorwaarden kunnen vinden voor (2) lim sup n!1 jSnj=p2nh(n) = _ b.o. Dit resultaat nomen we de wet van een zeer langzaam varierende
functie. De Hartman-Wintner LIL is maar een speciaal geval van dit resultaat en er zijn vele verdelingen met oneindige variantie waar we dit resultaat kunnen toepassen. In mijn vorige FWO-project heb ik o. a. de volgende twee problemen bekeken. Probleem 1 Is het mogelijk een functionale versie van het resultaat (1) te bewijzen? Probleem 2 Bestaat er een versie voor toevalsvariabelen met waarden in separabele Banachruimten? Het eerste probleem kon ik volledig oplossen. Het antwoord is als volgt: Veronderstel dat cn regulier is en dat er geldt: lim supn!1 jSnj=cn = _ 2]0;1[. Dan geldt voor de sommenprocessen S(n) : ! C[0; 1]: fS(n)=cn : n _ 1g is relatief compact in C[0; 1] en de verzameling van de limietpunten is gelijk aan _S; waar S de Strassen-klasse is, dwz alle absoluut continue functies f : [0; 1] ! R met f(0) = 0 en R1 0 (f0(u))2du _ 1: Daarmee is ook de Strassen LIL een speciaal geval van een algemeen functionale wet van een zeer langzaam varierende functie. De situatie in verband met het tweede probleem is meer ingewikkeld. Ik heb (samen met Deli Li) een volledige karakterisatie voor \LIL-gedrag" kunnen vinden, dwz we hebben nodige en voldoende voorwaarden voor lim sup n!1 kSnk=cn < 1 bijna overal: 1 2 Een probleem wat nog open is het bepalen van de limietconstante. Dit is wel gelukt onder de extra-voorwaarde dat Sn=cn ! 0 in kans. Aan deze voorwaarde is automatisch voldaan als we toevalselementen bekijken met waarden in een Banachruimte van type 2. Ik herinner dat elke eindigdimensionale ruimte en ook separabele Hilbertruimten tot deze klasse behoren. Dus we hebben onder meer reeds de _nale versie van de wet van een zeer langzame varierende functie voor d-dimensionale toevalsevectoren, maar het probleem de exacte limietconstante te bepalen is nog open in algemene Banachruimten. In feite, men kent nog niet eens het antwoord voor de klassieke normalisatie p2n log log n: Dit beschouwt men als een van de hoofdproblemen uit de kanstheorie in Banachruimten wat nog niet opgelost is. (Zie \Probleem 5" in het boek van Ledoux en Talagrand.) We hebben wel voruitgang kunnen boeken (ook voor de klassieke normalisatie) omdat we een uitbreiding van een resultaat van de Acosta, Kuelbs en Ledoux (1983) hebben gevonden. Deze auteurs hebben getoond dat onder de voorwaarde E_kXk2_< 1 bijna overal geldt: _ _ _ _ lim sup n!1 kSnk=p2n log log n _ _ + _; waar _2 = supfE_f(X)2_ : f 2 B_; kfk _ 1g en _ = lim supn!1 E[kSnk] =p2n log log n: We hebben et analoge resultaat voor algemene normalisaties cn, maar zonder de extra-voorwaarde E_kXk2_< 1 die niet nodig is voor de wet van de ge_tereerde logaritme in oneindig-dimensionale Banachruimten. Dus zijn bovenstaande afschattingen voor de limietconstante altijd van toepassing wanneer de Ledoux- Talagrand LIL geldig is. Gezien deze resultaten, ben ik van plan de twee volgende problemen te bekijken, waarvan het eerste bijzonder moeilijk lijkt. Probleem A Bepaal de limietconstante in de wet van een zeer langzaam varierende functie. Hier zou het al heel interessant zijn, kon men een Banachruimte construeren waar, in het klassieke geval, de limietconstante echt tussen _ _ _ en _ + _ zit. In het algemene geval - niet-klassieke normalisatie - moet men _ vervangen door een bepaalde parameter _0 waarvoor we een formule hebben. Ik kan natuurlijk niet uitsluiten dat het antwoord in het algemene geval verschilt van dit in het geval van de klassieke normalisatie. Ik verwacht wel dat als men het probleem in de klassieke situatie kan oplossen, dat het dan ook algemeen zal lukken. Probleem B Vind een functionale versie van de wet van een zeer langzaam varierende functie in Banachruimten. Dit probleem lijkt iets minder moeilijk, maar het is absoluut niet evident wat de oplossing is. De reden is dat zodra men de wet van de zeer langzaam varierende functie in dimensie 2 bekijkt, de cluster sets van fSn=cng zeer ingewikkeld zijn. In feite men kan alleen tonen dat deze stervormig en symmetrisch t.o.v. 0 zijn. (Merk op dat dit in R gewoon symmetrische intervallen zijn.) Bovendien treden al deze verzamelingen als cluster sets op. Dus is de vraag of men hetzelfde resultaat heeft voor de functionale versie. In dit geval zijn de cluster sets gesloten delen van C2[0; 1] (=de continue functies f : [0; 1] ! R2) en men kan tonen dat deze ook stervormig en symmetrisch t.o.v. de nulfunctie moeten zijn. Maar we vermoeden dat niet elke deelverzameling van C2[0; 1] van deze gedaante een mogelijke cluster set is. Dus welke deelverzamelingen van C2[0; 1] kunnen cluster sets zijn? In dimensie 1 was het mogelijk dit probleem via sterke approximaties op te lossen en in de tussentijd zijn we erin geslaagd deze approximaties ook in hogere dimensies te verkrijgen. Het probleem is daardoor equivalent met een probleem voor toevalsvectoren met tweedimensionale normaalverdelingen, Hoewel dit probleem in dimensie 2 veel moeilijker lijkt dan in R, hopen we toch dat we dit probleem uiteindelijk zullen kunnen oplossen. Als laatste probleem in dit gedeelte van het project vermelden we nog: 3 Probleem C Vind uniforme versies van limietstellingen voor \self-normalized" sommen onafhankelijke toevalsvariabelen. Dit gaan we waarschijnlijk gezamenlijk met Qi-man Shao doen. Het probleem is het volgende: er zijn vele limietstellingen gekend voor self-normalized sommen van de vorm Pn i=1 Xi qPn i=1 X2 i : We bekijken nu een klasse van functies F en de vraag is wat men uniform in f 2 F bewijzen kan. Dus we bekijken bijvorbeeld sup f2F Pn i=1 f(Xi) pPn i=1 f2(Xi) : We hebben al een \moderate deviation"-resultaat daarvoor gevonden, maar het zou ook interessant zijn andere limietstellingen daarvoor te bewijzen. Men kan dit ook als een supremum van een \selfnormalized" empirisch proces beschouwen en deze zijn uiteraard zeer nuttig in de nietparametrische statistiek. B. Empirische processen. In mijn vorig FWO-project heb ik de theorie van de empirische processen gebruikt om onder meer de convergentiesnelheid van de Nadaraya-Watson schatter voor de regressiefunctie te bepalen. We hebben resultaten betre_ende de convergentiesnelheid uniform over compacte delen, maar ook puntsgewijs. in het laatste geval bleek het dat de snelheid van de convergentie even goed is voor toevalsvariabelen waar de moment-genererende functie eindig is als voor begrensde toevalsvariabelen. Dit was mogelijk door een ongelijkheid van Yurinskii te gebruiken die een generalisatie van de klassieke Bernsteinongelijkheid is. Jammer genoeg kunnen we deze niet toepassen om de convergentiesnelheid uniform over compacte verdelingen te bepalen, omdat de variantieterm in de ongelijkheid van Yurinskii niet optimaal is. (Het is opmerkelijk dat ondanks de \slechte" variantieterm men toch nog optimale resultaten voor de convergentiesnelheid puntsgewijs kan verkrijgen.) De ongelijkheid van Talagrand (1996) heeft de optimale variantieterm, maar onder de voorwaarde dat de toevalsvariabelen begrensd zijn. Probleem D. Vind een optimale versie van de Bernsteinongelijkheid voor empirische processen. Om dit op te lossen, zou het een mogelijkheid zijn dit via \truncation" op het begrensde geval terug te voeren. Op die manier heb ik (samen met Deli Li) een optimale oneindigdimensionale versie van den Fuk-Nagaev-ongelijkheid kunnen vinden. Indien dit niet lukt, moeten we waarschijnlijk teruggaan naar het bewijs van Talagrand of proberen de methode van Ledoux te gebruiken. Dit probleem zal ik zeker grondig bekijken. Bovendien ben ik van plan het werk met J. Dony en D. Mason voort te zetten waar we convergentiesnelheden van kernschatters bepalen en waar de bandbreedte afhankelijk van de data en/ of de locatie gekozen is. Recentelijk hebben we analoge resultaten kunnen bewijzen voor een klasse van kernschatters waar een verband met de Hill-schatter voor de index van een Paretoverdeling bestaat. Andere mogelijke toepassingen die we willen bekijken, zijn \censored data" en natuurlijk zou het interessant zijn na te gaan of onze methodes ook nuttig kunnen zijn in het geval van afhankelijke observaties. Organisaties: • Wiskunde
Onderzoekers: • UWE EINMAHL
Kunstinitiatief en artistieke politiek: een institutionele, financierings- en programmatiegeschiedenis van de Filharmonische Vereniging van Brussel en het NIR en hun respectievelijke orkesten tussen 1929 en 1960. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een door de overheid gedomineerd kunstinitiatief is een geografisch en in tijd beperkt fenomeen. Buiten continentaal Europa en buiten de periode 1945 tot heden wordt het kunstinitiatief gekenmerkt door een samenspel van publieke én private krachten. Ook in België zijn tal van kunstinstellingen opgericht als initiatief van enkele vooraanstaande burgers. Hun afhankelijkheid t.o.v. de overheid is pas gegroeid vanaf de jaren 1930 als gevolg van een professionaliseringsproces en de opkomst van de welvaartsstaat. Voor deze periode werd echter nog geen systematische historische studie verricht naar de oprichting en institutionalisering van de belangrijkste orkesten en concertorganisaties, waarbij de interactie tussen particulier en publiek initiatief centraal staat én waarbij de impact van institutionele en financiële aspecten op het artistiek beleid wordt onderzocht. Gezien de leemte drong zich in eerste instantie een exploratief onderzoek op. In dit reeds verricht preliminair onderzoek werden (1) de bronnen inzake de Belgische orkesten en orkestorganisaties in de archieven geïnventariseerd en (2) een relationele databank ontworpen. Deze exploratieve fase vormt de aanzet voor dit interdisciplinair onderzoek waarbij de problematiek vanuit een musicologisch, historisch en kunstsociologisch perspectief op doctoraatsniveau zal wordt bestudeerd. Dit onderzoek stelt zich daarbij tot doel de relatie bloot te leggen tussen de financierings- en institutionele geschiedenis enerzijds en het artistieke beleid en muzikale programmering anderzijds van de twee belangrijkste concertorganisaties van België, de Filharmonische Vereniging van Brussel (een privaat initiatief) en het NIR (een publiek initiatief), met hun respectievelijke orkesten, het Nationaal Orkest van België en het Groot Symfonie Orkest van het NIR tijdens de periode 1929-1960. Organisaties:
• Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • Lien DE CANG • KATIA SEGERS
Optimalisatie en toepassing van "full-field" X-stralen fluorescentie beeldvorming als kwantitatieve analysemethode. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • AXES
Onderzoekers: • Pierre Van Espen • Koen Janssens
Interacties tussen herpesvirussen en cellulaire signalisatiewegen, en de consequenties hiervan voor immuno easie en viraal spreiden Universiteit Gent Abstract: Virussen zijn obligaat intracellulaire pathogenen. Om te kunnen vermeerderen in cellen, om te kunnen spreiden naar andere gastheercellen en om uitschakeling door het immuunsysteem uit te stellen of te omzeilen hebben virussen diverse, grotendeels ongekende interacties ontwikkeld met de cellulaire signalisatiewegen. Doel van dit project is om meer inzicht te verkrijgen in deze interacties voor herpesvirussen. Organisaties: • Vakgroep Virologie, parasitologie en immunologie
Onderzoekers: • Herman Favoreel
Evaluatie van nieuwe types stationaire fasen voor chirale scheidingen met behulp van capillaire electrochromatografie en capillaire vloeistofchromatografie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het bestaan van chiraliteit heeft gevolgen voor de ontwikkeling van geneesmiddelen omdat beide enantiomeren in het lichaam verschillende farmacodynamische en farmacokinetische eigenschappen kunnen vertonen. Bijgevolg dienen, tijdens de geneesmiddelenontwikkeling, beide enantiomeren gescheiden te worden. Er bestaan reeds verschillende analytische technieken die gebruikt kunnen worden voor de scheiding van deze moleculen namelijk, highperformance liquid chromatography (HPLC), capillaire electroforese (CE), gaschromatografie (GC), super-kritische vloeistofchromatografie (SFC) en capillaire electrochromatografie (CEC). CEC is een hybride techniek van HPLC en CE en bezit hierdoor eigenschappen van beide technieken waaronder chromatografische partitie en electroforetische migratie. Miniaturisatie is de laatste jaren een trend, mede daarom wint CEC aan populariteit. Maar CEC wordt momenteel nog gekenmerkt door een aantal experimentele nadelen, zoals de noodzaak aan frits, gebrek aan stationaire fasen speciaal ontwikkeld voor CEC en het gebrek aan commerciële kolommen. Vaak worden voor de CEC capillairen HPLC polysaccharide stationaire fasen gebruikt. Deze hebben echter niet noodzakelijk de geschikte dimensies en zijn vaak niet echt ontwikkeld om een elektrisch veld over aan te leggen waardoor de performantie van de kolom daalt in functie van de tijd. In deze thesis zal onderzoek gevoerd worden naar de toepasbaarheid van nieuwe types gechloreerde polysaccharide chirale stationaire fasen voor CEC analyses (Sepapak® types). Er zal nagegaan worden of bestaande generische scheidingsstrategieën teopasbaar zijn op deze nieuwe chirale stationaire fasen Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • Yvan VANDER HEYDEN
Ontwikkeling en toepassing van snelle algoritmen voor de oplossing van elektromagnetisch en akoestische veldproblemen Universiteit Gent Abstract: In dit project wensen we een snel full-wave veldsimulatie algoritme te ontwikkelen en er de toepassingen van onderzoeken voor de ontwikkeling van nieuwe elektromagnetische materialen, voor het ontwerp van hoog-frequente passieve circuits en antennes, voor de voorspelling van propagatie, voor outdoor akoestische veldsimulaties, voor het ontwerp van akoestische toestellen en ruimtes en voor de simulatie van geavanceerde passieve optische componenten. Organisaties: • Vakgroep Informatietechnologie
Onderzoekers: • Dick Botteldooren • Peter Bienstman • Hendrik Rogier
Geavanceerde kwantitatieve tomografische beeldreconstructie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is het ontwikkelen van geavanceerde technieken voor efficiënte kwantitatieve 3D microgolf beeldverwerking. Organisaties: • Elektronica en Informatica
Onderzoekers: • JAN CORNELIS
lightweight - textile - structures. Vrije Universiteit Brussel Abstract: lightweight - textile - structures. Organisaties: • Architectonische ingenieurswetenschappen
Onderzoekers: • MARIJKE MOLLAERT
Auteurschap als cultureel schouwspel: het citeren/ situeren van de auteur, 16e tot 19e eeuw Universiteit Gent Abstract: Dit project wil het concept 'auteurschap' in zijn grote diversiteit en maakbaarheid bestuderen sedert de vroegmoderne tijd tot het begin van de 20ste eeuw. Een grote diversiteit aan aspecten van auteurschap zal aan bod komen zoals vertaling, gender, genre, coauteurschap, pseudoniemen en anonimiteit, de canon, en het lot van de 'auteur', van 'auteurschap' in theorieën en literaire analyse. Organisaties: • Vakgroep Engels
Onderzoekers: • Gert Buelens • Ingo Berensmeyer
Niet-lineaire dynamica van enkele en gekoppelde halfgeleiderlasers. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Microcaviteteiten zijn sleutelcomponenten in de fotonica, en de fysica van microcaviteiten is een bloeiende onderzoekstopic met daarenboven een enorm toepassingspotentieel. Danksij revoluties in de epitaxiale technieken waarmee micro-en nanostructuren worden aangebracht in halfgeleiders enerzijds, en door de ontwikkeling van nieuwe artificieel gestructureerde composietmaterialen, de zgn. metamaterialen anderzijds, is men nu in staat om de eigenschappen van microcaviteiten te boetseren en nieuwe functionaliteiten aan te wenden. Zowel actieve als passieve microcaviteiten worden op dit moment ontwikkeld om laag-vermogen, optisch niet-lineaire, geïntegreerde componenten (bvb. volledige optische geheugens) te realiseren. Organisaties: • Toegepaste Natuurkunde en Fotonica
Onderzoekers: • Guy VAN DER SANDE
Alternatieve geografieën van mondialisering: de ruimtelijke dimensie van 'Islamitishe'financiële diensten. Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoeksproject analysert de geografie van het islamitisch bankieren en financieren.Deze diensten worden o.a. gekenmerkt door een verbod op het investeren in producten die niet geoorloofd zijn volgens de Shari'ah. Doordat het onderzoek vertrekt vanuit een nietWesterse vorm van geavanceerd diensten, werpen we een licht op mondiale processen die tot nog toe buiten beschouwing zijn gebleven binnen het wereldstedenonderzoek. Organisaties: • Vakgroep Geografie
Onderzoekers: • Frank Witlox • Ben Derudder
Naar een meer geavanceerde itemontwikkeling in performance indicators studies voor wiskunde en begrijpend lezen Universiteit Gent Abstract: Dit project heeft als centrale doelen:: (1) ontwikkelen van een groot set test items voor wiskunde en begrijpend lezen die de beheersing naar verschillende niveaus helpen meten (2) de implementatie van deze test items bij een heterogene test samples in het Chinees lagere onderwijs (ontwikkelde/ontwikkelende provincies rural en urban scholen) (3) het toepassen van polytome Item Response Models om het beheersingsniveau van leerlingen en test items te bepalen en (4) het ontwikkelen en uittesten van een Teachers Evaluation en Assessment Beliefs Scale (TEABS) om de evaluatie beliefs van leerkrachten in kaart te brengen. Organisaties: • Vakgroep Onderwijskunde
Onderzoekers: • Martin Valcke
Hebbiaans leren en cognitieve controle: Model- en beeldvormingsstudies Universiteit Gent Abstract: Traditioneel worden leerprocessen en cognitieve controle als verschillende domeinen bestudeerd. Het is echter duidelijk dat het uitoefenen van cognitieve controle een aangeleerd proces moet zijn met het huidige prject zullen we daarom de relatie tussen deze twee domeinen bestuderen. Hierbij zal enerzijds computationale modellering gebruikt worden en anderzijds beeldvorming van de hersenen in actie. Organisaties: • Vakgroep Experimentele psychologie
Onderzoekers: • Tom Verguts
De bevoogding nabij? Het spanningsveld tussen pedagogisering en commercialisering in de leefwereld van kinderen. Over kinderen en gezonde voeding. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoeksproject vertrekt vanuit de economische (het kind als consument) en politieke (het kind als partciciperend burger) veranderingen die zich in de tweede helft van de twintigste eeuw in onze Westerse samenleving rond het kindzijn hebben voorgedaan. Steunend op het paradigma van de Sociology of Childhood en zijn methodologische consequenties en via de inbreng van een historische dimensie wil deze studie vanuit een kindgericht perspectief de implicaties in kaart brengen van deze veranderingen voor zowel de huidige vormgeving aan het kindzijn als voor de actuele leefwereld van kinderen. Deze studie beoogt zo een wetenschappelijke bijdrage te leveren aan meer empirische kennis over de relatie tussen kind, opvoeding en cultuur. Deze probleemstelling zoals gearticuleerd in het goedgekeurde FWO-project werd intussen geoperationaliseerd naar een studie van het discours omtrent gezondheid van en naar kinderen toe, waarbij toegespitst wordt naar het discours omtrent gezonde voeding. Onderzocht wordt (1) hoe pedagogische én commerciele actoren via reclame- en voorlichtingscampagnes kinderen aanspreken met betrekking tot hun visie over gezonde voeding en (2) hoe kinderen hier zelf mee omgaan. Daarbij staat de beleving van het "kindzijn" centraal en worden kinderen aanzien en benaderd als ervaringsdeskundigen. Hiertoe zal op representatieve wijze onderzocht worden wat gezondheid en meer bepaald gezonde voeding betekenen voor Vlaamse kinderen, welke hiervoor hun informatiebronnen ziin en hoe zij zelf omgaan met de spanning tussen de commerciele en eerder pedagogische gezondheidsboodschappen in hun leefwereld. Organisaties: • Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • KATIA SEGERS
Antioxidatieve en anti-inflammatoire effecten van het heem oxygenase-1/biliverdine reductase enzymsysteem in de gastro-intestinale tractus. Universiteit Gent Abstract: De antioxidatieve/anti-inflammatoire effecten van heem oxygenase-1 (HO-1)/biliverdine reductase worden nagegaan in het maagdarmkanaal. In vitro worden peritoneale macrofagen en intestinale epitheliale cellen en in vivo worden muizen aan oxidatieve of bacteriële stress blootgesteld. De invloed hierop van inductie van endogeen HO-1 of van toediening van CO-vrijstellende molecules, biliverdine en bilirubine wordt geëvalueerd met studie van de betrokken cellulaire mechanismen. Organisaties: • Vakgroep Farmacologie
Onderzoekers: • Romain Lefebvre
Nanoscale superconductivity, fluxonics ans photonics: adressing grand chanllenges. KU Leuven Abstract: Het onderzoek zal verricht worden naar de optimalisatie van de bouwsteentjes in supergeleidend en fotonisch materiaal, om door manipulatie van de nanostructuur de supergeleidende en de optische eigenschappen te verbeteren, mede ten behoeve van nieuwe toepassingen en de integratie van electronica en fotonica. Organisaties: • Afdeling Vaste-stoffysica en Magnetisme
Onderzoekers: • Victor Moshchalkov
Bepaling van de biologische controle op de vrijstelling van Si in bovenstroomse ecosystemen. Universiteit Antwerpen Abstract: Antropogene wijzigingen in landgebruik haddengedurende de laatste millenia een sterke invloed hadden op het voorkomen van biota en op bodemvorming. Wijzigingen in landgebruik kunnen een sterk effect hebben op de export van koolstof, stikstof en verweringsproducten. De schrale kennis van de biologische component in de Si biogeochemie genereert een uitdaging om het effect van dit gewijzigde landgebruik op de Si cyclus te voorspellen. Doel van het project is om dit fundamenteel kennishiaat op te vullen. We willen meer inzicht krijgen in hoe de siliciumcyclus wordt beïnvloed door menselijk ingrijpen in een rivierbekken met een gematigd klimaat. Dit willen we bereiken via een gedetailleerde en geïntegreerde analyse van siliciumvoorraden, 'pathways', fluxen en omzettingen, met gebruik van geavanceerde analysetechnieken. In deze context is het scheldebekken extra interessant omdat het hogere Dsi concentraties heeft dan andere systemen wereldwijd, en dit is potentieel gelinkt aan menselijke invloed. Organisaties: • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire • Eric Struyf
Rol van angiogenese en angiogenetische groeifactoren (VEGF, PLGF) in portale hypertensie en fibrose vorming in diermodellen van cirrose, steatose en portale hypertensie Universiteit Gent Abstract: Modellen van portale hypertensie en cirrose worden gebruikt om de preventie en reversibiliteit van collateraalvorming (in perifeer, splanchnisch en pulmonaal gebied) na te gaan, door muizen te behandelen met anti-PLGF en door gebruik te maken van PLGF knock-out muizen. De fibrose vorming en de rol van hepatic stellate cellen in de angiogenese setting zal worden bestudeerd. In muismodellen van NASH wordt de rol van angiogenese in fibrose- en collateraalvorming in de verschillende stadia van steatose bestudeerd. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Isabelle Colle
Roosters van nanodeeltjes geproduceerd via de micel-methode voor de studie van proximity-effecten in hybride systemen gebaseerd op metallische, supergeleidende, magnetische en organische materialen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Elektronenmicroscopie voor materiaalonderzoek (EMAT)
Onderzoekers: • Gustaaf Van Tendeloo
Ecologische conflicten, plattelandsgemeenschappen en politieke centralisatie in de Bourgondisch-Habsburgse Nederlanden (ca. 1300-ca. 1570): test-case: het hertogdom Brabant. Universiteit Antwerpen Abstract: De ecologische impact van het laatmiddeleeuwse 'staatsvormingsproces' wordt in vraag gesteld aan de hand van de interventies van lokale overheidsfunctionarissen in de organisatie en regulering van het leefmilieu in Brabantse plattelandsgemeenschappen tussen de 14e en de 16e eeuw. Centraal staat de vraag in hoeverre de centrale overheid reeds in de late middeleeuwen een dominante rol ging spelen in de verdeling van ecologische kosten en baten op lokaal niveau en of dit ten koste ging van traditionele ecologische beheersings- en kennissystemen. Organisaties: • Power in History - Centrum voor Politieke Geschiedenis
Onderzoekers: • Tim Soens
Politieke vertegenwoordiging van allochtonen. Een nationaal en internationaal vergelijkende analyse van allochtone vertegenwoordiging op lokaal vlak in Engeland, België en Frankrijk Universiteit Gent Abstract: In welke mate hebben het burgerschapsregime, het kiesstelsel, de partijkenmerken en de belangenconstellatie een remmende dan wel stimulerende invloed op 1) de verkiezing van allochtone kandidaten en 2) de groepsvertegenwoordiging van allochtonen door allochtone verkozenen? Voorliggend onderzoek biedt antwoorden op deze onderzoeksvragen op basis van diepte-interviews met kandidaten, verkozenen en
lijstvormers in drie landen die zowel op het vlak van burgerschapsregime als inzake kiesstelsel sterk van elkaar verschillen: Engeland, België en Frankrijk. Organisaties: • Vakgroep Politieke wetenschappen
Onderzoekers: • Carl Devos
Darwin KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Afdeling ESAT - MICAS
Onderzoekers: • Michel Steyaert
Nieuwe richtingen in onderzoek naar het verwerven en genereren van attitudes Universiteit Gent Abstract: Om menselijk gedrag te kunnen begrijpen, voorspellen, en beÏnvloeden is het belangrijk te weten hoe expliciete en impliciete attitudes worden gevormd, gerepresenteerd en geactiveerd, en hoe ze gedrag en denken beïnvloeden. Het doel van dit project is om hierover meer inzicht te verwerven via het testen van drie innovaties binnen de twee-proces benadering. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Jan De Houwer
Research at the interface between human genetics and reproduction. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Vele mitochondriale en nucleaire pathogene gendefecten die mitochondriale aandoeningen veroorzaken zijn reeds gekend. Sinds kort onderzoeken wij de proteïne synthese in mitochondria. Misvormingen van de ontwikkeling van de hersenschors (MCD) vertegenwoordigen een belangrijke oorzaak van ontwikkelingsstoornissen en ernstige epilepsie. Polymicrogyrie is een heterogene aandoening wat betreft genotype en fenotype. Gedurende het eerste deel van het project zal de genetische basis van PMG worden onderzocht. Het tweede deel van de studie heeft als doel de fenotypische karakterisering van MCD te bevorderen om later genetisch onderzoek te vergemakkelijken. Het onderzoek onder Inge Liebaers heeft traditioneel een sterke focus op alle aspecten van reproductieve genetica. Hierbij zijn de genetische oorzaken van mannelijke infertiliteit een eerste onderwerp van interesse. Om de genetische oorzaken van mannelijke infertiliteit te doorgronden zullen genen met een testis specifiek expressie patroon onderzocht worden en zal het hele genoom onderzocht worden op de aan- of afwezigheid van duplicaties en deleties. Behandeling van mannelijke infertiliteit is een logische aanvulling van de vorige topic. Een specifieke subpopulatie van mannelijke infertiele patiënten zijn overlevenden van kinderkanker die agressieve behandelingen ondergingen zoals chemotherapie en radiotherapie en beenmergtransplantatie. Onderzoek naar de genetische en epigenetische aspecten van spermatogoniale stamceltransplantatie (SSC) alsook de cryopreservatie en weefselcultuur zijn absoluut nodig voor een klinische toepassing mogelijk wordt. Een andere route naar mature spermacellen zou de differentiatie van humane embryonale stamcellen (hESC) zijn. Om de pathways die de differentiatie naar SSC controleren te ontrafelen zullen we tevens proberen om SSC te dedifferentieëren naar pluripotente cellen (PC). De veiligheid van medische geassisteerde voortplanting (MGV), en meer in het bijzonder op het niveau van epigenetica en genetische imprinting, is nog een andere sterke band tussen reproductie en genetica. Wij hebben methodes ontwikkeld voor de analyse van DNA methylatie in kleine stalen, typisch één enkel embryo. Hoewel de meerderheid van de kinderen geboren na MGV gezond zijn, werden er de voorbije jaren verschillende meldingen gemaakt van het verband tussen MGV en imprinting afwijkingen. Gegevens die werden verzameld zullen op anonieme wijze gelinkt worden aan onze database met neonatale gegevens uit de follow-up studie van kinderen geboren na IVF of ICSI. Het begrijpen van totipotentie op het cellulaire en moleculaire vlak zal een grote impact hebben op de kennis omtrent preimplantatie ontwikkeling en zou implicaties kunnen hebben voor de huidige manier van werken in het IVF lab. Hoewel preimplantatie genetische diagnose (PGD) sinds het midden van jaren '90 deel uitmaakt van de alledaagse routine in het UZ Brussel, blijven we de gebruikte technologieën verbeteren. De combinatie van verschillende zich ontwikkelende technologieën zullen uitgetest worden en in de kliniek ingevoerd. Terzelfdertijd zal data mining van de laatste 15 jaren van klinische PGDs toelaten om een retrospectieve analyse van de PGD data te maken. Klinisch onderzoek bij de kinderen geboren na verschillende vormen van MGV is lopende sinds het invoeren van IVF in het UZ Brussel (1983). In de toekomst zullen jongens geboren na ICSI onderzocht worden inzake mannelijke infertiliteit eens zij 18 jaar oud zijn en de veiligheid van vele nieuwe technieken (PGD, cyopreservatie, vitrificatie) zal onderzocht worden op het vlak van de gezondheid van de kinderen. Onderzoek op menselijke embryonale stamcellen (hESC) werd opgestart in onze groep in 2002 en heeft reeds geleid tot interessante publicaties. Op dit ogenblik hebben we 26 verschillende cellijnen afgeleid waarvan 16 een monogene aandoening dragen. DE grote waarde van deze cellen voor onderzoek in de fundamentele embryologie of voor de genetische ziekten de zij dragen staat buiten twijfel. Wij willen onze mogelijkheden tot het bekomen van PC uit verschillende bronnen, zoals vb induced pluripotent cells, verder ontwikkelen. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat onze eigen hESC verschillende soorten chromosomale afwijkingen opstapelen die kunnen gaan van de amplificatie van gekende "stemness" genen tot grote deleties en duplicaties. We zullen de oorzaken van de afwijkingen opzoeken door de genexpressie te bestuderen. Differentiatie naar mesodermale en endodermale afgeleiden zal grotendeels worden uitgevoerd in samenwerking met andere groepen. In ons eigen lab willen de hESC differentiëren naar mature longcellen. We zullen differentiatie in normale hESC en hESC die een monogene aandoening dragen, die voornamelijk spier of long treft, vergelijken. Het CRG vitrificatie project zal drie toepassingsgebieden beslagen: embryo's, eicellen en pluripotente cellen Organisaties: • Biologie van de testis • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • WILLY LISSENS • ELLEN GOOSSENS • ETIENNE VAN DEN ABBEEL • SARA SENECA • MARTINE DE RYCKE • INGEBORG LIEBAERS • KAREN SERMON • CLAUDIA SPITS • KATRIEN STOUFFS • HERMAN TOURNAYE
• MARY-LOUISE BONDUELLE • PAUL DEVROEY
Ontwikkeling van een Large eddy Simulatie methodologie voor samendrukbare stromingen op niet-gestructureerde roosters met toepassing op niet-voorgemengde verbranding. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ontwikkeling van een Large eddy Simulatie methodologie voor samendrukbare stromingen op niet-gestructureerde roosters met toepassing op niet-voorgemengde verbranding. Organisaties: • Toegepaste Mechanica
Onderzoekers: • CHRISTIAN LACOR
Conflict monitoring en bekrachtigingsleren Universiteit Gent Abstract: In onze dagdagelijkse omgeving dienen we ons constant aan te passen aan conflicterende informatie die het efficiënt uitvoeren van bewegingen, of het vlot maken van beslissingen, dikwijls bemoeilijken. In dit project gaan we aan de hand van reactietijdentaken en neurofysiologische metingen na hoe die cognitieve aanpassingen (conflict monitoring) beter kunnen begrepen worden in termen van bekrachtigingsleer-mechanismen (beloningsleren, associatief leren). Organisaties: • Vakgroep Experimentele psychologie
Onderzoekers: • Wim Notebaert
Geavanceerde 3D MOR-subgridding technieken voor de eindige-differentie-in-de-tijd simulatiemethode Universiteit Gent Abstract: Het doel van dit proect is om nieuwe en nauwkeurige 3D subgridding technieken te ontwikkelen voor de eindige-differentie-in-de-tijd (FDTD) simulatiemethode, gebaseerd op geavanceerde model order reductie (MOR) technieken. Dit moet toelaten om allelei complexe hoogfrequent structuren en componenten efficiënt en accuraat te simuleren en te ontwerpen. Organisaties: • Vakgroep Informatietechnologie
Onderzoekers: • Daniël De Zutter • Tom Dhaene
FLASH : EFRO-project : Flanders Smart Hub (met projectnr. 45; goedgekeurd op Comité van toezicht van 18/6/2008) Vrije Universiteit Brussel Abstract: De missie van het project is om de grondslagen te leggen om te komen tot een Smart Hub. Zo zal Vlaams-Brabant kunnen uitgroeien tot een Vlaamse, Europese en internationale topregio en wordt economische creativiteit de kernboodschap waardoor meer welvaart en welzijn de regio tot een plek maakt waar het goed werken en leven is. Organisaties: • Wiskunde, Operationeel Onderzoek, Statistiek en Informatica voor Management • Mobiliteit en voertuig technologie onderzoeksgroep
Onderzoekers: • CATHY MACHARIS • Ethem PEKIN
Studie van de pathogenische/anti-pathogenische functies van de p50 NF-kappaB comonent met de Afrikaanse trypanosoominfectie als werkmodel. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Tijdens inflammatoire immuun antwoorden tegen pathogenen, is de rekrutering van immuun cellen naar de plaats van infectie noodzakelijk. Deze infiltratie kan echter resulteren in weefselschade door een aanhoudende inflammatie. Daarom is het belangrijk om de mechanismen die aan de basis liggen van deze rekrutering en activatie van inflammatoire immuun cellen beter te begrijpen. Experimentele infectie met Afrikaanse trypanosomen, een extracellulaire parasiet die slaapziekte veroorzaakt bij mensen en nagana bij runderen in sub-Sahara Afrika, vertegenwoordigt een waardevol model om lever pathogeniciteit en leverinflammatie in het algemeen te bestuderen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PATRICK DE BAETSELIER
Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting 2009. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is het inventariseren en systematiseren van bestaand materiaal over armoede en sociale uitsluiting en het opsporen en aanvullen van lacunes. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Jean Vranken
Toelage van de Nationale Bank van België voor het BOF-project: "Geurmarketing: De impact van geur en de interactie ervan met andere atmosferische prikkels tijdens een winkelbeleving" Universiteit Hasselt Abstract: De toelage van de Nationale Bank zal als cofinanciering aangewend worden voor de werkingsmiddelen van het BOF-project: "Geurmarketing: De impact van geur en de interactie ervan met andere atmosferische prikkels tijdens een winkelbeleving" In dit project wordt de effectiviteit van geurmarketing onderzocht. Binnen sensoriële marketing neemt geur een alsmaar prominentere plaats in en retailers blijken er ook steeds meer in geïnteresseerd te zijn. Er zijn echter nog vele uitdagingen in het onderzoek hier rond, niet in het minst wat betreft de interactie-effecten met niet-atmosferische elementen (bv. product-type en individuele verschillen zoals persoonlijkheidskenmerken) alsook interactie-effecten met andere atmosferische elementen (zoals muziek, kleur, en licht). Deze laatste onderzoekspistes wint alsmaar aandacht daar een winkelbezoek alsmaar meer als een totaalervaring van cognitieve maar zeker ook affectieve elementen wordt benaderd.
Organisaties: • Marketing
Onderzoekers: • Willem JANSSENS
Validatie van kandidaat genen in granulosacel en eicel met voorspellend vermogen voor ontwikkelingscompetentie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Uiteenzetting van het voorgestelde project De onderzoeksgroep Follikel Biologie (FOBI), die bestaat uit 7 vorsers heeft vorige 2 jaren door middel van microarrays op precies geidentificeerde cellen uit ovariële follikelkweek een reeks specifieke gekende en nog ongekende genen geidentificeerd binnen de eicel en de granulosacellen die haar omringen. Thans is het werk van de verschillende vorsers toegespitst op de validatie van deze genen die wellicht een belangrijke rol kunnen gaan vervullen als merker voor ontwikkelingscompetente eicellen (deze die zullen kunnen een embryo vormen) en binnen de verbetering van kultuuromstandigheden. Deze validatie dient te gebeuren door kwantitatieve RT-PCR op een klein aantal cellen (enkele honderden granulosacellen uit 1 follikel) van individuele follikels die dagelijks in kweek worden gezet in microtiterplaat met vele honderden tegelijk. Daar het de ultieme bedoeling is van relaties te vinden in cumuluscel (= de granulosacellen die de eicel omringen) en de bijbehorende eicel, zijn de vorsers thans genoodzaakt veel tijd te spenderen aan het uitvoeren van de extracties van RNA uit deze cellen. De vorsers werken rond verschillende projekten die volgende thema's omvatten: 1. het opsporen van merkers in cumuluscellen die een voorspellende waarde hebben voor de eicelkwaliteit en de regulatie van eicelspecifieke groeifactoren. 2. de invloed van farmaca en kultuurmilieu componenten op het primaire imprintingspatroon in de eicel. 3. de karakterisatie van genen in cumuluscellen van follikelaspiraten van infertiele vrouwen die de follikelrijping en de eicelkwaliteit kunnen bepalen. In het kader van het derde thema worden ter gelegenheid van routine ICSI behandelingen binnen het UZ Brussel bij één enkele patiënte gewoonlijk een gemiddelde van 10-12 eicellen opgepikt. Van de overeenkomstige cumuluscellen dient het RNA liefst in één enkele manipulatie zo snel mogelijk geextraheerd te worden. Deze stap is zeer laborieus en onderhevig aan variabiliteit indien deze per follikel dient te gebeuren. Samengevat: het werken met een gerobotiseerd systeem dat de extracties voor zijn rekening kan nemen en het uitvoeren van de PCR stappen in één plaat kan de uitvoeringscapaciteit van de onderzoeksgroep sterk verhogen. Er wordt verwacht dat de repetitieve manipulaties op deze wijze zullen gehalveerd worden en dat door deze automatisering de reproduceerbaarheid van de analyses gevoelig zal verbeteren. Hierna worden de thema's van de lopende projecten, waarvoor de gevraagde apparatuur zal ingezet worden kort uiteengezet. Thema 1: Processen in cumuluscellen gerelateerd aan eicelkwaliteit bij muis en mens Doel is het wetenschappelijk onderbouwen van de verschillen in genexpressie in de CC gerelateerd aan eicelkwaliteit die gevonden werden met behulp van RNA microarrays. Het project spitst zich toe op genen die verband houden met Ca2+-gerelateerde processen. Calcium en inositol 1,4,5,-trifosfaat (IP3) hebben een direct effect op de eicelcompetentie en beïnvloeden de steroïdogenese tijdens de follikulo-luteale transitie (Webb-2002,Amano- 2005). Bijgevolg zou het calcium metabolisme een merker kunnen zijn voor onder andere een verdere graad van differentiatie/luteïnisatie en eicelcompetentie of -maturiteit. (Veldhuis 1982, Younglai 2005). Verschillen in graad van follikelontwikkeling liggen aan de basis van eicelmaturatie verschillen. Dit kunnen we bevestigen door gebruik te maken van een goed gekarakteriseerd in vitro muismodel (Smitz en Cortvrindt 2002). In dit model worden individuele geïsoleerde vroeg preantrale follikels in cultuur gezet onder equivalente condities, waardoor er een synchrone ontwikkeling plaatsvindt gedurende 13 dagen. Hierdoor kan men de regulatie van de genen opvolgen tijdens de maturatie van de follikel en de eicel. Op deze wijze kan de invloed op het genexpressiepatroon ten gevolge van een verschil in follikelmaturatie (invloed van de grootte van de aangeprikte follikels) in kaart gebracht worden evenals de variatie in de tijd na toediening van de ovulatoire stimulus. De relevantie van de verschillen in genexpressiepatroon zal verder onderbouwd worden aan de hand van studies op proteïne-niveau met behulp van agonist en antagonist effect studies in het in vitro muismodel. De geselecteerde genen zullen aldus in vitro gemoduleerd worden om het effectief belang ervan na te gaan op eicelkwaliteit. In een tweede fase zal in de IVF-kliniek voor dit project een prospectieve studie opgezet worden. Deze zal voor de gekarakteriseerde genen de predictieve waarde, de patiënt-patiënt variatie en de invloed van stimulatieprotocols vastleggen. Dit onderzoek uitgevoerd op muis en mens zoekt een reeks genen met hoog predictief potentieel voor eicelkwaliteit en zal verwerkt worden tot een eicel kwaliteitstest. Om een geselecteerde genenpanel snel en efficiënt te kunnen valideren voor een cohorte eicel-cumulus complexen (gewoonlijk een 10- tal per patiënte) is een snelle, reproduceerbare en betrouwbare techniek noodzakelijk. Een automatisatie dringt zich dus op. Thema 2: Verstoring in imprintingspatroon na Medisch Begeleide Bevruchting: Studie naar de relatie tussen DNA methylatie in eicel en follikel cultuur omstandigheden in een muismodel. Om het hoofd te kunnen bieden aan de groeiende ongerustheid met betrekking tot imprinting stoornissen in kinderen die sporadisch zijn opgemerkt na geassisteerde voortplantingstechnologie, wensen we pro-actief de rol van wijziging in cultuurmedium en medicatie te onderzoeken in een goed gevalideerd diermodel. Het vermoeden is gerezen dat er een associatie bestaat tussen geassisteerde voortplantingstechnologie en aandoeningen met verstoorde imprinting in kinderen zoals het Beckwith-Wiedemann syndroom. Dit model kan een belangrijke rol spelen in de optimalisatie van in-vitro cultuurcondities van eicellen en dus de efficiëntie en veiligheid van in-vitro fertilisatie met gekweekte eicellen verhogen, ook in humane reproductie. Imprinted genen hebben een regulerende functie in proliferatie en differentiatie van cellen en spelen een essentiële rol in o.a. embryo en placenta ontwikkeling, postnatale groei, tumorsuppressie en humane genetische aandoeningen (zoals Beckwith-Wiedemann syndroom). In de muis werd aangetoond dat imprinting op verschillende tijdstippen tijdens de oögenese (postnataal) wordt verworven voor de verschillende imprinted genen: DNA methylatie start voor sommige imprinted genen op een vroegtijdig tijdstip tijdens oögenese en voor andere later (in bijna volgroeide eicellen). Deze epigenetische modificaties gedurende oögenese zijn noodzakelijk voor embryo overleving a term. Wijzigingen in het imprintingspatroon kunnen aan de basis liggen van het lage rendement van in-vitro gegroeide embryo's, hetgeen voorkomt in alle species. Er werd eveneens aangetoond dat in-vitro maturatie (IVM) van eicellen in mens en muis kan leiden tot verstoorde DNA methylatie van imprinted genen. De epigenetische en fenotypische punten van overeenkomst in het Large Offspring Syndrome (LOS) na embryo cultuur (in schaap en rund) en Beckwith-Wiedemann syndroom kunnen wijzen op een gezamenlijk mechanisme. De hypothese werd naar voor gebracht dat de combinatie van methionine depletie van eicellen in vrouwen tegen de 40 jaar met een methionine-vrij embryo cultuur medium kan leiden tot een tekort aan methionine in pre-implantatie embryos, met als gevolg hypomethylatie van DNA thv imprint controle centra, verantwoordelijk voor BeckwithWiedemann syndroom. Literatuurgegevens wijzen erop dat de metabole weg van methionine een belangrijke rol speelt in DNA methylatie en mogelijk liggen wijzigingen ervan aan de basis van verstoorde imprinting in pre-implantatie embryo cultuur en IVM. Er zijn belangrijke verschillen in methionine concentratie in gecommercialiseerde media voor embryo cultuur. Superovulatie werd geassocieerd met verstoorde imprinting in eicellen bij de muis en de mens. De hoge dosissen toegediend follikel stimulerend hormoon (FSH) spelen dus mogelijk een rol in verstoorde imprinting in eicellen. Dit kan te wijten zijn aan een direct effect van FSH of aan een indirect effect door verhoogde oestrogenen. Er werd immers aangetoond in de muis dat perinatale blootstelling aan diethylstilbestrol, een synthetisch niet-steroïde oestrogeen, kan leiden to demethylatie van DNA ter hoogte van verschillende genen. Doel van de studie: Voor onze studie gebruiken we het muis follikel cultuur model van Cortvrindt en Smitz, dat toelaat op reproduceerbare wijze onvolgroeide eicellen (vroeg preantraal) in een tijdspanne van 14 dagen te laten uitrijpen tot fertiliseerbare eicellen. Tijdens deze fase treedt een methylatie op van de imprinted genen Snrpn, Peg3 en Igf2r. Dit follikel cultuur systeem is geschikt als bioassay om de effecten van cultuur condities op DNA methylatie van imprinted genen gedurende eicel groei en maturatie na te gaan. We willen de effecten thv Igf2r en Snrpn bestuderen, 2 genen die gemethyleerd worden tijdens de oögenese en die geassocieerd worden met aberrante imprinting na ART. Deze studie is innoverend omdat er totnogtoe nooit een directe relatie, maar slechts een associatie, is aangetoond tussen bovenstaande cultuurcondities gedurende oögenese en verstoorde imprinting. De in-vitro benadering is analytisch interessant omdat we op meer nauwkeurige en reproduceerbare wijze dan in-vivo de invloed van homocysteine, ammonium en FSH kunnen testen gedurende de verschillende stadia van eicelgroei en maturatie. Thema 3: Karakterisatie van genen in de cumuluscellen die een rol spelen in folliculogenese en oogenese en kunnen leiden tot het praktisch gebruik als merkers in de fertiliteitskliniek. Teneinde de keuze van het unieke embryo onder de cohorte van gevormde embryos te kunnen bepalen zijn er meer dan alleen morfologische merkers nodig. Een werkhypothese van ons laboratorium is dat de karakterisatie van genen in de eicelomringende cumuluscellen hier een oplossing zouden kunnen bieden. Deze hypothese werd reeds bevestigd door het werk van Mc Kenzie et al(2005) die 3 genen beschreef in cumuluscelbiopten genomen op het ogenblik van de eicelcollecte die een voorspellende waarde hadden voor de blastocystvormingscapaciteit. Thans hebben wij na microarray-analyse van gepoolde patientencumuli, die al dan niet aanleiding gaven tot een
doorgaande zwangerschap een lijst van ongeveer 150 kandidaatgenen geselecteerd die mogelijks een voorspellende waarde hebben voor zwangerschap. Een 10-tal genen werden uitgekozen voor verder prospectief onderzoek op individuele cumulussen, waarvan we exact het verdere verloop van eicelontwikkeling zullen kennen. De strategie om te werken op muisfollikel kulturen -om de folliculaire groeifase beter te karakteriserenis gebaseerd op het feit dat we tijdens follikelgroei bij de mens geen mogelijkheid hebben om groeiende follikels aan te prikken om er cumuluscellen uit de isoleren. Uit de microarray analyse werden er ongeveer 200 genen weerhouden die een stijgend expressiepatroon vertonen in cumuluscellen gedurende de antrale groeifase. Deze genen behoren tot de volgende processen " cell-cell communication, metabolism, extracellular matrix processes, steroid metabolism and TGF-B signaling". Een deel van deze genen is nog niet gekend , andere zoals Epb4.1l3, Lgals4, Parp3 and Scn4 lijken een interessant expressieprofiel te vertonen en werden in 2007 verder onderzocht in nieuwe follikelkulturen die werden opgezet. De aanwezigheid en de expressie in-vivo werd ook nagegaan op proefdieren materiaal. Sommige van deze genen werden nog niet in het ovarium aangetoond, en blijken mogelijks een relatie te hebben met luteinisatie en/of eicel-overrijping. Deze genen zullen verder onderzocht worden op proteineniveau en hun regulatie zal nagegaan worden dmv follikelkulturen. We verwachten van op relatief korte termijn merkers te kunnen isoleren die een betere opvolging van de follikulaire groei mogelijk zullen maken en die een voorspellende waarde hebben naar de ontwikkelingscapaciteit van de bijbehorende eicel. Deze genen zouden de ontwikkeling van In-vitro maturatie van eicel-cumulus-complexen kunnen op een beter peil brengen en tevens de beslissing van welk embryo er dient teruggeplaatst worden vergemakkelijken. Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • JOHAN SMITZ
Een autoloog tumor-immuunsystem gehumaniseerd muismodel voor de ontwikkeling van dendritische cel vaccinatie tegen longkanker Universiteit Gent Abstract: De huidige behandeling van longkanker faalt op lange termijn door de selectie van chemo- en radioresistente cellen. Immunotherpaie, en meer bepaald dendritische cel (DC) vaccinatie, vormt een beloftevol therapeutisch alternatief. In een vernieuwend preklinisch model worden humane autologe longkanker- en immuuncellen in immunodeficiënte muizen getransplanteerd. Hierin worden tumor-immuunsysteem interacties bestudeerd, om dan uit de verworven inzichten DC-vaccinatiestrategieën te optimaliseren. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Jan Van Meerbeeck
Fysische verklaring en karakterisatie van ruimtelijke incoherente emissie regimes van halfgeleiderlasers en implementatie in gerichte toepassingen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project handelt over zowel theoretische als experimentele aspecten van een bepaald type halfgeleider laser: de broad-area verticalcavity surface-emitting laser (BA-VCSEL). Naar aanleiding van de recente ontdekking (2005) binnen de vakgroep TONA van een speciaal nietmodaal emissie regime in dit type lasers, willen we theoretisch en experimenteel werk verrichten om dit fenomeen verder te kwantificeren en te verklaren, en er de toepassingsperspectieven van te onderzoeken. Deze kennis moet ons ook toelaten om eventueel niet-modale emissie te genereren in andere types halfgeleider laser. Een ander belangrijke toepassing van dit onderzoek zou het gebruik van BA-VCSELs zijn voor belichtings- en display toepassingen. Het gebruik van lasers in zulke toepassingen wordt immers bemoeilijkt door een waarneembare korreligheid (speckle) van het geprojecteerde beeld ten gevolge van de coherentie eigenschappen van een laser. Wij willen in dit project aantonen dat deze speckle sterk gereduceerd kan worden in het niet-modale emissie regime van een laser. Dit opent de mogelijkheid om halfgeleiderlasers in tal van nieuwe toepassingen te gebruiken. Organisaties: • Toegepaste Natuurkunde en Fotonica
Onderzoekers: • Guy VERSCHAFFELT • JAN DANCKAERT
Vernieuwing van de apparatuur voor monstervoorbereidingen in het geochronologisch en geochemisch onderzoek van mineralen en gesteenten Universiteit Gent Abstract: De aangevraagde apparaten betreffen een schijvenmolen en een koolstofbedamper. De schijvenmolen is een basistoestel voor het afscheiden van specifieke mineralen uit gesteenten, nodig voor geochronologisch en/of isotropisch onderzoek. De koolstofbedamper is een apparaat dat dient om kleine mineralogische monsters te bekken met een koolstoflaagje, nodig voor microchemische analyse onder de SEM (scanning-electronenmicroscoop). Organisaties: • Vakgroep Geologie en bodemkunde
Onderzoekers: • Peter Van den haute • Marlina Elburg
Eiwit-eiwit interacties: naar een beter begrip van interactomen, signaalbanen en domeinen Universiteit Gent Abstract: Interacties tussen eiwitten (PPI's) vervullen een centrale rol in nagenoeg alle cellulaire functies. Binnen een Methusalem consortium zullen we diverse technieken zoals MAPPIT en eiwitkristallografie toepassen om een breder inzicht te verwerven in PPI's op verschillende niveau's: van volledige interactomen, over signaalbanen tot de moleculaire detailstudie van geselecteerde eiwit itneractieparen. Ook moleculaire interacties tussen eiwitten en kleine organische moleculen vormen een deel van het programma. Organisaties: • Vakgroep biochemie
Onderzoekers: • Jan Tavernier
Optimaal schatten en verwerken van diffusie kurtosis parameters met het oog op klinische toepasbaarheid. Universiteit Antwerpen Abstract: Diffusiegewogen magnetische resonantie beeldvorming (DW-MRI) laat toe de mate van diffusie van watermoleculen in levend weefsel te bepalen. Diffusietensor beeldvorming (DTI) maakt gebruik van een Gaussiaans model om deze diffusie voor te stellen en is een veelgebruikte techniek in huidig onderzoek naar de witte hersenmaterie. Ondanks het feit dat het DTI-model tot op heden de meest toegepaste techniek binnen dit domein is en al vaak succesvol leidde tot nieuwe inzichten rondom neurologische aandoeningen, heeft het enkele fundamentele tekortkomingen waardoor nieuw technieken zich opdringen. DTI bezit bijvoorbeeld beperkte
mogelijkheden om meervoudige vezelorientaties in een voxel te beschrijven, grotendeels te wijten aan de aanname van het Gaussiaanse diffusiemodel. Diffusie kurtosis beeldvorming (DKI) laat toe om diffusie niet-Gaussiaans te beschrijven [23]. Echter: (1) het bijhorende beeldvormingsproces vereist verhoogde b-waarden waardoor de SNR verlaagt. Het verschil tussen de werkelijk aanwezige Riceverdeelde ruis en normaalverdeelde ruis zal hierdoor beduidend groot worden waardoor kleinste kwadraten benaderingen onjuistheden introduceren bij het schatten van de DKI-parameters. Om de klinische en biologische meerwaarde van deze nieuwe methode tegenover DTI aan te tonen is er nood aan een set parameters die gebruikt kan worden tijdens kwantitatieve analyses. DTI wordt meestal beschreven aan de hand van twee invarianten (gemiddelde diffusie en anitrope diffusie) , maar: (2) DTI levert niet de geschikte parameters om eenduidig de invloed van myelineafbraak of axonaal verlies op het diffusieproces te kwantificeren. (3) Doordat DKI tot op heden voornamelijk theoretisch werd bestudeerd, bestaan er geen atlassen van de bijhorende parameters die kwantitatieve analyses en daaropvolgende klinische studies mogelijk maken. De hogere orde van de diffusie kurtosis tensor (DKT) in vergelijking met de DT, impliceert het bestaan van extra parameters die meerwaarde bieden bij klinisch onderzoek. Een recente theoretische studie maakt de mathematische afleiding van deze (in)variante parameters mogelijk. Het onderzoek zal volgende stappen inhouden: Doelstelling 1: bepalen van de optimale beeldvormingsparameters (o.a. gradientsterkte en - richtingen) waarbij optimaal rekening gehouden wordt met de Rice verdeling van de opgenomen diffusiegewogen data. Het doel hierbij is de juistheid en de precisie van de geschatte DKI parameters te optimaliseren. Om klinische toepasbaarheid na te streven, zal de scantijd en de praktische haalbaarheid van de beeldvormingsinstellingen steeds in acht genomen worden. Doelstelling 2: onderzoek naar de meerwaarde van kurtosis-parameters t.o.v. de huidige DTI-metingen voor de detectie van pathofysiologische verschijnselen zoals myelineafbraak, axonaal verlies, . . . . Deze vormen van weefselafbraak zullen worden gesimuleerd in muizen, waarna een vergelijk van DKT-parameters en histologie mogelijk wordt. De myelineafbraak zal gesimuleerd worden door het toedienen van zeer kleine hoeveelheden cuprizone, een stof die zorgt dat de oligodendrocyten afsterven. Een direct gevolg is het verlies van myeline rondom de zenuwvezels. Doelstelling 3: opstellen van een kurtosis-atlas op basis van de relevante kwantitatieve parameters die in doelstelling twee gevonden werden. Hierbij zal er onderzocht worden hoe de bestaande registratietechnieken voor meervoudige beelden aangepast dienen te worden voor een optimale DKT beeldregistratie en atlasvorming. Doelstelling 4: de kurtosis-atlas zal gebruikt worden om de klinische meerwaarde van DKI te beoordelen voor een voxel gebaseerd onderzoek rond Multiple Sclerose. (4) Theoretisch vormt DKI reeds een techniek die de tekortkomingen van DTI omzeilt binnen realistische scantijden. In de praktijk werden tot op heden slechts enkele klinische studies uitgevoerd. De finale meerwaarde en toepasbaarheid van DKI in klinisch onderzoek is hierdoor nog niet bekend. Organisaties: • Visielab
Onderzoekers: • Jan Sijbers • Jelle Veraart
Omgevingscontaminanten met endocriene verstoring: Van accumulatie tot een rol in de "pandemie" van obesitas en zijn metabole gevolgen. Universiteit Antwerpen Abstract: Er wordt recent verondersteld dat de verstoring van de humane gewichtshomeostase gedeeltelijk het gevolg kan zijn van omgevingsfactoren. Deze studie onderzoekt de accumulatie en de rol van oudere en nieuwere endocrien verstorende chemische stoffen in de pandemie van de 21ste eeuw: obesitas. De effecten worden bestudeerd op het moleculair, cellulair en organisme niveau, gebruik makende van analytische methodes, biochemie, genomics , genetica en epidemiologische humane gegevens. Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Philippe Jorens • Ronny Blust • Wim Van Hul • Hugo Neels • Luc Van Gaal
