www.researchportal.be - 7 Feb 2016 07:29:26
Onderzoeksprojecten (20 - 40 van 531) Zoekfilter: Classificaties: Volksgezondheid, epidemiologie
Wetenschappelijke evaluatie en begeleiding van de projecten voor alternatieve en ondersteunende zorgvormen voor kwetsbare ouderen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is te komen tot de wetenschappelijke evaluatie en begeleididng van de alternatieve en ondersteunende zorgprojecten in het kader van Protocol 3 ouderenzorg, zoals die zijn voorzien in uitvoering van het koninklijk besluit van 2 juli 2009. De wetenschappelijke evaluatie is van algemeen belang en heeft tot doel het RIZIV en de andere overheidsdiensten in staat te stellen objectieve en gerichte keuzes te maken met betrekking tot vernieuwende zorgprogramma's. Organisaties: • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Roy Remmen
West Nile Integrated Shield Project: epidemiologie, diagnose en preventie van West Nile Virus in Europa Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Voeding, Genetica en Ethologie
Onderzoekers: • Niek Sanders
Welk burgerschap hebben migranten moeders zonder papieren? een vergelijkend ethnografisch onderzoek in Vlaanderen en Frankrijk Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek gaat in op de burgerschapspraktijken van moeders zonder papieren in het opvoeden van hun kinderen tot aanvaarde burgers. Via een etnografisch onderzoek met 8 vrouwen zonder papieren van verschillende origine, worden hun dagelijkse praktijken en interacties ten opzichten van wetten en autoriteiten, in context van school, kinderopvang en thuis geanalyseerd. Organisaties: • Vakgroep Vergelijkende cultuurwetenschappen
Onderzoekers: • Chia Longman
VZV-vaccinatie bij kinderen en volwassenen ouder dan 50: evaluatie van gezondheidstechnologie Universiteit Antwerpen Abstract: Met dit project willen we schatten dmv simulatiemodellen wat de effectiviteit en kosten-effectiviteit is van de verschillende opties van gebruik van varicella-zoster virus vaccins in Belgie,zowel in kinderen als in volwassenen, en rekening houdende met indirecte groepsimmuniteitseffecten die hierbij optreden. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Philippe Beutels
Voorspellende modellen ivm dengue / ernstige dengue en gemeenschappelijke modellen ivm TB / HIV Universiteit Hasselt Abstract: Probleemstelling: Dengue is een virale ziekte met endemische gedrag, op de mens overgedragen door de beet van Aedes muggen. In het verloop van de ziekte lijdt een patiënt met dengue aan complicaties. Gezien de intensiteit van deze uitingen kunnen twee klinische vormen onderscheiden worden: dengue of ernstig. Aan het begin van de ziekte is het niet mogelijk te weten welke patiënten een ongunstige evolutie hebben en een ernstige vorm van dengue ontwikkelen. Echter zijn sommige waarschuwing symptomen en tekenen aanwezig . Deze vroege therapeutische interventie is tot nu toe de meest effectieve maatregel om het risico op de dood voor ernstige dengue te verminderen. TB / HIV Tuberculose (TBC) is een wereldwijd probleem voor de volksgezondheid en blijft de belangrijkste doodsoorzaak onder de geneeslijke besmettelijke ziekten. In Cuba zijn de TB mortaliteit en sterfte trends sinds 1979 zeer gunstig. Tb is in eliminatiefase en daarom is het nodig te focussen op de risicogebieden van deze ziekte. De kleine prevalentie van de HIV-infectie in het land (0,05%) en het bestaan van een geconsolideerde nationaal programma voor de preventie en de controle van TB zorgt ervoor dat de sociale gevolgen van de co-infectie kleiner zijn dan in andere landen. Hoofddoel: bijdragen tot de vroege diagnose van de klinische vorm met behulp van wiskundige modellering en analyse voor TB / HIV. Organisaties: • Centrum voor Statistiek • Centrum voor Statistiek
Onderzoekers: • Ziv SHKEDY
