www.researchportal.be - 13 Jan 2016 10:45:06
Onderzoeksprojecten (80 - 100 van 531) Zoekfilter: Classificaties: Volksgezondheid, epidemiologie
Opstellen van veiligheids-en efficiëntiedossiers van cosmetische producten volgens de voorschriften van de gangbare Europese Cosmetische Wetgeving. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Opstellen van veiligheids-en efficiëntiedossiers van cosmetische producten volgens de voorschriften van de gangsbare Europese Cosmetische Wetgeving voor de firma Soprodal NV. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • MARLEEN PAUWELS • VERA ROGIERS
Onderzoek naar Ontwikkeling v/e gebruiksvriendelijk informatiesysteem v/h chemisch risico in beroepsomgeving ikv Europees project "Risques chimiques" (N°23- DOCUP fédéral FSE) Vrije Universiteit Brussel Abstract: De doelstelling van dit project is het ontwikkelen van een beheersinstrument van het scheikundig risico ten behoeve van de preventieraadgevers, de administraties (bijvoorbeeld Tewerkstelling en Arbeid, Volksgezondheid), het Fonds voor Beroepsziekten en de organisaties die de sociale partners vertegenwoordigen. Ter aanvulling van de vaak zeer academische wetenschappelijke publicaties beoogt dit instrument het ter beschikking stellen van informatie, een toenaderingsweg en rechtstreeks nuttige en praktische aanbevelingen, die zeer snel toegankelijk zijn en regelmatig bijgehouden worden dankzij internet-technologie. Het instrument richt zich op het toxicologische aspect van de verplichtingen voorzien door de Codex over het Welzijn op het Werk die vrij dikwijls tot moeilijkheden leidt in de dagelijkse praktijk. In bepaalde gevallen (bijvoorbeeld de KMOs) bestaat de moeilijkheid eruit de informatie te vinden, in andere situaties zit het probleem in het sorteren van deze soms zeer omslachtige informatie, er de krijtlijnen uithalen, of nog, het verwoorden van praktische aanbevelingen voor de medische opvolging van blootgestelde werknemers. Tot op heden werden twee onafhankelijke instrumenten ontwikkeld, die elk een bijzonder aspect van het scheikundige risico dekt. Enerzijds een methodologische benadering van de evaluatie van het scheikundige risico verenigbaar met de preventiepolitiek in de schoot van de ondernemingen, KMO's inbegrepen (REGETOX: http://www.regetox.med.ulg.ac.be). Dit eerste lijn-instrument werd ontwikkeld aan de Universiteit van Luik. En daarnaast een evaluatie-instrument van het carcinogeen/mutageen risico (Carcinogenic Risk in Occupational Settings, CRIOS: http://www.crios.be) ontwikkeld aan de VUB, de KUL, de ULg, de RUG, en de UCL. Het huidige project is toegespitst op de potentiële complementariteit van deze twee initiatieven waarvan de promotoren de interactie in partnerschap met het FBZ wensen te promoveren. Organisaties: • Cellulaire Genetica
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
Evaluatie van de kwaliteit van terminale palliatieve zorg in de thuiszorg: het perspectief van de patiënt. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Tot op heden is in Vlaanderen geen patiëntgericht onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van palliatieve thuiszorg, meer specifiek naar de verschillen tussen het palliatieve en reguliere zorgsysteem en naar de meerwaarde van palliatieve zorg voor de levenskwaliteit van terminaal zieke patiënten. Deze studie evalueert de kwaliteit van de palliatieve thuiszorg adhv een prospectief, case-control en longitudinaal patiëntenonderzoek. We vergelijken de kwaliteit van zorg, in termen van het zorgproces (welke zorg precies verleend wordt) en de zorguitkomst (kwaliteit van leven en sterven), van de palliatieve thuiszorgequipes met de kwaliteit van zorg in de reguliere thuiszorg, en bestuderen de evolutie van de kwaliteit van de geleverde zorg gedurende de laatste 6 levensmaanden van terminaal zieke patiënten. We evalueren de zorg adhv informatie van de patiënt zelf, diens mantelverzorger en professioneel verzorger. Via hun huisartsen includeren we minimum 30 patiënten die thuiszorg verkrijgen door de palliatieve thuiszorgequipe Omega (Regio Brussel-Halle-Vilvoorde) en minimum 30 patiënten die reguliere thuiszorg verkrijgen, over een periode van twee jaar inclusie. We matchen deze patiënten minimaal volgens aandoening en levensduurverwachting. We combineren kwantitatieve (vragenlijsten) en kwalitatieve (semi-gestructureerde interviews) meetinstrumenten om de zorgprocessen en uitkomstmaten op geregelde tijdstippen tijdens de laatste 6 levensmaanden en éénmalig na het overlijden te evalueren. Rekening houdend met de ethische overwegingen bij patiëntenonderzoek, ontwikkelen we strikte ethische procedures en sturen deze ter goedkeuring naar het Ethisch Comité van het AZ-VUB. Organisaties: • Zorg rond het levenseinde
