Onderzoek Pilot Zorgtalent Een inventariserend onderzoek naar de kwaliteit van praktijkstages HBO-V en de beeldvorming van studenten HBO-V over het (toekomstige) werkveld
Dit is een uitgave van CMO Flevoland. Auteur:
Ronald Canwood en Karlijn de Vries
Datum:
December 2015
2
Inhoud 1.
Inleiding ............................................................................................................................................... 4 1.1 Onderzoeksvragen .................................................................................................................................... 4 1.2 Doelgroep ................................................................................................................................................. 4 1.3 Werkwijze ................................................................................................................................................. 4
2.
Responsanalyse ................................................................................................................................... 5 2.1 Respons .................................................................................................................................................... 5 2.2 Achtergrondkenmerken ........................................................................................................................... 5
3.
Verwachtingen, beleving en kwaliteit van de praktijkstages HBO-V studenten ................................... 8 3.1 Verwachtingen van de praktijkstage ........................................................................................................ 8 3.2 Ervaringen met de praktijkstage .............................................................................................................. 9 3.3 Invloed stage op keuze beroep en beeldvorming werkveld ................................................................... 12 3.5 Belangrijk aan de praktijkstage .............................................................................................................. 13
4.
Associaties van studenten met de verschillende zorgsectoren. ......................................................... 14 4.1 Beeldvorming bij de verschillende branches .......................................................................................... 14 4.2 Achtergrond beeldvorming VVT sector .................................................................................................. 15
5.
De aantrekkelijkheid van de verschillende zorgbranches ................................................................... 15 5.1 Branches waarin Hbo-V studenten aan de slag willen gaan ................................................................... 16 5.2 Meest en minst populaire sectoren ....................................................................................................... 16 5.3 Ervaringen meest en minst populaire sector ......................................................................................... 18
6.
De aantrekkelijkheid van de VVT sector............................................................................................. 19 6.1
Aantrekkelijkheid van de VVT sector ............................................................................................... 19
6.2 Voor- en nadelen VVT sector .................................................................................................................. 20 6.3 Aanbeveling VVT sector .......................................................................................................................... 21 6.4 Rol van onderwijs bij aantrekkingskracht VVT sector ............................................................................ 22 7.
Aantrekkelijkheid van Flevoland als werkgebied voor HBO-V studenten ........................................... 22 7.1 Flevoland als aantrekkelijke regio om in te werken ............................................................................... 22 7.2 Voorkeur om in Flevoland te werken ..................................................................................................... 23
8.
Alternatieve stages ............................................................................................................................ 23 8.1 Houding t.o.v. alternatieve stages .......................................................................................................... 24 8.2 Belangrijk in alternatieve stages............................................................................................................. 24
9.
Conclusies Onderzoek Zorgtalent Flevoland ...................................................................................... 24
3
1. Inleiding De zorgsector staat voor grote uitdagingen. Beheersing van kosten, voldoen aan wet- en regelgeving, beperken van operationele belasting maar ook goed werkgeverschap, inzetbaarheid van medewerkers en imago als werkgever. En dat alles terwijl de zorgsector onderhevig is aan een grootscheepse transitie die op al deze onderwerpen fors inwerkt. Zowelwerk*, Windesheim Flevoland en de Zorgpartners voeren de 'pilot Zorgtalent' uit. Met de pilot willen wij dat er voor Flevoland nu en in de toekomst voldoende hoog gekwalificeerd personeel beschikbaar is voor alle zorgorganisaties (met name de VVT* branche). In het kader van deze pilot heeft Zowelwerk een verkennend onderzoek uitgevoerd, naar de kwaliteit van de praktijkstages HBO-V en de beeldvorming van HBO-V studenten over het werkveld.
1.1 Onderzoeksvragen Het onderzoek bestaat uit de volgende onderzoeksvragen: 1.
Hoe ervaren studenten HBO-V de kwaliteit van de praktijkstages en de verpleegkundig docent? Welke verbetermogelijkheden kunnen hieruit worden afgeleid?
2.
Welk beeld hebben studenten HBO-V over het toekomstige werkveld? Welke branches worden als meest en minst populair ervaren? Welke overwegingen spelen daarbij een rol?
3.
Welk beeld hebben studenten HBO-V van de VVT-sector in het bijzonder? Welke acties kunnen worden ondernomen om de VVT-sector aantrekkelijker te maken?
4.
In hoeverre vinden studenten HBO-V de regio Flevoland een aantrekkelijke regio om in te werken? Welke overwegingen spelen daarbij een rol?
5.
Wat vinden studenten HBO-V belangrijk aan alternatieve stagevormen? In hoeverre zijn studenten HBO-V geïnteresseerd om hieraan deel te nemen?
1.2 Doelgroep Het onderzoek is gericht op 2e, 3e en 4e-jaars studenten HBO-V van Hogeschool Windesheim en VIAA.
1.3 Werkwijze De voorbereiding en uitvoering van het onderzoek hebben plaatsgevonden in het najaar van 2015. De volgende activiteiten zijn voor dit onderzoek uitgevoerd:
Opstellen van de vragenlijst o.b.v. literatuurstudie. De definitieve vragenlijst bestaat uit de volgende hoofdonderwerpen: (1) Ervaringen en kwaliteit praktijkstages, (2) Beeldvorming aantrekkelijkheid branche en branchekeuze, (3) Werken in de regio, (4) Alternatieve stages (5) Begeleiding uit school.
De ontwikkelde vragenlijst is uitgezet onder studenten van Hogeschool Windesheim en Hogeschool VIIA. De studenten van Hogeschool Windesheim hebben een papieren versie van de vragenlijst ingevuld, waarna de gegevens door Zowelwerk zijn gedigitaliseerd. De studenten van VIIA hebben de vragenlijst online ingevuld.
De studenten hadden twee weken de tijd om de vragenlijst in te vullen en te retourneren.
De binnengekomen vragenlijsten zijn door Zowelwerk geanalyseerd en verwerkt in dit eindrapport.
4
2. Responsanalyse 2.1 Respons In totaal 81 studenten zijn benaderd voor deelname aan het onderzoek, waarvan 52 studenten van Hogeschool Windesheim en 29 studenten van VIIA. Van Hogeschool Windesheim hebben 47 studenten de vragenlijst ingevuld. Van Hogeschool VIIA hebben 4 studenten de vragenlijst ingevuld. Dit komt neer op een bruto respons van 63,0% (N = 51). Van de ingevulde vragenlijsten bleken vier niet geschikt voor verdere analyse, omdat deze onvolledig waren ingevuld (minder dan de helft van de vragen was beantwoord). De analyse is daarom uitgevoerd met 47 vragenlijsten. Het nettoresponspercentage komt daarmee op 58,0%. Tabel 1. Responsoverzicht totaal Bruto verstuurd
Bruto respons
Netto respons
% Bruto respons
% Netto respons
N 52 29 81
N 47 4 51
N 45 2 47
% 90,4% 13,8% 63,0%
% 86,5% 6,9% 58,0%
Windesheim VIIA Totaal
2.2 Achtergrondkenmerken In onderstaande paragrafen worden de achtergrondkenmerken van de responsgroep besproken. Leeftijd De gemiddelde leeftijd van de respondenten (N=44) is 21,9 jaar. De jongste respondent is 18 jaar, de oudste respondent is 37 jaar. Geslacht Van alle respondenten (N=47) is 91,5% vrouw en 8,5% man. Figuur 1. Geslacht responsgroep
Vr. 1 Wat is je geslacht? 8,5%
91,5% Man
Vrouw
5
Leerjaar Iets meer dan de helft (53,2%, abs. 25) van alle respondenten (N=47) zit momenteel in het 3e leerjaar. 36,2% (abs. 17) zit in het 2e leerjaar en 10,6% (abs. 5) in het 4e leerjaar. Figuur 2. Leerjaar responsgroep
Vr. 2. In welk leerjaar zit je momenteel? 10,6% 36,2%
53,2%
2e leerjaar
3e leerjaar
4e leerjaar
Motivatie keuze voor studie HBO-Verpleegkunde De studenten is gevraagd wat hun motivatie is om voor de studie HBO-Verpleegkunde te kiezen. In figuur 3 zijn de genoemde redenen opgenomen. Figuur 3. Motivatie keuze studie HBO-verpleegkunde
Vr. 3. Wat was je motivatie om te kiezen voor de studie HBO-Verpleegkunde? 11,6%
9,3%
16,3% 30,2%
32,6% Werkgelegenheid/baangarantie
Interesse
Zorgen voor anderen
Vervolg studie/specialisme
Overig
Van alle respondenten (N=43) zegt ongeveer een derde (32,6%, abs.14) dat zij voor de studie HBOVerpleegkunde hebben gekozen, omdat zij graag willen zorgen voor anderen. Ongeveer een derde van de studenten (30,2%, abs.13) geeft aan dat de keuze is gebaseerd op interesse voor het vak. Een kleiner deel (16,3%, abs.7) stelt dat de keuze gebaseerd is op de wens om zich na de studie verder te specialiseren, door te leren. Tot slot blijkt baangarantie voor een deel van de studenten (9,3%, abs.4) reden om voor de studie HBO-V te kiezen.
