Oma op facebook?!
Onderzoek naar samenwerking en afstemming in de familiezorg tussen de formele en de informele zorg in de Kempengemeenten
Uitspraak van een van de geïnterviewden:
… “Straks zijn door alle bezuinigingen de contactmogelijkheden voor ouderen zo beperkt geworden dat die alleen nog via de computer lopen: dan moet oma op facebook!”
Inhoudsopgave Pagina Voorwoord
3
Inleiding
5
1. Ontwikkelingen in de zorg
7
2. Relatie tussen de formele en informele zorg in de Kempen
9
3. Goede zorg
21
4. Vrijwilligerswerk nieuwe stijl
27
5. Afstemming tussen de formele en informele hulp in het kader van familiezorg
35
6. Aanbevelingen
43
Bijlagen A. De professionele zorg in de Kempen
51
B. Vrijwilligerswerk in de zorg in de Kempen
57
C. Vragenlijst professionele hulpverleners
65
D. Vragenlijst vrijwilligers in de zorg
67
E. Literatuuroverzicht
69
2
Voorwoord
De inwoners zo lang mogelijk zelfstandig thuis in hun vertrouwde omgeving te laten wonen. Dat is het streven van de gemeente Bladel, Reusel-De Mierden, Eersel en Bergeijk in de Brabantse Kempen. Sinds enkele jaren werken de gemeenten en verschillende partners in de zorg samen om daarmee te bereiken dat de juiste zorg ook op het juiste moment daadwerkelijk bij de juiste persoon terechtkomt. Vanuit deze doelstelling is ervoor gekozen om de methode van de familiezorg toe te passen, zoals die door het Expertisecentrum Familiezorg in Tilburg is ontwikkeld. De Kempen is als een van de eerste regio’s deze methode breed gaan uitrollen onder de gemeenten in het gebied en bij de daarin actieve zorgverleners. Er zijn al belangrijke stappen gezet om de professionele zorg in het kader van het Wmo-beleid steeds beter op elkaar af te stemmen. Hierbij wordt niet alleen de curatieve kant, maar ook de preventieve kant van de zorg betrokken. Dit alles met als doel optimale zorg te bieden tegen de beste prijs en met de beste resultaten. Gaandeweg dit traject van samenwerking en verdere ontwikkeling van de familiezorg werd duidelijk dat er te weinig oog is (geweest) voor de rol die vrijwilligers in de zorg vervullen. Niet alleen als mantelzorger, maar ook als betrokken buitenstaander met een warm kloppend hart voor de medemens die hulp nodig heeft. Veel vrijwilligers zetten zich belangeloos in maar tegelijkertijd wordt er ook steeds meer van hen verwacht om de zorg betaalbaar te houden. Vertrekpunt bij het bepalen van de benodigde zorg is wat de persoon in kwestie zelf kan doen om het probleem op te lossen, samen met de familie. In tweede instantie wordt dan gekeken naar het sociale netwerk en de beschikbare vrijwillige inzet. Pas als deze hulp ontoereikend is, komen professionele voorzieningen en zorg in beeld. Vrijwilligerswerk in de zorg wordt daarmee steeds belangrijker. Daarom is de Regiegroep Familiezorg heel blij met het initiatief van GOW Welzijnswerk en stichting De Vonk om nader te onderzoeken hoe de relatie is tussen de formele zorg en de informele zorg in de Kempen. Hoe zit het met de vrijwillige inzet, wie zijn die vrijwilligers en wat doen ze allemaal? Hoe belangrijk is hun rol en werken ze ook samen met de professionals? Hoe gaat dat dan in de praktijk en kan dat nog beter? In Oma op facebook?! leest u niet alleen wat de uitkomsten zijn van deze verkenningen, maar wordt ook vooruitgeblikt naar hoe professionele hulp nog beter kan functioneren en in samenhang daarmee de rol van de vrijwilligers het beste kan worden gewaardeerd, versterkt en geborgd in het totale beleid van zorg en welzijn. Dat vraagt inzet van de vrijwilligersorganisaties, maar ook van de gemeenten en de zorgverleners. Ik spreek de hoop uit dat alle partijen hun voordeel zullen doen met de aanbevelingen uit het rapport. Anja Tils, wethouder Zorg en Welzijn gemeente Bergeijk voorzitter Regiegroep Familiezorg de Kempen
Tilburg, januari 2012
3
4
Inleiding In deze notitie is de weerslag opgenomen van de verkenning die heeft plaatsgevonden door het afnemen van interviews bij 17 professionals die werkzaam zijn in de zorg en bij 16 vrijwilligers die zich op dit terrein inzetten. Het betreft dus geen representatief en uitputtend onderzoek. Wel beoogt het rapport zicht te geven op hoe de formele en de informele zorg in de Kempengemeenten gestalte krijgen, hoe deze zich tot elkaar verhouden en hoe en in welke mate samenwerking en afstemming hiertussen plaatsvinden. Welke rol is er voor vrijwilligers weggelegd in het concept van familiezorg, zoals dat door de gemeenten en de zorginstellingen in de Kempen is geïntroduceerd en hoe krijgt deze gestalte? Is er ruimte voor verandering en verbetering en wat is er nodig om ook in de toekomst een zo optimaal mogelijke zorg te bieden aan mensen met een hulpvraag, die ook nog betaalbaar is? Deze zaken worden in de verschillende hoofdstukken nader uitgewerkt en beschreven. De basis hiervoor vormt de informatie verkregen uit de gesprekken die ik mocht voeren met de professionele zorgverleners en betrokken vrijwilligers. Werving en selectie respondenten De selectie van de professionals hing samen met het type organisatie, de eigen functie binnen deze organisatie en de mate waarin zij betrokken zijn of contact hebben met vrijwilligers in het uitoefenen van hun functie. De medewerkers zijn voor het grootste deel voorgedragen door hun leidinggevende of door collega´s uit de Regiegroep Familiezorg. De vrijwilligers voor deze verkenningen zijn door GOW Welzijnswerk geworven tijdens informatiebijeenkomsten over de methode familiezorg of zijn voorgedragen door de gemeenten. Daarnaast zijn in het netwerk van de organisaties mensen benaderd die behalve dat ze actief zijn, ook enig zicht hebben op het vrijwilligerswerk als zodanig. Zowel bestuursleden als vrijwilligers die in de uitvoering actief zijn, hebben hun medewerking toegezegd. Deze werving heeft echter wel tot gevolg dat van niet alle professionele instellingen die meewerken aan de Verkenningen Familiezorg ook vrijwilligers zijn geïnterviewd. Dank Mijn hartelijke dank voor de bereidwillige en openhartige medewerking die ik mocht ervaren van zowel de professionele hulpverleners als van de vrijwilligers die ik heb geïnterviewd. Eveneens veel dank aan het CZfonds dat deze verkenningen mede mogelijk heeft gemaakt. Tine Ansems, Stichting De Vonk
Leeswijzer In hoofdstuk 1 zijn de recente ontwikkelingen in de zorg kort beschreven, waarbij wordt stil gestaan bij de gevolgen van het steeds meer centraal stellen van de eigen verantwoordelijkheid van mensen die zorg nodig hebben en bij de vraag hoe de gemeenten hieraan invulling geven door het toepassen van Welzijn nieuwe stijl, de Kanteling en de methode Familiezorg. Hoofdstuk 2 gaat in op de relatie tussen de formele zorg en de informele zorg, hoe de professionals en de vrijwilligers elkaars rol in de zorg zien en hoe deze rollen worden ingevuld. Hoofdstuk 3 gaat over goede zorg. Wanneer mogen we zorg nog zorg noemen, welke rol speelt aandacht bij goede zorg en wie moet en kan daarin voorzien? Hoofdstuk 4 gaat nader in op de informele zorg als vorm van vrijwilligerswerk, de trends die zich daarin voordoen, de grenzen aan de inzet van vrijwilligers en de gevolgen van alle veranderingen voor de traditionele vrijwilligersorganisaties. In hoofdstuk 5 wordt de afstemming tussen de formele en informele zorg in het kader van familiezorg nader uitgewerkt en gekeken naar mogelijkheden voor versterking van deze afstemming. Hoofdstuk 6 bevat tot slot de aanbevelingen die voortkomen uit de conclusies van de voorgaande hoofdstukken.
5
6
1. Ontwikkelingen in de zorg In dit hoofdstuk is een beeld geschetst van de recente ontwikkelingen die er in de zorg plaatsvinden. Niet alleen in de zorg zelf, maar ook in het denken over de zorg en de eigen verantwoordelijkheid die mensen daarin hebben. De stijgende kosten en de toename van de zorgbehoefte, met name door ouderen, worden een dusdanige last voor de samenleving dat de overheid ingrijpt om deze kosten beheersbaar te houden. Daarbij is een steeds groter wordende rol weggelegd voor de familie, maar ook voor vrijwilligers. De introductie van de methode Familiezorg probeert hier een antwoord op te geven.