Onderzoekers: • JOHAN BILSEN • LUC DELIENS • Katrien DRIESKENS • Lieve VAN DEN BLOCK • REGINALD DESCHEPPER • WILLEM DISTELMANS
Wetenschappelijke evaluatie van de consumptie van antibiotica voor menselijk gebruik (ESAC2). Universiteit Antwerpen Abstract: Er zal getracht worden om de registratie van antibiotica in alle Europese landen te harmoniseren. Er zal een data collectie systeem ontwikkeld worden met gestandaardiseerde gegevens betreffende antibioticaverbruik in de verschillende Europese landen, uitgedrukt in volume en kostprijs, afzonderlijk voor de ambulante en de hospitaalsector. Bovendien zal deze databank ook gegevens bevatten ivm determinanten van antibioticagebruik, kwaliteitsindicatoren voor het opzetten van een degelijk antibioticabeleid, strategieën om het antibioticagebruik te beperken en een referentielijst van lopende projecten en gepubliceerde studies op nationaal en internationaal niveau. Zowel wetenschappers als gezondheidsdiensten zullen de databank kunnen raadplegen om verbruiksgegevens te koppelen aan resistentiepatronen en om de resultaten van interventies op het antibiotica gebruik te kunnen evalueren. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Herman Goossens
Wetenschappelijk en technische ondersteuning van activiteiten v/h kabinet leefmilieu omtrent de milieubeleidsvelden die behoren tot de federale bevoegdheid. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het project omvat volgende taken: 1) Het voorbereiden van documenten die mogelijk maken een beleid rond fijn stof te initiëren en uit te bouwen. In een eerste fase zullen volgende documenten worden voorbereid: - Basiselementen van een Federaal Plan voor Reductie van Deeltjesvervuiling - Gevoerde Beleid in het Kader van Fijn Stof in het Buitenland 2) Op basis van deze documenten zullen, in samenspraak met het kabinet, initiatieven genomen worden om middels overleg en wetenschappelijk onderbouwd de beleidsvoornemens te verfijnen. Deze initiatieven zullen met rapporten worden gedocumenteerd. 3) Deelname aan de noodzakelijke vergaderingen. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
Rationeel voorschrijven van antibiotica bij acute rhinosinusitis : evaluatie van de impact en kosten van implementatiestrategieën uitgaande van een multidisciplinaire evidence-based richtlijn. Universiteit Antwerpen Abstract: De doelstelling van dit project ligt in de lijn van de Commissie voor de Coordinatie van het Antibioticabeleid (BAPCOC, FOD Volksgezondheid), m.n. een doelmatig gebruik van antibiotica. Het voorgelegde project wordt ingediend door de twee Vlaamse universiteiten die zich hebben onderscheiden in het exploreren, beschrijven en optimaliseren van het voorschrijven van antibiotica voor luchtweginfecties in het kader van de alarmerend toenemende antimicrobiele resistentie. Zoals (uit de referenties) zal blijken, brachten we het huidige voorschrijfgedrag voor o.a. acute keelpijn, acute hoest en acute rhinosinusitis in kaart, liggen we aan de basis van de ontwikkeling van 'evidence based' richtlijnen 'voor goede medische praktijk', resp. 'voor het goed gebruik van antibiotica' voor deze aandoeningen, en vonden we aanwijzingen dat het implementeren van aanbevelingen in de huisartspraktijk door middel van onafhankelijke artsenbezoekers effectief kan zijn om 'antibiotica minder vaak en beter' te gebruiken in Vlaanderen. Ons eerder klinisch onderzoek werd ook moeilijk door sponsors zoals de farmaceutische industrie gesteund gezien onze vraagstelling niet direct een onmiddellijk commer- cieel of promotioneel karakter heeft. We laten ons bijstaan door Flora Haaijer-Ruskamp van de Universiteit van Groningen, die in dit domein reeds jaren onderzoek verricht. Organisaties: • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Samuel Coenen • Paul Van Royen