Identificatie en karakterisatie van de kankerstamcel in multipel myeloom. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De hypothese van het kankerstamcelmodel is dat niet alle tumorcellen, maar enkel een kleine subpopulatie van de tumorcellen, de kankerstamcel, in staat is om nieuwe tumoren te vormen. Alternatieve termen voor de kankerstamcel is de tumor-initiërende of tumorigene cel. Belangrijke eigenschappen van de kankerstamcel is dat deze zich kan vernieuwen en alle heterogene celtypes van de tumor kan vormen. Het kankerstamcelmodel heeft grote implicaties voor therapie. Er wordt gesuggereerd dat de conventionele therapieën de grote massa van de tumor elimineren, maar niet de kankerstamcel en dit zal dan uiteindelijk leiden tot het terug uitgroeien van de tumor en herval van de patiënt (1). Het eerste bewijs van kankerstamcellen werd aangetoond in de hematologische kanker acute myeloïde leukemie. Er werd aangetoond dat enkel de subpopulatie die de oppervlaktemerker CD34 uitdrukken, maar niet CD38 in staat is om in NOD/SCID muizen tumor te initiëren (2). Ook in solide tumoren, zoals kanker van borst en hersenen, werden kankerstamcellen geïdentificeerd (3, 4). Multipel myeloom (MM) is een hematologische kanker gekarakteriseerd door de accumulatie van kwaadaardige plasmacellen in het beenmerg, die monoklonale antilichamen produceren. De interactie van de beenmerg micro-omgeving met de tumorcellen stimuleert de productie van groeifactoren, angiogene en osteoclast-activerende factoren, resulterend in tumorgroei, angiogenese of de aanmaak van nieuwe bloedvaten en osteolyse leidend tot botziekte (5). De massa van de tumor in het beenmerg bestaat uit gedifferentieerde plasmacellen met als oppervlaktemerker CD138. Er zijn suggesties dat er een B-celpopulatie aanwezig is in het beenmerg en bloed van MM patiënten met dezelfde immuunglobuline gensequentie als de MM plasmacel (6, 7, 8). De rol van deze B-cellen in de pathogenese van MM is onduidelijk, maar recent werd aangetoond dat er een CD138 negatieve subpopulatie aanwezig is in het beenmerg die, in tegenstelling tot de CD138+ tumorcellen, clonogeen en tumorigeen is, in vitro in de clonogene assay en in vivo in NOD/SCID muizen. Deze CD138- cellen drukken de oppervlaktemerkers CD19 en CD20 uit, opnieuw suggererend dat de MM stamcel (MMSC) een B-cel is (9). Het doel van het huidige project is de identificatie en karakterisatie van de MMSC in 5TMM modellen. Deze modellen zijn origineel ontstaan door de spontane ontwikkeling van MM in oude C57BL/KaLwRij muizen met een incidentie van 0.5% (10). MM werd verdergezet door intraveneuze injectie van de beenmergcellen van de zieke muizen in jonge, immuuncompetente en syngene muizen. Op deze wijze ontstonden er verschillende modellen die verscheidene varianten van de ziekte vertegenwoordigen. In ons labo zijn er 2 5TMM modellen aanwezig: het 5T2MM en 5T33MM model. Het 5T2MM model wordt gekarakteriseerd door een langzame groei van de tumor in het beenmerg en de botten vertonen kenmerken van MM botziekte (osteolytische lesies, verminderd trabeculair volume, verhoogde aanwezigheid van osteoclasten). Het 5T33MM model wordt gekarakteriseerd door een snelle groei van de tumor in het beenmerg, maar de muizen vertonen geen MM botziekte (11). In beide modellen werd angiogenese aangetoond in het beenmerg (12). Er werden monoclonale antilichamen gegenereerd die het specifiek idiotype van de 5T2MM en
5T33MM cellen herkennen (13). Het eerste deel van het project bestaat uit de identificatie van de MMSC in de 5TMM modellen waarbij 2 strategieën zullen worden gevolgd. Enerzijds zal de CD138- populatie worden onderzocht volgens de data van Matsui et al. (9) met als meerwaarde het 5TMM model dat syngeen en immuuncompetent is ten opzichte van NOD/SCID muizen. In het 5T2MM model werd reeds beschreven dat er een CD138- populatie aanwezig is en uit preliminaire experimenten blijkt dat ook in het 5T33MM model CD138- tumorcellen aanwezig zijn (14). Een 2de strategie die zal worden gevolgd is in samenwerking met de internationale partners van het MSCNET project (zie "Situering onderzoek"). Verschillende groepen trachten simultaan de MMSC populatie te identificeren en isoleren vertrekkende van humane stalen op basis van oppervlaktemerkers (multiparametrische flow cytometrie) en met moleculaire technieken. Vervolgens zal op basis van deze resultaten worden onderzocht of er een gelijkaardige MMSC aanwezig is in de 5TMM modellen die kan worden gesorteerd gebruik makend van MACS (magnetic activated cell sorting) en/of FACS (fluorescent activated cell sorting). Voor de celpopulaties verkregen met beide strategieën zal de clonogene capaciteit (in vitro clonogene assay) van de geïsoleerde MMSC worden nagegaan en vervolgens zal de populatie worden ingespoten in jonge syngene muizen om de tumorigene capaciteit te onderzoeken. De ontwikkeling en karakteristieken van MM ziekte zal worden geanalyseerd door het bepalen van de plasmocytose in het beenmerg (cytospins gekleurd met May-Grünwald-Giemsa), de aanwezigheid van paraproteïne in het serum (electroforese), angiogenese (CD31 immunokleuring op beenmergcoupes, in samenwerking met Dr. De Raeve, Pathologie, UZ Brussel) en botziekte (osteolytische lesies, botdensiteit, trabeculair volume en aantal TRAP positieve osteoclasten, in samenwerking met Dr. Croucher, University Sheffield, UK). Een belangrijk kenmerk van de kankerstamcel is dat deze populatie in staat is om alle heterogene celtypes van de tumor te vormen. Het fenotype van de tumorcellen in het beenmerg van muizen ingespoten met de MMSC zal worden nagegaan met flow cytometrie en vergeleken met tumorcellen van muizen ingespoten met de totale, niet gesorteerde populatie. Er is nog niet veel geweten over de MMSC, dus een betere karakterisatie is nodig om de kennis van de pathofysiologie van MM uit te breiden en om nieuwe therapeutische doelwitten te kunnen identificeren. Een uitgebreide karakterisatie zal worden gedaan door het genexpressieprofiel van de MMSC te bepalen en vergelijken met de nietMMSC (Affymetrix, genoom overspannende mouse gene1.0 array, in samenwerking met Prof. Schuit, KUL). Niet enkel de genetische karakterisatie is belangrijk, maar ook de proteïnen die betrokken zijn in signaalwegen voor de proliferatie en overleving van MM cellen, kunnen veel informatie geven. Er bestaat een array die de fosforylatie van een groot aantal verschillende kinase substraten kan detecteren (PepChips). Het kinoom van de MMSC zal worden vergeleken met de niet-MMSC. Dit is een onderdeel van het MSCNET programma en deze experimenten zullen in samenwerking worden uitgevoerd met Dr. Bos (University Medical Center, Groningen, Nederland). In MM zijn de tumorcellen gelokaliseerd in het beenmerg is en dat is deels te wijten aan een specifieke homing van de tumorcellen naar het beenmerg waar ze dan de juiste niche vinden om te groeien. De homingscapaciteiten van de MMSC naar het beenmerg en de lokalisatie van deze cellen in het beenmerg zullen worden geanalyseerd. De homing wordt gekwantificeerd door radioactief gemerkte MM cellen in te spuiten en na 18 uur de recovery in het beenmerg te meten (15). Voor de lokalisatie van de stamcel tov. de verschillende celtypes in de beenmerg micro-omgeving zijn er verschillende opties om de tumorcellen te detecteren. Er kan worden gebruik gemaakt van de anti-idiotype antilichamen (op voorwaarde dat het idiotype wordt uitgedrukt door de MMSC), de tumorcellen kunnen worden gemerkt met een fluorescente probe vooraleer in te spuiten of de cellen kunnen worden getransduceerd met een lentivirale vector die green fluorescent protein (GFP) bevat (gevolgd door detectie met ofwel fluorescentie of confocale microscopie ofwel immunokleuring tegen GFP en evaluatie met lichtmicroscopie). Een belangrijk kenmerk van de kankerstamcel is resistentie tegen de gebruikte geneesmiddelen dat te wijten zou kunnen zijn aan de expressie van ABC transporters en het "quiescent" zijn van de stamcel (16). Ook in MM werd aangetoond dat de CD138- MMSC populatie resistent is tegen klinisch actieve stoffen (17). De proliferatie en celcylcus eigenschappen en de expressie van ABC transporters van de MMSC zullen worden nagegaan en vergeleken met de niet-stamcel populatie. Met 3H-thymidine incorporatie assays zal worden nagegaan wat het effect is van de klinisch meest relevante drugs (melphalan, dexamethasone, thalidomide, bortezomib) op de DNA synthese van de MMSC en de niet-MMSC. Vorig onderzoek in ons labo toonde aan dat de behandeling van 5TMM zieke muizen met de IGF-1receptor inhibitor, picropodophyllin (PPP) resulteerde in een drastische vermindering van tumorload, angiogenese en botlesies en een verlenging van overleving (18, 19). Bovendien zijn er ook ongepubliceerde data van onze groep die aantonen dat de bulk van 5TMM cellen gevoelig zijn aan methylatie (5'aza-2'-deoxycytidine) en HDAC (LBH589) inhibitoren. De effecten van deze producten op de MMSC zullen worden nagegaan. In MM werd aangetoond dat de beenmerg micro-omgeving zowel adhesiemoleculen uitdrukt als humorale factoren secreteert welke de overleving en groei van MM cellen bevordert. Een aantal groeifactoren werden beschreven met als belangrijkste interleukine-6 (IL-6) en insulin-like growth factor-1 (IGF-1). De MM cellen drukken receptoren uit voor deze groeifactoren (20, 21). We willen nagaan of de beenmerg stromale cellen enerzijds en deze groeifactoren (IL-6 en IGF-1) anderzijds ook belangrijk zijn voor de MMSC. Hiervoor gaan we de expressie van deze receptoren meten met flow cytometrie op de MMSC en niet-MMSC en het effect van de stromale cellen en van IL-6 en IGF-1 op de proliferatie van de 2 celpopulaties bepalen. Signaaltransductiewegen zoals Notch en hedgehog reguleren zelfvernieuwing en zouden belangrijk zijn in normale stamcellen en kankerstamcellen (1). Peacock et al. (22) heeft beschreven dat de hedgehog pathway betrokken is in het onderhouden van de CD138- MMSC populatie. We zullen deze bevindingen trachten te bevestigen in ons systeem. Er is niets geweten over de Notch pathway. In ons labo is er al enige expertise in de Notch pathway en met real-time PCR zal de expressie van Notchreceptoren (Notch1, 2, 3, 4), liganden (dll1, 3, 4, jagged-1, -2) en doelwitgenen (Hes1, 5, HeyL, Hey1, 2) worden bepaald in de MMSC en niet-MMSC. Afhankelijk van de resultaten zullen we op eiwitniveau bevestigen door western blotting. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • Karin VANDERKERKEN • ELS VAN VALCKENBORGH
Gezondheids- en Milieu Netwerk.(HENVINET) Universiteit Antwerpen Abstract: De voertaal van dit Europees project is het Engels. To protect the health of populations and individuals, policies need to integrate environmental and health issues. The aim of HENVINET is to support such informed policy making. HENVINET will review, exploit and disseminate knowledge on environmental health issues based on research and practices, for wider use by relevant stakeholders. Organisaties: • Milieu en Samenleving (M&S)
Onderzoekers: • Ilse Loots • Hans Keune
IGF-1 in tumor progressie van multipel myeloom: effecten op celcyclus en UPR respons. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Multipel myeloom (MM) is nog steeds een ongeneeslijke plasmacel kanker, gekenmerkt door de expansie van de kwaadaardige cellen in het beenmerg (BM) [1]. De MM cel ontwikkelt ofwel uit een B cel die somatische mutaties heeft ondergaan, een plasmablast of plasmacel (PC). Normale PC zijn gearresteerd in de G1 fase van de celcyclus en worden strikt gecontroleerd door apoptose. In MM zijn deze controles verloren gegaan waardoor de cellen het fenotype van "actieve" of delende PCs krijgen [2, 3]. MM cellen verblijven in het BM waar zij interageren met de stromale componenten via adhesie moleculen en cytokines om noodzakelijke groei en overlevingssignalen te ontvangen. IGF-1 is in recente jaren beschreven als één van de belangrijkste groeifactoren, die niet alleen proliferatie en overleving van de MM cellen induceert maar ook bijdraagt tot de veranderingen in de BM micro-omgeving [4-8]. MM cellen veranderen namelijk deze micro-omgeving in hun voordeel door de extracellulaire matrix af te breken, en angiogenese en osteolyse te induceren. Deze bevindingen tonen het belang aan van de micro-omgeving in MM tumor ontwikkeling. Aangezien MM nog steeds fataal is, is het noodzakelijk nieuwe therapeutische doelen te vinden om de ziekte de baas te blijven. In dit
project gebruiken we de 5TMM modellen. Deze modellen zijn oorspronkelijk ontwikkeld door J. Radl [9]. Myeloom ontstaat spontaan in C57BL/KaLwRij muizen, ouder dan 2 jaar, met een incidentie van 0.5%. Dit myelomateus BM kon dan intraveneus getransplanteerd worden in jonge syngene naieve muizen en zo werden er verscheidene in vivo modellen gecreëerd, elk met hun eigen karakteristieken [10]. De 5TMM modellen hebben veel kenmerken gelijkaardig met de humane ziekte. Het 5T2MM model is een traag groeiend model en 5T2MM muizen ontwikkelen ook osteolytische botziekte. Het 5T33MM model ontwikkelt sneller en zonder lytische lesies. Van dit model is er een klonaal identieke, stroma independente in vitro variant gecreëerd, de 5T33MMvt lijn [10, 11]. Gezien we in ons labo reeds vastgesteld hebben dat IGF-1 een multifunctionele rol speelt (migratie, survival, angiogenese,...) willen wij in een eerste luik de effecten van IGF-1 nagaan op de celcyclus. De celcyclus is namelijk ontregeld in MM cellen, waardoor de cellen blijven delen. Het preciese mechanisme is echter onduidelijk. De celcyclus is voornamelijk geregeld ter hoogte van de progressie van G1 naar S via de cyclinedependente kinasen (Cdks), in samenwerking met de regulerende subeenheden, de cyclines. Cdk4 en Cdk6, elk in combinatie met één van de drie D cyclines (D1, D2 en D3) zorgen ervoor, door fosforylatie van specifieke serine residues op Rb (pS-Rb), dat de cellen (opnieuw) de celcyclus ingaan en doorlopen tot halfweg G1. Na het controlepunt halfweg G1, zijn cycline D-Cdk4/6 en cycline E-Cdk2 noodzakelijk om de cel in de S fase te brengen door threonine fosforylatie van Rb (pST-Rb). Dit leidt tot het vrijkomen van de E2F transcriptie factor, onontbeerlijk voor toegang tot de S fase. De functies van de Cdks worden negatief beïnvloed door de Cdk inhibitoren (CKIs), die bestaan uit een familie INK4 (p16INK4a, p15INK4b, p18INK4c en p19INK4d) en een familie Cip/Kip proteinen (p21Cip1, p27Kip1 en p57Kip2) [12]. We onderzoeken momenteel de mechanismen verantwoordelijk voor de celcyclus ontregeling in de 5TMM modellen. In deze modellen hebben we reeds ontdekt dat, net als in humane MM cellen, het de co-activatie van Cdk4-cyclin D2 is die voornamelijk de celcyclus stimuleert [13]. Nu willen we nagaan hoe IGF-1 de werking van de celcyclus beinvloedt; namelijk of IGF-1 nieuwe proteïnen aanschakelt of dat het de activatie van de reeds active proteïnen versterkt. We zullen op Western Blot de expressie bekijken van cyclin D1, D2, D3, Cdk 4, 6 en pRb. We zullen ook de mogelijke suppressie van de celcyclus inhibitoren nagaan zoals p27, p18. In een tweede deel willen we onderzoeken of contact met BM stromale cellen, die een beschermend effect op MM cellen hebben, dezelfde effecten induceren. Deze studies zullen de effecten van IGF-1 als proliferatiefactor verder elucideren. In een tweede luik willen we de effecten van IGF-1 op de "unfolded protein response" bestuderen. Myeloma PC secreteren namelijk een grote hoeveelheid monoclonaal proteïne. Deze immunoglobulines worden gevouwen tot hun tertiaire structuren in het endoplasmatisch reticulum (ER) [14]. Daar behoudt de unfolded protein response of "UPR" het evenwicht tussen het ritme van proteïne aanmaak en "protein folding". Wanneer het ER een stress signaal krijgt, zal activatie van de UPR leiden tot een verhoogde proteïne folding, een verhoogde afvoer van misfolded proteïnen en een overlevingssignaal. Als de UPR echter het evenwicht niet kan herstellen, dan ontstaat er een accumulatie van misfolded proteïnen, wat uiteindelijk zal leiden tot een apoptose signaal. Het mechanisme van deze UPR (zie figuur 1) begint bij de dissociatie van het ER proteïne BiP van ATF-6, IRE-1 en PERK, wat leidt tot de activatie van deze laatste. ATF6 regelt de expressie van de genen betrokken bij de UPR zoals BIP en XBP1. IRE-1 activeert dan XBP1 door cleavage van het XBP1 mRNA tot XBP1s. XBP1 zorgt voor een positieve feedback signaal en translatie van pro-survival genen. Het is ook aangetoond als cruciaal bij PC ontwikkeling [15]. PERK zal eIF2a fosforyleren waardoor het inactief wordt, resulterend in een halt in proteïne synthese. Wanneer de cel zich niet kan herstellen zullen PERK en ATF6 CHOP induceren, wat leidt tot de inductie van pro-apoptotische genen en celcyclus arrest. Het is beschreven dat deze celcyclus arrest ontstaat doordat translatie van cyclin D1 mRNA geblokkeerd wordt. IRE1 zal ook JNK activeren en tenslotte wordt de intrinsieke apoptose weg (caspase 3 en 9) geactiveerd [16-18]. Figuur 1: De activatie van de UPR door ER stress Het is niet duidelijk of de UPR, die zowel pro als antiapoptotisch werkt, ook een rol speelt bij drug resistentie en of groeifactoren deze weg beinvloeden. Wij zullen in dit project nagaan of in de eerste plaats een UPR signaal constitutief aanwezig is in 5T33MM cellen en of dit signaal verschilt tussen de stroma dependente 5T33MMvv cellen en de stroma independente 5T33MM vitro cellen. Het is namelijk beschreven dat de ATF6/ XBP1 weg continu actief is bij Ig-producerende PCs [19]. Hiervoor zullen we de expressie van deze proteïnen betrokken bij de UPR meten via Western Blots. We gaan kijken of XBP1s proteïne uitgedrukt wordt en of ATF6 translocatie ondergaat van het cytoplasma naar de nucleus door cellysaten te scheiden in een nucleaire en cytoplasmatische fractie. We zullen vervolgens nagaan hoe IGF-1 als survivalfactor dit proces beïnvloedt, of de pro-survival weg aangeschakeld wordt. Daarnaast willen we nagaan of de IGF-1R inhibitor picropodophyllin of "PPP" dan eerder de pro-apoptotische signalen versterkt. Hierbij gaan we kijken naar het effect van IGF-1/PPP op de splicing van XBP1 mRNA naar XBP1s, de translocatie van ATF6 en de expressie van het proapoptotische CHOP. Als positieve controle gebruiken we thapsigarin of tunicamycin die gekende ER stress inducers zijn. Daarnaast gaan we ook kijken of de intrinsieke/extrinsieke apoptose weg geactiveerd wordt via caspase 3, 8 en 9 metingen, dit zowel via FACS analyse als Western Blot. Preliminaire onderzoeken hebben reeds aangetoond dat JNK constitutief geactiveerd is in 5T33MMvv cellen. Dit onderzoek zou meer inzicht moeten geven in de mechanismen van drug resistentie, de rol van IGF-1 in MM en mogelijks nieuw therapeutische doelwitten identificeren. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • Eline MENU • Karin VANDERKERKEN
Elektrochemische vorming en modificatie van metaal en metaallegering nanodeeltjes op een substraatdrager. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doelstellingen van het project. Dit project heeft drie belangrijke doelstellingen. Een eerste doel is de vorming te bestuderen van metaal/legering deeltjes, gebonden op een dragend substraat en bekomen door oppervlakte-gestuurde chemische of elektrochemische depositie. Het tweede doel betreft het systematisch wijzigen van het oppervlak van de individuele deeltjes. Hierbij worden de gepaste, complementaire experimentele methodes aangewend voor de studie van de elektronische en structurele eigenschappen van de nanodeeltjes. Het bijeenbrengen en interpreteren van de complementaire informatie die geleverd wordt door de verschillende methodes, is het derde doel van het project. Uitwerking van het voorgestelde onderzoek 1. Synthese van nanodeeltjes 1.1 Oppervlakte-gestuurde chemische depositie De nanodeeltjes worden in dit geval gevormd op basis van een oplossing die metaalzouten en een reductor bevatten. De oplossingen worden zodanig verneveld dat er een dichte mist ontstaat van individuele druppels die op een substraat wordt gespoten. Het kristallisatieproces wordt geïnitieerd op activerende centra die aanwezig zijn op de drager. Typisch voor deze werkwijze is dat de kristalgroei stopt door uitputting van reactieproducten aanwezig in de individuele druppels. Hierdoor kunnen de afmetingen van de deeltjes gecontroleerd worden door verschillende parameters te variëren, waaronder druppelgrootte, aantal aanwezige activerende centra, concentratie van de reagentia en de temperatuur. Deze werkwijze is universeel wat betreft het te gebruiken substraat en hangt bijvoorbeeld niet af van zijn geleidbaarheid. De limiterende factor is eerder dat alleen enkelvoudige metalen kunnen afgezet worden met een relatief edele potentiaal. Deze methode wordt aan de VUB toegepast bij de vorming van zilverdeeltjes op koper. De experimentele data tonen aan dat deze chemische depositie leidt tot zeer goed-gedefinieerde sferische nanodeeltjes met dimensies rond de 10-50 nm, relatief sterk gebonden op de drager. In het verdere onderzoek zullen we voor de Cu nanodeeltjes evenals voor de Pd in functie van de hoger vermelde parameters de dimensies en de grootte-distributie nauwkeuriger bepaald worden. 1.2 Elektrokristallisatie Het feit dat de vorige methode enkel toelaat om relatief edele metalen af te zetten, maakt dat de elektrokristallisatie van nanostructuren één van de meest bruikbare methodes is om een breed gamma aan metaal/legeringen te maken. Galvanische depositie werd uiteraard uitvoerig bestudeerd, maar toch blijft de initiële nucleatiestap van het proces vaak nog onbekend. Dit komt niet in het minst omdat afmetingen, vorm, structuur en samenstelling van de initieel gevormde nanodeeltjes weinig gekend zijn. Een goede kennis van de eigenschappen van deze kiemen is zeer belangrijk omdat het de kleinste nanodeeltjes zijn die stabiel gevormd worden onder de extern opgelegde condities. Hoewel het belang van deze kennis gemakkelijk kan onderschreven worden, is het niet zo eenvoudig om onder gecontroleerde elektrochemische omstandigheden complementair de noodzakelijke hoge-resolutie analyses uit te voeren. Een deel van het project beoogt dan ook om hoge-resolutie analyse, deels in situ, te combineren met de elektrochemische experimenten. Bedoeling is om het nucleatieproces te karakteriseren als functie van de elektrochemische overpotentiaal, de elektrolytsamenstelling en de temperatuur. Een innovatieve benadering in het project is het gebruik van niet-waterige ionische vloeistoffen "Ionic Liquids" die kunnen dienen voor elektrochemische synthese van metaal of metaallegering nanodeeltjes. Deze ionische vloeistoffen imiteren de eigenschappen van gesmolten zouten maar dan bij kamertemperatuur. Zij hebben een zeer breed elektrochemisch venster en werden in de literatuur vermeld i.v.m. de
elektrokristallisatie van Al en Ti [5]. We hebben twee redenen om over te stappen naar dergelijke elektrolyten. Ten eerste is het bekend dat de elektrochemische reductie in waterige elektrolyten enkel mogelijk is voor metalen met een relatief edel karakter, meestal voor metalen gelegen rechts in de periodische tafel. Ten tweede wijzen recente data er op dat deze ionische vloeistoffen betere omgevingen bieden dan waterige elektrolyten voor de gecontroleerde synthese van nanodeeltjes. De metaalionen vertonen immers andere transporteigenschappen in de ionische vloeistoffen dan in de waterige, en hierdoor kan het elektrokristallisatieproces aanzienlijk vertraagd worden. Er werd bv. gerapporteerd dat in de ionische vloeistoffen de stapsgewijze groei van Pd kan gecontroleerd worden van 2 nm tot 3,5 nm in stappen van 0,5nm [6]. We verwachten om met deze methode dus meer controle te hebben op de grootte dan chemisch gevormde deeltjes. In het project wordt gestart met Pd deeltjes omwille van de referentie in de lireratuur. Eens de technologie op punt staat kan de natuur van het deeltje gewijzigd worden door gebruik van andere ionische vloeistoffen. 2. Structurele en elektronische eigenschappen van de chemisch en elektrochemisch gevormde nanodeeltjes In het project zullen we chemisch en elektrochemisch gevormde Pd- en V-deeltjes bestuderen samen met enkele van hun legeringen. Ultradunne lagen en nanodeeltjes die Pd bevatten, kennen praktische toepassingen in katalyse, brandstofcellen, magnetisch geheugens en in de elektronica. Tevens bieden Pd en V de mogelijkheid tot het opslaan van waterstof. De nanodeeltjes bieden tevens ideale mogelijkheden voor de studie van o.a. structurele ordening, uitzetten of inkrimpen, oppervlakte/bulk-effecten, segregatie in samenstelling, en chemische interacties. De deeltjes uit Pd en V en hun legeringen zullen afgezet worden op verschillende types substraten. Vlakke metaalsubstraten, koolstofglas en transmissieelektronenmicroscopie (TEM) "grids" zullen gebruikt worden als elektrodes om de kiemen op af te zetten. Het gebruik van TEM "grids" als elektrochemisch substraat biedt de mogelijkheid om direct over TEM geschikte preparaten te beschikken, zonder dat er een complexe preparaatbereiding zoals polijsten of ionenverdunning noodzakelijk is. Meer gestructureerde elektrokristallisatie zal uitgevoerd worden in poreuze nano-geanodiseerde templates. Door gebruik te maken van een speciale anodisatie-behandeling (reeds bestudeerd aan de VUB) kunnen sterk georiënteerde nanoporeuze templates vervaardigd worden met porie-afmetingen variërend tussen 5 en 50 nm [7,8]. De kolomvormige poreuze structuur bezit onderaan een dunne barrièrelaag die tunneling van elektronen toelaat, zodat de kationen vanuit een oplossing tot metalen in de poriën kunnen afgezet worden. Deze methode wordt door andere onderzoeksgroepen, zoals door L.Piraux UCL, gebruikt voor het aanmaken van nanodraden . Hier willen we echter in de dunne poreuze kanalen nanodeeltjes vormen. De bedoeling is ook om hier eerst met Ar-ionenverdunning geschikte (elektrontransparante) TEM-preparaten te maken, waarin daarna rechtstreeks de depositie van de deeltjes zal gebeuren. 3-Modificatie van de deeltjes 3.1 Modificatie van de bulkeigenschappen: a) Legeren met waterstof: Pd-H en V-H deeltjes De interesse in Pd-H en V-H is ingegeven door het feit dat beide elementen een grote hoeveelheid waterstof kunnen opnemen. Terwijl Pd een vaste oplossing vormt met H kan men stellen dat V zowel vaste oplossingen vormt als twee specifieke hydride-verbindingen. De studie van dit V-hydride is interessant omwille van hun verschillende stabiliteit. Eén van de twee hydrides ontbindt bij kamertemperatuur, terwijl het andere hydride meer stabiel is. Pd-H en V-H zijn uiterst geschikt als modelsysteem om de structurele en elektronische eigenschappen te bestuderen van metaal-waterstof legeringen en van metaalhydrides. Voor V-H met nanometerdimensies kunnen nog geen resultaten teruggevonden worden in de literatuur. Aangezien de deeltjes gevormd worden op een geleidende drager, kan de waterstofopname eenvoudig gebeuren door kathodische polarisatie in een waterige oplossing bij lage pH. b) Legeren van Pd met Co en Ni Eens er controle is over de vorming van de Pd-nanodeeltjes, zal gestart worden met het veranderen van de bulksamenstelling door toevoegen van Co en Ni. Doordat Pd, Co en Ni naburige elementen vormen in de elektrochemische serie, is elektrochemische afzetting van hun legeringen haalbaar. 3.2 Oppervlaktemodificatie (core-shell type) van de nanodeeltjes Twee opties voor oppervlaktemodificatie van de deeltjes worden bekeken: oxidatie en adsorptie. De modificatie van de oxidatie/reductie toestand van het oppervlak van het metaal kan geregeld worden door elektrochemische polarisatie naar een passiverende toestand of door gasoxidatie. Dit werd in het verleden uitvoerig bestudeerd aan de VUB voor bulk metalen. Verwacht wordt dat deze gekende methodes kunnen worden overgezet om een oxidelaagje te groeien rond de metaaldeeltjes. Voor het project verwachten we de interessantste resultaten met Cu en Co deeltjes. Meervoudige oxidatie-reductie cycli kunnen dan verder aangewend worden. Voor de geoxideerde deeltjes zullen we vooral de magnetische eigenschappen bestuderen om de invloed van de oxidatie na te gaan. Aan de KULeuven zal de magnetische hysteresis van geoxideerde Co-deeltjes opgemeten worden met SQUID-magnetisatiemetingen. Het is namelijk bekend dat het contact tussen het ferromagnetische Co en de antiferromagnetische CoO-huid aanleiding zal geven tot een verbreding van de hysteresislus en een verschuiving van de lus ten opzichte van het nulveld [9]. De sterkte van deze zogenaamde "exchange bias" kan direct gerelateerd worden met de kwaliteit van de CoO-laag (homogeniteit, afwezigheid van kristaldefecten, ...). Omwille van de beperkte sensitiviteit van de SQUID-metingen moet gewerkt worden met deeltjes met een minimale grootte van 20 nm en moeten zij voldoende dicht bij mekaar zitten. Aldus zal het ook mogelijk zijn om de invloed van de eindige afmetingen op de "exchange bias" na te gaan voor afmetingen die niet toegankelijk zijn via lithografische patroonvorming [10]. "Core-shell" strukturen zullen tevens vervaardigd worden door adsorptie van organische moleculen. De aanwezige interactie tussen de verschillende organische componenten en metaal/ metaaloxide structuren is één van de belangrijkste onderzoeksonderwerpen van de VUB-partner [11-13]. Bij het recent uitgevoerde onderzoek werd meer en meer overgegaan van zelfassemblerende depositie naar potentiaal-gecontroleerde depositie [14]. Gezien de positieve resultaten is het heel interessant om de deeltjes te vormen op een geleidend substraat, omdat we dan door oplegging van de potentiaal het elektrisch veld rond de deeltjes kunnen beïnvloeden en daardoor de adsorptie van de organische moleculen op het metaal beter kunnen sturen. Uit recente literatuur blijkt immers dat metaal nanodeeltjes omgeven met een organische mantel de metallische toestand sterk beïnvloeden en bv. nieuwe, verrassende magnetische eigenschappen induceren [15]. Deze effecten, die toegeschreven worden aan de elektronentransfer tussen metaaldeeltje en zijn organische mantel, kunnen opgemeten worden met raster-tunnelmicroscopie (STM) en raster-tunnelspectroscopie (STS). Hierbij is het belangrijk dat de elektrochemisch gevormde deeltjes in de oplossing kunnen bedekt worden met de organische moleculen om aldus contaminatie aan het grensvlak met het metaaloppervlak te vermijden. Op deze manier zullen aan de KULeuven betrouwbare STM- en STS-metingen kunnen uitgevoerd worden op de preparaten die bereid worden aan de VUB en vervoerd worden naar de KULeuven in een reeds eerder gebruikte vacuümkoffer. De STM- en STS-metingen aan de KULeuven gebeuren in ultra-hoogvacuüm en bij vloeibareheliumtemperaturen [16]. Deze metingen zullen directe informatie leveren over de elektronische structuur van het grensvlak tussen de nanodeeltjes en hun organische huid. Tevens kunnen op basis van spin-gepolariseerde tunneling de magnetische eigenschappen van de individuele deeltjes afgetast worden. Analyse van de nanodeeltjes Vanuit analytisch standpunt, worden verschillende complementaire methodes gebruikt met het oog op complete informatie betreffende grootte, morfologie, samenstelling, elektronische structuur en elektrochemisch gedrag. Dezelfde methodes worden ingezet voor het bestuderen van de deeltjesvorming en van hun modificatie. Ex situ analyse wordt op de eerste plaats verricht met transmissie-elektronenmicroscopie (TEM), "Electron Loss Spectroscopy (EELS)" en "High Angular Dark Field Scanning TEM (HAADF-ScanningTEM)" bij EMAT, UA. Structuuranalyse, met name bepaling van grootte-distributie en deeltjesmorfologie, zal gebeuren d.m.v. conventionele TEM-beeldvorming. Verder zal hoge-resolutie TEM toelaten om de atomaire structuur van de deeltjes te bepalen. Deze resultaten worden gecombineerd met de resultaten van EELS-metingen. De pieken in de EELS-spectra geven zowel chemische als elektronische informatie. Met deze methodes zal getracht worden het verschil te bestuderen tussen de "core" en de "shell" van de gemodificeerde deeltjes wat betreft hun structuur, chemische samenstelling en elektronische toestand. Door gebruik te maken van HAADFSTEM combineert men structurele en chemische informatie omdat bij deze methode een structureel beeld maakt waarbij het opgenomen signaal afhankelijk is van het atoomgetal Z van de bestudeerde atoomkolom. Recente studies tonen aan dat dit soort van informatie ook kwantitatief kan worden geïnterpreteerd [17]. De vorm en de dimensies van de deeltjes zullen eveneens bepaald worden met behulp van atomairekrachtmicrosocpie (AFM) met uiterst fijne naalden aan de KULeuven. Bovendien zullen ook lokale variaties in de mechanische eigenschappen (o.a. elasticiteit) opgemeten worden en zal met behulp van "contact-resonantfrequency AFM" [18] de adhesie tussen nanodeeltje en substraat kwantitatief bepaald worden. In situ analyse kan worden uitgevoerd met de recent aangekochte elektrochemische STM/AFM-opstelling (VUB), waarmee momenteel ervaring wordt opgedaan. Tevens zal gebruik gemaakt worden van SERS op potentiaal-gecontroleerde substraten. Dit laat toe in situ de moleculaire vibrationele spectra van de geadsorbeerde moleculen op het deeltje te bestuderen als functie van de opgelegde potentiaal. Deze methode wordt momenteel al toegestast op Cu, Au en Ag gebaseerde "core-shell" systemen [19], maar meer en meer groeit de overtuiging dat SERS ook kan ingezet worden voor andere metaalclusters. Een alternatieve in situ benadering wordt geboden door de "Dubble"faciliteiten aan het ESRF in Grenoble . "Small-Angle X-ray Scattering (SAXS)" en "Wide Angle X-ray Scattering (WAXS)" enerzijds, en "Extented Absorption Fine Structure Spectroscopy (EXAFS)" en "X-Ray Near Edge Spectrsocopy (XANES)" anderzijds, kunnen opgemeten worden in een aangepaste elektrochemische cel. Recent werden door VUB dergelijke metingen gecombineerd met in situ elektrochemische experimenten. De opstelling laat toe om elektrolyten te veranderen zonder de cel te demonteren en op een unieke manier de nanodeeltjes te volgen via opnames
gemaakt tijdens hun vorming, legering, oxidatie en absorptie. Organisaties: • Materialen & chemie
Onderzoekers: • HERMAN TERRYN
Experimenteel onderzoek naar reversibiliteit en preventie van nefrocalcinose en nefrolithiase. Universiteit Antwerpen Abstract: Doelstellingen van het project: 1. Het bio-fysicochemisch mechanisme van kristalklaring en de rol van pH en inflammatie hierin onderzoeken. 2. Het fundamenteel effect bestuderen van een acute hyperfosfatemie, geïnduceerd door orale toediening van natriumfosfaat, op (i) een aantal systemische regulatoren van de fosfaatbalans, (ii) het tubulair epitheliaal fenotype en (iii) de functie van de nier, en te onderzoeken of deze effecten geëlimineerd kunnen worden door inhibitie van fosfaatabsorptie ter hoogte van de darm. Organisaties: • Pathofysiologie
Onderzoekers: • Patrick D'Haese • Anja Verhulst • Marc De Broe
Study of microwave systems. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is het bekomen van een geautomatiseerde modellering en identificatie omgeving voor schaalbare microgolf en RF sytemen en subsystemen. De data die we zullen gebruiken voor de modelextractie kunnen afkomstig zijn van een simulatie (bijvoorbeeld een fullwave EM simulatie) of een hoogfrequente meting van het systeem. Om de implementatie van het model platform-onafhankelijk te maken wordt gekozen om het model te generen in een SPICE of Verilog-A formaat. Dit laat toe om de modellen te gebruiken op om het even welk simulatieplatform. Organisaties: • Elektriciteit
Onderzoekers: • YVES ROLAIN
Leesmotivatie als sleutel tot leessucces? Een studie naar de relaties tussen leesbegrip, leesfrequentie en leesmotivatie in het lager onderwijs en naar de impact van leesbevordering Universiteit Gent Abstract: Deze studie wil met een klemtoon op leesmotivatie in kaart brengen welk theoretisch en empirisch gevalideerd model de relaties tussen leesvaardigheid, leesfrequentie en leesmotivatie in het lager ondrwijs kan verklaren. Bovendien wordt nagegaan wat de impact is van een interventieprogramma, ontwikkeld op basis van theoretische en empirische referentiekaders, op leesmotivatie, leesfrequentie en leesbegrip van lagere schoolleerlingen in de Vlaamse onderwijscontext. Organisaties: • Vakgroep Onderwijskunde
Onderzoekers: • Hilde Van Keer
PhageBiotics. KU Leuven Abstract: The PhageBiotics Research Community Wereldwijd zorgen ziekenhuisbacteriën zoals Staphylococcus aureus en Pseudomonas aeruginosa voor toenemende problemen door hun resistentie tegen tal van antibiotica. Zo leiden infecties van huid- en chirurgische wonden in België alleen al tot zo'n 845 doden per jaar en is het bovendien een belangrijkefinanciële last voor de sociale zekerheid. De exploitatie van bacteriële virussen (bacteriofagen) vormt hierbij een mogelijk alternatief/complement voor de klassieke antibiotica. De evaluatie van deze 'bacteriofaagtherapie' in relevante medische omgeving is de hoofddoelstelling van onze onderzoeksgemeenschap. Om dit doel te bereiken is eengrondige microbiologische en moleculaire karakterisatie van groot belang. Deze karakterisaties zijn op hun beurt dan weer van fundamenteel belang voor een beter begrip van de biologie van deze virussen en de interactie met hun gastheer. Drie Vlaamse onderzoeksgroepen (Laboratorium voor Gentechnologie, K.U.Leuven; Labo Organisaties: • Afdeling Gentechnologie
Onderzoekers: • Rob Lavigne
Gent Kinemastad. Een multimethodisch onderzoek naar de ontwikkeling van de filmexploitatie, -programmering en beleving in de stad Gent en randgemeenten (1896-2010) als case binnen een internationaal comparatief New Cinema History Onderzoek Universiteit Gent Abstract: Dit project wil in het kader van de New Cinema History perspective within film and media studies, whereby researchers concentrate upon the social embedding and the lived experiences of cinemagoing. The project focuses upon the history film exhibition, programming and cinemagoing in Ghent and its suburbs (1896-2010). Organisaties: • Vakgroep Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • Daniël Biltereyst
Virtuele machines voor veelkernarchitecturen: Ontkoppeling van Abstracte en Concrete gelijktijdigheidsmodellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: We stellen vandaag vast dat om de performantie van microprocessoren te kunnen blijven opdrijven constructeurs overstappen van het opschroeven van de klokfrequentie naar het toevoegen van meerdere kernen per chip. Dit betekent dat deze performantiewinst gekoppeld is aan de ondersteuning binnen alle software, tot de eindgebruikerssoftware toe, van gelijktijdigheid ("concurrency"). Tot op heden is veruit het meest gebruikte programmeermodel voor gelijktijdigheid gebaseerd op draden ("threads") welke op hun beurt gebruik maken van gedeeld geheugen ("shared memory"). De programmeercomplexiteit neemt daarbij echter combinatorisch toe met het aantal draden en gedeelde middelen ("shared resources"). Daarom is dit model slechts in beperkte mate geschikt voor de programmering van veelkernsystemen ("many-core systems"). Het
gebruik van meer gedisciplineerde gelijktijdigheidsmodellen die expliciete gedeelde toestand ("shared state") vermijden is de haast enige mogelijke optie om op schaalbare wijze te kunnen omgaan met de inherente complexiteit van gelijktijdige software voor veelkernprocessoren. Een bijkomend probleem is echter dat de concrete veelkernhardware waarop deze modellen afgebeeld moeten worden een grote verscheidenheid vertonen. Er zijn namelijk tal van ontwerpen mogelijk voor het structureren van de kernen en het geheugen, het toepassen van caching, het organiseren van de communicatie tussen de kernen, enz. Het is dus nodig om abstractie te maken van de grote verscheidenheid aan veelkernarchitecturen. Virtuele machines ("VM") kunnen hierbij helpen, net zoals ze succesvol waren bij het abstraheren van de verschillen tussen platformen bij de klassieke hardware met ÈÈn enkele kern. De abstracties die de instructiesets van bestaande VMs voorzien voor veelzijdigheid zijn echter erg beperkt en ze bieden geen afdoende steun voor taalontwerpers. Alvorens een VM de brug kan maken tussen verschillende gelijktijdigheidsmodellen en verschillende veelkernarchitecturen, moeten de gelijktijdigheidsmodellen eerst ontkoppeld worden van de veelkernarchitecturen door middel van een aangepaste instructieset. Het doel van dit project is het ontwikkelen van een methodologie die taalontwerpers toelaat hun abstracte gelijktijdigheidsmodellen af te beelden op een instructieset met expliciete ondersteuning voor gedisciplineerde gelijktijdigheid en die virtuele machine-ontwerpers toelaat deze instructieset af te beelden op huidige en toekomstige veelkernarchitecturen. De instructieset moet geschikte abstracties aanbieden om de verwezenlijking van een breed aanbod van gelijktijdigheidsmodellen mogelijk te maken, zodat het kan gebruikt worden voor taalontwerp. Daarom zal ze ontworpen worden op basis van een stapsgewijze analyse van de actueel belangrijkste gelijktijdigheidsmodellen zoals daar zijn: actoren ("actors"), transactioneel softwaregeheugen ("transactional software memory") en gedeelde geheugenmodellen met vergrendeling ("locking"). Daarnaast is de afbeelding op een concreet gelijktijdigheidsmodel zoals aangeboden door een specifieke hardware architectuur ook belangrijk. Het eenvoudigste model, maar nog steeds het belangrijkste, is intra-kern communicatie. Dit is het standaard geval voor ÈÈnkernprocessoren zonder hardware gelijktijdigheidsondersteuning. De volgende stap is een gedeeld-geheugenmodel. Dit wordt reeds toegepast in de huidige multikernsystemen en zou ook gebruikt kunnen worden voor beperkte groeperingen van kernen op veelkernsystemen. Voor echte veelkernsystemen is een soort inter-kern ringnetwerk zonder gedeeld geheugen, zoals voorgesteld wordt voor Intel's Larrabee, een heel representatief concreet gelijktijdigheidsmodel. We moeten ten minste deze drie modellen beschouwen om een voldoende representatieve iteratiereeks van afbeeldingen van de instructieset op veelkernarchitecturen te kunnen maken. De resultaten van dit onderzoek zullen ons in staat stellen de abstracte en concrete gelijktijdigheidsmodellen te ontkoppelen door middel van een instructieset met ondersteuning voor gedisciplineerde gelijktijdigheid. Dit onderzoek zal uitgevoerd worden aan het Lab voor Programmeerkunde (PROG) van de Vrije Universiteit Brussel. Dit lab beschikt over diepgaande expertise in twee domeinen (gelijktijdigheidsmodellen en virtuele machines) van dit onderzoek. De gebruikte methodologie is daarbij grotendeels gebaseerd op de constructie van artefacten: voorgestelde oplossingen worden uitgewerkt met behulp van "proof-of-concept" verwezenlijkingen. Voor het derde domein rond veelkernarchitecturen zal het IMEC optreden als partner en zal inzicht geven in de industriÎle vereisten en technologische kennis over veelkernarchitecturen. Het IMEC zal ook daar waar zinvol hardware beschikbaar stellen voor experimenten. Er zullen frequente IMEC-PROG workshops georganiseerd worden om deze samenwerking te bevorderen. Tenslotte zal expertise rond VMs aanwezig op het HPI te Potsdam in Duitsland aangeboord worden via het co-promotorschap van Michael Haupt voor dit onderzoek. Organisaties: • Informatica en Toegepaste Informatica
Onderzoekers: • THEO D'HONDT
Oostende-Numerieke moddelering van de golfindringing ten behoeve van het OW-plan Universiteit Gent Abstract: De opdracht omvat het uitvoeren van diffractieberekeningen in de haventoegang van Oostende. De berekeningen moeten toelaten de golfindringing in de haven te bepalen bij een 1000-jarige storm, ten einde het ontwerp en de stabiliteitsberekeningen te kunnen begroten bij het uitwerken van overstromingsmaatregelen rond de haven en ter hoogte van het Zeeheldenplein. De diffractieberekeningen gebeuren aan de hand van numerieke modellering. Organisaties: • Vakgroep Civiele techniek
Onderzoekers: • Peter Troch
Stad, architectuur en koloniale ruimte in Matadi en Lubumbashi, Congo. Een hystorische analyse vanuit translokaal perspectief. Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek wil nagaan hoe de specifieke koloniale stedelijke ruimtes van de Congolese steden Matadi en Lubumbashi zich hebben ontwikkeld tussen 1885 en 1960. De fysieke stedelijke ruimte zal op diverse schalen (stad, gebouw, straat, wijk) worden ontleed vanuit translokaal perspectief en worden gerelateerd aan sociaal-demografisch onderzoek dat de impact van diverse migratiestromen op de totstandkoming van deze steden traceert. Organisaties: • Vakgroep Architectuur en stedenbouw
Onderzoekers: • Johan Lagae • Jean Sebastian Lecocq
Inductie van multiple sclerose (MS)-specifieke immuuntolerantie gebruikmakende van tolerogene dendritische cellen en regulerende T-cellen. Preklinische evaluatie van het therapeutisch potentieel van cellulaire immuuntherapie bij MS. Universiteit Antwerpen Abstract: Inductie van multiple sclerose (MS)-specifieke immuuntolerantie gebruikmakende van tolerogene dendritische cellen en regulerende Tcellen. Preklinische evaluatie van het therapeutisch potentieel van cellulaire immuuntherapie bij MS. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Vigor F I Van Tendeloo • Amber Nuyts
Antero-posterieure patroonvorming door signalisatie factoren in een muis model van de gastrulatie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inleiding Een van de eerste patroonvormings- en differentiatiegebeurtenissen tijdens de zoogdierenembryogenese is de vorming van de antero-posterieure as in de gastrula. Tijdens deze fase transformeert het radiaal symmetrisch embryo, bestaande uit twee kiemlagen, zich in een
bilaterale triploblastisch embryo met duidelijk zichtbare toekomstige hoofd- en staartdomeinen (Tam et al., 2006). De vorming van de toekomstige antero-posterieure as wordt geïnitieerd door de migratie van het distale viscerale endoderm naar één zijde van het embryo en wordt zo het anterieure viscerale endoderm (aVE) en bepaalt de positie van het hoofd. Tegelijkertijd wordt de mesodermvorming geïnitieerd aan de tegenovergestelde pool van het embryo door delaminatie van de epiblastcellen in de primitieve streep (PS). Tijdens de extensie van de primitieve streep wordt het mesoderm gepatroneerd langsheen de antero-posterieure as met de meest anterieure regio voorbestemd tot de vorming van het mesendoderm (bvb. anterieure mesoderm en definitieve endoderm). Het werd aangetoond dat de anterieure primitieve streep het van de Spemann organiser vormt omdat het organiserende eigenschappen vertoont zoals de mogelijkheid om het nieuw gevormde mesoderm te patroneren langs de A-P as (Beddington, 1994). Genetische analyse toonde aan dat drie signaliserende pathways gecentreerd rond de familie van Wnt factoren, van de BMP4 factor en de afgescheiden Nodal factor cruciaal zijn voor de vorming en patroonvorming van de antero-posterieure as. Inactivatie van betacatenine, de nucleaire effector van de canonische Wnt pathway, leidt naar een volledig gebrek van antero-posterieure patroonvorming zoals onthuld door het gebrek aan een primitieve streep en dus de afwezigheid van mesoderm en door de inhibitie van de anterieure migratie van het distale viscerale endoderm (Huelsken et al., 2000). Dit en andere experimenten (o.a. door onze laboratorium - zie Kemp et al, 2005 en 2007) duidt aan dat een gepolariseerde Wnt signalisatie cruciaal is in de initiële afbraak van de radiale symmetrie van het pregastrula embryo. BMP4 mutatie zoals mutaties in the BMP4 signalisatie pathway toont aan dat BMP4 signaal noodzakelijk is voor antero-posterieure patroonvorming tijdens de gastrulatie en in het bijzonder voor posterieur mesoderm vorming (Winnier et al., 1995). Vóór de gastrulatie is Nodal uitgedrukt in de hele epiblast van het embryo, maar wanneer de gastrulatie begint wordt de expressie beperkt tot de anterieure primitieve streep (aPS). Embryo's die gemuteerd zijn voor het Nodal gen vormen geen aVE, noch een primitieve streep mits gedetailleerde analyses aantoonden dat het vereist is voor de inductie van het mesoderm (Colon et al., 1994; Lowe et al., 2001; Whitman 2001). Studies van de Nodal pathway in kikker- en visgastrulatie toonden tevens aan dat Nodal uitgedrukt wordt in de Spemann organiser, waar het ageert als een morfogen dat verantwoordelijk is voor de antero-posterieure patroonvorming van het mesoderm op een concentratieafhankelijke manier (Okabayashi & Asashima, 2003; Smith et al., 1990). Omdat in de muisgastrula, zoals in andere gewervelde, Nodal ook tot expressie komt in de aPS werd er gepostuleerd dat Nodal ageert als een morfogen tijdens de patroonvorming van muismesoderm. Het vroege fenotype, vertoond door gemuteerde embryo's in de Nodal pathway, belemmert echter de studie van de morfogenetische rol van Nodal tijdens de gastrulatie. Embryonische stamcellen (ES) hebben het potentieel om te differentiëren in alle celtypes van het volwassen lichaam en kunnen regeneratie van beschadigd weefsel bevorderen. Er werd getracht om de moleculaire mechanismen te begrijpen die vereist zijn voor de vorming van de verschillende kiemlagen en weefsels vanuit ES en deze mechanismen blijken zeer gelijkaardig te zijn in het muisembryo. We analyseerden dus de rol van Activin A/Nodal, BMP en Wnt signalisatie in de patroonvorming van ES-afgeleid mesoderm door gebruik te maken van een tweeledig ES differentiatie systeem dat een functieverlies met een functiewinst combineert. We vonden dat Wnt signalisatie noodzakelijk was voor de vorming van het mesoderm terwijl Bmp4 posterieur en extra-embryonisch mesoderm induceert ten koste van de anterieure primitieve streepcellen. Hierbij toonden we aan dat, door gebruik te maken van verscheidene concentraties van het Activin A of Nodal groeifactoren alsook verschillende concentraties van een chemische inhibitor van de Nodal signalisatie pathway, de Nodal pathway een concentratie afhankelijk effect had die het nascent mesoderm naar het axiale mesoderm en mesendoderm leidt (zie ook onze resultaten in Wawrzak et al, 2007 en Willems en Leyns, 2008). DOEL EN HYPOTHESE Gebaseerd op onze gepubliceerde resultaten en onze vergaarde kennis door studies in andere organismen stellen we voor dat Nodal een bonafide morfogen is in de muisgastrula dat ontstaat in de anterieure primitieve streep en ageert als een gradiënt om verschillende soorten mesoderm te induceren langsheen de anteroposterieure as. We stellen ook voor dat de antero-posterieure patroonvorming van het embryo vastgesteld is door de gecoördineerde actie van Bmp4 en Nodal met een rol van FGF signalen in de epithelial-mesenchymal transitie. Dit model is gebaseerd op onze gepubliceerde resultaten met ES en de stappen die zullen onderzocht worden zijn aangeduid in figuur 1 (stappen 5-8). Ons eerste doel is nieuwe genen identificeren die betrokken zijn in deze A/P patroonvorming en in de inductie van de verschillende celtypes tijdens gastrulatie. Ten tweede, zullen we de rol van deze genen functioneel bestuderen door het gebruik van cDNA overuitdrukking of siRNA aanpakken om ze te op- en onderreguleren tijdens de ES differentiatie. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Luc LEYNS • MICHELINE VOLDERS
Mobiele X-stralen fluorescentie spectrometer Universiteit Gent Abstract: X-stralen fluorescentie analyse (XRF) is een analytische techniek die toelaat om snel en op een niet-destructieve manier de elementcompositie van een object te bepalen. In dit project wordt een mobiele X-stralen fluorescentie spectrometer aangekocht, waardoor archeologische objecten geanalyseerd kunnen worden, wat nuttig is voor diverse archeometrische toepassingen (herkomstbepaling, bepaling van het productieproces, materiaalidentificatie, etc.) Organisaties: • Vakgroep Archeologie
Onderzoekers: • Peter Vandenabeele
Alpha-catenine familieleden: zoektocht naar unieke, gemeenschappelijke en redundante functies in vivo Universiteit Gent Abstract: De klemtoon van dit project ligt op de analyse van drie sets van muismodellen: (1) muizen met totaal of conditioneel verlies van ?Tcatenine, (2) muizen met totaal of conditioneel verlies van ?-catuline, en (3) muizen met vervanging van specifieke isovormen van ?-catenines in verschillende weefsels. Het hoofddoel is de rol van de verschillende ?-catenines in verschillende weefsels op te helderen. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Frans Van Roy
Connexine kanalen en celdood Universiteit Gent Abstract: Evidentie toont aan dat een directe koppeling van cellen via gap juncties de uitbreiding van apoptotische celdood kan promoten, waartoe ook hemikanalen, ?halve gap junctie kanalen?, via een paracriene weg kunnen bijdragen. Het doel is de rol van hemikanalen en gap juncties in spreiding van apoptose en necrose te onderzoeken, alsook modulerende signalen, doorgegeven via deze kanalen, te identificeren. Organisaties: • Vakgroep Fysiologie en fysiopathologie
Onderzoekers: • Luc Leybaert
Celebrity-activisme: een empirisch onderzoek naar de samenwerking tussen sociale bewegingen en bekende Vlamingen. Universiteit Antwerpen Abstract: De centrale vraag van dit project is welke invloed het engagement van celebrities heeft op de werking van sociale bewegingen, en op de relaties van deze middenveldorganisaties met elkaar en de burgers-consumenten. In welke mate en op welke manier is de steun van een bekende
figuur een noodzaak voor een sociale beweging in een door media en marktdenken gedomineerde samenleving? Op welke manier beïnvloedt de aanwezigheid van een celebrity-activist het denken en doen binnen een beweging of actiegroep? Hoe evolueren de verhoudingen tussen bewegingen die wel en niet een beroep doen op beroemde boegbeelden, en tot slot: welke impact heeft de introductie van celebrityactivisten op het grote publiek? Organisaties: • Media, beleid en cultuur (MPC)
Onderzoekers: • Hildegarde Van den Bulck
Experimentele en numerieke studie van de impactbelasting van golven op vervormbare composietconstructies. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doelstellingen De doelstelling van dit project is de experimentele en numerieke studie van golfimpact op vervormbare composietstructuren. Deze omvat drie deelaspecten: * de experimentele studie van de dynamische drukverdeling in de tijd bij slamming van golven op vervormbare composietconstructies, en de opmeting van de resulterende ogenblikkelijke vervormingen, * de numerieke simulatie van de dynamische drukken die optreden in het grensvlak van de composietstructuur en het watervolume, met inbegrip van de vloeistof-structuur interactie (FSI) (effect van de vervormbaarheid van de composietconstructie op de ogenblikkelijke drukverdeling in het water en vice-versa), * parameterstudie van de invloed van de geometrische en mechanische eigenschappen van de vervormbare composietstructuur (dikte, kromming, stijfheid,...) op de piekdrukken en het verloop van de slamming. Dit basisonderzoek is absoluut nodig om vooruitgang te boeken bij de volgende fundamentele problemen: * de precieze invloed van de vervormbaarheid van de composietconstructie bij slamming is quasi onbekend, en net het in rekening brengen van de vervormbaarheid van de structuur kan leiden tot efficiënter ontwerp, verminderd materiaalgebruik en gewichtsreductie, * de gecombineerde resultaten van een uitgebreid experimenteel programma en een sterk numeriek luik met inbegrip van FSI zijn voor zover ons bekend, nog niet publiek voorhanden voor composietstructuren, * binnen Europa zijn de ontwerpregels voor slamming in de scheepsbouw en offshore constructie grotendeels gebaseerd op de richtlijnen van de verzekeringsmaatschappij DNV (Det Norske Veritas) [4]. De piekdruk wordt uniform opgelegd over het volledige benedenoppervlak (neerwaartse slamming) of over een zekere sector van het zijoppervlak (zijwaartse slamming) en de resulterende spanningen/rekken worden statisch berekend. Men negeert volledig het feit dat de piekdrukken zeer lokaal optreden en dat hun positie snel verandert in de tijd. Bovendien zijn deze ontwerpregels specifiek opgesteld voor metalen structuren en zijn er onvoldoende aanwijzingen of ze ook voor meer vervormbare composietstructuren geschikt zijn [27]. Tenslotte zijn de resultaten van dit basisonderzoek zeer breed toepasbaar. Omwille van hun corrosiebestendigheid en lichtgewicht maken heel wat drijvende/varende constructies steeds meer gebruik van composietmaterialen. Bij drijvende constructies treedt de slamming vooral op bij overleving in stormcondities (bv. bij "very large floating structures (VLFS)" zoals drijvende luchthavens in Japan [38]). Bij varende composiet constructies is slamming één van de belangrijkste belastingen voor alle zogeheten 'High-Speed Craft' (catamarans, trimarans, speedboten) [27,38]. Organisaties: • Toegepaste Mechanica
Onderzoekers: • STEVE VANLANDUIT
Erkenning en bescherming van milieuvluchtelingen in de Europese Unie Universiteit Gent Abstract: Als gevolg van milieudegradatie zijn miljoenen mensen genoodzaakt hun leefgebied te ontvluchten. 'Milieuvluchtelingen' vallen niet onder de huidige internationale vluchtelingendifinitie. Het onderzoek moet leiden tot oplossingen voor de erkenning en bescherming van 'milieuvluchtelingen', door een aanpassing van de bestaande structuren, of de ontwikkeling van een nieuw beschermingsstatuut, en dit vanuit het perspectief van de Europese Unie als 'opvang'regio voor milieuvluchtelingen. Organisaties: • Vakgroep Internationaal publiekrecht
Onderzoekers: • An Cliquet
De aspectuele bijdrage van object-argumenten aan het lexicaal aspect. Universiteit Antwerpen Abstract: In eerder onderzoek werd in het lexicale aspectuele domein een drievoudig onderscheid voorgesteld als alternatief voor het traditioneel tweevoudig (domein-neutraal) onderscheid. In dit voorstel wensen we de analyse verder uit te breiden en de aspectuele rol van directe objecten na te gaan. Hierbij zal getest worden of een drievoudig onderscheid voor nominale groepen een goed alternatief is om een antwoord te bieden op enkele problemen die zich stellen binnen het traditioneel tweevoudig onderscheid. Organisaties: • Centrum voor grammatica, cognitie en typologie
Onderzoekers: • Gretel De Cuyper
Ontwikkeling van methoden voor hoge doorvoer, regiospecifieke transcriptoomanalyse en de toepassing ervan in psychiatrische ziekten. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit doctoraatsproject heeft als doel het ontwikkelen van methode(n) voor de systematische hoge doorvoer screening van het transcriptoom. De methode zal een combinatie zijn van bio-informatica en nieuwe experimentel technieken en zal uit drie opeenvolgende stappen bestaan. In de eerste stap worden alle mogelijke transcripten in een genomische regio voorspeld. Hiervoor zal bestaande en nieuwe software gecombineerd worden tot een sensitieve predictie pipeline. De tweede stap bestaat uit de hoge doorvoer experimentele detectie van de transcripten met behulp van het massief parallelle sequencing GS FLX platform (Roche). De transcriptsequenties gegenereerd door dit platform worden in de derde stap geanalyseerd met hiervoor ontwikkelde software. Deze methode laat toe om een veel beter inzicht te krijgen in het transcriptoom van bepaalde genomische regio's. Organisaties: • VIB DMG - Toegepaste Moleculaire Genomica
Onderzoekers: • Jurgen Del-Favero • Bart Aelterman
Grootschalige genetische benadering voor de moleculaire karakterisatie van autosomaal recessieve vormen van de neuropathie van Charcot-Marie-Tooth. Universiteit Antwerpen Abstract: We plannen om een grootschalige studie naar de moleculaire basis van ARCMT uit te voeren, daarbij gebruik makend van onze unieke collectie van nucleaire consanguine families afkomstig van verschillende geografische en etnische origine. De gebruikte benadering zal bestaan uit het simultaan nagaan van verschillende ziekteverwekkende loci door middel van grootschalige gentoypering.