Dynamiek in de zorg De zorg voor ouderen en kwetsbaren verkeert in een ongekende dynamiek. Er zijn diverse ontwikkelingen gaande: demografisch, economisch, technologisch en sociaal-cultureel. In de komende decennia treden gelijktijdig verschillende veranderingen op die de zorgdraagkracht van de samenleving beïnvloeden. De omvang van de beroepsbevolking daalt terwijl het aantal ouderen toeneemt, met als gevolg de ontgroening van de bevolking waardoor steeds minder jongeren beschikbaar zijn voor banen in de zorg. We zien de toename van zorgkosten die niet meer opgebracht kunnen worden door de beroepsbevolking en we zien dat zorg en arbeid elkaars concurrenten worden. Werken in de zorg wordt steeds minder aantrekkelijk omdat de werkdruk hoog is en de cliënt steeds meer een optelsom is van zorgproducten, protocollen en registraties. Bovendien wordt een forse toename van dementerenden verwacht die de zorgkosten opdrijft. Bezuinigingen door de overheid Naast schaarste als gevolg van demografische en sociaal-culturele veranderingen, krijgen we te maken met forse bezuinigingen zowel landelijk als lokaal. Door de steeds maar oplopende zorgkosten heeft de landelijke overheid het beleid fundamenteel omgegooid. De invoering van de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning), de aanscherping van de indicatienormen voor de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) en de voorgenomen pakketmaatregelen, zijn voorbeelden van maatregelen die aanvaardbare zorg mogelijk moeten maken tegen lagere kosten. Er vindt een fundamentele omslag plaats, een herijking in denken over de rol en verantwoordelijkheid van de overheid. Uitgangspunt hierbij is dat bij zorgbehoeften eerst gekeken wordt naar wat men zelf kan en waarin het eigen netwerk kan voorzien. Pas als daar geen mogelijkheden zijn, komen collectief georganiseerde activiteiten en voorzieningen in beeld. Rol voor de lokale samenleving versus eigen verantwoordelijkheid Dit beleid vraagt om het versterken van de zelfredzaamheid van bewoners en het bijsturen van de rol die in de lokale samenleving hieraan wordt toegekend. Het zorgend vermogen van de lokale samenleving heeft daarbij vooral betrekking op informele zorg; zorg gegeven door mantelzorgers en vrijwilligers. Er zal een groter beroep worden gedaan op het potentieel van deze informele zorg. Dit vraagt om keuzes en nieuwe antwoorden om de zorg voor kwetsbare mensen op een aanvaardbaar peil te houden. Formele zorg; zorg gegeven door beroepskrachten en informele zorg zijn daarin communicerende vaten met allerlei verbindingen naar beleids- en werkgebieden zoals die van welzijn, wonen, arbeid en participatie. De informele zorg staat garant voor 80 % van de zorg bij mensen thuis en de formele zorg voor de overige 20%. Dat laat dan tevens het belang zien van een gecoördineerde aanpak en een zorgvuldige regie waar formele en informele zorg elkaar ontmoeten. Wmo, de Kanteling en Welzijn nieuwe stijl De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is een brede participatiewet die als uitgangspunt heeft dat iedereen moet kunnen meedoen. In de Wmo is de compensatieplicht opgenomen, die de verantwoordelijkheid hierbij van gemeenten regelt om mensen met een beperking, ouderen en kwetsbare burgers te ondersteunen. De compensatieplicht houdt in dat in elke individuele situatie de meest adequate oplossing wordt getroffen om de gewenste zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie mogelijk te maken. Het proces van gemeenten en burgers om tot een invulling van de compensatieplicht te komen volgens de bedoeling van deze wet, heet de Kanteling. Hierbij is de persoon die hulp nodig heeft het vertrekpunt en niet de beschikbare voorziening. Hierbij wordt een zogenaamde ‘verantwoordelijkheidsladder’ gebruikt. Eerst wordt gekeken naar wat de cliënt
7
zelf kan, en vervolgens naar wat zijn/haar omgeving -de mantelzorger- kan betekenen in de ondersteuning van de cliënt. Wanneer dit onvoldoende is, komen de andere voorzieningen in beeld, zoals vrijwilligersinzet, welzijnsvoorzieningen, collectieve voorzieningen en tot slot de individuele voorzieningen. De uitdaging voor de komende jaren is het realiseren van vitale coalities, een juiste samenwerking tussen formele en informele zorg waardoor de kosten voor noodzakelijke zorg en ondersteuning betaalbaar blijven, vooral ook voor kwetsbaren. Informele zorg Informele zorg omvat alle vormen van dienstverlening en ondersteuning die burgers onderling uitwisselen. Het gaat om zorg bij de zorgbehoevende thuis of in intra- of semimurale setting en om verpleegkundige zorg, hulp bij de huishoudvoering, sociaal-emotionele steun, advisering etc. Informele zorg kan heel klein zijn (voor de zieke buurman naar de apotheker gaan) of heel omvangrijk (zorg voor een terminaal zieke partner). De Kempengemeenten kennen een rijke traditie van vrijwilligerswerk waarbij vooral oudere vrijwilligers zich actief inzetten voor anderen. Zij doen dat met name voor de bekende landelijke vrijwilligersorganisaties als de Zonnebloem en het Rode Kruis, maar ook voor de lokale hulpdiensten, de parochies en de ouderenbonden. GOW Welzijnswerk ondersteunt deze vormen van vrijwilligersinzet en heeft daarbij de coördinatie van de Vrijwillige Thuiszorg en het project Vrijwillige Thuisadministratie. De ontwikkelingen in de zorg vragen om ook andere dan de traditionele vrijwilligers en bijvoorbeeld RSZK, MEE en de GGZ ontwikkelen beleid om andere vormen van vrijwilligersinzet te realiseren. Zorg in eigen dorp In een aantal kerkdorpen zijn vrijwilligers actief om zorg in eigen dorp te organiseren. Deze initiatieven komen met name voort uit de dorpsontwikkelingsplannen die met financiële steun van de provincie en de gemeente zijn opgezet en die als doel hebben de leefbaarheid op het platteland te bevorderen. Het dicht bij huis organiseren van zorg voor de dorpsbewoners draagt hieraan bij. Voorbeelden zijn de werkgroepen Zorg in eigen dorp in Steensel en in de Weebosch. Project Familiezorg in de Kempen Op basis van wetenschappelijk onderzoek naar familiezorg en zorgverantwoordelijkheid (Beneken genaamd Kolmer, 2006; 2007; 2008) en een intensieve samenwerking met beroepskrachten in de zorg en families is een relationele benadering in de familiezorg met bijbehorende methodiek ontwikkeld. De methode Familiezorg spitst zich toe op zorgsituaties van families die behoefte hebben aan langdurige en intensieve zorg. Bij de methode Familiezorg ligt de focus op het hele gezin waarbij professionele hulp/zorg is afgestemd op de vraag, behoefte en mogelijkheden van het hele gezin. De methode richt zich op twee niveaus: micro en meso. Op microniveau vragen gezinnen om een systeembegeleider die vooral strategisch en structureel werkt. Op mesoniveau richt de methode zich op de samenwerking met betrokken hulpverleners en organisaties. Het doel is gericht op preventie en herstel. Herstel doordat de systeembegeleiding zowel processen binnen het gezin als processen buiten het gezin aanpakt. Deze combinatie is efficiënt en effectief. Versnippering van zorg wordt tegengegaan. In januari 2010 is het project Familiezorg in de Kempen van start gegaan. Gemeenten en een fors aantal zorg- en welzijnsorganisaties hebben met elkaar afspraken gemaakt over de samenwerking op basis van bovenstaande uitgangspunten. Medewerkers van de betrokken organisaties hebben hiervoor een driedaagse training “Familiezorg” gevolgd, begeleiden patiënten of cliënten en hun mantelzorgers en organiseren de onderlinge hulpverlening bij een zelfde situatie. Probleem is dat bij ketenzorg of ketensamenwerking bijna altijd gestart wordt met de professionele zorg. Dit geldt eveneens voor het project Familiezorg in de Kempen; vrijwilligersorganisaties zijn bij dit project niet betrokken. De uitdaging is nu om een andere en nieuwe verhouding te realiseren tussen formele en informele zorg. Op lokaal niveau moet gezocht worden naar een nieuwe balans en ordening van formele en informele zorg. Een ordening waarbij deze partijen elkaar kennen, respecteren en als partners zien. Belangrijk is dat men bij het verlenen van hulp en zorg samen optrekt, gebruikmakend van elkaars kennis en deskundigheden. Esther de Raad GOW Welzijnswerk
8
2. De relatie tussen formele en informele zorg in de Kempen In dit hoofdstuk gaan we na waar de formele zorg en informele zorg elkaar raken en hoe de afstemming daartussen verloopt. Wat zijn de ervaringen in de praktijk en wat zijn de resultaten? Hoe kijken de professionals en de vrijwilligers naar elkaar, hoe ziet het vrijwilligersbeleid eruit en wat zijn de verwachtingen ten opzichte van elkaar? Wat is de toegevoegde waarde van vrijwilligers in de zorg en hulpverlening? Vindt er overleg plaats en waarover dan? Waar zijn zowel de vrijwilligers als de professionals tevreden over en waarover niet? Kan het nog beter en hoe kun je dat borgen? Tot slot gaan we na of er iets wordt gemist in het hulpverleningsaanbod.
Elkaar tegenkomen Vaak ontmoeten professionele zorgverleners in hun werk vrijwilligers bij de cliënten thuis of in de instelling en andersom natuurlijk ook. Hoe de professionele zorgverleners hun werk doen, wat zij daarin tegenkomen bij hun cliënten, hoe ze samenwerken met andere professionals en hoe tevreden ze zijn, is uitgebreid weergegeven in bijlage a. van dit rapport. In bijlage b. vertellen de vrijwilligers over hun ervaringen, hun inzet, motivatie en betrokkenheid bij mensen met een zorgvraag. Ook lezen we daarin over de samenwerking met andere vrijwilligers, hun tevredenheid over hun werk, wat er goed en minder goed gaat en hoe de zorg in hun ogen nog beter zou kunnen. Dit hoofdstuk gaat nader in op waar de professionele zorg- en hulpverleners vrijwilligers elkaar tegenkomen, hoe de professionals de vrijwilligers zien en ervaren en of en hoe deze inzet is ingebed in de organisatie. De vrijwilligers verhalen in dit hoofdstuk over hoe zij kijken naar de professionals, naar hun eigen rol in de zorgverlening en welke ervaringen zij daarmee opdoen in de cliëntcontacten. Professionele zorgverleners over de vrijwilligers in de zorg Vrijwilligersbeleid Allereerst is bekeken of de professionele organisaties ook een eigen vrijwilligersbeleid hebben en zo ja, of dit is vastgelegd. Tien respondenten geven aan dat hun organisatie eigen vrijwilligersbeleid heeft. Dit is vastgelegd in een beleidsplan, er zijn afspraken met vrijwilligers gemaakt, er is sprake van een protocol voor de vrijwilligers en soms ook van een vrijwilligersovereenkomst. Een respondent geeft aan dat de vrijwilligers beschikken over een werkboek. Deze tien organisaties voorzien ook in begeleiding van hun vrijwilligers. Vijf organisaties, waaronder drie gemeenten, hebben geen eigen vrijwilligersbeleid op het gebied van zorg. Bij twee organisaties is eigen vrijwilligersbeleid niet van toepassing. Tevreden over het vrijwilligersbeleid van de organisatie Op deze vraag zeggen vijf respondenten volmondig ja: het zit goed in elkaar en een respondent voegt daaraan toe dat het voorziet in een groeimodel. Twee respondenten geven aan dat het nu nog niet helemaal voldoet, maar dat het aangepast wordt. Dit heeft te maken met een herstructurering die is doorgevoerd (van locatie naar product) en de vrijwilligers moeten nog wennen aan de nieuwe situatie. Een respondent zegt dat het beleid aangepast wordt aan de actuele ontwikkelingen en een respondent zegt dat het huidige beleid goed in elkaar zit, maar dat er toch een nieuw plan wordt gemaakt dat begint met het in kaart brengen van het vrijwilligerswerk in de instelling. Daarin worden ook de taken en profielen voor nieuwe vrijwilligers opgenomen en er komt meer aandacht voor de competenties van vrijwilligers. Ook wil men een duidelijker onderscheid gaan maken tussen mantelzorgers en vrijwilligers in de instelling. Twee respondenten zeggen dat ze niet weten of het vrijwilligersbeleid voldoet en een respondent denkt dat het wel goed is. Drie respondenten hebben geen mening over het vrijwilligersbeleid van de eigen organisatie. Contact met vrijwilligers Zestien professionals geven aan dat zij contact hebben met vrijwilligers bij het uitvoeren van hun taak; bij één respondent is dit niet aan de orde. Vijf professionals komen deze vrijwilligers alleen
9
tegen in de eigen instelling, drie professionals komen de vrijwilligers tegen thuis bij de cliënten en zes professionals geven aan dat zij zowel in de instelling als bij de mensen thuis in contact komen met vrijwilligers. Voor acht professionals zijn dat over het algemeen dezelfde vrijwilligers, en bij zes professionals zijn het wisselende vrijwilligers. Wat vrijwilligers doen met of voor cliënten Uiteraard is dit geen uitputtende lijst van vrijwilligersactiviteiten, maar het overzicht geeft een beeld van de activiteiten waarin de respondenten de vrijwilligers tegenkomen.
Gezelschap en begeleiding
Gezelschap en bezoek 8x Maatjescontact 3x Vergezellen naar ziekenhuis of dokter 2x Verder zijn nog genoemd oppashulp, begeleiden van de kinderen en mentorschap.