Voorbereidend werk in de analyse en rapportage van gegevens over multi-resistentie in antimicrobiële resistent geïsoleerde gegevens bekomen uit rapporterende landen voor het jaar 2012 Universiteit Hasselt Abstract: Het Europees voedselagentschap (EFSA) is enerzijds verantwoordelijk voor de coördinatie van de jaarlijkse rapportage van zoönose, zoönose verwekkers, antimicrobiële resistentie (AMR) en uitbraken van voedsel besmettingen in de Europese Unie (in het kader van Richtlijn 2003/99/ EG), en anderzijds voor het analyseren en samenvatten van de verzamelde gegevens. Tot en met 2010, werden cijfers over antimicrobiële resistentie in dieren en voedsel op geaggregeerd niveau (dwz aantallen reinculturen die resistent zijn voor een bepaalde antimicrobiële stof per aantal geteste reinculturen) verzameld en verwerkt. Gegevens op het niveau van een reincultuur laten echter meer diepgaande analyses van de weerstand - waaronder multi-resistentie patronen van reinculturen en een beschrijving van klonale verspreiding van
resistente stammen toe. Hiertoe werd in 2010 een proefproject uitgevoerd bij vrijwillig deelnemende landen, in 2011 werden gegevens verzameld bij 13 lidstaten en in 2012 bij 15 lidstaten. Dit rapport bespreekt de verwerking van multi-resistentie, co-resistentie en volledige gevoeligheidspatronen in geïsoleerde AMR gegevens, zoals Salmonella, Campylobacter, indicator E. coli en indicator enterococci reinculturen bij voedsel en dieren (stalen van 2012). Bijkomend worden verschillende technieken aangewend om clusters van gelijkaardige multiresistente patronen te beschrijven, de technieken worden geïllustreerd op specifieke subsets. Tenslotte, wordt ook ingegaan op een mogelijke tijdstrend betreffende de resistentie voor bepaalde antimicrobiële stoffen. Organisaties: • Centrum voor Statistiek • Centrum voor Statistiek
Onderzoekers: • Marc AERTS
Voorbereidende steun voor de statistische evaluatie van de vergelijkende beoordeling van genetisch gemodificeerde planten veldproeven en voor de evaluatie van toxicologische studies van genetisch gemodificeerde planten voedsel/voedingsveiligheid. Universiteit Hasselt Abstract: Om op de Europese markt te kunnen worden gebracht zijn GGO's onderworpen aan wettelijke voorschriften die een wetenschappelijke beoordeling eisen van de mogelijke risico's voor de gezondheid van mens of dier. Het is deels de verantwoordelijkheid van de EFSA om onafhankelijk, objectief en transparant wetenschappelijk advies te verstrekken met betrekking tot de veiligheid van GGO's. Het EFSA GGO-panel beschouwd zowel gegevens gegenereerd door de aanvragers tijdens de productontwikkeling, alsmede eventuele andere relevante wetenschappelijke informatie gepubliceerd in de wetenschappelijke literatuur. Om aanvragers bij de opstelling en presentatie van genetisch gemodificeerde (GG) installatie marktvergunningen te leiden en assisteren heeft het GGO-panel van EFSA een leidraad ontwikkeld voor de risicobeoordeling van GG installaties en daarvan afgeleide levensmiddelen en diervoeders (FF GD). Deze leidraad beschrijft principes, concepten, gegevenseisen en problemen die moeten worden overwogen bij het uitvoeren van de risicobeoordeling van genetisch gemodificeerde installaties en daarvan afgeleide levensmiddelen en diervoeders. In het bijzonder, heeft het EFSA GGO-panel intensief gewerkt om expliciete objectieve, transparante en geharmoniseerde richtsnoeren voor experimenteel ontwerp en analyse te ontwikkelen. Deze omvatten de vaststelling van minimumeisen, en het verstrekken van specifieke statistische methodologieën voor veldproeven zowel voor de vergelijkende veiligheidsbeoordeling van genetisch gemodificeerde installaties en daarvan afgeleide levensmiddelen en diervoeders nodig voor de risicobeoordeling van voedsel-en voederveiligheid (FF). Binnen dit project zal CenStat een goede feedback geven aan het EFSA panel over GGO's met betrekking tot de aanvraagdossiers. Organisaties: • Centrum voor Statistiek • Centrum voor Statistiek