Hierdoor zullen nieuwe loci, genen en ziekteverwekkende mutaties kunnen worden geïdentificeerd zonder de genetische heterogeniciteit van ARCMT uit het oog te verliezen. Organisaties: • VIB DMG - Neurogenetica • VIB DMG - Moleculaire Neurogenomica
Onderzoekers: • Peter De Jonghe • Albena Jordanova
Behandeling van multipel myeloom in de muis door RNA interferentie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is het ontwikkelen van specifieke nanobodies die myeloma cellen kunnen targeten. Dit zal in eerste instantie in vitro getest worden, gevolgd door bio-imaging in vivo en ten slotte, wanneer specificteit bewezen, kunnen deze gekoppeld worden aan vb. siRNA. Hiermee zal getracht worden de systemische toxische effecten van bepaalde behandelingen te verminderen. Organisaties: • Hematologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • Tony LAHOUTTE • SERGE MUYLDERMANS • Karin VANDERKERKEN • VICKY CAVELIERS • PETER KRONENBERGER • Isabelle VANDE BROEK
Internationale coördinatieactie Neuro-informatica (INCF). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Theoretische neurobiologie en neuroengineering
Onderzoekers: • Michele Giugliano
Functionele in vitro ligand binding en in vivo beeldvorming van het opiaat- en serotoninereceptorsysteem in het kader van pijn bestrijding bij de hond. Universiteit Gent Abstract: Het eerste luik omvat de ontwikkeling van mu opiaatreceptor radioliganden voor functionele beeldvorming (SPECT) van het centrale zenuwstelsel. Na in vitro aanmaak en evaluatie wordt de geschiktheid voor de radioliganden voor SPECT in vivo bij muizen nagegaan. Het tweede luik onderzoekt de invloed van opiaten alsook de invloed van hun toedieningswijze op het serotonerge systeem bij de hond m.b.v. SPECT. Organisaties: • Vakgroep Geneeskunde en klinische biologie van de kleine huisdieren
Onderzoekers: • Ingeborgh Polis
Analytische separatie wetenschap Vrije Universiteit Brussel Abstract: MATCHING FWOAL488: Ontwikkelen en fundamentele evaluatie van hoge efficiëntie capillaire vloeistofchromatografie. Het huidige project is gericht op het vervaardigen van zo lang mogelijke capillaire kolommen voor hoogresolutie vloeistofchromatografiescheidingen en op hun gebruik voor de analyse van complexe monsters. Om na te gaan wat de beste aanpak is om het gewenste aantal theoretische platen in zo kort mogelijke tijd te kunnen bekomen zullen verschillende mogelijke kolompakkingen (pakkingen van volledige of partieel poreuze partikels, silica-of polymeermonolieten, open-tubulaire systemen met wandcoating van molymere fazen) en verschillende mogelijke physicochemische condities (extra-hoge druk en/of extra-hoge temperatuur) met mekaar vergeleken worden. De bedoeling van dit werk is enerzijds om de grenzen te verleggen van de momenteel haalbaar scheidingsresoluties en dit experimenteel te demonstreren op voor de praktijk relevante scheidingsproblemen. Anderzijds is het ook de bedoeling om door middel van modellering en theoretische analyse na te gaan waar de prestatiegrenzen van gepakte-en open-tubulaire capillaire LC liggen, en via welke mechanismen de kleine capillair-diameter een effect heeft op de kwaliteit (=jpùpge,oteot) van de gevormde partikelbedden en monolietstructuren. Omdat het gebruik van het capillaire kolomformaat ook belangrijke gevolgen heeft voor de detectie zal ook onderzoek verricht worden naar de best mogelijke cap-LC detectoren. Hier zal de nadruk ook liggen op het uittesten van nieuwe combinaties (bv. cap-LC-ELSD, cap-LC-CAD, koppeling met FID voor groene chromatografie,...) Organisaties: • Chemische Ingenieurstechnieken en Industriele Scheikunde
Onderzoekers: • GERT DESMET
Onderzoeksgemeenschap Taal Universiteit Gent Abstract: Om de samenwerking tussen universiteiten te bevorderen, heeft het FWO de onderzoeksgemeenschappen ingesteld. Hierbij krijgen de samenwerkende co-promotoren een beperkte financiering voor het organiseren van gezamenlijke activiteiten en onderzoek. Organisaties: • Vakgroep Experimentele psychologie
Onderzoekers: • Marc Brysbaert
Rol van angiogenese en angiogenetische groeifactoren (VEGF, PLGF) in portale hypertensie en fibrosevorming in diermodellen van cirrose, steatose en portale hypertensie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doel Het doel van dit project is de rol van placental growth factor (PLGF) in het ontstaan van portale hypertensie en zijn complicaties, in het ontstaan van cirrose en steatose/NASH verder te bestuderen. - We zullen ons focussen op de rol van PLGF in de vorming van angiogenese in
het mesenterium, van collateralen (shunten) in de perifere, splanchnische en pulmonale circulatie, waarbij ook de initiërende factoren zoals hypoxie (HIF cascade) zullen worden bestudeerd. De klinische complicaties van cirrose zullen worden nagegaan wanneer cirrose geïnduceerd wordt in PLGF-/- muizen. Er zal worden onderzocht of deze klinische complicaties kunnen voorkomen worden (preventie studies) door het toedienen van anti-angiogenetische farmaca (anti-PLGF); kan de vorming van collateralen worden geïnhibeerd (zie orale presentatie C. Van Steenkiste), de longfunctie worden beïnvloed, de vorming van ascites worden verhinderd en meest belangrijk of de overleving kan worden verbeterd. Gezien patiënten zich meestal reeds in een stadium van cirrose of duidelijke PHT in de kliniek aanmelden, zal worden gekeken of elk van deze klinische complicaties reversibel zijn onder behandeling met anti-angiogenetische agentia. - De relatie tussen HSC, die fibrose induceren bij chronische leverschade, en angiogenese zal verder worden bestudeerd. Het effect van PLGF op HSC wordt bekeken, maar ook omgekeerd, of de HSC PLGF produceren en zo angiogenese kan induceren. Het gebruik van PLGF-/- muizen, anti-PLGF en recombinant PLGF zal ons helpen om de rol van PLGF in fibrose te bestuderen. - In het muismodel van steatose en NASH zal de expressie (proteine/ mRNA) van VEGF en PLGF met hun respectievelijke receptoren worden bepaald op verschillende tijdstippen in de lever, long en peritoneum. Het effect van het ontstaan van steatose, steatohepatitis en fibrose op de microcirculatie van peritoneum en lever (intravitaal microscopie en histologie), op collateraal vorming, portale druk en hemodynamica zal worden onderzocht. In een tweede tijd zal de rol van anti-angiogenetische factoren (anti-VEGF, anti-PLGF) in het ontstaan van steatohepatitis/fibrose in de NASH muismodellen worden bestudeerd. Organisaties: • Celbiologie en Histologie • Fysiologie
Onderzoekers: • ALBERT GEERTS • Hendrik REYNAERT • Leonardus VAN GRUNSVEN
Politiek buiten de Staat III. Representatie, coördinatie en aansprakelijkheid in multigelaagde settings. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project focust zich op de politiek representatie and beleidsmaking in complexe en multigelaagde systemen. 2 onderzoekslijnen worden bekeken: - de eerste focust zich op de veranderende rol van parlementen als forums van representatie - de tweede focust zich op parlementen in beleidscoördinatie en aansprakelijkheid Organisaties: • Politieke Wetenschappen
Onderzoekers: • Sebastian OBERTHUR • CHRISTIAN DESCHOUWER • Irina TANASESCU
Precaire arbeid, precaire levensomstandigheden en gezondheid. Constructie en evaluatie van een indicator voor precaire arbeid en gezondheid binnen een crossnationale context. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Probleemstelling en doelstellingen van het onderzoek Gedurende de voorbije decennia heeft de klassieke arbeidsverhouding fundamentele veranderingen ondergaan. Een belangrijk aspect hierbij is het onder druk komen van het psychologische contract tussen werkgever en werknemer: de "standaard arbeidsverhouding", die de werknemer "relatief permanente tewerkstelling biedt in ruil voor het goed uitvoeren van de hem opgedragen taken" (Cooper 2002) is van langsom minder de norm. Dit heeft gevolgen voor de manier waarop de relatie tussen arbeid en gezondheid moet worden onderzocht (Benach et al 2002). In de voorbije decennia was er vooral onderzoek naar de gevolgen van het arbeidsproces zelf: fysieke blootstellingen, werkstress als gevolg van werkeisen en de controle over het werk, enz. - o.a. in het kader van het Demand-Control-Support (DCS) model (Karasek 1979). Door het onder druk komen van de standaard arbeidsverhouding ontstaat de noodzaak om ook de gezondheidsgevolgen hiervan te onderzoeken (Cooper 2002). Het schaarse empirisch onderzoek op dit terrein heeft tot hiertoe twee invalshoeken gehanteerd. Een eerste invalshoek is zich blijven richten op de klassieke kenmerken van het arbeidsproces en heeft aangetoond dat nieuwe categorieën van werknemers, zoals tijdelijke of deeltijdse werknemers, vaker een benadeelde positie bekleden in termen van fysieke en psychosociale werkomstandigheden, werknemersvoordelen, enz. (Quinlan et al 2001, Goudswaard & Andries 2002). Een tweede invalshoek heeft zich wel gericht op de arbeidsverhouding. Er is aangetoond hoe werknemers in onzekerheid meer kans hebben op gezondheidsklachten (Ferrie 1999, D'Souza et al 2003). Recent is ook aandacht besteed aan de gevolgen van tijdelijke tewerkstelling en andere atypische arbeidcontracten (Benach et al 2004, Virtanen et al 2005). De bevindingen voor deze laatste relaties zijn echter over het algemeen onduidelijk (De Cuyper et al 2008). De beide invalshoeken hebben duidelijke beperkingen. Terwijl de eerste voorbij gaat aan de gezondheidsrisico's eigen aan belangrijke transformaties op het vlak van de arbeidsverhouding, is de tweede teveel gericht op specifieke categorieën, met een grote interne heterogeniteit en een moeilijke vergelijkbaarheid (zeker internationaal). De tweede benadering gaat te weinig in op de onderliggende oorzaken van de gezondheidseffecten: zo kunnen werkonzekerheid en lage kwaliteit van de arbeid evengoed kenmerken van klassieke jobs zijn, terwijl niet alle vormen van atypische tewerkstelling dezelfde kwalitatieve kenmerken hebben (De Cuyper et al 2008). Er is nood aan een benadering die op zoek gaat naar gezondheidsgevolgen van zowel elementen uit het arbeidsproces als de arbeidsverhoudingen (Clarke et al 2007). Hiertoe is het van belang om de gezondheidsrisico's verbonden met hedendaagse arbeidsverhoudingen op een meer generische manier te benaderen. Benach et. al. (2007) suggereren om het concept precaire arbeid te gebruiken als criterium om de hedendaagse atypische arbeidsverhoudingen te kwalificeren. In tegenstelling tot specifieke flexibele arbeidsvormen is precaire arbeid een concept dat meerdere dimensies omvat: tijdelijkheid en onzekerheid, machteloosheid, ondermaatse belonings- en beschermingsniveaus en materiële onzekerheid (Fudge & Owens 2006). Op die manier worden jobs op een continuüm, met de standaard arbeidsverhouding als referentiepunt, geplaatst (Hadden et al 2007). Een focus op meer generische indicatoren van precaire arbeid vergemakkelijkt bovendien ook de internationale vergelijkbaarheid (De Cuyper et al 2008). Dit is enorm belangrijk, omdat het de macrocontext in termen van arbeidsmarktregulering, sociale voorzieningen, sociale bescherming, ... is die de specifieke inhoud van precaire arbeidsomstandigheden bepaalt - en bijgevolg ook de potentiële gezondheidsimpact (Vosko 1998). De centrale doelstelling van dit onderzoek is om indicatoren voor precariteit van de arbeidsverhoudingen in een representatieve steekproef van de Europese beroepsactieve bevolking te toetsen op hun samenhang en gezondheidsgevolgen, teneinde een meer generisch concept voor precariteit van de arbeid en de relatie hiervan met gezondheid te operationaliseren. Vervolgens zal dit concept in empirisch onderzoek in verband worden gebracht met indicatoren voor het arbeidsproces, levensomstandigheden en factoren behorende tot het macroniveau. Deze algemene doelstelling vertaalt zich in zes specifieke doelstellingen: (1) Het operationaliseren en schatten van de prevalentie van een aantal indicatoren voor precaire arbeidsverhoudingen binnen de dataset; (2) Het analyseren van de relaties tussen indicatoren van precariteit met zelfgerapporteerde gezondheid en sociale kenmerken (o.a. gender, leeftijd en sociaal-economische positie); (3) Het construeren van een meerdimensionaal concept voor precaire arbeidsverhoudingen; (4) Het toetsen van de mate van samenhang, complementariteit en mogelijke interacties tussen het concept van precariteit en fysieke en psychosociale kenmerken van het arbeidsproces, alsmede kenmerken van (precaire) levensomstandigheden; (5) De schatting van de mate van crossnationale variatie in de relatie tussen het precariteitsconcept en de indicatoren van zelfgerapporteerde gezondheid; (6) Het evalueren van de verklarende kracht van een geselecteerd aantal variabelen op macroniveau (landen) voor deze eventueel vastgestelde crossnationale variatie. Organisaties: • Interface Demografie • Medische Sociologie
Onderzoekers: • FREDDY LOUCKX • Karen VAN AERDEN • Christophe VANROELEN
Chemische reactiviteit vanuit een ab initio moleculaire dynamica en Density Functional Theory perspectief: Methodologische aspecten en toepassingen in organische, anorganische en biochemie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 4.3. Beschrijving van het project In dit onderzoeksproject is het de bedoeling om de onderzoeksgebieden van de conceptuele DFT en de ab initio moleculaire dynamica met elkaar te combineren aangezien een dergelijke gecombineerde aanpak een aanzienlijke meerwaarde kan betekenen in de complexe studie van de chemische reactiviteit. Dit omvat enerzijds een methodologisch luik en anderzijds een luik met toepassingen in de organische, anorganische en biochemie. 4.3.1. METHODOLOGISCHE ASPECTEN Doelstelling 1 : Sampling van het potentieel energie oppervlak in de regio van de reactanten In eerste instantie zullen de AIMD simulaties worden aangewend om een efficiënte sampling te maken van het potentieel energie oppervlak rond de reagentia die betrokken zijn in de reactie. Er zijn immers voldoende voorbeelden gekend waarbij de reactanten vooraleer de reactie aan te vatten een belangrijke conformationele verandering dienen te ondergaan. Als resultaat van de MD simulaties worden energieën, coördinaten, snelheden,... bekomen op elk tijdstip waarmee een aantal statistische grootheden, zoals partitiefuncties, correlatiefuncties kunnen worden afgeleid.[26] In dit projectvoorstel wensen we bijkomend het dynamisch gedrag van de reactiviteitsindices te volgen als reactiviteitsproben bij de aanzet van de reactie. De tijdsevolutie van op DFT gebaseerde reactiviteitsindices werd tot hiertoe slechts op relatief eenvoudige systemen onderzocht.[27] Bovendien kunnen naast de DFT concepten meer klassieke eigenschappen zoals atomaire ladingen, dipool- en quadrupoolmomenten en elektrostatische potentialen gebruikt worden als reactiviteitsproben. Deze zijn nuttig voor de studie van de zogenaamde hard-hard interacties of reacties met in hoofdzaak ladingscontrole.[15,28-30] Methodes voor het afleiden van atomaire ladingen, dipool- en quadrupoolmomenten en elektrostatische potentialen zijn in principe reeds beschikbaar vandaag de dag in gangbare MD pakketten zoals CPMD[24] en CP2K.[25] Beide pakketten maken gebruik van periodieke randvoorwaarden en vlakke golven of de combinatie van vlakke golven en gaussische basissets. Om gelokaliseerde eigenschappen te berekenen zijn technieken nodig die in staat zijn om de globale elektronendensiteit te partitioneren. Recentelijk werd door Kirchner en Hutter een computationeel efficiënte implementatie voorgesteld binnen CPMD voor het berekenen van dipoolmomenten uitgaande van maximum gelokaliseerde Wannier functies.[31] Een andere mogelijkheid is het toepassen van de Hirshfeld partitiemethode,[32] die door de ALGC groep reeds in een aantal studies werden aangewend.[33] De implementatie van specifieke DFT reactiviteitsindices binnen MD pakketten is nagenoeg nog niet gebeurd. Binnen dit aspect plannen we de uitwerking van verschillende methodologieën die toelaten om dit scala van eigenschappen "on-the-fly" tijdens een dynamica simulatie te berekenen. Gezien de geplande MD simulaties gebeuren binnen de Born-Oppenheimer approximatie kunnen alle grootheden gekend vanuit conceptuele DFT overgedragen worden. Centraal in de beschrijving van zogenaamde zacht-zacht interacties (of orbitaal gecontroleerde interacties)[15,28-30] is de Fukui functie, gedefinieerd als de eerste afgeleide van de electronendichtheid ?(r) van het systeem naar het aantal elektronen N bij een constante externe potentiaal v.[19] We stellen voor om deze functie te berekenen gebruik makend van de door de ALGC groep, in samenwerking met Professor R. Nalewajski en Dr. A. Michalak (Jagiellonian Universiteit, Krakau, Polen), ontwikkelde perturbatieve methode die toelaat om deze functie in zeer goede benadering te bepalen in één enkele Kohn- Sham berekening.[34] Eenmaal deze Fukui functie gekend heeft men toegang tot de chemische hardheid ! via de relatie [35,36] ! = "" f (r)!(r,r!)f (r!)drdr! (1) met !(r, ! r )de zogenaamde hardheidskernel.[35] Verscheidene benaderingen voor deze grootheid zijn voorgesteld en getest geweest in de berekening van de hardheid[37-39] en kunnen bijgevolg geïmplementeerd worden in de MD codes. Deze methodologie laat tevens toe ook deze grootheid te bekomen in één berekening per simulatiestap, naar analogie met [27g]. De bekomen responsfuncties die in de hierboven geschetste methodologie gesampled worden op verschillende plaatsen van het potentieel energieoppervlak (PES) van de reactanten kunnen vervolgens gebruikt worden in combinatie met reactiviteitsprincipes om uitspraken te doen over reactiviteiten en regioselectiviteiten van chemische reacties. Doelstelling 2 : Berekenen van het vrije energie profiel voor probabele reactieroutes In tweede instantie zal nagegaan worden indien de aangeduide reactieve plaatsen van het PES effectief overeenkomen met probabele reactieroutes. Daartoe kunnen reactiebarrières en chemische kinetiek op basis van statische methoden[40] worden berekend. Echter voor de beoogde reacties (vide infra) zijn statische technieken veelal niet toereikend door het optreden van een gecombineerde reactiecoördinaat of door het impliciet effect van een solventomgeving. In dit geval zijn opnieuw MD simulaties een middel bij uitstek om dergelijke complexe systemen te volgen tijdens de reactie.[8] De kans evenwel om de energetisch hoog geactiveerde transitietoestand efficiënt te samplen gedurende een dynamica run van een aantal picoseconden is zeer beperkt. Verschillende technieken werden reeds voorgesteld om zeldzame gebeurtenissen te samplen[41] maar zijn zeer sterk afhankelijk van een goede keuze van een reactiecoördinaat. Eén van de meest succesvolle technieken is gebaseerd op de recent voorgestelde metadynamica methode[42] werd al verschillende keren succesvol toegepast in een variëteit van toepassingen waarbij een complexe reactiecoördinaat optreedt. Hierbij wordt bovenop de potentiaal van een aantal relevante vrijheidsgraden (collectieve vrijheidsgraden) een biasing potentiaal gesuperponeerd "on the fly" die toelaat om efficiënt uit diep gelegen minima te ontsnappen en de relevante delen van het chemisch proces efficiënt te samplen. Deze methode laat toe om het multidimensioneel vrije energie-oppervlak dat de reactanten met producten verbindt te reconstrueren. De voorgestelde methodologie wordt verwacht vooral een grote toegevoegde waarde te bieden voor reacties waarbij een complexe reactiecoördinaat optreedt. Dit laatste is ondermeer het geval voor chemische reacties die optreden in solventen maar ook voor toepassingen waarbij belangrijke conformationele vrijheidsgraden dienen te veranderen alvorens de reactie kan doorgaan. De initiële sampling van de reactanten die ingebed zijn in een solvent, laat toe om het effect van de moleculaire omgeving te bestuderen op verschillende op DFT gebaseerde reactiviteitsindices. Dit is tot nog toe slechts weinig gebeurd binnen een MD context.[43] Voor de toepassingen in solventen dient eveneens gebruik gemaakt te worden van technieken om de elektronendensiteit te partitioneren zoals hierboven geschetst. Doelstelling 3 : Validering van de methodologie op eenvoudige testsystemen (enolaten en azaallylanionen) De voorgestelde methodologie (uitgewerkt bij doelstellingen 1 en 2) zal in eerste instantie gevalideerd worden op een aantal eenvoudige testsystemen waarin de aanvragende groepen reeds expertise hebben. Een eerste testsysteem betreft de studie van de regioselectiviteit van een bekende klasse van ambidente nucleofielen, nl. enolaten.[28, 44] Het meest eenvoudige van deze enolaten, nl. het ethanolaat-ion (CH2CHO?), werd in het verleden reeds door verschillende groepen, waaronder de ALGC groep, gebruikt voor het "benchmarken" van nieuwe methodologieën voor de berekening van Fukui functies en zachtheidsgerelateerde reactiviteitsindices.[33a,45,46] Experimenteel blijkt dat de regioselectiviteit (i.e. C vs. O alkylering) bij alkylering van deze enolaten[47,48] afhankelijk is van (1) de aard van het metaal kation, dat als tegenion fungeert, en waarvan de invloed groter blijkt te zijn in niet polaire solventen (2) de aard van het solvent en (3) de aard van het nucleofiel. Aan de hand van voorgestelde methodologie zal nagegaan worden hoe DFT reactiviteitsindices en meer courant gebruikte eigenschappen zoals ladingen en dipolen variëren in functie van verschillende solventen, metalen en conformaties. In tweede instantie zal de reactie met een aantal eenvoudige electrofielen worden bestudeerd. Hierbij stellen we voor om voor verschillende enolaten, met verschillende tegenionen en verschillende solventen de C vs. O alkyleringen te bestuderen voor verschillende substraten, zoals voorgesteld in Schema 1 (a). Een tweede sterk gerelateerd testsysteem betreft de studie van gehalogeneerde azaallyl anionen (5), voorgesteld in Schema 1 (b). . Deze verbindingen worden bekomen na deprotoneren van het imine (4) met een sterke nietnucleofiele base zoals lithium diisopropylamide. Verdere reactie met een elektrofiel geeft aanleiding tot gefunctionaliseerde ?-haloimines 6, welke belangrijke bouwstenen vormen binnen de organische chemie. De conformaties van deze azaallylanionen, namelijk indien E of Z conformaties worden geprefereerd, de positie van de substituenten op de stikstof en de coördinatie met verschillende metalen, is tot dusver niet gekend. Er zijn bovendien duidelijke indicaties dat het solvent een belangrijke rol speelt in de stereochemie van deze componenten. Naar analogie met het eerste testsysteem zal nagegaan worden hoe DFT reactiviteitsindices en andere eigenschappen variëren in functie van verschillende solventen, tegenionen en conformaties om vervolgens reacties met een aantal eenvoudige electrofielen te bestuderen. Organisaties: • Scheikunde
Onderzoekers:
• PAUL GEERLINGS • Frank DE PROFT
Karakterisatie van VASA-expresserende cellen, afkomstig van humane embryonale stamcellijnen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Uiteenzetting van het voorgestelde project Recent werden mannelijke en vrouwelijke gameten afgeleid van muriene embryonale stamcellen (mESC) (Hübner et al., 2003; Toyooka et al., 2003; Geijsen et al., 2004; Nayernia et al., 2006). Hoewel het onderzoek naar de differentiatie van humane embryonale stamcellen (hESC) tot gameten nog zeer jong is, wordt verwacht dat hESC een vergelijkbare differentiatiecapaciteit bezitten. In de mens is de expressie van VASA beperkt tot de kiemcellen, beginnend in migrerende primordiale kiemcellen tot en met de spermatiden en eicellen (Castrillon et al., 2000). In tegenstelling tot vroegere kiemcelmerkers, zoals DAZL en POU5F1, komt VASA niet tot expressie in hESC, waardoor het een goede merker is voor kiemceldifferentiatie vanuit hESC. Onze onderzoeksgroep slaagde er recent in om verhoogde expressie van VASA teweeg te brengen via een gerichte differentiatie van humane embryonale stamcellen (artikel in voorbereiding). Hierbij werd gebruik gemaakt van twee verschillende differentiatie protocols die werken via een 'embryoid body' aanpak. In het eerste protocol worden bone morphogenetic proteins 4, 7, 8b en 2 (BMP) toegevoegd aan het standaard differentiatiemedium; het tweede protocol maakt gebruik van ditzelfde standaard differentiatiemedium dat door een muriene Sertolicellike cellijn geconditioneerd werd. Dit onderzoek betekende een eerste stap in onze kennis over de differentiatie capaciteit van hESC tot primordiale kiemcellen en gameten. In een volgende stap is het belangrijk om deze VASA-expresserende cellen, afkomstig van hESC te karakteriseren. In een eerste stap willen we de proteïne expressie van de cellen bestuderen. Hiervoor willen we antilichamen gebruiken tegen VASA, POU5F1, C-KIT en SCP-3. Deze proteïnen komen op verschillende momenten tijdens de kiemceldifferentiatie tot expressie en het combineren van de verschillende expressiepatronen kan een inzicht geven in welk stadium van differentiatie de cellen zich bevinden. Zo komt POU5F1 tot expressie van de premigratoire tot de migratoire primordiale kiemcellen (PGCs); start de expressie van VASA en C-KIT in de migratoire primordiale kiemcellen en kan SCP-3 pas gedetecteerd worden in post-migratoire PGCs, als merker van de meiose (Clark et al., 2004). De proteïne-expressie zal geanalyseerd worden door middel van dubbelkleuringen met verschillende combinaties van de 4 antilichamen, in combinatie met fluorochroom-gelabelde secundaire antilichamen, zodat visualisatie met behulp van een confocale microscoop mogelijk is. Als tweede belangrijke karakterisatiestap willen we de methylatiestatus van enkele genen onderzoeken door middel van bisulfiet behandeling en pyrosequencing. Tijdens de gametogenese wordt de DNA-methylatie van de cellen uitgewist en, in functie van het geslacht, ontstaat er een nieuw imprintingspatroon in de gameten (Allegruci et al., 2005). Wij willen nagaan of deze algemene demethylatie optreedt tijdens de differentiatie van hESC naar VASA-expresserende cellen. Hiervoor willen we, naast de methylatie van enkele 'normale' genen, ook de methylatie van de geïmprintte Igf2/H19 locus op de BWS (Beckwith-Wiedemann Syndroom) cluster (chromosoom 11) onderzoeken (Weksberg et al., 2003). De combinatie van de proteïne-expressie en de methylatiestatus van de in vitro gedifferentiëerde humane embryonale stamcellen, moet ons in staat stellen om vrij nauwkeurig de differentiatie status van deze cellen te bepalen. Bovendien zullen we hierdoor een duidelijk beeld krijgen van de differentiatie capaciteit van hESC naar gameten. Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • KAREN SERMON • HERMAN TOURNAYE
International Photonics Access and Research Center (iPARC@VUB) Vrije Universiteit Brussel Abstract: no NL abstract Organisaties: • Toegepaste Natuurkunde en Fotonica
Onderzoekers: • HUGO THIENPONT
Physical telecommunication studies. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Matching fonds voor het IWT ondersteund project iSEED (IWT410) samen met Alcatel-Lucent-Bell: iSEED : Innovation on Stability, Spectral and Energy Efficiency in DSL; Innovatie rond de Stabiliteit, SSpectrale en Energetische Efficientie in Digitale Toegangsnetwerken (Digital Subscriber Lines). Het innovatieproject iSEED (IWT funding) heeft als doelen: 1.het reduceren van het vermogenverbruik van DSL-lijnen (ADSL en VDSL2 in het bijzonder); 2.de ontwikkelde SELT meetmogelijkheden gevoelig te verbeteren (Single Ended Line Testing); 3.het stabiliseren en verbeteren van de kwaliteit van DSL-lijnen; 4.het gevoelig verhogen van de DSL bitsnelheden door het aanwenden van common mode signalen. Telecommunicatie operatoren voor lokale toegangsnetwerken, digitale hoge definitie televisie aanbieders en ISP-providers in het bijzonder kunnen met de methodes die ontwikkeld worden in het iSEED project over het klassieke telefoonnetwerk (POTS-PSTN) met hoger bitrates en hogere kwaliteit diensten aanbieden zonder dat het koperen kablelnetwerk dient aangepast of vervangen te worden (degelijk alternatief voor FTTH of kabletelevisie via coax). Organisaties: • Elektriciteit
Onderzoekers: • Wim FOUBERT • Mussa BSHARA • LEO VAN BIESEN • Carine NEUS
Afstemmen van de functionele eigenschappen van nanodeeltjes en nanodraden. Universiteit Antwerpen Abstract: Met dit project wordt een doorgedreven integratie en het optimalisering beoogd van de unieke expertise die binnen het WOG-consortium aanwezig met als doel de preparatie, structurele en fysische karakterisering en theoretische modelering van nanodeeltjes en nanodraden die de bouwstenen bij uitstek zijn voor het ontwikkelen van nanotechnologische toepassingen. In het bijzonder worden theoretische modeleringstechnieken ontwikkeld voor het beschrijven en het voorspellen van de functionele eigenschappen van interagerende en nietinteragerende deeltjes en draden. Organisaties: • Theorie van kwantumsystemen en complexe systemen
Onderzoekers: • Jacques Tempere
Opvolgingsstudie van 2,5 jarige kinderen geboren na embryobiopsie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Vraagstelling 1. Zijn er meer congenitale malformaties en aangeboren aandoeningen door het uitvoeren van een embryobiopsie in vergelijking ICSI en met de algemene populatie? 2. Ontstaat er een verandering in het groeipatroon (prenataal en/of postnataal) door het uitvoeren van een embryopsie? Is er bovendien een verschillend groeipatroon binnen de PGD/PGS groep na wegname van één blastomeer versus twee blastomeren 3. Is er een verschil in psychomotorische, mentale, taal- en socio-emotionele ontwikkeling bij kinderen geboren na PGD en PGS? 4. Heeft de specifieke medische en familiale achtergrond bij genetische problemen en PGD behandeling een andere invloed op het ouderlijke welzijn en de ouder-kind relatie dan in het geval er een PGS behandeling ondergaan wordt voor een fertiliteitsprobleem? Doelstelling Evaluatie van de veiligheid van PGD/PGS als een nieuwe vorm van vroege prenatale diagnose en embryo screening. Bij PGD en PGS wordt dezelfde technologie gebruikt om één of twee blastomeren te bekomen voor verder genetisch onderzoek (Goossens 2007). De veiligheid van deze techniek wordt onderzocht met betrekking tot de kinderen door middel van evaluatie van: 1. de groeiparameters, malformaties, mentale, psychomotorische en psychosociale ontwikkeling van de kinderen geboren na PGD/PGS. 2. evaluatie van het ouderlijke welzijn en de ouder-kind relatie per conceptiemethode. Design Kinderen geboren na PGD/PGS worden vergeleken met twee controlegroepen namelijk kinderen geboren na ICSI en na spontane bevruchting (SC) om op te sporen of significante verschillen in de outcome van de kinderen exclusief gerelateerd zijn aan het uitvoeren van de embryobiopsie. 250 kinderen geboren na ICSI en 250 kinderen geboren na PGD/PGS worden gerekruteerd in het Centrum Reproductieve Geneeskunde via de follow-up data bank van alle kinderen geboren na reproductieve technologie. 250 SC kinderen worden gerekruteerd in kinderdagverblijven. Kinderen zijn één- en tweelingen. Matching van de PGD/PGS met ICSI en SC kinderen gebeurt op een "case-control" wijze, rekening houdend met het studieniveau en pariteit van de moeder, en met de leeftijd, geslacht en taal van de kinderen. Eenlingen en meerlingen worden eveneens gematched. Het onderzoek gebeurt op de leeftijd van 2 jaar +/- 6 maanden. Informatie wordt ingewonnen via een medisch en psychologisch onderzoek en via een aantal schriftelijke vragenlijsten die geijkte psychologische en gezinsdiagnostische instrumenten omvatten. Het medisch onderzoek omvat naast een algemeen lichamelijk onderzoek een gedetailleerde evaluatie van de groeiparameters en congenitale misvormingen volgens ICD 10 en een extensieve checklist gebaseerd op Aase (Aase 1990; Bonduelle 1995; Bonduelle 2002). Evaluatie van de ontwikkeling en gedrag van het kind gebeurt door een psycholoog aan de hand van een Bayley test en de informatie uit de vragenlijsten. Evaluatie van emotionele status en gezondheid van de ouders alsook het kind en de ouder-kind relatie gebeurt aan de hand van de analyse van de vragenlijsten. Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica • Pediatrie
Onderzoekers: • INGEBORG LIEBAERS • MARY-LOUISE BONDUELLE • Jean DE SCHEPPER
Een krachtig modelleringskader voor het efficiënt opzetten en analyseren van levenswetenschappelijke studies. Universiteit Hasselt Abstract: Dit project wil een krachtig, omvattend biostatistisch modelleringskader ontwikkelen voor het ontwerpen en analyseren van levenswetenschappelijke studies. Dit zal leiden tot tijdswinst en kleinere steekproefgrootten. Meer betrouwbare besluiten zullen kunnen getrokken uit klinische en pre-klinische biofarmaceutische studies, epidemiologische studies, volksgezondheidsonderzoeken en surveys, milieu- en toxicologische experimenten, risico-analytische opzetten, bio-merkers-studies, evaluatie van surrogaatrespons in klinische studies, genetische studies, microarray en andere bioinformatica experimenten. Dit kader breidt een reeks bestaande kaders voor hiërarchische en complexe gegevensstructuren uit en zorgt voor unificatie. De methodologische component legt de nadruk op: modelformulering voor het opzetten en analyseren van studies; nieuwe methoden voor steekproefgroottebepaling; modelverificatie en diagnostische instrumenten; fundamentele behandeling van onvolledige gegevens, in het bijzonder wanneer studies menselijke proefpersonen omvatten; efficiëntie schattingsmethoden en inferentiële technieken; en flexibele en gebruiksvriendelijke implementatie in standaard software. De methodologie is eveneens adequaat voor psychometrische validering (betrouwbaarheid, geldigheid, veralgemeenbaarheid), waarbij de mogelijkheid gecreëerd wordt om klassieke klinische studiegegevens te gebruiken, en het dus niet langer nodig is van specifieke psychometrische valideringsstudies op te zetten. Organisaties: • Centrum voor Statistiek • Centrum voor Statistiek
Onderzoekers: • Geert MOLENBERGHS
Structureel ontwerpen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Structureel ontwerpen. Organisaties: • Mechanica van Materialen en Constructies
Onderzoekers: • Sigrid ADRIAENSSENS
Vademecum van gemeenschappelijke EU-indicatoren in het kader van de open coördinatiemethode voor sociale bescherming en sociale integratie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project draagt bij tot de activiteiten van de Sub-Group Indicatoren (ISG) van het Directoraat Generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Gelijke Kansen van de Europese Commissie. In het kader van dit project wordt een vademecum ontwikkeld dat de werkzaamheden van de ISG samenvat, zowel met betrekking tot methodologische vraagstukken als in haar politieke dimensie. Het eindrapport omvat vooreerst; een aantal horizontale hoofdstukken met betrekking tot de ontwikkeling en het gebruik van sociale indicatoren in het kader van de Open Coordinatiemethode voor Sociale Bescherming en Sociale Insluiting; ten tweede fiches voor elke indicator waarover een akkoord werd bereikt of die wordt besproken; ten derde een webapplicatie die deze fiches omvat. Organisaties: • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Bea Cantillon • Cornelius Van den Bosch
Permutatiegroepen en incidentiemeetkunde. Vrije Universiteit Brussel Abstract: R&D secretariaat Organisaties: • Wiskunde-TW
Onderzoekers: • Philippe CARA
Pathofysiologische mechanismen in amyloidosis muismodellen voor de ziekte van Alzheimer. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Debby Van Dam • Peter De Deyn
Moleculair genetisch onderzoek naar de complexe genetica van frontaalkwabdementie. Universiteit Antwerpen Abstract: Frontaalkwabdementie (frontotemporal lobar degeneration, FTLD) is een vorm van dementie waarbij progressieve karakterveranderingen en/of taalproblemen op de voorgrond staan. Bij tot 50% van de FTLD patiënten wordt een familiale voorgeschiedenis vermeld wat duidt op een belangrijke rol van genetische factoren in de ontwikkeling van de ziekte. Causale mutaties worden teruggevonden in de PGRN, MAPT, VCP en CHMP2B genen, welke nu 10 tot 20% van de FTLD patiënten verklaren. Binnen dit project beoog ik om nieuwe genetische oorzaken te identificeren die bijdragen aan het risico op het ontwikkelen van FTLD. Hiertoe zullen genoomwijde associatiestudies worden uitgevoerd, welke toelaten het volledige genoom in hoge densiteit en op een onbevooroordeelde wijze te evalueren op associatie tussen genetische varianten en de ziekte. Wanneer uitgebreide families met mendeliaanse overerving van de ziekte worden verzameld, zullen ook genetische koppelinganalyses worden uitgevoerd voor het identificeren van nieuwe causale genen voor FTLD. Bij de identificatie van nieuwe genetische oorzaken zal er worden onderzocht of ze gecorreleerd zijn aan klinische subtypes, specifieke afwijkingen bij neurologische beeldvorming, eiwitprofielen in plasma of serum en bevindingen bij neuropathologisch onderzoek. Om dit mogelijk te maken zal ik investeren in het uitbouwen van een uitgebreide onderzoekspopulatie van FTLD patiënten die klinisch, pathologisch en genetisch in detail werden gekarakteriseerd en van wie verschillende bronnen van biologisch materiaal werd verzameld - DNA, cellijnen, serum, plasma en hersenen. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Tim Van Langenhove
Cellulaire functies van teleost PPARs: in vitro en in vivo karakterizatie van het moleculair werkingsmechanisme van geselecteerde PPAR-liganden bij de zebravis (Danio rerio). Universiteit Antwerpen Abstract: Cellulaire functies van teleost PPARs: in vitro en in vivo karakterizatie van het moleculair werkingsmechanisme van geselecteerde PPARliganden bij de zebravis (Danio rerio). Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Karlijn Van der Ven
Virulentiefactoren van uropathogene Escherichia Coli stammen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Uropathogene Escherichia coli (UPEC) stammen verwekken infecties van de urinewegen. Recent heeft men vastgesteld dat UPEC kunnen binnendringen en intracellulair overleven in de cellen van het blaasepitheel, wat allicht het chronische karakter van de infecties en de moeilijke behandeling verklaart. In dit project wordt de genetische basis van de pathogenese van UPEC bacterien bepaald door random mutagenese met transposons die B-lactamase of alkalisch fosfatase genfusies vormen en daardoor een efficiente identificatie van genen coderend voor geëxporteerde eiwitten mogelijk maken. Daarnaast worden er ook deletiemutaties ingevoerd van kandidaat-genen die geïdentificeerd worden door analyse van de bij de publieke databases beschikbare sequenties van UPEC genomen. Potentiele mutanten in virulentiegenen worden geïdentificeerd door een reeks snelle tests (biofilmvorming, invasie in celculturen van blaasepitheelcellijnen, infectie van de nematode Caenorhabditis elegans, ...). Dit heeft reeds geleid tot de identificatie van een eerste reeks genen die betrokken zijn bij biofilmvorming en bij het doden van Caenorhabditis elegans. De rol van de aldus geïdentificeerde genen bij de in vivo infecties zal bevestigd worden in dierlijke weefselkulturen en in het muismodel voor cystitis. Het project focust op genen die betrokken zijn bij de bacteriele adhesie, wat nauw aansluit bij de expertise die aanwezig is in de groep van Prof. H. De Greve (Vrije Universiteit Brussel, Onderzoeksgroep Ultrastructuur), waarmee voor dit aspect wordt samengewerkt. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE HERNALSTEENS
Gecombineerde moleculaire dynamica (MD) en Monte Carlo (MC) simulaties voor de plasma-geassisteerde depositie van (ultra)nanokristallijne diamant ((U)NCD) films. Universiteit Antwerpen Abstract: We wensen het depositieproces van (ultra)nanokristallijne diamantfilms, gevormd via microgolf-plasma's, te bestuderen met behulp van moleculaire dynamica simulaties. We zullen hiervoor gebruik maken van de Brenner interactiepotentiaal voor koolwaterstoffen. Om het depositieproces op een realistische manier te simuleren, zullen we ook Monte Carlo simulaties ontwikkelen die de relaxatie van het systeem naar een thermodynamisch gunstigere configuratie kunnen beschrijven. Deze Monte Carlo simulaties zullen we koppelen aan de moleculaire dynamica simulaties, We wensen o.a. de invloed na te gaan van de substraattemperatuur, aangelegde (bias) spanning en gasmengsel.
Organisaties: • Plasma, Laser Ablatie en Oppervlakte-modellering (PLASMANT)
Onderzoekers: • Annemie Bogaerts • Maxie Eckert
School, jongeren, ouders en omgeving: partners in het creëren van een optimale schoolloopbaan. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds IWT. UA levert aan IWT de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CeMIS)
Onderzoekers: • Christiane Timmerman • Walter Nonneman • Paul Mahieu
Diffusie magnetische resonantie beeldverwerking met het oog op kwantitatieve groepsanalyses. Universiteit Antwerpen Abstract: Diffusie magnetische resonantie beeldverwerking met het oog op kwantitatieve groepsanalyses. Organisaties: • Visielab
Onderzoekers: • Jan Sijbers • Wim Van Hecke
Moufang verzamelingen Universiteit Gent Abstract: Verder ontwikkelen van, de theorie van de Moufang verzamelingen, dit is een welbepaalde klasse van tweevoudig transitieve groepen, ingevoerd door Jacques Tits. Enerzijds de studie van de speciale Moufang verzamelingen en het zoeken naar alternatieve voorwaarden. Anderzijds het bestuderen van de gekende voorbeelden van Moufang verzamelingen, afkomstig van lineaire algebraïsche groepen, gebruik makend van meetkundige en algebraïsche technieken. Organisaties: • Vakgroep Wiskunde
Onderzoekers: • Hendrik Van Maldeghem • Tom De Medts
Dynamiek in het wereldstedennetwerk 2000-2008: een longitudinale netwerkanalyse van hedendaagse mondialiseringsprocessen Universiteit Gent Abstract: Dit project heeft als doelstelling een analyse te maken van de voornaamste determinanten van connectiviteitsverandering in het wereldstedennetwerk. Deze longitudinale analyse maakt hierbij gebruik van unieke data die verzameld werd door een wetenschappelijke samenwerking tussen de 'Globalization and World Cities'-onderzoeksgroep en de 'Chinese Academy of Sciences' voor drie verschillende tijdspunten: 2000, 2004 en 2008. Organisaties: • Vakgroep Geografie
Onderzoekers: • Ben Derudder
Measuring and modelling of dynamic systems. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De kernactiviteiten van het identificatieonderzoeksgroep liggen in het ontwikkelen van nieuwe indentificatiealgorithmes en hun toepassing op practische problemen. De onderzoeksgroep houdt zich bezig met de volgende aspecten van systeemidentificatie: - experimentontwerp - ontwikkelen van schatters - modeleren. Zowel lineaire en niet lineaire systemen, en tijdsinvariante en tijdsvariërende systemen worden bestudeerd. De volgende keuzes worden hierbij gemaakt: - periodieke signalen worden waar mogelijk gebruikt; random excitaties indien opgelegd door de gebruiker - gebruik van niet parametrische ruismodellen om de stochastische storingen te karakteriseren - gebruik van een errors-in-variables stochastisch raamwerk: alle waargenomen signalen zijn verstoord met ruis - vertrouw (na calibratie) je data en niet je vooroordelen Alhoewel het niet altijd mogelijk is om volgens deze princiepes te handelen, worden de bovenstaande richtlijnen gebruikt om keuzes te maken bij het ontwerpen van een identificatieexperiment. Een ander belangrijk aspect van deze algemene aanpak is dat het identificatieproces start met het extraheren van de systeemkennis uit de metingen. Dit geeft in een vroeg stadium van het identificatieexperiment een idee van de complexiteit van het modeleringsprobleem. Voor lineaire tijdsinvariante systemen herleid dit zich tot het niet parametrisch meten van de transfer functie. Voor niet lineaire systemen bestaat er geen uniforme aanpak (sterk afhankelijk van de gekozen modelstructuur). Organisaties: • Elektriciteit
Onderzoekers: • RIK PINTELON
Identificatie van het immunologisch werkingsmechanisme van het influenza matrixewit-2-ectodomein vaccin. Universiteit Gent Abstract: Bescherming tegen influenza A virus infectie door vaccinatie met M2e-fusie constructen is afhankelijk van M2e-specifieke antilichamen. In dit project willen we de rol van Fc Receptoren, anti-M2e IgG isotypes, macrofagen en NK cellen onderzoeken.
Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Xavier Saelens
Sterke-koppelingsfenomenen tussen condensaatfluctuaties en onzuiverheden. Universiteit Antwerpen Abstract: Koude atomaire gassen dienen zich aan als een nieuwe en krachtige manier om een fundamenteel systeem uit de veeldeeltjesfysica te modelleren en te bestuderen: deeltjes (sterk) gekoppeld aan een bad van bosonische excitaties. Dit systeem vormt juist een van de onderzoekspeilers van het laboratorium TFVS-UA, en we willen natuurlijk de kans niet missen om de expertise die we hieromtrent hebben opgebouwd te valoriseren aan een nieuw systeem. Hierbij gaan we het padintegraalformalisme gebruiken om het "polaronisch effect" in atomaire gassen op drie niveaus te beschrijven: de grondtoestandseigenschappen, de respons eigenschappen, en het multipolaron effect. Organisaties: • Theorie van kwantumsystemen en complexe systemen
Onderzoekers: • Jacques Tempere
Robot. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Robot. Organisaties: • Toegepaste Mechanica
Onderzoekers: • Bram VANDERBORGHT
Een antropologische en micro-niveau exploratie van de Conflict Cycle in Rwanda met een focus op verschuivende breuklijnen en veranderende identiteiten in "State-Stanctioned Practices Over Time" (1980-2010). Universiteit Antwerpen Abstract: Doorheen de analyse van populaire praktijken en percepties van socio-politieke verandering in de context van gewelddadig conflict in het verleden, probeert dit onderzoek te begrijpen hoe extern gedreven processen van conflictbeheersing en -voorkoming interageren met lokale leefwerelden en initiatieven van lokale actoren. In de casestudy Rwanda worden heuvels en huishoudens gebruikt als analyse-eenheden. Organisaties: • Politieke economie van de Grote Meren Regio
Onderzoekers: • Filip Reyntjens • Bert Ingelaere
Pro-actieve beleidsvorming in de Europese Unie KU Leuven Abstract: Normal 0 21 false false false MicrosoftInternetExplorer4panose-1:2 2 5 2 6 4 1 2 3 3;mso-font-charset:0;mso-generic-font-family:roman;mso-font-pitch:variable; mso-font-signature:3 0 0 0 1 0;} /* Style Definitions */ p.MsoNormal, li.MsoNormal, div.MsoNormal{mso-style-parent:"";margin:0cm;marginbottom:.0001pt; Organisaties: • OE LINES
Onderzoekers: • Bart Kerremans • Johan Adriaensen
De modernisatie van de Westerse wereld. Een interantionaal historisch-comparatief onderzoek naar huwelijkspartnerkeuze (1800-1914) Universiteit Gent Abstract: Dit project beoogt een historisch-comparatieve analyse van partnerkeuze naar sociale origine op basis van een internationale dataset bestaande uit uniform gecodeerde huwelijksakten. Op basis hiervan worden de modernisatie-hypothese en alternatieve verklaringen voor de evolutie van maatschappelijke openheid onderzocht. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Bart Van de Putte
Onderzoek en kwalitatieve digitale ontsluiting van de eerste Belgische fotografietijdschriften 'Bulletin belge de Photographie' en het 'Bulletin de l'Association Belge de Photographie'. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project onderzoekt de kwalitatieve digitalisering van de eerste Belgische fotografietijdschriften 'Bulletin belge de Photographie' en het 'Bulletin de l'Association Belge de Photographie'. De resultaten uit het onderzoek worden gebundeld in een kwalitatief lessenpakket, syllabus en een e- book dat wordt aangeboden aan specifieke vakbibliotheken en musea om de informatie toegankelijk te maken voor verder onderzoek. Organisaties: • Overheid en Recht
Onderzoekers: • Herman Van Goethem
Verbeterde niet-invasieve diagnostiek van vaatziekten door integratie van de simulatie van medisch ultrageluid, de arteriële bloedstroming en de vaatwandmechanica Universiteit Gent
Abstract: Doel is een geavanceerd simulatiemodel voor cardiovasculaire ultrageluid toepassingen te ontwikkelen, gebaseerd op computersimulaties van bloedstroming en vaatmechanica (expertise Ugent). Omdat fundamentele kennis mbt medisch ultrageluid ontbreekt aan de Ugent, wordt samengewerkt met de NTNU, Trondheim. Dit bilateraal project moet specifiek toelaten om simulaties van wandmechanica (Abaqus) en ultrageluid (Field) te koppelen en geavanceerde ultrageluid toepassingen (o.a. 3D) uit te werken. Organisaties: • Vakgroep Civiele techniek
Onderzoekers: • Patrick Segers
Regulatie van de novo pyrimidine biosynthese in hyperthemoacidofiele Archaea. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project beoogt de ontrafeling van de regulatorische mechanismen die de expressie moduleren van de genen die instaan voor de novo pyrimidine biosynthese in hyperthermoacidofiele Archaea. Archaea vormen een apart fylogenetisch domein van het leven, naast de Bacteria en de Eukarya. Enerrzijds delen zij een aantal kenmerken met de Bacteria, zoals de morfologie en de organisatie van het genoom. Anderzijds zijn de archaeale informatieverwerkende processen zoals o.a. de replicatie van het DNA, transcriptie en translatie nauwer verwant met de eukaryotische processen. Vele gekarakteriseerde archaeale soorten zijn extremofielen, zo ook de hyperthermoacidofielen die optimaal groeien bij hoge temperatuur en lage pH. Deze organsimen zijn zeer interessant zowel vauit fundamenteel als industrieel perspectief. Het pyrimidine gencluster van de Sulfolobales is met zijn unieke organisatie een interessant modelsysteem zowel voor de studie van basale archaeale gentranscriptie als van pyrimidione-specifieke regulmatie, waarvan nog niets geweten is bij archaea. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • DANIEL CHARLIER
Structureel en functioneel onderzoek van nieuwe microbiële en nematoden globines. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Proteïnechemie, proteoomanalyse en epigenetische signalisatie (PPES)
Onderzoekers: • Sylvia Dewilde • Luc Moens • Sabine Van Doorslaer
De professionele epuratie van RTT-werkneemsters na de Tweede Wereldoorlog: een genderanalyse van de epuratiedossiers. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De professionele epuratie na de Tweede Wereldoorlog in Belgie vonnde tot nu toe nog niet het onderwerp van systematisch historisch onderzoek; evenmin werd deze problematiek geanalyseerd vanuit een genderperspectief. Nochtans tonen studies uit het buitenland dat de vervolging van de collaboratie duidelijk een gegenderd karakter had en dat welbepaalde constructies van vrouwelijkheid en mannelijkheid hieraan ten grondslag lagen. Via een unieke en tot nu toe nog nooit gebruikte bron, individuele epuratiedossiers van de RTT, werd deze lacune opgevuld. Deze bron werd aangevuld met vakbonds-en verzetsarchieven, persoonlijke archieven, archieven van politieke organisaties, overheidsarchieven en de pers. De verzamelde gegevens werden zowel aan een kwantitatieve als kwalitatieve analyse onderworpen. Hierdoor konden niet alleen de profielen van de van collaboratie beschuldigde werknemers en het bestraffingsbeleid worden geanalyseerd, maar werd (en wordt) eveneens het discours t.a.v. collaboratie doorgelicht op genderconstructies. Meer bepaald werd bijzondere aandacht geschonken aan de beschuldigingen van collaboratie en arbeidscultuur op de RTT. Daarnaast werd de RTT-zuivering ook in een bredere naoorlogse politieke en maatschappelijke context geplaatst. Organisaties: • Metajuridica
Onderzoekers: • MACHTELD DE METSENAERE
Bacteriële bladsymbiose in tropische Rubiaceae: oorsprong, (co-)evolutie en functie. Universiteit Antwerpen Abstract: De hoofddoelstelling van dit project is inzicht verwerven in de evolutie en functie van bacteriële bladsymbiose binnen de Rubiaceae. Concreet willen we de volgende vragen beantwoorden: 1. Wanneer en hoe is bacteriële bladsymbiose ontstaan in verschillende genera van de Rubiaceae? 2. Is er congruentie tussen de fylogenie van de gastheerplant en de endosymbiont? 3. Op welk niveau en vooral via welke mechanismen levert deze bladsymbiose voordelen op voor plant en bacterie? Organisaties: • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Els Prinsen
Autoclaaf: noodzakelijke basisuitrusting voor onderzoek naar pathogeen-gastheer interacties bij veterinair en zoönotisch belangrijke bacteriën en fungi Universiteit Gent Abstract: Het onderzoek aan de vakgroep pathologie-bacteriologie-pluimveeziekten, faculteit diergeneeskunde, betreft voornamelijk de studie van pathogeen-gastheer interacties bij veterinair en zoönotisch belangrijke bacteriën en fungi. Voor het uitvoeren van dit onderzoek is deze autoclaaf onontbeerlijk. Organisaties: • Vakgroep Pathologie, bacteriologie en pluimveeziekten
Onderzoekers: • Richard Ducatelle • Freddy Haesebrouck
Stellaatcellen in de niercortex: karakterisering en embryologische oorsprong. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In cirrose zijn de leverstellaatcellen verantwoordelijk voor de overmatige productie van extracellulaire matrixeiwitten. Stellaatcellen worden ook vermeld in andere organen zoals de pancreas en de nier. In de nier zijn er slechts weinig gegevensover deze cellen bekend. Elke nieraandoening wordt gekenmerkt door een progressieve achteruitgang van de nierfunctie en door een toenemende graad van sclerose, zowel in de glomeruli als in het interstitium. Het doel van dit project is een inzicht te verkrijgen in de karakteristieken van quiescente en geactiveerde nierstellaatcellen, hun distributie in de renale cortex en hun patentiële rol in het ontstaan van tubulo-interstitiële en glomerulaire fibrose bij de rat. Morfologische karakterisatie zoals de opslag van retinylesters, aanwezigheid van intermediaire filament- en andere eiwitten typisch voor (lever)stellaatcellen worden bestudeerd in 2 experimentele modellen van nierziekte bij de rat (het adriamycine model voor glomerulosclerose en het aristolochinezuur model voor tubulo-interstitiële fibrose). Naast de activatie van nierstellaatcellen speelt het EMT (Epithelial to Mesenchymal Transition) proces een belangrijke rol in renale fibrose. EMT is een proces van omgekeerde embryogenese waarbij renale epitheelcellen hun epitheliaal fenotype verliezen en mesenchymale eigenschappen beginnen vertonen. De Distibutie van CRBP-I is hierbij indicatief. (Voor dit project werd al 2 maal een werkingskrediet van EURO10.000/jaar toegekend. Wij vragen nu het derde deel van dit werkingskrediet.) Organisaties: • Anatomie
Onderzoekers: • MARINA PAUWELS • CHRISTIANE VAN DEN BRANDEN • Katrien VAN BENEDEN
Celtype-specificiteit in plantenhormoonwerking Universiteit Gent Abstract: Het doel van dit project is bij te dragen tot de kennis van de regulatie van plantenhormoonsignalisatie pathways. De specifieke objectieven zijn de celspecifieke effecten van ethyleen en gibberellines in scheutgroei te ontsluieren en een licht te werpen op de rol van bepaalde sleutelfactoren in dit proces. De analyses zullen zich toespitsen op foto-en skotomorfogenese van zaailingen en hun fototropische respons. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Dominique Van Der Straeten
Identiteit, functie en expansie van de Vlaamse barok in Europese context. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Centrum voor stadsgeschiedenis
Onderzoekers: • Bruno Blondé
De modernisatie van de Westerse wereld. Een internationale historisch-comparatief onderzoek naar huwelijkspartnerkeuze (1800-1914). Universiteit Gent Abstract: Dit project beoogt een historisch-comparatieve analyse van partnerkeuze naar sociale origine, geogragische origine en leeftijd op basis van grootschalige internationale datasets. Op basis hiervan worden de modernisatiehypothesie en alternatieve verklaringen voor de evolutie van maatschappelijke openheid onderzocht. Bijzondere aandacht gaat naar trends, samenhang tussen de verschillende partnerkeuze dimensies en kwetsbare groepen. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Bart Van de Putte
The survey of Health, Ageing and Retirement in Europe (SHARE LEAP). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de Universiteit van Tilburg. UA levert aan de Universiteit van Tilburg de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans
Karakterisering van immuunresponsen gericht tegen allogene stamcelimplantaten in het centraal zenuwstelsel. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project onderzoeken we de bijdrage van innate (microglia) en adaptieve (T-cellen) immuunresponsen die bijdragen tot de immunologische afstoting van allogene stamcelimplantaten in de hersenen van immuuncompetente muizen. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Peter Ponsaerts
Achttiende-eeuwse klaviermuziek in de Zuidelijke Nederlanden. Onderzoek naar samenhang en wisselwerking tussen repertoire en instrumentarium. De historische uitvoeringspraktijk in interdisciplinair perspectief. Universiteit Antwerpen Abstract: De 18de-eeuwse klaviermuziek uit de Zuidelijke Nederlanden is een ondergewaardeerd studieterrein. Via onderzoek naar de relatie tussen instrumentarium en repertoire worden nieuwe, musicologisch gegrondveste bevindingen getoetst aan de huidige uitvoeringspraktijk. Daarenboven zal deze uitwisseling van bevindingen ook in belangrijke mate bijdragen aan een juister en vollediger beeld van de 'historische' uitvoeringspraktijk. Hiermee wordt tevens dit repertoire in een ruimere context geplaatst, en zo een belangrijke lacune in de muziekgeschiedschrijving én muzikale praktijk opgevuld.