Universitair Wetenschappelijk Instituut voor Drugproblemen : terreinverkenning en uitbouw van het academisch netwerk. Universiteit Antwerpen Abstract: Het UWID - Universitair Wetenschappelijk Instituut voor Drugproblemen, is een interuniversitair instituut dat zich tot doel stelt om alle krachten rond preventie, hulpverlening, onderzoek en dienstbetoon m.b.t. de drugsthematiek in Vlaanderen te bundelen. Bestaande initiatieven worden ondersteund en kennis rond de drugsthematiek wordt samengebracht om versnippering van de onderzoeksbudgetten tegen te gaan en om tot waardevollere onderzoeksresultaten te komen. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Guido Van Hal
Verbeteren van de Europese volksgezondheid door modellering en economische evaluatie van interventies voor de controle van infectieziektes (POLYMOD). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit internationaal EU project beoogt de methodes van modellering en economische evaluatie van interventies voor de controle van infectieziektes (voornamelijk vaccinatie) te optimaliseren. Met name nieuwe informatie over hoe mensen sociaal mixen, en hoe dit bijdraagt tot de verspreiding van infectieziektes in Europa, zal worden verzameld en op optimale wijze gebruikt worden in dynamische mathematische simulatiemodellen. Deze technieken zullen toegepast worden op specifieke interventies in combinatie met economische evaluatie. De resultaten van deze analyses zullen rechtstreeks beschikbaar worden gemaakt voor de besluitvorming in 15 Europese landen. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Pierre Van Damme • Philippe Beutels
Raamovereenkomst i.v.m. de gezondheid en het welzijn door de ontwikkeling van initiatieven op het vlak van informatie en preventie. Promotie van initiatieven m.b.t. het bevorderen van de samenwerking en de communicatie tussen de huisartsen en patiënten. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project wil initiatieven ontwikkelen ter bevordering van de samenwerking en communicaties tussen huisartsen en patiënten, in het bijzonder door een internetgebaseerde toepassing. Daartoe zullen artikels of teksten ter beschikking gesteld worden die verband houden met gezondheidspreventie en die benevita wenst te publiceren. Daarnaast kunnen inhoudelijke dossiers m.b.t. gezondheid of welzijn alsook concepten die bijdragen tot de samenwerking van huisartsen en patienten worden ontwikkeld. Tot slot worden testomgevingen voor wetenschappelijk onderzoek georganiseerd. Organisaties: • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Paul Van Royen
Subfenotypering van otosclerose : multi-disciplinaire diagnostiek voor cochleaire otosclerose. Universiteit Antwerpen Abstract: Otosclerose is een frequent voorkomende botabnormaliteit van het otisch kapsel, gekenmerkt door abnormale resorptie en redepositie van bot. Men maakt een onderscheid tussen histologische en klinische otosclerose. Histologische otosclerose betekent dat de aanwezigheid van otosclerose post mortem gediagnosticeerd werd bij histologisch onderzoek van rotsbeenderen. Klinische otosclerose betekent de aanwezigheid van
geleidings- of gemengde doofheid veroorzaakt door stapediale fixatie of ronde venster abnormaliteiten. Er is echter een belangrijke discrepantie in de prevalenties van beide vormen, respectievelijk 2.5 % voor histologische otosclerose en 0.3 % voor klinische otosclerose. Otosclerose wordt dus in de klinische praktijk duidelijk (factor 8!) ondergediagnosticeerd. Deze discrepantie tussen histologische en klinische otosclerose wordt veroorzaakt door de variabele topografie van de otosclerotische foci in het otische kapsel: niet alle lokalisaties veroorzaken een typische symptomatologie. Indien het gaat om fenestrale otosclerose (ovale of ronde venster) is de diagnose relatief gemakkelijk te stellen met audiometrische en tympanometrische technieken. Hier vindt men de aanwezigheid van een conductief of gemengd gehoorverlies, al dan niet met een kenmerkende Carhart notch. Indien de otosclerotische haarden elders in het otische kapsel voorkomen, kan deze zogenaamde 'cochleaire otosclerose' audiometrisch moeilijk gedifferentieerd worden van andere vormen van perceptief gehoorverlies. Door middel van radiologische beeldvorming kan in een aantal gevallen de diagnose van cochleaire