Praktische hulp en ondersteuning
(mee) boodschappen doen Halen en brengen Hulp bij thuisadministratie Klusjes en hand- en spandiensten Maaltijden rondbrengen Tuinonderhoud Verder zijn nog genoemd intern transport, keukenhulp, restauranthulp, speelhulp, algemene ondersteuning, advies, voorlichting en verwijzing i.v.m. verkrijgen van recht en apotheekbezoek
5 4 4 4 3 3
Activiteiten
Meedraaien in activiteiten Verder zijn nog genoemd gastheer en gastvrouw zijn, kaarten, vrijwillige logeerkring, mee gaan wandelen en mee gaan zwemmen
x x x x x x
5x
Ontlasten mantelzorgers
Respijtzorg/aanwezigheidshulp
4x
De rol van de vrijwilliger voor de cliënt Een luisterend oor hebben, tijd en aandacht geven, worden door de professionals gezien als een heel belangrijke rol van vrijwilligers. Ze zorgen voor gezelligheid en sfeer en ze houden op een laagdrempelige wijze het contact met de buitenwereld in stand: de buitenwereld binnen brengen. Ze versterken daarmee het natuurlijk netwerk van de cliënt. Daarmee helpen ze om eenzaamheid te voorkomen. Door de beschikbaarheid van vrijwilligers worden ook de mantelzorgers ontlast en kunnen zij blijven participeren. Een mooi voorbeeld van deze vrijwilligersinzet:
“Een mevrouw komt drie jaar lang wekelijks in huis bij een dementerende dame en zingt de hele middag met haar oude liedjes. Diezelfde middag gaat de echtgenoot naar zijn biljartclub.”
Ook de praktische ondersteuning is verlichtend en het is voor de cliënten een welkome aanvulling op de betaalde zorg die ze ontvangen. Vrijwilligers werken drempelverlangend ten aanzien van voorzieningen en kunnen helpen om de draagkracht en zelfredzaamheid van de cliënt te versterken door deel uit te maken van zijn maatschappelijk steunsysteem. De toegevoegde waarde voor de cliënt De belangrijkste toegevoegde waarde van de vrijwilligers is dat zij het welzijn van de cliënt verhogen en dat cliënten mede daardoor langer in staat zijn om zelfstandig thuis te blijven wonen. Vrijwilligers zorgen voor uitstel van opname in dure zorg.
10
De rol van de vrijwilliger ten aanzien van jezelf als professional Vrijwilligers delen hetzelfde doel als de professional: samen werken aan het welzijn van de cliënt, volgens enkele professionals. Vrijwilligers zijn belangrijk in het zo goed mogelijk zorg bieden want zij kunnen eveneens mede een steunsysteem voor de cliënt vormen. Zij zorgen voor een verruiming van het zorgaanbod en vrijwilligers kunnen in het gat voorzien dat is ontstaan door het wegvallen van indicaties en van professionele zorg. Hier wordt dan meteen aan toegevoegd dat vrijwilligerswerk zijn grenzen kent en nooit in de plaats van de formele zorg kan komen. De professionals zijn door de aanwezigheid van een vrijwilliger in staat om wat extra’s te doen en deze vrijwilliger is voor hen een structureel aanspreekpunt voor de cliënt. De vrijwilliger kan een signalerende rol vervullen in verband met de toestand van de cliënt en dat levert tijdwinst op in de zorg. Ook wordt de vrijwilliger wel als een ’soort van collega’ gezien, als een waardevolle aanvulling, een sparringpartner. Vanwege de vertrouwensrelatie die vrijwilligers met de cliënt hebben opgebouwd kunnen zij helpen om zaken bespreekbaar te maken en zijn zij in staat om de kracht van de cliënt te benoemen. Dit omdat zij in bepaalde gevallen uit eigen ervaring kunnen spreken. In een instelling zorgen zij voor een gestructureerder verloop van zaken en diensten. De vrijwilligers zijn ook een vorm van controle en zorgen voor geruststelling, vertrouwdheid en bereikbaarheid. Kortom “de vrijwilligers zijn een essentieel onderdeel in het pakket van hulp en zorg en het bevorderen van het welzijn van cliënten”, zoals een respondent het verwoordt. De toegevoegde waarde Vrijwilligersinzet betekent in de praktijk meer welzijn voor de cliënt en dat zorgt vaak voor een vermindering van de zorgvraag. Zij dragen er mede aan bij dat mensen uit het circuit van de hulpverlening blijven. Door de signalerende taak van de vrijwilliger kan er eerder worden geholpen en erger voorkomen. Een respondent verwoordt de toegevoegde waarde van de vrijwilliger als volgt: “de
professional levert de zorg en de vrijwilliger zorgt voor het welzijn van de cliënt.”
Overleg met de vrijwilligers Bij een professional is overleg met de vrijwilligers niet aan de orde en twee respondenten geven aan geen overleg te voeren met vrijwilligers. De 12 andere professionals voeren overleg met vrijwilligers en dat is op allerlei manieren en over alle mogelijke onderwerpen: • Overleg over organisatorische en beleidszaken 5x • Het uitwisselen van ervaringen 4x • Samen afspraken maken over wie wat mag en doet 3x • De voortgang met betrekking tot de cliënt bespreken 3 x • Informatie- en themabijeenkomsten 2x • Praktische zaken doornemen 2x • Instructies verstrekken 1x • Het vrijwilligerswerk als zodanig bespreken 1x • Bespreken van intake, matching en voortgang 1x • Afstemmen van de zorg 1x • Bemiddelen bij hulpvragen 1x • Teambuilding 1x Daar waar geen overleg plaatsvindt met vrijwilligers, is het niet aan de orde en wordt het ook niet nodig geacht. Eisen stellen aan de vrijwilligers Van de 15 respondenten geven er 12 aan dat er eisen mogen worden gesteld aan vrijwilligers en vier van hen constateren dat vrijwilligheid geen vrijblijvendheid betekent. Een respondent vindt dat je geen eisen kunt stellen “want ze doen al zoveel”, een respondent denkt niet zozeer aan eisen maar heeft het over bewaken van de grenzen van de vrijwilliger en het benadrukken hoe belangrijk hij/zij is. Een respondent geeft aan dat deze vraag niet van toepassing is. De eisen die aan vrijwilligers gesteld mogen worden zijn volgens de respondenten de volgende (in volgorde van belangrijkheid): • Een correcte omgang met de cliënt en de familie 6x • Betrouwbaar zijn in afspraken 5x • Goed kunnen communiceren 4x • Privacy van cliënten respecteren, geheimhouding 4x
11
• • • • • • • • • • • •
Over goede sociale vaardigheden beschikken De inzet afstemmen op de behoefte van de cliënt Weten wat wel en niet verantwoord is Deskundig zijn in hun taak Willen samenwerken met de professionals Over inlevingsvermogen beschikken Geen hulpverlener worden Lichte scholing in signalering Eerlijk zijn De regels van de organisatie/instelling respecteren (soms) basiscursus van de Vrijwillige Thuiszorg volgen Eventueel auto ter beschikking (hangt af van inzet)
2x 2x 2x 2x 2x 1x 1x 1x 1x 1x 1x 1x
Deskundigheid van de vrijwilligers Zes professionals vinden dat de vrijwilligers voldoende deskundig zijn in wat ze doen, twee van hen vinden dat dit meestal wel het geval is, en twee weten het niet. Een respondent vindt dat dit afhangt van wat ze doen en een respondent vindt vrijwilligers niet zonder meer deskundig en dat er meer training nodig is. Een respondent merkt op dat “het wel eens rammelt” en een respondent is van mening dat het bij bepaalde vrijwilligers beter kan, dat ze beter geïnstrueerd moeten worden. Eén professional maakt ze wel deskundig. Wat er fout kan lopen Zes professionals hebben nog nooit meegemaakt dat het fout liep met een vrijwilliger in relatie tot een cliënt. Eén respondent meldt alleen ‘een ongelukje’: de rolstoel stond niet op de rem. Acht respondenten hebben incidenteel wel eens meegemaakt dat het niet helemaal goed ging tussen de cliënt en de vrijwilliger. Dat varieerde dan van te hoge verwachtingen over de eigen inzet bij de vrijwilliger, maar ook verkeerde verwachtingen scheppen bij een cliënt over het toekennen van voorzieningen. Ook hebben twee respondenten meegemaakt dat de regievoering niet goed ging en dat een vrijwilliger daardoor bemoeizuchtig en overheersend bezig kon zijn en inbreuk pleegde op de privacy van de cliënt. Overbelasting van de vrijwilliger is eveneens incidenteel gesignaleerd en hierdoor verminderde de draagkracht van de cliënt waarbij de kans aanwezig was dat ze er allebei aan onderdoor zouden gaan. Een keer bleek een vrijwilliger zelf te gaan dementeren, een keer is een vrijwilliger zelf in de problemen gekomen en werd het vrijwilligerswerk te zwaar en twee keer was er gedoe met geld. Van degenen die zelf wel eens hebben meegemaakt dat het fout liep tussen de cliënt en vrijwilligers hebben vier respondenten vervolgens uitgezocht wat er speelde en zij hebben de situatie besproken met zowel de cliënt als de vrijwilliger. In twee situaties is het contact tussen de cliënt en de vrijwilliger stopgezet en in twee situaties zijn de taken opnieuw vastgesteld. Bij één vrijwilliger was een goede uitleg voldoende en in één situatie is het probleem teruggekoppeld naar de organisatie van de vrijwilliger en is het probleem toen opgelost. Aanspreken van vrijwilligers Een respondent heeft zelf geen contact met vrijwilligers en de anderen hebben geen moeite met het aanspreken van de vrijwilliger. Ze vinden het ook hun verantwoordelijkheid. Ze willen eerst uitzoeken wat er aan de hand is en vervolgens een open gesprek daarover aangaan met de vrijwilliger. Dat kan door rechtstreeks aanspreken of met een telefoontje en dat hangt dan af van de zwaarte van het probleem. De meeste respondenten nemen dan ook aan dat het probleem is ontstaan uit onkunde en niet uit kwade bedoelingen. Een professional wil bij het contact tussen cliënt en vrijwilliger aanwezig zijn, patronen signaleren in hoe het contact verloopt, de vrijwilliger ervan bewust maken en meteen reageren, zodat het gedrag ter plekke kan worden bijgesteld. Enkele respondenten willen het probleem bespreekbaar maken met de cliënt erbij en het gewoon direct en duidelijk aan de orde stellen. Dat willen ze dan wel zorgvuldig en respectvol doen, diplomatiek, aardig en professioneel. Ook melden enkele professionals dat ze tips voor verbetering willen geven en de vrijwilliger opnieuw goed instrueren of de techniek (zoals bij insuline spuiten) goed aanleren. Twee respondenten geven aan dat zij ook contact opnemen met de organisatie waar de vrijwilliger bij hoort om daar het probleem te
12
bespreken. Als dat allemaal niet helpt dan volgt er sanctie en wordt het contact tussen de vrijwilliger en de cliënt stopgezet. Eén respondent geeft aan dat andersom ook mag: als de professional iets niet goed doet, of te laat aanwezig is, dan mag in haar ogen de vrijwilliger daar ook een opmerking over maken. Noodsituatie met vrijwilligers Zeven respondenten zeggen bij een noodsituatie zelf te proberen om tot een oplossing te komen en pas contact te zoeken met derden als dat niet lukt. Vijf respondenten zoeken vervolgens contact met de organisatie waarvoor de vrijwilliger werkzaam is. Een respondent betrekt er een collega of leidinggevende van de eigen organisatie bij. Een professional zegt er desnoods een derde bij te betrekken, zoals de huisarts, om het probleem op te lossen, een respondent spreekt zich daar niet over uit, heeft daar geen idee van. Terrein waarop vrijwilligers zich nog moeten ontwikkelen De meeste professionals zijn van mening dat in ieder geval de verworven deskundigheden op peil en actueel moet worden gehouden, zoals sociale vaardigheden, communicatieve vaardigheden en kennis van voorzieningen. Kennis over omgang met dementerenden wordt zeer van belang gevonden evenals kennis over de omgang met ouderen en terminale patiënten, waarbij de nadruk ligt op ondersteuning en niet op zorg. Enkele respondenten vinden het belangrijk dat de vrijwilligers open oog blijven houden voor de waarden en normen van de cliënten en dat ze die ook respecteren. Wat vrijwilligers nog meer zouden kunnen leren is signaleren en vervolgens adequaat reageren. Ook is er een toenemende behoefte aan mentorschap en schuldhulpmaatjes. Tot slot geven enkele respondenten aan dat het niet zozeer gaat over de huidige vrijwilligers die ‘zich ergens in moeten ontwikkelen’, maar dat er meer vrijwilligers moeten komen met andere interesses, waarbij nadrukkelijk ook jonge vrijwilligers nodig zijn. Verantwoordelijk voor deskundigheidsbevordering Zes respondenten zien hierin een taak weggelegd voor de gemeenten in het kader van de Wmo en het vrijwilligersbeleid. Een respondent vindt dit een taak van de desbetreffende organisatie al dan niet in combinatie met de gemeente. Enkele professionals vinden dat dit door de professionele zorg samen met de gemeente gedaan moet worden en ook GOW Welzijnswerk heeft hier in een taak volgens enkele respondenten. Ook kan de leidinggevende in de instelling hierin iets betekenen en dan vooral in praktische zin: leren rolstoelrijden, tillen en leren omgaan met dementie. Taken voor vrijwilligers die nu nog niet door hen worden uitgevoerd Eén professional is van mening dat nieuwe taken voor vrijwilligers niet aan de orde zijn, want vrijwilligers doen al zoveel en één professional ziet niet echt nieuwe taken voor vrijwilligers. De overige 13 professionals hebben allerlei ideeën over toekomstige taken van vrijwilligers: • Taken op het gebied van cultuur, theater, muziek, kunst, boeken, lezingen en diavoorstellingen over allerlei onderwerpen; • Uitbreiding van de dagactiviteiten; • Was- en strijkdienst om daarmee de hulp bij het huishouden toegankelijk te houden voor mensen met een beperkt inkomen; • Dagopvang voor ouderen; • Vervoersdienst van kinderen in het speciaal onderwijs; • Logeeradressen voor kinderen met een beperking en voor kwetsbare gezinnen; • Eetmaatjes (thuis samen koken en eten en leren hoe op te treden als gastheer/vrouw); • Meefietsen met niet-verkeersveilige autisten; • Specifieke oppas om mensen te kunnen laten werken omdat de kinderopvang voor veel ouders te duur is geworden (wel met een bepaalde frequentie per week); • Naschoolse opvang na het wegvallen van de indicatie. Sommige kinderen passen niet in de reguliere opvang omdat ze te druk zijn of niet in een groep passen; • Receptiewerk, balie en telefoon voor bereikbaarheid van de instelling buiten de reguliere openingstijden, om toch bereikbaar te zijn (avond en weekend); • Digitale ondersteuning bijvoorbeeld voor de website of het blad van een instelling; • Hulp bij het huishouden, in plaats van betaalde dienst omdat het voor de cliënt anders te duur is.