Organisaties: • Centrum voor stadsgeschiedenis
Onderzoekers: • Bruno Blondé
Identificatie en karakterisering van sex-specifieke eiwitten en genen in het bruinwier Ectocarpus siliculosus Universiteit Gent Abstract: Deze studie omvat de karakterisatie van lectines en glycoproteïnen op de flagellen plasmamembranen van mannelijke en vrouwelijke gameten bij het bruiwier Ectocarpus siliculosus. Proteinen worden geisoleerd middels affiniteitschromatografie en vervolgens partieel gesequeneerd. De genen die coderen voor deze proteinen worden vervolgens geïdentificeerd in het Ectocarpus genoom. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Olivier De Clerck
Aanmaak van autologe T cellen gericht tegen acute myeloide leukemie dmv transductie van hematopoietische stamcellen met een T celreceptor and differentiatie in vitro tot T cellen Universiteit Gent Abstract: In dit project zullen bloedvormende stamcellen getransduceerd worden en zo een T cel receptor tot expressie brengen. We zullen hiervoor T cellen anmaken gericht tegen WT1 en veervolgens de T ce receptorgenen kloneren. Deze gekloneerde genen worden vervolgeens in stamcellen gebracht. Na uitrijpen van deze stamcellen tot T cellen, zullen we de functionaliteit van die cellen testen. Organisaties: • Vakgroep Klinische biologie, microbiologie en immunologie
Onderzoekers: • Bart Vandekerckhove
Watertransport in mangrovebomen: de plasticiteit van de hydraulische architectuur, zijn ecologische en functionele betekenis Vrije Universiteit Brussel Abstract: Wateropname en -transport tegen het zwaartekrachtveld in zijn vanaf het ontstaan van het landleven een van de grootste uitdagingen voor planten. Water is daardoor de meest bepalende factor in de verspreiding van soorten en vegetaties op aarde. Het hoofddoel van dit project is bij te dragen tot het doorgronden van het watertransport in bomen als basis van hun ecologische verspreiding. Hoewel watertransport een grondslag is van het leven van landplanten en reeds lang een veelbesproken onderzoeksitem, heerst er nog steeds een diepe controverse rond fundamentele vragen over 'de motor' van het watertransport en de functionaliteit van de watergeleidende weefsels (de xyleemvaten). De regulatie van het watertransport streeft naar een evenwicht tussen efficiëntie en veiligheid. Hoe hoger de efficiëntie, hoe lager de veiligheid ten opzichte van het ontstaan en het verspreiden van luchtbellen in het geleidingsweefsel die de waterstroom blokkeren. Het ontstaan van luchtbellen (cavitatie) kan veroorzaakt worden door watertekort of door vorst. De beste manier om hier inzicht in te verwerven is het bestuderen van bomen, waaraan hoge eisen worden gesteld daar de anatomische en fysiologische regulatiemechanismen hier als het ware 'uitvergroot' zijn. Mangroven zijn een aangewezen studieobject daar voor hen permanent watertekort dreigt: hoge zoutconcentraties hebben een effect op het watertransport vergelijkbaar met bodemdroogte. Daarenboven kunnen mangroven ook voorkomen onder extreme (lucht)droogte, warmte en soms zelfs vorst. Bij droogte-geïnduceerde cavitatie zorgt de extreme droogte of hoge saliniteit van het bodemwater voor een scherpe onderdrukgradiënt in het geleidingsweefsel. Als de spanning op de waterkolom te groot wordt, kunnen luchtbellen ontstaan die uitzetten om vaten of delen ervan te blokkeren (geëmboliseerde vaten). Vorst-geïnduceerde cavitatie treedt op bij het ontdooien van bevroren xyleemsap wanneer de erin opgeloste gassen vrij komen. Vrieskou werd recent gesuggereerd als oorzaak van de latitudinale grens van mangroven in Australië en Florida (Stevens et al. 2006; Stuart et al. 2007). Of de verhoogde cavitatiefrequentie veroorzaakt werd door de combinatie van vorst en het bereiken van een limiet aan de plasticiteit van de hydraulische architectuur en/of fysiologie blijft echter onduidelijk. Het ophelderen van het watertransport in mangroven, zal dus ook licht werpen op de anatomisch-fysiologische achtergrond van de limieten van het mangrove-areaal en de ecologische betekenis van de onderzochte hydraulische kenmerken. Geëmboliseerde vaten kunnen omzeild worden via kleine kanalen in de vatwand (stippels). In het midden van een dergelijk kanaal tussen twee vaten bevindt zich een min of meer poreus stippelmembraan dat opgebouwd is uit restanten van de primaire celwanden en de middenlamel. Volgens recente hypotheses zou het watertransport gereguleerd worden via het (ont)zwellen van gelachtige substanties langs de randen van de poriën in deze stippelmembranen als reactie op veranderingen in ionsamenstelling en/of concentratie van het xyleemsap (Gascó et al. 2006, 2007; Canny et al. 2007; van Ieperen 2007). Een gelijkaardig fenomeen zou zich voordoen in de vaten (Zimmermann et al. 2002, 2004). Zo zouden gelachtige afzettingen op de vatwanden, zoals waargenomen in de mangrove Rhizophora mangle (Zimmermann et al. 1994), het opwaartse watertransport ondersteunen waardoor de noodzaak voor grote onderdrukgradiënten als 'motor' voor het watertransport vervalt en de kans op cavitaties verkleint. Daarnaast zouden osmotische gradiënten in gels in gesegmenteerde vaten het watertransport kunnen drijven. Indien er toch cavitaties optreden kunnen de vaten soms terug gevuld worden met water. Hoewel het exacte mechanisme van het herstel van embolismen nog onduidelijk is, wordt het floëem verondersteld hier een belangrijke rol in te spelen (Salleo 2006; Schmitz et al. 2007b, 2008). Dit zou kunnen verklaren waarom Avicennia-soorten het meest stresstolerante mangrove-genus vormen. Het hout van Avicennia is immers gekenmerkt door een opeenvolging van banden floëem en banden xyleem in tegenstelling tot de meeste bomen met slechts een dun laagje floëem langs de buitenkant van de stam. De ecologische betekenis van deze zeldzame structuur in plantenweefsels werd tot dusver echter niet benaderd. Als inleiding op de studie naar het watertransport van mangroven is er dus nood aan een review naar de ecologie van mangroven, voorkomend in hun uiterst stressvolle omgeving voor het watertransport: van wortels tot bladeren, van anatomie tot fysiologie en van ecologie tot biogeografie. Vertrekkende van deze stevige basis in de huidige kennis over het watertransport in mangroven, berust de strategie van dit project zich op het zoeken naar patronen in de anatomische en fysiologische aanpassingen van verschillende mangrovesoorten. Dit stelt ons in staat volwassen bomen te bestuderen, opgegroeid onder natuurlijke omstandigheden en in voldoende groot aantal om interne variaties in rekening te brengen. De patronen zullen gezocht worden door zowel inter- als intraspecifiek mangrovebomen te vergelijken, onderhevig aan omgevingsomstandigheden die verschillende eisen stellen aan het watertransportsysteem. In het eerste jaar worden verschillende mangrovesoorten onderling vergeleken om inzicht te verwerven in het watertransport onder droogte- en zoutstress met een hoog risico op droogtegeïnduceerde cavitatie. In het tweede jaar richten we ons tot het achterhalen van de oorzaak van de latitudinale grenzen van het mangroveareaal en de verschillen hierin voor de verschillende mangrovesoorten. In het derde jaar zullen we de regulatie van het watertransport onder vrieskou en dus verhoogd cavitatiegevaar door vorst proberen op te helderen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM • NELE SCHMITZ
Adaptie en soortvorming bij eencellige algen en hun interactie met ecologie Universiteit Gent
Abstract: De populatiestructuur van microwieren en hoe populatiedifferentiatie uiteindelijk kan leiden tot soortvorming worden onderzocht. Hiertoe wordt bij natuurlijke populaties populatiedifferentiatie bepaald, via experimentele evolutie adaptatiesnelheid nagegaan en gevolgen op gemeenschapsniveau bekeken. Tenslotten wordt bij nauwverwante soorten nichedifferentiatie en de evolutie van reproductieve barrière nagegaan. In parallel hiermee worden sex- en mating type gerelateerde genen geïdentificeerd en hun evolutie bepaald. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Wim Vyverman
Kwetsbaarheid voor depressie gedurende de levensloop: de invloed van tijdsperspectief op aandachtsbias voor negatieve versus positieve interpersoonlijke informatie Universiteit Gent Abstract: In dit project wordt de relatie tussen tijdsperspectief, aandachtsbias voor affectieve stimuli en gemoedstoestand onderzocht binnen een levensloopperspectief. Vermits aandachtsbias een kwetsbaarheidsfactor is voor depressie, en vermits deze bias in latere informatieverwerkingsstadia plaatsvindt, is het klinische relevant om te onderzoeken welke top-down processen een invloed uitoefenen op deze bias, teneinde handvatten aan te reiken naar therapeutische interventies. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Rudi De Raedt
De cognitieve status van patiënt na behandeling voor refactaire epilepsie Universiteit Gent Abstract: Het doel van dit onderzoek is het beschrijven van de postoperatieve cognitieve status van de patiënt behandeld voor refractaire epilepsie. Daarnaast willen we door de combinatie van Voxel Based Lesion Mapping met neurpsychologisch onderzoek bij patiënten die een anatomische resectie in de temporale kwab ondergingen, de bijdrage van de mediale temporale kwab aan de vorming van geheugenfunctioneren in kaart brengen. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Paul Boon • Marijke Miatton
Onderzoek naar microfotonen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Fotonica is niet meer weg te denken uit tal van technische systemen. Of het nu gaat over zonnecellen, internet, LED-verlichting, lasers in productiesystemen of in de chirurgie of over biosensoren, telkens speelt fotonica een belangrijke rol. Als burgerlijk ingenieur fotonica beschik je over een grondige basiskennis in fotonica en kan je deze kennis op een efficiënte en methodische manier toepassen op het ontwerp, de realisatie en het beheer van uiteenlopende technische systemen die gebruik maken van licht. Organisaties: • Toegepaste Natuurkunde en Fotonica
Onderzoekers: • HUGO THIENPONT
Zoönotische Yersinia enterocolitica bij het varken: prevalentie, epidemiologie en risicofactoren voor infectie op bedrijfsniveau Universiteit Gent Abstract: In een eerste fase wordt de prevalentie van pathogene Y. enterocolitica bij slachtvarkens onderzocht. Tevens zullen de bekomen isolaten genetisch vergeleken worden met humane isolaten. Vervolgens zal de geschiktheid van serologisch onderzoek als alternatieve methode voor het opsporen van een infectie op dier/lotniveau onderzocht worden en risicofactoren voor infectie opgespoord worden. Tenslotte zal aandacht besteed worden aan het voorkomen en de verspreiding van genotypes op bedrijven. Organisaties: • Vakgroep Veterinaire volksgezondheid en voedselveiligheid
Onderzoekers: • Lieven De Zutter
Biosynthese van aromatische cytokininen en de ontwikkeling van toepassingen in land- en tuinbouw. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit projectvoorstel beoogt de ontwikkeling van 'rationele weefselkweek': een soortspecifieke hormoonbehandeling 'op plantenmaat', gebaseerd op de kennis van het soortspecifiek natief auxine- en cytokininemetabolisme bij planten en de identificatie van plant-eigen cytokininen. Teneinde de endogene aromatische cytokinine inhoud (en dus cytokininesynthese en -metabolisme) te sturen wordt de rol van precursoren en antagonisten bestudeerd. De focus zal hierbij liggen op salicylzuur en aanvenvante stoffen voor wat precursoren betreft en methyljasmonaat voor wat antagonisten bekeft. Er wordt tevens nagegaan hoe soortspecifiek het spectrum aan aromatische cytokininemetaholieten is voor diverse monocotylen en dicotylen. Het aldus verkregen inzicht in de hormonale huishouding bij diverse planten leg de basis voor andere toepassinge,&i.$k de land- en tuinbouw, te weten gereduceerde senescentie (verlengde houdhaarheid) van planten, kansport van planten en snijbloemen, en op langere termijn regulatie van vruchtzetting en juveniliteit bij fruit en (sier)bomen. Organisaties: • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Els Prinsen
Gecombineerde toediening van anti-inflammatoire interleukines en neurale stamcellen ter bevordering van het functioneel herstel in een model van ruggenmergschade Universiteit Hasselt Abstract: Het algemene doel van dit project is de ontwikkeling van een nieuwe combinatietherapie voor ruggenmerg trauma (spinal cord injury SCI). Zo konden we recent aantonen dat een specifieke groep van immuuncellen (T helper cellen) regeneratie van beschadigde zenuwcellen bevordert en bovendien een herstel van functie induceert in proefdieren waarbij een ruggenmergletsel werd aangebracht. Verder werd aagetoond dat de deze T
helper cellen hun gunstige invloed bewerkstelligen via de secretie van een specifieke factor, met name interleukine-4 (IL-4). Preliminaire bevindingen wijzen uit dat IL-4 applicatie via verschillende methodieken leidt tot neuroregeneratie en hierbij een andere immune factor (IL-10) belangrijk is. In dit project zullen beide immune factoren therapeutisch gebruikt worden en dit in combinatie met lokale toediening van stamcellen. De sterkte van deze therapeutische aanpak is dat de immune factoren regeneratie van zenuwvezels zullen promoten, terwijl de stamcellen bijkomende groeifactoren kunnen aanleveren en mogelijk ook differentiëren naar myelinemakende cellen ('oligodendrocyten'). Dit myeline is immers belangrijk voor de goede werking van nieuw gevormde neuronen. Organisaties: • Fysiologie • Immunologie - Biochemie • Morfologie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Niels HELLINGS • Sven HENDRIX
Een interdisciplinair onderzoek rond Creativiteit: Formele en Empirische studie van contextuele effecten in de Kunsten en Wetenschappen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is inzicht te krijgen in de onderliggende mechanismen van creativiteit vanuit het perspectief van cognitie en evolutie. Organisaties: • Centrum Leo Apostel
Onderzoekers: • Diederik AERTS • BART D'HOOGHE • Liane GABORA • SVEN AERTS
Vertical-cavity surface-emitting lasers met vloeibaar-kristaltoplaag. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Context Vloeibare kristallen zijn materialen die het meest bekend zijn door hun toepassing in beeldschermen. Vandaag de dag is het grootste deel van de beeldschermen gebaseerd op vloeibaar-kristaltechnologie, maar ook in andere toepassingen van de fotonica worden vloeibare kristallen populair. Ze bezitten unieke elektro-optische en optooptische eigenschappen. Hun optische eigenschappen kunnen namelijk beïnvloed worden door ofwel een elektrisch of optisch signaal op te leggen. Hun grootste troef is dat een groot optisch effect (in termen van brekingsindex verandering) kan bekomen worden met zwakke elektrische of optische signalen. Onder andere werden ruimtelijke solitonen gedemonstreerd met slechts een paar milliWatt licht vermogen en een spanning van enkele volts. Dit is onmogelijk met andere materialen, omdat ofwel hoge optische vermogens of grote spanningen nodig zijn. VCSELs zijn een speciaal type halfgeleider lasers omdat ze - in tegenstelling tot rand emitterende halfgeleider lasers - licht uitzenden loodrecht op het bovenoppervlak. Hierdoor bestaat de mogelijkheid om via epitaxiale groei componenten te maken met verschillende lagen. De lengte van de caviteit is van de orde van de golflengte om multi-longitudinale mode werking te verhinderen. Ook helpen de Distributed Bragg Mirrors (DBRs) om de drempelstroom te verminderen. Een ander voordeel van deze lasers is dat tweedimensionale matrices van VCSELs kunnen gemaakt worden op één enkele chip. Door het bijzonder ontwerp heeft een VCSEL ook problemen zoals verschillende transversale modes die opgewekt worden doordat de grootte van de laserapertuur groter wordt gemaakt. Ook is er onstabiel gedrag in de polarisatie van het uitgezonden licht. Het hoofddoel van dit project is om deze twee interessante technologieën te combineren door een vloeibaarkristallaag te aan te brengen bovenop het oppervlak van de VCSEL. Hierdoor kunnen een aantal eerder vermelde problemen opgelost worden en wordt nieuwe functionaliteit mogelijk, zoals variatie in golflengte van het uitgezonden licht en verbetering van de VCSEL modeeigenschappen. Anderzijds kunnen VCSELs gebruikt worden om in de vloeibaar-kristallaag niet-lineaire effecten op te wekken, zonder dat hiervoor een externe lichtbron nodig is. Verschillende interessante toepassingen bieden zich aan als het mogelijk wordt de twee technologieën te integreren. Organisaties: • Toegepaste Natuurkunde en Fotonica
Onderzoekers: • KRASSIMIR PANAYOTOV
Binnenhuis risicofactoren voor respiratoire aandoeningen bij kinderen: ontwikkeling en toepassing van niet-invasieve biomarkers. (ANIMO - tweede fase) Universiteit Antwerpen Abstract: Respiratoire aandoeningen bij kinderen behoren tot de onderzoeksprioriteiten in milieu en gezondheidsprogramma's. Biomonitoring in kinderen stelt een aantal specifieke problemen zoals verzamelen van biologische stalen, onderzoek van blootstelling en gezondheidseffecten en ethische aspecten. Het doel van dit project is de ontwikkeling van niet-invasieve biomerkers die toegepast kunnen worden in kinderen en die toelaten om schadelijke effecten aan de luchtwegen in een vroege fase op te sporen zodat preventieve maatregelen kunnen worden genomen vooraleer er een duidelijk ziektebeeld ontstaat. Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Kristine Desager
Verticaal emitterende microlasers met gekoppelde caviteiten : een nieuw concept met grensverleggende mogelijkheden. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Context en hoofdbetrachtingen Door de steeds groeiende behoeften aan datacapaciteit in toepassingen zoals computersystemen, datacommunicatie en telecommunicatie wordt het belangrijk om betaalbare, hoge bandbreedte multifunctionele fotonische componenten aan te kunnen bieden. In deze context zijn Vertical-Cavity Surface-Emitting Lasers (VCSELs) dan ook ideale componenten en dit om verschillende redenen. Vooreerst laat de geometrie van deze microlaser, waarbij de optische as van de VCSEL lasercaviteit orthogonaal staat op het vlak van het aktieve gebied, toe om een sterk verbeterde bundelkwaliteit voor te brengen. Daarnaast zijn de spectrale eigenschappen uitzonderlijk, evenals de schaalbaarheid van de komponent, en het gemak waarmee hij in een array kan geconfigureerd worden. Deze fel begeerde karakteristieken, in het bijzonder het lage vermogenverbruik, de lage aanmaakkost, en de kleine divergentie van de VCSEL laserbundel hebben er reeds voor gezorgd dat VCSELs de rand emitterende lasers ( edge emitting lasers EEL) in heel wat toepassingen hebben vervangen in het korte golflengte domein (8001000nm). Vandaag zijn korte golflengte VCSELs beperkt tot bitstromen van 10Gb/s, terwijl lange golflengte VCSELs (1310-1600nm) slechts langzamerhand beschikbaar worden op de markt met bitstromen van maximum 2.5Gb/s. Hoewel er op dit ogenblik hoge bitrate 40 Gb/s Distributed Feedback diode lasers bestaan die zouden kunnen ingezet worden in hoge bandbreedte verbindingen, verhindert hun extreem hoge kost in vergelijking met VCSELs en EELs hun gebruik in toepassingen zoals in Fiber-to-the-Home, en computer interconnects. Willen wij aan de toekomstige databehoeften kunnen blijven voldoen is het bijgevolg belangrijk om multifunctionele VCSELS te ontwikkelen die
tevens extreem hoge bitrates aankunnen. Met dit project beogen wij de proof-of-concept demonstratie van VCSELs met bit rates hoger dan 20Gb/s, die kunnen ingezet worden in toepassingsdomeinen zoals datacom, optische interconnecties, local en metropolitan area networks (LANs and MANs), en telecommunicatie. Het project bouwt voort op de aanwezige expertiese binnen de onderzoeksgroep rond halfgeleiderlasers en laserdynamica van IR-TONA, VUB [1-15] en tevens op de lange ervaring en technologische know-how van één van de meest gerenommeerde VCSEL-technologie groepen ter wereld, namelijk de groep van Prof. Rainer Michalzik die behoort tot de vakgroep Optoelectronica van de Universiteit van Ulm, Duitsland [16-18]. Om de doelstellingen van dit project te behalen zullen wij in sterke samenwerking met deze groep het concept van gevorderde gekoppelde caviteits VCSELs ontwikkelen. Daarnaast is het onze bedoeling om originele functionaliteiten in het leven te roepen met deze komponenten, zoals de generatie van ultra-snelle optische kloksignalen en hoge bandbreedte polarisatie modulatie, evenals hoogperformant transversaal modegedrag. De gekoppelde caviteits VCSELs zullen ons bovendien toelaten om de aktieve lichtgenererende caviteit onafhankelijk te optimaliseren van de tweede caviteit, die op haar beurt geoptimaliseerd kan worden voor specifieke functionaliteiten. Zo bvb. zullen we de tweede caviteit kunnen optimaliseren naar lage capaciteit en weerstand met het oog op hoge snelheids digitale polarisatiemodulatie, terwijl de eerste caviteit, waarin de quantum well (QW) zich bevindt, ontworpen zal worden om onder optimale omstandigheden gebruik te kunnen maken van het Quantum-Confined Stark (QCS) effect voor versterking. Organisaties: • Toegepaste Natuurkunde en Fotonica
Onderzoekers: • KRASSIMIR PANAYOTOV • HUGO THIENPONT
De Jespersen-cyclus. Universiteit Antwerpen Abstract: De term 'Jespersen-cyclus' verwijst naar een set van hypotheses over de ontwikkeling van negatiemarkeerdes. De data waarop de hypotheses steuen komen uit de Europese standaardttalen. Het project heeft twee grote doelstellingen. De eerste doelstelling is een uitbreiding van het onderzoeksterrein naar talen buiten Europa, en de tweede is het verfijnen van de analyse. Organisaties: • Centrum voor grammatica, cognitie en typologie
Onderzoekers: • Johan Van der Auwera
Studie van de temperatuursafhankelijkheid van methaanconsumptie en -productie in wetland bodems. Universiteit Antwerpen Abstract: De hoofddoelstelling van dit project is de temperatuurs- en bodemvochtafhankelijkheid van de verschillende processen die bijdragen tot de CH4 en CO2 emissies te bepalen. Meer specifiek zullen we in een mesocosmosexperiment met behulp van tracers en inhibitoren de respons bepalen van individuele processen op veranderingen in de temperatuur en op verschillen in de diepte van de grondwatertafel. Organisaties: • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Ivan Janssens
De invloed van antilichaamfragmenten op de fibrilogenese van beta 2-microglobuline. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoek naar het moleculaire mechanisme van de fibrillogenese van B2-microglobuline door gebruik te maken van single-domain fragmenten van kameelantilichamen (nanobodies). Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • LODE WYNS
Radicaal enactivisme. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is een boek af te werken, getiteld 'Enactivism Explicated. Consciousness Clarified', in co-auterschap tussen Professor Dan Hutto (University of Hertforshire, UK), en de promotor (Erik Myin). Het boek -onder contract bij MIT Press- heeft als onderwerp de zogenaamde 'Enactive Approach' of 'enactieve aanpak' van perceptie en bewustzijn. De enactieve aanpak is een hedendaagse poging om het mentale te hersitueren in het belichaamde en gecontextualiseerde handelen van subjecten. In het boek zal een radicale versie van enactivisme uitgewerkt en verdedigd worden, en zal aangetoond worden dat di radicaal enactivisme een plausibele houdiing impliceert ten opzichte van het probleem van het bewustzijn, en tegelijkertijd perfect verzoenbaar is met vooruitgang in de neurowetenschappen. Organisaties: • Centrum voor Filosofische Psychologie
Onderzoekers: • Erik Myin
Moleculaire beeldvorming van HER2 expressie bij borstcarcinoom door middel van radioactief gemerkte Nanobodies. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doelstelling van de onderzoeksproject: Binnen dit onderzoeksproject willen een nieuwe tracer ontwikkelen voor moleculaire beedvorming van HER2 expressie bij patienten met borstkanker. Hiervoor zullen we een Nanobody ontwerpen met een nanomolaire affiniteit voor HER2, een snelle bloedklaring en lage leveropname. Introductie: Maligne tumoren worden gekenmerkt door de aanwezigheid van specifieke proteinen op de celmembraan. Deze kankerantigenen kunnen in relatief grote aantallen op de membraan voorkomen en zijn meestal in verband te brengen met een signaaltransductiecascade die bijdraagt tot het onstaan of het promoten van het kankerfenotype. Daarom zijn deze membraanantigenen een belangrijk aangrijpingspunt voor antikankerbehandelingen. De humane epidermale groeifactorreceptor type 2 (HER2) is een typisch voorbeeld van een membraanreceptor die in grote aantallen uitgedrukt wordt op de membraan van kankercellen bij onder andere borstcarcinoom en ovariumcarcinoom. De signalisatie door deze receptor leidt tot celproliferatie, toename van de celmobiliteit en een onderdrukking van apoptose. HER2 overexpressie is dan ook gerelateerd aan een hogere aggressiviteit van de tumor en een verhoogde kans op recidief 1. Doelgerichte behandelingen voor tumoren met HER2 overexpressie zijn reeds beschikbaar onder de vorm van monoclonale antilichamen (trastuzumab en pertuzumab) die specifiek binden aan het extracellulaire domein van HER2 en onder de vorm van specifieke inhibitoren (lapatinib) van de tyrosine kinase activiteit die interageren met het intracellulaire domein van HER2. Informatie over de HER2 status van tumoren is dus belangrijk omdat het de selectie van de behandeling beïnvloedt. Momenteel wordt HER2 expressie bepaald in biopsie materiaal. Binnen dit project willen we een methode ontwikkelen voor onderzoek naar HER2 expressie bij borstkanker patiënten op een nietinvasieve manier door middel van beeldvorming. Dit biedt het voordeel dat het volledige kankerletsel alsook eventuele metastatische letsels geanalyseerd kunnen worden tijdens een enkele scanprocedure. Dit vermijdt 'sampling error' bij biopten en kan meerdere keren herhaald worden, waardoor het mogelijk wordt om de HER2
overexpressie op te volgen tijdens het ziekteverloop. Op die manier is het mogelijk om patienten te selecteren die in aanmerking komen voor een doelgerichte therapie en om de respons op de behandeling op te volgen. Niet invasieve beeldvorming van HER2 expressie werd reeds bestudeerd door andere onderzoeksgroepen. Hiervoor werden verschillende soorten moleculen die een affiniteit hebben voor HER2 radioactief gemerkt (monoclonale antilichamen, anitlichaamfragmenten, affibodies, ...) (9-11). In de meeste gevallen kan aangetoond worden dat deze diagnostische 'tracers' zowel in vitro als in vivo HER2 kunnen binden. De belangrijkste beperking van deze tracers is echter de achtergrond activiteit in het lichaam. De biodistributie toont ofwel hoge tracerconcentraties in het bloed ofwel intense opname in de lever en excretie in de gastrointenstinale tractus. Dergelijke achtergrondactiviteit is suboptimaal voor het beeldvormingsproces en beperkt het klinisch potentieel van deze tracers. Daarom zullen we bij een nieuw ontwerp van een tracer de normale biodistributie van de molecule vooropstellen. Dit is mogelijk door gebruik te maken van Nanobodies. De generatie van Nanobodies tegen een nieuw antigen levert multipele kandidaat Nanobodies op die in aanmerking komen voor verdere ontwikkeling. Op dit stadium zullen we de selectie van onze 'lead compound' niet alleen laten afhangen door de subtiele verschillen in affiniteit voor het target, maar zullen we op basis van de aminozuursequentie van de backbone en het in vivo biodistributiepatroon een selectie uitvoeren. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • Tony LAHOUTTE • Olive TCHOUATE GAINKAM Lea • Ilse VANEYCKEN • Catarina XAVIER • SERGE MUYLDERMANS • Matthias D'HUYVETTER • VICKY CAVELIERS • AXEL BOSSUYT • NICK DEVOOGDT
Het virtuele beleefd: van virtuele morele praktijken naar een ethiek voor virtuele sociale werelden. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De belangrijkste onderzoeksvraag is: In welke mate en met welke ethische gevolgen is er dis/continuïteit tussen morele praktijken in 'echte' en virtuele werelden? Het project is interdisciplinair, met een combinatie van een media-sociologisch (beschrijvende ethiek) en filosofische studie (normatieve ethiek) van online morele praktijken en reflecties. Organisaties: • Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • Karl VERSTRYNGE • CAROLINE PAUWELS • Jo Renate BAUWENS
Bepalen van de onderlinge samenhang van vasculaire dysfunctie in de hersenen en het voorkomen van cerebrale amyloid neerslag gebruik makend van nieuwe onderzoeksmiddelen in Alzheimer. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is om het verloop van neurodegenerative processen in AD te bestuderen met relatie tot de optredende defecten in autoregulatie (CBF), het verlies van de cholinerg actieve neuronen en de accumulatie van Aß plakkes in verschillende muismodellen gebruik makend van in vivo beeldvorming (MRI). Tijdens deze studie zal een longitudinale opzet van experimenten het mogelijk maken om in vivo biomerkers voor detectie van een vroeg stadium van AD te ontdekken en te valideren. Deze aanpak de eerste poging zijn om op dergelijk uitgebreide wijze MR detecteerbare veranderingen longitudinaal in een grote groep muismodellen voor AD op te volgen. Organisaties: • Bio-imaging
Onderzoekers: • Greetje Vanhoutte
VIB-Grootschalige genetische benadering voor moleculaire karakterisering van autosomaal recessief-Charcot-MarieTooth ziekte. Universiteit Antwerpen Abstract: VIB-Grootschalige genetische benadering voor moleculaire karakterisering van autosomaal recessief-Charcot-Marie-Tooth ziekte. Organisaties: • VIB DMG - Neurogenetica
Onderzoekers: • Albena Jordanova
Algebraïsche en meetkundige methoden in de structuur en in representaties van concrete klassen van algebra's, groepen en semigroepen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit project bestuderen wij fundamentele structurele problemen van belangrijke algebraische constructies die nog steeds aan belang inwinnen. De Motivatie komt enerzijds voort uit open problemen in klassieke algebraische constructies, zoals groepringen, polynoomringen en hun veralgemeningen, en anderzijds uit de steeds groeiende interest en nood aan nieuwe algebraische methoden in snel ontwikkelende gebieden zoals o.a. quantum groepen en hun representaties. Het project omvat twee hoofdonderdelen. In het eerste deel beschouwen wij concrete algebraische constructies die opdagen in andere takken van de wiskunde en in de studie van hun eigenschappen en toepassingen. Verschillende van deze constructies zijn reeds intensief bestudeerd vanuit verschillende invalshoeken. Er is echter een grote interesse en nood aan de ontwikkeling van nieuwe techniekenen nieuwe resultaten omtrent hun algebraische structuur. In het tweede deel van het project onderzoeken wij de eenhedengroep van ringen via nieuwe veel belovende methoden, i.h.b. methoden van meetkundige aard. Organisaties: • Wiskunde
Onderzoekers: • Eric JESPERS
Synthese en optimalisering van op maat gemaakte, gedragen titania lagen voor de toepassing in foto-geactiveerde processen Universiteit Hasselt
Abstract: In onderhavig project zal de invloed van de synthesecondities en depositietechnieken op de finale eigenschappen van dunne titania (TiO2)lagen worden nagegaan. Innovatieve methoden voor de vorming van poreuze poeders (UA, promotor P.Cool) zullen gecombineerd worden met recente expertise in verband met het vormen van dunnen lagen (Uhasselt, promotor M.K. Van Bael). Aandacht zal ook besteed worden aan post-synthetische methoden om de stabiliteit en de eigenschappen van de materialen verder te controleren. Er wordt uitgegaan van de wetenschappelijke kennis voorhanden voor de vorming van poeders en er wordt onderzocht of deze overdraagbaar is op de vorming van dunne lagen. Op deze manier wordt getracht om fundamentele kennis te verwerven over de parameters welke controle mogelijk maken over de structuur en eigenschappen van het afgezette titania. Dit is van groot belang voor fotogeïnduceerde toepassingen. Organisaties: • Anorganische en Fysische Chemie • Instituut voor Materiaalonderzoek
Onderzoekers: • Marlies VAN BAEL
3D Virtuele Realiteit leermateriaal: adaptief maken en adaptief afleveren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Leeromgevingen zijn meer effectief indien ze aangepast worden aan de behoeften en voorkennis van de gebruiker. Bepaalde onderwerpen zijn gemakkelijker te leren wanneer ze op een gepaste wijze gevisualiseerd worden en er interactie mogelijk is. Virtuele realiteit (VR) laat toe om leermateriaal in 3D te visualiseren en objecten kunnen zoals in de realiteit gemanipuleerd worden. Het gebruik van VR is o.a. belangrijk voor domeinen waar de fysieke realiteit niet beschikbaar is, of te gevaarlijk is, of te duur. Echter, de bestaande technieken voor de adaptatie van klassiek leermateriaal zijn niet bruikbaar voor VR leermateriaal en leeromgevingen. In dit project zullen technieken ontwikkeld worden om bestaand VR leermateriaal adaptief te maken en op een dynamische manier adaptief te presenteren aan de gebruiker, d.w.z. zodanig dat de VR leeromgeving zich dynamisch aanpast aan het gedrag van de gebruiker. Organisaties: • Web en Information System Engineering • Informatica en Toegepaste Informatica
Onderzoekers: • FREDERIC KLEINERMANN • OLGA DE TROYER
De 16de eeuwse glasmedaillons in het UA patrimonium en daarbuiten: een systematisch onderzoek naar materiaal- en technologiegebruik. Universiteit Antwerpen Abstract: De uitzonderlijke collectie aan glasmedaillons van het Klooster der Grauwzusters (nu Universiteit Antwerpen), daterende uit de 16de eeuw, wordt in de loop van het jaar gerestaureerd. Deze, hoogst waarschijnlijk, samenhangende collectie kunnen we, door afname van glasstalen, vergelijken met glasfragmenten uit de 16de eeuw uit de collecties J. Caen en C. Berserik. Door uitvoering van analyses willen we weten of het medaillonglas een subgroep is binnen de gekende high lime ¿ low alkaligroep door gebruik van o.a. Mn. Eveneens willen we weten of de stukken gemaakt zijn door eenzelfde atelier. Aansluitend vermoeden we dat bij het samenstellen van de analyseresultaten karakteristieken naar voren komen waarvan we nu (nog) niet volledig op de hoogte zijn. Organisaties: • AXES
Onderzoekers: • Koen Janssens
Overleving van allogene beta cel enten bij type 1 diabetes patiënten onder tijdelijke immuunsuppressie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Objectieven van verder onderzoek 1. Klinisch relevante verbetering van de metabole controle over meerdere jaren zodat de ontwikkeling van chronische letsels bij non-uremische patiënten wordt afgeremd; 2. Deze doelstelling realiseren met een afweeronderdrukkende behandeling met laag risico op nevenwerkingen. Specifieke doelstellingen in deze projectaanvraag Deel 1: Verder zetten van een prospectief protocol waarin de 5 jaar posttransplant (PT) functie wordt gevolgd bij patiënten die twee keer een intraportale beta cel transplantatie hebben gekregen van minsten 2 miljoen betacellen per kg. Dit protocol werd goedgekeurd door het ethisch comité van de participerende universiteiten en ging van start begin 2006. Het heeft volgende specifieke doelstellingen: 1. Gedurende 5 jaar posttransplantatie de beta cel secretoire capaciteit en insuline gevoeligheid opvolgen en deze parameters vergelijken met deze in gezonde vrijwilligers van een zelfde leeftijd. 2. Boven vermelde parameters correleren met de graad van metabole controle, het voorkomen van (ernstige) hypoglycemie en de progressie van chronische complicaties. 3. De invloed nagaan van progressieve afbouw van tacrolimus tijdens het 3de, 4de en 5de jaar posttransplantatie op de beta cel secretoire capaciteit van de ent, de insuline gevoeligheid, de metabole controle, het voorkomen van (ernstige) hypoglycemie en op veiligheidsparameters. 4. Onderzoeken of veranderingen in de beta cel secretoire capaciteit en/of de tacrolimus spiegels gecorreleerd zijn met veranderingen in eilandjes cel antilichaam titers, lymfocyt subsets en in vitro T-cel reactiviteit tegen auto- en alloantigenen. Deel 2 Vergelijkende studie van de lever en het omentum als implantatie site. Er zijn verschillende redenen om bij de mens een andere implantatie site dan de lever uit te testen: bij knaagdieren met diabetes daalt de lange-termijn functie van intraportale eilandjesisograften (11,12), in de postinjectieperiode wordt een onmiddelijke stollingsreactie op gang gebracht (13) , minstens in de eerste weken zijn de eilandjesenten blootgesteld aan hoge portale spiegels van immunosuppressiva (14). De keuze van het omentum steunt op de mogelijkheid om de implant via laparoscopie op één plaats in te brengen en validatie studies bij ratten. Hetzelfde klinisch protocol zal worden gevolgd voor beide sites, inclusief het gebruik van dezelfde gestandaardiseerde beta cel enten (zie verder). Een interim analyse op jaar 1 wordt uitgevoerd bij 5 patiënten zowel qua entfunctie als qua veiligheid. Indien patiënten na een omentum transplant C-peptide negatief worden binnen de 2 maanden, zal een 2de ent worden geinfundeerd in de lever teneinde hen kansen te geven om een ent functie te verwerven. Dit protocol heeft de volgende specifieke doelstellingen: 1. Op reproduceerbare wijze via laparoscopie een beta cel ent in het omentum inplanten. 2. De patiënten gedurende 12 maanden volgen in termen van beta cel secretoire capaciteit, metabole controle, insuline behoeften, nevenwerkingen en deze gegevens vergelijken met deze van patiënten die een intraportale implantatie krijgen en met deze in gezonde vrijwilligers van een zelfde leeftijd. Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie
Onderzoekers: • BART KEYMEULEN
The clinical significance of circulating endothelial cells in multiple myeloma and their role as surrogate marker for determining the effect of anti-angiogenic agents. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De klinische betekenis van circulerende endothelial cellen in multiple myeloma en hun rol als surrogaat merker voor de bepaling van het effect van anti-angiogenic agenten Organisaties:
• Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • Ivan VAN RIET • Isabelle VANDE BROEK
Perifere stents: design onderzoek met computersimulaties Universiteit Gent Abstract: Het stenten van bloedvaten, zoals de superficial femorale arterie (SFA), die onderhevig zijn aan zeer grote vervormingen blijven een probleem. Nitinol stents lijken de beste keuze voor deze letsels maar veel van deze stents falen door breuk. Het onderzoek richt zich op het bestuderen van deze faling om op die manier richtlijnen te formuleren voor SFA stenten Organisaties: • Vakgroep Mechanische constructie en productie
Onderzoekers: • Benedict Verhegghe • Matthieu De Beule
Herbepaling van verdachte k0 en Q0 waarden in k0-NAA Universiteit Gent Abstract: De k0-NAA methode is een multi-element calibratie methode voor neutronenactiveringsanalyse (NAA) die geen standaarden vereist, maar gebruik maakt van de composiet nucleaire conatnten k0 en Q0. Sommige zijn mogelijk niet accuraat. In dit doctoraal onderzoek van Fulvio Farina wordt een ? internationaal erkende ? lijst van verdachte waarden opnieuw bepaald aan het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK). Organisaties: • Vakgroep Analytische chemie
Onderzoekers: • Karel Strijckmans
Militaire bezetting als transnationale vorm van politiek. Een sociale en culturele geschiedenis van het Duitse bezettingsbestuur in België tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project wordt het Duitse bezettingsbestuur in België tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog van binnenuit, als een onderling samenhangende en in de maatschappij ingebedde politieke structuur bestudeerd. Door daarbij een intertemporeel comparatief perspectief te hanteren wil het gelijkenissen, continuïteiten en verschillen tussen beide besturen blootleggen. In algemenere termen wil het op die manier inzichten verschaffen in de geschiedenis van het militair bezetten als een specifieke vorm van politiek. Daarbij wordt uitgegaan van het gegeven dat bezettingsbesturen transnationale politieke organisaties zijn: zij opereren buiten de politieke en maatschappelijke context van de overheden waaraan zij ondergeschikt zijn, en moeten dus zowel tegenover de politieke overheden van hun thuisland als tegenover de bevolking in het bezette land legitimiteit verwerven. Dit project tracht deze processen van legitimiteitsverwerving op het spoor te komen door heel concreet in te zoomen op de sociale samenstelling en cohesie van de bezettingsbesturen en op de interactie van deze bezettingsbesturen met de bevolking van het bezette land. Het situeert zich op het kruispunt tussen politieke, sociale en culturele geschiedenis, maar gebruikt bovendien inzichten uit de organisatiesociologie en uit de culturele antropologie. Op methodologisch vlak zullen prosopografie, netwerkanalyse en discoursanalyse met elkaar worden gecombineerd. Organisaties: • Power in History - Centrum voor Politieke Geschiedenis
Onderzoekers: • Herman Van Goethem • Marnix Beyen
Cerebellaire neurocognitie: een neuropsychologische en neurolinguïstische investigatie van cognitieve disfuncties na cerebellaire letsels bij kinderen en adolescenten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit FWO-onderzoeksproject, bestaande uit een neurolinguïstiscehn neuropsychologisch onderzoeksluik, werd d.m.v, externe financiering (NVSG-ANAH, SIG, Deloitte Belgium) en bijpassing van het OZR opgesplitst in 2 bursalen. Deze aanvraag betreft een predoctoraal opvangmandaat volgend op mijn bursaal-mandaat om mijn doctoraat af te ronden (geplande verdediging: mei 2009). Aangezien er een (bij de aanvang van het project NIET te voorzien) tekort was aan pediatrische patienten, werd er een grensoverschrijdende samenwerking op punt gesteld met kinderneurologe Dr. Catsman-Berrevoets (Erasmus MC/Sophia Kinderziekenhuis, Rotterdam) die van start ging in februari 2007. Dankzij deze samenwerking heb ik een 30-tal kinderen kunnen includeren waaruit een veelheid aan data en meerwaarde aan analyses zal gepuurd worden. Daarenboven is er een tweede interpratieniveau (akoestische analyses) toegevoegd, waarbij ik de fonetische analysetechnieken heb leren beheersen i.s.m. Prof. dr. Verhoeven (City University of London, Universiteit Antwerpen). Er werd tevens een internationale samenwerking gestart met dr. Visch-Brink (Erasmus Universiteit Rotterdam) en Prof, dr. Howard (University of Newcastle) om de afasietest "Comprehensive Aphasia Test" te vertalen en te normeren omdat de bestaande Nederlandstalige afasietesten onvoldoende sensitief zijn om taalstoornissen bij volwassen patienten met cerebellaire laesies te diagnosticeren. Normering zal plaatsvinden in maart 2008 waarna de klinische bruikbaarheid van de afasietest zal getoetst worden bij patienten met cerebellaire laesies. Organisaties: • Taal- en Letterkunde
Onderzoekers: • Philippe PAQUIER
Drie-dimensionale karakterisatie van precipitaten in NI-Ti vormgeheugen legeringen m.b.v. slice-and-view in een FIB-SEM dubbelstraal microscoop. Universiteit Antwerpen Abstract: Ni-Ti gebaseerde legeringen zijn momenteel de meest gebruikte materialen in vormgeheugen en superelastische componenten voor toepassingen in een grote verscheidenheid van gebieden gaande van stents en orthopedische draden in de medische sector over mechanische versterkers tot allerhande grijpconstructies. De martensitische transformatie van een kubische austeniet B2 structuur naar een monokliene martensiet B19' structuur ligt aan de basis van dit speciale gedrag. Afhankelijk van de toepassing wordt gewerkt met licht verschillende samenstellingen, meestal in de buurt van de equiatomaire samenstelling, hoewel momenteel ook veel onderzoek naar ternaire systemen gevoerd wordt (met toevoegingen van Cu, Hf, Zr, Au, Pt, Pd). Het startmateriaal krijgt
bovendien een specifieke warmtebehandeling wat resulteert in de groei van nano- tot microschaal precipitaten, waarbij het type, de grootte en de verdeling afhangt van de temperatuur, de duurtijd van de behandeling en mogelijke uitwendige spanningen. Deze precipitaten hebben een concrete invloed op het faze transformatiegedrag en de functionele eigenschappen van het materiaal. Een goed begrip van hun driedimensionale verdeling in het materiaal is daarom van cruciaal belang voor een verdere ontwikkeling van deze technologie, o.a. naar het hogere temperatuursgebied noodzakelijk voor toepassingen in de context van motoren. Organisaties: • Elektronenmicroscopie voor materiaalonderzoek (EMAT)
Onderzoekers: • Dominique Schryvers
Functional Polymer Systems. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Karakterisering van Structuur-Verwerking-Eigenschappen relaties in multi-functionele polymeer systemen Organisaties: • Fysische Scheikunde en Polymeren
Onderzoekers: • BRUNO VAN MELE
De invloed van klimaatverandering op de koolstof- en broeikasgasbalans van een model-laagveen. Universiteit Antwerpen Abstract: Temperatuursstijging en grondwaterdaling zijn twee belangrijke factoren van global change en beiden hebben een belangrijke invloed op de koolstof- en broeikasgasbalans van veenbodems. Dit project werd opgezet om na te gaan hoe temperatuur en grondwaterstand deze balansen beïnvloeden. Daarnaast besteden we ook speciale aandacht aan de onderliggende processen van de methaan- en lachgasemissies en hoe deze processen beïnvloed worden door veranderingen in temperatuur en grondwaterstand. Aan de Universiteit Antwerpen werd een experimenteel platform gebouwd met negen groeikamers. Elke groeikamer bevat vier mesokosmossen, gevuld met veen. In deze mesokosmossen wordt het waterniveau geregeld. Van april tot november staat het grondwater 5, 10, 17 of 24 cm onder het maaiveld. Tijdens de overige zes maanden verhogen we het grondwaterniveau met 10 cm (behalve voor het hoogste grondwaterniveau, waar de stijging slechts 5 cm bedraagt). In elke groeikamer wordt de temperatuur geregeld: drie kamers De broeikasgasemissies (CO2- CH4- en N2Oemissies) worden op regelmatige tijdstippen gemeten. Daarnaast bepalen we ook alle componenten van de koolstofbalans (DOC, POC, VOC and DIC), een aantal componenten van de stikstofbalans (NO3-, NH4+, DON and DIN) en verscheidene belangrijke parameters, zoals zuurstofconcentratie, temperatuur en bodemvochtgehalte. Bovendien meten we ook de CO2- CH4- en N2O-concentraties op verschillende dieptes in de bodem. Via deze gegevens komen we meer te weten over de onderliggende processen van de verschillende broeikasgasemissies. Naast dit mesokosmosexperiment voeren we ook enkele nevenexperimentjes uit waarin we de onderliggende processen van de CH4-productie en oxidatie en van de N2O-productie in detail bestuderen. In deze experimentjes testen we eveneens enkele experimentele procedures. Tenslotte bepalen we de fractionatiefactoren (voor 13C) van de twee voornaamste CH4-productiewegen en van de CH4-oxidatie. Organisaties: • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Ivan Janssens • Sara Vicca
Ironie in de hedendaagse Franse roman na 1980 Universiteit Gent Abstract: Dit project onderzoek de impact van ironie in de hedendaagse Franse literatuur. Het betreft een onderzoek naar vorm en strategieen gebruikt door een steeds frequenter voorkomende schrijftrant. Het project onderzoekt zowel individuele teksten, als groepen auteurs (ihb les éditions de Minuit) en stelt zich voor tot een classificatie te komen. Organisaties: • Vakgroep Frans
Onderzoekers: • Pierre Schoentjes
Wetenschappelijke samenwerking met Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten FAGGAFMPS (vervolg van WDGO520) Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, FAGG - AFMPS' hebben voor het project ' Wetenschappelijke samenwerking (vervolg van WDGO520)' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • YVETTE MICHOTTE • SOPHIE SARRE
Interacties tussen fonologie en orthografie met betrekking tot Duitse woordherkenning Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Duits
Onderzoekers: • Martina Penke
Lokale en systemische effecten van verhoogde metaalconcentraties op Arabidopsis thaliana: integratie van genexpressie en wortelgroei in een mono- en multipollutiecontext ter bepaling van moleculaire parameters met ecologische relevantie.
Universiteit Hasselt Abstract: De doelstelling van dit project is de preciezere bepaling van de rol van een aantal genen die in de transcriptoomanalyse naar voor gekomen zijn, waarbij ook het fysiologisch/ecologische aspect aan bod zal komen. De studie zal verder uitgebreid worden door ook Zn op de nemen, vermits Zn meestal samen met Cd voorkomt in vervuilde bodems.In gepubliceerde studies worden planten meestal blootgesteld aan één enkel metaal. Vermits Cu en Zn redox-actief zijn en daardoor direct oxidatieve stress veroorzaakt, is het interessant een vergelijking te maken van de specifieke moleculaire responsen die de verschillende metalen veroorzaken, zowel afzonderlijk als in een multipollutiecontext. De uitkomsten van het project. De preciezere bepaling van de rol van genen in de moleculaire en cellulaire mechanismen van metaaltoxiteit is interessant vanuit fundamenteel biologisch standpunt. Er zal bijkomende kennis vergaard worden betreffende reactie van de plant op verschillende metalen en specificiteit van de onderliggende signalisatiemechanismen in een multipollutiecontext. Vermits een aantal genen en mutanten bestudeerd kan worden , kan een hiërachie van de responsen opgesteld worden. Dit sluit aan bij de "forward genetics approach" en draagt bij tot het ophelderen van vroege responsen op metaalstress. Het bestuderen en vergelijken van de effecten van Cd, Cu en Zn tesamen is een meer realistische situatie naar de problematiek van vervuiling toe. De mogelijkheid bestaat om de resultaten te valideren op een aantal gekarakteriseerde vervuilde bodems, en voor de expressie van orthologe genen in planten die zouden gebruikt kunnen worden als alternatieve gewassen op deze bodems (vb. populier). Dit kan bijdragen tot het onderzoek naar monitoring van vervuiling en fytoremediatie, een speerpunt van het onderzoek binnen de groep milieubiologie. Organisaties: • Milieubiologie • Centrum voor Milieukunde
Onderzoekers: • Tony REMANS
Modellering van geavanceerde oxidatie processen Universiteit Gent Abstract: De belangstelling voor geavanceerde water-en afvalwaterzuiveringsinstallaties in het licht van waterhergebruik en het verwijderen van deze schadelijke stoffen stijgt aanzienlijk. Oxidatieprocessen en vooral ozonisatie en ultraviolet (UV) bestraling in combinatie met waterstofperoxide (H2O2) zijn in deze context zeer effectief bevonden. Dit Doctoraatsonderzoek richt zich op modellering en karakterisatie van deze processen zowel op laboratorium schaal als in de realiteit. Organisaties: • Vakgroep Toegepaste Wiskunde, Biometrie en Procesregeling
Onderzoekers: • Ingmar Nopens
Structuur/functie analyse van tRNA modificerende enzymen en enzymcomplexen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Algemene doelstellingen en situering van het project In de voorbije jaren heeft mijn onderzoek binnen het Departement Ultrastructuur van de Vrije Universiteit Brussel zich toegespitst op de gedetailleerde analyse van de structuur en functie van een aantal modelenzymen die inwerken op relatief eenvoudige substraten, zoals de nucleoside hydrolasen en de thiamine difosfaatafhankelijke decarboxylasen (8;9). Deze expertise zal nu verder gebruikt en uitgebreid worden om de technisch meer uitdagende tRNA modificerende enzymen van prokaryote en eukaryote oorsprong te bestuderen. Om deze, dikwijls multi-subeenheid, systemen en hun interacties met de tRNA substraten te onderzoeken zal een geïntegreerde strategie gevolgd worden bestaande uit X-straal kristallografie, enzymkinetiek en verschillende biofysische methoden (fluorescentie spectroscopie, ITC, SPR) om de proteïn-proteïn en proteïnnucleïnezuurinteracties te bestuderen. De biochemische experimenten om de tRNA modificatie te volgen zullen uitgevoerd worden in samenwerking met het laboratorium van Prof. Louis Droogmans (ULB, Institut de Recherches Microbiologiques J.-M. Wiame), een expert in dit veld. In het kader van het voorgelegde project zullen we ons onderzoek toespitsen op de ontrafeling van de structuurfunctie relatie van drie belangrijke tRNA-modificerende enzymsystemen: * De door MnmE en GidA gekatalyseerde carboxymethylaminomethylatie van uridine op de tRNA wobble positie. Dit onderzoeksproject werd opgestart in de onderzoeksgroep van Prof. Alfred Wittinghofer (Max Planck Institute for Molecular Physiology, Dortmund, Germany), waar ik gedurende een eenjarig verblijf betrokken ben in de studie van de interactie tussen de enzymen MnmE en GidA en hun tRNA substraat. Dit onderzoek zal verder gezet worden in het Departement Ultrastructuur, in een intensieve samenwerking met Prof. Wittinghofer. * tRNA methylatie door S-adenosylmethionine-afhankelijke enzymen van de SPOUT familie. Dit onderzoeksproject is een directe samenwerking met Prof. Droogmans, die reeds sinds verschillende jaren onderzoek doet naar tRNA methyltransferasen. * De rol van het Elongator complex in de methoxycarbonylmethyl en carbamoylmethyl modificatie van uridine op de wobble positie van tRNA van eukaryoten. De kristalstructuren van deze eiwitten en complexen met hun tRNA substraten, in combinatie met de biochemische en biofysische studie van hun interactie en de modificatiereactie, zal verder licht werpen op de mechanismen van deze enzymen en tRNA modificatie in het algemeen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Wim VERSEES
Bestrijding van Campylobacter jejuni kolonizatie en uitscheiding bij vleeskippen door middel van organische zuren en antibacteriële componenten geproduceerd door melkzuurbacteriën. Universiteit Gent Abstract: Met Campylobacter jejuni besmet pluimveevlees is de belangrijkste bron van campylobacteriose bij de mens. Tijdens dit project zal getracht worden de kolonizatiegraad en uitscheiding bij pluimvee tijdens de primaire productie te reduceren door in te grijpen op het kolonizatiemechanisme van de kiem via organische zuren en antibacteriële componenten geproduceerd door melkzuurbacteriën. Organisaties: • Vakgroep Pathologie, bacteriologie en pluimveeziekten
Onderzoekers: • Frank Pasmans
Sinusoidale analyse gebaseerd op audio-partituur alignering. Universiteit Antwerpen Abstract: Sinusoïdale analyse is een belangrijke techniek voor audio-analyse. Wanneer men polyfone audio probeert te analyseren, heeft men echter vaak te maken met overlappende harmonische componenten afkomstig van de verschillende noten. De resulterende systeemmatrix is dan onoplosbaar. Door het gebruik van bijkomende informatie, in de eerste plaats afkomstig van de partituur, kunnen we echter een veel betere initialisatie van het model bekomen, en tegelijk het juiste aantal parameters bepalen. Dit moet alvast resulteren in een accuratere en robuustere analyseresultaten. Het eerste deel van dit project is geconcentreerd rondom de wiskundige en technische beperkingen en zal onder andere het ontwikkelen van de nodige software bevatten. In een tweede deel ligt de nadruk op toepassingen, meer specifiek op source separation en individuele nootbewerking in een polyfone context.
Organisaties: • Visielab
Onderzoekers: • Paul Scheunders • Joachim Ganseman
Moleculair biologisch onderzoek van HSPB8 mutaties in relatie tot erfelijke motorneuron aandoeningen. Universiteit Antwerpen Abstract: De centrale onderzoeksvraag is waarom mutaties in HSPB8 selectief de perifere neuronen treffen, terwijl andere lichaamscellen, waarin eveneens het mutant HSPB8 voorkomt, gespaard blijven. De sHSPs kunnen de cel in stress situaties beschermen door: (1) te binden met foutief opgevouwen proteïnen, (2) te interfereren met apoptose en (3) het cytoskelet te stabilizeren. De effecten van de mutaties op de functie en de interactie-eigenschappen van HSPB8 zijn nog niet volledig opgehelderd. Mutaties in sHSPs kunnen deze bindingseigenschappen beïnvloeden en op die manier de vorming van proteïneaccumulaties (aggregaten) induceren. De biologische relevantie van aggregaatvorming geassocieerd met mutant HSPB8 werd echter nog niet in vivo bevestigd. Het is mogelijk dat de vorming van proteïneaggregaten veranderingen induceert in het neurofilament netwerk en in het axonaal transport. Het axonaal transport in de perifere neuronen is essentieel om het vervoer van proteïnen, organellen en vesikels langsheen de microtubuli naar en van het cellichaam te verzekeren. Omdat de spinale motorneuronen de langste axonen bezitten die de meest distale spieren innerveren, kan er verwacht worden dat veranderingen in het axonale cargo transport kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van een perifere neuropathie. Desondanks het feit dat de studie van vernoemde biologische processen in celculturen nuttige informatie kan opleveren, zijn diermodellen essentieel om een beter inzicht te krijgen in de pathomechanismen, en om het effect van mogelijke therapeutica te bestuderen. Bovendien geeft een diermodel, waaronder een muismodel, de mogelijkheid om de twee belangrijkste celtypes betrokken in perifere neuropathieën, de perifere neuronen/axonen en de myeliniserende Schwanncellen, te onderzoeken. Organisaties: • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Joy Ijeoma Irobi-Devolder
Veranderingsprocessen in gezinnen in een ernstige opvoedingscrisis: dynamieken van verandering achter de uitkomstgegevens van IFPS (Intensice Family Preservation Services) Crisishulp aan Huis in Vlaanderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Voorliggend onderzoek naar de impact van crisisbegeleiding in gezinnen richt zich op (de verandering in) het perspectief op verder opvoeden en opgroeien in de context van het gezin, vanuit twee perspectieven bij zowel de betrokken ouder als de betrokken jongere, namelijk vanuit de (veranderingen in de) beleving van de aanpak van de problematische opvoedingssituatie doorheen de crisisbegeleiding enerzijds en vanuit het perspectief van de (verandering in de) beleving van de opvoedingssituatie tijdens en na de crisisbegeleiding anderzijds. Uit eerder uitgevoerd onderzoek kennen we de uitkomsten van een crisisbegeleiding in gezinnen waar sprake is van een dreigende uithuisplaatsing van de minderjarige uit het gezin naar professionele residentiele jeugdhulpverlening (Loots, G. et al., 2006; Van Puyenbroeck, H. et al., 2007). Voorliggend kwalitatieve onderzoek gaat nu verder op zoek naar de veranderingsprocessen achter deze uitkomstgegevens door middel van meervoudige kwalitatieve gevalstudies, Fenomenologische analyse van de door middel van semi-gestructureerde interviews en dagboekanalyse verzamelde gegevens gaat na welke thema's, processen en ontwikkelingen relevant zijn voor een effectieve crisisbegeleiding. Organisaties: • Orthopsychologie
Onderzoekers: • GERRIT LOOTS
Muziekwetenschappelijke en artistieke studie naar historische en stilistische achtergronden in de Russische opera's van Sergei Prokofiev en het belang van Maddalena als voorstudie voor De Speler en De Vuurengel. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit geïntegreerd artistiek onderzoeksproject stelt de Russische opera's van Sergei Prokofiev centraal. Muziekhistorisch en muziektechnisch onderzoek moet nieuwe inzichten aanbrengen inzake ontstaan, uitvoering, perceptie, stilistische en inhoudelijke achtergronden en hun belang voor het integrale oeuvre van Prokofiev. Dit wordt gekoppeld aan een nieuwe instrumentatie van de éénakter Maddalena en het componeren van een nieuwe kameropera op basis van hetzelfde verhaal. Organisaties: • Centrum voor stadsgeschiedenis
Onderzoekers: • Bruno Blondé
In vivo kwantificatie en karakterisatie van neuroplasticiteit in de adulte hersenen van de zangvogel. Universiteit Antwerpen Abstract: In vivo kwantificatie en karakterisatie van neuroplasticiteit in de adulte hersenen van de zangvogel. Organisaties: • Bio-imaging
Onderzoekers: • Anne Marie Van Der Linden • Jacob Verschueren
SAFE-IS: Software Abstracties voor event-Intensieve Systemen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: DOELSTELLINGEN EN VERWACHTTE RESULTATEN In het domein van gedistribueerde systemen worden programmeertalen en middleware al te vaak aanzien als concurrerende methoden voor het oplossen van gelijkaardige problemen. SAFE-IS veronderstelt dat een eenzijdige aanpak op basis van slechts één van deze methoden ontoerijkend is voor het oplossen van de bovenvermelde problemen. Enerzijds wordt het bijzonder moeilijk om de vluchtigheid en schaalgrootte van de geproduceerde informatie te vatten in middleware bovenop een klassiek thread-gebaseerd computationeel model. Anderzijds stellen we dat de eigenschappen van de onderliggende technologie te divers zijn om deze te abstraheren in een voorgedefiniëerde programmeertaal. SAFE-IS gaat daarom uit van een geïntegreerde aanpak waarin een innovatieve, zgn. "open" programmeertaal ingebed wordt in een reeds bestaande programmeertaal, dewelke uitgebreid wordt met een middleware-laag. Zowel de open programmeertaal als de middleware worden ondersteund door de nodige implementatie-technologie. Onderstaande figuur illustreert onze methodologie: L1 wordt een nieuwe programmeertaal specifiek ontworpen voor het omgaan met grote aantallen events in een vluchtige netwerkomgeving. L2 is een klassiek platform (bvb. Java) waarin zowel de implementatietechnologie van L1 als een nieuwe middleware-
abstractielaag zullen geïmplementeerd worden. Het feit dat zowel L1 als de middleware bovenop L2 worden gebouwd laat toe om L1 in te bedden in L2 (zulke inbedding wordt ook wel "taalsymbiose" genoemd). Dit laat toe dat entiteiten in de taal L1 kunnen communiceren met de middleware geschreven in taal L2. Deze opstelling brengt ons bij de drie objectieven van SAFE-IS. Het is ons doel: * een reeks linguïstische abstracties te ontwerpen welke toelaten om grote vluchtige "wolken" van events voor te stellen en te manipuleren op een atomaire manier. We veronderstellen dat er operatoren kunnen worden gedefinieerd die op de wolk als geheel inwerken, gelijkaardig aan operatoren in arrayprogrammeertalen. Redeneren in termen van zulke "wolken" laat toe abstractie te maken over de continue veranderingen die optreden in deze verzamelingen omwille van de mobiliteit van Things. * een middleware-laag te bouwen die een grootschalig aantal events kan routeren, verzamelen en afleveren en dit in de context van mobiele Things met variërende semantische en spatio-temporele eigenschappen. De integratie tussen hoog-niveau taal en middleware wordt verzekerd door deze hoogniveau taal in te bedden in de implementatietaal van de middleware. * implementatietechnologie te ontwikkelen om zowel programmeertaal als middleware te ondersteunen. Ten eerste is er nood aan technologie die de software causaal verbindt met de fysieke wereld van verschijnende, verdwijnende en opnieuw verschijnende Things. Ten tweede willen we samengestelde events voorstellen aan de hand van automaten om wolken van events te kunnen omzetten naar reguliere verzamelingen zodat deze op een klassieke wijze kunnen verwerkt worden door sequentiële applicaties. ONDERZOEKSVRAGEN De drie bovenvermelde doelstellingen werpen elk een aantal cruciale vragen op: In de programmeertaal-abstractielaag: * Welke abstracties zijn geschikt voor het voorstellen en manipuleren van grote vluchtige wolken van Things en events? Bijvoorbeeld, hoe kan een applicatie die de gebruiker assisteert bij het winkelen alle producten voorstellen die geëtaleerd staan op nabije rekken? De programmeur zou hierbij niet moeten redeneren in termen van het individueel verschijnen en verdwijnen van Things. * Welke operatoren kunnen toegepast worden op zulke wolken? Hierbij kunnen we inspiratie vinden in array- en stream-gebaseerde programmeertalen waar programma's op arrays/streams in hun geheel werken eerder dan op hun individuele elementen. De uitdaging ligt hem in het verzoenen van deze traditionele operatoren met de vluchtigheid van de wolken waar zij nu op moeten opereren. In de middlewareabstractielaag: * Asynchroon communicerende Things vereisen een gedistribueerde event-coördinatieinfrastructuur die events kan routeren, filteren en afleveren. De vraag is hoe deze Things-events op een declaratieve manier geannoteerd kunnen worden met context-informatie zodanig dat ze op een correcte manier geïnterpreteerd kunnen worden door de applicaties die hen verwerken. * De event-coördinatieinfrastructuur moet events afleveren over vluchtige, wegvallende netwerkverbindingen. Hoe kan event-resolutie in zulke zelf-organiserende ad hoc netwerken ondersteund worden zodanig dat opstoppingen voor zgn. "time-critical" eventstromen vermeden kunnen worden? In de implementatielaag: * Complexiteit kan worden beheerst dankzij compositie en abstractie. In event-gebaseerde systemen wordt dit gerealiseerd door het definiëren en benoemen van samengestelde events. Het blijft echter een open vraag hoe het detecteren van samengestelde events dient te gebeuren in een context waarin events op een enorme schaal worden geproduceerd, en dit door Things die (tijdelijk) kunnen verdwijnen. * Hoe kunnen we technieken gebaseerd op automaten -- die reageren op elementaire events en een samengesteld event afvuren in hun eind-toestand -- laten schalen naar de schaalgrootte en vluchtigheid die het Internet of Things karakteriseren? Organisaties: • Informatica en Toegepaste Informatica
Onderzoekers: • WOLFGANG DE MEUTER
Metaalbevattende nucleatielagen voor de groei van nanokristallijn diamant Universiteit Hasselt Abstract: Nanokristallijn diamant films kunnen op een zeer grote interesse rekenen, omwille van hun breed toepassingsgebied, gaande van platforms voor nano/microlektromechanische systemen (N/MEMS), gebaseerd op de excellente mechanische en tribologische eigenschappen van diamant, tot SOD (silicium op diamant) als alternatief voor SOI (silicium op isolator) structuren, waarin diamant een interessant alternatief voor SiO2 vormt, met een hoge thermische geleidbaarheid en zeer goede diëlektrische eigenschappen. Een vereiste in al deze toepassingen, is dat grote oppervlakken kunnen bedekt worden met een fasezuivere, extreem uniforme submicron film die gekenmerkt is door een lage oppervlakteruwheid en een uniforme korrelgroottedistributie. Deze vereisten kunnen enkel maar behaald worden, indien een compleet dichte film bestaande uit kleine korrels wordt afgezet. Om dit te kunnen bereiken is een hoge nucleatiedensiteit vereist. In het huidige project zullen we innovatieve benaderingen onderzoeken om diamant nucleatie te bewerkstelligen hetgeen ons moet toelaten uniforme nanokristallijne diamantlagen te groeien op verschillende substraten. Onze strategie zal erin bestaan om insitu diamant nuclei te genereren in een composietlaag (op het substraat af te zetten vóór de diamantgroei) bestaande uit koolstof en een carbidevormend metaal. Gezien het project een interdisciplinaire benadering voorstelt, zal er zeer intensief worden samengewerkt tussen de groepen Anorganische en Fysische Chemie (M.K. Van Bael en A. Hardy) en de materiaalfysica groep Materialen met een Brede Bandkloof (K.Haenen) beide deel van het Instituut voor Materiaalonderzoek. De metaalgebaseerde composietlagen zullen volgens verschillende routes worden afgezet vanuit waterige precursoroplossingen met geselecteerde metaalioncomplexen (Dit is de kernexpertise van de groep van M.K. van Bael en A. Hardy). Een hoge koolstofconcentratie in deze lagen moet garant staan voor de in situ generatie van een hoge densiteit aan nucleï. Eens de nucleatielaag afgezet is, wordt via microgolf plasma geassisteerde chemische dampdepositie diamant gegroeid en wordt de nucleatiedensiteit in verband gebracht met het nucleatie- en groeimechanisme (Dit is de kernexpertise van de groep van K. Haenen). Het concept van nucleatie vanuit koolstof in een metaalgebaseerde laag die via waterige oplossingen werd afgezet is nieuw in de internationale literatuur. Bovendien zijn de op deze manier afgezette nucleatielagen veel dunner dan deze die door traditioneel sputteren worden gedeponeerd, waardoor met een kortere incubatie/groeitijd dense en nanokristallijne diamant films kunnen gegroeid worden. Naast nieuwe fundamentele aspecten, zal dit project dus tevens een bijdrage kunnen leveren aan een verbetering van technologieën voor de depositie van nanokristallijn diamant. Organisaties: • Anorganische en Fysische Chemie • Instituut voor Materiaalonderzoek
Onderzoekers: • Marlies VAN BAEL
Institutionele conformiteit in financiële rapportering. Universiteit Antwerpen Abstract: Het onderzoek richt zich op het identificeren en analyseren van institutioneel gedreven conformiteit in rapporteringsdomeinen gekenmerkt door normvaagheid, zoals risicorapportering, managementcommentaar en kostenallocaties. Vanuit een interdisciplinair gezichtspunt wordt rapporteringsconformiteit van ondernemingen gesitueerd als een vorm van institutioneel imitatiegedrag dat stoelt op sociale, cognitieve els competitieve invloeden. De studie zal ook ingaan op het belang en de rol van externe auditors in rapporteringsconformiteit Organisaties: • Accountancy en financiering
Onderzoekers: • Walter Aerts
Rol van microbiële biodiversiteit in de aromatische kwaliteit van artisanale gefermenteerde levensmiddelen Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1. Inleiding Fermentatie van levensmiddelen is gebaseerd op de inwerking van nuttige micro-organismen (bacteriën, gisten en/of schimmels) op rauwe grondstoffen afkomstig van landbouw en veeteelt, zoals melk, vlees, vis, granen, groenten en fruit, waarbij de productie van
microbiële metabolieten zorgt voor gewijzigde producteigenschappen met betrekking tot textuur, aroma en smaak en een verbeterde houdbaarheid en veiligheid van het geproduceerde voedsel (bvb. Wood, 1997; Leroy & De Vuyst, 2004; Leroy et al., 2006). Dergelijke levensmiddelen zoals kaas, yoghurt, gefermenteerde worst en vis, zuurdesembroden, gefermenteerde groenten en fruit en alcoholische dranken worden van oudsher door de mens geconsumeerd, oorspronkelijk voornamelijk omwille van hun opmerkelijke stabiliteit bij omgevingstemperatuur. Hoewel levensmiddelenfermentatie in bepaalde regio's nog steeds een primaire rol speelt als preservatietechniek, is deze technologische functie in de Westerse wereld (waar gebruik van koeltechniek en voedseladditieven de standaard is) obsoleet geworden. Niettemin genieten gefermenteerde producten nog steeds een opvallende populariteit en nemen ze vaak een vooraanstaande plaats in het gastronomisch landschap in omwille van hun unieke smaak- en textuureigenschappen. Zij vormen bovendien almaar meer het onderwerp van bescherming op regionaal, nationaal en Europees niveau (zie bvb. de Food Quality Certification, sinds 1992 een officiële erkenning van de Europese Commissie; http://ec.europa.eu/agriculture/foodqual/ quali1_nl.htm). Het wekt daarom geen verwondering dat in binnen- en buitenland bijzonder veel interesse gaat naar streekproducten, die het resultaat zijn van artisanale bereidingen (zie bvb. voor België, de Academie voor Streekgebonden Gastronomie [http://www.asg.be]; voor Frankrijk, Le Guide du terroir, [http://www.leguideduterroir.com/]). 2. Probleemstelling Hedendaagse commerciële starterculturen die gebruikt worden voor industriële productie van gefermenteerde levensmiddelen en dranken zijn armer aan biosynthetisch potentieel in vergelijking met de "wilde" microorganismen die overheersen in spontane, ambachtelijke fermentaties (Leroy & De Vuyst, 2004), wat leidt tot de idee dat onze voeding smaak verliest, minder divers wordt en dus verschraalt. De consument grijpt daarom graag naar levensmiddelen die gekoppeld worden aan streekspecialiteiten en oorsprongsbenamingen (het juridische concept 'Appellation d'Origine Contrôlée' is vooral gekend voor wijn, maar is hier lang niet toe beperkt), waarin ze vertrouwde smaken lijken te vinden. Producenten en kleinhandelaars spelen hier op in door dergelijke elementen, al dan niet terecht, in hun marketingstrategie op te nemen. Centraal staat het concept "artisanaal" dat wordt gekwantificeerd door accurate bepaling van de vorming en stabiliteit (onder invloed van omgevingsfactoren) van de betrokken laagmoleculaire microbiële metabolieten (afkomstig van het energiemetabolisme, het anabolisme en interconversiereacties). De link tussen deze artisanale kwaliteit en de oorspronkelijke microbiota is niet altijd even duidelijk. Deze informatie is evenwel noodzakelijk voor de ontwikkeling van interessante commerciële starterculturen. 3. Doelstelling Onderhavig project zal zich inlaten met het onderzoek naar de relatie tussen de microbiële diversiteit van gefermenteerde levensmiddelen van het artisanale type en de aanwezigheid van bacteriële aromacomponenten die bijdragen tot de eindkwaliteit. Dit impliceert twee benaderingen: (1) staalname van artisanale producten en analyse van de microbiële diversiteit van het gefermenteerde product in functie van de tijd, wat dan gelinkt kan worden aan de organoleptische en sensorische kwalitatieve eigenschappen van het eindproduct, en (2) het uitvoeren van in vitro laboratoriumfermentatie-experimenten ter bepaling van de kinetiek van aromaproducten. Dergelijke informatie is essentieel, indien microbiële culturen dienen samengesteld te worden die aan de verwachtingen (lees: natuurlijk, gezond en veilig voedsel) van de "moderne", veeleisende consument kunnen voldoen. De microbiële diversiteit van gefermenteerde levensmiddelen en dranken op basis van rauwe grondstoffen afkomstig van landbouw en veeteelt omvat zowel bacteriën, gisten als schimmels. Gezien de ervaring van de onderzoeksgroep zal voornamelijk aandacht worden besteed aan met melkzuurbacteriën, azijnzuurbacteriën en staphylococcen geproduceerde fermentatieproducten, doch waar nodig zal de nodige aandacht besteed worden aan gisten en schimmels. De onderzoeksgroep heeft, naast eigen veldexperimenten, contacten met verscheidene onderzoeksgroepen doorheen Europa (Italië, Roemenië, Griekenland, Ghana, Ivoorkust, Ecuador, ...) die in staat zijn plaatselijke artsinaal gefermenteerde levensmiddelen te bemonsteren in samenwerkingsverband. Afhankelijk van de beschikbaarheid van stalen zal voornamelijk worden ingegaan op levensmiddelen die behoren tot de volgende categorieën: zuivelproducten, gefermenteerde vleeswaren, zuurdesems, cacao en chocolade en gefermenteerde groenten. Op elk van deze producten heeft de onderzoeksgroep momenteel projecten lopen. Het onderzoek zal staalnamen (veldexperimenten in binnen- en buitenland), innovatieve microbiële identificaties (cultuurafhankelijk en cultuuronafhankelijk), geavanceerde metabolietbepalingen (chromatografie en massaspectrometrie), genexpressiestudies (o.a. real-time PCR en microroosteranalyse) en statistische analysen (o.a. PCA) omvatten. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST • FREDERIC LEROY
Introductie van analytische scheidingstechnieken in de virologie om interacties op moleculair vlak bij picornaviridae op te helderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Toen de onderzoeksgroep van Dieter Blaas (Wenen, Oostenrijk) in 1999 voor het eerst capillaire electroforesee (CE) gebruikte om viral interacties aan te tonen op moleculair vlak (in zijn geval, rhinovirus), was het op dat ogenblik nagenoeg vijftig jaar geleden dat nieuwe analytische scheidingstechnieken werden geintroduceerd in de virologie. Ook de onderzoeksgroep (MICH) voelde op dat ogenblik de noodzaak aan om nieuwe scheidingstechnieken in te voeren in hun lab, om hun doelstellingen te kunnen bereiken. Teneinde dit probleem op te lossen werd een samenwerking opgezet met de onderzoeksgroep van Prof. Y. Vanderheyden (FABI). Met als uitgangspunt de CE methode van de groep Blaas, worden nu een scheidingsprotocol voor poliovirus en zijn subvirale partikels opgesteld. Een eerste protocol is nu klaar (Oita et al., submitted for publication). Deze scheidingsmethode zal door MICH gebruikt worden om de morfogenese van poliovirus te bestuderen, de interacties van poliovirale partikels en waardcelproteïnen na te gaan. Om beide eerste doel-stellingen tot een goed einde te brengen zal gebruik gemaakt worden van een celvrij RNA translatie/replicatie systeem (kortweg celvrij systeem) voor het poliovirus. Het systeem bestaat uit een niet-geïnfecteerd celextract, aangevuld met zouten, een energie regeererend systeem, aminozuren en nucleotiden, dat geprogrammeerd wordt met poliovirusRNA waarna een volledige replicatiecyclus van poliovirus wordt waargenomen. Dit zal in de onderzoeksgroep MICH gebeuren. Ondertussen zal binnen de onderzoeksgroep FABI enerzijds de gevoeligheid van de CE worden opgedreven door de viruspartikels ofwel extern (na translatie) ofwel intern (tijdens translatie) fluorescent te merken en zal anderzijds gezocht worden naar andere alternatieve scheidingstechnieken die op virussen kunnen toegepast worden. Deze zijn eerder gericht op miniaturisatie (microfluidic chips) en anderzijds op preparatieve methodes (chromatografie). Tenslotte is ook het derde aspect van de onderzoeksdoelstellingen van MICH nu bijzonder actueel geworden. Dit betreft zoals hoger gesteld, de interactie van poliovirus met liganden. Enerzijds werd een project gestart met de onderzoeksgroep van Prof. J. Neyts op het Rega Instituut (KULeuven) waarbij gezocht wordt naar nieuwe antivirale middelen tegen poliovirus. Recentelijk (zie onze publicatielijst) werd nl. vastgesteld dat wanneer men poliomyelitis en het agens poliovirus wil eradiceren, men in de eindfase van deze eradicatie antivirale middelen zal nodig hebben (zie WHO en CD8 rapport). De interactie van deze antivirale middelen met het virus zal met CE onderzocht worden. Anderzijds werd een nieuw project opgestart met Prof. S. Muyldermans (onderzoeksgroep DBIT, VUB) om nanobodies te maken tegen het poliovirus. Deze zullen in de volgende weken ter beschikking komen. CE zal ook in dit onderzoek gebruikt worden om de binding van nanobodies met het virus na te gaan (ratio virus/nanobodies bepalen voor neutralisatie, enz. ). Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • Yvan VANDER HEYDEN
QoS ondersteuning in heterogene draadloze sensornetwerken met behulp van gedistributeerde 'reinforcement learning' technieken. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het hoofddoel van dit project is de ontwikkeling van een adaptieve QoS netwerkarchitectuur voor draadloze sensornetwerken die een waarachtig multi agent systeem gebaseerd Reinforcement Learning algoritme incorporeert. Dit MAS-RL algoritme zal op gedistribueerde wijze intelligente beslissingen nemen omtrent de optimale werkingsmode voor iedere knoop, rekening houdend met de verschillende belangen en
beperkingen. Om dit doel te bereiken, voorzien we 4 hoofdtaken, elk met eigen subdoelen: Taak 1: het ontwikkelen van een endogeen multi agent RL algoritme dat concepten ontleent van 'Mechanism Design' (mechanisme-ontwerp). Taak 2: de ontwikkeling van een adaptieve modulaire QoS architectuur voor heterogene draadloze sensornetwerken die geschikt is voor zeer verscheidene applicaties en bijhorende QoS vereisten. Taak 3: de ontwikkeling van een realistische simulatieomgeving voor de optimalisatie van de QoS architectuur en het MAS-RL algoritme. Taak 4: de experimentele validatie van de ontwikkelde oplossingen in een levensechte omgeving in een levensecht scenario Organisaties: • Informatica en Toegepaste Informatica • Elektronica en Informatica
Onderzoekers: • ANN NOWE • KRIS STEENHAUT
Ontwikkelen en beheren van cylische distributiestrategieën in de logistiek. Universiteit Antwerpen Abstract: Het uitgangspunt van voorliggend project is om deze beide strekkingen in de literatuur over rittenplanning met voorraadoverwegingen samen te brengen door de basisassumpties te doorbreken: (i) situaties met een inherente vraagonzekerheid vergen niet noodzakelijk een dynamische, korte-termijnaanpak; en (ii) een cyclische oplossing kan ook geschikt zijn onder veranderende omstandigheden. De resulterende onderzoeksvraag, die de grondslag vormt van dit project, is de volgende: in hoeverre is een cyclische aanpak geschikt voor distributieplanning in situaties met inherente vraagonzekerheid, en hoe kunnen efficiënte distributiepatronen dan opgebouwd en onderhouden worden? Organisaties: • ITMMA
Onderzoekers: • Wout Dullaert
Beeldverwerking en beeldanalyse (de numerieke aspecten van inverse problemen en beeldmodellen.) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Beeldverwerking en beeldanalyse (de numerieke aspecten van inverse problemen en beeldmodellen.) Organisaties: • Elektronica en Informatica
Onderzoekers: • JAN CORNELIS
Van risicobeoordeling tot risicomanagement in het kader van microbiologische voedeselveiligheid: Listeria monocytogenes en Campylobacter Universiteit Gent Abstract: Het projectvoorstel richt zich op het volgende 1. Wat zijn geschikte methoden om variabiliteit en onzekerheid te beoordelen en 2. Hoe moet/kan de sensitiviteitsanalyse in de risicobeoordeling worden uitgevoerd; 3. De voorgestelde aanpak illustreren met twee case studies: L. monocytogenes (nabesmetting in productieproces met mogelijke groei bij koeling) en Campylobacter sp (zoônotische pathogeen met enkel mogelijkheid tot overleving en geen groei). 4. Hoe kan deze opgebouwde kennis nuttig zijn om informatietransfer tussen risicobeoordeling en risicomanagement te bewerkstelligen Organisaties: • Vakgroep Voedselveiligheid en Voedselkwaliteit
Onderzoekers: • Mieke Uyttendaele • Frank Devlieghere
Speciatie van sporemetalen in aquatische systemen via voltammetrische technieken. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Chemische speciatie is heel belangrijk voor het begrijpen van het gedrag, het lot en de biobeschikbaarheid (toxiciteit) van zware metalen in waterige omgevingen. Voor de speciatie van zware metalen worden zeer vaak elektrochemische methoden en meer specifiek voltammetrische technieken zoals CLE/CSV (Competitive Ligand Equilibration/Cathodic Stripping Voltammetry) gebruikt. Het gebruik van voltammetrie neemt toe gezien de moderne voltammetrische analysetoestellen simpel zijn in gebruik, ze hebben een lage kostprijs en laten ook toe om simultaan verscheidene zware metalen te meten met een hoge gevoeligheid. Voltammetrie laat toe om de totale concentratie aan zware metalen in water te meten (na UV behandeling) alsook om de labiele metaalfracties te bepalen. In vergelijking met DET/DGT (Diffusive equilibrium in thin films/ diffusive gradient in thin films) laat deze techniek toe om de hoeveelheid aan metaalcomplexerende liganden te bepalen. Het doel van dit onderzoek is om het lot van deze vervuilende stoffen in rivieren en estuaria alsook de gevolgen hiervan te bepalen in termen van risico assessment. In situ, microcosmos en in vitro metingen zullen uitgevoerd worden. Verkregen data zoals de conditionele stabiliteitsconstante of de concentratie aan complexerende liganden, kunnen vervolgens geïntegreerd worden in modellen. Organisaties: • Scheikunde
Onderzoekers: • MARC ELSKENS
Sociale betekenis en juridische bescherming van private relaties. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project staat de vraag centraal of en in welke mate een aanvullend of dwingend juridisch kader voor informele relaties tussen volwassenen kan worden gerechtvaardigd. Om deze vraag adequaat te beantwoorden, is voorafgaandelijk inzicht nodig in de subjectieve betekenis en sociale functie van verschillende relatievormen tussen volwassenen. De onderzoeksvragen worden bestudeerd vanuit zowel sociologische als juridische paradigma's, in een multidisciplinair theoretisch kader en aan de hand van kwalitatieve onderzoeksmethoden. Organisaties: • Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans • Frederik Swennen • Ann Van Den Troost
Substatelijke diplomatieke activiteiten als motor van re-territorialisering? De casus van de mediterrane ruimte. Universiteit Antwerpen Abstract: Substatelijke diplomatie confronteert de onderzoeker met de aard en de dynamiek van het internationaal systeem. Vooral het territoriale kader van het internationale systeem kan in vraag gesteld worden. Verschillende auteurs spreken over "het einde van het territorium", maar verondersteld kan worden dat de komst van subnationale entiteiten op de internationale scene naast een proces van de-territorialisering ook een dynamiek van re-territorialisering op gang heeft gebracht. Re-territorialisering kan omschreven worden als "ontwikkelingen die zich voordoen wanneer bepaalde territoriale eenheden in belang afnemen, ten voordele van andere territoriale configuraties". Centraal in dit onderzoek zal de wisselwerking tussen geopolitiek en substatelijke diplomatie onderzocht worden in de casus van de mediterrane ruimte. De centrale vraag is dubbel; (1°) hoe en in welke mate wordt de diplomatie van substatelijke entiteiten in deze regio beïnvloed door omgevingsvariabelen, en (2°) hoe en in welke mate herscheppen deze actoren via hun diplomatie hun omgeving. Of, om deze laatste dynamiek te herformuleren; vormen substatelijke diplomatieke activiteiten motoren van "re-territorialisering"? De operationalisering van deze vraag zal als volgt gebeuren; vanuit de onderzoekstradities van de traditionele en de cognitieve geopolitiek zal de invloed van geopolitieke factoren op de diplomatie van substatelijke entiteiten onderzocht worden. In een tweede en omgekeerde beweging zal vanuit de onderzoekstraditie van de kritische geopolitiek bestudeerd worden hoe substatelijke overheden via hun diplomatieke activiteiten en buitenlandspolitiek discours de ruimte waarin ze opereren, trachten te herscheppen. Er wordt voor gekozen de onderzoeksvraag te focussen op een welbepaalde geografische ruimte, te weten de mediterrane ruimte. In het middellandse zeebekken zijn de laatste jaren immers tal van paradiplomatieke initiatieven ontplooid op verschillende niveaus, niet in de laatste plaats gestuurd door de ambities van de Catalaanse Generalitat. Organisaties: • Internationale Politiek (IP)
Onderzoekers: • David Criekemans • Jan Melissen
Dendritische cel immunologie en dendritische celgebaseerde immunotherapie van HIV en kanker Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is het combineren van fundamentele inzichten rond de immunobiologie van dendritische cellen en het ontwikkelen van een geoptimaliseerde dendritische celgebaseerde vaccin voor antikanker en anti-HIV immunotherapie. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie • Fysiologie • Inwendige Geneeskundige Specialiteiten
Onderzoekers: • Bart NEYNS • SABINE LAUWERS • KRISTIAAN THIELEMANS • BRIGITTE VELKENIERS-HOEBANCKX
De wetenschappelijke exploitatie van de Herschel-missie. KU Leuven Abstract: Het project behelst de wetenschappelijke exploitatie van de Herschel-missie, waarin de promotor betrokken is als 'Co-PrincipalInvestigator'. Deze betrokkenheid omvat de coordinatie van de 400 uren gegarandeerde waarneemtijd die aan Belgie werd toegekend. Het K.U.Leuven-deel betreft vooral de studie van circumstellaire media. Specifieke deelprojecten handelen over massaverlies gedurende late evolutiestadia van sterren, Vegatype sterren, schijven rond jonge sterren, en kometen. Organisaties: • Afdeling Sterrenkunde
Onderzoekers: • Christoffel Waelkens
Het optreden van rechtspersonen naar privaatrecht: de toerekening van rechtshandelingen en onrechtmatige daden naar aanleiding van het optreden van organen van privaatrechtelijke rechtspersonen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het betreft een fundamenteel juridisch onderzoek naar de privaatrechtelijke grondslagen van wat doorgaans het "optreden van rechtspersonen" wordt genoemd. Allereerst wordt in de specifieke rechtspersoonlijke context "optreden" omschreven als de toerekening van rechtshandelingen en onrechtmatige daden aan de rechtspersoon. Dan wordt de dominante rechtsdogmatische constructie in dit domein, de orgaantheorie, tegen het licht gehouden. Dit leidt tot een eerste problematisering van deze theorie. Deze bevindingen geven vervolgens aanleiding tot de herwaardering van een aantal onder impuls van de orgaantheorie veelverguisde instrumenten van het klassleke privaatrecht. De onderzoeksbevindingen wijzen erop dat deze de grondslag kunnen vormen voor een meer adequate juridische constructie rond het optreden van rechtspersonen. Dit moet zijn beslag krijgen in de uiteenzetting van dit "neoklassiek alternatief". Organisaties: • Economisch Recht
Onderzoekers: • LUDOVICUS CORNELIS
Moleculair genetisch onderzoek van Dopa-responsieve dystonie. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van deze studie is de identificatie van het gendefect verantwoordelijk voor Dopa-responsieve dystonie (DRD) in een Belgische familie met behulp van positionele klonering. De opheldering van de genetica van DRD zal op termijn leiden tot de ontwikkeling van specifiekere behandelingen of zelfs preventie van de ziekte. Identificatie van het gendefect in individuele families geeft bovendien een mogelijkheid tot het ontwikkelen van specifieke preimplantatie diagnostiek. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Jessie Theuns
Toxiciteitskarakterisatie en groepering van chemicaliën op basis van toxinogenomics in Daphnia magna.