otosclerose gesteld worden, hoewel met de huidige systemen de letsels meestal slecht herkenbaar zijn. Concluderend kan gesteld worden dat gezien de hoge frequentie in de populatie er een grote nood bestaat aan een sensitievere en specifiekere diagnostiek voor cochleaire otosclerose, zowel klinisch als radiologisch. Bovendien blijkt otosclerose een genetisch complexe aandoening veroorzaakt door een interactie van genen en omgevingsfactoren. De invloed van deze interactie is momenteel onvoldoende gekend maar ligt waarschijnlijk gedeeltelijk aan de basis van de heterogene fenotypische karakteristieken. Verdere classificatie van deze otosclerotische subfenotypes is dan ook een conditio sine qua non voor de klinische diagnostiek. Wanneer wetenschappelijk onderzoek erin slaagt eenduidig risicofactoren uit de omgeving of van genetische aard aan te duiden en deze te correleren aan fenotypische karakteristieken is de basis hiervoor gelegd. De fundamentele inzichten in het ontstaansmechanisme van otosclerose en de concretere classificatie van otosclerosesubfenotypes verworven door dit project, zal de NKO-artsen toelaten een meer specifieke diagnose te stellen. Op deze manier zal de huidige symptomatische aanpak van otosclerose evolueren naar een meer individu-specifieke aanpak. Organisaties: • Translationele Neurowetenschappen (TNW)
Onderzoekers: • Kris A B Van Den Bogaert • Paul Parizel • Paul Van de Heyning • Guido Van Camp
De rol van knaagdieren in de epidemiologie van mycobacteriële ziekten in Afrika. Universiteit Antwerpen Abstract: Mycobacteriën kunnen allerlei ziekten veroorzaken, o.a. lepra, tuberculose en Buruli ulcer. Vanwege het stijgend aantal HIV-positieve patiënten, voornamelijk in de ontwikkelingslanden, is de controle van dergelijke mycobacteriële ziekten heel belangrijk. Knaagdieren kunnen een reservoir zijn voor mycobacteriën en daardoor een bron van infectie voor mens en vee. Het is echter nog niet duidelijk wat de verspreiding is van mycobacteriële infecties bij knaagdieren en wat hun rol is bij de overdracht van de infectie naar mensen. Een beter inzicht in de rol van knaagdieren zal belangrijke informatie opleveren voor het begrijpen van de epidemiologie van mycobacteriële aandoeningen in dichtbevolkte gebieden, onder omstandigheden met een relatief laag niveau van openbare hygiëne, zoals rond zich snel uitbreidende Afrikaanse steden. In dit onderzoek zal getracht worden om de mycobacteriële flora van knaagdieren in en rond een Afrikaanse stad te inventariseren. De bekomen stammen zullen worden vergeleken met behulp van moleculaire technieken met de mycobacteriën die in de humane populatie, en bij vee, worden aangetroffen. Eerdere studies richtten zich enkel of op mensen, of op dieren, en onderzoek naar natuurlijke reservoirsoorten is zo goed als onbestaande. De veterinaire component wordt ingesloten enerzijds omwille van het economisch belang van de veestapel zelf, maar vooral omwille van het feit dat vee een algemene infectiebron is voor zoönotische tuberculose bij de mens. Het uiteindelijke objectief is om door een beter begrip van de ecologie van deze infecties tot een betere beheersing van de ziekte met meer efficiënte controlestrategieën te komen. Organisaties: • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Herwig Leirs • Lies Durnez
Modellering van evacuatiesituaties met behulp van geografische netwerkanalyses Universiteit Gent Abstract: Het vooropgesteld onderzoek beoogt bestaande microsimulatiemodellen voor evaluatiesituaties te vergelijken, verder uit te breiden en te integreren in een GIS-omgeving. Hierdoor wordt het mogelijk om simulaties van meerdere aaneengeschakelde locaties uit te voeren op geografische netwerken en om evaluaties / panieksituaties te simuleren die zich kunnen afspelen bij manifestaties of crisissituaties binnen (een deel van) een stad. Organisaties: • Vakgroep Geografie
Onderzoekers: • Walter Buylaert • Philippe De Maeyer