13
Waarschuwing
Enkele respondenten spreken echter wel hun zorg uit over wat vrijwilligers kunnen doen en wat je daarvan mag verwachten. Enkele respondenten noemen het wegvallen van de begeleiding voor psychiatrische patiënten en verstandelijk gehandicapten, zoals woonbegeleiding. Er zit volgens hen een grens aan wat vrijwilligers kunnen doen en deze zorg moet volgens hen door professionals worden gedaan en niet aan vrijwilligers overgelaten. Een aantal respondenten vindt het in dit kader belangrijk om op te merken dat het voor vrijwilligers belangrijk is dat zij elkaar kunnen ontmoeten om ervaringen uit te wisselen en (h)erkenning te vinden bij elkaar.
Meer vrijwilligers nodig voor huidige taken
Een aantal respondenten merkt op dat het niet zozeer gaat om nieuwe taken voor vrijwilligers, maar dat er meer vrijwilligers nodig zijn voor bestaande taken waarvan de vraag in omvang toeneemt en voor de versterking van diensten die nu ook al worden verleend, zoals: • Hulp bij thuisadministratie en schuldhulpmaatjes; • Begeleiding van dementerenden; • Vervoersdienst in kleinere kernen (omdat steeds minder mensen recht hebben op een pas).
VRIJWILLIGERSWERK ALS ONDERDEEL VAN DE FORMELE ZORG Sprake van formele zorg Alle vrijwilligers geven aan dat er in de contacten die zij hebben met cliënten en/of gasten ook sprake is van een relatie tussen de cliënt en een professionele zorgverlener of organisatie. In totaal zijn 15 organisaties, instellingen en zorgverleners genoemd. Deze zijn hierna aangegeven met daarbij het aantal malen dat respondenten dit signaleren. Wmo-loket van de gemeente 10 x RSZK 8x Huisartsen/praktijkondersteuners 6x Thuiszorg 5x Maatschappelijk Werk 4x GGZ 3x Therapeuten 3x LunetZorg 3x GOW Welzijnswerk 3x Pastoraat 2x Woningbouwcorporaties 2x MEE 1x Psychiatrische afdeling ziekenhuis 1x Gemeentelijk zwembad 1x Verder wordt nog een scholengemeenschap genoemd in het kader van maatschappelijke stages. Een respondent merkt op dat de organisatie meer zou willen samenwerken met de thuiszorg en met de huisartsen in verband met verwijzing. Betrokken bij zorg- en hulpafspraken Zeven respondenten zeggen dat ze op de een of andere manier door de professionals betrokken worden in de afspraken die worden gemaakt in het belang van de cliënt. Dit voor zover nodig in relatie tot hun taak, dus niet over de hulp of zorg zelf. Twee respondenten zeggen daarbij niet betrokken te zijn, terwijl ze dat wel zouden willen, met name als het gaat om terugkoppeling en nazorg. Een respondent heeft zelf contact opgenomen met de zorginstelling en een respondent koppelt zelf terug naar de organisatie als de hulp niet goed loopt. Bij vijf respondenten is contact over de zorgafspraken niet aan de orde.
14
Betrokken willen worden bij zorg- en hulpafspraken Zeven respondenten hebben geen behoefte aan contact over de zorg aan de cliënt en bij vier respondenten is dat niet aan de orde. Vrijwilligers willen wel betrokken worden bij zorgafspraken voor zover het hun rol betreft. Het gaat dan over samenspraak, gezamenlijk beleid ontwikkelen en er voor zorgen dat cliënten beter voorliggende voorzieningen kunnen benutten.
Het nut daarvan voor de cliënt
Acht respondenten hebben geen mening over het nut van betrokkenheid bij zorgafspraken betreffende de cliënt. De overige respondenten zien daar wel het belang van in: om ervoor te zorgen dat hulpvragers mee kunnen blijven doen, ter voorkoming van erger, samenwerken om het in stand blijven van voorzieningen te realiseren, om cliënten beter te kunnen begeleiden en om de cliënt te helpen bij het realiseren van wensen. Ook het belang van signaleren is genoemd zodat professionals snel kunnen handelen en het elkaar over en weer informeren in het belang van de cliënt. Betrokkenheid bij zorgafspraken is ook van belang om de zorg optimaal te kunnen houden.
Het nut daarvan voor de organisatie
Eveneens acht respondenten zien betrokkenheid van vrijwilligers bij zorgafspraken niet als een voordeel voor de desbetreffende zorginstelling of hulpverlener. De andere acht respondenten zien wel degelijk voordelen voor de zorg- of hulpverlener: het helpt om de vrijwilligers betrokken en gemotiveerd te houden en daar hebben zij belang bij, om ervoor te zorgen dat cliënten eerder en beter geholpen worden en dat bijvoorbeeld schulden niet verder oplopen. Door goede afstemming wordt het voor de bewoners aangenamer en verloopt alles soepeler, goede signalering en informatie door vrijwilligers helpt de organisatie om beter en tijdig passende zorg te regelen. Het kan ook een verlichting van hun taak betekenen, omdat de professionals anders veel vaker op moeten komen draven. En de gemeente krijgt zicht op het belang van de vrijwilligers in de zorg en de besteding van de subsidies.
Nut voor jezelf
Ook hier hebben acht respondenten aangegeven dat dit niet op hen van toepassing is. Een respondent geeft aan dat het voor de coördinator niet van belang is, maar voor de desbetreffende vrijwilliger wel. De zes vrijwilligers die voor zichzelf het belang inzien van betrokken te zijn bij afspraken die de professionals hebben gemaakt ten aanzien van cliënten, hebben daarvoor de volgende argumenten: • We kunnen meer bereiken door gericht beleid en bundeling van energie; • Ik wil zeker weten dat alles goed geregeld is, ook voor de veiligheid van de cliënten; • Het heeft mij geholpen om de betrokken cliënt duidelijk te maken wat wel en niet mogelijk is; • Ik wil dat mensen krijgen waar ze recht op hebben en wat ze nodig hebben en ik word serieus genomen als ik zaken aandraag; • Ik heb dat nodig om mijn werk goed te kunnen doen ´anders kunnen ze ook de buurvrouw •
vragen´;
Een respondent voelt zich serieus genomen in haar aandeel in de zorg en hulp die de cliënt ontvangt.