6
Ervaring zorgverlening Ook is de studenten gevraagd in hoeverre zij in privéomgeving ervaring hebben met de zorg voor zieken, psychiatrische patiënten, gehandicapten en/of ouderen. Zoals in figuur 4 te zien is, heeft bijna de helft (42,6%, abs. 20) van alle respondenten (N=47) hier ervaring mee. Het gaat hier veelal om de zorg voor familieleden. Figuur 4. Ervaring met zorg in privéomgeving
Vr. 6 Heb je in jouw privéomgeving ervaring met (de zorg voor) zieken, psychiatrische patienten, gehandicapten en of ouderen?
42,6% 57,4%
Ja
Nee
Stage-ervaring Alle respondenten (N=47) geven aan dat zij 1 of meerdere praktijkstages hebben gelopen. In tabel 2 zijn de organisaties opgenomen, die door de studenten benoemd zijn als stageplaats. Tabel 2. Verdeling stage-ervaring naar organisatie Naam organisatie
Aantal keer genoemd
Zorggroep Almere
25
Flevoziekenhuis
24
Overige thuiszorg
8
GGZ centraal
7
Overige ziekenhuizen
6
Icare
5
Naardeerheem
5
Overige verpleeghuizen
5
Leger des Heils
4
Coloriet
4
MC groep
3
Triade Overig (Consultatiebureau, Amsta Karaad, Sherpa, Amerpoort, Vivium, WZF, Humanitas, Zonnebloem, Uniklinikum Bonn, Kinderdagverblijf, Stichting Zorg Almere, Inovum)
3
18
Zoals te zien is in tabel 2 zijn de stages bij verschillende organisaties uitgevoerd. De meeste studenten hebben stage gelopen bij Zorggroep Almere en/of het Flevoziekenhuis.
7
3. Verwachtingen, beleving en kwaliteit van de praktijkstages HBO-V studenten Belangrijke vraag binnen het onderzoek was hoe de studenten HBO-V de praktijkstage hebben ervaren, en de verpleegkundig docent in het bijzonder. Daartoe zijn allereerst de verwachtingen van studenten in kaart gebracht en is gevraagd in hoeverre aan deze verwachtingen zijn voldaan (paragraaf 3.1). Vervolgens is de studenten gevraagd om de stage te beoordelen aan de hand van stellingen en een rapportcijfer. Ook is gevraagd in hoeverre de studenten zaken hebben gemist in de praktijkstage (paragraaf 3.2). Verder is gekeken in hoeverre de stage-ervaring invloed heeft gehad op de beeldvorming van studenten m.b.t. het werkveld en/of het beroep van verpleegkundige (paragraaf 3.3). Ten slotte is gevraagd wat de studenten belangrijk vinden in de praktijkstage (paragraaf 3.4).
3.1 Verwachtingen van de praktijkstage HBO-V studenten (N=47) is gevraagd wat hun verwachtingen waren van de praktijkstage Verpleegkunde. Zoals te zien is in tabel 3 verwachtte 34,0% (abs.16) tijdens de stage praktijkervaring op te doen, 27,7% (abs.13) verwachtte technische/verpleegkundige handelingen aan te leren en 21,3%, (abs.10) verwachtte een goede begeleiding op de werkvloer. Een kleiner deel van de studenten (8,5%, abs.4) verwachtte dat de stage mogelijkheid zou bieden tot een brede oriëntatie op het werkveld, zou zorgen voor meer sociale vaardigheden (8,5%,abs.4) of afwisselend zou zijn (6,4%, abs.3). Tabel 3. Verwachtingen praktijkstage Onderwerpen
Aantal keer genoemd
% t.o.v. totaal (N=47)
Opdoen van praktijkervaring
16
34,0%
Aanleren technische/verpleegkundige handelingen
13
27,7%
Goede begeleiding op de werkvloer
10
21,3%
Brede oriëntatie op het werkveld
4
8,5%
Aanleren sociale vaardigheden
4
8,5%
Afwisseling
3
6,4%
Vervolgens is de studenten gevraagd of de praktijkstage aan de verwachtingen heeft voldaan. Op deze vraag antwoordt 66,0% (abs.31positief. 29,8% (abs.14) geeft aan dat de praktijkstage niet aan de verwachtingen heeft voldaan en 4,3% (abs.2) antwoordt dat de praktijkstage gedeeltelijk heeft voldaan aan hun verwachtingen.
8
Figuur 5. Verwachtingen praktijkstage Vraag 10. Heeft de praktijkstage aan jouw verwachtingen voldaan? 4,3%
29,8% 66,0%
Ja
Nee
Gedeeltelijk
Van de studenten die aangeven dat de stage aan de verwachtingen voldeed (N=31), geeft bijna de helft (45,2%, abs. 14) aan dat de stage leerzaam was en dat zij veel hebben geleerd. Verder geeft 12,9% (abs.4) aan dat sprake was van een goede omgang en begeleiding met/van collega’s. Overige antwoorden hebben betrekking op het feit dat de student tijdens de stage met de doelgroep kennis heeft kunnen maken, de werkzaamheden divers waren en het feit dat de student zich tijdens de stage een verpleegkundige voelde. Van de studenten voor wie de stage niet voldeed aan de verwachtingen (N=14), geeft 28,6% (abs.4) aan dat er te weinig mogelijkheid was om verpleegkundige en/of technische handelingen in praktijk te leren. Ook de slechte begeleiding of sfeer op de afdeling is voor studenten (28,6%, abs.4) reden waarom de stage niet voldeed aan de verwachtingen. Ten slotte wordt het gebrek aan diversiteit/uitdaging door studenten (14,3%, abs.2) genoemd. Van de twee studenten die aangeven dat de stage gedeeltelijk voldeed aan de verwachtingen, geeft een aan veel te hebben geleerd, maar dat er te weinig aandacht was voor het oefenen van technische vaardigheden. De andere student roemt de goede begeleiding conform verwachting, maar miste de mogelijkheid om tijdens de stage aan opdrachten te werken.
3.2 Ervaringen met de praktijkstage Beoordeling praktijkstage Studenten blijken wisselende ervaringen te hebben met de praktijkstage Verpleegkunde. In figuur 6 zijn de antwoorden van de studenten op de verschillende aspecten van de praktijkstage opgenomen.