Studie van de vaccinatiegraad van jonge kinderen en adolescenten in Vlaanderen in 2004. (perceel 1 en perceel 2) Universiteit Antwerpen Abstract: Effectieve controle vereist surveillance van infectieziekten op verschillende vlakken, onder andere van vaccinatiegegevens. Vermits de registratiegegevens over vaccins van georganiseerde preventieve diensten niet volledig zijn, werd in 1999 voor de eerste maal een representatieve steekproef van de vaccinatiestatus van jonge kinderen tussen 18 en 24 maanden onderzocht. Deze meting wordt in 2005 herhaald en uitgebreid naar adolescenten en 7-jarigen om de actuele toestand te kennen en eventuele evoluties vast te stellen. In totaal zullen 3700 kinderen worden bevraagd over hun vaccinatietoestand. Bovendien zullen gemeenschappelijke kenmerken van niet- of onvolledig gevaccineerde kinderen worden nagegaan, met voorstellen voor beleidsondersteunende maatregelen als gevolg. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Pierre Van Damme
Registers van acute coronaire aanvallen in de stad Gent en in de regio Brugge Universiteit Gent Abstract: Doelstellingen: De tijdstrend van incidentie, lethaliteit en sterfte tgv acute coronaire aanvallen te volgen Bij te dragen tot kwaliteitsverbetering van sterftestatistieken De effectiviteit van behandelingswijze in de gezondheidszorg te beoordelen Organisaties: • Vakgroep Maatschappelijke gezondheidkunde
Onderzoekers:
• Gui De Backer
Milieuvriendelijke hulpstoffen voor een duurzame gewasbescherming Hogeschool Gent Abstract: Chemische gewasbeschermingsmiddelen spelen nog steeds een hoofdrol in de bestrijding van ziekten en plagen niettemin de laatste jaren aanzienlijke inspanningen geleverd zijn om de productiesystemen in land- en tuinbouw minder afhankelijk te maken van chemische gewasbescherming (o.a. door integratie van biologische en mechanische bestrijdingstechnieken, aandacht voor tolerante rassen, meer vruchtwisseling, …). Tevens werd het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen gerichter (o.a. door het invoeren van meer waarschuwingssystemen), performanter (o.a. door nieuwe spuittechnologie) en milieuvriendelijker (o.a. door het schrappen van milieuonvriendelijke middelen). Dit uitte zich in een significante daling van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen t.a.v. het ijkjaar 1990.Bij het toepassen van chemische en biologische gewasbeschermingsmiddelen wordt gebruik gemaakt van hulpstoffen of adjuvants. Dit zijn een heterogene groep van chemische verbindingen die de werking van de werkza(a)m(e) stof(fen) van gewasbeschermingsmiddelen verbeteren, de formulering stabiliseren, de risico's voor de gebruiker verkleinen en de kans op milieucontaminatie verminderen o.a. door driftreductie en beperking van de verdamping. De impact van hulpstoffen op de biologische activiteit van gewasbeschermingsmiddelen is groot omwille van het feit dat ze op een directe wijze de opname en herverdeling van werkzame stoffen in de plant, de grootte en persistentie van het depot van de gewasbeschermingsmiddelen op de plant, de grootte van het contactoppervlakte van de spuitoplossing met het targetorganisme, e.a. beïnvloeden. Een gerichte en efficiënte toediening van gewasbeschermingsmiddelen is derhalve onmogelijk zonder de inzet van hulpstoffen. Tevens past de inzet van adequaat werkende hulpstoffen in een milieuvriendelijke toediening van chemische gewasbeschermingsmiddelen: door een verbeterde biologische activiteit moet minder werkzame stof worden gedoseerd, een betere regenvastheid leidt tot minder bespuitingen en een beperking van drift en verdamping geeft minder milieucontaminatie.Het project wil op zoek gaan naar milieu en toxicologisch vriendelijke hulpstoffen. Het project wil in deze context zowel synthetische, semi-synthetische (afgeleid van natuurlijke verbindingen) als biologische verbindingen evalueren. Het project wil zich beperken tot deze hulpmiddelen die zorgen voor een verbeterde werkingsefficiëntie bij bladtoedieningen van gewasbeschermingsmiddelen. Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Geert Haesaert