Inbreng hebben bij afspraken over zorg en hulp Vier vrijwilligers hebben geen behoefte aan inbreng bij afspraken over zorg en hulp. Een van hen geeft aan alleen dienstbaar te willen zijn en voor een respondent hoeft het niet ‘want er is toch nergens geld voor‘. Vier respondenten vinden dat ze al voldoende worden betrokken en meer is niet nodig. Drie respondenten willen alleen inbreng hebben in zaken waar zij direct mee te maken hebben en een van hen wil ook niet méér om zo de eigen grenzen te bewaken. Nog eens twee respondenten willen meepraten over beleid, over hoe laagdrempelige voorzieningen in stand te houden en over nieuwe ontwikkelingen zoals domotica. Een respondent heeft er behoefte aan dat signalen die worden doorgegeven ook serieus worden genomen en illustreert dat aan de hand van enkele voorbeelden waarin het in haar ogen fout liep, zoals het eten voor een blinde te ver buiten zijn bereik zetten, harde aardappels serveren voor mensen zonder gebit en iemand laten wachten die hoognodig naar het toilet moet. Een respondent wil graag terugkoppeling over de gekozen oplossing en of die past bij de persoon, een respondent wil graag informatie in verband met schuldhulpverlening en een respondent
15
wil de mogelijkheid bieden aan vrijwilligers om onder leiding van een professional ervaringen uit te wisselen. Vijf vrijwilligers laten zich niet uit waarover zij geen inbreng willen hebben. Acht vrijwilligers geven aan dat zij met de zorg zelf geen bemoeienis willen hebben: er is een duidelijke scheidslijn tussen zorg en hulp. Twee vrijwilligers willen zeker geen inbreng hebben als het gaat over euthanasie en een van hen ook niet over medicatieverstrekking. Een vrijwilliger zegt zich ook niet te willen bemoeien met het personeels- en financieel beleid van de instelling. Wat vrijwilligers kunnen wat professionals niet kunnen of doen Deze vraag levert een aantal zaken op die hierna, in volgorde van meest genoemd, worden weergegeven. Er zijn soms meerdere antwoorden gegeven. • Ze hebben meer tijd beschikbaar 8x • Kunnen (daardoor) vertrouwen geven en ontvangen, nabij zijn 6x • Meer aandacht geven en tijd nemen om echt te luisteren en 6x ingaan op de emoties van de cliënt/patiënt, doorvragen • Warmte en persoonlijk contact bieden, betrokkenheid tonen 5x • Ze hebben gemakkelijk toegang tot de mensen, lage drempel 3x • Ze hebben een belangeloze inzet 2x • Ze zien wat er gebeurt, kennen de mensen goed en kunnen 3x daardoor goed signaleren en informatie geven • Ze zorgen voor continuïteit, hebben langdurig contact 1x • Ze zijn altijd bereikbaar en beschikbaar 1x • Ze spreken de taal van de mensen 1x • Ze bieden praktische hulp 1x • Ze kunnen samen met de cliënt iets ondernemen 1x Eigen rol in de zorg- en hulpverlening Kijkend naar hun eigen rol in de zorg- en hulpverlening, zien de meeste vrijwilligers die vooral als van directe waarde voor de cliënt of de deelnemer. Dertien respondenten vinden dat dit de kern is van hun werk. Een respondent probeert uit het hele verhaal van de cliënt de hulpvraag te achterhalen en zo voorwerk te doen voor de professional en een andere respondent beschouwt zich als een soort maatschappelijk werker en als eerste aanspreekpunt. Een respondent wil de juiste vrijwilliger bij de juiste dienst zoeken om het beste te kunnen helpen en een vrijwilliger wil als versterker van de cliënt optreden en op verzoek deelnemen aan gesprekken met de hulpverlening en zonodig bemiddelen. Andere respondenten willen vooral luisteren en aandacht geven, mensen helpen uit naastenliefde, op verzoek advies geven en verwijzen naar voorzieningen. Mensen afleiding geven en uit de sleur halen, een zinvolle aanvulling zijn voor mensen die het moeilijk hebben vanwege hun gezondheid, leeftijd of inkomen en bemoediging bieden en praktische tips geven. Ook kunnen zij mensen in hun waarde laten en ze zoveel mogelijk zelf laten doen, allemaal ten behoeve van het welzijn van de mensen. Een respondent geeft aan dat door het werk van vrijwilligers, mensen langer in staat zijn om thuis te blijven wonen en eenzaamheid en alcoholisme (onder mannen) zo wordt voorkomen. Een vrijwilliger vindt dat door de speciale band die vrijwilligers hebben, zij de cliënt goed leren kennen en daardoor signalen kunnen doorspelen aan de professionals, maar ook de cliënt bewegen om hulp te zoeken. Zij moeten dan niet zelf actie ondernemen, maar dat overlaten aan de professionals. Drie respondenten zien hun rol meer als organisator, verbindingsman of doe-denktank. Een van hen beschouwt zich in haar werk als een aanvulling op de professionele zorg en ondersteunt ook de familie van de cliënt. Twee respondenten geven aan dat hun werk steeds belangrijker wordt voor het welzijn en de kwaliteit van leven van de bewoners van de instelling. Zij staan dichter bij de mensen en hebben een speciale band met hen. Invulling van de rol van vrijwilligers De respondenten denken verschillend over de wijze waarop de rol van vrijwilligers het beste vervuld kan worden en dit hangt samen met de wijze waarop ze naar hun eigen rol kijken.
16
Voor de cliënten
Zes respondenten zoeken dit in de relatie met de cliënt: nog meer tijd en aandacht en persoonlijk contact, door open te staan voor anderen en door niet over te nemen wat mensen zelf nog kunnen doen. Door kwetsbare mensen bij groepen te betrekken om ontmoetingen tot stand te brengen, door goed contact te houden met betrokkenen en de familie en door huisbezoek. Een respondent noemt het vastleggen van zaken en dossiervorming om zo cliënten in bepaalde situaties beter te kunnen helpen.
Voor de vrijwilligers
Eveneens zes respondenten zijn van mening dat dit het beste kan door op de vrijwilligers te focussen: door hen voldoende aandacht en waardering te geven, door ze goed te informeren en openheid van zaken te geven. Ook door hen goed voor te breiden op hun taak en ze te begeleiden. Verder door het vrijwilligersbestand op peil te houden en nieuwe vrijwilligers te werven en hen - binnen bepaalde grenzen - de ruimte te geven om zelf invulling te geven aan hun taak.
In standhouden van voorzieningen
Drie respondenten zien meer in het in stand houden van laagdrempelige voorzieningen en outreachend werken en daar zou de gemeente in moeten investeren. Daarbij hoort ook dat er voldoende budget beschikbaar moet zijn, zodat vrijwilligers geen taken van professionals over moeten gaan nemen. Borgen van de inzet van vrijwilligers in de formele hulp De vrijwilligers hebben vanuit hun eigen praktijkervaring daar wel ideeën over en sommige respondenten doen meerdere suggesties. De beste manier om de vrijwilligersinzet in de formele hulp te waarborgen is: • Door regelmatig contact en overleg 4x • Door schriftelijke informatie 4x • Door informatiebijeenkomsten en training 4x Verder zijn nog genoemd: doordat de gemeente de regie neemt, door begeleiding van de vrijwilliger, door te onderzoeken hoe het beter kan, door een behoeftepeiling te houden, door overleg met andere bezoekgroepen, door vrijwilligers te waarderen en dat ook te laten blijken, door samen met de cliënt afspraken te maken en deze ook na te komen, door wisselwerking in contacten met de professionele instellingen en door verpleegkundigen voldoende tijd te geven om hun werk goed te doen ‘want dan hebben wij dat ook´. Een respondent vindt dat de inzet van vrijwilligers in de formele hulp al voldoende is gewaarborgd en een respondent weet het niet. Grootste ergernis in het contact met de formele zorg Alle respondenten op drie na hebben wel een ergernis die ze kwijt willen. Die betreffen voor een deel de omgang met de cliënten, maar hebben vooral te maken met het beleid van de organisatie of de instelling. Een andere ergernis is het niet nakomen van afspraken.
Omgang met cliënten • • •
Vaak denken zorgverleners niet goed genoeg na over wat ze doen, ze hebben daar te weinig tijd en aandacht voor. Vrijwilligers zouden kunnen helpen, maar dat mogen ze niet. Soms zitten hulpverleners hun tijd uit en hebben ze geen hart meer voor hun werk. Dat de informatievoorziening vooraf en tijdens de inzet ten behoeve van een cliënt niet compleet is en dat je er dan zelf achteraan moet.
Beleid organisatie/instelling •
• • • •
Er wordt te weinig geluisterd naar de mensen zelf. Het belang van de cliënt staat niet centraal, maar dat van de instelling. De instanties hebben nauwelijks concurrentie en dat gaat ten koste van de dienstverlening. Door deze monopoliepositie is het belang van de cliënt uit beeld. Er wordt ´boven´ in de organisatie iets veranderd en daar moet je het als vrijwilliger maar mee doen. Er is dan niemand die zich druk maakt over het welzijn van de vrijwilligers. Slecht onderhoud van het gebouw, kapotte stoelen, lekkages en de klimaatbeheersing werkt niet goed. Iedereen kan zo maar in en uitlopen in het gebouw, er is geen receptie meer en dus ook geen controle.
17
•
Er is geen aandacht voor bijvoorbeeld mensen die niet zelf meer kunnen eten. Er wordt dan stilzwijgend van de familie, vrijwilligers of toevallige bezoekers verwacht dat zij dan taken overnemen. Aanvullende opmerking:´alle managers zouden verplicht moeten worden om
•
Dat er voor standaardoplossingen wordt gekozen omdat die beschikbaar zijn en waarschijnlijk het goedkoopst en dat daarin soms voorbij wordt gegaan aan de noden en de wensen van de cliënt. Het afschuifsysteem naar de vrijwilligers.
•
regelmatig aan het bed te komen van zorgbehoevenden´.
Betrouwbaarheid •
•
Het niet goed nakomen van afspraken, zodat de klacht daarover vervolgens niet goed is afgehandeld. Door het niet op tijd rijden van de taxi staan gehandicapten zonder toezicht bij het zwembad.
Tevredenheid Er wordt niet alleen geklaagd, maar vrijwilligers zijn ook tevreden over allerlei zaken. Dat heeft dan onder meer betrekking op de werkwijze van de professionals, de omgang tussen de cliënten en op de betrokkenheid van de vrijwilligers.
Werkwijze professionals •
• • • • •
De professionele instellingen nemen onze kritiek en suggesties serieus We werden niet afgescheept Het vertrouwen krijgen van de professionals omdat ze me kennen en weten dat het dan goed gaat, maar je moet dat vertrouwen wel verdienen De organisatie waar we veel mee te maken hebben, staat open voor meedenken Er is meer openheid over de werkwijze en bereidheid om breder te willen kijken en werken De samenwerking met andere instellingen en wat zij doen voor de cliënt Het initiatief om zes dementerenden bij elkaar te laten wonen is goed, maar wordt daaraan toegevoegd: ‘dan moeten er wel steeds twee verzorgenden aanwezig zijn in plaats van een.´ De intentie van de hulpverleners. Ze willen vaak wel anders, maar ze krijgen de kans niet 4/5 van het personeel werkt goed en heeft hart voor de cliënten Mooi dat Loket van A tot Z een breed scala aan hulp kan bieden en mensen niet van het kastje naar de muur stuurt: brede blik en geen verkokering.
Omgang tussen en met de cliënten • •
Het fijne onderlinge contact tussen de bewoners De eigen inzet voor dementerenden en hun familie.
• •
Het is een fijn team Het loopt allemaal goed.
Betrokkenheid van de vrijwilligers
Gemis in het aanbod van hulpverlening Negen vrijwilligers geven aan dat er, voor zover zij dat kunnen overzien, niets ontbreekt in het aanbod van hulp en zorg. Meestal komt dat omdat ze er geen zicht op hebben (zeven respondenten) en een vrijwilliger geeft aan dat in principe alles mogelijk is omdat ze de service zo groot kunnen maken als ze zelf willen. Een vrijwilliger mist niets omdat alles goed is geregeld. Twee respondenten missen goede bijscholing van vrijwilligers (zoals MEE dat doet) en alle vrijwilligers op een afdeling zouden verplicht een basiscursus moeten volgen over het omgaan met dementerenden, vindt een respondent. Een vrijwilliger merkt op dat er te weinig wordt gekeken naar en ingezet op de versterking van de partner en hiervoor zou meer oog moeten zijn. Een andere respondent vindt dat er onvoldoende wordt gekeken naar de samenhang en de afstemming: er is te weinig regie en teveel versnippering. Ook mist een vrijwilliger ruimte om echt aan te sluiten bij de wensen en noden van cliënt en zijn zelfbedachte oplossingen en een ander respondent vindt dat de focus bij terminale patiënten teveel ligt op de lichamelijke verzorging. Soms is er wel tijd voor een praatje, maar dat gaat dan nergens over en dit verloopt vaak moeizaam omdat de verzorgenden niet zijn getraind in het omgaan met vragen over leven en dood. Tot slot mist een vrijwilliger de verbindende factor tussen de bewoners en de vrijwilliger om het allemaal soepel te laten verlopen en ook voor de sfeer.