Onderzoekers: • Cristina SOTTO • Elasma MILANZI • Edmund NJAGI • Wim VAN DER ELST
Voeding en genetische predispositie als determinanten van serum lipiden en vetzuurstatus bij gezonde kinderen en adolescenten Universiteit Gent Abstract: Een belangrijke factor in de pathofysiologie van cardiovasculaire ziekten is de beschikbaarheid in de weefsels van vetzuren, van de omega-3 en de omega-6 reeks, waarvan de balans onderhevig is aan de wisselwerking tussen voeding en genetische predispositie. Hun gecombineerde invloed op serum lipiden en vrije vetzuurstatus bij kinderen en adolescenten wordt nagegaan, gebruik makend van data uit twee Europese projecten. Organisaties: • Vakgroep Maatschappelijke gezondheidkunde
Onderzoekers: • Stefaan De Henauw
Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker. Universiteit Antwerpen Abstract: Borstkanker is één van de belangrijkste oorzaken van verloren potentiële levensjaren bij vrouwen in Vlaanderen. Uit grote internationale studies blijkt dat een tweejaarlijks mammografisch onderzoek bij vrouwen van 50 tot en met 69 jaar, de borstkankersterfte gevoelig kan doen dalen. Van de Vlaamse vrouwen uit de doelgroep wordt slechts een minderheid preventief onderzocht via mammografie. Anderzijds situeert een groot gedeelte van de preventieve mammografieën zich buiten de beoogde doelgroep. Eén van de vijf Gezondheidsdoelstellingen van de Vlaamse Gemeenschap betreft dan ook de borstkankerscreening. Vanaf 15 juni 2001 is er een Vlaamse programma voor borstkankerscreening. Drie van de vier vrouwen van 50 tot en met 69 jaar moeten tegen 2006 een preventief mammografisch onderzoek hebben laten uitvoeren en 80% van alle screeningsmammografieën moet binnen deze vooropgezette leeftijdsgroep plaatsvinden. Naast de gewenste verschuiving van screeningsmammografieën buiten de doelgroep naar screeningsmammografieën binnen de doelgroep, gaat ook veel aandacht naar de kwaliteit van de screening. Vrouwen die deelnemen aan het screeningsprogramma, krijgen de garantie dat de meewerkende radiologische eenheden voldoen aan strenge Europese kwaliteitscriteria, zowel qua fysisch-technische aspecten (het mammografietoestel) als qua positionering (de radioloog). De vrouwen kunnen de preventieve mammografie in het kader van het screeningsprogramma gratis laten uitvoeren. Voor de organisatie van deze screening wordt in Vlaanderen onder meer een beroep gedaan op de 5 Regionale Screeningscentra (RSC), waaronder het RSC Antwerpen, dat deel uitmaakt van het Centrum voor Kankerpreventie van de Vakgroep Epidemiologie en Sociale Geneeskunde (Universiteit Antwerpen). Een RSC is referentiecentrum dat instaat voor de uitnodigingen aan de vrouwen, het inlichten van de vrouwen en de betrokken artsen over het onderzoeksresultaat, de tweede lezingen van de mammografieën, de administratieve opvolging van het medisch traject van screeningspositieven en de wetenschappelijke evaluatie van het screeningsprogramma (volgens een epidemiologisch protocol op basis van Europese richtlijnen). De opdracht van de RSC's is geformaliseerd door een convenant met de Vlaamse Overheid. Sinds enkele jaren bestaan er zogenaamde Logo's (Loco-regionaal gezondheidsoverleg en 'organisatie). Dit zijn geografische entiteiten tussen het niveau van de provincie en de gemeente die de preventieve gezondheidszorg in hun regio behartigen. Er zijn in Vlaanderen 26 Logo's actief. De Logo's werken elk met één van de 5 erkende Regionale Screeningscentra samen om de borstkankerscreening te organiseren. De Vlaamse overheid heeft ervoor geopteerd om de borstkankerscreening te organiseren via twee sporen. Vrouwen worden via het 1ste spoor door hun huisarts of gynaecoloog doorverwezen of via het 2de spoor rechtstreeks door het RSC uitgenodigd voor een screeningsmammografie bij een erkende radiologische eenheid. Deze radiologische eenheden (privé, ziekenhuis of mammobiel) voeren de mammografische onderzoeken uit. De dubbele lezing, een essentieel onderdeel met betrekking tot de kwaliteitsverzekering, gebeurt door het