Universiteit Antwerpen Abstract: Toxiciteitskarakterisatie en groepering van chemicaliën op basis van toxinogenomics in Daphnia magna. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust • Melissa Penninck
Uitwerking van referentiedata ter opvolging van generieke zorgtrajecten. Universiteit Antwerpen Abstract: Het initiatief rond de zorgtrajecten komt binnenkort op gang. Het zal starten met diabetes en nierinsufficiëntie als thema's. Het initiatief zal later uitgebreid worden met andere chronische aandoeningen waarvoor de kwaliteit van zorg maar kan worden gegarandeerd door goed afgestemde taakomschrijving, werkverdeling en partnerschappen tussen een diversiteit van betrokken zorgverlenende disciplines. De overheid heeft behoefte deze belangrijke nieuwe initiatieven op hun effecten, en hun kost-effriciëntie te blijven opvolgen via indicatoren en data. Een beperkte set van data zal komen van de zorgverleners zelf, en dit wordt ingebouwd in de afspraken rond de betreffende zorgtrajecten. Een ander belangrijke set van data zal kunnen komen van de consumptiegegevens die in de verschillende IMA-databanken permanent worden opgevolgd. Als afsluiting bij de diabetesprojecten die als voorbereiding op de zorgtrajecten diabetes in Leuven en Aalst gelopen hebben, wordt momenteel in opdracht van het RIZIV een outcomestudie afgewerkt om zicht te krijgen op resultaatsparameters van deze beide projecten. Voor deze opdracht integreren onderzoeksequipes verschillende datasets, komende van de dossiers, voornamelijk gegevens komend van klinische laboratoria, en een databestand vanuit de data van de zeven verzekeringsinstellingen. Ze toetsen deze aan verwerkingsmodellen voor kostenreferenties en voorspellings-modellen voor toekomstige kosten die door betere zorg kunnen worden vermeden. Het RIZIV formuleert aan deze onderzoeksequipes een bijkomende opdracht om een knelpuntenanalyse te maken van de mogelijkheden en moeilijkheden die bij een meer permanente resultaatsopvolging van zorgtrajecten zullen aan bod komen, wanneer dit na de projectfase in een meer operationele opvolging zal worden gerealiseerd. Tegen eind juni 2009 zal dus, naast de vergelijkende analyse voor de beide diabetesprojecten, additioneel een aanbevolen scenarioboek met knelpuntenanalyse worden opgeleverd, bruikbaar voor de fase waarin de operationele zorgtrajecten via referentiedata over de looptijd heen opgevolgd dienen te worden. Organisaties: • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Paul Van Royen
Nanostructurering van gelaagde supergeleidende systemen voor gecontroleerde terahertz straling. Universiteit Antwerpen Abstract: Terahertz (THz) wetenschap en technologie zijn hoogst toepasselijk over alle wetenschappelijke gebieden. Ondanks enkele al gerealiseerde THz bronnen, is er nog altijd gebrek van concept voor een single-chip en controleerbaar THz toestel. In dit project willen wij controle van THz straling bestudeeren in artificiëele supergeleidende/magnetische multilagen, of hoog-Tc en ferromagnetische supergeleiders, gebruikend de THz frequentie van Josephson plasmagolven en hun interactie met magnetische inclusies en/of extern veld. Organisaties: • Theorie van de gecondenseerde materie
Onderzoekers: • Milorad Milosevic
De rol van planthormonen in plantengroei en ontwikkeling Universiteit Hasselt Abstract: Bij planten is groei een geordend proces waarbij enkele weefsels, de meristemen, voortdurend nieuwe cellen vormen, en de nieuw gevormde cellen aanzienlijk expanderen en differentiëren. Wanneer de cel uit de meristematische zone komt, heeft celexpansie of celgroei plaats, waarna de cellen in een gedifferentieerde, niet-prolifererende toestand komen. De cel-cel interactie is belangrijk voor de verdere groei en ontwikkeling van het multicellulair organisme waarbij omgevingssignalen voortdurend interageren met de planteigen interne signalisatiewegen. Dit bepaalt het uiteindelijke fenotype van de plant. Deze onderzoeksgemeenschap richt zich op de rol van planthormonen en hun signalisatiewegen bij de celdeling en celelongatie. Hiervoor worden verschillende ontwikkelingsprocessen geselecteerd waaronder wortelontwikkeling, apicale dominantie, UV acclimatisatie en tolerantie en de ontwikkeling van het fotosyntheseapparaat. Deze onderzoeksgemeenschap groepeert 10 onderzoekseenheden in Vlaanderen en binnen Europa. Organisaties: • Moleculaire en Fysische Plantenfysiologie
Onderzoekers: • Roland VALCKE
Preoperative radiotherapy of rectal cancer by helical tomotherapy : prognostic significance of iNOS, CD3, CD16 en CD68 molecular markers. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen NL abstract Organisaties: • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • GUY STORME • Mark DE RIDDER
Mobiliteitsonderwijs Mozambique Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project beoogt de introductie van onderwijs over mobiliteit in 7 beroepsscholen in Mozambique. Hiertoe ontwikkelt men een handboek en richtlijnenboek dat aangeeft hoe men mobiliteit kan inwerken in een (bestaand) milieuzorg systeem. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
Geavanceerde thermale analyse Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het Advanced Thermal Analysis onderzoek van de onderzoeksgroep FYSC focust op een bijdrage tot de internationale vooruitgang van thermische analyse voor de karakterisering vanmaterialen, en specifiek op toepassingen van Modulated Temperature (DSC) (MTDSC), lokale thermische analyse (Micro-TA and Nano-TA), (ultra)snelle thermische analyse (Rapid-scanning DSC and Chip Calorimetry) en hybride thermische analyse technieken (Rheo-DSC). Het werk omvat de ontwikkeling van instrumenten, het bestuderen van instrumenten, hun ijking en verificatie, en de experimentele exploitatie ervan voor de studie van materialen op basis van polymeren. Dit werk wordt ondersteund door modellering van warmte-overdracht met behulp van eindige elementen methoden. Organisaties: • Fysische Scheikunde en Polymeren
Onderzoekers: • GUY VAN ASSCHE • BRUNO VAN MELE
Vergelijkende studie van C-H...pi en C-H...n waterstofbruggen gevormd tussen diverse aromatische modelsystemen en de verdovingsgassen halothaan en sevofluraan. Universiteit Antwerpen Abstract: Infiormatie omtrent zwakke moleculaire interacties tussen klassieke verdovingsgassen en (hetero)aromatischemodelsystemen worden genalyseerd via een combinatie van infrarood- en Raman spectroscopie enerzijds en vloeibare edelgasoplossingen anderzijds. De gegevens leveren informatie omtrent de interacties tussen de verdovingsgassen en aromatische substituenten in eiwitten en andere biomoleculen Organisaties: • Cryospectroscopie
Onderzoekers: • Wouter Herrebout
Productiekinetiek van geconjugeerde vetzuren door melkzuurbacteriën tijdens in vitro fermentaties. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Recent gaat veel aandacht naar de gezondheidsvoordelen van geconjugeerde vetzuren (CFA), In het bijzonder de geconjugeerde linolzuren (CLA). CLA-isomeren komen van nature vooral voor in weefsels en producten van herkauwers, wat ondermeer te wijten is aan de specifieke biohydrogenatie en enzymactiviteiten van de pensbacterïen( isomerasen). Via een gerichte diervoeding kan het pensmetabolisme gestuurd worden naar een verhoogd CLA-gehalte in de melk. Ook zouden een aantal melkzuur-, bifido- en propionzuurbacteriën over linolzuurisomeraseactiviteit beschikken. Als alternatlef voor de interventies via de diervoeding zou bacteriële vorming van CLA in melk na de winning (via geschikte microbiële isomerase/desaturase-activiteiten) zeer interessant kunnen zijn. Indien deze aanpak succesvol blijkt kan in de toekomst industrieel gebruik van deze bacteriën als starterculturen voor de zuivelindustrie beoogd worden. In dit project zullen daarom een aantal computergecontroleerde in vitro fermentaties uitgevoerd worden met micro-organismen die in staat zijn dergelijke geconjugeerde vetzuren te produceren. De productiekinetiek van de vetzuurgeneratie zal bestudeerd worden in functie van de bacteriële populatiegroei en de omgevingscondities in gecontroleerde fermentaties gebruik makend van geschikte melkzuurbacteriën. Een beter begrip van de productiekinetiek zal toelaten om dergelijke bacteriën in te zetten in industriële fermentatieprocessen in de zuivelsector, wat de bereiding en commercialistie van nieuwe producten met gezondheidsbevorderende eigenschappen zal mogelijk maken. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • FREDERIC LEROY
Genetische analyse van de rol van sFRP1 en 4 in de bothomeostase. Universiteit Antwerpen Abstract: Genetische analyse van de rol van sFRP1 en 4 in de bothomeostase. Organisaties: • Medische genetica van obesitas en skeletaandoeningen (MGENOS)
Onderzoekers: • Wim Van Hul • Eveline Boudin
Het gesproken Nederlands in Vlaanderen. Percepties en attitudes van een 'spraakmakende' generatie Universiteit Gent Abstract: In Vlaanderen is in de laatste decennia van de 2e0 eeuw de tussentaal ontstaan, een nieuwe omgangstaal, met ingrediënten uit zowel de dialecten als de standaardtaal. Om de huidige ontwikkelingen in het gesproken Nederlands te kunnen begrijpen is onderzoek nodig naar de percepties en attitudes van jonge Vlamingen, de nieuwe spraakmakende gemeente, ten aanzien van die tussentaal en de standaardtaal. Organisaties: • Vakgroep Nederlandse taalkunde
Onderzoekers: • Johan De Caluwe
Onderzoek naar de moleculaire rol van caspase-14 gebruik makend van transgene muismodellen Universiteit Gent Abstract: De epidermis vormt de buitenste lagen van de huid en beschermt ons tegen fysische en chemische beschadiging. De epidermis doet ook dienst als barrière tegen waterverlies en invasie door micro-organismen. Ons onderzoek toonde aan dat caspase-14 een belangrijke rol speelt bij een correcte vorming van de huidbarrière. Nu willen we de moleculaire mechanismen onderzoeken die leiden tot dit phenotype in verschillende in vivo modelsystemen. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Peter Vandenabeele • Wim Declercq
Algebraische Structuur en representaties van concrete klassen van algebra's, groepen en semi-groepen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit project behandelen wij fundamentele structurele problemen van belangrijke algebraïsche constructies waarin de interesse nog steeds toeneemt. De motivatie komt aan de ene kant van klassieke algebraïsche constructies, zoals groepringen, polynoomringen en hun veralgemeningen, en aan de andere kant uit de steeds groeiende interesse en nood aan nieuwe algebraïsche methoden in snel ontwikkelende gebieden, zoals o.a. quantum groepen en hun represenetaties. Het project omvat twee stromingen. De eerste is vooral gebaseerd op de technieken ontwikkeld in het boek ``Noetherian Semigroup Algebras'' [1]. Het doel is om belangrijke concrete algebraïsche constructies te behandelen die opdagen in andere takken van de wiskunde en om hun eigenschappen en toepassingen te onderzoeken. Verschillende van deze constructies zijn reeds uitgebreid bestudeerd vanuit andere oogpunten. Desondanks is er een steeds toenemende interesse en nood aan het ontwikkelen van nieuwe technieken en resultaten omtrent hun algebraïsche structuur. De tweede stroming van het project is in het gebied van eenheden van ringen, dit via nieuwe veelbelovende, en o.a. meetkundige, technieken. Wegens de vele internationale samenwerkingen heeft dit onderzoek een grote internationale component (zie o.a. lijst van publikaties). Om een duidelijk beeld te geven van de concreet aan te pakken problemen in dit project, geven we eerst een kort overzicht van resultaten verkregen in recente jaren (voor meer detais verwijs ik naar "Een beknopt verslag over uw vroeger onderzoek". Betreffende het eerste gedeelte: wij verkregen een volledige beschrijving van Noetherse semigroepalgebra's KS van deelmonoïden van een polycyclisch-bijeindige groep (ook voor enkele andere klassen is zo'n resultaat verkregen, zoals o.a. voor Malcev nilpotente semigroepen). Vervolgens beschreven wij wanneer zulke algebra's priem maximale orders zijn. Belangrijke belangrijke concrete klassen worden vervolgens beschreven, b.v. semigroepalgebra's van monoïden van IGtype en, meer algemeen, sommige klassen van algebra's gedefinieerd door kwadratische kwadraat-vrije homogene relaties. Er worden toepassingen gegeven voor oplossingen van de Yang-Baxter vergelijking en ook worden priemen van hoogte 1 (i.h.b. de klassegroep) worden beschreven. Voor een stand van zaken tot 2006 verwijs ik naar [1]. Andere relevante referenties zijn [3,4]. Betreffende het tweede gedeelte. Speciale deelgroepen van de eenhedengroep van een gehele groepring ZG werden beschreven, zoals o.a. het hypercentrum en de normalisator van de triviale eenheden. Constructies van vrije deelgroepen en deelgroepen van eindige index worden gegeven (zelfs via symmetrische eenheden indien de complexe representaties van een eindige G van graad ten hoogste 2 zijn). De Lie algebra van de anti-symmetrische eenheden van RG (R commutatief) werd bestudeerd en er werd beschreven wanneer deze commutatief is (voor R-lineaire uitbreidingen van invuloties op G, zelfs met een orientatiemorfisme). Ook identiteiten van de eenhedengroep werden onderzocht, en dit voor willekeurige Z-orders en met toepassingen naar restricted omhullende Lie algebra's. Een andere doorbraak is de beschrijving van wanneer een de eenhedengroep van een gehele groepring ZG van een eindige groep G van het Kleiniaans type is, m.a.w., er wordt beschreven wanneer zekere meetkundige meethoden toepasbaar zijn in de eenhedengroep van ZG. Standaard referenties zijn [2,5,6,7]. Vervolgens geven wij nu de belangrijkste aandachtspunten van het voorgestelde onderzoeksproject. VUB-leden die aktief betrokken zullen zijn bij dit project zijn Jespers en Goffa, leden van de onderzoeksgroep ALGB. Dit onderzoek is ook in samenwerking met Cedo (Barcelona), Juriaans (Sao Paulo), Okninski (Warschau), Riley (London, Canada), del Rio (Murcia, Spanje), Ruiz (Cartagena, Spanje), Hertweck (Stuttgart). (1) Belangrijke concrete algebraïsche constructies. Dit aspect bestaat uit twee complementaire onderdelen. In het eerste gedeelte concentreren wij ons op een verdere ontwikkeling en het beter begrijpen van de ``bouwdozen'' van belangrijke klassen van algebra's. Vaak zijn dit geïtereerde constructies gebaseerd op veralgemeende polynoom type ringen over een gegeven coëfficiëntenring. Er is dus nood aan het bestuderen van basiseigenschappen die geerft worden onder deze extensies. Structurele en combinatorische technieken spelen hier de hoofdrol. Deze technieken hebben verband met problemen in Hopf algebra's (i.h.b., zijn gemotiveerd door problemen in quantum groepen). Problemen van deze aard dagen op in fundamentele vragen in wiskundige fysica, i.h.b. via het werk van Ginzburg dat de fundamenten legde voor de ontwikkeling van algebraïsche technieken in de theorie van de quantum groepen en hun toepassingen. In het tweede gedeelte concentreren wij ons op concrete klassen van algebra's die gedefinieerd zijn via specifieke presentaties, zoals b.v. plactic algebra's en algebra's die verband hebben met oplossingen van de Yang-Baxter vergelijking. Sommige van deze algebra's, i.h.b. plactic algebra's die oorspronkelijk ontwikkeld zijn voor algebraisch combinatorische en klassieke representatietheorie door Lascoux en Schutzenberger, zijn nu reeds klassieke hulpmiddelen in deze theorieen. Verrassend genoeg doken deze recent ook op in de context van quantum groepen en hun representaties. Deze objecten werden bestudeerd vanuit een ander perspectief, dit vooral wegens hun intrigerende en diepe combinatorische aard. Wij stellen een sturcturele en algebraische benadering voor gebaseerd op een waaier van technieken in groepen, semigroepen en ringtheorie. Dit zou moeten leiden naar nieuwe resultaten en toepassingen van deze en andere reeds bestudeerde klassen van algebra's. De volgende specifieke problemen vormen een leidraad. Het onderzoek is vooral in samenwerking met Okninski, Cedo, Goffa. Probleem 1: Bepaal wanneer een semigroep gegradeerde ring een Noethers priem maximaal order is en beschrijf zijn priemen van hoogte 1 en zijn klassegroep. Merk op dat dit zelfs een open probleem is voor ring sterk gegradeerd door een eindige groep. Voor sommige gekruiste producten over commutatieve ringen is er recente vooruitgang door Braun, Ginosar en Levy (zie [8] voor een basisreferentie). Een natuurlijke benadering is om na te gaan of, voor gegradeerde Noetherse priem ringen, deze arithmetische structuur bepaald wordt door natuurlijke geassocieerde groep gegeradeerde ringen. Vervolgens moeten deze laatste aangepakt worden, i.h.b. gekruiste producten van (polycyclisch-bij-)eindige groepen. Recente resultaten tonen aan dat de actie van de definierende groep op de priemen van hoogte 1 van de coefficientenring cruciaal zijn en dat lineaire semigroeptechnieken hierop van belang zouden kunnen zijn. Herinner dat groepalgebra's van polycyclisch-bij-eindige groepen H de enige groepalgebra's zijn waarvoor het vermelde probleem opgelost is (Brown) en dat recent Jespers, Okninski en Goffa het probleem oplosten voor semigroepalgebra's KS met S een deemonoide van H. Er is aangetoond dat de structuur volledig bepaald is door deze van S. Er rest echter een uitdagend probleem omtrent de actie van de quotientengroep SS^{-1} op de minimale priemen van S. Dit en ook de klassegroep zal aandacht krijgen. Probleem 2: Bepaal de structuur van eindig gepresenteerde algebra's en semigroepen die gedefinieerd zijn door monomiale relaties. Gateva-Ivanova en Van den Bergh, alsook Etingof, Schedler en Soloviev, hebben een prachtige (semi)groep ((semi)groep van I-type) theoretische interpretatie gegeven van involutieve niet-ontaarde verzameling theoretische oplossingen van de Yang-Baxter vergelijking. Cruciaal zijn eindig gepresenteerde monoiden gedefinieerd door homogene kwadratische monomiale relaties. Om meer voorbeelden van algebra's met een "mooie arithmetische" structuur te verkrijgen zullen wij monoiden en algebra's onderzoeken die gedefinieerd zijn door monomiale relaties die niet noodzakelijk kwadratisch zijn. Recente resultaten van Bell en Smoktunowicz omtrent de "trichotomy" duiden aan dat er inderdaad zulke resultaten te verwachten zijn. B.v. zekere klassen van zulke algebras bestaan waarschijnlijk uit primitieve algebra's. Wij bestuderen ook hun priemidealen en het priem- en Jacobson radikaal. Ook voor groepen van het I-type zijn er fundamentele problemen waaraan wij aandacht zullen geven. B.v. wanneer zijn zulke groepen poly-oneindig cyclisch? Volgens een conjectuur van Gateva-Ivanova zou dit vaak moeten zijn. Verder is een groep van I-type bepaald door een eindige oplosbare groep H en een actie op een abelse groep. Het is onbekend welke groepen H kunnen optreden. Ook weet men geen klassificatie van de toegestane acties voor een gegeven H. Beide aspecten krijgen aandacht in dit project. Merk op dat analoge problemen recent werden onderzocht door David, Ginosar, Etingof and Gelaki, en dit in de context van constructies van centraal simpele algebra's die getwiste groep algebra's zijn over een groep van centraal type. Probleem 3: Bepaal invarianten van gehele semigroepringen. Vele van de hoger vermelde algebra's zijn semigroepringen. De vraag naar invarianten van zulke ringen is dus natuurlijk. Aangezien de gehele semigroepring ZS het natuurlijk object is dat de link legt tussen semigroep- en ringtheorie, moet deze vraag in eerste instantie in deze context bekeken worden. Voor groepringen is er in deze context het fundamenteel werk van Roggenkamp, Scott, Weiss en meer recent Hertweck [9]. In het geval van eindige Malcev nilpotente semigroepen S is een volledig resultaat te verwachten, en het algemene geval zou men misschien kunnen herleiden naar groepringen. (2) De studie van de algeraische structuur van de eenhedengroep van ringen. De eenhedengroep van orders is een fundamenteel studieobject dat reeds sedert verschillende decennia wordt onderzocht. In het niet-commutatieve geval wordt er vooral veel aandacht besteed aan de eenhedengroep van gehele (semi)groepringen ZG van eindige (semi)groepen G. Er zijn echter nog zeer veel uitdagende en open problemen. Belangrijk is de zoektocht naar een beschrijving van (een deelgroep van eindige index van) de eenhedengroep en een beschrijving van de eindige deelgroepen. In het eerste gedeelte van dit onderdeel van het project werken wij verder aan het ontwikkelen van algebraische en meetkundige technieken voor de studie van de eenhedengroep van orders in scheve lichamen en 2-bij-2 matrices over orders in
kwadratisch imaginaire uitbreidingen (i.h.b., orders in niet gesplitste klassieke quaternionen algebra's). Dit onderdeel van het onderzoek is vooral in samenwerking met Del Rio, Ruiz, Juriaans, Olteanu, Aljadeff, Hertweck en Aljadeff. Probleem 4: Bepaal de structuur van de eenhedengroep van sommige orders (door ook gebruik te maken van meetkundige technieken). Een concreet probleem om dit op te lossen is om een fundamenteel domein te construeren voor de actie van de eenhedengroep op een geassocieerde hyperbolische ruimte. Dit is tot op heden succesvol uitgevoerd voor slechts een heel beperkt aantal voorbeelden. Een eerste belangrijk uit te voeren stap is om dit probleem aan te pakken voor de eenhedengroep ZG van een eindige groep G zodat QG de matrixring M_2(Q) als een simpele component heeft. De theorie en constructie van Farey symbolen zou hier moeten toepasbaar zijn. Dit zou nieuwe constructies van eenheden opleveren, die samen met de bekende Bass cyclische en bicyclische eenheden misschien vaak generatoren geven voor een deelgroep van eindige index in de eenhedengroep van ZG voor een willekeurige eindige groep G. Een tweede belangrijke stap is de studie van de eenhedengroep van orders in klassieke quaternionenalgebra's. De eenheden die recent ontdekt werden door Juriaans, Passi en Souza Filho zijn kandidaten die een fundamenteel zouden kunnen bedekken. Als toepassing zou men misschien ook natuurlijke veralgemeningen van de Stelling van Dirichlet naar het niet commutatieve geval kunnen bekomen. Probleem 5: Bepaal wanneer de eenhedengroep van zekere orders hyperbolisch is (in de zin van Gromov). Recent werd hierop fundamentele vooruitgang gemaakt door Juriaans, Passi, Prasad en Filho, dit in het geval van semipriem semigroepringen. Het algemene geval is nog open. Ook zouden wij graag de "klassieke" bekende constructies van eenheden herkennen als meetkundige objecten. In deze context werden recent de eindige groepen G beschreven waarvoor zekere meetkundige technieken toepasbaar zijn om de structuur van de eenhedengroep van ZG te beschrijven. Graag zouden wij dit uitbreiden naar een ruimere klasse, b.v. naar de klasse van virtuele cohomologische dimensie 3. Ook wensen wij het probleem van Passi op te lossen: wanneer voldoet de eenhedengroep van een groepring aan de Jordan decompositie. Passi et al hebben dit probleem gereduceerd tot complexe representaties van G van graad ten hoogste 3. Graad 3 is nog onopgelost. Probleem 6: Beschrijf speciale deelgroepen van de eenhedengroep. Wegens het verband met het isomorfismeprobleem, zal de normalisator deelgroep van de triviale eenheden in ZG speciale aandacht krijgen. Ook de groep voortgebracht door de symmetrische eenheden zal verder onderzocht worden. Bijzondere aandacht gaat uiteraard naar het (i) Zassenhaus vermoeden omtrent periodische eenheden, (ii) het isomorfismeprobleem voor speciale klassen van groepen, (iii) het Kaplansky vermoeden omtrent de beschrijving van de eenheden in een groepalgebra van een torsie-vrije groep T. De methoden uiteengezet in deel 1 van het project geven misschien inzicht hoe dit laatste aan te pakken voor belangrijke klassen van abels-bij-eindige groepen T. Organisaties: • Wiskunde
Onderzoekers: • Eric JESPERS
Hendi, een automatische helderheidstool voor Engels en Nederlands discours in parallelle en vergelijkbare teksten Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Bedrijfskunde Aalst • Departement Vertaalkunde • Vakgroep Toegepaste Informatica/Wiskunde • Vakgroep Taaltechnologie • Vakgroep Frans • Vakgroep Engels • Vakgroep Spaans
Onderzoekers: • Sonia Vandepitte • Hildegard Vermeiren • Veronique Hoste • Peter Velaerts • Roland Maerivoet • Bart Defrancq
Statistische analyse van isotoop-gemerkte MALDI-TOF massa spectra Universiteit Hasselt Abstract: Het project handelt over de analyze van peptide concentraties in isotoop-gemerkte MALDI-TOF data. Om de variabiliteit van massa spectrometrie experimenten te beperken, kan men bvb. twee stalen van verschillende biologische condities samenvoegen. Om een onderscheid te maken tussen de metingen van de twee stalen, zal men de peptides van één van de stalen moeten merken. Dit kan door, bvb., de twee 16O atomen op de carboxyl-groep van een peptide te vervangen door twee 18O atomen. Bijgevolg verschuiven de metingen van de gemerkte peptides in een massa spectrum vier massa eenheden naar rechts, en kunnen worden onderscheiden van de metingen van de ongemerkte peptides. Maar het kan gebeuren dat, door de aanwezigheid van onzuiverheden tijdens het isotopisch merken en door de variërende snelheid waarmee zuurstof-isotopen worden uitgewisseld, niet alle peptides een 18O isotoop zullen ontvangen. Dit heeft tot gevolg dat de metingen van een gemerkt staal verschuiven naar verschillende hogere massas en met elkaar overlappen. Om dit probleem aan te pakken, kan een Markov model worden gebruikt (Valkenborg, 2008, niet-gepubliceerde doctoraatsproefschrift). In het voorgestelde project, zullen verscheidene aspecten van het model worden onderzocht. In het bijzonder, uitbreidingen van het model door minder restrictieve veronderstellingen te gebruiken (bvb., toelaten van heteroscedasticiteit en correlatie in de stochastische fout) of door flexibelere parametrische vormen toe te passen die, bvb., de aanwezigheid van de onzuiverheden kunnen schatten of de biologische variabiliteit mee in rekening kunnen brengen. De ontwikkelde methodes worden aangepast, zodat ze ook op andere experimentele platformen toepasbaar zijn, zoals, bvb., ICAT. Organisaties: • Centrum voor Statistiek • Centrum voor Statistiek
Onderzoekers: • Tomasz BURZYKOWSKI
Nanobodies in Health : Next generation Antibody fragments for Medical Applications Vrije Universiteit Brussel Abstract: Naturally occurring camelid Heavy-chain antibodies have evolved to be fully functional in the absence of a light chain. In a previous VUBfunded GOA project, a network consisting of the research groups of S. Muyldermans, J. Steyaert and P. De Baetselier has built on fundamental research into the properties of Heavy-chain antibodies to develop medical applications of Heavy chain antibody-derived single-domain antibody fragments referred to as Nanobodies. Collaborative scientific achievements of this network include proof-of-principle experiments into the use of Nanobodies for antibody-directed enzyme prodrug therapy of cancer, for therapeutic targeting of trypanocidal proteins to conserved moieties on the variable surface glycoprotein coat of African trypanosomes and against amyloidogenic proteins. In addition, the expertise combined in the network has allowed to attract additional peripheral funding and to extend the network by allowing the generation of additional collaborative networks. By further integrating and stabilizing the collective expertise in the groups of S. Muyldermans, P. De Baetselier, J. Steyaert and S. Magez, and setting up research that is complementary to - but different from - peripherally funded research programmes the current project aims at
consolidating the development of Nanobodies as next generation therapeutic along four major lines of research: 1) Identification and engineering of Nanobodies 2) Applications of Nanobodies in protein structure and conformation 3) Applications of Nanobodies in targeting of African trypanosomes 4) Applications of Nanobodies for tracking inflammatory responses Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Stefan MAGEZ • SERGE MUYLDERMANS • JAN STEYAERT • PATRICK DE BAETSELIER
Geparameteriseerde model-orde reductie (PMOR): ijle gegevens en ijle modellen Universiteit Gent Abstract: De voornaamste doelstelling van dit project is het ontwikkelen van robuuste en stabiele rationale modelleringsalgoritmen voor het opstellen van geparameteriseerde gereduceerde-ordemodellen voor complexe fysische sytemen. De orde en de complexiteit van de herschaalbare rationale modellen worden specifiek afgestemd op de toepassing in kwestie. De benaderende en/of interpolerende modellen zijn gebaseerd op ijle gegevens, verspreid over de ontwerpruimte en het is de bedoeling dat de modellen zelf ook ijl zijn om een mnimale complextiteit te bekomen. Organisaties: • Vakgroep Informatietechnologie
Onderzoekers: • Luc Knockaert • Tom Dhaene
Filaggrin Mutatie and LEKTI/kallikrein Polymorphism in de Pathogenese van Atopisch Dermatitis. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het mogelijk belang van een primaire barrière-afwijking in de pathogenese van atopische dermatitis (AD) wordt ondersteund door de recente ontdekking van mutaties in het filaggrine gen. zowel de aangetaste als de normale huid in AD vertoont fenotype-afhankelijke afwijkingen in de barrièrepermeabiliteit. Niet enkel barrière-gerelateerde genetische factoren, maar ook ten minste 3 belangrijke omgevingsstressoren (relative vochtigheid, pH en psychologische stress) kunne AD uitlokken of verergeren. Elk van deze stressoren heeft een negatieve invloed op de barrièrepermeabiliteitsfunctie van de huid. Onze hypothese stelt dat afwezigheid van filaggrine in AD aanleiding geeft tot een toename in pH, hetgeen op zich multiple negatieve gevolgen met zich meebrengt. Het belang van dit mechanisme wordt het beste aangetoond in het Netherton syndroom, een recessieve aandoening waarbij mutaties in SPINK5 aanleiding geven tot verlies van de serine protease (SP) inhibitor LEKTI en gepaard gaan met een fenotype-afhankelijke toename in serine protease (SP) aktiviteit. Aanhoudende toename in SP aktiviteit, ten gevolge van een verminderde expressie van LEKTI, kan aanleiding geven tot ernstige, op AD lijkende inflammatie en hoge IgE waarden. Het feit dat de ernst van het fenotype in Ad rechtstreeks evenredig is met de hoeveelheid SP aktivatie, ondersteunt onze hypothese over de pathogenese van AD. Net zoals ook de associatie van AD bij kinderen met single nucleotide polumorfismen van SPINK5 en putative, gain-of-function SNPs van het gen dat codeert voor de buitenste epidermale laag-specifieke SP (Kallikrein 7, KLK7) kunnen bijdragen tot de pathogenese van AD door middel van een aanhoudende toename in SP aktiviteit. Organisaties: • Specialiteiten (KNO, Dermatologie, Oftalmologie, Psychiatrie)
Onderzoekers: • Jean-Pierre HACHEM
Modellen van infectieziekten: ecologie van natuurlijke gastheren, ecologische verstoringen en overdracht naar de mens. Universiteit Antwerpen Abstract: Wijzigingen in milieuomstandigheden (vb. klimaat) kunnen een invloed uitoefenen op de ecologie van infecties, via veranderende aantallen van natuurlijke gastheren of door veranderingen in de transmissiesnelheden van een infectie (rechtstreeks of via vectoren). Dit project onderzoekt dergelijke effecten, d.m.v. waarnemingen, experimenten en mathematische modellen, voor vijf geselecteerde modelsystemen (hantavirus bij woelmuizen, pest in woestijnratten, areanavirus in Afrikaanse muizen, dengue bij mensen en rotavirussen in gevaccineerde mensenpopulaties). De verworven inzichten worden gebruikt om veranderingen in de "ziektelast" te evalueren, met en zonder bestrijding. Organisaties: • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Ronald Verhagen • Herwig Leirs • Pierre Van Damme • Philippe Beutels
Fluorescentiemicroscoop Universiteit Gent Abstract: Met een fluorescentiemicroscoop kunnen kleine luminescente deeltjes of fluorescerende oppervlakte geobserveerd worden. Dit toestel zal gebruikt worden voor onderzoek in het domein van de elektroforese, luminescente fosfordeeltjes, nano-emitters en biosensors. Organisaties: • Vakgroep Elektronica en informatiesystemen
Onderzoekers: • Kristiaan Neyts • Dirk Poelman • Peter Bienstman
Geurmarketing: De impact van geur en de interactie ervan met andere atmosferische prikkels tijdens een winkelbeleving Universiteit Hasselt Abstract: In dit project wordt de effectiviteit van geurmarketing onderzocht. Binnen sensoriële marketing neemt geur een alsmaar prominentere plaats in en retailers blijken er ook steeds meer in geïnteresseerd te zijn. Er zijn echter nog vele uitdagingen in het onderzoek hier rond, niet in het minst wat betreft de interactie-effecten met niet-atmosferische elementen (bv. product-type en individuele verschillen zoals persoonlijkheidskenmerken) alsook interactie-effecten met andere atmosferische elementen (zoals muziek, kleur, en licht). Deze laatste onderzoekspistes wint alsmaar aandacht daar een winkelbezoek alsmaar meer als een totaalervaring van cognitieve maar zeker ook affectieve elementen wordt benaderd.
Organisaties: • Marketing
Onderzoekers: • Willem JANSSENS
Toepassingen van sparsiteit op regularisatie van slecht-gestelde inverse problemen in de fysica. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Toepassing van sparsiteit in de regularizatie van slecht-gestelde inverse vraagstukken in de natuurkunde Dit onderzoeksproject focust op een heden ten dage zeer belangrijk probleemin de toegepaste wiskunde en computationele fysica, namelijk op de door sparsiteit ('sparsity', of 'ijlheid') gespeelde rol in inverse vraagstukken. Moderne technologie geeft ons tegenwoordig een indrukwekkende capaciteit voor het registreren en opslaan van gegevens, meer dan onze algoritmes kunnen verwerken (ondanks de voortdurende groei in rekensnelheid zoals beschreven door de Wet van Moore). Anderzijds lijdt de overvloed aan gegevens tot situaties waarin we weten dat de bestudeerde objecten een intrinsiek veel sparsere beschrijving hebben dan het aantal vrijheidsgraden van het model of de data toelaten. In dit onderzoeksprogramma zullen we 'sparse' technieken en voorstellingen onderzoeken die de computationele complexiteit van oplossingsmethoden voor inverse vraagstukken reduceert. De laatste jaren is er veel activiteit in dit gebied en we verwachten dan ook dat de behoefte aan ontwikkeling en toepassing van dit nieuwe type sparse technieken in de nabije toekomst sterk zal toenemen. Dit blijkt ook uit de vele bijzondere sessies van ICASSP 2005, 2006 and 2008, van EUSIPCO 2008 en internationale workshops zoals SPARS05 (zie ook het preprint repositorium [1]). In dit project zal onze aandacht uitgaan naar twee concrete fysische problemen, in seismische tomografie en in medische beeldvorming, waarvoor we nieuwe wiskundige technieken moeten ontwikkelen. Organisaties: • Natuurkunde • Wiskunde • Wiskunde-TW • Computer- en Toegepaste Wiskunde
Onderzoekers: • Ignace LORIS • Vahid NASSIRI • Ingrid DAUBECHIES • MICHEL DEFRISE • Caroline VERHOEVEN • Philippe CARA
Klimaat- en ecologische geschiedenis van de centrale Sahara: studie van een uniek continu archief van de laatste 15.000 jaar Universiteit Gent Abstract: Dit project beoogt een paleoecologische reconstructie van de omgevingsgeschiedenis van de centrale Sahara sinds de laatste Ijstijd, op basis van fossiele resten van aquatische biota bewaard in het continue sedimentarchief van het Yoa-meer in Noord-Tsjaad. Dit omvat studies van de taxonomie en biogeografie van dansmuggen (Chironomidae) in de Sahara, en van de limnologie, biodiversiteit en ecologie van huidige aquatische systemen in het Ounianga meerdistrict. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Dirk Verschuren
Penetratie van antimicrobiele produkten in biofilms en het gebruik van quorum sensing inhibitoren als nieuwe anti-biofilm strategie Universiteit Gent Abstract: In dit project zullen drie zaken onderzocht worden. In eerste instantie zal de diffusiecapaciteit van antimicrobiele produkten in biofilms bepaald worden. Daarnaast zullen we nieuwe inhibitoren van het QS systeem ontwikkelen en toepassen op biofilms. Tenslotte wensen we nieuwe dragers voor antilmicrobiele produkten te ontwikkelen zodat de afgifte in biofilms verbeterd kan worden. Organisaties: • Vakgroep Farmaceutische analyse
Onderzoekers: • Tom Coenye
Klinisch en preklinisch onderzoek naar het effect van cellulaire mediatoren op het bijsturen van pathogene responsen in multiple sclerose. Universiteit Antwerpen Abstract: In voorliggend project willen we de haalbaarheid en toepasbaarheid van tolerogene DC en Treg als cellulaire mediatoren om pathogene reacties in MS patiënten te onderdrukken, klinisch en preklinisch onderzoeken. Huidig onderzoek zal de fundamentele basis leggen voor de eventuele latere ontwikkeling van een cellulair vaccin voor de behandeling van MS. Patiënten die lijden aan MS zouden in de toekomst gevaccineerd kunnen worden met tolerogene DC en/of immuunonderdrukkende Treg om alzo autoreactieve T-cellen, die autoimmuniteit veroorzaken, te elimineren of te inactiveren. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Dirk Ysebaert • Peter Ponsaerts • Patrick Cras • Zwi Berneman • Vigor F I Van Tendeloo • Nathalie Cools
De evolutie van het architectuuronderwijs in Antwerpen 1919-1977. Universiteit Antwerpen Abstract: Het onderzoek heeft als onderwerp de evolutie van het architectuuronderwijs in Antwerpen in de periode 1919-1977. Vooropgesteld wordt dat de architectuuropleiding in de loop van de 20ste eeuw belangrijke veranderingen heeft ondergaan, die in nauwe relatie stonden met de ontwikkeling van een regionaal modernisme enerzijds en de evolutie van het professionele kader van de architect anderzijds. Een diepgaande studie van deze veranderingen moet een bredere basis leggen voor bijkomend onderzoek naar de architecten en het patrimonium van het Antwerpse modernisme. Organisaties:
• Power in History - Centrum voor Politieke Geschiedenis
Onderzoekers: • Henk de Smaele
Gemeenschapsvorming in een veranderende stad. Een analyse van praktijken en vertogen in de publieke ruimte Hogeschool Gent Abstract: De centrale onderzoeksvraag van PWO-GIS is op welke manier sociaal-culturele tussenkomsten zich verhouden tot bestaand processen van gemeenschapsvorming in een veranderende stad. De drie deelvragen weerspiegelen de drie centrale thema’s in de probleemstelling: Ledeberg als onderzoeksterrein van de veranderende stad, en de praktijken en vertogen van bewoners en sociaal-culturele beroepskrachten (community workers). Het onderzoek wil empirische gegevens verzamelen over feitelijke processen van gemeenschapsvorming in de veranderende stad en de positie en betekenis van sociaal-culturele tussenkomsten hierbinnen. Op basis van deze data worden er handvaten aangereikt voor het handelen en de positie van sociaal-cultureel werkers binnen de context van een veranderende stad. Organisaties: • Departement Sociaal-agogisch werk • Vakgroep Sociaal werk
Onderzoekers: • Griet Verschelden • Greet De Brauwere • Sven De Visscher
Tekstreductie bij live ondertiteling met spraakherkenning. Universiteit Antwerpen Abstract: Schrijven met spraakherkenning is een erg waardevolle en snelle methode gebleken om live televisieprogramma's van (intralinguale) ondertitels te voorzien. Toch zorgen de vaak erg hoge spreeksnelheid van het te ondertitelen bronmateriaal en de beperkte leessnelheid van de kijkers ervoor dat er ingekort en aangepast moet worden. Dit onderzoek gaat op zoek naar de ideale reductiegraad voor de ondertiteling van live programma's. Aan de hand van twee opeenvolgende experimenten worden zowel productie als receptie van real-time ondertitels belicht. Organisaties: • Management
Onderzoekers: • Luc Van Waes • Mariëlle Leijten
Past the point of return? Keerpunten in de criminele carrière van druggebruikende delinquenten Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek heeft tot doel zicht te krijgen op de criminele en gebruikerscarrière van Belgische druggebruikende delinquenten. Het onderzoek focust enerzijds op de ontwikkeling van hun carrière, anderzijds worden de keerpunten geïdentificeerd die invloed hebben op het stoppen van hun criminele en gebruikerscarrière. Deze bevindingen worden getoetst aan de bestaande theorieën inzake desistance. Het resultaat van deze toetsing zal toelaten de bestaande theorieën te verfijnen. Organisaties: • Vakgroep Strafrecht en criminologie
Onderzoekers: • Brice De Ruyver
Actiestoornissen bij depressie: de sociaal-functionele betekenis en achterliggende neurale mechanismen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Kind-, Jeugd- en Volwassenpsychiatrie (CAPRI)
Onderzoekers: • Bernard Sabbe
Human ovary preservation expertise (HOPE) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Fundamenteel / klinisch / translationeel onderzoeksproject rond kankeronderzoek Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • JOHAN SMITZ
De gedichten van Pseudo-Hadewijch Universiteit Gent Abstract: Het onderzoek heeft als doel de analyse en interpretatie in hun context van de gedichten van pseudo-Hadewijch m.n. de nummers 17 tot 29 van de Mengeldichten (J. Van Mierlo, 1952). Het onderzoek focust op de handschriftelijke overlevering, de taalkundige en formele aspecten van het corpus, de omgeving van het ontstaan en de identificatie van de bronnen in het licht van de weerklank die ze in de werken van Jan van Ruusbroec gekend hebben. Organisaties: • Vakgroep Romaanse talen (andere dan het Frans)
Onderzoekers: • Joris Reynaert • Sabine Verhulst
Nieuwe uitdagingen in veeldeeltjes Greense functie en gevorderde Dyson orbitaaltheorieën: van orbitaalafbeeldingen tot moleculaire kwantumsimilariteit in impulsruimte. Universiteit Hasselt Abstract: Nieuwe uitdagingen in veeldeeltjes Greense functie en gevorderde Dyson orbitaaltheorieën: van orbitaalafbeeldingen tot moleculaire kwantumsimilariteit in impulsruimte. Voor de ontwikkeling van nieuwe moleculaire descriptoren, gebruikt in de kwantitatieve structuur/activiteit relatie theorie (QSAR theorie), is er momenteel nood aan een gestandaardiseerd orbitaal-beeldvorming studie en kwantum-chemische methodes voor het berekenen van moleculaire orbitalen. Naast het interpreteren van 'orbitaal-beeldvorming' elektronenimpuls spectroscopische experimenten (EMS), is het hoofddoel van dit
project de studie van de relatie tussen de Dyson orbitalen, Kohn-Sham orbitalen en Fukui functies. Bovendien wordt er ook gebruik gemaakt van de impuls-ruimtelijke weergave van deze orbitalen (of functies) om nieuwe kwantumsimilariteit indices te berekenen in de impulsruimte. Deze indices zullen vervolgens vergeleken worden met andere descriptoren van moleculaire similariteit, zoals bijvoorbeeld de logP index die overeenkomt met de octanol/water partitiefunctie. Dergelijke functie is een experimentele maat voor het hydrofobe/lipofiele karakter van een molecule. In dit kader, zijn de C4H6O2 isomeren (2,3-butadieen, 3,4-epoxy THF, methylacrylaat, #947;-butyrolacton, cyclopropaan carbonzuur, en 1,3-butadieen diepoxide), ideale moleculen om nieuwe similariteit descriptoren te testen. Een kwantitatieve analyse van de EMS metingen, uitgevoerd op moleculen die roteerbare bindingen bezit, vereist zorgvuldige en zeer accurate berekeningen van (a) moleculaire structuren, (b) relatieve energieverschillen, (c) hoeveelheid conformatieveranderingen, (d) valentie één-elektronen en 'shake-up' ionisatie spectra en (e) centrisch gemiddeld orbitaal-impuls verdelingen gebruik makend van Dyson orbitalen. Stappen (b) en (c) zijn overbodig indien het bestudeerde molecule een rigide conformatie bezit. In een volgende stap (f), laten de gestandaardiseerde berekeningen van grondtoestand elektronendichtheden bekomen uit Dyson (of Kohn-Sham) orbitaal studies het toe om similariteit indices in de impulsruimte te berekenen. Organisaties: • Centrum van Moleculair en Materiaal Modelleren
Onderzoekers: • Michael DELEUZE
Onderzoek en ontwikkeling van Au/TiO2 schuimen voor verwijdering van NOx en VOC's uit omgevingslucht. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van het project is de verwijdering van NOx en VOC uit omgevingslucht door een geïntegreerd luchtzuiveringsproces op basis van fotokatalyse. Hierbij wordt een keramisch schuim ontwikkeld op basis van een fotokatalytisch nanogestructureerd poeder. Verder zal er gepoogd worden om een verbeterde werking te bekomen door Au depositie. Dit alles wordt aangepakt vanuit een procesbenadering waarbij naast wetenschappelijk/technologische ook socio-economische aspecten een rol spelen. Organisaties: • Duurzame energie en luchtzuivering: DUeL
Onderzoekers: • Silvia Lenaerts • Tom Tytgat
Innoverende therapeutische interventies voor aandoeningen van de bovenste en onderste luchtwegen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het eerste gedeelte van het project zal een beschrijving geven van verschillende aandoeningen van de bovenste en onderste luchtwegen, zoals astma, COPD, en slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen. Het tweede gedeelte zal handelen over innoverende behandelingsmogelijkheden voor de aandoeningen die in het eerste gedeelte behandeld zijn. Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Wilfried De Backer • Annick Devolder
Ondersteuning voor opstart en uitbouw van onderzoeksnetwerk JIIP. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' TNO Quality of life' hebben voor het project ' Ondersteuning voor opstart en uitbouw van onderzoeksnetwerk JIIP.' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Studies van Media Informatie en Tele-Communicatie • Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • CAROLINE PAUWELS • PIETER BALLON
De interactie tussen planten-geassocieerde bacterieën en populier onder cadmiumstress: effecten van inoculatie met PGPB (plant growth promoting bacteria) op het proteoomniveau en op de biomassaproductie in functie van fytoextractie. Universiteit Hasselt Abstract: Fytoextractie, zijnde het gebruik van planten met inbegrip van plant-geassocieerde micro-organismen voor het verwijderen van schadelijke contaminanten uit bodems en water, wordt dikwijls naar voor geschoven als een kosteneffectief milieuvriendelijk alternatief voor de remidiatie van gronden verontreinigd met zware metalen en zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren tot het aanpakken van de grootschalige verontreiniging van België.Kennis en begrip van de aangesproken metabole pathways,kan ons een beter beeld geven van de manier waarop plantgeassocieerde bacteriën, meer bepaalde groeistimulerende endofyten (PGPB: Plant Growth Promoting Bacteria), het fytoextractieproces kunnen verbeteren. De grote troef van dit project is dat het enkele belangrijke onderliggende mechanismen van fytoextractie zal ophelderen en zo de inzichten in het proces tracht te verruimen. Het hoofddoel van dit project is om na te gaan of populieren in staat zijn meer Cd op te nemen in de aanwezigheid van PGPB en welke metabole pathways/responsen hierbij een rol spelen. Hiervoor zal het proteoom van volgende condities met elkaar vergeleken te worden: onbehandelde populieren (controle), populieren gegroeid op subletale Cd concentraties, populieren gegroeid in de aanwezigheid van PGPB en populieren gegroeid op subletale Cd concentraties in aanwezigheid van PGPB. Tenslotte zal dit project ook oog hebben voor de fytoextractie efficiëntie van Populus trichocarpa x deltoides. Er zal worden nagegaan of bepaalde endofyten een verschil in extractie efficiëntie kunnen bewerkstelligen tijdens de Cd blootstelling. Organisaties: • Milieubiologie • Centrum voor Milieukunde
Onderzoekers: • Jaak VANGRONSVELD • Joke DUPAE
Ontwikkelen en fundamentele evaluatie van hoge efficëntie capillaire vloeistofchromatografie. Universiteit Gent Abstract: Dit project is gericht op het gebruik van cappilaire kolommen in vloeistofchromatografie. Meer gevoelige MS detectie kan bekomen worden met capillaire LC door de sterk verhoogde ionisatieefficientie en, door de sterk verlaagd thermische massa, kunnen er heel wat voordelen ui
hoge temperatuur micro- LC met monolitische verwacht worden. Het project is o.a. gericht op het vervaardigen van zo lang mogelijke cappilaire kollomen voor hoog- resolutie vloeistofchromatografiescheidingen en op hun gebruik voor de analyse van complexe monsters. Organisaties: • Vakgroep Organische chemie (WE)
Onderzoekers: • Patrick Sandra • Frederic Lynen
TD-GC-MS voor de analyse van (semi-)vluchtige organische componenten van biogene an antropogene oorsprong in omgevingslucht en in de headspace van verschillende matrices. Universiteit Gent Abstract: Dit project beoogt de chemische analyse van (semi-)vluchtige organische verbindingen in omgevingslucht. Aandacht gaat hierbij uit naar enerzijds biogene emissies zoals bijv. de emissie van sesquiterpenen door bosvegetatie, en anderzijds naar de aanwezigheid van antropogene gezondheidsbelastende (semi-)VOC in binnenlucht. Het aangevraagde krediet dient voor de aankoop van de nodige innovatieve TD-GC-MS apparatuur. Organisaties: • Vakgroep Duurzame Organische Chemie en Technologie
Onderzoekers: • Herman Van Langenhove
Het ontwikkelen en evalueren van in vitro HIV-1 mutanten met als doel de immunogeniciteit van het evelop eiwit te verhogen. Universiteit Antwerpen Abstract: Met als doel een immunogener Env te onwikkelen, wordt in dit project getracht CD4-independente virussen te genereren en resistentie te induceren tegen verschillenden entry/fusieinhibitoren. De hypothese is dat we het virus op deze manier dwingen zich meer "open" te stellen, waardoor er een betere blootstelling zal zijn van geconserveerde epitopen binnen Env, hetgeen de inductie van breed neutraliserende antilichamen zou vergemakkelijken. Organisaties: • Laboratorium voor Microbiologie, Parasitologie en Hygiëne (LMPH)
Onderzoekers: • Guido Vanham • Katrijn Grupping
Oppervlaktemodificatie van materialen Universiteit Hasselt Abstract: Via het organiseren van seminaries en symposia die betrekking hebben met "Oppervlakte-modificatie van Materialen", wil de wetenschappelijke onderzoeksgemeenschap (i) een beter contact tot stand brengen - en onderhouden ! - tussen de onderlinge Vlaamse onderzoekseenheden binnen dit domein, en (ii) hen de mogelijkheid geven om hun onderzoek grondig te bespreken met de internationale experts in het gebied. De samenwerking tussen de onderlinge partners kan zich zowel uiten in het gezamenlijk doorvoeren van experimenten, wat in vele gevallen leidt tot het gezamenlijk publiceren van de resultaten, als in het aanvragen van gezamenlijke projecten. Regelmatige één- of tweedaagse symposia brengen een aantal internationaal vooraanstaande sprekers samen, die een specifiek onderwerp nader toelichten. Dit onderwerp kan zowel geselecteerd worden naar onderzoeksonderwerp als naar onderzoeksmethode. Ten slotte zal de wetenschappelijke onderzoeksgemeenschap instaan voor de verspreiding van alle relevante informatie betreffende activiteiten in verband met oppervlaktemodificatie van materialen. Organisaties: • Materiaalfysica • Instituut voor Materiaalonderzoek
Onderzoekers: • Ken HAENEN
Evaluatie en ontwikkeling van bedrijfsinitiatieven inzake de controle en vermindering van woon-werkverplaatsingen. (ADICCT - tweede fase) Universiteit Antwerpen Abstract: Als bron van woon-werk verkeer genereren bedrijven heel wat mobiliteit. Veel werkgevers zijn zich daarvan bewust en ontwikkelen initiatieven om het autogebruik van hun werknemers te verminderen. Het ADICCT project onderzoekt deze Mobility Management initiatieven. Naast een grondige analyse van de Belgische enquête inzake woon-werkverkeer, omvat het project ook een case-study onderzoek gebaseerd op interviews met werkgevers die een vooruitstrevend mobiliteitsbeleid hebben. Organisaties: • Transport en ruimtelijke economie
Onderzoekers: • Ann Verhetsel
Klinisch en preklinisch onderzoek naar het effect van cellulaire mediatoren op het bijsturen van pathogene responsen in multiple sclerose Universiteit Hasselt Abstract: In voorliggend project willen we de haalbaarheid en toepasbaarheid van tolerogene DC en Treg als cellulaire mediatoren om pathogene reacties in MS patiënten te onderdrukken, klinische en preklinisch onderzoeken. Huidig onderzoek zal de fundamentele basis leggen voor de eventuele latere ontwikkeling van een cellulair vaccin voor de behandeling van MS. Patiënten die lijden aan MS zouden in de toekomst gevaccineerd kunnen worden met tolerogene DC en/of immuunonderdrukkende Treg om alzo autoreactieve T-cellen, die auto-immuniteit veroorzaken, te elimineren of te inactiveren. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Pieter STINISSEN • Niels HELLINGS
Computationeel modelleren van materialen.