9
Figuur 6. Ervaringen praktijkstage
Vraag 13. Geef aan de hand van onderstaande aspecten aan hoe je je praktijkstage hebt ervaren en hoe je het waardeert. De stage heeft de keuze voor mijn studierichting versterkt (N=45)
64,4%
De stage heeft mij nog verder geïnspireerd om het beroep verpleegkundige te gaan doen (N=46)
54,3%
Ik heb tijdens mijn stage ontzettend veel geleerd over de beroepspraktijk van verpleegkundige (N=46)
26,7%
28,3%
67,4%
De stage sloot naadloos aan op mijn studie (N=46)
45,7%
Ik heb mijn stage als uitdagend ervaren (N=47)
54,3%
17,4%
23,9%
28,3%
66,0%
Ik beschikte bij aanvang van mijn stage over voldoende kennis en vaardigheden (N=46)
8,9%
8,7%
26,1%
21,3%
19,6%
12,8%
26,1%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Zeer mee eens/ mee eens
Neutraal
Mee oneens/ Zeer mee oneens
Zoals te zien is in figuur 6, geeft het merendeel van de studenten (67,4%, abs. 31) aan dat zij tijdens de stage ontzettend veel geleerd hebben over de beroepspraktijk van de verpleegkundige. Ook worden de stages door een groot deel van de studenten (66,0%, abs.31) als uitdagend ervaren en zegt 64,4% (abs. 29) dat de stage zijn/haar keuze voor de studierichting heeft versterkt. De studenten zijn minder positief over de aansluiting van de stage op het onderwijs. Minder dan de helft van de studenten (45,7%, abs. 21) geeft aan dat de stage naadloos op de studie aansluit. Volgens 26,1% (abs. 12) sluit de stage niet of helemaal niet goed aan. Ook de vraag of de student over voldoende kennis en vaardigheden beschikte, wordt wisselend positief beantwoord: 54,4% (abs. 25) van de studenten geeft aan dat zij over voldoende kennis en vaardigheden beschikte bij aanvang van de stage, 26,1% (abs.12) geeft aan dat hun kennis en vaardigheden bij aanvang van de stage onvoldoende waren. Naast een beoordeling van de stellingen is de studenten gevraagd de praktijkstage te beoordelen met een rapportcijfer (1-10). In onderstaande tabel zijn de resultaten opgenomen. Tabel 4. Ervaringen praktijkstage - cijfer Gemiddeld cijfer (N=46) De variëteit in de zorgproblemen van de toegewezen patiënten
6,57
De fysieke zorgzwaarte
6,61
De beschikbare tijd voor sociale momenten/contact met inwoners, patiënten of cliënten
6,48
De moeilijkheidsgraad van het werk/de werkzaamheden
6,50
10
De variëteit in de werkzaamheden
6,13
De moeilijkheidsgraad van de stages/KPB's (= Korte Praktijk Beoordeling)
6,53
De uitdaging van de stages/KPB's (= Korte Praktijk Beoordeling)
6,72
De samenwerking met andere disciplines binnen de zorg
6,74
De mogelijkheid voor eigen inbreng
6,74
De kwaliteit van de begeleiding
6,74
De beschikbare tijd voor begeleiding
6,17
De aanwezigheid van een rolmodel
6,30
Te zien is dat de studenten alle onderdelen van de praktijkstage gemiddeld tussen 6 en 7 beoordelen. Een relatief hoge beoordeling krijgen de samenwerking met andere disciplines binnen de zorg (gem 6,74), de mogelijkheid voor eigen inbreng (gem. 6,74) en de kwaliteit van begeleiding (gem. 6,74). De variëteit aan werkzaamheden (gem. 6,13) en de beschikbare tijd voor begeleiding (gem. 6,17) scoren daarentegen relatief laag. Beoordeling verpleegkundige docent Naast de algemene beoordeling van de praktijkstage is studenten gevraagd om de verpleegkundig docent te beoordelen. In figuur 7 zijn de resultaten hiervan opgenomen. Figuur 7. Beoordeling verpleegkundig docent
Vr. 35. In hoeverre ben je tevreden over de begeleiding door de verpleegkundig docent? De verpleegkunde docent en mijn collega's op de stageplek/afdeling werkten samen in de begeleiding van mijn stage (N=46) De verpleegkunde docent gaf ondersteuning bij het overbruggen van het verschil tussen theorie en praktijk (N=47)
34,8%
42,6%
De verpleegkunde docent had voldoende inzicht in de leermogelijkheden op de afdeling (N=47)
48,9%
De verpleegkunde docent kon de theoretische kennis goed integreren in de dagelijkse verpleegkundige praktijk (N=47)
61,7% 0%
helemaal mee eens/ mee eens
43,5%
neutraal
21,7%
42,6%
14,9%
44,7%
36,2%
6,4%
2,1%
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% niet mee eens/ helemaal niet mee eens
De studenten (N=47) zijn het meest tevreden over de mate waarin de docent de theoretische kennis wist te integreren in de praktijk: 61,7% (abs. 29) van de studenten geeft aan dat dit in orde was. Minder tevreden zijn de studenten over de samenwerking tussen de verpleegkundig docent en de collega’s op de afdeling gedurende de stage. Bijna een kwart van de studenten (21,7%, abs. 10) geeft aan dat deze samenwerking onvoldoende was.
11
Zaken gemist in praktijkstage Tot slot is studenten (N=47) gevraagd of zij zaken gemist hebben in hun praktijkstage. Zoals te zien is in figuur 8, geeft meer dan de helft (55,3%, abs. 26) aan dat dit inderdaad het geval was. Figuur 8. Zaken gemist in praktijkstage
Vr. 14 Heb je belangrijke zaken gemist in jouw praktijkstage?
44,7% 55,3%
Ja
Nee
Aan de studenten die aangeven iets gemist te hebben in de stage (N=26), is gevraagd om dit toe te lichten. In Tabel 5 zijn de antwoorden van de studenten opgenomen. Tabel 5. Gemist aan de praktijkstage Onderwerpen
Aantal keer genoemd % t.o.v. totaal (N=26)
Meer aandacht voor het oefenen van verpleegkundige/ technische handelingen
7
26,9%
Goede begeleiding op de werkvloer
6
23,1%
Meer tijd/aandacht voor klinisch redenen
3
11,5%
Betere aansluiting tussen onderwijs en werkveld
3
11,5%
Meer tijd om tijdens stage aan schoolopdrachten te werken
3
11,5%
Meer begeleiding vanuit school
2
7,7%
Zoals te zien is in tabel 5 stelt 26,9% (abs.7) dat zij graag meer aandacht zouden willen voor het oefenen van verpleegkundige/technische handelingen. 23,1% (abs.6) geeft aan de goede begeleiding van stagebegeleiders gemist te hebben. In dit kader worden o.a. een positieve benaderingswijze en het nemen van tijd en aandacht voor uitleg genoemd. Verder werden tijd/aandacht voor klinisch redeneren (11,5%, abs.3), de aansluiting tussen onderwijs en werkveld (11,5%, abs.3), tijd om tijdens stage aan schoolopdrachten te werken (11,5%, abs.3), en begeleiding vanuit school (7,7%, abs.2) gemist.
3.3 Invloed stage op keuze beroep en beeldvorming werkveld De praktijkstage blijkt belangrijke invloed te hebben op de keuze van de student m.b.t. het werkveld en/of beroep van verpleegkundige. Van alle studenten (N=47) zegt maar liefst 76,6% (abs.36) dat de stage-ervaring de keuze voor het beroep/het werkveld heeft beïnvloed. Ook blijkt de stage bepalend voor de beeldvorming: 55,3% (abs.26) stelt dat de stage-ervaring van invloed is geweest op de beeldvorming over het werkveld.
12
Figuur 9. Invloed stage keuze beroep en beeldvorming werkveld
Vr. 15 en 16. In hoeverre heeft je stage-ervaring de keuze en beeldvorming voor/over het werkveld/het beroep beïnvloed? In hoeverre heeft je stage-ervaring de keuze voor het werkveld/het beroep beïnvloed (N=47)?
76,60%
Heeft je stage-ervaring de beeldvorming over het werkveld beïnvloed (N=47)?
10,64%12,77%
55,32%
34,04%
10,64%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Zeer veel/ veel
Neutraal
Niet veel/ helemaal niet
Studenten die aangeven dat de stage-ervaring invloed heeft gehad op de keuze voor het werkveld /het beroep (N=36), is gevraagd om dit toe te lichten. Van deze groep geeft 22,2% (abs.8) aan dat de stage heeft bijgedragen aan een betere beeldvorming m.b.t. de verschillende branches/mogelijkheden die het werkveld biedt. 30,6% (abs.11) geeft aan door de stage (nog) beter te weten welke richting hij/zij op wil. Daartegenover staat dat 19,4% (abs.7) door de stage juist weet welke richting de hij/zij niet op wil. Van de studenten die aangeven dat de stage van invloed is op de beroepskeuze (N=36), stelt 16,7% (abs.6) dat de stage een bevestiging vormde dat het beroep van verpleegkundige bij hem/haar past. Het omgekeerde komt ook voor: Drie studenten (8,3%) stellen dat de stage zorgde voor het besef dat het beroep van verpleegkundige niet voor hem/haar is weggelegd. Studenten die aangeven dat de stage ervaring niet van invloed is (geweest) op hun keuze (N=6), stellen dat zij voorafgaand aan de stage al wisten welke richting zij op wilden. De stage-ervaring heeft op deze keuze geen verdere invloed gehad.
3.5 Belangrijk aan de praktijkstage Ten slotte is de studenten (N=47) gevraagd wat zij belangrijk vinden in de praktijkstage. In Tabel 6 zijn de antwoorden van de studenten opgenomen. Tabel 6. Belangrijk aan praktijkstage Onderwerpen
Aantal keer genoemd % t.o.v. totaal (N=47)
Goede begeleiding op de werkvloer
23
48,9%
Voldoende uitdagend
11
23,4%
Voldoende ruimte om te leren
7
14,9%
Veel tijd voor oefenen technische/verpleegkundige handelingen
5
10,6%
Duidelijkheid
4
8,5%
Goede aansluiting tussen theorie en praktijk
4
8,5%
Diversiteit/variatie binnen en tussen stages
3
6,4%
Opdoen van ervaring
3
6,4%
Aanleren van sociale vaardigheden
2
4,3%
Aandacht voor klinisch redeneren
1
2,1%
13
Van alle studenten (N=47) noemt bijna de helft (48,9%, abs.23) ‘goede begeleiding’ als het belangrijkste onderdeel van de praktijkstage. Studenten geven aan het belangrijk te vinden dat er tijd voor hen wordt genomen, feedback wordt gegeven, ruimte is voor vragen en rekening gehouden wordt met de kennis en kunde van de student. Verder vindt 23,4% (abs.11) het belangrijk dat de stage voldoende uitdagend is, 14,9% (abs.7) noemt voldoende ruimte om te leren als belangrijk onderdeel en 10,6% (abs.5) geeft aan dat er binnen de stage veel tijd is voor het oefenen en in praktijk brengen van technische/verpleegkundige handelingen.