RSC. Bij afwijkingen wordt de diagnostiek op punt gesteld en worden de vrouwen eventueel behandeld. Hierbij worden o.a. gynaecologen, radiologen, oncologen, chirurgen en anatoompathologen betrokken. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Joost Weyler • Guido Van Hal
Visies over zorg aan het levenseinde. Onderzoek naar de attitudes, voorkeuren,en verwachtingen van de bevolking en de media representaties met betrekking tot zorg aan het levenseinde. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een toenemende aandacht voor de kwaliteit van het levenseinde heeft zich geuit in een toename van onderzoek naar aspecten van zorg aan het levenseinde in België. Er is echter nauwelijks onderzoek dat aandacht besteed aan de visies, houdingen, verwachtingen, en aspiraties omtrent levenseinde(zorg) bij de Belgische algemene bevolking (maar ook in internationaal opzicht), ondanks het duidelijke sociologisch belang ervan. De centrale probleemstelling van dit onderzoek is dan ook welke visies over levenseindezorg in een samenleving bestaan en circuleren bij de bevolking. Het onderzoek gaat na welke algemene attitudes, persoonlijke voorkeuren en verwachtingen, en kennis en ervaringen Belgen hebben omtrent levenseindezorg. Een wisselwerking van al deze aspecten zal immers de keuzes en het gedrag in de zorg aan het levenseinde beïnvloeden. Dit onderzoek probeert daarom ook het geheel van deze beïnvloedende aspecten in kaart te brengen en de onderlinge samenhang te bestuderen. Organisaties: • Zorg rond het levenseinde • Communicatiewetenschappen • Medische Sociologie
Onderzoekers: • Nico CARPENTIER • Joachim COHEN • LUC DELIENS
Virulentiegenen van Helicobacter heilmannii betrokken in adhesie aan het maagslijnvlies Universiteit Gent Abstract: Helicobacter heilmannii, die van nature uit de maag van honden en katten koloniseert, kan ook een maaginfectie veroorzaken bij mensen. Het is nog niet geweten hoe deze bacterie de maag koloniseert en hoe het ziekte veroorzaakt. In dit project zullen H. heilmannii genen die betrokken zijn bij adhesie aan het maagslijmvlies geïdentificeerd worden en hun rol in de pathogenese zal bepaald worden. Organisaties: • Vakgroep Pathologie, bacteriologie en pluimveeziekten
Onderzoekers: • Freddy Haesebrouck
Virulentiefactoren van Helicobacter suis geassocieerd met cytoxiciteit, inhibitie van T-cel proliferatie en maagpathologie Universiteit Gent Abstract: De rol van het gamma-glutamyl transpeptidase van H. suis bij de inductie van celdood, het inhiberen van T-cel proliferatie en de inductie van maagpathologie zal nagegaan worden. Andere virulentiemechanismen die eveneens betrokken zijn bij gastheerceldood zullen eveneens onderzocht worden. Organisaties: • Vakgroep Pathologie, bacteriologie en pluimveeziekten
Onderzoekers: • Freddy Haesebrouck
Vervollediging van de PIPO studie met de achtjarige kinderen. Universiteit Antwerpen Abstract: Vervollediging van de PIPO studie met de achtjarige kinderen. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Joost Weyler
Vervolgonderzoek naar astma en allergie bij schoolgaande kinderen van de Antwerpse regio : Belgisch luik van de 'International study on Asthma and allergies in childhood'(Isaac fase 3) Universiteit Antwerpen Abstract: Vervolgonderzoek naar astma en allergie bij schoolgaande kinderen van de Antwerpse regio : Belgisch luik van de 'International study on Asthma and allergies in childhood'(Isaac fase 3) Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Joost Weyler