Universiteit Antwerpen Abstract: In deze "Wetenschappelijke Onderzoeksgemeenschap" (WOG) trachten we eigenschappen van materialen te berekenen via computersimulaties. Meer specifiek bestuderen wij de groei van dunne filmen en van koolstof nanobuisjes via moleculaire dynamica simulaties. Door contact met de andere onderzoeksgroepen binnen deze WOG hopen we expertise te kunnen delen en uitwisselen. Organisaties: • Plasma, Laser Ablatie en Oppervlakte-modellering (PLASMANT)
Onderzoekers: • Annemie Bogaerts
Liberalisering, globalisering en EG-mededingingsbeleid. Waarom staatssteunregels belangrijk zijn. Universiteit Antwerpen Abstract: De Europese Gemeenschap streeft sinds 1957 naar de totstandkoming van een interne markt met vrij verkeer van goederen en diensten onder onvervalste mededingingsvoorwaarden. In tijden van toenemende liberalisering en globalisering wint de EG-beoordeling van nationale ondersteuningsmaatregelen aan belang, en draagt deze tevens bij tot de uitvoering en verwezenlijking van de Lissabon-strategie. Organisaties: • Onderneming en recht
Onderzoekers: • Anne-Marie Van den Bossche
Therapeutische TriMix-dendritische celvaccinatie bij melanoompatiënten met en zonder eventuele ziekte. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Melanoom is een zware kanker waarvoor veel vraag is naar nieuwe behandelingsopties. Therapeutische vaccinatie tegen melanoomgeassocieerde antigenen hebben een anti-tumor activiteit bij een kleine groep patiënten aangetoond. We wensen een studie bij melanoompatiënten met een hoge risico en een twee-fase studie bij patiënten met een eventuele ziekte uit te voeren. Organisaties: • Fysiologie
Onderzoekers: • Bart NEYNS • KRISTIAAN THIELEMANS
Gecombineerde stille spraak- en emotieherkenning. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project willen we de opgedane kennis inzake gecombineerde stille emotie- en spraakherkenning verwerken in een publiceerbare paper. Voorts zullen we een doctoraatsvoorstel uitschrijven waarin dit onderwerp verder zal uitgediept worden. De vraag naar stille herkenning wordt steeds groter vanuit verschillende sectoren, zoals de zorgsector, educatieve, info- entertainment en beveiligingssector, vandaar dit onderzoek. De resultaten van de voorbije 3 jaar vooronderzoek in deze materie zullen gecombineerd worden in een softwareapplicatie die de technologische werking aantoont. Organisaties: • Individueel onderzoek IOIW
Onderzoekers: • Jozef Colpaert
Semi-parametrische gemengde modellen voor de analyse van genoom-wijde expressie data Universiteit Gent Abstract: De doelstelling is het ontwikkelen van een semiparametrisch gemengd model voor de stochastische ordening van de uitkomstvariabele. Dit geldt als een niet- of semiparametrische analogon van de bestaande lineaire gemengde modellen. Ze worden hier toegepast op de analyse van genoom-wijde expressie data afkomstig van een 10x10 diallel crossing schema om onderscheid te kunnen maken tussen cis en trans regulatie. Organisaties: • Vakgroep Toegepaste wiskunde en informatica
Onderzoekers: • Stijn Vansteelandt
Functionele in-vitro ligand binding en in-vivo beeldvorming van het opiaat- en serotonine-receptorsysteem in het kader van pijnbestrijding bij de hond Universiteit Gent Abstract: Onderzoek naar binding van ee opiaatligand op opiaatreceptoren (u) in het centraal zenuwstelsel met bedoeling de specifieke distributie en densiteit van u-receptoren aan te tonen bij de hond. Hiervoor wordt een in vitro opiaatradioligand aangemaakt, vervolgens worden de opiaatreceptoren aangetoond via SPET, alsook de binding ervan op serotoninereceptoren. Finaal wordt gekeken naar een mogelijke invloed van toedieningswijze op de binding. Organisaties: • Vakgroep Geneeskunde en klinische biologie van de kleine huisdieren
Onderzoekers: • Ingeborgh Polis
Moleculair genetische analyse van genen voor erfelijke, axonale perifere neuropathieën. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project willen we een bijdrage leveren tot de opheldering van het pathomechanisme van hereditaire sensorische neuropathieën (HSN). Hereditaire sensorische neuropathieën zijn een zeldzame variant van de erfelijke perifere neuropathieën en worden gekarakteriseerd door een progressief sensorisch verlies in de distale delen van het lichaam. We hebben een genotype-fenotype correlatie studie uitgevoerd in een uitgebreid cohorte van HSN-patiënten van de gekende genen voor HSN (SPTLC1, RAB7, HSN2, NTRK1, NGFB and CCT5). Dit leidt tot een verbeterde genetische raadgeving, geeft meer inzicht in het onderliggende ziektemechanisme en maakt het mogelijk mutaties te selecteren voor verder functioneel onderzoek. Het tweede doel van dit project is de identificatie van nieuwe genen voor HSN. Hiervoor worden functionele en positionele kandidaatgenen gescreend. Organisaties: • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Vincent Timmerman • Annelies Rotthier
Evaluatie van financiële rapportering aan de hand van anomalieonderzoek Universiteit Gent Abstract: De bedoeling van dit onderzoeksvoorstel is via diverse statistische methoden marktinefficiënties op te sporen die gebaseerd zijn op boekhoudkundige data. Deze anomalieën kunnen dan voorgelegd worden aan boekhoudregelgevers als domeinen waar de regelgeving kan verbeterd worden. Organisaties: • Vakgroep Accountancy en Bedrijfsfinanciering
Onderzoekers: • Philippe Van Cauwenberge
Scheiding van binaire mengsels op metaal-organische roosters. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doelstellingen van het project: we willen 1. het potentieel aantonen van MOFs in scheiding van binaire mengsels (gas, vloeistof) door opsporen van combinaties van ?MOF + binair mengsel??die resulteren in hoge scheidingsfactoren; 2. in geselecteerde gevallen, de interactie volgen tussen het MOF-oppervlak en de adsorbaten (zuiver of als binair mengsel) door spectroscopische of diffractiemethodes; 3. in deze gevallen, relaties opstellen tussen de adsorptievoorkeur van MOFs en hun fysicochemische karakteristieken, bv.: o de grootte en vorm van poriën en kooien; o de functionaliteit van de poriewanden: aromatische of alifatische groepen, -OH groepen, andere functionele groepen; o open coördinatiesites op metaalionen. Organisaties: • Chemische Ingenieurstechnieken en Industriele Scheikunde
Onderzoekers: • JOERI DENAYER
Meervoudige identiteiten in een laatmiddeleeuwse en vroegmoderne stad: Mechelen in de 15de en 16de eeuw. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project wil door het analyseren van meervoudige identiteiten die stedelingen aannemen en (re)produceren een meer genuanceerde blik geven op de stedelijke samenleving dan het traditionele sociale en sociaal-culturele onderzoek toelaat. Voor de casus Mechelen in de late middeleeuwen en het begin van de nieuwe tijd zal worden nagegaan hoe stedelingen deze identiteiten construeren (o.a. door hun participatie in het middenveld van sociale organisaties), hoe ze die beleven op het publieke forum en hoe deze identiteiten worden ervaren in het collectieve geheugen (rituelen, historiografie en literatuur). Organisaties: • Centrum voor stadsgeschiedenis
Onderzoekers: • Hubert Meeus • Maarten Van Dijck • Frank Willaert • Guido Marnef • Peter Stabel
Landgebruik en het transport van silicium doorheen het Scheldebekken. (LUSi - tweede fase) Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project stelt zich als doel na te gaan of siliciumstromen doorheen het Scheldebekken, en uiteindelijk naar de Noordzee, veranderd zijn door menselijke ingrepen in het landgebruik. Oppervlakige siliciumrun-off, ondergrondse stromen van Si en de opname en vrijstelling door vegetatie, worden bestudeerd in verschillende landschapssystemen. Gemodelleerde resultaten zullen worden toegepast voor landgebruik doorheen de geschiedenis, om de potentiële verandering van Si-stromen in kaart te brengen. Lokale experimenten op de schaal van enkelvoudige percelen zullen worden uitgevoerd in verschillende landschapstypes, om zo tot een kwantificering van zowel oppervlakkig als ondergronds transport van BSi, DSi en sediment te komen. Organisaties: • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
Data driven modelling. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Data driven modelling. Organisaties: • Elektriciteit
Onderzoekers: • JOANNES SCHOUKENS
Smart-eye-D: Haalbaarheidsstudie naar de mogelijkheid om radiografiebeelden van schilderijen met een verhoogd absorptiecontrast te registreren. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project willen we nagaan of het mogelijk is om de kwaliteit van radiografiebeelden, vergaard van 18-20e eeuwse schilderijen, te verbeteren. Hiervoor zijn we op zoek naar een methode die kleine absorptiecontrastverschillen, die tot nog toe onzichtbaar blijven, kan visualiseren. Organisaties: • AXES • Chemometrie (Mitac 3)
Onderzoekers: • Pierre Van Espen
Onderzoek naar de betekenis van het solidariteitsbeginsel in het Europees recht. Universiteit Antwerpen Abstract: Het solidariteitsbeginsel krijgt gaande weg meer en meer betekenis in het Europees recht. Dit blijkt op de eerste plaats uit de reeds bestaande Europese verdragen en de versterking van het solidariteitsbeginsel door het Verdrag van Lissabon en het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Dit blijkt tevens uit de meest recente evolutie van de rechtspraak van het Hof van Justitie bij de toepassing van onderdelen van het gemeenschapsrecht zoals het Europees burgerschap, de interne markt en het mededingingsrecht. De bedoeling van het onderzoek is te analyseren waar en op welke manier het Europees recht inhoud geeft aan het solidariteitsbeginsel. De resultaten van dit onderzoek zullen geplaatst worden naast de invulling die aan dit begrip wordt gegeven in de Europese Open Methode van Coördinatie en in het sociaal recht
en beleid van lidstaten. Hieruit zouden dan besluiten moeten kunnen getrokken worden m.b.t. de vraag of er in deze Europese context een coherentie invulling en visie bestaat op het solidariteitsbeginsel. Organisaties: • Sociale Concurrentie en Recht
Onderzoekers: • Anne-Marie Van den Bossche • Bea Cantillon • Herwig Jacobus Maria Verschueren
Geïntegreerd platform voor target identificatie, validatie en drug discovery met toepassingen voor neurodegeneratieve ziekten (Neuro-TARGET). Universiteit Antwerpen Abstract: Het algemene doel van deze studie is het opzetten van een geïntegreerd platform voor target identificatie, validatie en drug ontwikkeling dat zal leiden tot nieuwe therapieën voor neurodegeneratieve hersenziekten, meer bepaald de ziekte van Parkinson (PD). Hiervoor werd een interdisciplinair consortium samengesteld met complementaire expertise en 'cutting-edge' technologieën. Het doel van dit consortium is om modelsystemen te ontwikkelen en toe te passen ter identificatie en validatie van moleculaire sleutelprocessen en -targets die de aanvang van de pathologie definiëren en de merkers bij uitstek zijn voor een vroege diagnose. Gevalideerde targets en nieuwe assays zullen leiden tot een drug ontwikkelingsplatform. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Jessie Theuns • Christine Van Broeckhoven
Transities tussen symmetrische en asymmetrische bipedale gangtypes: neuromechanisme en evolutieve context. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project onderzoekt de transities tussen verschillende gangtypes (wandel-ren/draf; draf-galop, wandel-galop en omgekeerd) tijdens effectieve 'overground' acceleraties/deceleraties. Kinematica, grond-reactiekrachten, en EMG-patronen worden verzameld and de data worden gebruik voor verdere berekeningen (mechanische energie, inverse dynamica modellering¿.). Uiteindelijk beoogt het project het verkrijgen van inzicht in de interactie tussen mechanische en neuronale controle van transities (locomotie in het algemeen). Organisaties: • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts
Top-down controles in benthische mariene voedselwebben: effecten van bacterivoren en hun predatoren op bacteriële gemeenschappen, en implicaties voor ecosysteemfuncties Universiteit Gent Abstract: Dit project onderzoekt het belang van (a) predatorische en (b) horizontale (competitie, facilitie, ?) interacties bij het structuren van meiobenthische gemeenschappen. Het project bekijkt hoe meiofauna de structuur en activiteit van bacteriegemeenschappen beïnvloedt, en op die manier ecosysteemfuncties zoals decompositie van organisch materiaal en nutriënrecyclage medieert. De focus ligt op top-down effecten en trofische cascades van predatoren over bacterivoren tot bacteriën. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Tom Moens
Feasibility and potency of a IL-12-secreting multi-antigen dendritic cell vaccine in patients with leukemia and myeloma: a two-center trial. Universiteit Antwerpen Abstract: Niettegenstaande vooruitgang in de behandelingsmethoden voor acute myeloïde leukemie (AML) en multiple myeloom (MM), hervalt een hoog percentage van deze patiënten ten gevolge van persisterende residuele maligne cellen. In voorliggend onderzoeksvoorstel, zullen we actieve specifieke immunotherapie van AML en MM patiënten in remissie valideren door deze intradermaal te vaccineren met autologe dendritische cellen opgeladen met mRNA coderend voor het Wilm's tumorantigen (WT1), voor de receptor voor hyalurongemedieerde motiliteit (RHAMM), en voor IL12p70. De belangrijkste objectieven van deze studie zijn: (1) de haalbaarheid en klinische veiligheid van een polyvalent mRNA-gemodificeerd DC vaccin onderzoeken, (2) analyse van de capaciteit van het vaccin om WT1/RHAMM-specifieke T celresponsen te stimuleren en (3) evaluatie van objectieve responscriteria als preliminair bewijs voor anti-leukemische en anti-myeloom activiteit in AML en MM patiënten. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Zwi Berneman
Alma In Silico (AIS):Euregionale ontwikkeling van een platform voor bio-informatica en systeembiologie technologie voor de creatie, integratie, verspreiding en benutting van kennis uit multicentrische biologische gegevens Universiteit Hasselt Abstract: Het Alma-in-Silico-project beoogt de inrichting, de verdere uitbouw en de exploitatie in de Euregio van de kennis en knowhow op het gebied van gegevenscreatie en -analyse en van modelvorming van complexe systeemsimulaties van de mens, toegepast op de wetenschap. Deze kennis en knowhow worden verspreid in publieke en private onderzoekscentra in de Euregio, om zo een operationeel platform te creëren voor bedrijven maar ook voor opleiding en onderzoek. Het doel van het Alma-in-Silico-project is om de industriële en academische wereld in de Euregio Maas-Rijn met elkaar te verenigen, om zo de innovatiecapaciteit en technologische overdracht te vergroten. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Jean NOBEN
Innovatie en reductie van time-to-market door planmatig proefnemen. Universiteit Antwerpen
Abstract: Dit project beoogt om vernieuwende zoekalgoritmes te ontwerpen voor het vinden van optimale statistische proefopzetten. Hiertoe zullen de nieuwste methoden voor combinatorische optimalisatie uit het operationeel onderzoek, meer bepaald metaheuristieken, ingezet worden in een nieuw toeassingsdomein, het experimenteel ontwerp. Zowel problemen met één doelfunctie als met meerdere doelfunctie zullen onze aandacht wegdragen. Organisaties: • Engineering Management • Wiskunde, statistiek en actuariaat
Onderzoekers: • Kenneth Sörensen • Peter Goos
Distributed collaboration using Multi-Agent System Architectures. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Multi-agent systemen (MAS) vormen een zeer actueel onderzoeksdomein, dat het modelleren en ontwerpen van collaboratieve systemen bestudeert. Een MAS structureert een software systeem als een aantal autonome entiteiten (agenten) die gesitueerd zijn in een gemeenschappelijke omgeving. Agenten hebben enkel beperkte toegang tot deze omgeving, die zowel een fysische als een software omgeving kan zijn. De agenten interageren met elkaar, rechtstreeks of via de omgeving, om zodoende een gemeenschappelijke systeemdoelstelling te realiseren. De probleemstelling van hoe collaboratie kan gegarandeerd worden in een systeem dat niet centraal wordt gestuurd, vormt aldus de kern van MASonderzoek. Verder zijn flexibiliteit, openheid, robuustheid en schaalbaarheid, typische eigenschappen die verwacht worden van een MAS gebaseerde architectuur. DiCoMas stelt als eerste objectief, het ontwikkelen van een Vlaams kennisplatform met betrekking tot dit domein. Een tweede objectief is het realiseren van een herbruikbare software architectuur voor gedistribueerde samenwerkende applicaties. Om deze objectieven te realiseren zal middleware ontwikkeld worden die de nodige abstracties en modellen incorporeert, en zullen relevante leer- en optimalisatietechnieken worden bestudeerd. Hierbij zijn aspecten zoals: beveiliging en openheid van groot belang, eerder dan het uitwerken van een ontologie, of issues rond netwerk communicatie of standaardisatie. Organisaties: • Informatica en Toegepaste Informatica
Onderzoekers: • ANN NOWE
Identificatie, functionele karakterisatie en evolutie van de mating type locus in pennate diatomeeën Universiteit Gent Abstract: Met huidig projectvoorstel beogen we om (1) het sex determinatie systeem van de pennate diatomee Seminavis robusta te identificeren en in kaart te brengen aan de hand van 'Bulked Segregant Analysis' in combinatie met AFLP (2) MT genen functioneel te karakteriseren aan de hand van RT-PCR en genetische transformatie en (3) de evolutie van geselecteerde MT locus genen te bestuderen in verwante soortscomplexen waarbinnen variatie bestaat in sexuele patronen en mating strategiën. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Koen Sabbe
Cinema & diaspora. Een comparatieve studie naar etnische filmculturen in Antwerpen: Indiase, Noord-Afrikaanse, Turkse en Joodse cinema. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project onderzoekt de filmculturen van diaspora (etnische groepen) in België. Op basis van een casestudy (Antwerpen) worden Indische, Noord-Afrikaanse, Turkse en Joodse filmculturen vergeleken. Structurele analyses (distributie en -exploitatie) worden gekoppeld aan publieksonderzoeken. Bijzondere aandacht gaat uit naar de mate waarin deze filmculturen bijdragen tot de constructie van culturele identiteiten. Organisaties: • Onderzoekscentrum Visuele en Digitale Culturen (ViDi)
Onderzoekers: • Philippe Meers • Roel Vande Winkel
Vorming en ladingsoverdrachtmechanisme in halfgeleidende polymeer / CVD diamant heterostructuren - POLYDIAM Universiteit Hasselt Abstract: Het doel van het POLYDIAM project is de vorming van heterostructuren gebaseerd op dunne CVD diamant films in combinatie met electro-actieve kleine organische moleculen, en halfgeleidende oligomeren en polymeren. In een breder kader past dit onderzoek in de fundamentele studie naar de omzetting van zonlicht gebruik makend van nieuwe zichzelf organiserende monolagen van organische moleculen en het grensvlak met anorganische oppervlakken. Via de aanmaak van nieuwe organische/anorganische systemen zal het ladingsoverdrachtmechanisme tussen deze materialen onderzocht worden, terwijl kennis gegenereerd wordt die onmisbaar is voor toekomstige nieuwe foto-voltaïsche zonnecellen, moleculaire schakelaars en andere electro-actieve componenten. Samengevat zullen de volgende grote delen bestudeerd worden: 1) chemische synthese; 2) CVD van diamant + het groeimechanisme van moleculen op het oppervlak; 3) chemische bindingsmethoden + ladingsoverdrachtmechanismes. POLYDIAM zal de huidige expertise die aanwezig is binnen de vier deelnemende onderzoeksgroepen van het Instituut voor Materiaalonderzoek combineren en verder uitbreiden. Hierdoor zal het IMO verder gepositioneerd worden binnen het zeer competitieve internationale onderzoeksveld van koolstofgebaseerde materialen, wat zal leiden tot nieuwe onderzoeksvragen en financieringskanalen. Organisaties: • Materiaalfysica • Instituut voor Materiaalonderzoek
Onderzoekers: • Ken HAENEN
Een studie naar de functionele rol van het "mannelijke" hormoon testosteron bij vrouwelijke vertebraten. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is om de effecten van testosteron (T) te onderzoeken op de morfologie, fysiologie en gedrag van vrouwtjes koolmezen (Parus major) en uiteindelijk de fitness van de vrouwtjes. Verder wil ik nagaan of de T-concentraties in vrouwtjes het gevolg zijn van een
gecorreleerde respons op de T-concentraties in mannetjes. Aan het einde van dit project zullen de resultaten geïntegreerd worden met de op dat ogenblik beschikbare literatuur over T bij vrouwelijke vogels. Hierdoor kunnen we een beter inzicht krijgen in de rol van T bij wijfjes en algemene conclusies kunnen maken over verbanden tussen T en gedragsmatige, fysiologische en morfologische parameters. Organisaties: • Ethologie
Onderzoekers: • Marcel Eens • Berber De Jong
Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring. (ECOOM) Universiteit Antwerpen Abstract: De missie van het "ExpertiseCentrum O&O Monitoring" (verder afgekort: ECOOM) bestaat erin een performant systeem van O&O- en innovatie-indicatoren te ontwikkelen en te onderhouden dat de Vlaamse overheid moet voorzien van geactualiseerde en relevante statistische data met betrekking tot de O&O- en innovatieperformantie van de Vlaamse regio. Tevens ontwikkelt ECOOM een portefeuille van relevante wetenschappelijke onderzoeksactiviteiten ter ondersteuning van deze missie. Daartoe: (1) voert het ECOOM een reeks gerichte lange termijn opdrachten en takenpakketten uit die het Vlaams O&O- en innovatiepotentieel in kaart brengen, kwantificeren en analyseren, (2) dient het erover te waken dat de Vlaamse overheid over een geschikte databeheersstructuur kan beschikken betreffende bibliometrische gegevens, technometrische data, innovatiegegevens en doctoraatsgegevens, (3) bouwt het een gekwalificeerde staf uit, (4) bouwt het de nodige originele IT-infrastructuur uit, en (5) verzorgt het "ad hoc" opdrachten en projecten op aanvraag voor de Vlaamse overheid. ECOOM opereert als een inter-associatie expertisecentrum. Organisaties: • Universitair beheer en administratie
Onderzoekers: • Jean-Pierre Timmermans
Identificatie van susceptibiliteitsgenen voor psychiatrische aandoeningen via een functioneel genomische aanpak. Universiteit Antwerpen Abstract: Bipolaire stoornis (BP) en schizofrenie (SZ) behoren wereldwijd tot de meest voorkomende hersenaandoeningen en resulteren in hoge sociale en economische kosten met betrekking tot morbiditeit en mortaliteit. Zowel genetische als omgevingsfactoren spelen een belangrijke rol in het ontstaan van BP en SZ. Er wordt verondersteld dat beide aandoeningen tot uiting komen door een interactie van susceptibiliteitsgenen en/of als gevolg van complexe genetische mechanismen. Het doen van dit onderzoek bestaat erin een beter inzicht te verwerven in de mechanismen die aan de basis liggen van psychiatrische aandoeningen en te bepalen hoe relevant deze zijn in de patiëntenpopulaties. Deze doelstellingen zullen we verwezenlijken door drie hypothesen te onderzoeken. De drie verschillende denkpistes hebben allen als primair doel positionele en functionele kandidaatgenen voor BP en/of SZ te identificeren. Hypothese 1: Identificatie van positionele kandidaatgenen gelegen op chromosoom 6. Een sterke aanwijzing voor koppeling werd door onze onderzoeksgroep gevonden ter hoogte van chromosoom 6q23-q24 in negen Noord-Zweedse multiplex families. Dit gebied zal ik verder fijnmappen met behulp van SNP gebaseerde genotyperingstechnieken. Het kandidaatgebied zal vervolgens verder verkleind worden via een SNP gebaseerde associatiestudie in grote patiënten/controle populaties. Hypothese 2: Belang van 'copy number variations' op susceptibiliteit voor BP en SZ.In de recente literatuur zijn er sterke aanwijzingen dat 'copy number variations' (CNVs) verantwoordelijk kunnen zijn voor complexe ziekten, zoals BP en SZ. Daarom zullen we de in de literatuur beschreven potentiële instabiele regio's met de door onze onderzoeksgroep ontwikkelde methode (Multiplex Amplicon Quantification - MAQ) analyseren in onze associatie populaties. Op deze manier zullen we een beter zicht krijgen over het belang van genomische instabiliteit als onderliggende oorzaak van BP en SZ. Hypothese 3: Post-transcriptionele modificaties als oorzaak voor BP en SZ. Er wordt verondersteld dat andere mechanismen, zoals genregulatie, verantwoordelijk zijn voor complexe ziekten. A-naar-I RNA editing door 'Adenosine Deaminases Acting on RNA' (ADAR) is een vorm van posttranscriptionele modificatie, welke onder andere beschreven is voor mRNA's die coderen voor de serotonine receptor 5-HTR2C en voor de glutamaat receptor GRIA2. Bij deze hypothese gaan we de verschillende ADAR-genen en de targetgenen die mogelijk verband houden met BP en SZ, aan een associatiestudie en/of mutatieanalyse onderwerpen. Organisaties: • VIB DMG - Toegepaste Moleculaire Genomica
Onderzoekers: • Jurgen Del-Favero • Shana Ceulemans
Evolutie en fylogenie van lianen in het genus Hydragea sensu lato (Hydrangeaceae). Een biomechanische, morfologische en anatomische studie binnen een moleculaire fylogenie Universiteit Gent Abstract: Dit project zal 1) de verwantschapsrelaties duiden tussen de taxa van de tribus Hydrangeeae, aan de hand van micromorfologische en moleculaire studies, 2) de Amerikaanse Hydrangea sectie Cornidia reviseren op basis van materiaal in te zamelen in het wild en 3) inzicht verwerven in de evolutie van groeivormen in de tribus Hydrangeeae aan de hand van biomechanische en anatomische studies. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Paul Goetghebeur
De bescherming van culturele goederen tijdens de gewapende conflicten: naar een integrale preventiestrategie. Universiteit Antwerpen Abstract: Tijdens de 20ste eeuw zijn er heel wat preventiemaatregelen ter bescherming van cultuurgoederen (zowel roerend als onroerend) tijdens gewapende conflicten ontwikkeld. Toch blijkt dat destructie en plunderingen de laatste decennia toenemen. Dit onderzoek wil dan ook nagaan wat de oorzaken zijn voor het falen van deze strategie. Daartoe wordt in een eerste fase een niet-limitatieve inventaris opgesteld van bestaande en ooit toegepaste preventiemaatregelen. Bottom-up, vanuit de verschillende preventiemaatregelen, zal een typologie worden ontwikkled, die vervolgens wordt vertaald in een modelstrategie. Een laatste fase evalueert de voorgaande, door top-down, vanuit de modelstrategie, twee casussen (Kosovo en Irak) te analyseren. Organisaties: • Management
Onderzoekers: • Annick Schramme
Bescherming tegen het verlies van kostwinner naar burgerlijk en sociaal recht. Naar een juridisch denkkader voor de verdeling van sociale verantwoordelijkheden tussen individu, kostwinner en samenleving.
Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het voorliggend grondslagenonderzoek strekt er toe een juridisch denkkader te ontwikkelen voor een consistente verdeling van sociale verantwoordelijkheden tussen het individu, diens kostwinner en de maatschappij (In de vorm van het sociale zekerheidssysteem). Hiertoe wordt in een eerste stadium nagegaan In hoeverre en op welke grondslagen het privaatrecht arbeidsgeschikte partners verplicht/toelaat te fungeren als kostwinner voor elkaar en in welke mate en op welke grondslagen deze verplichtingen blijven gelden dan wel worden overgenomen door de sociale zekerheid, ingeval de kostwinner wordt getroffen door een sociaal risico. In een tweede stadium wordt de (wisselwerking tussen de) privaat- en sociaalrechtelijke bescherming van de partner tegen het verlies van zijn kostwinner, zowel bij overlijden, als bij beeindiging van de samenlevingsrelatie, onderzocht. In een derde stadium worden de aldus vastgestelde kostwinners-verplichtingen en burgerrechtelijke en sociaalrechtelijke substitutiemechanismen kritisch geevalueerd: in het kader hiervan worden zij o. m. getoetst aan de grondrechtennormen m.b.t. de bescherming van het gezinsleven, het recht om te huwen (of niet) en een gezin te stichten en de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie. In het laatste deel ten slotte worden voorstellen gedaan tot wegwerkrng van de inconsistenties binnen en de discrepanties tussen de onderzochte rechtsgebieden( zoals in de vorige delen aan het licht gekomen). Er wordt onderzocht in hoeverre het kostwinnersconcept kan worden gehanteerd om sociale verplichtingen op te leggen. Daartoe wordt tevens een (functioneel) rechtsvergelijkend onderzoek verricht naar de individualisering van socialezekerheidsrechten in Nederland (waarbij tot op zekere hoogte is afgestapt van kostwinnersgerelateerde socialezekerheidsrechten), en wordt een studie gemaakt van de (vooruitstrevende) rechtspraak van het Canadese Supreme Court inzake de ongelijke behandeling van gehuwden en ongehuwden op het vlak van relatievermogensrecht. Organisaties: • Sociaal Recht
Onderzoekers: • GUIDO VAN LIMBERGHEN
Belgisch onderzoek naar de microbiële diversiteit in de regio van het Princess Elisabeth Station, Antarctica Universiteit Gent Abstract: Binnen dit project zullen staalnamecampagnes georganiseerd worden met als tot doel representatieve habitats te bemonsteren die potentieel microorganismen bevatten in een straal van 200 km rond de Belgische Princess Elisabeth basis, Dronning Maud Land, Antarctica. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Wim Vyverman • Anne Willems
Meiotische restitutie in microsporen van hogere planten Universiteit Gent Abstract: Een Petunia bibliotheek met dTph1 insertiemutanten waarvan de flankerende transposonsequenties werden geannoteerd zal gescreend worden voor de isolatie van mutanten die 2n microsporen vormen. Mapping en genidentificatie in de transposonbank zal gebeuren in samenwerking met Prof. Tom Gerats, (Plant Genetics, Radboud Universiteit Nijmegen). Misexpressie van betrokken genen zal worden uitgevoerd in samenwerking met Prof. Geert Angenon, VUB. De bruikbaarheid van sequenties voor de inductie van 2n gameten en eventuele toepassing in de veredeling zal worden nagegaan. Organisaties: • Vakgroep Plantaardige productie
Onderzoekers: • Danny Geelen
Herstel van disfunctionele anti-HIV T cellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een infectie met het humaan immuundeficiëntievirus 1 (HIV-1) wordt gekenmertk door een progressief verlies van de immuunfunctie. Dit is vooral te wijten aan een afname van het aantal CD4 T cellen, de voornaamste doelwitcellen van HIV-1 maar ook door een verlies aan functie van andere immuuncellen. Zo worden HIV specifieke CD8+ T cellen die verantwoordelijk zijn voor het onderdrukken van de virale replicatie en het vertragen van de ziekte minder en minder responsief en verliezen zij de controle over de virale replicatie. De aantasting door HIV-1 van de CD4 helper lymfocyten die nodig zijn voor het behoud van de CTL activiteit is een belangrijke, maar niet de enige, oorzaak van dit progressieve verlies van CTL activiteit door selectief de expressie van MHC klasse I moleculen naar beneden te halen en ontsnappingsmutanten te intriduceren de functionaliteit van CTL te verminderen. In dit project willen wij enerzijds onderzoeken welke mechanismen verantwoordelijk zijn voor de disfunctie van cytotoxische T lymfocyten bij chronische HIV infectie en anderzijds nagaan of er kan worden ingegrepenom de CTL functionaliteit te herstellen. Tenslotte wensen wij na te gaan in hoeverre deze kennis kan worden gebruikt om bestaande therapeutische vaccinatiestrategieën te verbeteren. Organisaties: • Fysiologie
Onderzoekers: • Joeri AERTS
Electronisch transport in grafene nanostructuren.(beurs Artak AVETISYAN, Armenië) Universiteit Antwerpen Abstract: Electronisch transport in grafene nanostructuren.(beurs Artak AVETISYAN, Armenië) Organisaties: • Theorie van de gecondenseerde materie
Onderzoekers: • Francois Peeters • Artak Avetisyan
Meer macht voor de armen of meer armslag voor de machtigen? Extern opgelegde hervormingen en lokale strategieën. Een gevalstudie over landdynamiek in Rwanda en Burundi. Universiteit Antwerpen Abstract: Vanuit een thematische invalshoek rond landdynamiek, beoogt dit onderzoeksproject tot een beter begrip te komen van (1) hoe opportuniteitsstructuren ¿ gedefinieerd als normen, instituties, actoren en implementatieprocessen op het lokale, nationale en internationale vlak ¿ interageren met de locale leefwereld en strategieën van lokale actoren; (2) wat de impact is van extern opgelegde hervormingen op deze interactie.
Twee case-studies zullen worden onderzocht: Rwanda en Burundi. Het project vertrekt vanuit het micro-perspectief van de lokale actoren en beoogt de complexe interactie tussen menselijk handelen en lokale opportuniteitsstructuur te duiden. Het onderzoek zal beroep doen op een combinatie van drie disciplinaire benaderingen: ontwikkelingsantropologie, ontwikkelingseconomie en recht en ontwikkeling. De drie componenten zullen sterk worden geïntegreerd en gekaderd in een overkoepelende onderzoeksmethodologie. Organisaties: • Politieke economie van de Grote Meren Regio
Onderzoekers: • Filip Reyntjens • Johan Bastiaensen • Jean Vranken • Wouter Vandenhole
Eergerelateerd geweld en geweld in naam van de eer: mythe of realiteit? Een pilootonderzoek in Vlaanderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Eergerelateerd geweld kan, in de context van migratre, begrepen worden als een vorm van gendergerelateerd, geweld dat als functie heeft cuturele grenzen van minderheidsgroepen te bepalen en de morele eigenheid van de groepsidentiteit af te bakenen ten aanzien van de genderspecifieke normen en waarden van de dominante cultuur in de samenleving. Daarbij worden aan meisjes/vrouwen en jongens/mannen verschillende rollen en normen opgelegd. Eergerelateerd geweld omvat niet alleen (pogingen tot) eremoord en eerwraak maar ook gedwongen huwelijken, gedwongen maagdelijkheid, vrijheidsberoving, opsluiting enz. In tegenstelling tot andere Europese landen (zoals Nederland, Duitsland, het Verenigd Konrnkrijk en Zweden) is er tot op heden, geen grondig en systematisch onderzoek gebeurd naar het fenomeen in Belgie. Voorliggend onderzoek wenst in een eerste fase een brede exploratieve studie uit te voeren in Vlaanderen (voorkomen, kenmerken, types, ) en in een tweede fase een kwalitatief diepteonderzoek uit te voeren dat gericht is op conceptuele verheldering en theoretische begripsvorming. Daarbij wensen we na te gaan wat de betekenis en invloed is van concepten van (mannelijke)eer en (vrouwelijke) bescheidenheid op gebied van seksuele en relationele moraal in enkele culturele minderheidsgroepen, en in welke mate deze al dan niet een invloed uitoefenen op gedragsregulering en sanctionering in de vorm van dwang en geweldpleging. Dit houdt ook in na te gaan wat de relatieve impact is van verschillende factoren en determinanten van geweldpleging in de context van migratie, in welke mate en op welke gronden dit geweld verschilt van andere vormen van partner en intrafamiliaal geweld in de gastsamenleving, en in hoeverre al dan niet sprake is van (angst voor) een stigmatiserende perceptie van de culturele 'ander'. Organisaties: • Wijsbegeerte-Moraalwetenschappen
Onderzoekers: • Gily COENE
Rol van de testiculaire nichecellen bij de proliferatie en differentiatie van spermatogoniale stamcellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inleiding en situering binnen het huidig onderzoek Sertolicellen zijn essentiëel om de differentiatie van SSC naar mature gameten toe te laten. Myoïde en Sertolicellen ondersteunen en voeden de germinale cellen, vormen de tubulaire wand en vormen de niche voor de SSC. Sertolicellen zijn de enige cellen in de testis die in direct contact staan met de germinale cellen en zijn actief betrokken bij de bescherming, de voeding en de differentiatie van de germinale cellen tijdens de spermatogenese. Defecten in de functie van de Sertolicellen verstoren de spermatogenese. Zo zijn Steel/Steeldickie muizen bijvoorbeeld steriel wegens een SSC-aplasie. Omdat deze nichecellen zo belangrijk zijn voor de spermatogenese, willen wij ons onderzoek uitbreiden naar de ondersteunende rol van de Sertolicellen bij de cultuur van embryonale stamcellen en van foetale, pre-pubertaire en adulte SSC. Aangezien chemotherapie ook een inactivatie van de Sertolicellen kan veroorzaken1 is het onze bedoeling na te kijken of het co-transplanteren van Sertolicellen een rol speelt bij de efficiëntie van SSCT. Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • KAREN SERMON • HERMAN TOURNAYE
Villanadine: een artistiek onderzoek naar een beeldende transpositie van stilte en herhaling Hogeschool Gent Abstract: Dit onderzoek, dat parallel aan de verdere ontwikkeling van mijn artistieke praktijk verloopt, is gegroeid uit een aantal bekommernissen die wortelen in reeds eerder uitgewerkte thema's, nieuwe interesses en actuele omstandigheden. Het reflecteren op de "moeder" is een piste waar ik reeds in 1998 mee ben begonnen. Hier voer ik een beeldend en open narratief op (in video, fotografie, objecten, installatiekunst,…) waarin ik de band tussen moeder en kind centraal stel. De familiale nucleus verschijnt er als een vervreemde entiteit, ondergedompeld in een psychologisch suspens. In beeld wordt gereflecteerd over hoe het verleden zich inschrijft in het heden, hoe het dit heden kleurt en ten dele structureert doorheen codes, omgangsvormen, objecten en relaties. Hierbij wil ik het creatieve potentieel van het alledaagse onderzoeken, en wijzen op de ambigue verhouding tussen kunst en leven, tussen representatie en interpretatie, tussen schijn en werkelijkheid. Naast het bevragen van identiteit zijn vooral de perceptie en de ervaring van het "zijn" een onderwerp. Verder onderzoek in verschillende (nieuwere) wetenschappelijke velden hebben mijn interesse in dit thema versterkt. Het verder ontsluiten van ons neurologisch systeem en de impact op productie en beschouwing van kunst hebben hierbij mijn bijzondere aandacht. Onlangs heb ik na twintig jaar, mijn atelier verlaten. Een nieuwe situatie dient zich aan. Voor de volgende vijf jaar heb ik een nieuwe studio, een jaren ’50 villa in een paradijselijke setting. Dit is mijn nieuwe basiskamp voor dit project. Dit nieuw gegeven zal er voor zorgen dat de twee onderzoeksvelden - de ruimte van de moeder / de ruimte van mijn eigen onderzoek - een eigen plaats krijgen. De 7 kamers in dit huis structuren de 7 gekozen velden waarin onderzoek wordt gedaan. De ruimte van de moeder: het familiale huis, en de ruimte van de kunstenaar: het atelier. Door deze omkadering ontstaat er een directe relatie met de fysionomie van het huis en zijn betekenis..... Organisaties: • Departement Koninklijke Academie voor Schone Kunsten • Vakgroep Autonome kunsten
Onderzoekers: • Philip Huyghe • Annemie Van Kerckhoven
Machine learning technieken voor datamining en hun toepassingen. Universiteit Antwerpen Abstract: De onderzoeksgemeenschap streeft naar de versterking en de coordinatie van het Vlaamse onderzoek op het gebied van machine learning voor datamining in het algemeen, en bepaalde belangrijke toepassingen zoals bioinformatica en tekstmining in het bijzonder. Vlaamse participanten: Computational Modeling Lab (VUB), CNTS (UA), ESAT-SISTA (KU Leuven), DTAI (KU Leuven), ADReM (UA). Organisaties: • Ontwikkeling database systemen (ADReM)
Onderzoekers: • Bart Goethals
Hoge Resolutie NMR projecten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project stelt zich tot doel: 1) De invloed van de lokale polariteit van aan onoplosbaar polystyreen verankerde dialkatalysatoren te onderzoeken, teneinde hun potentieel als katalysator in transesterificatiereacties te verruimen. 2) Op hr-MAS NMR steunende, vernieuwende methodologiëen te ontwikkelen, om monitoring van katalytische processen rechtstreeks in situ - voor, tijdens en na katalyse - mogelijk te maken. 3) De recycleerbaarheid van verankerde organotin katalysatoren te onderzoeken in enkele geselecteerde transesterificaties. 4) Inzicht te verwerven in de problematiek van het lekken van tin, vanuit de organotinkanker, naar het reactiemidden toe. Organisaties: • Materialen & chemie
Onderzoekers: • RUDOLPH WILLEM
Signaaltransductie en oxidatieve stress in Arabidopsis thaliana na blootstelling aan toxische concentraties cadmium en/of koper. Universiteit Hasselt Abstract: Zware metalen worden meer en meer een belangrijke abiotische stressfactor voor levende organismen omwille van het toenemende gebruik in de (agro)industrie en bijgevolg de verspreiding ervan in het milieu. Een verminderde biomassaproductie als gevolg van metaaltoxiciteit wordt vaak geobserveerd bij planten die op met metalen aangerijkte bodems groeien. Een betere kennis betreffende de onderliggende mechanismen van deze metaaltoxiciteit is daarom van essentieel belang. Om een beter inzicht te krijgen in de onderliggende cellulaire en moleculaire processen van metaaltoxiciteit en signaaltransductiemechanismen, zullen volgende onderzoekstopics bestudeerd worden: 1. Het kinetisch verloop van het samenspel tussen (a) de ROS (reactieve zuurstofvormen) signatuur en (b)signaaltransductie-componenten (MAPKinasen, Ca-afhankelijke kinasen, jasmonaten) in Arabidopsis Thaliana zaailingen onmiddellijk na blootstelling aan verschillende Cd en Cu concentraties in wortel en blad. 2. Moleculaire regulatiemechanismen van de genexpressie na blootstelling van Arabidopsis thaliana zaailingen aan verschillende Cd en Cu concentraties. 3. Regulatie en signaaltransductie van cellulaire responsen in Arabidopsis thaliana zaailingen na blootstelling aan metalen in een multipollutie context. Organisaties: • Milieubiologie • Centrum voor Milieukunde
Onderzoekers: • Ann CUYPERS
Yell - Jonge Europeanen houden van talen. Universiteit Hasselt Abstract: Jongeren motiveren om buiten het formele onderwijssysteem vreemde talen te leren is allesbehalve evident. Dit project, dat 11 partners uit 10 landen verenigd, wil in een breed veldonderzoek trachten voorbeelden van goede praktijken te vinden in het non-formele en informele circuit. Het wil gemeenschappelijke kenmerken trachten te vinden en een handleiding op te stellen om de beoogde motivatie van jongeren te bereiken. Het wil tenslotte instrumenten verzamelen in een databank en zorgvuldig ze parametreren om ze voor zoveel mogelijk organisaties en structuren ter beschikking te stellen via een website. Organisaties: • Centrum voor Toegepaste Linguïstiek • Centrum voor Toegepaste Linguïstiek • Centrum voor Toegepaste Linguïstiek
Onderzoekers: • Willem CLIJSTERS • Martine VERJANS
Nanogestructureerde en niet-homogene kwantumdraden. Universiteit Antwerpen Abstract: De doelstelling van dit project is de theoretische studie van de elektronische eigenschappen van: - Lateraal en radiaal nanogestructureerde kwantumdraden. We zullen zowel de optische als de transporteigenschappen onderzoeken. - Niet-homogene kwantumdraden. Studie van de effecten t.g.v. de geometrische fluctuaties (laterale variaties in de straal), t.g.v. wanorde, en t.g.v. verstrooiing aan onzuiverheden en fononen op het elektrisch transport. Organisaties: • Theorie van de gecondenseerde materie
Onderzoekers: • Francois Peeters • Bart Partoens
Theatermaatschappij. Volkstalige literaire cultuur en de ontwikkeling van de vroegmoderne kennissamenleving in de Nederlanden, 1450-1650 Universiteit Gent Abstract: Tussen 1450 en 1650 werd de performatieve literaire wereld het centrum van het West-Europees mediasysteem. Performatieve literatuur werd ook het model bij uitstek voor de organisatie en overdracht van kennis. Dit project bestudeert de manieren waarop de instituties, actoren en
media van de theatersamenleving van een vroegmoderne metropool als Antwerpen kennis en informatie opnamen, verwerkten en toegepasten. Organisaties: • Vakgroep Nieuwe geschiedenis
Onderzoekers: • Hildegarde Symoens
Waarnemingsprogramma?s met gegarandeerde en open tijd met Herschel-PACS: wetenschappelijke exploitatie Universiteit Gent Abstract: Wij gebruiken de nieuwste calibratie bestanden en de meest recente en bijgewerkte algoritmen voor mapmaking (SCANAMORPHOS en UniMAP) om de volledige datasets van de Herschel Virgo (en Fornax) Cluster Survey, de Lokale Andromeda Galaxy Survey en de PACS Herschel Reference Survey te verwerken. De gegevens zullen eerst beschikbaar worden gemaakt voor sterrenkundigen in de bovengenoemde consortia, en dan voor de astronomische gemeenschap. Organisaties: • Vakgroep Wiskundige natuurkunde en sterrenkunde
Onderzoekers: • Maarten Baes
De relatie tussen FUNctie en biodiversiteit van nematoden in de DIEPzee (FUNDIEP) Universiteit Gent Abstract: Het hoofddoel van dit onderzoek is het verkrijgen van een inzicht in het functioneren van diepzee benthos-ecosystemen. Meer specifiek zal nagegaan worden welke rol meiofauna vervult in de C-flux van diepzeesedimenten, de relatie tot hun biodiversiteit en dit op verschillende locaties met contrasterende voedselregiemes. Hierbij zal vooral de nadruk gelged worden op het identificeren van de trofische positie en potentiële selectiviteit van nematoden. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Ann Vanreusel
De rol van de fenotypische plasticiteit bij de intraspecifieke variatie in het dieet bij Natrix Tessellata. Universiteit Antwerpen Abstract: In semi-aquatische slangen bestaat er een trade-off tussen het snel en gemakkelijk transporteren van een prooi, waarvoor een brede, beweeglijke kop vereist is, en het grijpen van een prooi onderwater, dewelke een gestroomlijnde smalle kop vereist. In Natrix tessellata, is er een grote intra-specifieke variatie in het dieet, die opgesplitst kan worden in kikker vs. vis etende populaties. Dit systeem biedt ons een unieke mogelijkheid om de rol van fenotypische plasticiteit in het ontstaan van lokale aanpassingen in morfologie, prestatie en gedrag in relatie tot verschillen in hulpbronbeschikbaarheid te bestuderen. Organisaties: • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Raoul Van Damme • Jonathan Brecko
Conventus. Problemen van het religieuze gemeenschapsleven in de hoge middeleeuwen (Wetenschappelijke onderzoeksgemeenschap) prof. S. Vanderputten 2009 Universiteit Gent Abstract: Deze internationale onderzoeksgemeenschap beoogt door middel van interuniversitaire en internationale samenwerking het onderzoek naar het religieuze gemeenschapsleven in de Zuidelijke Nederlanden en Noord-Frankrijk tussen ca.900 en ca. 1200 te coördineren en het interdisciplinaire karakter ervan te stimuleren. Organisaties: • Vakgroep Geschiedenis
Onderzoekers: • Steven Vanderputten
Zelfhelend beton door combineren van microvezels met geïmmobiliseerde expansieve of reactieve stoffen Universiteit Gent Abstract: In dit project wordt onderzoek verricht naar de mogelijkheid om zelfhelend beton te ontwikkelen door het incorporeren van expansieve materialen of poreuze granulaten die eventueel helende agentia bevatten. Het 'zelfhelend' beton zal eveneens versterkt worden met vezels, om zo de scheurwijdte te beperken en zelfheling beter mogelijk te maken. Organisaties: • Vakgroep Bouwkundige constructies
Onderzoekers: • Nele De Belie
Een micro-level analyse van gewelddadige conflicten (MICROCON). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds EU. UA levert aan EU de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Internationale economie, internationaal management en diplomatie
Onderzoekers: • Philip Verwimp
De rol van de aangeboren immuunrespons in neurodegeneratie en neuroprotectie. Universiteit Antwerpen Abstract: Met dit project wensen we ons te focussen op de rol die de aangeboren immuunrespons speelt binnen de context van een perifere neurodegeneratie. Meer specifiek wensen we na te gaan of we een betere kennis van de balans tussen neuroprotectieve en neurodegeneratieve aspecten van de immuunrespons kunnen aanwenden in een mogelijke therapie. In dat opzicht zouden we lichaamseigen processen kunnen stimuleren om tot herstel en neuroregeneratie te komen, wat mogelijk tot een completer herstel zou kunnen leiden dan wanneer we slechts op één enkel aspect van neuroregeneratie inspelen (bv. stimuleren van axonale uitgroei door toediening van neurotrofe factoren).
Organisaties: • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Vincent Timmerman • Kristof Van Avondt
Machine learning technieken voor datamining en hun toepassingen. Universiteit Antwerpen Abstract: De onderzoeksgemeenschap streeft naar de versterking en de coordinatie van het Vlaamse onderzoek op het gebied van machine learning voor datamining in het algemeen, en bepaalde belangrijke toepassingen zoals bioinformatica en tekstmining in het bijzonder. Vlaamse participanten: Computational Modeling Lab (VUB), CNTS (UA), ESAT-SISTA (KU Leuven), DTAI (KU Leuven), ISLab (UA). Organisaties: • Centrum voor Computerlinguïstiek en Psycholinguïstiek (CLiPS)
Onderzoekers: • Walter Daelemans
Oriëntalisme en Franz Cumont: zijn visie op ?Oost? en ?West? binnen de Altertumswissenschaft van de late negentiende en vroege twintigste eeuw. Universiteit Gent Abstract: Cumont biedt een uniek wetenschappelijk dossier: hij publiceerde ca. 800 titels over de religieuze en culturele interactie tussen het antieke Midden-Oosten en het Westen. Hij correspondeerde met toonaangevende geleerden, en schreef dagboeken over zijn reizen in het MiddenOosten wanneer dit onder Europese koloniale controle kwam. Deze diverse communicatiecontexten bieden een unieke gelegenheid voor een genuanceerde reflectie over oriëntalisme and postkolonialisme. Organisaties: • Vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschap
Onderzoekers: • Danny Praet
Functioneel-ecologische studie naar gecombineerde effecten van predator- en pesticidestress op aquatische insecten: van gen tot gemeenschap. Universiteit Antwerpen Abstract: De centrale doelstelling van dit project is nagaan in hoeverre biomerkers zich lenen om de effecten van pollutie op gemeenschapsniveau te voorspellen, met speciale aandacht voor de interactie met predatorstress en competitie. Als modelpolluent wordt toegespitst op het pesticide endosulfan, wereldwijd één van de meest algemeen toegepaste insecticides. Als modelorganismen is gekozen voor drie aquatische insectengroepen: dansmuggen (Chironomidae), duikerwantsen (Corixidae) en waterjuffers (Coenagrionidae). Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Lieven Bervoets • Hans Van Gossum • Wim De Coen
Wat met gebarentaal? Een longitudinaal onderzoek naar de intersubjectieve ontwikkeling en taalverwerving bij jonge dove kinderen met een cochleair implantaat. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De snel evoluerende technologische ontwikkelingen op het vlak van cochleaire implantatie 5CI) en de toepassingen ervan bij steeds jongere dove kinderen (<12 maanden) hebben geleid tot een grotere toegankelijkheid van de gesproken taal voor dove kinderen en tot nieuwe discussies over de plaats van gebarentaal in de opvoeding van jonge dove kinderen met horende ouders. Met dit project beogen we een wezenlijke bijdrage te leveren aan deze discussies. Via een combinatie van longitudinaal en cross-sectioneel onderzoek bestuderen we gedurende de eerste 30 levensmaanden (6m, 9m, 12m, 20m en 30m) bij 20 jonge dove kinderen met een cochleair implantaat het effect van het gebruik van ondersteunende gebaren en/of de Vlaamse Gebarentaal (VGT) op a) de kwaliteit van de vroegtijdige moeder-kind interactie, b) de ontwikkeling van voortalige communicatievaardigheden, c) de morfo-syntactische verwerving van het Nederlands en d) de morfo-syntactische verwerving van VGT. Ook bestuderen we de visies en beleveningen van de moeders van dove kinderen. We gaan na in welke mate en hoe horende moeders die wel of geen gebruik maken van gebaren en VGT hierin verschillen. Organisaties: • Klinische- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • GERRIT LOOTS
Onderzoek naar elektronische schakelingen voor intelligente 3D-camera pixels. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit doctoraat wordt gezocht naar schakelingen die in een camera pixel voor een 3D camera kunnen dienen om de afstand tot een object in de scene te meten op een andere manier dan wat al in de state-of-the-art bestaat. Een voorbeeld daarvan is het gebruik maken van een delaylocked-loop. Organisaties: • Elektronica en Informatica
Onderzoekers: • MAARTEN KUIJK
De kracht van de Minnesota Multiphasic Personality Inventory -2- Restructured Form. (MMPI-2-RF) als classificatieinstrument bij de differentiaaldiagnose van chronische versus niet-chronische depressieve patiënten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De centrale focus van dit project betreft het exploreren van de kracht van de Minnesota Multiphasic Personality Inventory -2- Restructed Form (MMPI-2-RF) in het onderzoek naar depressie. De MMPI-2-RF, een verkorte en geherstructureerde versie van de Minnesota Multiphasic Personality Inventory (MMPI-2), telt 338 items en bevat naast de 'Restructured Clinical' (RC) schalen, vernieuwde validiteitschalen, hogere orde schalen, specifieke probleemschalen en PSY-5-r schalen. De eerste fase van deze studie omvat de validering van schalen van de MMPI-2-RF binnen een Vlaamse populatie, meer specifiek wordt nagegaan of de geherstructureerde depressieschaal RC 2 een unidimensionaal construct is en de specifieke - internaliserende- probleemschalen onderscheidbare constructen weerspiegelen. De exactheid van de meting op verschillende niveaus van depressie wordt in kaart gebracht. In een tweede fase spitsen we ons specifiek toe op de
differentiaaldiagnose van chronisch vs niet-chronische depressieve patiënten. Daar al maar meer depressies een chronisch verloop kennen en verschillend dienen behandeld te worden dan hun acute tegenhanger is de vraag vanuit de klinische praktijk naar een betere differentieie diagnose, binnen het spectrum van de stemmingsstoornissen, groot. De MMPI werd initieel ontwikkeld als screeningsinstrument voor de differentiatie van verschillende vormen van psychopathologie, In het bijzonder werd schaal 2, depressie, geconstrueerd met het oog op het identificeren van klinische depressie. Onze doelstelling is om het discriminatievermogen en de voorspellende waarde van de MMPI-2 en MMPI-2-RF schalen met elkaar te vergelijken. Organisaties: • Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie
Onderzoekers: • GINA ROSSI
Detailkartering van actieve methaanbronnen, moddervulkanen en gashydraten in het Baikalmeer door middel van multibeam-bathymetrie Universiteit Gent Abstract: Detailkartering van de methaanbronnen, moddervulkanen en de ermee geassocieerde structuren in de zuidelijke en centrale bekkens van het Baikalmeer door middel van de inzet van RCMG's nieuwe, mobiele multibeam-systeem. Organisaties: • Vakgroep Geologie en bodemkunde
Onderzoekers: • Marc De Batist • Lieven Naudts
Meiotische restitutie in microsporen van hogere planten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1. Inleiding De vorming van haploïde (n) mannelijke gameten bij bloeiende planten volgt een goed gedefinieerd ontwikkelingspatroon waarbij twee- of driecellig pollencel wordt gevormd. De meiose of reductiedeling zorgt voor de vorming van een haploïde cel die tijdens de microgametogenese verder mitotisch deelt waarbij een vegetatieve cel ontstaat die twee spermacellen insluit. Afwijkingen van de meiotische reductiedeling, waarbij het chromosomen aantal behouden blijft (2n), liggen aan de basis van natuurlijke polyploïdisatie en dragen bij tot de evolutie van plantengenomen (Leitch en Bennett, 1997). Voor de veredeling van gewassen zijn vooral de productie van ongereduceerde gameten en diplospory (apomixis) interessant omdat ze de mogelijkheid biedt om wilde varianten met lagere polyploïdieniveau in te kruisen of om heterosis van F1 hybride te fixeren (Koltunow en Grossniklaus, 2003; Ramanna en Jacobsen, 2003). De toepassing van meiose mutaties is echter niet algemeen. Dergelijke mutaties komen namelijk weinig voor in landbouwgewassen en zijn moeilijk te implementeren via klassieke genetische technieken (Consiglio et al., 2004). 2. Probleem- en doelstelling De vorming van 2n gameten is genetisch bepaald en komt voor bij een aantal species (Mok en Peloquin, 1975; Bretagnolle en Thompson, 1995), maar ondanks grote inspanningen is men tot op vandaag er nog niet in geslaagd om die erfelijke elementen te identificeren. De meiose is een complex fenomeen en dit is waarschijnlijk de oorzaak waarom er tot nog toe maar weinig toepassingen zijn. Sinds enkele jaren hebben we echter technologische doorbraken gekend waarbij genen werden geïdentificeerd die specifiek tijdens sporogenese tot uiting komen. Uit dit onderzoek blijkt dat massale verandering van genexpressie en translatie optreedt en dus kunnen we verwachten dat er heel wat gespecialiseerde mechanismen in gang worden gezet om meiose tot een goed einde te brengen (Petunia: Cnudde et al., 2006). Welke van deze genen zijn nu verantwoordelijk voor de reductie van het chromosomenaantal tijdens meiose? Het onderhavige project heeft als doel genetische elementen te identificeren die door mutatie of misexpressie aanleiding geven tot de vorming van gameten die een chromosomen aantal bevatten dat gelijk is aan dat van somatische cellen. Organisaties: • Plantengenetica • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Effecten van sedimentgebonden metalen op het aquatisch milieu. Relaties tussen blootstelling, accumulatie, interne verdeling en de effecten op de macro-invertebraat levensgemeenschap. Universiteit Antwerpen Abstract: De centrale doelstelling van het project is het effect na te gaan van sedimentgebonden metalen op de samenstelling van macroinvertebraat levensgemeenschappen; dit in relatie tot metaalblootstelling en -accumulatie. Hierbij wordt er rekening gehouden met de aanwezigheid van verschillende metaalbindende sedimentkarakteristieken (o.a. Acid Volatile Sulfides, organisch materiaal, ijzer- en mangaanoxiden,...), metaalspeciatie en verschillen in soortgevoeligheid en algemene ecologie. De bekomen informatie wordt uiteindelijk gebruikt voor het vinden/bestuderen van bepaalde invertebraat soorten, die enerzijds gebruikt kunnen worden als maat voor de metaalbiobeschikbaarheid in het aquatische ecosysteem en anderzijds als voorspeller dienen voor effecten van metalen op andere, meer gevoelige organismen. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Lieven Bervoets • Maarten De Jonge
Geparameteriseerde model-orde reductie (PMOR): ijle gegevens en ijle modellen. Universiteit Antwerpen Abstract: De voornaamste doelstelling van dit project is het ontwikkelen van robuuste en stabiele rationale modelleringsalgoritmen voor het opstellen van geparametriseerde gereduceerde-ordemodellen voor complexe fysische systemen. De orde en de complexiteit van de herschaalbare rationale modellen worden specifiek afgestemd op de toepassing in kwestie. De benaderende en/of interpolerende modellen zijn gebaseerd op ijle gegevens, verspreid over de ontwerpruimte en het is de bedoeling dat de modellen zelf ook ijl zijn om een minimale complexiteit te bekomen. Organisaties: • Computationele wiskunde
Onderzoekers: • Annie Cuyt • Joris Van Deun
QoS ondersteuning in heterogene draadloze sensornetwerken met behulp van gedistribueerde 'Reinforcment Learning' technieken Universiteit Gent
Abstract: Het doel van dit project is de ontwikkeling van een adaptieve QoS netwerkarchitectuur voor draadloze sensornetwerken die een waarachtig multi agent systeem gebaseerd Reinforcement Learning algoritme incorporeert. Dit MAS-RL algoritme zal op gedistribueerde wijze intelligente beslissingen nemen omtrent de optimale werkingsmode voor iedere knoop, rekening houdend met de verschillende belangen en beperkingen. Organisaties: • Vakgroep Informatietechnologie
Onderzoekers: • Ingrid Moerman
Gastro-intestinale regulatiemechanismen. KU Leuven Abstract: De huidige onderzoeksgemeenschap wenst een aantal belangrijke aspecten van de gastro-intestinale fysiologie en pathofysiologie verder op te helderen. Signalen afkomstig van verschillende cellulaire systemen (endocriene cellen, spieren, neuronen, glia cellen, interstitiële cellen) in de darm worden via vagale afferente signaalwegen doorgestuurd naar het centraal zenuwstelsel en geïntegreerd met andere signalen om een aantal cruciale processen zoals digestie, voedselinname en immuunresponsen te reguleren. Bij functionele gastro-intestinale stoornissen zoals dyspepsie en prikkelbaar darmsyndroom kan de interactie van de verschillende cellulaire systemen verstoord zijn door interactie met de immuuncellen en door abnormale versterking van sensorische signalen of gewijzigde centrale verwerking van viscerale stimuli. We wensen de expertise van de verschillende onderzoeksgroepen te bundelen om de betrokkenheid van deze verschillende aspecten tijdens gastro-intestinale stoornissen te bestuderen Organisaties: • TARGID
Onderzoekers: • Inge Depoortere • Jan Tack
Sleutelrol van het foerageergedrag van hommels in de biologische bestrijding van plantpathogenen (Byotritis cinerea). Vrije Universiteit Brussel Abstract: De moderne glastuinbouw gebruikt al verschillende decennia hommels als bestuivers om groenten en fruit te bestuiven zoals aardbei. Het voordeel van natuurlijke bestuiving is een betere vruchtkwaliteit. Omwille van het gebruik van bestuivers, het publieke wantrouwen ten opzichte van de conventionele fungicidenlpesticiden en de ontwikkeling van resistentie, is er vraag naar een duurzame oplossing om veel voorkomende/belangrijke plant pathogenen zoals Botrytis cinerea of grijsrot te bestrijden. Een veel belovend alternatief voor deze problemen zijn de biologische controle agentia (BCAs). Bijvoorbeeld Trichoderma soorten hebben bewezen B. cinerea infecties efficient te kunnen controleren onder laboratoriumomstandigheden. Echter spuittoepassingen in veldproeven slaagden er niet in B. cinerea onder controle te houden. In dit project zullen we de efficientie onderzoeken waarmee hommels de conidia van T. harzianum en T. polysporum verspreiden in aardbeien om B. cinerea te controleren. Er zal gewerkt worden met de vier belangrijkste hommelsoorten: Bombus terrestris, Bombus ignitus, Bombus canadiensis en Bombus occidentalis. In verschillende fasen zullen we de compatibiliteit nagaan van deze BCAs met hommels, de transportcapaciteit van hommels en de viabiliteit van de conidia in de bloemen. Tot slot zal het biologische systeem getest worden onder praktijkomstandigheden. Dit onderzoeksproject is uniek omdat de bestuivervector technologie een volledig nieuwe uitdaging is voor de implementatie van een geïntegreerd milieuvriendelijk/biologische bestrijdingsstrategie om zo het fungicidengebruik te reduceren. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Guy SMAGGHE
Een historisch gedocumenteerde scenische uitvoering van Johann Christian Bachs opera Artaserse. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project wil Johann Christian Bachs vooruitstrevende opera Artaserse op een historische geïnformeerde manier uitvoeren. Dit betekent dat er in de eerste plaats een kritische partituur dient vervaardigd te worden ¿ er bestaan enkel een aantal originele handschriften van het werk. Vervolgens zal onderzoek gedaan worden naar historische decors, kostuums en regie. Ten slotte worden de studenten van het conservatorium onderwezen in de specifieke uitvoeringspraktijk van deze periode. Organisaties: • Centrum voor stadsgeschiedenis
Onderzoekers: • Bruno Blondé
Identificatie en definitie van 'chilling effect' en het recht op expressievrijheid Universiteit Gent Abstract: Het project wil juridische en conceptuele duidelijkheid verschaffen betreffende het in rekening brengen van een mogelijk 'chilling effect' in relatie tot de uitoefening van de expressievrijheid zoals gewaarborgd door art. 10 van het Europees Mensenrechtenverdrag. Naast een grondige znalyse van de rechtspraak in Europa en de Verenigde Staten, zullen interviews en surveys met actoren die een invloed uitoefenen op de expressievrijheid of die een cruciale rol hierin spelen bijkomende informatie opleveren om het fenomeen als juridische constructie en als realiteit verder te kunnen verduidelijken en kritisch analyseren. Organisaties: • Vakgroep Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • Dirk Voorhoof
Match of mismatch? Een kosten-batenanalyse van maternale effecten bij kanaries (Serinus canaria). Universiteit Antwerpen Abstract: Ondanks het vele onderzoek naar de functie van maternale hormonen bij vogels, werden de gevonden kosten en baten tot nog toe enkel vanuit het perspectief van het jong en onafhankelijk van de opgroeiomgeving beschreven. Een gevonden effect zou echter in de ene omgeving positief kunnen zijn, maar in een andere omgeving juist negatief. Het is dus belangrijk om in dergelijke experimenten ook met de omgevingsafhankelijkheid rekening te houden. Hiernaast dienen ook de hieraan verbonden consequenties voor de ouders in acht genomen te worden. Wat optimaal is voor de ouders is immers niet noodzakelijkerwijs optimaal voor de jongen. Mogelijkerwijs is een omgevingsafhankelijke hormoondepositie de optimale strategie van de moeder ter maximalisatie van haar fitness. De adaptieve waarde van de hormoondepositie kan dus pas in deze bredere context bepaald worden.
Organisaties: • Ethologie
Onderzoekers: • Marcel Eens • Jonas Vergauwen
Ontwikkeling van functionele en stabiele hepacytenculturen, inzetbaar in geneesmiddelenonderzoek, via epigenetische modificatiemechanismen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: II. DOELSTELLING Bij onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen worden vooral in de preklinische ontwikkelingsfase in vitro modellen in high throughput screening opstelling ingezet om snel een idee te krijgen over de mogelijke toxische effecten en de efficiëntie qua farmacologische werking van de moleculen onder studie. Het hier voorgestelde project situeert zich in het domein van de geneesmiddelenontwikkeling en het testen van bestaande moleculen, namelijk het is de bedoeling om een robuust en functioneel lange-termijn cultuurmodel van hepatocyten te ontwikkelen dat stabiel blijft in functie van de tijd en waarmee nieuwe (en bestaande) moleculen kunnen getest worden. De eerste stappen tot dit innovatief onderzoek werden reeds gezet in vorige FWO-projecten, namelijk door epigenetische modificatie uit te voeren van het celkern chromatine van de cellen door blootstelling aan HDAC-Is. Het doel hier is nu om in vers geïsoleerde rathepatocyten, steunend op de reeds verworven kennis met HDAC-Is, op meer specifieke wijze te interfereren met epigenetisch gereguleerde gentranscriptie door modulatie van (i) HDAC isoenzymen; (ii) DNA methyltransferase (DNMT) isoenzymen en/of (iii) een combinatie van beiden. Vooral de HDAC/DNMT isoenzymen betrokken bij (de)differentiatie, proliferatie en apoptose zijn hierbij interessante targets. De aldus bekomen hepatocyten zouden hierdoor niet alleen een langere leefbaarheid verkrijgen maar ook beter hun gedifferentieerde leverfuncties behouden in functie van de tijd en bruikbare modellen kunnen opleveren in geneesmiddelenonderzoek en het testen van bestaande moleculen. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS
Een systeem biologische analyse van metaal geïnduceerde responsen in de zebravis, Danio rerio. Universiteit Antwerpen Abstract: In het kader van dit project willen we in de genetisch zeer goed gekarakteriseerde zebravis, Danio rerio een vergelijkende studie uitvoeren van de metaalregulatie, compartimentalisatie en toxiciteit voor twee essentiële metalen (koper en zink) en het niet-essentieel metaal cadmium. We willen daarbij nagaan wat de verschillen en overeenkomsten zijn in metaal behandeling en responsen na blootstelling onder drie verschillende fysiologische situaties. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust • Wim De Coen • Dries Knapen • Erwin J M Witters
Sub-contract " Pincer Trial " Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' University of Nottingham' hebben voor het project ' Sub-contract " Pincer Trial "' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Medische Sociologie
Onderzoekers: • Koen PUTMAN • LIEVEN ANNEMANS
Atomistic multi-time scale simulations of catalyzed carbon nanotube growth. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit onderzoeksproject wensen we atomistische simulaties dichter bij experimentele voorwaarden te brengen, door het ontwikkelen van realistische interatomaire M-C-H interactiepotentialen en door het implementeren van algorithmen om lange tijdsschaal te simuleren. Organisaties: • Plasma, Laser Ablatie en Oppervlakte-modellering (PLASMANT)
Onderzoekers: • Annemie Bogaerts • Erik C L Neyts • Umedjon Khalilov
Proactieve Creatie en Management van spin-offs. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Geassocieerde Afdeling ESAT - INSYS
Onderzoekers: • Rudi Cuyvers • Bettina Vander Eecken
Betacel voorlopers in de adulte pancreas. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onze onderzoeksgroep ontdekte recent voorlopercellen van betacellen in de pancreas van volwassen muizen (Xu et al, 2008). Deze cellen activeren genexpressie van Neurogenine 3 (Ngn3), een transcriptiefactor die de vorming van betacellen tijdens de embryogenese controleert, en differentiëren verder tot insuline-positieve cellen. De Ngn3+ cellen delen echter niet. Om bij te dragen tot een nieuwe therapie voor diabetes hebben we delende stam- of voorlopercellen nodig aangezien we grote hoeveelheden betacellen moeten genereren. Daarom willen een celtype identificeren dat aanleiding geeft tot Ngn3+ cellen en nog in staat is te delen. Een goede kandidaat is de Pdx1-positieve cel die tijdens de ontwikkeling de Ngn3+ cel voorafgaat en een grote delingscapaciteit bezit.