Additieven in de plantenbescherming: inventarisatie, eigenschappen, gebruik, neveneffecten en ontwikkeling van experimentarium. Hogeschool Gent Abstract: In een eerste luik wordt gepoogd een overzicht te geven van de gebruikte hulpstoffen (additieven + adjuvantia) in de plantenbescherming. Een tweede luik van het onderzoek behelst de ontwikkeling van experimentele methodieken die van belang zijn bij de beleidskundige evaluatie van de werking en de noodzaak of het nut van hulpstoffen. De activiteit van een werkzame stof en de beïnvloeding ervan door hulpstoffen wordt in sterke mate mede bepaald door omgevingsparameters voor, tijdens en na toediening. Experimenten in een gestandaardiseerde omgeving zullen de biologische activiteit, de synergetische werking en de fytotoxiciteit van een selectie representatieve hulpstoffen in combinatie met verschillende gewasbeschermingsmiddelen vastleggen. Veldproeven dienen als toetsingskader voor de resultaten van de laboratoriumtesten. In een derde luik zal daarbij veel aandacht besteed worden aan het residuverloop van hulpstoffen. Vanwege hun zeer specifieke scheikundige structuur en eigenschappen stellen ze heel wat problemen waardoor ze niet altijd kunnen bepaald worden via de gangbare residubepalingsmethodes van bijvoorbeeld pesticiden. Een methodologie die eenvoudig een selectie representatieve hulpstoffen analytisch bepaalt, laat toe om meer inzicht te verwerven over de omvang en de impact in de voedselketen en het milieu. Veldproeven stellen de afbraakdynamiek op voor residu’s van hulpstoffen in diverse gewassen en bodem in praktijkomstandigheden. Naast de residuproblematiek zullen bio-assays worden uitgewerkt. Het gebruik van een biosensor-benadering geeft heel wat mogelijkheden i.v.m. de impact-evaluatie. Recent onderzoek heeft aangetoond dat dergelijke assays zich o.a. uitermate lenen tot het ontrafelen van toxische werkingsmechanismen van chemicaliën (Belkin et al. 1997, De Coen et al. 2002). Bovendien werd ermee duidelijk dat biosensoren mengseltoxiciteit op een zeer gedetailleerde manier in kaart kunnen brengen.In een vierde luik wordt tot slot een evaluatiesysteem betreffende het gebruik van hulpstoffen uitgewerkt. De neveneffecten van adjuvantia en additieven kunnen in dit luik geëvalueerd worden aan de hand van een risico-analysesysteem in analogie met een PIAS-benadering (Pesticide Impact Assessment System) zoals de POCER indicator van de UGent (Vercruysse & Steurbaut, 2001). Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Geert Haesaert
Flexibele wiskundige en statistische modellen voor microbiologische risicobeoordeling. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoek past in een breed interdisciplinair onderzoeksgebied en wil zich voornamelijk toespitsen op het modelleren van complexe (gecorreleerde) datastructuren en het daarmee gepaard gaande theoretisch raamkader voor betrouwbare inferentie. In het bijzonder wil het zich toespitsen op het ontwikkelen van flexibele wiskundige en statistische modellen voor microbiologische risicobeoordeling van zoonoses in de voedselketen. Organisaties: • Translationele Neurowetenschappen (TNW)
Onderzoekers: • Patrick Cras
Effectieve en aanvaardbare strategieën voor de controle van SARS en andere opkomende infecties in China en Europa (SARSControl). Universiteit Antwerpen Abstract: Effectieve en aanvaardbare strategieën voor de controle van SARS en andere opkomende infecties in China en Europa (SARSControl). Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Pierre Van Damme • Philippe Beutels
Ontwikkeling van een methodologie voor de kwantitatieve beoordeling van zoönotische risico's in België toegepast op het model Salmonella bij varkens Universiteit Gent Abstract: Het project beoogt een robuust systeem te ontwikkelen voor de kwantitatieve beoordeling voor zoönosen in de voedselketen. Het systeem zal ontwikkeld worden aan de hand van de problematiek omtrent salmonellose in de varkenssector en met Belgische of voor België relevante
gegevens. Het project zal onder andere gebruik maken van reeds beschreven methoden voor kwantitatieve risico-evaluatie om het systeem op te bouwen. Organisaties: • Vakgroep Veterinaire volksgezondheid en voedselveiligheid • Vakgroep Duurzame Organische Chemie en Technologie
Onderzoekers: • Lieven De Zutter • Dominick Maes
EUROASPIRE III - European Action on Secondary and Primary Prevention by Intervention to Reduce Events Universiteit Gent Abstract: The main objectives of EUROASPIRE III are to determine in patients with established CHD and in high multifacorialrisk individual whether the European recommendations on CVD prevention are being followed. EUROASPIRE III - European Action on Secondary and Primary Prevention by Intervention to Reduce Events. Organisaties: • Vakgroep Maatschappelijke gezondheidkunde
Onderzoekers: • Gui De Backer