Verpleegkundige activiteit op spoedgevallen. Universiteit Antwerpen Abstract: In het kader van het opzetten van een sanitaire waakfunctie wordt er gewerkt aan een spoedgevallenregistratie waarbij de gegevens online en praktisch realtime zullen opgevraagd worden. Een inschatting van de te verwachten werklast voor de spoedverpleegkundigen zou hierin een vaste aanvullende parameter moeten worden. Daarnaast stelt zich de vraag of deze gegevens ook zouden kunnen gebruikt worden voor de financiering van de spoedgevallendienst. Daarnaast dient er gezocht te worden naar andere elementen die een invloed hebben op de verpleegkundige activiteit en een eventuele bijkomende registratie van deze elementen dient uitgewerkt te worden. Organisaties: • Centrum voor Onderzoek en Innovatie in de Zorg (CRIC)
Onderzoekers:
• Monique Elseviers
Verlenen van wetenschappelijke bijstand bij de algemene ontwikkeling en/of opvolging van de door de opdrachtgever te bepalen cosmetische producten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Verlenen van wetenschappelijke bijstand bij de algemene ontwikkeling en/of opvolging van de door de opdrachtgever (Avery Dennison Bvba) te bepalen cosmetische producten. Aan de hand van de opgebouwde expertise in het kader van de Europese Cosmetische Wetgeving alsook in het domein van efficiëntiemetingen en formulering van cosmetica, wordt wetenschappelijke bijstand geleverd naargelang de noden en prioriteiten bepaald door de opdrachtgever. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • MARLEEN PAUWELS • VERA ROGIERS
Verhalen bij gezondheidscommunicatie: een multidiscplinaire benadering om het begrip te vergroten van de rollen en het gebruik van verhalen bij het overbrengen van gezondheidsinformatie en het wijzigen van levensstijl. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds EU. UA levert aan EU de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Media & ICT/Interpersoonlijke relaties in Organisaties & Samenleving (MIOS)
Onderzoekers: • Heidi Vandebosch
Vergelijkende studie betreffende diabetes type 2. Universiteit Antwerpen Abstract: Evaluatie van een regionale complexe interventie voor diabetes type 2 op basis van bestaande gezondheidsgegevens. Dit project heeft als doel de kwaliteit van zorg voor patiënten met diabetes type 2 te verbeteren en op deze wijze bij te dragen tot een verbetering van de kwaliteit van leven in het algemeen belang van deze groep patiënten. Binnen dit project wordt de vergelijkende studie afwerkt, aangaande de Diabetesprojecten van Aalst en Leuven. In beide regio's werd een regionaal shared care programma ontwikkeld en geïmplementeerd. In deze studie worden de bekomen resultaten in de Diabetesprojecten van Aalst en Leuven vergeleken met deze van de controle-regio Sint-Niklaas en wordt ook ingegaan op het kosten-baten aspect van de diverse interventie-modaliteiten. Om deze evaluatie uit te voeren, wordt een regionale diabetesdatabank opgebouwd op basis van gegevens van de verzekeringsinstellingen enerzijds en klinische laboratoria anderzijds. Volgende onderzoeksvragen zullen worden beantwoord: - Worden de procesparameters inzake diabeteszorg beter opgevolgd in het kader van het Diabetesproject Leuven en het Diabetesproject Aalst in vergelijking met de aangeboden reguliere zorg? - Hebben de interventies in het kader van het Diabetesproject Leuven en het Diabetesproject Aalst een significant effect gehad op enkele primaire patiëntenuitkomsten (HbA1c, LDL-C) in vergelijking met de aangeboden reguliere zorg? - Wat is de kostprijs (directe medische kost) per diabetes type 2 patiënt in de controle en interventieregio's (groepen)? - Wat zijn de 'vermeden kosten' door toepassing van het Diabetesproject Leuven en het Diabetesproject Aalst in vergelijking met de kosten verbonden aan de reguliere zorgverlening? Organisaties: • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Paul Van Royen