18
Conclusies ten aanzien van hoofdstuk 2
(de professionals over de vrijwilligers)
De meeste professionals in de zorg hebben contacten met vrijwilligers, al dan niet van de eigen organisatie. De hulpverlenende organisaties hebben allen een vrijwilligersbeleid. Dat zit goed in elkaar en anticipeert op nieuwe ontwikkelingen in de zorg. De gemeenten hebben ten aanzien van vrijwilligers in de zorg geen apart vrijwilligersbeleid geformuleerd, terwijl dit in het kader van de uitvoering van de Wmo zinvol is. De professionele zorg- en hulpverleners zijn zonder uitzondering positief over de inzet van vrijwilligers in de zorg en komen hen vooral tegen als het gaat om contact en gezelschapsbezoek en dit vinden ze ook een belangrijk taak van vrijwilligers. Op de tweede plaats komt praktische hulp, het ontlasten van mantelzorgers en het organiseren van activiteiten om eenzaamheid te bestrijden. De inzet van vrijwilligers komt niet alleen de cliënt ten goede, maar ook de professionals. Voor hen is de vrijwilliger een aanspreekpunt, een waardevolle aanvulling, een sparringpartner en kan deze een signalerende rol vervullen, waardoor de zorg en de hulp nog beter wordt. Zij beschouwen de vrijwilligers als een essentieel onderdeel van het pakket aan hulp en zorg. Hun inzet helpt om mensen langer zelfstandig thuis te laten wonen en dat betekent uitstel van dure zorg. Als er overleg met de vrijwilliger plaatsvindt, heeft dat vooral betrekking op organisatorischeen beleidszaken of gaat het over uitwisselen van ervaringen, eerder dan over de voortgang van de patiënt en het maken van afspraken daarover. Eisen stellen aan de vrijwilliger mag, want vrijwilligheid is geen vrijblijvendheid. Deze eisen hebben vooral betrekking op correcte omgang met de cliënt, betrouwbaar zijn in afspraken, goed kunnen communiceren en de privacy van de cliënt respecteren. Er zijn nauwelijks problemen geweest met vrijwilligers in die zin dat er iets fout ging. Als dat wel aan de orde zou zijn, dan handelen de professionals dat bij voorkeur zelf rechtstreeks af met de vrijwilliger en geven zonodig tips voor verbetering. Het op peil houden van deskundigheden door vrijwilligers, evenals leren signaleren en het omgaan met dementerenden wordt belangrijk gevonden. Er is een toenemende behoefte aan maatjes, zoals schuldhulpmaatjes. Het gaat er niet zozeer om dat de huidige vrijwilligers allerlei nieuwe dingen zouden moeten leren, maar dat er meer vrijwilligers moeten komen met andere interesses. Vooral aan jonge vrijwilligers is behoefte. Behalve dat er meer vrijwilligers nodig zijn voor huidige taken, zoals hulp bij thuisadministratie, begeleiding van dementerenden en voor vervoer, zijn er volop nieuwe taken voor vrijwilligers, die voor een deel zelfs een professioneel karakter hebben. Gerichte werving op specifieke deskundigheden, goede afspraken en begeleiding moeten nieuwe vrijwilligers hiervoor enthousiast maken. Tegelijk wordt ervoor gewaarschuwd dat er een grens is aan wat je aan vrijwilligers kunt vragen. Vrijwilligerswerk als onderdeel van de formele zorg
(de vrijwilligers over hun eigen rol)
De vrijwilligers komen op hun beurt bijna allemaal professionele zorgverleners tegen in hun cliëntcontacten en een aantal van hen is betrokken bij de afspraken die de zorgverlener maakt in het belang van de cliënt. Zij willen daarin betrokken worden voor zover dat het hun eigen rol betreft. Dit wordt zinvol geacht voor de cliënt, voor de instelling als ook voor de vrijwilliger zelf. Het belang van de cliënt is daardoor beter gediend, voor de professionals betekent het een verlichting van hun taak en de vrijwilliger voelt zich gewaardeerd en draagt effectief bij aan het welzijn van de cliënt.
19
De vrijwilligers vinden terugkoppeling door de professionals belangrijk zodat zij op de hoogte blijven van de gekozen oplossing en de gevolgen daarvan voor de cliënt. Kijkend naar hun eigen specifieke rol, dan vinden de vrijwilligers vooral dat zij meer tijd beschikbaar hebben en dat ze daardoor vertrouwen kunnen geven en ontvangen en cliënten nabij zijn. Ze kunnen tijd en aandacht geven en luisteren naar de verhalen van de cliënt en ingaan op emoties. Ze hebben een lage drempel en bieden warmte en persoonlijk contact en laten de cliënt in zijn waarde. Dit vinden ze ook de kern van hun werk. Zij dragen daarmee bij aan de kwaliteit van leven. Bezuinigingen mogen niet de reden zijn dat vrijwilligers professionele taken moeten gaan uitvoeren. Nog meer tijd en aandacht kunnen geven, is voorwaarde om de rol van vrijwilligers in de zorg het beste te kunnen vervullen, volgens een deel van de vrijwilligers. Anderen leggen de focus op de vrijwilliger zelf: door hen voldoende aandacht te geven, te waarderen, goed te informeren en openheid van zaken te geven, blijven vrijwilligers in staat om hun werk voort te zetten. Het vrijwilligersbestand op peil houden en vrijwilligers de ruimte geven om zelf invulling te geven aan hun taak, zijn eveneens van belang. Regelmatig overleg, schriftelijke informatie, bijeenkomsten en training zijn hiervoor eveneens noodzakelijk. Ergernissen zijn er ook. Die hebben voor een beperkt deel betrekking op de omgang tussen de zorginstelling en de cliënt en de betrouwbaarheid van de instelling ten aanzien van het nakomen van afspraken. De meeste ergernissen betreffen het beleid van de zorginstellingen. Vooral omdat men merkt dat het welzijn van de cliënten niet altijd centraal staat, of dat er wordt gekozen voor de standaardoplossingen omdat die het goedkoopst zijn en om het afschuifsysteem naar de vrijwilligers. Tevredenheid is er over de werkwijze en de inzet van de professionals - ook naar de vrijwilligers toe - de fijne omgang met de cliënten en de betrokkenheid van de vrijwilligers.
Uitspraak van een vrijwilliger:
… “Nu is aan de vrijwilligers gevraagd om op de dementerenden te letten terwijl dat eerst een taak was van de verpleegkundigen. Eerst mochten wij dat niet, maar nu zij daar zelf geen tijd meer voor hebben, wordt er bijna emotionele chantage gepleegd op de vrijwilligers om dat nu wel te doen. De meesten zeggen dan ja omdat ze de dementerenden niet de dupe willen laten worden. Ik ben het daar principieel niet mee eens omdat als je daar in meegaat, dan stem je er eigenlijk mee in dat de zorg nog meer wordt uitgekleed.”
20
3. Goede zorg In dit hoofdstuk onderzoeken we wat goede zorg inhoudt. Waaraan moet goede zorg voldoen wil die nog zorg genoemd kunnen worden? Wat is de betekenis van de relatie tussen de hulpvrager en de hulpverlener met betrekking tot het welzijn van de cliënt en welke rol spelen aandacht en tijd hierbij?
Zorgen over de zorg Essentie van de zorg Een van de professionele hulpverleners die is geïnterviewd zegt dat zorg meer is dan gewassen worden en dat aandacht geven net zo belangrijk is. Voor haar was dat een reden om haar baan in de instelling op te zeggen en een andere te zoeken waarin wel voldoende tijd is voor beide zaken. Als zorg steeds meer gereduceerd wordt tot het verrichten van opeenvolgende handelingen die gebonden zijn aan tijd, dan raakt de essentie van zorg uit beeld. De vraag is of je dan nog wel kunt spreken van echte zorg. Echte zorg impliceert een relatie tussen mensen en het onderhouden van een goede relatie met de zorgbehoevende kost tijd. Aandacht Het fenomeen ‘aandacht’ in de zorg is al langere tijd onderwerp van onderzoek en diverse professoren, zoals Annelies van Heijst en Andries Baart, hebben hier uitvoerig over gepubliceerd. Ook de methodiek van familiezorg impliceert aandacht voor allen die in de zorgsituatie zijn betrokken en niet alleen de focus op de zorgbehoevende. Zij allen verdienen de aandacht van de hulpverlener en hun belang moet eveneens gediend zijn met de hulp die wordt verstrekt. Daarom is het van belang om nader in te gaan op de reductie van de zorgvrager tot een diagnose en de functies en betekenis van aandacht. In het boekje "Aandacht, etudes in presentie" 1 , werkt professor Andries Baart heel mooi het gegeven aandacht in zorgrelaties uit. Het hele boekje is zeer lezenswaardig maar ik beperk me hier tot pagina 84 waar de functies van aandacht zijn samengevat. Baart onderscheidt de instrumentele betekenis van aandacht en de inhoudelijke betekenis.
Overwegend instrumenteel: Diagnose Bonum
Voorzichtigheid Inschrijfbaarheid Aanspreekbaarheid
tot begrip komen van wat er speelt, regulatieve ideeën vinden: wat kan hier voor deze ene, nu, als een goed gelden? zoeken van de afstemming op de ander en feedback opnemen beantwoording van de vraag: wie kan ik voor je zijn? als aandachtige betrokkene is de professional echt en speelt geen meelevendheid
Overwegend inhoudelijk:
Sociale insluiting
in tel raken en in relatie gebracht worden, in het/ons leven roepen tot een eigen bestaan en tot een eigen articulatie van verlangen komen in relatie een geldige plek innemen met respect voor het verschil meer aflezen aan het defecte dan louter het kapotte: tot leven kijken verplaatsende berging van de eenzame die het middelpunt van lijden is de insluiting van de ander aan wie voorbij gezien had kunnen worden
Erkenning Potenties zien Troosten Nabijheid en uitverkiezing Na deze duiding van het begrip aandacht dient zich de vraag aan of zorg zonder aandacht nog wel zorg mag heten. Gezien worden De wijze waarop de hulpvrager/zorgvrager wordt ‘gezien’ door de hulpverlener, of dit nu een professional is of een vrijwilliger, is heel bepalend voor hoe de benodigde hulp en zorg wordt gegeven.