4. Associaties van studenten met de verschillende zorgsectoren HBO-V studenten is gevraagd welke associaties of beelden ze hebben bij de verschillende branches. In paragraaf 4.1 worden achtereenvolgens de beeldvorming over de Verstandelijke Gehandicaptenzorg (VG), Ziekenhuiszorg, Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), Lichamelijke Gehandicaptenzorg (LG) en Verpleging Verzorging en Thuiszorg (VVT) besproken. Vervolgens wordt in paragraaf 4.2 dieper ingegaan op de achtergronden van de beeldvorming met betrekking tot de VVT-branche.
4.1 Beeldvorming bij de verschillende branches Beeldvorming Verstandelijke Gehandicaptenzorg Studenten (N=41) geven aan de VG sector vooral te associëren met slechte arbeidsomstandigheden (42,2%, abs. 19), moeilijke communicatie met en gedrag van gehandicapten (20,0%, abs. 9) en intense zorg (17,8%, abs. 8). Verder wordt de VG sector ook in verbinding gebracht met de slechte toestand van gehandicapten. Werken binnen de VG sector wordt beschreven als zwaar, eentonig en oninteressante, waarbij veel sturing vereist is en het werk weinig gewaardeerd wordt. De intensieve zorg relateren studenten aan de hoge mate van begeleiding en ondersteuning dat gehandicapten nodig hebben, de zorg aan gehandicapten en veel ADL zorg. De slechte toestand van de gehandicapte heeft te maken met de situatie of toestand van de gehandicapte als zijnde verschrikkelijk, zielig, mensen met een laag IQ en dat hij/zijn moet leren leven met een beperking.
Beeldvorming Ziekenhuiszorg Van alle studenten (N=46) geeft 78,3% (abs.36) aan de ziekenhuissector te associëren met goede arbeidsomstandigheden. Zo beschouwen ze het werk in de ziekenhuiszorg als uitdagend, gevarieerd, interessant, leerzaam met voldoende ontwikkelingsmogelijkheden, veel technische handelingen, disciplines en specialisaties. Daartegenover staat dat 39,1% (abs.18) de ziekenhuiszorg juist met slechte arbeidsomstandigheden associeert. Daarbij worden genoemd hoge werkdruk, maar ook slechte begeleiding, veel wisseldiensten, eentonig en geen leuk werk. Naast beelden bij de arbeidsomstandigheden blijkt de ziekenhuiszorg ook andere associaties op te roepen. Van alle studenten (N=46) geeft 13,0% (abs.6) aan de ziekenhuiszorg te associëren met patiënten die last hebben van veel of allerlei ziektebeelden. Verder associëren studenten de ziekenhuishuiszorg met onder andere protocollen/lopende band werk (8,6%, abs. = 4), intensieve zorg/zorg voor ouderen (8,6%, abs.4), complex werk (4,3%,abs.2) en oppervlakkig/ minder persoonlijk werk (4,3%, abs.2).
14
Beeldvorming Geestelijke Gezondheidszorg Studenten HBO-V (N=46) zeggen de GGZ sector te associëren met langdradige behandelingen (26,0%, abs. 12). De behandelingen worden gekenmerkt door veel observatie, veel praten en gesprekstechnieken, veel geduld en met veel sturing en stimulering van de cliënt. Nog eens een kwart van de studenten (26,0%, abs. 12) zegt de GGZ sector te associëren met emotioneel, geestelijk of mentaal zwaar werk. 17,4% (abs. 8) verbindt de GGZ sector aan psychiatrisch werk, psychiatrische aandoeningen, psychiatrische problemen, mentale ziektebeelden of geestelijk verwarde mensen. 13,0% (abs. 6) van de studenten vergelijkt de GGZ sector met een gesloten afdeling of gevangenis, met veel structuur, dagbesteding, medicatie en continuïteit.
Beeldvorming Lichamelijke Gehandicaptenzorg Ruim een derde (34,1%, abs. 14) van de studenten (N=41) vergelijkt de LG sector met zwaar fysiek werk. 29,2% (abs. 12) associeert de sector met een hoge mate van ondersteuning en hulp bij dagelijkse bezigheden (ADL zorg). Volgens de studenten roept de LG sector ook andere beelden op, die betrekking hebben op de toestand van de doelgroep (12,2%, abs. 5). Deze toestand wordt beschreven in termen als saai, verschrikkelijk, vies en zielig. Sommige studenten associëren de LG sector met divers, uitdagend en interessant werk (12,2%, abs. 5), met dankbaar (2,0%, abs. 1) of medisch werk (4,0%, abs. 2), en met leven met een lichamelijke beperking/kwaliteit van het leven (8,0%, abs. 3). Beeldvorming Verpleging, Verzorging, Thuiszorg (VVT) Van alle HBO-V studenten (N=46), zegt 31,9% (abs.15) de VVT sector te associëren met verzorging. Concreet gaat het om het verzorgend karakter van het werk binnen de VVT dat gekenmerkt wordt door ADL zorg, minder medische handelingen en een lage moeilijkheidsgraad. Ruim een kwart van de studenten (27,8%, abs.13) zegt de VVT sector te associëren met ouderenzorg. Daarmee wordt bedoeld ‘zorg gericht op de specifieke doelgroep ouderen/verwaarloosde mensen’, ‘lichamelijke zorg’, ‘ziektebeelden onder ouderen’ en ‘palliatieve zorg (zorg gericht op het wachten op de dood)’. Iets minder dan een kwart van de studenten (21,3%, abs.10) geeft aan de VVT sector te associëren met het ontbreken van voldoende uitdaging. Het werk binnen de VVT wordt in dit kader gekenmerkt door saai en voorspelbaar werk, hetzelfde doen iedere dag, een fabriek of gewoon niet uitdagend werk. Voorts beschouwd 17,0% van de studenten (abs.8) het werk binnen de VVT sector als ‘persoonlijk of cliëntgericht’. 12,8% van de studenten (abs.6) associeert de VVT sector met alleen werken en 6,5% (abs.43) associeert ‘goede arbeidsomstandigheden’ met de sector.
4.2 Achtergrond beeldvorming VVT sector De studenten (N=46) is gevraagd hoe hun beeld van de VVT sector is ontstaan. Maar liefst 93,5% (abs. 43) geeft aan dat hun beeld van de VVT sector gebaseerd is op de eigen ervaring. Verder geeft 26,0% (abs. =12) aan dat hun beeld van de sector gevormd is door verhalen of ervaringen van anderen (o.a. studenten) en bij èèn student (2,2%) speelt de media een belangrijke rol in de beeldvorming. Nadere analyse laat zien dat de eigen ervaringen van de student (N=43) voornamelijk bepaald wordt door stage-ervaringen (96,7%), werkervaring (18,6%) en persoonlijke ervaringen (11,6%).
5. De aantrekkelijkheid van de verschillende zorgbranches In het onderzoek is getracht om de populariteit van de verschillende zorgbranches in kaart te brengen. Allereerst is gekeken in welke branche HBO-V studenten na afronding van de opleiding bij voorkeur aan de slag willen en wat de overwegingen zijn die hierbij een rol spelen (paragraaf 5.1). Vervolgens is gekeken welke branches
15
volgens de studenten het meest dan wel minst populair zijn (paragraaf 5.2). Tot slot is in kaart gebracht wat de ervaringen van HBO-V studenten zijn met zowel de meest als de minst populaire branche (paragraaf 5.3).
5.1 Branches waarin HBO-V studenten aan de slag willen gaan Op de vraag in welke branche de HBO-V studenten (N=45) bij voorkeur aan de slag willen na afronding van de opleiding, geeft 66,7% (abs.30) aan voorkeur te geven aan de Ziekenhuissector. 15,6% (abs.7) geeft voorkeur aan de VVT sector, 11,1% (abs.5) zegt te kiezen voor de GGZ sector, terwijl 4,4% (abs.2) voorkeur heeft voor de sector LG en 2,2% (abs.1) voor de sector VG. Figuur 10. Branche keuze na afstuderen
Vr. 18 In welke branche wil je bij voorkeur aan de slag als je de opleiding tot HBO verpleegkundige hebt afgerond? 11,1%
4,4%
2,2%
15,6%
66,7%
LG (Lichamelijk Gehandicaptenzorg)
VG (Verstandelijk Gehandicaptenzorg)
Ziekenhuiszorg
VVT (Verzorging, Verpleging, Thuiszorg)
GGZ (Geestelijk gezondheidszorg)
Studenten die voor de ziekenhuiszorg kiezen (N=30) doen dat omdat ze het werk uitdagend (43,3%, abs.13) en afwisselend (26,6%, abs. 8) vinden of omdat ze specifiek op een bepaalde afdeling (bijv. op de gipskamer, de kinderafdeling, bij neonatologie of op de ambulance) willen werken (56,7%, abs.17). Ook het leerzame karakter van het werk (13,3%, abs. 4) en het perspectief op genezing van patiënten (6,7%, abs.2) zijn redenen om in de ziekenhuiszorg te willen werken. Voor HBO-V studenten die aan de slag willen in de VVT sector (N=7) is het menselijke aspect bepalend voor hun keuze. Daarmee wordt gedoeld op het perspectief op genezing bij patiënten, de kwaliteit van het leven, de cliënt voorop stellen en de persoonlijke contacten met clienten of patiënten.