Verfijning van genetische risicobepaling van type 1 diabetes bij verwanten en in de algemene bevolking: samenstellen van homogene studiepopulaties voor evaluatie van interventies ter preventie van diabetes Vrije Universiteit Brussel Abstract: Type 1 diabetes is een vooralsnog ongeneeslijke aandoening waarvan de chronische invaliderende complicaties niet door insulinebehandeling kunnen vermeden worden. In België wordt het absoluut risico om type 1 diabetes te ontwikkelen voor 40 jaar geschat op 0.4%. De chronische complicaties verminderen de levenskwaliteit en -verwachting van de patiënt, veroorzaken psychosociale problemen, en eisen een hoge financiële tol. De meeste gevallen van type 1 diabetes zijn het gevolg van een wisselwerking tussen gedeeltelijk geïdentificeerde voorbeschikkende genetische factoren en nog grotendeels onbekende omgevingsfactoren welke een immuun-gemedieerde aanval tegen de pancreatische betacellen in gang zetten. Dosage van betacel-specifieke auto-antilichamen laat toe om in de preklinische fase de immuunaanval te identificeren en vormt de hoeksteen voor predictie. Preventie of uitstel van de klinische manifestatie van de ziekte zal een gunstig effect hebben op het ontstaan van chronische complicaties. Er bestaan actueel niet-toxische kandidaat-interventies (o.a. profylactische insulinetoediening, nicotinamide) welke bij het proefdier effectief blijken te zijn. Deze preventieve maatregelen worden actueel getest bij verwanten van gekende diabetespatiënten geselecteerd op antilichaam-positiviteit; in geval van bewezen werkzaamheid kunnen ze ook in de algemene bevolking uitgetest worden. Wil men op termijn de incidentie van de ziekte en van de chronische complicaties doen dalen, dan moet elk schema voor predictie en preventie finaal ook toepasbaar zijn in de algemene bevolking omdat het aantal sporadische gevallen van type 1 diabetes veel hoger (85%) is dan het aantal familiale gevallen. Er bestaan echter grote interindividuele verschillen in progressiesnelheid van betaceldestructie in de preklinische fase . Alhoewel veel antilichaam-positieve personen op zeer jonge leeftijd de ziekte zullen krijgen, stelt men vast dat het aantal antilichaam-positieve kinderen veel hoger is dan het aantal patiënten dat snel diabetes zal ontwikkelen. Type 1 diabetes verschijnt dan ook meestal op volwassen leeftijd en met een doorgaans milder fenotype (verminderde neiging tot ketosis en insulinebehoeften, grotere residuele betacelmassa weerspiegeld door hogere residuele C-peptidespiegels), en met gemiddeld lagere spiegels van bepaalde diabetes-specifieke autoantilichamen (tegen eilandjescellen, ICA; insuline, IAA; en IA-2-eiwit, IA2-A). Sommige merker-positieve personen zullen niet of slechts traag evolueren naar hyperglycemie en klinische diabetes, zelfs zonder preventieve behandeling. Deze heterogeniteit heeft aldus tot gevolg dat - om enig significant therapeutisch effect te kunnen waarnemen - er grote aantallen personen in een preventiestudie moeten opgenomen worden, waarvan een deel nodeloos zou blootgesteld worden aan preventieve medicatie. Er zijn aanwijzingen dat HLA klasse II allelen de progressiesnelheid naar diabetes kunnen moduleren. Gecombineerd gebruik van antilichaammerkers en genetische merkers zou dan toelaten om proefpersonen met een meer homogeen risico op diabetes te selecteren voor preventiestudies. Vooraleer dit in de praktijk te kunnen brengen moeten de genetische determinanten van het ontstaan of de bevordering van diabetes (± 15 loci) beter gekend zijn. Zij vormen op zich echter vrij zwakke predictoren voor het later ontstaan van diabetes. De belangrijkste zijn HLA klasse II genen op chromosoom 6, vnl. HLA-DQ en in mindere mate DR genen, die samen ongeveer 50% van het genetisch risico vertegenwoordigen, andere genen uit de HLA regio (klasse I en klasse III) en een aantal niet-HLA genen waarvan het insulinegen-promotergebied (5' INS) het best gekarakteriseerd is. Een aantal van deze genetische merkers blijkt geassocieerd te zijn met een jongere leeftijd bij diagnose (HLA-