Doel 1 van deze aanvraag is daarom "Identificatie, isolatie en karakterizatie van volwassen, ongedifferentieerde Pdx1+ cellen" en Doel 2 "Expansie en differentiatie van de geïsoleerde volwassen, ongedifferentieerde Pdx1+ cellen". Bovendien willen we de factoren zoeken die verantwoordelijk zijn om de stam- of voorlopercellen tot activiteit te rekruteren. We zullen ons daarvoor concentreren op de rol van macrofagen omdat die in grote mate aanwezig zijn in de pancreas met stamcelactiviteit en omdat die reeds in andere systemen werden aangetoond als centrale spelers bij weefselherstel. Doel 3 van dit project is "Identificatie van de signalen die de betacel voorlopers activeren: de rol van macrofagen". Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie
Onderzoekers: • Henry HEIMBERG
'Vergeten' kinderen: hun beleving van verliessituaties en de mogelijke impact hierop van situatiekenmerken, in kaart gebracht via participerende observatie en belevingsonderzoek. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Gecompliceerde verliesverwerking bij kinderen vormt een (empirisch) onderbelicht onderzoeksthema en weinig studies zijn aan het straatkinderenfenomeen gewijd. Een koppeling van de schaarseI onderzoeksresultaten in dit verband doet vermoeden dat straatkinderen zich t.a.v. de confrontatie en het omgaan met verlies in een specifieke situatie bevinden. Cillebeert en Claes (2002) bepleiten dat de term 'straatkinderen' ook op zinvolle wijze kan worden aangewend in de Belgische context. Via participerende observatie bij vier laagdrempelige jeugdwerkinitiatieven in Vlaanderen en twee in Bolivie, zal a.d.h.v. belevingsonderzoek vanuit fenomenologisch perspectief een antwoord worden gezocht op volgende onderzoeksvragen: (1) Hoe beleven straatkinderen (veranderingen die gepaard gaan met) het verlies van een persoon binnen hun microsysteem (Bronfenbrenner, 1995)?, ( 2 ) Welke copingstrategieën hanteren zij bij het omgaan met aan dit soort verlies gekoppelde stressoren?, (3) Stroken de op de Westerse geestelijke ; gezondheidszorg geënte concepten als complicated grief (Melhem et al., 2007) en childhood traumatic grief (Cohen et al., 2004) met de verhalen van deze kinderen over hun denken, voelen en doen?, en (4) Welke situatiekenmerken en andere variabelen hebben mogelijk een invloed op de beleving van dit soort verlies door straatkinderen? Om een rijker inzicht in deze materie te vergaren, zullen crea-sessies worden opgezet met straatkinderen en semigestructureerde diepte-interviews worden gevoerd met straathoekwerkers. Organisaties: • Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • CAROLINE ANDRIES
Studie naar oxidatieve stress en excitotoxiciteit in de ziekte van Parkinson: rol van glutamaattransporters als mogelijke aangrijpingspunten voor de heilzame werking van theanine, een component van groene thee. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Binnen dit project zullen we de betrokkenheid van de glutamaattransporters, i.e. de hoge-affiniteit en de vesikulaire glutamaattransporters en de cystine-glutamaat antiporter, in de waargenomen excitotoxiciteit en oxidatieve stress bij de ziekte van Parkinson bestuderen. (1) We zullen de Expressieniveaus en de activiteit van de glumataattransporters bestuderen in de nuclei van de basale ganglia van hemi-Parkinson ratten met een unilaterale 6-hydroxydopamine (6-OHDA) lesie van de 'medial forebrain bundle' (MFB). (2) In transporter deficiënte muizen zal de gevoeligheid voor 6-OHDA nagegaan worden door het kwantificeren van neurodegeneratie en oxidatieve stress na verloop van tijd na inductie van MFB lesies. Dit zal verduidelijken of de waargenomen veranderingen op het nieveau van transporter expressie en/of activiteit de oorzaak of het gevolg zijn van de neurodegeneratie en/of oxidatieve stress. Indien onze data een oorzakelijk verband suggereren, zal de betrokken transporter een interessant aangrijpingspunt kunnen vormen voor de ontwikkeling van nieuwe farmacotherapieën die progressieve neurodegeneratie zouden kunnen voorkomen. (3) We zullen bovendien nagaan of theanine, een component van groene thee en glumataat analoog, neuroprotectief is in ons rat model voor de ziekte van Parkinson. ALs dit inderdaad het geval is, zullen we achterhalen of het werkingsmechanisme van theanine aan de glutamaattransporters kan gelinkt worden. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Ann MASSIE • YVETTE MICHOTTE
Waarom pijn onderschat wordt door anderen: een experimentele analyse Universiteit Gent Abstract: Het project beoogt na te gaan hoe en waarom pijn door anderen onderschat wordt. Er wordt ervan uitgegaan dat de aanwezigheid van secundaire voordelen van het pijngedrag alsook de aanwezigheid van informatie die niet strookt met een strikte biomedische visie omtrent pijn, zal leiden tot een onderschatten van de pijn door observatoren. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Liesbet Goubert
Principes van het ontginnen van patroonverzamelingen. Universiteit Antwerpen Abstract: De algemene doelen van dit project zijn 1) het bepalen van een computationeel raamwerk voor pattern set mining, 2) het bestuderen van de computationele eigenschappen van verschillende selectiepredikaten, 3) het ontwikkelen van algoritmen en systemen voor pattern set mining, 4) het onderzoeken van het gebruik van constraint programmeringstechnieken voor pattern set mining, 5) het evalueren van pattern set mining voor het oplossen van standaard datamining en machine learning taken, zowel conceptueel als experimenteel, en 6) het bestuderen van de representatie- en toepassingsaspecten van pattern set mining. Organisaties: • Ontwikkeling database systemen (ADReM)
Onderzoekers: • Bart Goethals
Koolstof cycling vanuit een stroombekken perspectief: een geïntegreerde benadering van terrestrische en aquatische links in het Tana River stroombekken (Kenia). Vrije Universiteit Brussel
Abstract: CONTEXT Menselijke activiteiten hebben geleid tot een snelle toename in atmosferisch CO2 gedurende de voorbije eeuw, met een vergaande impact op de maatschappij, en met een verdere toename in het vooruitzicht. Het vaststellen van de rol van terrestrische en aquatische systemen als 'sources' of 'sinks' van CO2 is hierdoor een onderzoeksdomein met hoge prioriteit [1]. Een aantal componenten in de globale koolstof (C) cyclus zijn echter niet goed gekend. Eén zo'n 'blinde vlek' is de rol van zoetwatersystemen, die de interface vormen tussen terrestrische en mariene ecosystemen. Een recente datacompilatie suggereert een substantiële transfer van ~2 Pg C y-1 vanuit het terrestrische milieu naar zoetwatersystemen, maar slechts de helft hiervan zou de oceaan bereiken [2]. Een grote hoeveelheid terrestrisch C wordt dus in zoetwatersystemen verwerkt, en deze vormen dan ook een netto bron van CO2 naar de atmosfeer (~de helft van de oceanische CO2 sink, [3]). Deze schattingen zetten het belang van zoetwatersystemen in de verf als biogeochemische 'hotspots' aan de terrestrischoceanische interface, gekenmerkt door hoge process rates [4]. Zoals Masielo [2007, ref. 5] aangeeft, vereist het beter kwantificeren van globale C budgetten een grondiger begrijpen van de link tussen bodems en stroombekken karakteristieken aan de terrestrische zijde, van het transport van deeltjes en organisch materiaal in rivieren, en van de export en burial van C in de oceaan. De reactieve interface tussen terrestrische en mariene systemen komt dus naar voor als een belangrijk domein voor verder onderzoek. Hier stellen we een geïntegreerde aanpak voor om C processing te onderzoeken in een tropisch stroombekken dat zich hiertoe uitstekend leent (Tana River, Kenia), met een combinatie van data collectie en modellering. Studies van C transformaties op stroombekken-schaal zijn schaars, en op enkele uitzonderingen na is onze kennis hierrond gebaseerd op data uit één enkel stroombekken, de Amazone [bvb. 6-7]. Gezien de schaarste aan data omtrent terrestrisch-aquatische links en het ontbreken van een mechanistisch begrip van processing en lot van organisch materiaal in rivieren, is het onzeker in welke mate de bestaande data kunnen geëxtrapoleerd worden. Richey et al. [2002, ref. 8], bijvoorbeeld, schatten dat CO2 efflux uit rivieren en wetlands in het centrale Amazonebekken oploopt tot ten minste 0.5 Gt C y-1. Dit is een grootte-orde hoger dan de hoeveelheid organisch C dat door de rivier bij de monding naar de oceaan stroomt, en vormt dus een belangrijke component in het C budget van het Amazonesysteem [9]. Recente data uit andere grote rivierbekkens geven echter aan dat dit geen universeel patroon is, bvb. in het Ganges-Brahmaputra bekken [10]. Het begrijpen van terrestrisch-aquatische links is fundamenteel voor een beter inzicht in huidige en toekomstige veranderingen in landgebruik. Studies over C tranfer en processing op stroombekken-schaal zijn niet alleen cruciaal vanuit het perspectief van de globale C cyclus [cfr. 11], maar hebben ook belangrijke lokale en regionale implicaties. Specifiek voor het Tana stroombekken, zorgt de intensieve ontbossing in hogere regio's voor een hoge input aan sedimentmateriaal in het riviersysteem. De stijgende vraag naar energie en water (bvb. voor bestaande en voorziene irrigatieschema's) heeft geleid tot de aanleg van een aantal hydroelectrische reservoirs. Deze menselijke impact heeft ongetwijfeld een impact op de C en nutriëntendynamiek van de stroom, en kan belangrijke cascade-effecten hebben op het functioneren van stroomafwaarts gelegen ecosystemen [bvb., 12]. Organisch materiaal in aquatische systemen kan zijn origine hebben in zowel oude terrestrische C reservoirs (bodems of verwering van gesteenten), recente terrestrische- of oevervegetatie, of in-situ (autochtone) aquatische productie. Deze worden gekenmerkt door verschillende reactiviteit, wat leidt tot preferentiële afbraak, stockage in sedimenten of verder transport naar de kustzone [6, 13]. Om deze complexe interacties te ontwarren, combineert dit voorstel twee complementaire types expertise: state-of-the-art isotopen analysetechnieken en geïntegreerde modellering van reactief transport. De analytische technieken spitsen zich toe op specifieke proxies die de origine en processing van verschillende bronnen van organisch materiaal in het Tana stroombekken traceren. De opkomst van nieuwe technieken gebaseerd op de isotopensignatuur van specifieke microbiële groepen (op bepaalde biomerkers) en opgelost organisch C (DOC) maken het nu mogelijk om complexe C pathways op verschillende schalen te ontcijferen [bvb., 14-15]. Ook wat betreft modellering werden krachtige biogeochemische modelleringstools ontwikkeld die het verwerken van organisch materiaal in sedimenten en aquatische milieu's simuleren [16-17]. Tot nog toe maken deze modellen echter geen onderscheid tussen isotopen (m.a.w. zijn niet bron-specifiek). In dit voorstel zullen we de modelformulaties uitbreiden om de omvangrijke dataset aan proxies te integreren, om zo te komen tot een kwantitatief beeld van processing van organisch materiaal in het Tana River stroombekken. De combinatie van state-of-the-art isotopentechnieken met reactief transport modellering is vernieuwend, en vormt een originele benadering voor het bestuderen van C cycli in het natuurlijk milieu. DOELSTELLINGEN Het algemene doel van dit voorstel is het uitbreiden van onze kennis over het biogeochemisch functioneren van tropische aquatische systemen, en het nader bekijken van de link met het terrestrisch milieu. De volgende doelstellingen worden vooropgesteld: (i) de impact onderzoeken van landgebruik, vegetatiepatronen, en bodemeigenschappen in het stroombekken op de origine en biogeochemische processing van organisch materiaal in tropische aquatische systemen; (ii) bijdragen tot een beter begrip van de metabole balans en CO2 sink/source sterkte van tropische rivieren, en dit te relateren aan laterale inputs vanuit het terrestrische milieu; (iii) het toepassen van 13C en 15N aanrijkingsexperimenten als een innovatieve benadering om de organisch-minerale associatie (en dus, preservatie) van organisch materiaal langsheen het land-oceaan continuum te onderzoeken; (iv) het potentieel achterhalen van reactief transport modellering om de oorsprong, transport en lot van suspensiemateriaal, particulair en opgelost organisch C langsheen de loop van een tropisch rivierennetwerk te beschrijven. Organisaties: • Scheikunde
Onderzoekers: • Filip MEYSMAN • FRANK DEHAIRS
Introductie van analytische scheidingstechnieken in de virologie om interacties op moleculair vlak bij picornaviridae op te helderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Toen de onderzoeksgroep van Dieter Blaas (Wenen, Oostenrijk) in 1999 voor het eerst capillaire electroforesee (CE) gebruikte om viral interacties aan te tonen op moleculair vlak (in zijn geval, rhinovirus), was het op dat ogenblik nagenoeg vijftig jaar geleden dat nieuwe analytische scheidingstechnieken werden ge^¨introduceerd in de virologie. Ook onze onderzoeksgroep (MICH) voelde op dat ogenblik de noodzaak aan om nieuwe scheidingstechnieken in te voeren in ons lab, om onze doelstellingen te kunnen bereiken. Teneinde dit probleem op te lossen werd een samenwerking opgezet met de onderzoeksgroep van Prof. Y. Vanderheyden (FZBI). Met als uitgangspunt de CE methode van de groep Blaas, worden nu een scheidingsprotocol voor poliovirus en zijn subvirale partikels opgesteld. Een eerste protocol is nu klaar (Oita et al., submitted for publication). deze scheidingsmethode zal door MICH gebruikt worden om de morfogenese van poliovirus te bestuderen, de interacties van poliovirale partikels en waardcelproteïnen na te gaan. Om beide eerste doel-stellingen tot een goed einde te brengen zal gebruik gemaakt worden van een celvrij RNA translatie/replicatie systeem (kortweg celvrij systeem) voor het poliovirus. Het systeem bestaat uit een niet-geïnfecteerd celextract, aangevuld met zouten, een energie regeererend systeem, aminozuren en nucleotiden, dat geprogrammeerd wordt met poliovirusRNA waarna een volledige replicatiecyclus van poliovirus wordt waargenomen. Dit zal in de onderzoeksgroep MICH gebeuren. Ondertussen zal binnen de onderzoeksgroep FABI enerzijds de gevoeligheid van de CE worden opgedreven door de viruspartikels ofwel extern (na translatie) ofwel intern (tijdens translatie) fluarescent te merken en zal anderzijds gezocht worden naar andere alternatieve scheidingstechnieken die op virussen kunnen toegepast worden. Deze zijn eerder gericht op miniaturisatie (microfluidic chips) en anderzijds op preparatieve methodes (chromatografie). Tenslotte is ook het derde aspect van de onderzoeksdoelstellingen van MICH nu bijzonder actueel geworden. Dit betreft zoals hoger gesteld, de interactie van poliovirus met liganden. Enerzijds werd een project gestart met de onderzoeksgroep van Prof. J. Neyts op het Rega Instituut (KULeuven) waarbij gezocht wordt naar nieuwe antivirale middelen tegen poliovirus. Recentelijk (zie onze publicatielijst) werd nl. vastgesteld dat wanneer men poliomyelitis en het agens poliovirus wil eradiceren, men in de eindfase van deze eradicatie antivirale middelen zal nodig hebben (zie WHO en CD8 rapport). De interactie van deze antivirale middelen met het virus zal met CE onderzocht worden. Anderzijds werd een nieuw project opgestart met Prof. S. Muyldermans (onderzoeksgroep DBIT, VUB) om nanobodies te maken tegen het poliovirus. Deze zullen in de volgende weken ter beschikking komen. CE zal ook in dit onderzoek gebruikt worden om de binding van nanobodies met het virus na te gaan (ratio virus/nanobodies bepalen voor neutralisatie, enz. ). Organisaties: • Farmaceutische Biotechnologie en Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • BARTHOLOMEUS ROMBAUT
Taalverwerking. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Centrum voor Computerlinguïstiek en Psycholinguïstiek (CLiPS)
Onderzoekers: • Dominiek Sandra
Arbeidsongeschiktheid en vervroegde uittrede in Vlaanderen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het onderzoek wil nagaan op welke manier arbeidsongeschiktheid past binnen de vervroegde uittredestelsels in Vlaanderen en hoe deze situatie zich verhoudt ten opzichte van andere welvaartsregimes. We gaan in het onderzoek op zoek naar substitutie-effecten tussen stelsels van vervroegde uittrede en willen verklaringen bieden voor vervroegde uittrede mechanismen in Vlaanderen. We zullen hiervoor factoren als gezondheid, demografische evolutie en werkgeverskenmerken analyseren. Organisaties: • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Bea Cantillon
Berichtgeving over de internationale samenleving: feiten, impact en actieruimte. Universiteit Antwerpen Abstract: Het Vlaams Vredesintstituut wil een impuls geven in het streven naar een geweldloze samenleving. Daartoe werd dit project voorgesteld dat er uit bestaat dat de berichtgeving over de internationale samenleving (buitenlandberichtgeving) in de Vlaamse nieuwsmedia vanuit een drievoudige vraagstelling wordt onderzocht. Ten eerste, is de vraag hoe het zit met de feiten, hoe staat het met de kwaliteit en de kwantiteit van de buitenlandberichtgeving in Vlaanderen. Ten tweede gaat het om de impact van de buitenlandberichtgeving op de attitudes van de kijkers/lezers/luisteraars. Ten derde wordt de vraag gesteld naar de mogelijke beleidsruimte die de Vlaamse overheid heeft om een rol te spelen in het stimuleren van meer of betere buitenlandberichtgeving in de Vlaamse media. Organisaties: • Media, middenveld en politiek (M2P)
Onderzoekers: • Stefaan Walgrave
Geneste modellering van de Groenlandse ijskap ter ondersteuning van de datering en interpretatie van de NEEM ijskern (NEEM-B) Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1. Achtergrond en belang van het project Sinds de eerste ijskernen geboord werden in de jaren '60 (Camp Century en Byrd) heeft het ijskernonderzoek een cruciale plaats verworven in onze kennis van Laatquartaire klimaatsveranderingen. De actuele stand van dit onderzoek op de Groenlandse ijskap uit zich nog het best in de gedetailleerde ijskernen die geboord werden op Summit (GRIP - Greenland Ice core Project - en GISP2 - Greenland Ice Sheet Project 2) en in NGRIP (NorthGRIP), cf. Dansgaard et al. (1993) en NGRIP project members (2004). De meest spectaculaire bevinding van Groenlandse ijskernen is het besef dat de laatste glaciale periode gekenmerkt werd door plotse en abrupte klimaatsschommelingen op een duizendjarige tijdschaal welke bekend zijn geworden onder de naam Dansgaard-Oeschger events. Het begrijpen van de oorzaken van deze snelle klimaatsschommelingen, en de implicaties daarvan voor het toekomstige klimaat, is één van de centrale onderwerpen in de studie van het klimaat en heeft beduidende implicaties voor het beleid. Desondanks de grote betekenis van bestaande Groenlandse ijskernen lijden zij allen aan hetzelfde euvel: geen van deze ijskernen werpt een klaar licht op het klimaat van het laatste interglaciaal 115000 tot 130000 jaar geleden welke periode ook bekend staat als het Eemiaan. Ijs uit het Eemiaan is aanwezig in de ijskernen die geboord werden op Summit maar is sterk verstoord. Het Eemiaan is onvolledig vanwege te veel basaal smelten in de NGRIP ijskern en is veel te dun voor klimaatstudies in de Camp Century ijskern. Het laatste interglaciaal is nochtans een cruciale periode om de processen van klimaatsverandering beter te begrijpen omdat deze periode een analogie vormt voor de huidige opwarming van de aarde, zij het dat zijn oorzaak ontegensprekelijk van natuurlijke oorsprong is. Klimaatsreeksen uit mariene en terrestrische sedimenten suggereren dat het Eemiaan in Groenland tot 5°C warmer zou geweest zijn dan vandaag. Op die manier kan deze periode ons iets leren over wat er mogelijk op komst is onder de toekomstige klimaatsomstandigheden die geprojecteerd worden. In het bijzonder suggereren een aantal modelstudies dat de Groenlandse ijskap volledig zou verdwijnen onder zulke warmere omstandigheden aan een snelheid die afhangt van de duur en de sterkte van de opwarming (Huybrechts et al., 1991; Huybrechts en de Wolde, 1999; Cuffey en Marshall, 2000; Greve, 2000; Huybrechts, 2002; Gregory et al., 2004; Otto- Bliesner et al., 2006). De nieuwe North Greenland Eemian Ice Drilling (NEEM) site (77.5°N, 50.9°W, 2650 m boven zeeniveau) werd geselecteerd op basis van beschikbare data van oppervlaktehoogte, ijsdikte, en ijsradarmetingen als de meest geschikte plaats om een ongestoorde klimaatsreeks te vinden van het Eemiaan en de vorige ijstijd. De NEEM site ligt ongeveer 300 km ten noorden van de NGRIP site langsheen de ijsscheiding in een gebied met een eerder lage accumulatie en een redelijk vlakke bodemtopografie. De ijsdikte werd met een radar vastgesteld op 2542 m. Eerste ruwe inverse modelresultaten geven aan dat het Eemiaan zal kunnen gevonden worden op een diepte tussen 2265 en 2345 m met een gemiddelde jaarlijkse laagdikte van 7 mm, genoeg voor een betekenisvolle klimaatsreconstructie (Buchardt en Dahl-Jensen, 2008). De NEEM klimaatsrecord zal daarom een volledig interglaciaal kunnen afdekken van begin tot einde op een voldoende hoge resolutie in verschillende parameters. Bovendien zal de klimaatsreeks kunnen bevestigen of het inderdaad gevoelig warmer was gedurende deze periode en of er snelle klimaatsveranderingen in zulk een warmer klimaat voorkwamen. Dit moet toelaten een precieser beeld te krijgen van het gedrag van de Groenlandse ijskap in een warmer klimaat. Tevens zullen de gegevens aan het licht brengen of er Dansgaard-Oeschger gebeurtenissen plaatsvonden tijdens de vorige glaciale periode. De bevindingen van de NEEM ijskern zullen ook toelaten om klimaatsvariaties uit het huidige en vorige interglaciaal in verband te brengen met voorspelde scenarios voor de opwarming van de aarde. Een correcte interpretatie van klimaatsreeksen uit ijskernen veronderstelt een gepaste oplossing voor twee fundamentele problemen. Ten eerste is het sleutelprobleem van elke klimaatsreconstructie een accurate datering. Het tweede probleem volgt onmiddellijk uit de dynamica van de ijskap zelf over de gehele periode die afgedekt wordt door de ijskern. Bovenal heeft de oppervlaktehoogte waarop de ijsdeeltjes oorspronkelijk werden afgezet wijzigingen ondergaan als gevolg van veranderingen in de accumulatie, de ijstemperatuur, de ijskapuitbreiding, de horizontale ijsvloei, en mogelijk nog andere factoren (Huybrechts, 2002). Zulke oppervlaktewijzigingen veroorzaken afwijkingen in de temperatuursreeks die uit de ijskern gewonnen wordt. Die afwijkingen zijn niet aan het klimaat gerelateerd en dienen derhalve zo nauwkeurig mogelijk bepaald te worden. Bovendien ligt de NEEM site op de ijsflank langs de as van een zwakhellende rug. Het gevolg daarvan is dat het ijs in de ijskern niet lokaal werd afgezet maar afkomstig is van een plaats stroomopwaarts. Dieper ijs in de kern kwam daarom van een steeds hogere, en dus koudere, plaats op de ijskap. Ook kan men redelijkerwijs veronderstellen dat de Groenlandse ijskap tijdens het Eemiaan een andere geometrie vertoonde dan de huidige. Op basis van momenteel beschikbare modelberekeningen van de Groenlandse ijskap (bv. Cuffey en Marshall, 2000) is het onwaarschijnlijk dat de huidige geometrie en oppervlaktehoogte van toppen en ijsscheidingen bewaard is gebleven tijdens het Eemiaan. Deze beperkingen bemoeilijken de interpretatie van de ijskern. Dit vraagt om ijsdynamische modellering uitgaande
van geofysische waarnemingen zowel van de ijskern zelf als van zijn omgeving. 2. Methodologie Onze benadering om de chronologie en de niet klimaatsgebonden temperatuursafwijkingen te bepalen bestaat erin om de geschiedenis van de ijskap en de ijsstroming te reconstrueren over ten minste de gehele tijdsspanne die door de ijskern wordt afgedekt. Deze procedure wordt uitgevoerd over het gehele gebied waar de ijsdeeltjes uit de NEEM ijskern worden verondersteld afgezet geweest te zijn. Wij zullen daarom een hoge-resolutie hogere-orde ijsvloeimodel voor het NEEM gebied nesten in een veelomvattend driedimensionaal thermomechanisch stromingsmodel van de gehele Groenlandse ijskap. Het gereconstrueerde hoge-resolutie driedimensionale snelheidsveld van een voorwaarts experiment met het geneste model zal daarom gebruikt worden in een Lagrangiaans achterwaarts opsporingsalgorithme om de trajectories van de ijsdeeltjes te achterhalen vanaf de plaats en het tijdstip van afzetting. Deze informatie kan onmiddellijk in verband gebracht worden met een hele reeks spatio-temporele parameters die nodig zijn voor een correcte interpretatie van de ijskern. De procedure levert onmiddellijk de diepte-ouderdom verdeling, de oppervlakteomstandigheden tijdens de afzetting van de ijsdeeltjes, alsmede een hele reeks relevante parameters zoals de initiële jaarlijkse laagdikte. De procedure is in staat om volledig rekening te houden met tijdsafhankelijke veranderingen in zulke cruciale parameters als de ijsdikte, richting van de ijsvloei, vloeisnelheid, accumulatie, en basaal smelten. De grootschalige component van het geneste model is een bestaand veelomvattend Groenlands ijsstromingsmodel (Huybrechts en de Wolde, 1999; Huybrechts, 2002). Dit model zal gedraaid worden op een horizontale resolutie van 20 km (mogelijk 10 km) met 30 lagen in de verticale en 9 lagen in de bodem voor de berekening van de warmtegeleiding in de aardkorst. Dit model bevat componenten die de stroming van gegrond ijs en basaal glijden beschrijven volgens de gangbare vereenvoudigingen in de 'shallow-ice' benadering, alsmede de reactie van de vaste aarde en de massabalans op het contactoppervlak tussen ijs en atmosfeer. De belangrijkste inputs van het model zijn het oppervlakteklimaat (massabalans en oppervlaktetemperatuur), de geothermische warmteflux en de zeespiegelstand die de kustlijn en de waterdiepte rond het continent bepaalt. Het smelt- en afstromingsmodel is gebaseerd op de positive-degree-day methode, en houdt rekening met processen die smeltwater vasthouden in de sneeuwlaag en met herbevriezing van smeltwater (Janssens and Huybrechts, 2000; Hanna et al., 2005). In dit project zal het grootschalige model verder verfijnd worden door de laatste gegevens in de datasets te verwerken voor oppervlaktehoogte, ijsdikte, bodemtopografie en neerslag. Gezien het belang van basaal smelten voor het vinden van oud ijs, wat grotendeels afhangt van de geothermische warmteflux, zal getracht worden om verschillende ruimtelijke verdelingen voor deze parameter in de berekeningen te betrekken in plaats van uit te gaan van een constante waarde (Huybrechts, 1996; Shapiro en Ritzwoller, 2004; Greve, 2005). De huidige versie van het grootschalige Groenlandmodel gaat uit van een Euleriaanse beschrijving om een eerste schatting te maken van de ouderdoms- en isotopenverdeling in het ijs (Huybrechts, 1994). Zuivere Lagrangiaanse benaderingen werden ontwikkeld en uitgetest in eerder werk (Rybak en Huybrechts, 2003) maar vertonen gekende gebreken vanwege de spreiding van de tracers in het bijzonder dicht bij de bodem. Binnen dit project zullen we de tracer module verder verbeteren door over te gaan op een semi-Lagrangiaanse benadering (Clarke en Marshall, 2002; Clarke et al., 2005). Het fijnschalige model is gebaseerd op de hogere-orde code van Pattyn (2003). Dit model omvat zowel longitudinale als transversale gradiënten in het krachtenevenwicht. Deze bijkomende termen verbeteren de snelheidsoplossing op ijsscheidingen, in de omgeving van de ijsrand en in gebieden met uitgesproken reliëf of hoge snelheidsgradiënten. Deze termen zijn ook vereist voor een meer realistische oplossing op numerieke roosters met een horizontale resolutie van de orde van de ijsdikte. In dit project zullen we voortbouwen op een verder ontwikkelde versie van deze code op basis van een staggered-grid benadering van het numerieke schema om gekende convergentieproblemen onder bepaalde omstandigheden te omzeilen (Bert De Smedt en Oleg Rybak, persoonlijke mededeling). Het lokale ijsstromingsmodel zal geïmplementeerd worden op een horizontale resolutie van 2 km of minder met 100 lagen in de verticale. In eerste instantie zullen experimenten uitgevoerd worden met een voor de hand liggend koppelingssschema in de neerwaartse richting tussen het grootschalige en fijnschalige model. De uitwisseling van informatie tussen beide modellen zal vooreerst volgens de anomaliemethode plaatsgrijpen (Huybrechts et al., 2007). Niettegenstaande zijn verdere ontwikkelingen gepland met tweezijdige koppelingsschema's waarin de snelheidsoplossing in het lokale hoge-resolutie model kan terugkoppelen op de grootschalige ijsstroming. Naast de chronologie en de niet klimaatsgebonden temperatuursafwijkingen van de NEEM ijskern zal het geneste model ook de gepaste variabelen berekenen om het vervormingsgregime op verschillende diepten en op verschillende plaatsen in de Groenlandse ijskap te karakteriseren. Zoals het geval was in andere studies (Marshall en Cuffey, 2000) zal dit toelaten om de risico's van verstoringen in de ijsstroming en eventuele onderbrekingen in de ijskern beter in te schatten. Vooral in de lagen dicht bij de bodem kunnen zulke verstoringen ontstaan door migratie van de ijsscheiding en de daarbij horende veranderingen van het vloeiregime. De tijdsafhankelijke modellering zal voortdurend worden verfijnd in functie van de beschikbaarheid van nieuwe meetgegevens van de boring zelf en van het omliggende gebied. Fijnschalige radarprofielen zowel vanuit de lucht als van op het ijsoppervlak zijn reeds beschikbaar voor de NEEM site. Deze gegevens zullen verder verwerkt worden om reconstructies van de bodemtopografie en de interne gelaagdheid te verbeteren zowel rond het boorgat als langsheen de vloeilijn tussen NEEM en NGRIP. Het semi-permanente NEEM kamp werd reeds geïnstalleerd gedurende de zomer van 2007. Daarenboven voerde het Alfred-Wegener-Institut für Polar- und Meersforschung (AWI) een oppervlaktetraverse uit tussen NGRIP en NEEM langsheen de ijsscheiding om met Ground Penetrating Radar (GPR) interne reflectors te karteren tot op een diepte van 40 m. Deze zullen dienen om de accumulatie in het gebied beter te evalueren. Het AWI team zette onderweg ook GPS balisen uit om oppervlaktehoogten en stroomsnelheden te meten, en boorde verschillende ondiepe boorkernen tot een diepte van ongeveer 70 m aangevuld met metingen in sneeuwkuilen. Tenslotte zullen we het 3-D thermomechanische stromingsmodel van de Groenlandse ijskap opnieuw laten lopen over de laatste twee glaciale cycli om de evolutie van de gehele ijskap en de implicaties voor het globale zeeniveau terug te evalueren. Deze experimenten zullen gebruik maken van verbeterde klimaatsforceringen van de NEEM ijskern zelf en zullen tevens gebruik kunnen maken van verbeterde schattingen van de geothermische warmteflux en van het verband tussen accumulatie en temperatuursverandering zoals afgeleid uit de veldwaarnemingen. Er kan verwacht worden dat deze experimenten meer klaarheid zullen scheppen in de cruciale vragen over het lot en de stabiliteit van de Groenlandse ijskap gedurende het Eemiaan en tijdens de snelle klimaatsveranderingen gedurende de glaciale perioden. Organisaties: • Geografie
Onderzoekers: • PHILIPPE HUYBRECHTS
ASILUNG: Towards Air-breathing Simulations in Realistic Trancheobronchial Geometries of the Normal and the Deseased Lung. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen NL abstract Organisaties: • Toegepaste Mechanica • Inwendige Geneeskundige Specialiteiten
Onderzoekers: • CHRISTIAN LACOR • SYLVIA VERBANCK
RECAP: Reservoir Computing voor Auditieve Patroonherkenning. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is om fundamenteel onderzoek te doen naar de mogelijkheden en problemen rond de toepassing van RC op moeilijke auditieve patroonherkenningstoepassingen, zoals het herkennen van spatiale omgevingen via meerkanaals actieve of passieve sonarsignalen en continue spraakherkenning met achtergrondruis. Organisaties: • Engineering Management
Onderzoekers: • Herbert Peremans
Multi-scale modellering van de prestaties van ternaire cementgebaseerde materialen Universiteit Gent Abstract: Het project is gericht op de multi-scale modellering van de prestaties van ternaire cementgebaseerde materialen, en heeft als hoofddoel een bijdrage te leveren inzake de ontwerpmethodiek van cementgebaseerde materialen met gewenste prestatie-eigenschappen. Bovendien dient het project bij te dragen tot de verdere ontwikkeling en promotie van cementgebaseerde materialen met alternatieve, eerder CO2-neutrale poeders. De beoogde doelstellingen worden nagestreefd door het ontwikkelen en valideren van een numeriek model op verschillende schaalniveaus. Organisaties: • Vakgroep Bouwkundige constructies
Onderzoekers: • Geert De Schutter
Geavanceerde ICT oplossingen voor cryptografie, authenticatie en veilige communicatie: ondersteuning van software engineering d.m.v. quantum technologie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Door een aanhoudende groei van netwerken zoals het internet en het toenemende aantal personal computers bij gezinnen, zijn informatie en communicatie technologieën alom vertegenwoordigd in onze huidige maatschappij. Anderzijds zijn kwantumtechnologieën, die minder gekend zijn bij het grote publiek, op dit ogenblik een andere wetenschappelijke en technologische revolutie aan het inleiden, voornamelijk op het gebied van telecommunicatie. Met ons huidige projectvoorstel, dat op de grens ligt tussen deze twee disciplines, beogen we deze beloftevolle kwantumtechnologieën aan te wenden in de context van cryptografische toepassingen. Kwantumcryptografie, zoals dit concept genoemd wordt, is de laatste tien jaar wereldwijd in verschillende universiteiten en onderzoekscentra onderzocht en is nu een commerciële realiteit aan het worden. Verscheidene spin-off bedrijven ter wereld verkopen nu al kwantumcryptografische producten. (id-Quantique, MagiQ Technologies). Het doel van het huidige voorstel in het ICT Impulse Program is verdere ontwikkelingen te verwezenlijken in deze nieuwe kwantumtechnologie. Daarenboven willen we de expertise van kwantumcryptografie in de Brusselse regio vergroten in een waaier van theoretische concepten tot valorisatie en identificatie van potentiele industriële partners. Dit vereist uiteraard een brede know-how, gaande van cryptografie, kwantuminformatie en computerwetenschappen op fundamenteel niveau, tot het onderzoek naar potentiële toepassingen voor deze nieuwe technologieën en in het algemeen de valorisatie van resultaten van het onderzoek. Organisaties: • Informatica en Toegepaste Informatica
Onderzoekers: • THEO D'HONDT
Vervuiling in de buizen van de convectiesectie van een stoomkraker Universiteit Gent Abstract: Het gebruik van zwaardere koolwaterstofvoedingen in de chemische industrie heeft tot gevolg dat cokesvorming, een fenomeen bij het kraken van koolwaterstoffen in de reactorbuizen, ook vastgesteld wordt in de buizen van de convectiesectie. Om dit probleem te vermijden of beperken zullen geometrische wijzigingen en veranderende werkingsvoorwaarden nodig zijn. Een volledige modellering van de convectiesectie van de stoomkraker kan oplossingen aanreiken. Organisaties: • Vakgroep Chemische proceskunde en technische chemie
Onderzoekers: • Geraldine Heynderickx • Bart Merci
Onderzoek naar de rol van selectie geschiedenis op de link tussen ontwikkelingsinstabiliteit en stress en fitness: eilanden als modelsystemen. Universiteit Gent Abstract: In dit project wordt nagegaan op welke manier de selectiegeschiedenis van een kenmerk relaties beïnvloedt tussen de mate van fluctuerende asymmetrie in taruslengte en omgevingsstress bij diverse Afrotropische vogelsoorten. Concreet wordt getest in hoeverre directionele selectie kan leiden tot een gedestabiliseerde ontwikkeling, dit als gevolg van het verlies aan canalizing modifiers. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Luc Lens
Karakterisatie van preklinische biomerkers voor epileptogenese voor de evaluatie van de antiepileptogene eigenschappen van monoaminerge antidepressiva. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Algemeen wordt aangenomen dat neurodegeneratieve en inflammatoire processen cruciaal betrokken zijn bij de pathogenese van TLE. In dit project zal nagegaan worden of preklinische biomerkers voor deze processen kunnen gebruikt worden als biomerkers voor epileptogenese. Simultaan zullen ook de neuroprotectieve, anti-inflammatoire en antiepileptogene potentie van een reeks antidepressiva onderzocht worden. Om na te gaan of het primair werkingsmechanisme van deze farmaca een impact heeft op de antiepileptogene potentie zal een screening uitgevoerd worden met respectievelijk een selectief dopaminerg, serotoninerg en noradrenerg antidepressivum. Er zal hierbij gekeken worden naar differentiële effecten op de geselecteerde biomerkers en neuronale schade. We zullen hiervoor in een eerste fase een microarraystudie uitvoeren op verschillende tijdstippen na een kainaat-geïnduceerde SE. Hierbij zal specifiek gekeken worden naar het expressieniveau van genen die betrokken zijn bij neurodegeneratieve en -inflammatoire processen tijdens de acute en latente fase van TLE in vergelijking met controleratten. Als proof of principle zullen in deze experimenten ook controle en epileptische ratten geïncludeerd worden waarin een gecombineerde neuroprotectieve/anti-inflammatoire behandeling wordt opgestart. Er zullen hiervoor een aantal antidepressiva gebruikt worden aangezien uit verscheidene preklinische studies is gebleken dat deze farmaca aan dit preferentieel werkingsprofiel beantwoorden. Tot dusver werden de antiepileptogene eigenschappen van antidepressiva nog niet bestudeerd. Wel is duidelijk dat zij, in tegenstelling tot wat in het verleden altijd werd aangenomen, alvast over potent anticonvulsieve eigenschappen beschikken. Er zal hierbij nagegaan worden wat het effect is op het genexpressieniveau in vergelijking met de respectieve controlegroepen. Op basis van deze oriënterende experimenten zullen vervolgens een aantal potentiële biomerkers voor neuroprotectie en anti-inflammatie geselecteerd worden voor verdere studie. In een tweede fase zullen de geselecteerde biomerkers op eiwitniveau bestudeerd worden. Deze ratten zullen aan de hoger beschreven experimentele condities onderworpen worden. In het onthaallabo worden courant een aantal merkers voor neuronale/gliale schade, proinflammatoire mediatoren en neuroprotectieve mediatoren bestudeerd voor de evaluatie van neurodegeneratieve processen volgend op een ischemisch insult en in modellen voor de ziekte van Parkinson. Afhankelijk van de microarryresultaten zullen ofwel deze fysiologische merkers bestudeerd worden ofwel deels nieuwe methodes uitgewerkt worden via ELISA en Western Blot technieken voor de analyse van alternatieve
merkers. In elke rat zal ook op histologisch vlak de neuronale schade van de post-SE laesie geëvalueerd worden zodat de biomerkergegevens hieraan kunnen gekoppeld worden. Op basis van deze experimenten zal de neuroprotectieve en anti-inflammatoire potentie van de verschillende antidepressiva - en aldus de impact van de verschillende monoaminerge systemen - geëvalueerd worden. De finale derde fase omvat de opvolging van ratten waarbij gedurende de latentiefase volgend op een kainaat-geïnduceerde SE al dan niet een chronische behandeling met antidepressiva werd opgestart. Er zal hierbij gebruik gemaakt worden van telemetrische electrocorticografische (EEG) analyse in combinatie met 24-uur video analyse om betrouwbare spontane aanvalsdetectie mogelijk te maken. Dergelijke experimentele aanpak zal ons in staat stellen de antiepileptogene eigenschappen van de antidepressiva te kwantificeren. Er zal alzo kunnen nagegaan worden of er een correlatie bestaat tussen het mogelijks antiepileptogeen effect van het antidepressivum en zijn op basis van de hoger beschreven screeningsexperimenten bepaalde 'disease-modifying' eigenschappen. Met andere woorden zullen we finaal kunnen besluiten of een gunstige beïnvloeding van biomerkers voor neuroprotectie en anti-inflammatie inderdaad een predictieve waarde hebben voor het antiepileptogeen karakter van een behandeling. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Ilse Julia SMOLDERS
Renovatie van gebouwen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen NL abstract Organisaties: • Architectonische ingenieurswetenschappen
Onderzoekers: • INE WOUTERS
The brain-gut axis in health and disease: from mucosal integrity to cortical processing. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • TARGID
Onderzoekers: • Jan Tack
Integratie op school en schooloopbanen van holebi-jongeren in Vlaanderen Universiteit Gent Abstract: Dit project onderzoekt de aanpassingsmoeilijkheden van holebi-jongeren op school en de gevolgen voor schoolprestaties en schooloopbaan. De onderwijsachterstand van specifieke groepen leerlingen is vaak het resultaat van aanpassingsproblemen op school door een incongruentie tussen hun leefwereld en de kenmerken van de schoolcontext. Van holebi-jongeren kan worden verwacht dat zij kampen met aanpassingsproblemen, gegeven het heteronormatieve karakter van onderwijsinstellingen. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Johny Vincke • Mieke Van Houtte
Measuring, modelling and simulation. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is het uitbouwen/toepassen van meetmethodes, modellering en simulatietechnieken op diverse types systemen. Aan de hand van de geleverde steun, zullen diverse projecten extern aangetrokken en begeleid worden. Hiertoe zullen diverse bronnen van financiering beschouwd worden. Typische applicatie en systemen zijn ondermeer elektronische systemen (waaronder zowel micro-elektronica and microgolfapplicaties), thermische systemen (zoals grondgekoppelde warmtepompen en distillatiekolommen), evenals medische applicaties zoals bijvoorbeeld het verbeteren van de resolutie van PET scanners gebruikmakende van identificatietechnieken. Organisaties: • Elektriciteit
Onderzoekers: • Gerd VANDERSTEEN
Kwantitatieve nucleaire magnetische resonantie beeldvorming voor de karakterisatie van biologisch relevante parameters met betrekking tot de behandeling van tumoren met behulp van ioniserende straling Universiteit Gent Abstract: Bij deze studie wordt beoogd twee fysiologische parameters niet invasief in beeld te brengen aan de hand van nucleaire magnetische resonantie beeldvorming: (1) celbiologische wijzigingen die het gevolg zijn van ioniserende straling en (2) de zuurstofverdeling in tumoren. Deze biologische beeldvorming beoogt een antwoord te leveren op het vraagstuk van de biologische effectiviteit van hadronen-therapie en vindt een belangrijke toepassing in het optimaliseren van tumorbehandelingen (hypoxie). Organisaties: • Vakgroep Radiotherapie en Experimenteel Kankeronderzoek
Onderzoekers: • Yves De Deene
Ontwikkeling van interatomaire potentialen voor ternaire Fe-gebaseerde legeringen toepasbaar in de studie van stralingseffecten, op basis van dichtheidsfunctionaaltheorie en consistent met het thermodynamisch gedrag. Universiteit Gent Abstract: Modellering op atomaire schaal van Fe-gebaseerde ternaire legeringen met technologsich belang, zoals FeCrNi, FeCuC, FeNiMn, FeCrW en FeCrMo. Een dicheidsfunctionaaltheorie studie van de interactie tussen puntdefecten en opgeloste atomen, uitgebreid tot thermodynamische eigenschappen, en gevolgd door de afleiding van interatomaire potentialen consistent met zowel DFT energetische data en fasestabiliteitsindicaties, als met experimentele fasediagram gegevens. Organisaties:
• Vakgroep Fysica en Sterrenkunde
Onderzoekers: • Dimitri Van Neck
Analyse van geneesmiddelen in afvalwater: ontwikkeling, validatie en evaluatie van een nieuw en innovatief model voor de opvolging van hun (rationeel) verbruik. Universiteit Antwerpen Abstract: Het fundamentele doel van dit project is de ontwikkeling en validatie van een model om aan de hand van de in België meest voorgeschreven en gebruikte GM (via RIZIV-gegevens) gemeten concentraties in afvalwater te correleren met een hoeveelheid gebruikt geneesmiddel (gemeten vs. voorspelde concentraties). Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Philippe Jorens • Ronny Blust • Lieven Bervoets • Hugo Neels • Adrian Covaci
Effect van in- en ontpolderen op hoogwaterpeilen in het Schelde-estuarium: historische effecten (1550-1800) als referentiemodel voor huidige beheersplannen. Universiteit Antwerpen Abstract: Om het overstromingsrisico van de Schelde te doen dalen, worden valleigebieden ontpolderd. Er bestaan echter geen empirische data die de relatie tussen ontpolderingen en waterpeil reductie (~ overstromingsrisico) beschrijven. Als vergelijkingsmodel worden daarom de effecten van historische in- en ontpolderingen langs de Westerschelde (1550-1800) op het waterpeil langs de Vlaamse Zeeschelde bestudeerd, a.d.h.v. protisten (diatomeeën en thecaoeben). Organisaties: • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Stijn Temmerman • Marijke Ooms
Macrophyten en nutriënt dynamiek: proces en veldstudies in de bovenlopen van rivieren - Manudyn II. (tweede fase) Universiteit Antwerpen Abstract: Doordat in situ, heterogene en complexe interacties ontstaan tussen waterstroming, sediment en macrofyten patches, is het bestuderen van het effect van licht, temperatuur en nutrienten op de groei en degradatie van macrofyten een complex process (MANUDYN en andere projecten). Daarom zullen er in MANUDYN II experimenten uitgevoerd worden op verschillende schalen met een stijgende complexiteit, gaande van individuele planten naar een complexe interactie van verschillende planten patches. Op de ruimtelijke schaal zal dit project opgesplitst worden in drie delen: individuele planten, planten patchen en rivier secties. Hierdoor zullen we meer inzicht krijgen in de ruimtelijke engineering capaciteit van macrofyten. Het koloniseren van historisch verontreinigde rivieren zal immers plaats vinden vanuit individuen. Organisaties: • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
Nieuw in vitro model voor screening van niet-genotoxische hepato- carcinogenen tijdens vroeg preklinisch geneesmiddelenonderzoek. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Niet-genotoxische carcinogene activiteit in de lever wordt voor kandidaat geneesmiddelen getest op levende proefdieren, namelijk in ratten. Wetenschappelijke en ethische argumenten pleiten voor het ontwikkelen van geschikte in vitro technologie in dit domein. Daarom wordt in het huidige project getracht om een mechanistisch-gebaseerde in vitro alternatieve methode op punt te stellen die gebruik maakt van stabiele primaire hepatocytenculturen. deze worden verkregen vie innovatieve cultuurtechnieken (PCT/EP2004/0012134) waarbij chromatine modificatie door specifieke op hydroxamaat-gebaseerde histon deacetylase inhibitoren centraal staat. Meer bepaald zal worden nagegaan welke merkers belangrijk zijn en het set parameters, zijnde inhibitie van gap junctional intercellulaire communicatie samen met verhoogde DNA replicatie, verminderde apoptose en een downregulatie van transforming growth factor voor beta stimulating clone 22 (TSC-22), typische in vitro eindpunten kunnen voorstellen voor niet-genotoxische levercarcinogenen. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • Tamara VANHAECKE
Afstemmen van de functionele eigenschappen van nanodeeltjes en nanodraden. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Theorie van de gecondenseerde materie
Onderzoekers: • Francois Peeters
Hoe zijn nonprofit werknemers gemotiveerd? Een 'discrete choice' analysis. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Met het groeiende belang van de nonprofit sector in de samenleving, is er een toegenomen aandacht voor de bestaansreden van nonprofit organisaties (npos), hoe zij zich gedragen en wat hun doelstellingen zijn, vanuit een zowel empirische als theoretische invalshoek. Recent ontstond ook een sterke belangstelling naar de motieven van betaalde werknemers en vrijwilligers in deze sector. Een goed begrip van hun motieven en hoe deze zich verhouden met de objectieven van de organisatie is een belangrijke factor in het verklaren van het gedrag dat nonprofit organisaties vertonen. Vanuit dit standpunt stellen Caers et al. (forthcoming) een additief scheidbare nutsfunctie voor nonprofit managers en ondergeschikt personeel voor, die de objectieven van deze actoren indeelt in drie grote categorieën: persoonlijke doelstellingen, organisatorische
doelen en client-gebonden doelstellingen. De onderliggende veronderstelling hierbij is dat personen binnen de nonprofit organisatie kunnen verschillen in het belang dat zij aan elk van deze drie categorieën hechten. Sommigen geven bijvoorbeeld meer voor hun persoonlijke doelstellingen, terwijl anderen mogelijk meer belang hechten aan de tweede of derde categorie van doelstellingen. Deze veronderstelling is zowel gebaseerd op theoretisch als empirisch onderzoek. De aanwezigheid van "egoïstische" werknemers (sterk geïnteresseerd in de eerste categorie van motivatoren) kan worden verwacht door te duiden op het gebrek aan efficiente "principals" (Jensen en Meckling (1976), Fama en Jensen (1983)) en op de moeilijkheden i.v.m. prestatiemetingen (Steinberg (1990), Brickley en Van Horn (2002)). Op basis van de zelf-selectie hypothese (Young (1983)) kunnen beide factoren "egoïstische" werknemers stimuleren om voor jobs in de nonprofit sector te opteren. Empirisch onderzoek bevestigt dat nonprofit werknemers belang hechten aan persoonlijke doelstellingen (Mesch et al. (1998), Brown en Yoshioka (2003)). Maar ook een toewijding naar de missie van de organisatie wordt verwacht te bestaan (Hansmann (1986)) en empirisch aangetoond (Mirvis en Hackett (1983)), alsook een belangstelling voor het welzijn van de npo's cliënten (zie respectievelijk Mooney en Ryan (1983) en Hansen et al. (2003)). Caers et al. (forthcoming) verenigen deze literatuur in een formele nutsfunctie en bieden voor het eerst een theoretische analyse van het gedrag dat verschillende types van nonprofit werknemers zullen vertonen in een groot aantal situaties. Het voorliggende project bouwt verder op dit werk en onderzoekt empirisch hoeveel belang nonprofit werknemers precies hechten aan persoonlijke, organisatorische en client-gebonden doelstellingen. Deze inzichten kunnen aantonen welke van de in Caers et al. (forthcoming) gespecificeerde types het meest reëel zijn en tot meer gerichte beleidsaanbevelingen leiden. Dit onderzoek maakt gebruik van "discrete choice" experimenten, een "stated preference" techniek waarbij respondenten meermaals worden gevraagd om hun geprefereerde scenario uit een klein aantal mogelijke scenario's te kiezen. Elk scenario heeft daarbij verschillende attributen en door het niveau van deze attributen te veranderen en de keuzes van de respondenten te analyseren, wordt het mogelijk om het belang (b's) dat de respondenten hechten aan elk attribuut (U1, U2, ..., Um) te schatten. Formeel, Ui = b1 * U1 + b2 * U2 + ..... + bm * Um met Ui = waargenomen deel van de nutsfunctie van individu i m = aantal attributen In het voorliggende onderzoek wordt geopteerd om de respondenten te vragen een keuze te maken uit telkens drie scenario's. Elk scenario vertegenwoordigt een hypothetisch jaar. In elk van deze drie mogelijk jaren vinden verschillende gebeurtenissen plaats. Bepaalde persoonlijke, organisatorische of client-gebonden doelstellingen worden ofwel niet gehaald, gehaald of overtroffen. De respondenten worden gevraagd aan te geven welk jaar zij zouden verkiezen. Het experiment hanteert 6 attributen, 2 voor elke categorie van motivatoren, met elk 3 niveaus. Hierdoor zijn er 216 verschillende scenario's. Vermits een onderzoeksopzet met 3 alternatieven meer efficient werd bevonden dan een onderzoeksopzet met slechts 2 alternatieven (Sandor en Wedel (2002)), betekent dit dat de respondenten 72 keer hun geprefereerde scenario uit 3 mogelijkheden zouden moeten kiezen. Dit aantal zal worden verminderd door gebruik te maken van het Sandor en Wedel (2002) algoritme, om zo de "task demand" te verlagen en de efficiëntie van het schatten te verhogen (Hensher, Stopher en Louviere (2001)). Wel worden testen voor transitiviteit en consistentie van de keuzes toegevoegd. De attributen worden bepaald op basis van o.a. organisatorische en professionele toewijding vragenlijsten (Giffords (2003)) en job/beloningstevredenheid vragenlijsten (De Gieter et al. (2006), De Cooman et al. (2006)). De steekproef voor dit onderzoek zijn Vlaamse nonprofit ziekenhuizen, meer specifiek: - leden van de Raad van Bestuur - afdelingshoofden - verpleegkundigen en niet-medisch personeel Dit perspectief, met 3 niveaus, is consistent met het model van Caers et al. (forthcoming) en laat toe om na te gaan of er verschillen en overeenkomsten bestaan in de individuele karakteristieken tussen de verschillende organisatorische niveaus. Tevens wordt het medische personeel met het niet-medische personeel vergeleken. Het onderzoeksopzet wordt eerst gepretest met individuen vanuit elk niveau in beide clusters van departementen (medisch en niet-medisch). De verzamelde data worden onderworpen aan een mixed logit model. Deze techniek wordt verkozen boven het gewone multinomial logit model omdat het toelaat dat de attributen verschillen over de respondenten met dichtheid f(b). Deze dichtheidsfunctie wordt gespecificeerd als de verdeling die het dichtst aansluit bij de verwachtingen omtrent de variatie van de b's en zal, zoals in de meeste applicaties, als normaal verdeeld worden beschouwd (Train (2003)). Met de recente bevindingen van De Cooman et al. (2006) in het achterhoofd, dewelke duiden op verschillen in de motieven en werkwaarden van de nieuwe generatie van verpleegkundigen, laten vragen omtrent demografische variabelen toe om correlaties met de preferenties te bestuderen. Deze bevindingen zullen toelaten om een beeld te vormen van de types van werknemers die in de nonprofit sector actief zijn. Desondanks blijft het mogelijk dat we een onvolledig beeld behouden omtrent de individuen die voor een functie in deze sector solliciteren. Indien de verantwoordelijken voor de aanwerving selectief zijn in hun beleid, is het immers mogelijk dat het profiel van de gemiddelde werknemer verschilt van dat van de gemiddelde sollicitant. Ook de gehanteerde recruterings- en selectietechnieken kunnen bovendien selectief zijn. De toegevoegde waarde van dit bijkomend onderzoek ligt zowel in een breder inzicht in de gehanteerde technieken en instrumenten en in de mate waarin er verschillen bestaan naargelang van het medische of niet-medische karakter van de functie, alsook in hoe de zelf-selectie daadwerkelijk functioneert. Een tweede vragenlijst, gericht op de gehanteerde instrumenten en technieken omtrent recrutering en selectie, wordt uitgewerkt. De doelgroep voor deze tweede vragenlijst zijn de verantwoordelijken voor de aanwerving in de Vlaamse nonprofit ziekenhuizen. In samenwerking met een representatieve steekproef van ziekenhuizen wordt tevens aan een steekproef van sollicitanten gevraagd om de eerste vragenlijst in te vullen, opdat het mogelijk wordt na te gaan welk belang zij hechten aan persoonlijke, organisatorische en client-gebonden doelstellingen. De resultaten van dit onderzoek dragen bij tot de theoretische literatuur door nieuwe inzichten aan te reiken in het agency theory - stewardship theory debat en omtrent de zelfselectie hypothese. Tevens bieden zij bestuursleden, managers en verantwoordelijken voor de aanwerving in de nonprofit sector meer specifieke beleidsimplicaties, die de algemene bevindingen van Caers et al. (forthcoming) aanvullen. Tot slot is een derde luik van dit onderzoeksvoorstel gericht op een uitbreiding van het meest complexe theoretische model gepresenteerd in Caers et al. (forthcoming), hetwelk de relaties beschrijft tussen één Raad van Bestuur, één management, één tot drie werknemers en twaalf cliënten. In dit model is de ernst van de toestand van een cliënt (alsook de inspanning geleverd door de agent om deze cliënt te helpen) gekend door alle actoren in de organisatie. Een waardevolle uitbreiding, zeker bij toepassing in de medische sector, bestaat erin deze informatie om te zetten in private informatie, uitsluitend beschikbaar voor de agent. Een nieuwe variabele wordt ingebouwd om de mening van de Raad van Bestuur en het management omtrent de echte moeilijkheidsgraad van de toestand van een cliënt weer te geven. Deze mening wordt gesteund op de door de agent geleverd informatie (dewelke misleidend kan zijn) en een kansverdeling (normaal verdeling). Het eerder ontwikkelde Fortran programma, gericht op het genereren van de tijdsverdelingen (verdeling van inspanning over de potentiële cliënten) van de agent, wordt aangepast. De bestaande programma's voor het tot stand brengen van de rangschikkingen van werknemers (op basis van hun geschiktheid voor de organisatie) en de analyse hiervan worden opnieuw toegepast. De resultaten van deze uitbreiding worden vergeleken met het oorspronkelijke model en kunnen, in combinatie met de bevindingen van de twee empirische studies, nieuw inzicht bieden in het effect van de recruteringsbeslissingen van een nonprofit organisatie op haar gedrag en haar prestaties. Organisaties: • Micro-economie voor Profit en Non-Profit Sector
Onderzoekers: • MARC JEGERS
Quasiprimitieve acties op incidentiestructuren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Op te vragen bij R&d! Organisaties: • Wiskunde
Onderzoekers: • Philippe CARA
ECHO-Soil: Natuurlijk en cultureel bodemerfgoed KU Leuven Abstract: Soils contain information on the conditions in which they formed. This record, the so-called soil memory, provides valuable information on pastenvironmental conditions and agricultural activities which can be used for predicting the reactions of soils to climate change or assessing
thelong-term stabilisation of soil organic carbon. This project encompasses activities regarding - the study of past climatic climatic changes in Quaternary loess-palaeosol sequences- the classification of palaeosols- the protection of soil heritage- the use of soil heritage for soil education and communication Organisaties: • Translationeel Cel- en Weefselonderzoek
Onderzoekers: • Ellen Kempen
INCO Conferentie: Rethinking Religion in India II: Rethinking Secularism, 10-13 January 2009, New Delhi, India Universiteit Gent Abstract: Deze conferentie maakt deel uit van een cluster van vijf conferentie rond gerelateerde thema's. Deze tweede was gericht op de vraag: als de kaders uit de religious studies ontoereikend zijn om India te bestuderen, hoe moeten we dan een reeks conflicten en andere feiten verklaren die over het algemeen gekoppeld worden aan 'religie'? In de Platform sessies werd een gericht debat gevoerd over de vraag of 'secularisme' een oplossing kan zijn voor religieus geweld. In de Ronde Tafel gesprekken werden verschillende sub-thema's aangesneden. Er waren ook Parallel Paper sessies waarin jonge onderzoekers van over heel de wereld hun werk presenteren. Organisaties: • Vakgroep Vergelijkende cultuurwetenschappen
Onderzoekers: • Balagangadhara Rao
Hydrologie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: MATCHING FWOAL431: Een nieuwe meettechniek gekoppeld aan een nieuwe modelbenadering voor de bepaling van de effectieve valsnelheid van een flocculerend sediment in estuaria. Doel van dit onderzoeksvoorstel is de ontwikkeling van een nieuw, betrouwbaar systeem voor het opmeten in-situ en in real-time van de beweging van zwevende partikels samen met turbulentiemetingen en zowel grootte als valsnelheid van de partikels. Hiervoor is een innoverende methode noodzakelijk om onopgeloste problemen uit het hydraulische onderzoeksdomein te onderzoeken: een degelijk en praktisch model, steunend op fysische gegevens, voor de toepassing in ingenieursmodellen. Met de nieuw ontwikkelde techniek zal de interactie bestudeerd worden tussen de valsnelheid van de partikels en de turbulentie op mesoschaal in het laboratorium en op macroschaal in de Schelde. Dit onderzoeksproject wil de kloof dichten tussen veldwaarnemingen enerzijds en simulaties en voorspellingen van de flocculatie aan de hand van wiskundige modellen anderzijds. De complementaire en multidisciplinaire aard van dit onderzoeksvoorstel kan leiden tot een karakterisering van het verband tussen de waterstroming enerzijds en de interactie tussen vlokken en turbulentie anderzijds, en tot de ontwikkeling van een geïntegreerd sedimenttransportmodel dat met de realiteit overeenstemt. Organisaties: • Hydrologie en Waterbouwkunde
Onderzoekers: • FLORIMOND DE SMEDT
Mechanismen van fotokatalyse in TiO2 dunne filmen voor luchtzuivering Universiteit Gent Abstract: De processen aan de grondslag van de fotokatalytische activiteit van TiO2 dunne filmen voor de afbraak van vluchtige organische stoffen uit de atmosfeer, zullen worden onderzocht. Hiertoe wordt de invloed van filmdikte, microstructuur, samenstelling en dotering op de activiteit en op andere fysische parameters onderzocht. Het onderzoek is zowel experimenteel van aard als theoretisch (modelleren van de fotokatalytische processen). Organisaties: • Vakgroep Vaste-stofwetenschappen
Onderzoekers: • Dirk Poelman
Metrologische en functionele aspecten van afmetingsbepalingen van proteïnen en polydisperse colloïdale suspenties. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Met nanopartikels bedoelt men voorwerpen met afmetingen tussen 1 en 10 nm. Het gebruik als bouwstenen of als autonome functionele entiteiten neemt gestaag toe samen met de ontwikkeling van nanobiotechnologie, nanoelektronica and nanogeneeskunde. Industrieën, gebruikers, handelaars hebben de behoefte om nanopartikels te kunnen classificeren naar vorm, afmetingen en oppervlakte eigenschappen. Vandaag bestaan er verschillende karakterisatie methoden. Verschillen in meetresultaten zijn echter geen uitzondering. Dit komt vanwege onaangepaste definities, het gebrek aan gestandaardiseerde methoden en een beperkte beschikbaarheid van gecertificeerde referentie materialen. Het doel van het project is de zorgvuldige selectie, op basis van hun biochemische eigenschappen en deeltjesafmeting, van verschillende proteïnen (ongeveer 10nm) voor de bereiding van colloïdale suspensies en de studie van het verband tussen wisselende omgeving condities en deeltjesafmeting door middel van gemoduleerde temperatuur differentiële scanning calorimetrie, atomic force microscopie, gel elektroforese en verschillende methoden voor deeltjesafmeting bepalingen (dynamische lichtverstrooiing, filed-flow fraktionatie, kleine hoek X-stralen verstrooiing, ...). Dit moet, voor de geselecteerde systemen, uitmonden in een verbeterd begrip van het verband tussen structuur en functionaliteit enerzijds, en deeltjes afmetingen en vormen anderzijds. Zulke goedgekarakteriseerde systemen zullen de efficientie en relevantie van bestaande en nieuw te ontwikkelen technieken voor deeltjesafmeting bepalingen verbeteren. Organisaties: • Scheikunde
Onderzoekers: • ROBERT FINSY
Een vergelijking van twee modellen van ADHD: Toestandsregulatie versus aversie voor uitstel Universiteit Gent Abstract: Het doel van ons onderzoek is het vergelijken van twee vooraanstaande neuropsychologische modellen van ADHD: toestandsregulatie en aversie voor uitstel. Aan de hand van gedrags- en psychofysiologische metingen worden specifieke voorspellingen van beide modellen nagegaan en wordt getracht het inzicht in cognitieve en motivationele processen te vergroten. Ons onderzoek draagt bij tot de psychologische theorievorming rond ADHD, met implicaties voor diagnostiek en behandeling.
Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Herbert Roeyers
Auteurschap als cultureel schouwspel: het citeren/ situeren van de auteur, 16e tot 19e eeuw Universiteit Gent Abstract: Dit project wil het concept 'auteurschap' in zijn grote diversiteit en maakbaarheid bestuderen sedert de vroegmoderne tijd tot het begin van de 20ste eeuw. Een grote diversiteit aan aspecten van auteurschap zal aan bod komen zoals vertaling, gender, genre, coauteurschap, pseudoniemen en anonimiteit, de canon, en het lot van de 'auteur', van 'auteurschap' in theorieën en literaire analyse. Organisaties: • Vakgroep Engels
Onderzoekers: • Maryse Demoor • Ingo Berensmeyer
Het effect van MSH2-deficiëntie op de spontane mutatiefrequentie in Solanum tuberosum en op homeologe recombinatie bij interspecifieke solanum-protoplastfusies. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het mismatch repair (MMR) systeem is verantwoordelijk voor het herstel van basenmismatchen die gevormd worden tijdens de replicatie en verlaagt bijgevolg het optreden van mutaties. Het MMR systeem herkent ook mismatches die gevormd worden in heteroduplex DNA tijdens recombinatie, waardoor recombinatie verhinderd wordt. MMR vormt hierdoor een moleculaire barrière voor homeologe chromosomale recombinatie tussen verwante genomen. MSH2 is een sleutelproteïne in MMR. MSH2 vormt een complex met MSH3, MSH6 of MSH7, waardoor verschillende soorten aberrante DNA structuren kunnen worden herkend en hersteld. In dit project willen we MSH2-deficiëntie bestuderen in een economisch belangrijk gewas, m.n. de aardappel. Meer concreet zal de invloed van MSH2-deficiëntie op het voorkomen van spontane mutaties in het S. tuberosum-genoom en op de frequentie van homeologe recombinatie bij protoplastfusies van S. tuberosum en een wilde Solanum-species worden nagegaan. Organisaties: • Plantengenetica • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Het beleid ten aanzien van nieuwkomers in Antwerpen, Gent en Charleroi, 1700-1900. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project betreft een deelonderzoek in het verlengde van het door het FWO gefinancierde postdoc project "Uitwijzing subsidiëring? Lokaal beleid ten aanzien van nieuwkomers in de Zuidelijke Nederlanden, ca. 1700-1900" (01/10/2007-31/09/2010 op naam van Anne Winter), dat een comparatieve analyse beoogt van de motivaties, belangen, en impact van de lokale politiek die in de Zuidelijke Nederlanden ten aanzien van nieuwkomers in de loop van de achttiende en negentiende eeuw werd gevoerd. De processen van proletarisering enerzijds en economische lntegratie anderzijds die deze periode kenmerkten, zorgden voor een groeiende arbeidsmobiliteit, die aanleiding gaf tot velerlei economische, sociale, politieke en cultureelideologische spanningen. Het onthaal van nieuwkomers werd hierbij een bijzonder conflictgeladen materie waarmee verschillende - dikwijls tegenstrijdige - belangen gemoeid waren, en die vele variaties vertoonde doorheen tijd en ruimte. Het postdoc project wil de oorzaken en consequenties van deze variaties onderzoeken aan de hand van een comparatieve benadering die verschillende niveaus van ruimtelijke en diachronische analyse integreert. Het specifieke deelonderzoek waarvoor in deze aanvraag ondersteunende financiering wordt gevraagd, betreft het in kaart brengen van het migratiebeleid ten uitvoer gebracht door de stedelijke administraties van Gent, Antwerpen en Charleroi in de achttiende en negentiende eeuw. De grote verschillen in migratiepatronen en arbeidsmarktstructuur die deze drie steden kenmerkten tijdens de betreffende periode, maken een dergelijk comparatief perspectief ten zeerste geschikt om te evalueren in welke mate (veranderingen in) migratievelden en de lokale opportuniteitsstructuur het gevoerde migratiebeleid beïnvloedden. Organisaties: • Geschiedenis
Onderzoekers: • Anne WINTER
Structurele biologie van de virulentiefactoren van Helicobacter pylori Vrije Universiteit Brussel Abstract: Helicobacter pylori is een wijdverspreide menselijke pathogeen die de hoofdoorzaak is van chronische gastritis. Deze kiem wordt ook geassocieerd met de ontwikkeling van maagzweren en maagkanker. Hedendaagse medische behandelingen bestaan erin Helicobacter af te doden bij zowel maagzweren als bij maagkanker. Vermits H. pylori de grootste risicofactor is voor maagkanker, werd de uitroeiing van H. pylori vooropgesteld als een mogelijke preventieve strategie met antibiotica om het aantal maagkankers te verlagen. De toenemende antibioticum resistenties bij H. pylori stammen heeft echter ernstige gevolgen voor de huidige en toekomstige op antibioticum-gebaseerde therapieën. Bovendien zullen slechts tussen de 10% à 20% van de Helicobacter infecties resulteren in klinische symptomen en ziekte. Meer en meer gegevens wijzen er verder op dat het ziekteverloop afhangt van de infecterende H. pylori stam waarbij een beperkt aantal specifieke virulentiefactoren een bepalende rol spelen. Het project beoogt een structureel biologische studie van Helicobacter virulentiefactoren om te komen tot de ontwikkeling van nieuwe, tegen virulentiefactoren gerichte antibiotica en als selectie van epitopen in vaccin ontwikkelingsprogramma's. Bacteriële adhesie is een belangrijke factor in Helicobacter virulentie en zijn zeer langdurige infectie. Twee zeer belangrijke Helicobacter - gastheer interacties worden gevormd tussen de bloedgroep antigen-bindend adhesine BabA en de gefucosyleerde Lewis B en ABO bloedgroep antigenen, aanwezig op maagepitheel cellen, en tussen de siaalzuur-bindend adhesine SabA en de sialyl-Lewis x/a antigenen aanwezig op ontstoken maagweefsel, erythrocyten en geïnfiltreerde neutrophilen. Een chemische bibliotheek van pharmaco-achtige componenten zal onderzocht worden voor BabA of SabA adhesie-inhibitoren. De structurele karakterisatie van BabA en SabA in complex met hun overeenkomende suikerreceptoren door X-ray crystallographie zal een verdere doorgedreven optimalisatie toelaten en mogelijks resulteren in receptor-gebaseerde BabA en SabA inhibitoren.
Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Han Karel REMAUT • JAN STEYAERT • LODE WYNS
Gevangeniscultuur, druggebruik en drughandel in 3 Vlaamse gevangenissen Universiteit Gent Abstract: Dit kwalitatief onderzoeksproject onderzoekt de rol en betekenis van (zowel legaal als illegaal) druggebruik en drughandel als aanpassingsstijl of copingsstrategie van gedetineerden binnen de gevangenis. We onderzoeken daarbij ook de individuele achtergrondkenmerken van gedetineerden, de contextuele factoren die daar een invloed op hebben en de aanwezigheid van een 'gevangenencultuur'. Organisaties: • Vakgroep Strafrecht en criminologie
Onderzoekers: • Tom Decorte
Political economy and institutions of food policy and development. KU Leuven Abstract: De voornaamste doelstelling van het Methusalem project is om innovatiefonderzoek te financieren om zo de internationale uitstraling te versterken van het LICOS onderzoeksprogramma rond Ontwikkelingssamenwerking en Voedselbeleid dat onder leiding staat van Professor Swinnen. Het onderzoek richt zich op geografische en methodologische innovaties van het lopende onderzoek over voedselbeleid en ontwikkelingssamenwerking en legt daarbij vooral de nadruk op de instellingen. Geografisch gezien gaan we onze focus consolideren die recent werd uitgebreid van Oost-Europa en de voormalige Sovjet-Unie naar Afrika, China en India. We proberen ook het aantal vergelijkende analyses op te voeren.Op het vlak van de methodologie streven we zowel naar theoretische innovaties -inclusief het maken van modellen en het uiteenzetten van theorieën met nieuwe inzichten van de politieke en institutionele economie- alsnaar empirische innovaties-inclusief de ontwikkeling en het gebruik vanpanel datasets en socio-ec Organisaties: • OG Ontwikkelingseconomie Leuven
Onderzoekers: • Johan Swinnen
Diffusie van eiwitten in biologische membranen: een fysisch gefundeerde microfluorimetrische studie. Universiteit Hasselt Abstract: Voorliggend project beoogt een bijdrage te leveren tot de methodologie voor een meer eenduidige bepaling van het complexe diffusiegedrag van proteïnen in het plasmamembraan van levende cellen. De algemene doelstelling kan als volgt worden geformuleerd: herkennen van anomaal diffusiegedrag van membraaneiwitten in levende cellen en het achterhalen van de oorzaken van dit gedrag door bepalingen op verschillende lengte -en tijdschalen met microfluorimetrische methoden. In dit project zijn een experimenteel en een theoretisch georiënteerd luik aanwezig die nauw met elkaar zijn verbonden. De operationele doelstellingen kunnen bondig worden samengevat als volgt. A. Experimenteel: Verschillende microfluorimetrische technieken worden gebruikt voor de bepaling van het diffusiegedrag van een concreet membraaneiwit. In eerste instantie zullen bepalingen gebeuren op het niveau van ensemble- en tijdsgemiddelde. In een tweede stap zal de bepaling van first-passage variabelen worden beoogd waarbij de gebruikte methodologie wordt onderbouwd vanuit het theoretische luik. B. Theoretische luik: Monte Carlo simulaties zullen worden verricht overeenkomstig verschillende membraanmodellen. Specifieke karakteristieken van de experimentele methoden worden daarbij in de simulaties opgenomen. Zodoende kunnen experimentele bepalingen worden geoptimaliseerd. Tevens zal worden nagegaan in welke mate de globale analyse van bepalingen van ensemble -en tijdsgemiddelde een betere herkenning van het anomale gedrag toelaat. Vervolgens zal worden nagegaan in welke mate de distributie van een aantal first-passage variabelen informatie kan geven over de aard van de microscopische oorsprong van de anomale diffusie. De simulaties zullen worden gebruikt om na te gaan hoe first-passage variabelen experimenteel op een efficiënte wijze kunnen worden bepaald. Organisaties: • Biofysica • Fysiologie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Marcel AMELOOT
Epidemiologisch onderzoek naar de risicofactoren voor het ontstaan van Chronisch Obstructief Longlijden (COPD). Universiteit Gent Abstract: Het doel van deze gecoördineerde, multidisciplinaire epidemiologische studie is het identificeren van nieuwe COPD ?susceptibility? genen en het onderzoeken van de rol van systeeminflammatie in de pathogenese van COPD. In een grootschalige, prospectieve, populatie-gebaseerde cohorte zal de rol van systeeminflammatie onderzocht worden in de pathogenese van COPD evenals in de extrathoracale consequenties / comorbiditeiten van COPD Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Guy Joos • Guy Brusselle
De balans tussen verplichte informatieontsluiting en gegevensbescherming in de regulering van ondernemingen Universiteit Gent Abstract: De toenemende informatie en transparantie van gegevens op Europees vlak, meer bepaald in de handelswereld, en de toename aan beschikbare technische middelen ter verwerking van deze gegevens staan steed meer op gespannen voet met het recjt op privacy en de bescherming van persoonsgegevens (Europese Richtlijn 69/46/EC). Dit onderzoek beoogt de redactie van een juiste balans tussen beiden (a.d.h.v. empirisch onderzoek) Organisaties: • Vakgroep Economisch Recht
Onderzoekers:
• Michel Tison
Simulatie van Elektrodevormveranderingen in Elektrochemische Processen beschreven door Multi-Ion Transport en Reactie Modellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Simulatie van Elektrodevormveranderingen in Elektrochemische Processen beschreven door Multi-Ion Transport en Reactie Modellen Organisaties: • Elektrotechniek-Energietechniek
Onderzoekers: • PHILIPPE LATAIRE
Ontwikkelen en fundamentele evaluatie van hoge efficiëntie capillaire vloeistofchromatografie. Universiteit Gent Abstract: Dit project is gericht op het gebruik van capillaire kolommen in vloeistofchromatografie. Meer gevoelige MS detectie kan bekomen worden met capillaire LC door de sterk verhoogde ionisatieefficientie en, door de sterk verlaagd thermische massa, kunnen er heel wat voordelen uit hoge temperatuur micro-LC met monolitische verwacht worden. Het project is o.a. gericht op het vervaardigen van zo lang mogelijke capillaire kolommen voor hoog-resolutie vloeistof¬chromatografiescheidingen en op hun gebruik voor de analyse van complexe monsters. Organisaties: • Vakgroep Organische chemie (WE)
Onderzoekers: • Frederic Lynen
De vroege hydrografie van de stad Gent: een verkennend geomorfologisch onderzoek van het menselijk ingrijpen in de waterhuishouding van het Middeleeuwse Gent (1100-1300). Universiteit Antwerpen Abstract: Menselijke modificaties aan het natuurlijke waterwegennet in de omgeving van de stad Gent liggen aan de basis van één van de meest spectaculaire voorbeelden van stedelijke groei in middeleeuws Europa. Toch bestaan over het onderwerp nauwelijks historische studies. Door integratie van de (schaarse) historische gegevens met recent voor het onderzoek beschikbare geomorfologische en geologische data in een hydrologisch model, wordt met dit onderzoeksproject een belangrijke synergie gecreërd tussen de onderzoeksexerptise binnen het Centrum voor Stadsgeschiedenis (UA) en het Centrum voor Architectuur- en Stedenbouwgeschiedenis (HA). Organisaties: • Power in History - Centrum voor Politieke Geschiedenis
Onderzoekers: • Tim Soens
XANES meets ELNES: een studie van heterogene materialen op verschillende lengte-schalen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project beoogt de resultaten met elkaar te vergelijken en te confronteren, bekomen met twee verwante technieken voor het bekomen van structurele informatie in vaste materialen: X-straal absorptie near-edge spectroscopie (XANES) en elektron verlies near-edge spectroscopie (ELNES). Beide technieken leveren informatie op over de dichtheid van de niet-bezette niveaus in een atoom en hoe deze niveaus door de omringende atomen worden beinvloed. Beide methoden maken gebruik van andere primaire projectielen en detectie methoden zodat ze op andere lengte schalen werken. Organisaties: • AXES
Onderzoekers: • Dirk Lamoen • Johan Verbeeck • Koen Janssens
Dynamica van jonge sterclusters: de vorming en evolutie van supermassieve sterren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Project samenvatting Via inbreng van internationale experten en eigen ervaring combineren we gedetailleerde sterevolutie en populatie synthese van massieve (10 Mo ² M ² 120 Mo) en supermassieve (120 Mo < M ² 1000 Mo) enkelvoudige sterren en dubbelstercomponenten met dynamische N-deeltjes processen om te begrijpen hoe massieve sterclusters in de Melkweg en extragalactische stervormingsgebieden (met 104 106 leden en met een significante fractie aan dubbelsterren) zich gedragen in functie van de tijd. In het bijzonder onderzoeken we a) de vorming en evolutie van supermassieve sterren met een massa tot 3000 Mo en het belang van sterrenwinden voor het al dan niet vormen van intermediaire massa zwarte gaten (het eindproduct van een supermassieve ster die gevormd werd door het dynamisch invallen van de clusterkern), b) of sterdynamica in het algemeen, de vorming van supermassieve sterren in het bijzonder bepalend is voor de spectrale analyse van massieve extragalactische stervorminggebieden. Het project zal worden gedaan in nauwe samenwerking met Prof. dr. J.P. De Greve van de Vrije Universiteit Brussel, Prof. dr. A. Pauldrach en dr. T. Hoffmann van de Ludwig- Maximilians-University, Munich, Duitsland en met dr. G. Gr.fener, Universit.t Potsdam, Duitsland (sterrenwinden van massieve en supermassieve sterren), met dr. Lev Yungelson van het Institute of Astronomy, Russian Academy of Sciences, Moscow (massieve en supermassieve sterevolutie), met Prof. dr. B. Deupree en dr. J. Van Bever, Institute of Computational Astrophysics, St. MaryÕs University, Halifax, Canada (sterdynamica) Organisaties: • Natuurkunde
Onderzoekers: • DANY VANBEVEREN • Jean DE GREVE
Langetermijnmonitoring van de hermeandering van de verlegde Witte Nete in Dessel Universiteit Hasselt Abstract: Door het aanleggen van een zandwinningsput in Dessel ter hoogte van Donk wordt de Witte Nete over een lengte van zowat 2 km omgelegd. De overeenkomst heeft tot doel de effectiviteit van deze maatregel op lange termijn te monitoren. Naast de landschappelijke evaluatie staat de monitoring van de macro-invertebraten, van de vegetatie en de visfauna voorop. Het betreft een evaluatie die 5 jaar zal lopen. De doelstelling van deze langetermijnmonitoring bestaat er in om de duurzaamheid van de effectiviteit van hermeandering aan te tonen. Deze monitoring dient duidelijk te maken of het waargenomen herstel van de macro-invertebraten- en visgemeenschap niet een tijdelijk maar een duurzaam fenomeen is in het (semi)natuurlijk functioneren in de waterloop. Organisaties:
• Milieubiologie • Centrum voor Milieukunde
Onderzoekers: • Alain DE VOCHT
Optimalisatie van het biosfeermodel ORCHIDEE: effecten van hydrologische stress op koolstoffluxen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het ORCHIDEE model is een 'state-of-the-art globaal ecosysteemmodel. Binnen dit project zal de optimalisatie van het ORCHIDEE model zich richten op twee fenomenen die op dit moment niet goed kunnen worden gesimuleerd door ecosysteemmodellen. (1) Enerzijds zal de aandacht gaan naar het simuleren van geochemische fluxen die recent werden vastgesteld in ecosystemen met carbonaatbodems. (2) Anderzïjds zal worden gewerkt op de simulatie van het seizoenale (droog/nat) patroon van koolstoffluxen in tropische ecosystemen. Beide fenomenen worden gestuurd door het bodemvochtgehalte. Organisaties: • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Ivan Janssens
Genetische stabiliteit in humane embryonale stamcellen (hESC): genen verantwoordelijk voor het fenotype van hESC en vergelijking met geïnduceerde pluripotente cellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inleiding Sinds 2002 leiden wij menselijke embryonale stamcellen (hESC) af uit embryo's die overtollig zijn na in vitro fertilisatie (IVF) of die aangetast bleken te zijn na preimplantatie genetische diagnose (PGD). Dit project is een samenwerking tussen de Centra voor Reproductieve Geneeskunde (CRG) en Medische Genetica (CMG) van het UZBrussel en de Vakgroep Embryologie en Genetica (EMGE) van de VUB. Op dit ogenblik beschikken wij reeds over 26 stamcellijnen, waarvan 18 drager zijn van één of twee genetische mutaties. Deze lijnen zijn een belangrijk model voor onderzoek gebleken zowel op het vlak van de biologie van hESC als van hESC als model voor monogene aandoeningen (Mateizel et al., 2006, Ullmann et al., 2007, Caufmann et al., 2006 en De Temmerman et al., submitted), en hebben geleid tot een aantal internationale samenwerkingsverbanden. HESC met of zonder genetische mutaties zijn van groot belang voor toepassingen in drug development, toxicologie studies en regeneratieve geneeskunde. Daarom zijn wij gestart met onderzoek ten gronde van de (epi)genetische stabiliteit van deze cellen, om hun bruikbaarheid als onderzoeksmodel en in celtherapie na te gaan (zie ook FWO G.0166.08). Dit onderzoek heeft reeds een aantal interessante resultaten opgeleverd, zoals in het eerste deel van dit project voorgesteld. Eind 2007 verschenen een aantal belangwekkende artikels over het reprogrammeren van somatische cellen. De groep van Takahashi et al. (2007) en Yu et al. (2007) beschreven dat vb huidfibroblasten door transfectie met slechts vier genen konden gereprogrammeerd worden tot pluripotente cellen (iPSC), die in veel opzichten dezelfde kenmerken vertoonden als hESC. Deze iPSC zouden een betere bron van materiaal zijn dan hESC om ooit gebruikt te worden in regeneratieve geneeskunde, omdat patiënt-eigen cellen worden geproduceerd zonder gevaar voor afstoting. Bovendien zouden ethische bezwaren tegen het vernietigen van embryo's niet meer gelden. Nochtans is er nog een lange weg af te leggen voor deze methodologie bruikbaar is: door het inbrengen van een oncogen (C-MYC) veroorzaken getransplanteerde iPSC kanker, en bovendien brengt het gebruik van retro- of lentivirussen als vector op zichzelf gevaren mee. Het ontwikkelen van methodes die gebruik maken van niet-insererende vectoren, of zelfs puur biochemische methodes, dringt zich op. Het voorgestelde project bestaat dus uit twee luiken en heeft als doelen: 1. Verder onderzoek van de epigenetische stabiliteit op de hESC die door ons werden afgeleid, en onderzoek van oorzaak en de gevolgen van de reeds geïdentificeerde abnormaliteiten. Doelen: a. Identificatie van de genen betrokken bij pluripotentie gelegen op afwijkende chromosoomfragmenten b. Identificatie van oorzaken van (epi)genetische afwijkingen c. Evaluatie van de veiligheid van deze cellen in regeneratieve geneeskunde 2. Ontwikkelen van de methodologie voor het bekomen van iPSC en vergelijking van (epi)genetische stabiliteit van iPS en hESC Doelen: a. IPSC bekomen met dynamische mutaties, eg DM1, HD, FRAXA, en deze cellen gebruiken als model b. Vergelijken van hESC en iPSC op vlak van (epi)genetische stabiliteit c. Ontwikkelen van andere methoden voor het bekomen van iPSC Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • INGEBORG LIEBAERS • KAREN SERMON • CLAUDIA SPITS
Argumentieve netwerken: een nog steeds ontbrekende integratie van filosofische benaderingen van argumentatie met AImodellen, met een toepassing op de wiskundige praktijk. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 3. Onderzoeksdoelen. Ons eerste doel is gebaseerd op de vaststelling dat de beide domeinen van argumentatietheorie en het onderzoek naar argumentatieve netwerken op het huidige moment relatief onafhankelijk van elkaar werkzaam zijn (zoals kan vastgesteld worden door een bibliografische vergelijking). Nochtans is het onze overtuiging dat ze elkaar vruchtbaar kunnen inspireren. Daarom is een vergelijkende studie van beide domeinen dringend nodig. Om te vermijden, evenwel, dat dit geen "louter" theoretisch onderzoek wordt, is ons tweede en meer specifiek doel om, zoals reeds aangegeven, te zoeken naar toepassingen in de praktijk(en) van de wiskunde. Hoewel er reeds een paar bescheiden aanzetten bestaan om bewijzen te lezen als argumentaties, zie bvb. [Abe07], [Ben08a], [Ben08b], dient het "echte" werk nog verricht te worden. Het mag trouwens vermeld worden dat in deze aanzetten Stephen Toulmin, één van de grote verdedigers van de informele argumentatietheorie, een centrale rol speelt. De keuze van de gevalstudie, namelijk het classificatietheorema van de eindige, simpele groepen, is in eerste instantie bepaald door het gegeven dat geen individuele wiskundige in staat is het gehele bewijs te vatten, wat betekent dat het moet 'gedeeld' worden in de wiskundige gemeenschap. Dit betekent zoveel als een uitnodiging om gebruik te maken van argumentatie en argumentatieve netwerken, het kernthema van dit onderzoeksvoorstel. Organisaties: • Centrum voor Logica en Wetenschapsfilosofie • Wijsbegeerte-Moraalwetenschappen
Onderzoekers: • JEAN VAN BENDEGEM
Micro-economische analyse van de textielhandel rond 1500 in Brugge: de dubbele boekhouding van Wouter Ameide (1498-1507). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project brengt analysemethodes uit de bedrijfseconomie (accountancy, microstudies) en uit de geschiedenis samen om een nieuw licht te werpen op de introductie van productiviteitsverhogende technieken (efficiëntere methodes om informatie te verwerven en beheren) in periodes van grote economische verandering (tijdens de overgangsfase van Brugge naar Antwerpen rond 1500). Organisaties: • Centrum voor stadsgeschiedenis
Onderzoekers: • Peter Stabel
Het sociale brein: timing en lokalisatie van spontane en intentionele persoonsoordelen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: onderzoek naar het sociale brein: sommige delen van het brein zijn vooral betrokken bij het beoordelen van anderen en zichzelf. We bespreken de kwestie van spontane versus opzettelijke gevolgtrekkingen zoals de relatieve verwaarlozing van spontane sociale processen die de interpretatie van afgelopen en toekomstige sociale neurowetenschappelijke bevindingen ernstig kan belemmeren. We verkennen dan de gelijkenissen en verschillend tussen specifieke persoonsoordelen van individu's, inclusief de eigen persoon. Organisaties: • Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie
Onderzoekers: • FRANK VAN OVERWALLE
Akoestische sensoren voor afstandsmeting. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project onderzoekt de toepassing van akoestische sensoren voor afstandsmeting in de robotica. De beweging van de robot bij het naderen van een oppervlak wordt bewaakt door de sensor. Er worden sensoren gebouwd en uitgetest bij het reinigen van kunstvoorwerpen en buitenmuren. Organisaties: • Engineering Management
Onderzoekers: • Herbert Peremans
Auteurschap als cultureel schouwspel: het citeren / situeren van de auteur, 16de tot 19de eeuw Universiteit Gent Abstract: Dit project wil het concept ?auteurschap? in zijn grote diversiteit en maakbaarheid bestuderen sedert de vroeg-moderne tijd tot het begin van de 20ste eeuw. Een grote diversiteit aan aspecten van auteurschap zal aan bod komen zoals vertaling, gender, genre, co-auteurschap, pseudoniemen en anonimiteit, de canon, en het lot van de ?auteur?, van ?auteurschap? in theorieën en literaire analyse. Organisaties: • Vakgroep Engels
Onderzoekers: • Gert Buelens
Klimaateffect en luchtkwaliteitmodellen voor beleidsondersteuning (CLIMAQS). Universiteit Antwerpen Abstract: Vlaanderen gaat gebukt onder een van de hoogste niveaus van luchtvervuiling in Europa. Bovendien worden de gevolgen van klimaatverandering in toenemende mate waarneembaar in Vlaanderen. Met betrekking tot klimaat en luchtkwaliteit zijn atmosferische modellen een cruciaal instrument voor de ondersteuning van het beleid omdat ze ons in staat stellen voorspellingen te maken en de gevolgen van verschillende scenario's door te rekenen. Tot nu zijn voornamelijk voorspellende 3D-modellen het beste, beschikbare instrument hiervoor. Deze modellen zijn echter beperkt tot academische toepassingen en ze zijn zelden toegepast voor het doorrekenen van langetermijnvoorspellingen voor beleidsondersteuning omdat ze vaak te complex en rekenintensief zijn. De doelstellingen van het CLIMAQS onderzoeksproject zijn het controleren en verbeteren van bestaande voorspellende 3D-modellen op regionale en lokale schaal voor Vlaanderen en het ontwikkelen van strategieën om ze te implementeren in de ondersteuning van beleidskeuzes met betrekking tot de gevolgen van klimaatverandering en urbane en regionale luchtvervuiling in Vlaanderen. Voor dit project wordt een breed kennisplatform in atmosferisch modelleren uitgebouwd, gebaseerd op beschikbare expertise in Vlaanderen. Het project is dan ook een samenwerking tussen VITO, het Dep. Geografie en het Dep. Toegepaste Wetenschappen van de K.U.Leuven en het Dep. Bioingenieurswetenschappen van de UA. In een eerste fase van het project zullen de modellen op regionale en locale schaal voor secundaire aërosolvorming, de hydrologische cyclus en de biosfeer-atmosfeer-interactie worden verbeterd. Bovendien zullen technieken voor data-assimilatie worden geïmplementeerd voor bepaalde hydrologische parameters en atmosferische concentraties aan gassen en aerosolen. Om dit te bewerkstelligen zal een dynamische biosfeermodule worden geïntegreerd in een regionaal klimaatmodel. Dit maakt mogelijk dat vegetatie interactief kan groeien en afsterven in functie van atmosferische omstandigheden zoals die kunnen worden verwacht in de toekomst. De resulterende verbeterde regionale klimaatmodellen zijn niet alleen waardevol op zich, maar zullen eveneens toelaten om het modelleren van luchtkwaliteit te verbeteren. Op lokaal niveau, zoals een stadswijk, zullen gebouwen en vegetatie mee kunnen worden opgenomen in het modelleren van luchtkwaliteit met een ruimtelijke resolutie van slechts enkele meters, met behulp van ENVI-Met. De 3D-terreinobjecten zullen worden opgesteld met behulp van hoge resolutie stereosatellietbeelden. Bij het implementeren en testen van het model zal de focus liggen op voornamelijk verkeergerelateerde polluenten zoals fijn stof (PM10, PM2.5 en NO2). Bovendien zal speciale aandacht worden besteed aan het zeer schadelijke ultrafijn stof, met name naar de groottedistributie van de deeltjes en hun interactie met planten. In een tweede fase zal de focus liggen op het verbeteren van de toepasbaarheid van de modellen voor beleidsondersteuning en op het aantonen van hun mogelijkheden met behulp van gevalstudies. Na het koppelen van de modellen, zal de laatste fase van het project gewijd zijn aan het uitvoeren van beleidsrelevante demonstraties. Hierbij zullen specifieke gevallen worden beschouwd via het op lokale schaal modelleren van de effecten van mitigatiestrategieën voor luchtvervuiling. Bovendien zullen langetermijnvoorspellingen (over een periode van ong. 10 jaar) van de impact van klimaatverandering en van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd voor de ganse regio Vlaanderen, met een resolutie van slechts enkele kilometers en zowel voor het huidige als het toekomstige klimaat. Het Dep. Bio-ingenieurswetenschappen van de UA zal instaan voor het ontwikkelen van numerische modellen in het bestaande FORUG-model ter simulatie van (i) de impact van atmosferische omstandigheden en ozon (O3), zwaveldioxide (SO2) en stikstofoxiden (NOx) op fysiologische dynamiek van vegetatie, en (ii) de emissies van BVOC's (biogenic volatile organic compounds) in functie van meteorologische omstandigheden en fenologie, en dit voor bomen, grasland en gewassen. Daarnaast zal een bestaande deterministische vegetatiemodule in het ENVI-Met model worden uitgebreid om de uitwisseling van polluenten te simuleren (depositie op, opname door en uitloging uit bladeren) alsook de fysiologische gevolgen van luchtpolluenten. Daarvoor worden intensieve meetcampagnes opgezet in Vlaamse steden ter bepaling van de plant-polluentinteracties, en dit voor verschillende soorten en in hoge ruimtelijke resolutie. Uiteindelijk zal de impact worden bepaald van verscheidene realistische scenario's van stedelijk groenaanleg op luchtkwaliteit en klimaat via gevalstudies in Gent en Hasselt, met behulp van het uitgebreide ENVI-Met model. In samenspraak met de betrokken steden zullen scenario's van groenaanleg worden geselecteerd, zoals de aanleg van parken, het aanplanten van hagen of bomenrijen langsheen drukke wegen, de aanleg van groendaken en een wijziging van de boomsoort gebruikt in stedelijke aanplantingen. Organisaties: • Milieu Ecologie en Microbiologie (ENdEMIC)
Onderzoekers:
• Silvia Lenaerts • Roeland Samson
Numerische elektrochemie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: koper interconnects voor geavanceerde prestaties en betrouwbaarheid. Organisaties: • Elektrotechniek-Energietechniek
Onderzoekers: • JOHAN DECONINCK
Wisselwerkingen tussen RNA-polymerase moleculen, regulatorische processen DNA-topologie bij het tandem paar van promotors van het carbamoylfosfaatsynthetase operon carAB van Escherichia coli. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het carAB operon codeert voor de unieke carbamoylfosfaatsyntase van E. coli. Transcriptie van dit operon gebeurt in functie van de noden aan carbamylfosfaat, een gemeenschappelijke precursor voor de de novo synthese van arginine en pyrimidine-nucleotiden. Met twee promoters en talrijke targets voor DNA-bindende regulators en co-regulators, en de verscheidenheid aan regulatorische mechanismen (arginine,,purine- en pyrimidine-specifieke repressie, UTP-concentratie afhankelijke reïteratieve transchriptie-initiatie (stuttering) en globale stringent control) vormt dit operon een paradigma voor de studie van regulatorische processen; in het bijzonder van de wisselwerkingen ertussen (initiatie heeft automatisch een effect op de topologie van het DNA) beter te begrijpen zullen wij een uitgebreide studie maken van de carP1 en P2 promoteractiviteiten in vivo en in vitro Mutaties zullen aangebracht worden om; (I) de afstand tussen promoters te vergroten of verkleinen, (II) de discriminator box (betrokken in stringent control) uit te schakelen, specifieke targets voor DNA-bindende proteïnen of voor de RNA-polymerase te wijzigen. Wilde type en verscheidene gemuteerde DNA's zullen als template (lineair en supercoiled) gebruikt worden voor in vitro transcriptiestudies in verschillende condities (met en zonder ppGpp, bij verschillende zoutconcentraties, in aanwezigheid van regulatorisceh proteïnen, met en zonder heparine, single round, enz.). Structurele vervormingen (bending, wrapping) van het DNA geïnduceerd door de DNA-bindende proteïnen zullen geanalyseerd worden door middel van AFM (Atomic Force Microscopy). Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • DANIEL CHARLIER
Molecular characteristics of inhalable fraction of ambient particulate matter by means of micro-Raman spectrometry. (beurs M. VUICHYK, Oekraïne) Universiteit Antwerpen Abstract: Molecular characteristics of inhalable fraction of ambient particulate matter by means of micro-Raman spectrometry. (beurs M. VUICHYK, Oekraïne) Organisaties: • AXES
Onderzoekers: • Rene Van Grieken
Metrisch gegenereerde theorieën. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het hoofdthema van het project is de ontwikkeling van een functionele aanpak van topologie in het kader van metrisch gegenereerde theorieën, die we recent in "metrically generated theories, proc. Amer. Math. Soc., 133,1547-1556, 2005" bestudeerden om een zicht te krijgen op de gemeenschappelijke aspecten van een aantal veel gebruikte catego¨rieën in Analyse en topologie, die alle op natuurlijke wijze met metrieken verbonden zijn. Dit thema sluit aan bij een recente stroming in de categorische topologie, waarbij een categorie uitgerust wordt met een natuurlijke klasse van gesloten morfismen. Hierdoor worden de objecten in de categorie in zekere zin ruimten en kan een topologische studie uitgevoerd worden. We steunen ons hierbij op recent werk van Clementino, Giuli, Tholen, een aanpak die zeer vruchtbaar gebleken is o.a. voor de studie van compactheid, lokale compactheid en separatie en zowel voor objecten als voor morfismen. In de context van metrisch gegenereerde categorieën zijn er natuurlijke klassen van gesloten morfismen voorhanden. Met deze methode bestuderen we eerst separatie en het epimorfismen probleem dat er aan gelinkt is. Vervolgens ontwikkelen we een compactheids- en compleetheidstheorie voor metrisch gegenereerde constructs en voor belangrijke voorbeelden zoals de construct van approach ruimten in het bijzonder. Organisaties: • Wiskunde
Onderzoekers: • EVA COLEBUNDERS
Dynamische effecten in gekoppelde supergeleider-ferromagneet nanosystemen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het hoofddoel van dit project is het experimenteel en theoretisch onderzoeken van de fysische eigenschappen van gekoppelde, wederzijdig beïnvloedende supergeleider-ferromagneet nanosystemen. We zullen de verschillende invloeden onderzoeken van zowel de elektromagnetische koppeling als van de meer subtiele exchange koppeling. Hierin zal ook de terugkoppeling van de supergeleider naar de (zachte) ferromagneet vervat zitten. Complemetair theoretisch onderzoek zal verricht worden naar de studie van koude atomaire gassen, waarvan de fysische beschrijving vertaald kan worden naar S/F hybride systemen en omgekeerd. Organisaties: • Theorie van kwantumsystemen en complexe systemen
Onderzoekers: • Jacques Tempere
Afstemmen van de functionele eigenschappen van nanodeeltjes en nanodraden. Universiteit Hasselt Abstract: De aandacht van deze WOG zal toegespitst worden op nanodeeltjes en nanodraden uit metalen (bv. magnetisch en supergeleidend of metalen met verschillende chemische eigenschappen), halfgeleiders, dilektrica, koolstof en combinaties van deze materialen. Door het opsluiten van de elektrische ladingen en de magnetische spins zal een coherente controle van de kwantummechanische toestanden van de nanosystemen gerealiseerd worden, ten einde nieuwe functionele eigenschappen te induceren die kunnen aangewend worden voor diverse toepassingen. Hierbij ligt de nadruk niet langer op materialen met een welbepaalde, specifieke functionaliteit, maar wordt getracht om verschillende functionaliteiten samen te brengen in een enkel nanosyteem. Een recente ontwikkeling waarbij we o.a. willen aansluiten zijn de magneto-elektrische materialen, met
een directe koppeling tussen de elektrische polarisatie en de magnetisatie, zodat bv. de magnetisatie kan gecontroleerd worden met behulp van een elektrisch veld. Meer algemeen zal getracht worden de multifunctionaliteit af te stemmen door controle van de samenstelling van de nanodeeltjes en nanodraden en door het creëren van specifieke grensvlakken door (i) de koppeling tussen deeltjes en draden te sturen en (ii) het oppervlak van de deeltjes te modificeren (i.h.b. chemisch en biochemisch functionaliseren en het induceren van een core-shell structuur). Organisaties: • Anorganische en Fysische Chemie • Materiaalfysica • Instituut voor Materiaalonderzoek
Onderzoekers: • Ward DE CEUNINCK • Jean MANCA • Ken HAENEN • Patrick WAGNER • Hans-Gerhard BOYEN • Marlies VAN BAEL
Mechanische eigenschappen van het trommelvlies - meting en modellering. Universiteit Antwerpen Abstract: Om het complexe gedrag van middenoormechanica en de werking van middenoorprotheses en -implantaten te bestuderen, wordt sinds het begin van de jaren '90 eindige elementen modellering toegepast. Echter, tot op heden zijn de modellen gelimiteerd tot het akoestische regime en zijn de elasticiteitsparameters van het trommelvlies nog onnauwkeurig en onvolledig bepaald. Daarom zullen we in dit project de drukvariaties in een normaal werkend middenoor in kaart brengen en de elasticiteitsparameters van het trommelvlies bepalen via inverse eindige elementen modellering van in situ punt-indentatie metingen. In de laatste fase worden de nieuwe gegevens geïncorporeerd in een model dat ook valide is voor quasi-statische drukveranderingen. Organisaties: • Biofysica en Biomedische Fysica
Onderzoekers: • Joris Dirckx • Jef Aernouts
Ontwikkeling en wereldwijde toepassing van een mechanistische bodem koolstof model. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Ivan Janssens
Renovatie van 19de-eeuwse glasoverkappingen: het gebruik van structureel glas als versterkingsstrategie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoek maakt gebruik van de hernieuwde kennis rond structureel glas en glasoverkappingen om de glaskoepels uit de 19de eeuw compatibel te maken met de huidige veiligheidscodes, comfort (dubbel glas) en structurele integriteit (sterkte, stijfheid en stabiliteit). Organisaties: • Architectonische ingenieurswetenschappen
Onderzoekers: • INE WOUTERS
Neuro-TARGET : integrated platform for target identification, validation and drug discovery with applications for neurodegenerative diseases. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In light of the ever increasing incidence of neurodegenerative diseases, such as Alzheimer's and Parkinson's disease, in our ageing population in the western world, we propose to establish an integrated platform for target identification, validation and drug discovery to foster the development of novel therapeutics for neurodegeneration. Using cutting-edge technologies we will identify new disease-related genes from human biosamples and humanized yeast models. Generic and strategic research tools for identification and validation of novel targets will be developed. Functional genomics will be carried out in different model systems, including yeast, mammalian neuronal cell lines and rodent models to unravel the pathogenic pathways and potential interactions of the corresponding proteins with the objective to validate key molecular events and therapeutic targets. Targets that define the onset of pathology will constitute prime markers for early diagnosis. Both validated targets and new assays will foster a drug discovery platform. Although most of the generated models and tools are generic in nature, in this project we will focus primarily on applications for Parkinson's disease (PD). Our proposal is subdivided in 4 work packages. WP1: Identification of novel genes and targets Novel potential disease targets will be provided to the project from two different sources. First, we will exploit the genetic power of humanized yeast model systems to identify novel genes modulating _-synuclein (_-SYN) toxicity and to elucidate the pathogenic pathways of 2 recently identified familial PD genes, PINK1 and LRRK2. Second, we will identify new genes linked to PD from human biosamples using a dual strategy. We will identify novel chromosomal loci and causal genes for PD using a positional cloning strategy in PD families. In addition we will perform genetic association studies in a large group of PD patients to identify novel genetic risk and protective factors, focusing on variants influencing the expression of known PD genes. WP2 Development of novel generic technologies, assays and disease models Validation of new disease targets and testing of novel therapeutic strategies is highly dependent on the availability of quantitative, reliable and sensitive technologies in cell culture and in animal models. * We will develop quantifiable assays to correlate _-SYN phosphorylation and aggregation with cell death in yeast * We will establish a medium-throughput, multiparametric assay using a high-content analyzer to measure _-SYN aggregation, apoptosis, mitochondrial and proteasomal dysfunction and oxidative stress in neuronal cell lines. * We will perform a kinase substrate search using a novel "chemical genetic" strategy to identify substrates of two PD-linked kinases, PINK1 and LRRK2. * We will generate two in vivo reporter systems to monitor respectively proteasomal function and apoptosis in the rodent brain. * We will combine (lenti)viral vector technology with micro-RNA based technology to generate novel transgenic mouse and rat models. * Novel disease models will be generated for each novel disease-related gene identified in WP1
WP3: Platform for target validation In the newly developed model systems (WP2) we will validate novel targets from WP1 as well as a number of previously identified, non-validated targets. Initial target validation will be performed in yeast and in mammalian cells. For a limited set of genes final validation will be done in rodent brain. WP4: Platform for drug discovery For each validated target an assay based on a screenable phenotype in yeast or in cell culture will be established for drug testing. We will initiate a drug discovery pipeline in newly developed and available model systems in yeast and neuronal cell lines to identify novel hits from the CD3 library. Medicinal chemistry will support hit to lead development. Toxicology and pharmacokinetics studies will further improve the efficacy of the ligands. We will also incorporate in silico-selected ligands in the drug discovery program. The final stage will consist of testing selected novel compounds in the available animal models and in vivo ADMETox studies. In conclusion, the NEURO-TARGET consortium offers an integrated 'start-to-end' approach to identify novel targets and develop novel models and therapeutics to combat Parkinson's Disease and related neurodegenerative disorders. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Mustafa VARCIN • YVETTE MICHOTTE • SOPHIE SARRE
De ziekte-modificerende eigenschappen van LXR-afhankelijke signaalwegen in infectieuze inflammatoire longaandoeningen Universiteit Gent Abstract: Dit project beoogt de moleculaire basis te onderzoeken van LXR-afhankelijke signaalwegen in het long inflammatoir antwoord opgewekt door infectieuze en niet-infectieuze agentia. Door toepassing van LXR knockout muizen en synthetische LXR-agonisten zullen de ziektemodificerende/therapeutische mogelijkheden nagegaan worden. Het welslagen van dit project kan bijdragen tot de identificatie van relevante sleutelmoleculen en van reactiewegen eigen aan long immuun inflammatoire aandoeningen. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Johan Grooten
Publicatie naar aanleiding van het Europees jaar van de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting 2010 en het Belgische covoorzitterschap van de EU. Universiteit Antwerpen Abstract: Publicatie naar aanleiding van het Europees jaar van de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting 2010 en het Belgische covoorzitterschap van de EU. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Jean Vranken
VIB-Functionele implicaties van RAB7-mutaties in de pathogenese van een ulcero-mutilerende neuropathie Universiteit Antwerpen Abstract: VIB-Functionele implicaties van RAB7-mutaties in de pathogenese van een ulcero-mutilerende neuropathie Organisaties: • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Katrien Janssens • Vincent Timmerman
Elektrochemische vorming en modificatie van metaal en metaallegering nanodeeltjes op een substraatdrager. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project heeft drie belangrijke doelstellingen. Een eerste doel is de vorming te bestuderen van metaal/legering deeltjes, gebonden op een dragend substraat en bekomen door oppervlakte-gestuurde chemische of elektrochemische depositie. Het tweede doel betreft het systematisch wijzigen van het oppervlak van de individuele deeltjes. Hierbij worden de gepaste, complementaire experimentele methodes aangewend voor de studie van de elektronische en structurele eigenschappen van de nanodeeltjes. Het bijeenbrengen en interpreteren van de complementaire informatie die geleverd wordt door de verschillende methodes, is het derde doel van het project. Organisaties: • Elektronenmicroscopie voor materiaalonderzoek (EMAT)
Onderzoekers: • Sara Bals
Macrofagen als mediatoren van protectieve auto-immuniteit. Universiteit Hasselt Abstract: MS wordt gekarakteriseerd door T-cellen reactief tegen myeline componenten, oligodendrocytapoptose en de aanwezigheid van myelinefagocyterende macrofagen in sclerotische plaques. Wat de precieze bijdrage is van de laatstgenoemde macrofaag populatie op de neuroinflammatoire respons in MS-laesies is tot op heden niet geweten. Tevens is er nog onduidelijkheid op welke manier de micro-omgeving in het parenchym, waarin de myeline fagocyterende macrofagen zich tijdens MS bevinden, een invloed heeft op hun differentiatie en functie. Op basis van eerdere studies en preliminaire resultaten uit onze onderzoeksgroep stel ik dat myeline fagocytose door macrofagen een anti-inflammatoir, protectief fenotype induceert in deze immuun-cellen.Mogelijkerwijs zijn deze myeline-fagocyterende macrofagen betrokken bij de herstelfase van RR-MS patiënten door o.a. het induceren van een anti-inflammatoire immuun-respons en het moduleren van oligodendrocyt viabiliteit. Het doel van dit project is een beter inzicht te krijgen in het fenotype en de mogelijke protectieve functie van myeline-fagocyterende macrofagen in sclerotische plaques. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Niels HELLINGS • Jeroen BOGIE
Doorgang door nilpotente keerpunten van het singulier-gestoorde type Universiteit Hasselt Abstract: Problemen met twee essentieel verschillende tijdschalen komen voor in heel wat wetenschappelijke domeinen. Hiervoor worden o.a. wiskundige modellen gebruikt die snel-traag systemen genoemd worden. Deze laten toe evoluties te beschrijven die bruuske overgangen vertonen van snelle bewegingen naar trage bewegingen en vice-versa. De wiskundige behandeling van dergelijke overgangen kent nog een aantal theoretische uitdagingen. Dit project is gericht op de systematische studie van dergelijke ingewikkelde overgangen. Meer bepaald wordt gestart met het eerste geval waarvoor nog geen theoretische beschrijving voorhanden is, maar waarvoor we recent een methode van aanpak konden bedenken. Organisaties: • Dynamische Systemen
Onderzoekers: • Freddy DUMORTIER • Peter DE MAESSCHALCK
Analyse van de genetische en fenotypische diversiteit van tamarinde (Tamarindus indica L.) in Mali en eco- en celfysiologische karakterisering van zijn reactie op droogte- en zoutstress. Universiteit Antwerpen Abstract: Tamarinde speelt een erg belangrijke socio-economische rol in de rurale levensgemeenschappen van West-Afrika. Zowat alle delen van de boomsoort (bladeren, bloemen, vruchten, zaden, hout) worden er op de lokale markt benut, en betekenen een bron van voedsel- en inkomenszekerheid voor de plaatselijke bevolking. Ondanks het grote belang van de soort werd tot hiertoe slechts weinig en ongecoördineerd onderzoek verricht naar tamarinde in Afrika. Wilde, niet-veredelde bomen worden nu continu geëxploiteerd om aan de groeiende vraag te beantwoorden. Hierdoor neemt het risico op afname van de intraspecifieke diversiteit toe, waardoor voedselproductie en ecosysteemstabiliteit in het gedrang komen. Deze studie wil een wetenschappelijke bijdrage leveren met betrekking tot de karakterisering van de huidige genetische en fenotypische diversiteit van tamarinde, en de selectie van de meest geschikte variëteiten voor domesticatie en veredeling. Mali werd hiervoor als studiegebied uitgekozen. In een eerste fase wordt observationeel onderzoek verricht op tien tamarindepopulaties, verspreid over de verschillende klimatologische zones in Mali. Enkele morfologische en chemische boom- en blad- en vruchtparameters worden opgemeten om op die manier de fenotypische diversiteit na te gaan van de bomen binnen de populaties en klimatologische zones. Voor de genetische studie worden STR (Simple Tandem Repeat)-merkers ontwikkeld. De bedoeling is de genetische verwantschappen tussen bomen en populaties duidelijk te maken, om de eventueel verschillende landrassen te identificeren en de huidige genetische diversiteit van de soort in Mali te karakteriseren. De resultaten van fenotypisch en genetisch onderzoek dienen als referentie voor het ontwikkelen van conservatiestrategieën en tevens als basis voor de selectie van moederbomen voor het opzetten van domesticatieprogramma's. In een tweede fase zal ook de droogte- en zoutgevoeligheid van de geïdentificeerde variëteiten of fenotypes nagegaan worden. De meest droogte/zoutstressbestendige soorten kunnen dan geselecteerd worden voor domesticatie in droge/verzilte regio's, waar voedselvoorziening en ecosysteemstabiliteit het meest bedreigd zijn. Organisaties: • Milieu Ecologie en Microbiologie (ENdEMIC)
Onderzoekers: • Roeland Samson • Katrijn Alaerts
De rol van afferente neuronen in de pathogenese van gastro-intestinale postinflammatoire motiliteits- en sensitiviteitsstoornissen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is het effect na te gaan van experimentele postinflammatoire colitis op de motiliteit van de gastro-intestinale tractus en op de gevoeligheid van afferente neuronen in de nervus pelvicus die het distale colon innerveert. In een tweede luik bestuderen we de pathofysiologie van postinflammatoire motiliteits- en sensitiviteitsstoornissen bij de rat door de rol van TRPV1 en P2X3 receptoren, mestcellen en serotoninebevattende enterochromaffiene cellen na te gaan. Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Benedicte De Winter • Paul Pelckmans
Roosters van nanodeeltjes geproduceerd via de micel-methode voor de studie van proximity-effecten in hybride systemen gebaseerd op metallische, supergeleidende, magnetische en organische materialen. Universiteit Hasselt Abstract: Gedreven door technologische noden en fundamentele wetenschappelijke nieuwsgierigheid is de nanowetenschap geëvolueerd tot één van de meest actieve onderzoeksdomeinen ter wereld. De ontwikkeling van nieuwe 'bottom-up' methoden is noodzakelijk om in het ideale geval de in-situ depositie mogelijk te maken van ensembles van zuivere nanostructuren van eender welk materiaal met regelbare grootte, onderlinge afstand en vrije substraatkeuze. In dit project zullen we de synthese, structuur en fysische fenomenen bestuderen van zelfgeassembleerde roosters van monodisperse nanopartikels (NPs) in contact met een dunne film met een andere functionaliteit. Een grensvlak tussen twee verschillende materialen geeft vaak aanleiding tot duidelijk veranderde of zelfs volledig nieuwe eigenschappen. We zullen volgende fysische eigenschappen combineren: magnetisme, supergeleiding, elektrische geleiding en eigenschappen die resulteren uit organische zelfassemblage. Voor de synthese van de gewenste quasi-periodische NP-roosters zal de micel-methode toegepast en geoptimaliseerd worden. In vergelijking met andere technieken, biedt deze methode de cruciale controle en homogeniteit van grootte en onderlinge afstand van de deeltjes over macroscopisch grote opppervlakken. De belangrijkste onderzoeksvragen van het project zijn: 1) Hoe kan de micelmethode toegepast en geoptimaliseerd worden voor de synthese van gewenste NP-roosters en als een nieuwe route voor de aanmaak van NPs van supergeleidende materialen? 2) Hoe hangen de supergeleidende eigenschappen af van de grootte van de NPs en hoe evolueert het proximity-effect bij supergeleidende en normaal-geleidende bestanddelen met nanometer-afmetingen? 3) Wat is de correlatie tussen supergeleiding en magnetisme in hybride NP/dunne laag systemen waar een gecontroleerde 2D magnetische modulatie op nanometerschaal is gecreëerd in de supergeleider? 4) Hoe beïnvloedt de chemisorptie van organische moleculen de elektronische en magnetische eigenschappen van metalische nanodeeltjes en wat
is hierbij het onderliggende microscopische mechanisme? Organisaties: • Materiaalfysica • Instituut voor Materiaalonderzoek
Onderzoekers: • Hans-Gerhard BOYEN
Artisanale kwaliteit van gefermenteerde levensmiddelen: mythe, realiteit, percepties en constructies. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project wil nagaan welke rol het concept "artisanaal" sedert zowat een eeuw speelt met betrekking tot productie, distributie en consumptie van gefermenteerde levensmiddelen. Het bevat twee onderzoeksluiken, het historische en het biotechnologische, die volkomen verstrengeld zijn: het project combineert menswetenschappelijke met biotechnologische benaderingen en methoden. De relevantie ervan is inzicht te verwerven in de relaties tussen sociaal-culturele processen en de voedingstechnologie en -industrie. Organisaties: • Sociaal-culturele voedingsstudies • Geschiedenis • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Anneke GEYZEN • PETER SCHOLLIERS • Luc DE VUYST • FREDERIC LEROY
Hydrodynamische modellering van de stroming van zelfverdichtend beton in complexe bekistingsvormen Universiteit Gent Abstract: Het doel van voorliggend project is de ontwikkeling en validatie van de hydrodynamische modellering van de stroming van zelfverdichtend beton in complexe bekistingsvormen tijdens het stortproces, al dan niet door middel van verpompen onder druk. Gebaseerd op de hydrodynamische modellering zullen fundamentele ontwerpmodellen voor het vulproces en voor de bekisting afgeleid worden. Tevens wordt een fundamentele studie beoogd van de stroming van het beton doorheen aansluitkleppen. Organisaties: • Vakgroep Bouwkundige constructies
Onderzoekers: • Peter Troch • Geert De Schutter • Jan Vierendeels
Activatie van dendritische cellen en natural killer cellen door Toll-like receptor-ligand geladen leukemiecellen: ontwikkeling van een nieuwe generatie leukemievaccins. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project zullen we, in een model van acute myeloïde leukemie (AML), de invloed nagaan van Toll-like receptor (TLR)-ligand-geladen leukemische tumorcellen op de activatie van dendritische cellen (DCs) en natural killer (NK) cellen. De hypothese is dat TLR-ligand-geladen leukemiecellen in staat zijn om de recent ontdekte 'helper' functie van NK cellen te activeren, zodat deze op hun beurt de polarisatie van immature DCs tot T helper type 1 (Th1)-gepolariseerde DCs kunnen bewerkstelligen (DC1NK). Deze wisselwerking tussen het aangeboren en adaptieve immuunsysteem waarin DC1NK centraal staan, zou dan de activatie van antigeen-specifieke Th1 cellen en cytotoxische T lymfocyten (CTL) faciliteren. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Zwi Berneman • Eva Lion
Titel: Integratie van de semantiek van events, processen en taken overheen requirements engineering lagen Universiteit Gent Abstract: In dit project wordt een enterprise-architectuur methode ontwikkeld voor kleine en middelgrote ondernemingen. Deze methode, CHOOSE, bestaat uit een eenvoudige modelleertaal, richtlijnen om deze te gebruiken en een verzameling van softwareapplicaties om CHOOSE modellen te ontwikkelen en te beheren. Organisaties: • Vakgroep Beleidsinformatica en Operationeel beheer
Onderzoekers: • Geert Poels
Saneren van databases. Universiteit Hasselt Abstract: Het project beoogt de ontwikkeling van nieuwe databasetechnieken ter ondersteuning van sanering van data, metadata en datatransformaties. Saneren in deze context duidt op het identificeren en corrigeren van onvolledigheden, inconsistenties, onnauwkeurigheden en fouten. Organisaties: • Databases en Theoretische Informatica
Onderzoekers: • Frank NEVEN
Een optimale prothese beha ontwerpen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een optimale prothese beha ontwerpen Organisaties: • Lymfoedeem • Elektronica en Informatica • Mechanica van Materialen en Constructies • Micro-economie voor Profit en Non-Profit Sector • Heelkundige Specialiteiten
Onderzoekers: • PIERRE LIEVENS • HICHEM SAHLI • MARC JEGERS • JAN LAMOTE • Sigrid ADRIAENSSENS
Onderzoek naar Antibiotica Resistentie Mechanismen die een Ketoliden en Fluoroquinolonen resistentie van hoog niveau mediëren in Streptococcus pyogenes. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Surbhi Malhotra
Repetitive Strain Injuries bij musici: 1ste fase: Evaluatie van de kinematische/kinetische ketens van de strijk- en vioolondersteunende armen en de cervicothoracale regio bij violisten. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project rond RSI bij musici heeft twee einddoelen: 1. de oprichting van een expertisecentrum rond musculoskeletale klachten bij musici en 2. gerelateerd, klinisch en biomechanisch (kinematisch en kinetisch) onderzoek van coördinatie, vermoeidheid en artrokinematica van de motorische uitvoeringscontrole van muziekpartituren en het ontstaan van RSI bij musici. In een eerste fase zal het onderzoek zich verder richten op violisten, onderzoek welk verleden jaar is aangevat bij altviolisten van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Organisaties: • Antwerps chirurgisch training, anatomie en onderzoekscentrum (ASTARC)
Onderzoekers: • Johan Somville
Identificatie en functionele evaluatie van Arabidopsis metacaspase substraten Universiteit Gent Abstract: Dit project ambieert een bijdrage te leveren in het onderzoek naar de functionaliteit van de metacaspasen in planten. Hiertoe zullen volgende concrete doelen nagestreefd worden: - Een gedetailleerde fenotypische en moleculaire analyse van transgene planten met verstoorde expressie niveaus van AtMC9 en AtMC4. De identificatie en validatie van chemische inhibitoren van type-II metacaspase-activiteit. - Proteoomwijde identificatie van eiwitsubstraten voor AtMC9 en AtMC4. - Functionele analyse van AtMC9/4 substraten. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Frank Van Breusegem • Kris Gevaert
Genoomwijde transcriptiefactor-DNA bezetting en omringende cofactor-recruteringsprofielen bij gecombineerde GR?- en PPAR?-gebaseerde transcriptionele cross-talk mechanismen. Universiteit Gent Abstract: Heel recent toonde onze onderzoeksgroep tesamen met de groep van Prof. B. Staels (Pasteur Instituut Rijsel) aan, dat wanneer glucocorticoïden en PPAR?-agonisten gecombineerd worden, een additief ontstekingswerend effect bekomen wordt, terwijl verrassend genoeg de neveneffecten op diabetogeen vlak (insuline-resistentie) uitblijven (Bougarne et al., Proc. Natl. Acad. Sci., 2009). Onderhavig onderzoeksproject zal eruit bestaan de onderliggende moleculaire mechanismen van deze cross-talk verder uit te spitten. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Karolien De Bosscher
Stigma en psychische ziekte in een cross-nationaal perspectief Universiteit Gent Abstract: Deze studie vormt een deel van een cross-nationaal comparatief onderzoek naar stigmatisering, met als einddoel het opstellen en testen van een multidisciplinair multilevel model. Aan de hand van gestandaardiseerde face-to-face interviews in een representatieve steekproef van de algemene bevolking worden in een 25-tal landen de denkbeelden, attitudes en gedragsintenties tegenover personen met psychische problemen vergeleken. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Piet Bracke
Celtype-specificiteit in plantenhormoonwerking. Universiteit Gent Abstract: Het doel van dit project is bij te dragen tot de kennis van de regulatie van plantenhormoonsignalisatie pathways. De specifieke objectieven zijn de celspecifieke effecten van ethyleen en gibberellines in scheutgroei te ontsluieren en een licht te werpen op de rol van bepaalde sleutelfactoren in dit proces. De analyses zullen zich toespitsen op foto- en skotomorfogenese van zaailingen en hun fototropische respons. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Dominique Van Der Straeten
Social security and new patterns of work and mobility: researchers profiles KU Leuven Abstract: In the research we focus upon the social security problems which researchers face when they have a mobille research career. First we sketch thevariety of social statuses across Europe and the different levels of social protection that go along with them. Then we will deal with the technical arrangements that have been developed to co-ordinate social security when researchers move throughout Europe. It analyses especially
the weaknesses and shortcomings of these technical co-ordination rules. Particular attention is given to the growing group of third country nationals among the researchers in Europe and to the weak position they have when it comes to the co-ordination of their social security rights. Efforts are made as well to develop alternatives. Some of the solutions only need small changes in existing legislation, but for some other problematic issues need more efforts will have to be done by both European and national policy makers. Organisaties: • OE Arbeids- en Socialezekerheidsrecht
Onderzoekers: • Paul Schoukens • Danny Pieters
Error monitoring: gedrag, electrofysiologie en patiënten Universiteit Gent Abstract: We onderzoeken de relatie tussen gedrag (posterror slowing), electrogysiologie (ERN/Pe componenten in ERP signaal) en dopamine (schizofreniepatienten) in error monitoring. We doen dit aan de hand van structurele vergelijkingsmodellen uitgaand van cognitieve (medio-frontale dopamine circuit) en niet-cognitieve oorzaken van post-error slowing. Organisaties: • Vakgroep Experimentele psychologie
Onderzoekers: • Wim Notebaert
Fysiologische signaalwegen voor adaptieve betaceldeling en maturatie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: SLEUTELVRAGEN EN DOELSTELLING Hoofdoel van dit project is een dissectie van de verschillen en/of gelijkenissen in gen/proteine expressiepatronen tussen condities waar betacelhyperplasie fysiologisch optreedt, dit in vergelijking met het expressiepatroon van adulte gedifferentieerde betacellen. Het is de bedoeling op deze manier fysiologische signaalwegen te identificeren die als doelwit kunnen worden gebruikt voor verder onderzoek naar farmaca of/en interventies die de adaptatie van de betacelmassa bevorderen. Volgende specifieke vragen zullen beantwoord worden: 1. Hoe vertaalt de betacel een toegenomen metabole nood aan insuline (zoals tijdens zwangerschap of obesitas) in adaptieve celdeling (of groei)? 2. Kunnen we een uniek genexpressiepatroon verbinden aan deze functionele status? Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie
Onderzoekers: • Geert MARTENS • KARINE HELLEMANS
Eiwitdomeinen als informatieverwerkende eenheden. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Eén van de uitdagingen in moleculaire biologie bestaat erin te bepalen hoe informatie in cellen wordt gecodeerd, gewijzigd en doorgestuurd. Niettegenstaande deze fundamentele rol van informatie, werd er tot nu toe geen manier ontwikkeld die op een directe en kwantitatieve manier informatieoverdracht in eiwitten bestudeerd. Recent werd door de aanvrager van dit project een systeem ontwikkeld, op basis van Shannon's informatie theorie, dat bepaald hoeveel informatie verstuurd wordt tussen de residuen in een eiwitstructuur als het gevolg van peptidenbinding. Meer specifiek werd voor het SH2 domein van Fyn aangetoond dat informatie wordt overgedragen vanuit de bindingssites naar specifieke residuen aan de andere kant van het eiwit. Het doel van het FWO voorstel is om dit raamwerk te vervolledigen zodat we 1) op een realistische manier de informatiestromen in eiwitten kunnen analyseren, voorspellen en aanpassen en 2) na kunnen gaan in hoever de communicatiekanalen evolutionair bewaard zijn in verschillende eiwitten van dezelfde structurele klasse en wat de biofysische eigenschappen zijn van de aminozuren waaruit deze kanalen zijn samengesteld. Dit werk wordt experimenteel gevalideerd door zowel lokale als internationale partners. Organisaties: • Informatica en Toegepaste Informatica
Onderzoekers: • TOM LENAERTS
Cementcomposieten onder impactbelasting. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In onze huidige samenleving worden de veiligheidseisen en normen rond accidentele belastingen zoals impactbelastingen steeds strenger. De belangstelling voor dit onderwerp vanuit wetenschappelijk oogpunt volgt dan ook een steigende trend. Men probeert voortdurend naar betere oplossingen voor veiligere constructies en voertuigen te zoeken. Dit wordt zowel op structureel niveau als op niveau van het materiaal betracht. In de automobielsector en de lucht- en ruimtevaartsector is materiaalonderzoek essentieel om concurentieel te blijven. In de bouw daarentegen werd er tot nog toe weinig geïnvesteerd in oplossingen op niveau van de materialen. Er is hiervoor wel een stijgende trend te vinden in de ontwikkeling van hoogwaardigere materialen. Een materiaal dat op gebied van impactweerstand veel potentieel toont is Textiel Verstevigd Beton (eng.: Textile Reinforced Concrete, TRC). TRCs zijn echter nog volop in hun ontwikkelingsfase en zijn ontstaan uit het meer gekende Vezel Verstevigd Beton (eng.: Fibre Reinforced Concrete, FRC). Bij TRCs wordt er echter een veel hoger vezelvolumegehalte (tot 20 vol%) bereikt. Dit heeft als rechtstreeks gevolg dat de mechanische eigenschappen (sterkte, stijfheid en vooral taaiheid) van dit materiaal sterk verbeteren t.o.v. FRCs. Het materiaal is namelijk in staat om veel energie absorberen bij impactbelastingen. Over het statisch gedrag van TRCs is reeds de nodige kennis vergaard. Er is echter nog weinig kennis over het gedrag van TRCs onder impactbelastingen, hoewel het potentieel hiervan reeds werd aangetoond (mede door de aanvrager van dit onderzoek). Het doel van dit onderzoek bestaat er bijgevolg uit de nodige inzichten en kennis over het gedrag van TRCs onder impactbelastingen te vergaren. De methodiek die zal worden gevolgd, bestaat uit drie grote fasen. Ten eerste zal er via literatuur kennis worden vergaard over de materialen en de testmethodes die aangewend zullen worden in de twee volgende fasen. In deze eerste fase zal ook aandacht besteed worden aan statische testmethodes aangezien deze zullen worden gebruikt in verdere studies in dit onderzoek. Een eerste experimentele studie zal bestaan uit een vergelijking van de mechanische eigenschappen van met verschillende vezelsoorten verstevigde cementen via statische proeven. Een tweede studie zal nagaan wat de invloed is van de snelheid van het belasten op de materiaalkarakteristieken in statische testen. Dit om te achterhalen of er bij hoge reksnelheden andere schadefenomen optreden. Ook is het mogelijk om vanuit de statische testen een eerste idee te vormen over het gedrag onder impactbelastingen. In een derde fase zal het impactgedrag bestudeerd worden. Initieel wordt er gekeken naar een geschikte drop weight impact opstelling om de schademechanismen in het materiaal te quantificeren en om een numeriek model te kunnen valideren in een later stadium. Ook zullen er testen worden uitgevoerd a.d.h.v. een Charpy test. Deze moet een rangschikking geven van het energie absorberend vermogen van een TRC met verschillende vezelverstevigingen. Met een beperkt aantal optimale materiaalcombinaties zal, in een laatste fase, een
gedetailleerde impactstudie worden verricht. Uiteindelijk zal dit alles leiden tot de ontwikkeling van een numeriek model dat gevalideerd wordt aan de hand van drop weight testen. Het onderzoek zal voornamelijk aan de vakgroep MeMC van de Vrije Universiteit Brussel worden uitgevoerd aangezien deze reeds een aanzienlijke expertise bezit op gebied van het voorgestelde doctoraatsonderzoek. Ook sluit dit onderzoek aan bij een FWO-project dat gestart is op 01/01/07 (ref G.0114.07). Desalniettemin zijn er ook een aantal goede contacten met de vakgroep Mechanische Constructie en Productie van de RijksUniversiteit Gent die expertise bezitten op gebied van impacttesten. Organisaties: • Mechanica van Materialen en Constructies
Onderzoekers: • JAN WASTIELS
Analyse van het nebkha-ecosysteem als potentieel middel tegen desertificatie. Universiteit Antwerpen Abstract: De doestelling van dit project is tweeledig: nagaan hoe nebkha-landschappen ontstaan en in stand gehouden worden, en onderzoeken of de aanwezigheid van nebkha's in het landschap de weerstand en veerkracht tegen klimaatverandering (verdere verdroging) verhoogt. Hiertoe worden de interacties tussen nebkha-planten, wind, water en sediment eerst geanalyseerd en gemodelleerd op de schaal van individuele nebkha's, en nadien voor het nebkha-landschap als geheel. Organisaties: • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Ivan Nijs • Stijn Temmerman
Gezondheidseconomie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht toegekend door de Universiteit Antwerpen. De promotor levert de Universiteit Antwerpen de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd door de universiteit. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Philippe Beutels
Small and wide angle x-ray diffractometer, uitgerust voor poeders en dunne filmen met "grazing angle" optie en hoge temperatuurskamers Universiteit Gent Abstract: Dit toestel wordt ingezet voor de karakterisering van mesoporeuze geordende materialen (small angle) en keramische materialen, zoelieten en metal organic frameworks (wide angle). Daarnaast biedt het de mogelijkheid voor het opmeten van de kristalliniteit van dunne filmen en beschikt het over een hoge temperatuurskamer (tot 1200°C). Organisaties: • Vakgroep Anorganische en fysische chemie
Onderzoekers: • Serge Hoste • Isabel Van Driessche • Pascal Van Der Voort
Functionele testbatterij ter evaluatie van de activiteit van het autonome zenuwstelsel en de cardiorespiratoire reflexen bij patiënten met chronische aandoeningen Universiteit Gent Abstract: Patiënten met chronische aandoeningen ondervinden een versneld optreden van kortademigheids tijdens minimale fysieke inspanning. De onderliggende oorzaken van een toegenomen ventilatoir antwoord op inspanning zijn multifactorieel (cardiovasculair, pulmonair, musculair, autonoom-neurologisch of neurohormonaal). De aangevraagde apparatuur moet ons in staat stellen om de belangrijkste mechanismen, die aan de oorzaak liggen van de afgenomen ventilatoire efficientie op een niet-invasieve manier te analyseren. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Johan De Sutter • Daniël De Wolf
Ontwikkeling en toepassing van molecularly imprinted polymers (MIPs) in mycotoxinediagnostica Hogeschool Gent Abstract: Fumonisine is een mycotoxine dat hoofdzakelijk in maïs en afgeleide producten voorkomt. De aanwezigheid van fumonisine in levensmiddelen of diervoeders vormen een risico voor de gezondheid van mens en dier.De huidige detectiemethode voor fumonisine zijn gebaseerd op immunoaffiniteitskolommen. Bij de ontwikkeling van nieuwe immunologische technieken worden echter proefdieren gebruikt en de ontwikkeling wordt gekenmerkt door een hoge kostprijs, lange ontwikkelingstijd, een eenmalig gebruik en een hoge analysetijd. Er is een duidelijke nood aan alternatieve opzuiveringsmethoden die naast het garanderen van specificiteit eveneens bij voorkeur milieuvriendelijk, onbeperkt beschikbaar, goedkoop en gebruiksvriendelijk zijn.Dit projectvoorstel beoogt de ontwikkeling van een sneltest, waarbij de fumonisine met behulp van molecularly impirnted polymers en vaste fase extractie uit de maïs(producten) geëxtraheerd wordt. Vervolgens wordt hieraan een semikwantitatieve test gekoppeld op basis van fluorescente detectie. De ontwikkelde sneltest kan door de maïsverwerkende industrie worden aangewend als autocontrolesysteem. Op Europees vlak werden recent normen geïntroduceerd voor maximaal toelaatbare gehaltes aan fumonisine in maïs en maïsafgeleide producten. Tevens worden bedrijven verplicht om voor fumonisine autocontroles uit te voeren, teneinde een monitoring van het probleem op te stellen. Hierbij is in de sector (voeding en diervoeder) duidelijk nood aan een snelle, eenvoudige, goedkope en gebruiksvriendelijke analysetechniek. Een goede en betrouwbare analysetechniek biedt de maïsverwerkende industrie een eenvoudige tool aan om contaminatie van fumonisine in hun producten tot een minimum te beperken en de problematiek door een snelle ingreep beter te beheersen. Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Levensmiddelenwetenschappen en Technologie
Onderzoekers: • Peter Maene • Mia Eeckhout