5.2 Meest en minst populaire sectoren Meest populaire branche De Ziekenhuissector blijkt veruit de meest populaire branche onder de studenten. Van alle studenten (N=47) zegt maar liefst 91,6% (abs.43) dat de Ziekenhuiszorg de meest populaire sector is. Twee studenten (4,2%) noemen de GGZ als populairste sector, een student (2,1%) noemt de VVT sector en een student (2,1%) noemt de
16
Verstandelijk Gehandicaptenzorg. De Lichamelijke Gehandicaptenzorg wordt door geen enkele student als populairste sector genoemd. Figuur 11. Meest populaire branche
Vr. 20. Welke branche is volgens jou het meest populair? 2,1%
4,2%
2,1%
91,6% LG (Lichamelijk Gehandicaptenzorg)
VG (Verstandelijk Gehandicaptenzorg)
Ziekenhuiszorg
VVT (Verzorging, Verpleging, Thuiszorg)
GGZ (Geestelijke gezondheidszorg)
De studenten is gevraagd om de populariteit van de ziekenhuissector te verklaren. Van alle studenten (N=33) geeft 60,6% (abs. = 20) aan dat de populariteit verklaard wordt door de arbeidsomstandigheden. Zo wordt het werk in het ziekenhuis gekenmerkt als uitdagend, afwisselend of gevarieerd, spectaculair, complex, spannend, leerzaam en erg intensief. Ook zouden het VPK werk en de technische handelingen het meest zichtbaar zijn in de ziekenhuissector, in vergelijking met andere sectoren. Een andere reden voor de populariteit van de ziekenhuissector is de bekendheid van de sector onder de studenten. De ziekenhuis sector wordt door 18,2% van de studenten (abs. 6) beschouwd als het toppunt van het verpleegkundige werk.
Minst populaire branche Op de vraag welke branche het minst populair is, zegt 46,8% (abs. 22) van de studenten (N=47) de VVT als de minst populaire sector te beschouwen. Ook de VG sector wordt door iets minder dan een derde van de studenten (27,7%, abs. 13) als minst populair betiteld. 19,1% (abs.9) van de studenten vindt de LG sector en 6,4% (abs. ‘3) de GGZ sector impopulair. Geen enkele student beschouwd de Ziekenhuiszorg als impopulair.
17
Figuur 12. Minst populaire branche
Vr. 21. Welke branche is volgens jou het minst populair? 6,4% 19,1%
46,8%
27,7%
0,0% LG (Lichamelijk Gehandicaptenzorg)
VG (Verstandelijk Gehandicaptenzorg)
Ziekenhuiszorg
VVT (Verzorging, Verpleging, Thuiszorg)
GGZ (Geestelijke gezondheidszorg)
De impopulariteit van de VVT sector heeft volgens de studenten (N=15) vooral te maken met het niet uitdagende karakter van het werk (80,0%, abs. 12), dat gekenmerkt wordt door laaggeschoold werk, weinig mogelijkheden, steeds dezelfde handelingen, saai werk, weinig verpleegkundige handelingen en veel ADL zorg.
5.3 Ervaringen meest en minst populaire sector De studenten is gevraagd om de meest populaire sector (de ziekenhuiszorg) en de minst populaire (VVT) te scoren op basis van een aantal aspecten die centraal staan of van belang zijn in de beleving van werknemers in de zorg. Studenten konden de aspecten scoren met een rapportcijfer (1-10). De aspecten zijn onderverdeeld in vier categorieën: 1.
Primaire arbeidsvoorwaarden
2.
Arbeidsomstandigheden (dit aspect is verder onderverdeeld in subaspecten zoals zelfstandigheid, waardering, zwaarte werk, carrièreperspectief en doorgroeimogelijkheden, voldoening in het werk, veiligheid, samenwerking/teamwork en resultaten die je verwacht te behalen)
3.
Werk-/baanzekerheid
4.
Maatschappelijke status
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de scores van de studenten per aspect. Tabel 7. Ervaringen meest en minst populaire sector Gemiddeld cijfer Ziekenhuiszorg (N=18) 1.
Primaire arbeidsvoorwaarden
2.
Arbeidsomstandigheden
Verzorgd uiterlijk/bedrijfskleding
7
Gemiddeld cijfer VVT (N=21) 6,5
9
4,5
18
Werkinhoud/werkzaamheden
8,5
6
Carrièreperspectief/doorgroeimogelijkheden
9,5
5,5
Samenwerking/teamwork Contact met cliënten/patiënten
8,5 7
6 7
Waardering door cliënten/patiënten
8
5,5
Veiligheid (bijv. agressie tegen zorgverleners)
7,5
6,5
7,5
5
Resultaten die je verwacht te behalen bij patiënten/cliënten Fysiek zwaar werk
8,5
7,5
Geestelijk/emotioneel zwaar
8
8
Fysiek contact
8,5
8,5
Verantwoordelijkheid
9
8
Ruimte om eigen invulling te geven
7,5
7
Zelfstandigheid
9
8
Voldoening van het werk
9,5
7
3.
Baan-/werkzekerheid
8,5
7
4.
Maatschappelijke waardering/status
7,5
6
Zoals te zien in bovenstaande tabel wordt de ziekenhuiszorg op vrijwel alle aspecten hoger gewaardeerd dan de VVT sector. Dit geldt zowel voor de primaire arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden als voor werk/baanzekerheid en de maatschappelijke status van de zorg. Qua zwaarte (emotioneel en geestelijk) van het werk en contacten met cliënten en patiënten zien studenten geen verschil tussen de ziekenhuiszorg en de VVT sector. Opvallend is het verschil in scores op de aspecten ‘verzorgd uiterlijk’, ‘carrièreperspectief’, ‘waardering door patiënten/cliënten’ en de ‘resultaten die je verwacht te behalen bij patiënten/cliënten’.
6. De aantrekkelijkheid van de VVT sector In onderliggend hoofdstuk wordt de aantrekkelijkheid van de VVT sector verder uitgediept. HBO-V studenten is gevraagd in hoeverre zij de VVT sector een aantrekkelijke branche vinden om in te werken, en welke overwegingen hierbij een rol spelen (paragraaf 6.1). Vervolgens wordt uiteengezet welke voor- en nadelen de studenten zien m.b.t. het werken in de VVT sector (paragraaf 6.2) en of de studenten de VVT branche zouden aanbevelen bij mede studenten (paragraaf 6.3). Ten slotte zijn de studenten gevraagd wat Hogescholen kunnen doen om de VVT sector aantrekkelijker te maken (paragraaf 6.4).
6.1 Aantrekkelijkheid van de VVT sector Van alle studenten (N=47) geeft minder dan een derde (31,9%, abs.15) aan de VVT sector een aantrekkelijke branche te vinden om in te werken. Ruim twee derde van de studenten (68,1%, abs. 32) geeft aan de VVT sector geen aantrekkelijke branche te vinden.
19
Figuur 13. Aantrekkelijkheid van de VVT sector
Vr. 22 Vind je de VVT branche een aantrekkelijke branche om in te werken?
31,9%
68,1%
Ja
Nee
HBO-V studenten die de VVT sector aantrekkelijk vinden (n=15) geven aan dat de VVT vooral een goede basis biedt voor het leren beheersen van de basiszorgvaardigheden (ADL-zorg) en de verpleegkundige handelingen (46,7%, abs. 7). Ook zijn ze van mening dat de VVT sector uitdagend en interessant is (40%, abs. 6) om in te werken. Een derde argument voor de aantrekkelijkheid van de sector heeft te maken met het menselijke aspect binnen de VVT sector (20%, abs. 3). Daarmee wordt bedoeld dat het werk binnen de VVT sector cliëntgericht is, gericht is op het helpen/beter maken van mensen en/of op de kwaliteit van leven. Andere argumenten die pleiten voor de aantrekkelijkheid van de sector zijn de specialistische teams en omdat het studenten op hun gemak stelt. Studenten die de VVT sector niet aantrekkelijk vinden (n=32) noemen als belangrijkste argument de slechte werkomstandigheden (43,8%, abs. 14). De slechte arbeidsomstandigheden worden gekenmerkt door lichamelijk zwaar werk, het gebrek aan voldoende waardering, het niet uitdagend, saai en routinematige karakter van het werk, het ontbreken van voldoende wisseling in handelingen en veel ADL zorg (laag niveau werk). Ook ziet een student weinig mogelijkheden voor vooruitgang binnen de VVT sector. 18,8% (abs. 6) zegt de VVT sector onaantrekkelijk te vinden omdat er uitsluitend met ouderen gewerkt wordt. Het gaat om steeds dezelfde en ook zielige clienten. Nog eens 18,8% (abs. 6) zegt interesse te hebben in een andere sector en niet in de VVT sector. De overige argumenten (21,8%, abs. 7) hebben betrekking op de persoonlijke ervaringen van de student (9,3%), de ervaringen van anderen binnen de VVT sector (6,3%), de werknemers binnen de sector (3,1%) en de clienten die vaak aan hun lot zijn overgelaten (3,1%). Een student is van mening dat men al gauw de functie van coördinator krijgt als HBO-V’er.