DQA1*-DQB1* 0301-0302/0501-0201 [klasse II], MICA [klasse I]), het mannelijk overwicht aan diabetespatiënten (mogelijke rol van X-chromosoomlocus), of een kleinere residuele betacelcapaciteit bij diagnose (HLA-A24 [klasse I]). De associaties van het MICA- en HLA-A-gen met type 1 diabetes zijn tot dusver onvoldoende bestudeerd geworden in HLA-DQ-identieke studiepopulaties. De ontrafeling van de rol van deze genetische factoren bij de etiologie van type 1 diabetes en bij de progressiesnelheid van betaceldestructie wordt echter bemoeilijkt door onderlinge interactie van deze genen of hun genproducten bv. tussen DQ en 5'INS, of door sterk 'linkage disequilibrium' tussen HLA-loci bv. DQB1*03 en DRB1*04 (DR4). Het schatten van de elk op zich zwakke bijdrage van deze additionele HLA en niet-HLA factoren moet bovendien gebeuren tegen de achtergrond van de relatief sterke HLA-DQ invloed. De meest specifieke genetische merker (heterozygoot HLA-DQA1*-DQB1* genotype 03010302/0501-0201) komt voor bij niet meer dan 2% van de algemene bevolking tegen ongeveer 30% van de type 1 patiënten; aanwezigheid van deze merker verleent op zich slechts 5-10% absoluut risico op het ontwikkelen van diabetes.Verfijning van de genetische risicobepaling door betere kennis van de interacties tussen verschillende genetische risicofactoren en van de interacties tussen genetische risicofactoren en antilichaammerkers bij diagnose en in de preklinische fase kan de selectie van verwanten voor preventiestudies verbeteren. Deze selectie zou ook toelaten om de selectie van risicopersonen uit de algemene bevolking te stroomlijnen aangezien eerstelijns genetische screening gevolgd door opvolging voor het verschijnen van antilichamen als de meest aangewezen strategie beschouwd wordt voor de selectie van proefpersonen voor preventiestudies van sporadische gevallen. Organisaties: • Medische Biochemie
Onderzoekers: • BART VAN DER AUWERA
Verfijning en validatie van 'sewage epidemiology' om druggebruik in de algemene bevolking in te schatten. Universiteit Antwerpen Abstract: In this post-doctoral mandate, I will validate and refine an innovative approach for estimating illicit drug use in the general population based on sewage analysis for human excretion products of these substances ("sewage epidemiology"). In the first objective of this proposal, I will validate the approach by simultaneously executing a drug consumption questionnaire (the gold standard at this moment) and sewage epidemiology for a well-defined population and time period. The data resulting from both approaches will be compared and can serve as a validation of sewage epidemiology. The second objective focuses on refining sewage epidemiology backcalculations, by addressing the issue of estimating the population contributing to a specific sewage system in an objective, dynamic and real-time way. Different approaches for estimating the real amount of people contributing to a specific sewage system will be based on the analysis of specific markers in sewage that result from human activity. The last objective deals with applying sewage epidemiology for new and innovative purposes, such as the exploratory investigation of the use of new and emerging substances and through the execution of uniformed Europe-wide monitoring studies that allow reliable international comparisons on the epidemiology of illicit drug use. It is expected that the successful completion of these objectives will have positive implications for international drug policy and public health. Organisaties: • Toxicologie
Onderzoekers: • Philippe Jorens • Hugo Neels • Adrian Covaci • Alexander van Nuijs