1
Baart, A. Aandacht, etudes in presentie, Lemma, 2004
21
Een zieke of hulpbehoevende is meer dan de diagnose. Het is altijd een persoon die last heeft van een kwaal, een ziekte of een handicap. Die kan fysiek zijn, maar ook psychisch en soms ook een combinatie daarvan. Het reduceren van een zieke of hulpbehoevende tot een diagnose parkeert als het ware de persoon buiten beeld en wekt daarmee de indruk dat zorg bestaat uit een serie handelingen die ertoe moeten leiden dat de klacht of de ziekte over gaat en de zieke na afloop weer een persoon is geworden. Reductie tot diagnose Het reduceren van een zieke tot een diagnose beperkt ons vermogen om de ander zorgvuldig waar te nemen en open te staan voor informatie en zaken die anders zijn dan we verwachten. Een diagnose stellen om daarna te kunnen behandelen is noodzakelijk en effectief bij het snel op gang brengen van de juiste hulp. Als dat diagnosticeren tevens inhoudt dat er vervolgens niet goed meer wordt gekeken naar de cliënt of zorgvrager zelf, kan de geboden hulp zijn doel voorbij schieten of maar ten dele bereiken. Het reduceren van de persoon die hulp nodig heeft tot de diagnose van de ziekte of de klacht is onderwerp van de inaugurele rede ‘Zijn is gezien worden’ van prof. dr. Anne Goossensen 2 . Zij behandelt daarin de noodzaak voor de hulpverlening om, zoals zij het noemt, de reductie te reduceren en steeds de hulpvrager in al zijn aspecten in beeld te hebben en te houden bij het verlenen van zorg en hulp. Zeker daar waar er sprake is van zorg in een uitzichtloze situatie, waarin er geen kans meer is op herstel, is de kans groot dat de geboden zorg uitmondt in routinematige handelingen waarin voorbij wordt gegaan aan de persoon die deze zorg ondergaat. Het beeld dat de hulpverlener heeft van de patiënt of zorgvrager treedt dan in de plaats van de werkelijke persoon en wordt bepalend voor hoe de behandeling verder plaatsvindt. Deze routine kan niet alleen de zorghandelingen betreffen, maar zich ook uitstrekken tot de communicatie: “Hoe voelen we ons vandaag?” en de informatievoorziening aan de patiënt of cliënt. Heel vaak wordt door professionals in de zorg allerlei informatie als bekend verondersteld of als niet van belang, terwijl het juist voor de zorgvrager en de mantelzorger essentieel is dat zij zich een goed beeld kunnen vormen van de situatie, de behandeling en de prognose, welke zorg er gegeven wordt en wat men zelf moet organiseren. Onzekerheid daarover en onbekendheid daarmee maakt mensen nodeloos afhankelijk en wekt verkeerde verwachtingen Routine in de zorg Routinematig werken leidt tot snelheid in zorghandelingen en aangezien er steeds meer sprake is van tijdsdruk in de zorg, is het belangrijk om oog te hebben voor de negatieve gevolgen hiervan op het welzijn van de cliënt en de patiënt. Daarnaast holt routinematig werken ook de zorg zelf uit en neemt het de voldoening die hulpverleners putten uit hun werk weg. Een professionele hulpverlener die in een instelling werkzaam is geweest, zegt dat ze daar is weggegaan omdat ze niet meer waar kon maken waarvoor ze als hulpverlener had gekozen: goede zorg bieden met oog voor de patiënt/cliënt als persoon. Ook geven verschillende vrijwilligers die werkzaam zijn geweest in de zorg aan dat zij onder de huidige condities en tijdsdruk niet meer in de zorg zouden kunnen en willen werken. “Ik zou nu niet meer als professional in de zorg kunnen werken omdat het allemaal te snel moet: mevrouw wordt op het toilet gewassen, terwijl mevrouw wil douchen! Ik ben erg geraakt door een mevrouw die zelf niet kan praten, haar eten voorgezet kreeg en ook niet zelf kon eten, terwijl niemand van de verzorgers dat in de gaten had. Toen ben ik als toevallig aanwezige maar zelf gaan helpen.” Een zorgsituatie is per definitie een relatie tussen iemand die lijdt en een persoon die zorgt. Vermindering van lijden dient in een dergelijke zorgrelatie centraal te staan. Hiervoor is nodig dat de zorgverlener oog heeft voor de totale persoon en niet alleen de klacht of de ziekte. Dat houdt in dat er naar de persoon geluisterd en gekeken moet worden en ook de communicatie en de informatieverstrekking moeten daarmee in overeenstemming zijn. Het zien van de ander als persoon die meer is dan een optelsom van klachten, vraagt om tijd en het onbevooroordeeld kunnen en mogen
2 Goossensen, A. (2011) Zijn is gezien worden, presentie en reductie in de zorg. UvT
22
kijken naar de zorgvrager. Dit vraagt tevens om een constante alertheid in plaats van routine. Zowel de inhoudelijk als de instrumentele betekenissen van aandacht zoals die door Baart zijn beschreven, worden in een goede zorgrelatie tot uitdrukking gebracht. Dit geldt niet alleen voor de relatie tussen de professionele hulpverlener en de zorgvrager, maar ook voor de relatie tussen de vrijwilliger en de hulpbehoevende. Onderstaande uitspraak van een vrijwilliger maakt dit inzichtelijk: “In de terminale zorg ligt de focus vaak op de lichamelijke verzorging. Ik merk dat er ook meer tijd
nodig is voor persoonlijk contact en een praatje en dat gaat dan vaak heel moeilijk. Soms gaat het nergens over, omdat de verzorgers zich daar niet voor open kunnen stellen, omdat ze er geen tijd voor hebben, terwijl dat voor de patiënt heel belangrijk is. Het gaat dan over vragen over leven en dood en de bezinning daarop en vragen over het levenseinde.´Bang dat ik stik` wordt vaak een medisch verhaal over dat het niet hoeft en anders kan, terwijl het om meer gaat dan dat. Ik snap het ook wel, omdat er geen tijd voor is en ook de aard van deze vragen en opmerkingen vraagt om een bepaalde deskundigheid.” Het is juist in deze laatste levensfase, maar ook bij dementerenden, belangrijk dat 'tijd voor aandacht’ als een rode draad meeloopt in het verder uitwerken van de afstemming tussen de formele en informele zorg. Tijd Vooral in zorginstellingen merken vrijwilligers dat het regelmatig schort aan aandacht voor de bewoners. Veelal is gebrek aan tijd hiervan de oorzaak, maar ook onachtzaamheid en het niet ‘zien’ van de cliënt door de hulpverlener. Als de zorg routinematig is, wordt de cliënt over het hoofd gezien met alle gevolgen van dien. Dan kan het voorkomen dat een bord eten weer wordt weggehaald, zonder dat opgemerkt is dat er niets van is gegeten. Een ander voorbeeld waarin tijd een rol speelt is het wassen en aankleden van de bewoners. Soms gebeurt dit zittend op het toilet, ook al geeft de bewoner aan liever onder de douche te gaan. Soms is het ook wel handig als ouderen liever niet zo vaak willen douchen en eerder kiezen voor droogwassen. Het is natuurlijk de vraag of dat als er voldoende tijd en hulp beschikbaar zou zijn voor een douche, zij er anders over zouden denken. Enkele vrijwilligers merken op dat nu de professionele zorg onvoldoende tijd heeft om mensen te helpen met aankleden dat nu ineens een taak van vrijwilligers is geworden. De meeste vrijwilligers gaan daar in mee, omdat het anders ten koste gaat van de bewoners. Een enkele vrijwilliger protesteert hiertegen omdat dit in haar opvatting een taak is van de zorgverlener die daar ook voldoende tijd voor moet krijgen. “Vrijwilligers moeten nu ook mensen helpen met eten en helpen aankleden etc. omdat de verpleegkundigen daar geen tijd meer voor hebben. Zorg lijkt steeds meer lopende bandwerk: uit bed-wassen-aankleden en weer andersom en er zelfs geen tijd meer is om dementerenden te helpen met eten. Terwijl de verpleegkundigen ook met veel liefde en zorg hun werk doen. Maar zonder vrijwilligers zou het verpleeghuis een groot probleem hebben.” Relatie Zoals Baart al heeft opgemerkt, impliceert aandacht een relatie tussen de hulpvrager en de hulpgever. Juist voor kwetsbare ouderen is het belangrijk dat zij zich vertrouwd en veilig voelen bij iemand waarvan zij afhankelijk zijn. Het opbouwen en onderhouden van een relatie met een zorgvrager lijkt steeds meer een taak te worden van vrijwilligers, omdat zij daar wel de tijd voor hebben. Zij doen dat over het algemeen met liefde en plezier, maar zijn tegelijk kritisch op de professionele zorgverleners die dit – in hun ogen - essentieel onderdeel van hun werk zo gemakkelijk uit handen geven. Het is bovendien de vraag of de verantwoordelijkheid voor de relatie met de zorgbehoevende op het niveau van de zorg, bij vrijwilligers mag worden neergelegd. Een vrijwilliger geeft aan dat zij, door haar langdurige aanwezigheid in een situatie van terminale thuiszorg, de patiënt goed heeft leren kennen en aanvoelen en de juiste toon kan vinden om zaken bespreekbaar te maken die in de laatste levensfase van belang zijn. Daar komt bij dat zij niet alleen een relatie heeft opgebouwd met betrokkene, maar ook met de familie. Door dit contact kan zij signalen doorgeven aan de beroepskracht die voor de zorghandelingen aan huis komt en die eigenlijk alleen daar tijd voor heeft. Het investeren in de relatie met de patiënt wordt dan ‘overgelaten’ aan de vrijwilliger. Als het fout gaat Bij het meldpunt Ouderenmishandeling komen regelmatig klachten binnen over mishandeling van
23
ouderen die door hulpverleners in de zorginstelling of in de thuissituatie een vorm van mishandeling hebben ondergaan. Soms gaat het om moedwil, maar vaak betreft het een vorm van verwaarlozing veroorzaakt uit gebrek aan tijd en aandacht waarvan ouderen het slachtoffer worden. Kwetsbare ouderen kunnen moeilijk opkomen voor hun situatie en het is dan meestal de familie of soms een collega die aan de bel trekt. Het is steeds opnieuw schokkend dat kwetsbare mensen slachtoffer worden van dergelijk gedrag, zeker omdat ze nauwelijks verweer hebben in hun afhankelijkheid. Enkele vrijwilligers maken eveneens melding van situaties die zij hebben meegemaakt waarin in hun ogen onvoldoende zorg en aandacht was voor ouderen in een zorginstelling. Deze voorvallen - ook al zijn het incidenten - hebben veel impact op hen en het houdt ze nog lang bezig. Een enkele vrijwilliger signaleert dat het bij huisbezoek ook wel eens voorkomt dat de oudere klaagt over vermissing van spullen. Het is dan niet duidelijk of dit dan over diefstal gaat, dat mensen spullen hebben gekregen en de schenker dat is vergeten of dat deze persoon deze spullen elders heeft neergelegd en niet meer weet waar. Present zijn bij dementie Zoals al in het eerste hoofdstuk is aangegeven, is in de Kempengemeenten sprake van een grotere toename van dementie dan elders in het land. Dit zou samenhangen met de trend dat mensen steeds ouder worden en dat oudere mensen liever in een rustige dorpskern wonen dan in een drukke stad en dan daar naar terugkeren. Het omgaan met dementerenden vraagt veel van de mantelzorgers. En later, bij verergering van de dementie als er sprake is van opname, is meer nodig dan alleen een bed. Een van de deelnemende professionals merkt op dat nu al na nieuwbouw van RSZK in Eersel, achter de feiten wordt aangelopen omdat er onvoldoende plekken beschikbaar zijn voor tijdelijke opname, waardoor bijvoorbeeld de mantelzorgers tijdelijk kunnen worden ontlast als de zorg te zwaar wordt. De nieuwe woonvorm voor dementerenden, door hen in zestallen te huisvesten in een aangepaste woning, voorziet in een behoefte. Het is alleen jammer dat er dan maar één beroepskracht aanwezig is, terwijl er in de ogen van vrijwilligers eigenlijk twee personen aanwezig zouden moeten zijn om echt goede zorg en hulp te kunnen bieden. Aanvulling door vrijwilligers kan hier uitkomst bieden, maar dit moeten dan wel mensen zijn die zich voor langere tijd willen binden, zodat de bewoners met hen vertrouwd kunnen raken. Tegelijk wordt opgemerkt dat het steeds moeilijker wordt om vrijwilligers te vinden die zich langdurig willen committeren. Zorgzame zorg Menslievendheid is een essentieel onderdeel van goede zorg. Wezenlijke aandacht voor het welzijn van de cliënt of de patiënt en de benodigde zorg, in een samenhangend geheel waarin de patiënt of cliënt zich gezien weet en gehoord voelt als mens en binnen de context van zijn leefsituatie. Dit houdt in dat er ook aandacht dient te zijn voor de natuurlijke verzorgers van de cliënt of de patiënt. Meestal zijn dit mantelzorgers. Zij geven die zorg omdat ze een relatie hebben met betrokkene en deze relatie hoog waarderen. Mantelzorgers en familieleden nemen het grootste deel van de zorg voor hun rekening en vormen de spil van de gezondheidszorg. Goede zorg houdt rekening met de cliënt of patiënt én zijn mantelzorgers of zorgende familieleden en de mogelijkheden en de draagkracht van dit systeem. Gehoord en gezien worden, dat is ook wat we zelf willen als we afhankelijk zijn geworden van de zorg door anderen. Een van de deelnemende professionals heeft zo haar twijfels of dat straks nog mogelijk is ‘als zij aan de beurt is’: “We worden bang om oud te worden, want als wij zelf oud zijn moeten we onze zorg zelf regelen.
Samen in een huisje en dan iemand inhuren voor de zorg. Want als wij aan de beurt zijn is er niets meer.”