6.2 Voor- en nadelen VVT sector Voordelen VVT sector Van alle studenten (N=47) ziet bijna de helft (40,4%, abs.19) het persoonlijke of cliëntgerichte karakter van het werk binnen de VVT sector als een van de belangrijkste voordelen. De cliëntgerichte/persoonsgerichte zorg heeft betrekking op de persoonlijke contacten met cliënt en collega’s, de dienstgerichtheid van de zorg, dat je alleen of bijna alleen met ouderen te maken hebt, de waardering voor het werk en het belang dat wordt gehecht aan het verbeteren van de kwaliteit van het leven.
20
Volgens een kwart van de studenten (25,5%, abs.12) is de flexibiliteit van het werk binnen de sector een ander groot voordeel. Deze flexibiliteit heeft onder andere te maken met de makkelijke planning, veel/voldoende tijd, veel pauzes, je eigen tijd indelen en het ontbreken van een vaste werkplek. Als andere voordelen noemen de studenten de vaste structuur (14,9%, abs.7), de zelfstandigheid van de medewerker (14,9%, abs.7) en het feit dat de kansen op baan in de VVT sector groter zijn, dan wel dat werken in de VVT sector voldoende werk-/baanzekerheid biedt (10,6%, abs.5). Nadelen VVT sector Naast de genoemde voordelen zien de studenten (N=47) ook nadelen. De nadelen van de VVT sector hebben vooral te maken met het weinig uitdagende karakter van de het werk (42,5%, abs.20), de slechte arbeidsomstandigheden (40,4%, abs.19) en het lage niveau van het werk (36,2%, abs.17). Onder slechte arbeidsomstandigheden noemen de studenten het zware en veelal routinematig werken, het feit dat er geen vaste werktijden zijn, onvoldoende veiligheid, de hoge werkdruk, het gebrek aan waardering en het gebrek aan voldoende personeel. Ook het ontbreken van doorgroeimogelijkheden en laag salaris worden in dit kader genoemd (arbeidsvoorwaarden). Het lage niveau van het werk heeft volgens de studenten te maken met het te verzorgend en onvoldoende medisch karakter van het werk binnen de VVT sector. Het ontbreken van technische handelingen, veel basishandelingen en weinig kans op specialisatie worden in dit kader genoemd.
6.3 Aanbeveling VVT sector Hoewel de VVT sector weinig populair is onder de studenten (N=47), zegt 51,0% (abs.24) de VVT branche aan te raden aan een medestudent. Ruim een derde (36,2%, abs.17) zou dat niet doen. Van alle studenten zou 12,8% (abs.6) de VVT branche wel en niet aanraden. Figuur 14. Aanbeveling VVT sector
Vr. 27. Zou je de VVT branche aanraden aan andere studenten? 12,8%
51,0% 36,2%
Ja
nee
Gedeeltelijk
Van de studenten die aangeven de VVT sector aan te raden (N=24) doet 50,0% (abs. 12) dit omdat het een goede basis biedt om stage-ervaring op te doen. De VVT sector biedt volgens de studenten een goede
21
gelegenheid om veel te leren over de basiszorg (ADL zorg, basis technische handelingen, omgaan met cliënten etc.). 12,5% (abs.3) van de studenten zou het aanraden als de ander ervaring in die sector wilt opdoen. Studenten (N=17) zouden de VVT sector niet aanraden omdat ze de sector weinig uitdagend vinden (17,6%, abs. 3), de sector onvoldoende ervaringsmogelijkheden (bijv. onvoldoende medische handelingen) biedt (23,5%, abs. 4) en omdat het niet leuk is (23,5%, abs. 4). Andere redenen om de VVT sector niet aan te raden hebben te aken met te hoge tijdsdruk (5,9%, abs.1), de zwaarte van het werk (17,6%, abs. 3) en de turbulentie (5,9%, abs.1) binnen de sector op dit moment.
6.4 Rol van onderwijs bij aantrekkingskracht VVT sector Van alle studenten (N=47) geeft 53,2% (abs.25) aan dat het onderwijs een bijdrage kan leveren om de VVT sector aantrekkelijker/uitdagender te maken. Bijvoorbeeld door te zorgen voor meer variatie/afwisseling voor de HBO’er tijdens stages, door studenten meer stage ervaring te laten opdoen in de sector, door betere afstemming met instellingen over de inhoud van de stage, betere begeleiding, minder focus op de basiszorg en meer focus op de multiproblematiek en op de verpleegkunde handelingen. Verder stelt 21,3% (abs.14) dat de VVT sector meer/beter gepromoot moet worden vanuit het onderwijs. De promotionele activiteiten zouden volgens de studenten moeten bestaan uit meer informatie over de sector, meer meeloopdagen organiseren, meer gastcolleges met interessante sprekers en meer reclame over de sector.
7. Aantrekkelijkheid van Flevoland als werkgebied voor HBO-V studenten Binnen het onderzoek is ook ingegaan op de aantrekkingskracht van de provincie Flevoland op de HBO-V studenten. In paragraaf 7.1 wordt ingegaan op de vraag of studenten HBO-V Flevoland een aantrekkelijke regio vinden om in te werken. In paragraaf 7.2 in kaart gebracht of studenten na hun afstuderen ook voornemens zijn om in de provincie Flevoland te blijven werken.
7.1 Flevoland als aantrekkelijke regio om te werken Van alle studenten (N=47) vindt ruim drie kwart (76,6%, abs.36) van de studenten de regio Flevoland een aantrekkelijke regio. Ongeveer een op vijf studenten (19,1%, abs. 9) zegt Flevoland geen aantrekkelijke regio te vinden om te werken en 4,3% (abs. 2) vindt Flevoland deels wel en deels niet aantrekkelijk als regio. Figuur 15. Aantrekkingskracht Regio Flevoland
Vind je Flevoland een aantrekkelijke regio om in te werken? 4,30% 19,15%
76,60% Ja
Nee
Deels
22
Van studenten die Flevoland als aantrekkelijke regio beschouwen (N=36), geeft meer dan de helft (55,6%, abs. 20) aan dat dit sterk te maken heeft met de kenmerken van de regio. Studenten zijn van mening dat Flevoland centraal ligt, prima/goed geregeld en nieuw is. Daarnaast vinden de studenten dat Flevoland voldoende banen en (veel) leuke instellingen heeft, vrij divers is samengesteld en goed bereikbaar is met het openbaar vervoer. Naast de kenmerken van de regio, blijkt woonplaats van invloed op de keuze. 41,7% (abs. 15) vindt Flevoland aantrekkelijk, omdat ze in Flevoland woonachtig zijn of omdat het dicht bij huis is. Voor 5,6% (abs. 2) maakt het niet uit omdat zorg overal hetzelfde blijft en voor nog eens 5,6% (abs. 2) zijn/is de andere regio’s niet zo bekend. Studenten die van mening zijn dat Flevoland geen aantrekkelijk werkgebied is (N=9) geven aan dat Flevoland weinig werk of mogelijkheden biedt, te klein is of omdat zij nooit in Flevoland gewerkt hebben en Flevoland als werkgebied minder goed kennen. Een student vindt mensen in Lelystad en Almere asociaal.
7.2 Voorkeur om in Flevoland te werken Van alle studenten (N=47) geeft 53,2% (abs. 25) de voorkeur om in Flevoland aan de slag te gaan na de studie HBO-V. 27,6% (abs. 13) geeft de voorkeur om buiten Flevoland te gaan werken na voltooiing van de opleiding en 19,1% (abs. 9) zegt nog niet te weten waar zij willen werken na hun afstuderen. Figuur 16. Voorkeursregio na afstuderen
In welke regio wil je bij voorkeur aan de slag na je opleiding tot HBO verpleegkundige? 19,1%
53,2% 27,…
In Flevoland
Buiten Flevoland
Weet nog niet
Van de studenten die de voorkeur geven om buiten Flevoland aan de slag te gaan (N=13), wil vrijwel iedereen (92,3%, abs.12) dit omdat ze het liefst in een andere regio werkzaam willen zijn. Voorkeursgebieden zijn Noord Holland, Zuid Holland en Utrecht in mindere mate. Een student (7,7%) geeft als argument dat er te weinig ziekenhuizen in Flevoland zijn.
8. Alternatieve stages Alternatieve stages worden ingevoerd als oplossing voor het bijna structurele gebrek aan stageplaatsen voor studenten in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs. In het onderzoek is de studenten gevraagd wat ze vinden van de ontwikkeling om alternatieve stages te organiseren voor HBO-V studenten (paragraaf 8.1). Ook is in kaart gebracht wat studenten belangrijk vinden in een alternatieve stage, in vergelijking met een gewone of traditionele stage (paragraaf 8.2).
23
8.1 Houding t.o.v. alternatieve stages Van alle studenten (N=46) zegt 65,2% van de studenten (abs.30) positief tegenover de ontwikkeling van alternatieve stages te staan. Daartegenover staat dat 34,8% (abs.16) niet overtuigd is van de ontwikkelingen rondom alternatieve stages. Figuur 17. Houding student t.o.v. alternatieve stages
Vr. 32 Is de ontwikkeling van alternatieve stages een ontwikkeling die je als student toejuicht?
34,8%
65,2%
Positief
Negatief
8.2 Belangrijk in alternatieve stages Van alle studenten (N=42) geeft 59,5% (abs. 25) aan dat zij ‘meer leer en werkervaring’ belangrijk vinden bij alternatieve stages. Bij leer- en werkervaring gaat het zowel om de gangbare concepten van leer- en werkervaring als om nieuwe concepten van leer- en werkervaring. Andere, maar minder belangrijke aspecten bij alternatieve stages vinden studenten goede begeleiding (16,7%, abs.7) en goede samenwerking tussen de verschillende betrokken partijen (16,7%, abs.7). Een aantal studenten (9,5%, abs.4) is van mening dat alternatieve stages moeten zorgen voor verhoogde baankansen/baangarantie. Ook voldoende zelfstandigheid/eigen inbreng worden als belangrijk ervaren (7,1%, abs.3), evenals voldoende uitdaging (4,8%, abs.2).
9. Conclusies Onderzoek Zorgtalent Flevoland In dit hoofdstuk worden de conclusies van het onderzoek Zorgtalent Flevoland beschreven. De conclusies zijn gebaseerd op de resultaten van het onderzoek. Bij de uiteenzetting van de conclusies is een indeling gemaakt in de ervaringen en beleving van studenten met de praktijkstagen en de kwaliteit van de stages. Daarbij wordt ingegaan op de beeldvorming en de oorzaken van de beeldvorming binnen de VVT sector. Als laatste wordt de aantrekkelijkheid van Flevoland als werkgebied en alternatieve stages besproken.
9.1 Verwachtingen, beleving en kwaliteit van de praktijkstages HBO-V studenten Deze conclusies hebben betrekking op de verwachtingen van de studenten van de praktijkstages, de mate waarin aan deze verwachtingen is voldaan en de kwaliteit van de stages.
24
Verwachtingen en ervaringen van studenten m.b.t. de praktijkstages HBO-V 1.
HBO-V studenten hebben realistische verwachtingen van de praktijkstages die passend zijn binnen hun beroepsopleiding tot verpleegkundige. Zo verwachten studenten praktijkervaring op te doen, technische en verpleegkundige handelingen te leren beheersen en goede begeleiding op de werkvloer te krijgen. Ook verwachten de studenten dat de praktijkstages tot een brede oriëntatie op het verpleegkundige werkveld zal leiden.
2.
Bovenstaande strookt met name met wat studenten belangrijk vinden in een stage, namelijk goede begeleiding, voldoende uitdaging en ruimte om te leren en dat er binnen de stage veel tijd is voor het oefenen en in praktijk brengen van technische en verpleegkundige handelingen.
3.
Studenten HBO-V ervaren de stages vooral als leerzaam en uitdagend en zijn van mening dat de stage versterkend werkt op de keuze voor de opleiding tot HBO-Verpleegkundige. Verder beschikken de meeste studenten over de nodige competenties om de praktijkstage te voltooien.
4.
Studenten zijn minder positief over op de aansluiting tussen de praktijkstages en het onderwijs/de studie. De studie sluit onvoldoende aan op de praktijkstages, terwijl bij sommige studenten de nodige competenties ontbraken om de praktijkstage naar behoren te kunnen doorlopen.
5.
De meeste praktijkstages voldoen aan de verwachtingen van studenten HBO-Verpleegkunde. Studenten HBO-V vinden de stages vooral leerzaam. Verder zijn de stages afwisselend qua werkzaamheden, is er sprake van goede begeleiding en van een goede verhouding met collega’s, en maken de studenten kennis met de doelgroep.
Kwaliteit van de praktijkstages 1.
De kwaliteit van de stages wordt over het algemeen als voldoende beoordeeld door studenten HBO-V. Dit geldt voor alle aspecten waarop de praktijkstage is beoordeeld.
2.
Sommige aspecten van de praktijkstages worden wel iets gunstiger beoordeeld dan anderen. Zo wordt vooral de samenwerking met andere disciplines, de mogelijkheid voor eigen inbreng en de kwaliteit van de begeleiding iets gunstiger beoordeeld.
3.
Aspecten van de praktijkstages die minder gunstig beoordeeld worden zijn de variëteit van de werkzaamheden en de beschikbare tijd voor begeleiding.
4.
Voor wat betreft de kwaliteit van de praktijkstages is er ruimte voor verbetering. Zo zou meer ruimte moeten zijn voor het oefenen van verpleegkundige en technische handelingen. Ook zou de begeleiding geïntensiveerd kunnen worden, meer tijd en aandacht ingeruimd kunnen worden voor uitleg en de aansluiting onderwijs en werkveld verbeterd kunnen worden.
5.
De kwaliteit van de praktijkstage heeft een grote en positieve invloed op de keuze van de student voor het verpleegkundig beroep. Zo vormt de praktijkstage vaak een bevestiging dat het beroep aansluit op de ambities van de student of zorgt het voor een aanpassing in de studierichting.
9.2 Associaties van studenten met de verschillende zorgsectoren Dit onderdeel heeft betrekking op het beeld/de associaties die studenten hebben van de verschillende sectoren en de achtergronden van de beelden over de VVT sector. 1.
HBO-V studenten hebben een vrij positief beeld van de ziekenhuiszorg in vergelijking met een meer negatief getint beeld van de sectoren VVT, GGZ, LG en VG.
25
2.
De ziekenhuiszorg wordt vooral geassocieerd met:
Goede primaire arbeidsvoorwaarden.
Goede arbeidsomstandigheden. Wat arbeidsomstandigheden betreft wordt het werk binnen de ziekenhuiszorg sterk geassocieerd met uitdagend, gevarieerd werk, met leuk en interessant werk, met werk dat leerzaam is en ontwikkelingsmogelijkheden of carrièremogelijkheden biedt aan studenten.
3.
Werk-/baanzekerheid.
Maatschappelijke status.
De associaties van de studenten met de ziekenhuiszorg zijn niet overwegend positief. Sommige studenten (ongeveer 4 op de 10) hebben juist een negatieve kijk op de arbeidsomstandigheden binnen de ziekenhuiszorg. Zo wordt de ziekenhuiszorg geassocieerd met hoge werkdruk, wisselende diensten etc.
4.
De beeldvorming van de VVT sector is overwegend negatief. De VVT sector wordt namelijk geassocieerd met:
Verzorging. Het verzorgend karakter heeft te maken met de hoge mate van ADL zorg (Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen), het lage medische karakter van het werk en een lage moeilijkheidsgraad.
Zorg voor ouderen. De zorg voor ouderen wordt geassocieerd met de ouderendoelgroep, ouderenzorg, palliatieve/lichamelijke zorg, ziektebeelden, verwaarloosde mensen en ouderen die op de dood wachten.
Niet uitdagend werk. Het niet-uitdagende karakter van de VVT sector wordt gekenmerkt door saai en voorspelbaar werk, fabriekswerk en iedere dag hetzelfde doen.
Persoonlijk/cliëntgerichtheid.
Slechte arbeidsomstandigheden. De slechte arbeidsomstandigheden hebben betrekking op hoge werkdruk, zwaar werk, weinig waardering en weinig personeel.
5.
Ook de GGZ sector heeft een negatief imago onder HBO-V studenten. De GGZ sector wordt door studenten voornamelijk geassocieerd met:
Langdurige behandelingen die gekenmerkt worden door veel observatie, veel gesprekstechnieken, veel praten, veel geduld, sturing en stimulering.
Emotioneel, geestelijk en mentaal zwaar werk.
Het psychiatrische karakter van het werk. Het psychiatrische karakter wordt gekenmerkt door psychiatrische aandoeningen of problemen, mentale ziektebeelden en geestelijk verwarde mensen.
6.
Een gesloten afdeling/gevangenis met veel structuur, dagbesteding, medicatie en continuïteit.
Complex/moeilijk en moeilijk werk.
De VG sector laat een overwegend negatieve indruk achter bij studenten. De VG sector wordt geassocieerd met:
Slechte arbeidsmarktomstandigheden. Associaties die studenten hieraan verbinden zijn zwaar, eentonig en oninteressant werk en werk waarvoor weinig waardering is.
Moeilijke communicatie en gedrag met verstandelijk gehandicapten
26
Mensen die intensieve zorg nodig hebben. De associatie van de VG sector met intensieve zorg heeft betrekking op de behoefte aan veel begeleiding en ondersteuning, veel ADL zorg en zorg voor verstandelijk gehandicapten.
Gehandicapten die in een moeilijke toestand verkeren/die medelijden verdienen. Deze associatie is gebaseerd op de perceptie dat gehandicapten zielig zijn, een laag IQ hebben en moeten leren leven met een beperking.
7.
De sector LG roept ook voornamelijk negatieve beelden op bij studenten. Zo wordt de LG sector voornamelijk geassocieerd met:
Zwaar fysiek werk.
Een hoge mate van ondersteuning en hulp bij dagelijkse bezigheden of ADL zorg.
Connotaties zoals saai, verschrikkelijk, vies en zielig.
Leven met een lichamelijke beperking/kwaliteit van het leven.
Daartegenover staat dat sommige studenten de LG sector associëren met uitdagend, interessant en dankbaar werk, en met sociaal bezig zijn (vrolijk, spontaan veel praten/communicatie, etc.). 8.
De achtergrond van de beelden of associaties van studenten met de VVT sector
De associaties of beelden die studenten hebben van de VVT sector zijn grotendeels gebaseerd op of afgeleid van de ervaringen van studenten. Het gaat voornamelijk om de eigen ervaringen van studenten, bestaande uit hun stage-ervaringen, hun werkervaring en hun persoonlijke ervaring. Daarnaast spelen ook de verhalen/ervaringen van andere studenten (van horen zeggen) een rol.
Wat betreft de eigen ervaringen, is met name de stage-ervaring van de student bepalend voor de associaties/beelden die studenten hebben van de VVT sector. Werkervaring en persoonlijke ervaringen spelen een minder grote rol in de beelden van jongeren over de VVT sector.
Ervaringen van anderen hebben enige invloed op het beeld van studenten over de VVT sector, de media speelt hierin nauwelijks een rol van betekenis.
9.3 De aantrekkelijkheid van de verschillende zorgbranches In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de voorkeur voor een specifieke branche, de populariteit en de aantrekkelijkheid van de VVT branche, en de voor- en nadelen van de VVT branche. De voorkeur voor een specifieke branche onder HBO-V studenten 1.
HBO-V studenten willen bij voorkeur aan de slag in de ziekenhuiszorg. Een overgrote meerderheid (66,7%) van de HBO-V studenten wil na afronding van hun opleiding in het ziekenhuis aan het werk.
2.
HBO-V studenten zijn veel minder enthousiast om in de sectoren VVT, LG, VG en GGZ te gaan werken.
3.
Studenten kiezen vooral bewust voor de sector ziekenhuiszorg, omdat zij al weten op welke afdeling zij willen gaan werken. Verder vinden de studenten het werken in de ziekenhuiszorg vooral afwisselend, uitdagend en leerzaam.
De populariteit van de VVT sector 4.
De ziekenhuiszorg wordt door studenten gezien als de meest populaire sector, de VVT sector als de minst populaire.
27
5.
De populariteit van de ziekenhuiszorg is vooral te verklaren door de gunstige/goede arbeidsomstandigheden binnen de sector. Het werk in het ziekenhuis wordt onder meer gekenmerkt als uitdagend, afwisselend, spannend en leerzaam. Ook de grote bekendheid van de sector onder studenten speelt een rol: het werken in het ziekenhuis wordt beschouwd als het toppunt van het verpleegkundige werk.
6.
De impopulariteit van de VVT sector wordt verklaard door het lage niveau van het werk. Daarmee wordt gedoeld op het laag geschoolde karakter van het werk, op het ontbreken van voldoende verpleegkundige handelingen en de hoge mate van ADL zorg.
Ervaringen meest en minst populaire sector 1.
De studenten beoordelen de ziekenhuissector hoger dan de VVT sector op vrijwel alle aspecten, die centraal staan of van belang zijn in de beleving van werknemers in de zorg. Dit geldt zowel voor de primaire arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden als voor werk-/baanzekerheid en maatschappelijke status.
2.
Opvallend is het grote verschil in beoordeling op de aspecten verzorgd uiterlijk, carrièreperspectief, waardering door patiënten/ cliënten en de resultaten die je verwacht te behalen bij patiënten/cliënten.
3.
Qua zwaarte (emotioneel en geestelijk) van het werk en contacten met cliënten en patiënten zien de studenten geen verschil tussen de ziekenhuissector en VVT sector.
9.4 De aantrekkelijkheid van de VVT sector 1.
De VVT sector is niet alleen het minst populair binnen de zorgsector, maar wordt ook beschouwd als een onaantrekkelijke sector: ruim twee derde van de studenten vindt VVT sector geen aantrekkelijke sector om in te werken.
2.
Voor de meeste studenten lijken de nadelen van het werken binnen de VVT sector zwaarder te wegen dan de voordelen.
3.
Het belangrijkste voordeel van het werken binnen de VVT sector is het cliëntgerichte en persoonlijke karakter van de zorg. Andere voordelen zijn de vaste structuur, zelfstandigheid, het leerzame karakter van de basiszorg en het perspectief op een baan/baanzekerheid.
4.
Belangrijke nadelen van het werken binnen de VVT sector zijn: het niet-uitdagende karakter van het werk, de slechte arbeidsomstandigheden en het lage niveau van het werk.
De slechte arbeidsomstandigheden hebben te maken met het zware en routinematig karakter van het werk, geen vaste tijden, onvoldoende veiligheid, hoge werkdruk, onvoldoende waardering, hard werken en het gebrek aan voldoende personeel. De slechte arbeidvoorwaarden hebben ook te maken met het ontbreken van doorgroeimogelijkheden en het lage salaris.
Het lage niveau van het werk heeft betrekking op het ontbreken van voldoende technische vaardigheden, de vele basishandelingen, weinig kans op specialisatie, en het te verzorgend en onvoldoende medische karakter van het werk binnen de VVT sector.
5.
Hogescholen zouden een belangrijke rol kunnen hebben in het aantrekkelijker maken van de VVT sector. Maatregelen die scholen kunnen nemen zijn:
De VVT sector uitdagender maken. Dit zou kunnen door te zorgen voor meer variatie/afwisseling voor de HBO’er, door studenten meer stage ervaring te laten opdoen, door betere afstemming met instellingen over de inhoud van de stage, betere begeleiding, minder focus op de basiszorg en meer focus op de multiproblematiek of de verpleegkunde handelingen.
28
Meer promotie van de VVT sector. Promotionele activiteiten zijn bijvoorbeeld meer informatie over de sector, meer meeloopdagen organiseren, meer gastcolleges met interessante sprekers en meer reclame over de sector.
9.5 Aantrekkelijkheid van Flevoland als werkgebied voor HBO-V studenten 1.
Een overgrote meerderheid vindt Flevoland een aantrekkelijk gebied om in te werken. Flevoland is namelijk goed bereikbaar met openbaar vervoer, ligt centraal, is nieuw en zaken zijn goed geregeld. Verder is het aanbod aan banen in Flevoland voldoende, is Flevoland divers samengesteld met onder andere veel instellingen. Ook het feit dat veel studenten in Flevoland woonachtig zijn, maakt werken in Flevoland aantrekkelijk: lekker dicht bij huis.
2.
Sommige studenten vinden Flevoland geen aantrekkelijk werkgebied, voornamelijk vanwege het geringe aanbod aan werk.
3.
Ondanks de aantrekkelijkheid van de regio Flevoland, wil slechts iets meer dan de helft van de studenten in Flevoland werken, de rest zou het liefst buiten Flevoland willen werken.
9.6 Alternatieve stages 1.
Studenten staan positief tegenover het initiatief van partners in zorg en welzijn om alternatieve stages te ontwikkelen voor studenten HBO-V in Flevoland. Een derde is niet overtuigd van deze ontwikkeling.
2.
Studenten verwachten dat alternatieve stages, in vergelijking met de meer traditionele praktijkstage, kwalitatief meer te bieden hebben aan studenten. Zo verwachten studenten dat ze middels alternatieve stages meer leer- en werkervaring kunnen opdoen en meer begeleiding krijgen. Daarnaast verwachten ze goede samenwerking tussen zorg en onderwijs m.b.t. de invulling van de stages en eventueel meer kansen op werk/een baangarantie.
29