Conclusies ten aanzien van hoofdstuk 3 Goede zorg houdt ook tijd voor aandacht in. Vermindering van lijden dient in een zorgrelatie centraal te staan. Het gezien worden als totale persoon en niet worden gereduceerd door de hulpverlener tot een diagnose, is voorwaarde voor goede zorg. Routinematig werken leidt tot snelheid in de zorg maar holt tevens de zorg uit. Goede zorg impliceert een liefdevolle relatie tussen de zorgende en de cliënt/patiënt en het daarin present kunnen zijn.
24
Het opbouwen van een dergelijke relatie kost tijd en die is steeds minder beschikbaar. Kwetsbare mensen, zoals dementerenden en mensen in de terminale fase van hun leven, komen hierdoor tekort. Routinematige zorg doet tevens tekort aan de motivatie van hulpverleners die voor dit beroep hebben gekozen. De patiënt heeft een sociaal netwerk welke van wezenlijk belang is voor hem. Met hen, familieleden en naasten, heeft hij/zij een relatie die gebaseerd is op liefde, vriendschap, waardering, vertrouwen, enz. Zij horen bij het volwaardige leven van de patiënt. Vaak zijn zij de mantelzorgers van de patiënt. De zorg wordt steeds meer opgeknipt in handelingen en door de tijdsdruk worden vrijwilligers ingeschakeld om een deel van deze handelingen over te nemen van professionals. Zowel professionals als vrijwilligers geven aan dat er grenzen zijn aan wat er van vrijwilligers gevraagd mag worden. De feitelijke zorg dient in handen te blijven van de professionals.
25
26
4. Vrijwilligerswerk nieuwe stijl In dit hoofdstuk staat het vrijwilligerswerk in de zorg en hulpverlening in de toekomst centraal. Welke trends kunnen we onderscheiden, wat is de behoefte aan vrijwillige inzet en welke kansen en bedreigingen dienen zich hierbij aan? Wat is er nodig om het vrijwilligerswerk in de zorg aan te laten sluiten bij de veranderende vraag en welke taak is hierin weggelegd voor de vrijwilligersorganisaties, maar ook voor de gemeenten en de professionele zorg? Wat kunnen deze -eventueel samen- doen om een zorgzame samenleving te bevorderen en het vrijwilligerswerk duurzaam te maken?
Belang van maatschappelijk vrijwilligerswerk voor de samenleving Tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst van stichting De Vonk in januari 2012, sprak professor Erik Borgman over het belang van maatschappelijk vrijwilligerswerk voor de samenleving, waarbij hij zich baseert op het Katholiek Sociaal Denken. Dit denken gaat ervan uit dat mensen uit zichzelf – vanuit hun natuur – verlangen naar goed leven in gemeenschap. Mensen zijn volgens hem dus niet op zichzelf gerichte individuen die alleen onder dwang of via verleiding ertoe gebracht kunnen worden rekening te houden met anderen. “Samenlevingsvormen zijn uitdrukkingen van deze sociale natuur van mensen en de kritische vraag is steeds of de bestaande vormen deze natuur inderdaad adequaat uitdrukken. Waar ze niet realiseren waarop ze zijn gericht – het opbouwen van de samenleving, de gemeenschap, het goede leven voor allen – moeten ze worden bijgestuurd. Niet alsof er een masterplan moet worden uitgevoerd, maar door nieuwe mogelijkheden van toekomst te laten ontstaan door alle betrokkenen invloed en zeggenschap te geven, zoveel mogelijk alle factoren in beeld te brengen en de verschillende visies op gemeenschap met elkaar in gesprek te brengen”, aldus Borgman. In zijn ogen geeft dit een ander beeld van sociale cohesie dan in de meeste stukken van de overheid of de maatschappelijke organisaties naar voren komt. “Sociale cohesie ontstaat doordat mensen gezamenlijk de samenleving opbouwen en bijvoorbeeld niet doordat mensen zich onderwerpen aan dezelfde set culturele waarden en normen. Het debat over wat goed samenleven is, verbindt ons en schept als debat een nieuwe en onvoorziene toekomst.” Dit geeft ook een ander beeld van het bevorderen van sociale cohesie dan in veel beleid naar voren komt. Het bevorderen van sociale cohesie betekent volgens Borgman het steunen van de processen die mensen doen handelen en zichzelf doen zien als dragers en bouwers van de samenleving en het gemeenschappelijke goede. Hierbij gaat het niet zozeer om problemen definiëren, maar om samen oplossingen bedenken. Deze ‘oude’ maar tegelijk ook nieuwe kijk op vrijwilligersinzet in de samenleving is herkenbaar in de Kempen. In de van oudsher traditionele katholieke streek, herkennen we in de verhalen van de vrijwilligers het streven naar het goede leven voor allen. Niet dat ze het zelf zo benoemen, maar meer in de vanzelfsprekendheid waarmee ze zich inzetten voor kwetsbare mensen. In kleine(re) van oudsher vooral ook boerendorpsgemeenschappen maakt de betrokkenheid bij en de zorg voor elkaar deel uit van het dagelijkse leven en die beweegt mee met de tijd waarin we leven. Een voorbeeld hiervan is de Zorgcoöperatie in Hoogeloon. Informele zorg als vorm van vrijwilligerswerk Er zijn meerdere definities van informele zorg in omloop. De enge definitie beperkt de informele zorg tot de mantelzorg; de uitgebreide definitie betrekt daarnaast ook de vrijwilligers erbij die zich op het gebied van zorg en hulp voor anderen inzetten. In dit rapport gaan we uit van de brede definitie en hebben we het specifiek over vrijwilligers als onderdeel van de informele zorg. Vrijwilligers in de zorg zijn niet meer weg te denken. Diverse respondenten, zowel hulpverleners als vrijwilligers, zeggen dat de professionele zorg een groot probleem heeft als er geen vrijwilligers meer zouden zijn om aanvullend zorg te bieden. Er is ook een toenemende aandacht te constateren voor vrijwilligerswerk als middel om burgers te betrekken bij de samenleving. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen geleide en ongeleide vrijwilligersinzet en de toename van geleide vrijwilligersinzet heeft mede geleid tot een enorme diversiteit in het aanbod. In de informele zorg komen we beide varianten tegen. Movisie 3 heeft naar aanleiding van het Trendrapport Vrijwillige Inzet een aantal
3
Movisie is de landelijke koepel van vrijwilligerswerk in Nederland
27
aandachtspunten en impulsen geformuleerd ten aanzien van het vrijwilligerswerk in de toekomst. Enkele relevante ontwikkelingen worden kort beschreven:
Individualisering
Meer en meer sluiten vrijwilligersorganisaties aan bij de individuele vrijwilliger door de inzet meer te waarderen en te belonen en meer aandacht te besteden aan iemands motivatie. Gevolg hiervan is dat het vrijwilligerswerk steeds meer in korte flexibele en concrete klussen wordt opgeknipt om daardoor beter te passen in het drukke leven van vrijwilligers. Goede begeleiding bieden hoort hier eveneens bij. Daar komt nog bij dat zeker jonge vrijwilligers op een andere manier moeten worden overgehaald om zich maatschappelijk in te zetten dan ouderen. Zij vragen om een ander arrangement en een andere benadering die appelleert aan hun levensfase, belangen en motivatie.
Keuzes maken
De toename van geleide vormen van vrijwilligerswerk en de mede daardoor ontstane diversiteit, dwingt vrijwilligersorganisaties om keuzes te maken tussen de verschillende doelgroepen en vormen van vrijwilligerswerk. Want zowel de doelgroep als de aard van het vrijwilligerswerk stellen eisen aan de organisatie. Deze noodzaak dient zich ook aan bij de informele zorg. Keuzes maken heeft ook betrekking op het al dan niet oppakken van nieuwe taken. Nu van overheidswege steeds meer wordt verwacht van vrijwilligers en taken naar hen worden geschoven, kan het gebeuren dat er gaten vallen in het aanbod. Zowel de overheid als het veld van vrijwilligers moeten hier attent op zijn. Samenwerking tussen vrijwilligersorganisaties onderling en coalities sluiten met andere maatschappelijke partners kunnen nieuwe perspectieven bieden. De vraag die zich dan aandient is of de herkenbaarheid en het behouden van de eigen identiteit van de organisatie, nog wel nodig is.
Grenzen aan vrijwillige inzet
Er ontstaat steeds meer de neiging om vrijwillige inzet voor verschillende groepen in de samenleving een verplichtend karakter te geven. Schoolmaatschappelijke stages zijn hiervan een voorbeeld evenals de roep om mensen die een uitkering ontvangen hiervoor een tegenprestatie te laten leveren in de vorm van maatschappelijke dienstbaarheid. De kans bestaat dat door het toenemende verplichtende karakter van vrijwilligerswerk en de steeds hogere eisen daaraan, vrijwilligers die zich op basis van vrijwilligheid inzetten gaan afhaken. Door de toenemende eisen aan de vrijwilligersinzet, worden de eisen aan opleiding en begeleiding ook hoger. De vraag is wie dit gaat organiseren en betalen. De traditionele vrijwilliger blijft in de zorg een belangrijke rol spelen, zeker als het gaat om aanwezigheid en nabijheid. Uit onderzoek van E. Linders 4 naar de informele zorg in een volksbuurt, blijkt dat het lang niet altijd de sterkeren zijn die de zwakkeren ondersteunen. Heel vaak blijkt dat minstens een deel van de maatschappelijke solidariteit zich afspeelt tussen kwetsbare burgers onderling. Soms is de scheidslijn tussen de hulpvrager en de zorgende flinterdun.
“.. Het onderscheid dat de Wmo maakt tussen hulpbehoevenden en helpers brengt een risico met zich mee. Door de zwakkeren vooral te zien als kwetsbaar kan hun sterke kant een blinde vlek worden, terwijl het aanboren van (onvermoede) mogelijkheden van juist deze groep, juist is wat de Wmo beoogt. Een ander risico is dat niet gezien wordt dat mensen die informele zorg verlenen, soms zelf hulpbehoevend zijn.” (Linders). Enkele respondenten herkennen dit gegeven ook in hun contacten met vrijwilligers die zorgbehoevenden nabij zijn. Het overvragen van vrijwilligers is eveneens een gevaar dat zich aandient bij het steeds verder terugbrengen van betaalde zorg. Zowel de vrijwilligers als professionals zijn zich hiervan bewust en waarschuwen daarvoor. Rol van vrijwilligers in de toekomst in de Kempen Aan de professionele zorgverleners die hebben meegewerkt aan dit onderzoek is de vraag voorgelegd hoe zij denken over het vrijwilligerswerk in de zorg met het oog op de toekomst. In dit verband zijn vragen gesteld over de behoefte daaraan, het toekomstig potentieel en wat zij daarvan vinden. Ook hebben zij zich uitgesproken over veranderingen die nodig zijn om de zorg ook in de toekomst houdbaar te maken.
4
Linders, E.A.H.M., De betekenis van nabijheid, een onderzoek naar informele zorg in een volksbuurt, 2009
28
Toename rol vrijwilligers Alle respondenten verwachten een toename van de rol van vrijwilligers in de zorg en hulpverlening. Voor deze toename zien zij twee oorzaken:
1. Als gevolg van bezuinigingen
De professionele zorg wordt door de toenemende bezuinigingen steeds verder uitgekleed en beperkt. Enkelen spreken de vrees uit dat in de toekomst professionele zorg alleen nog maar beschikbaar is voor mensen die ervoor kunnen betalen. Ook in de zorg zelf worden verschuivingen geconstateerd: de focus komt steeds meer te liggen op kwetsbare mensen en jeugd, merkt een respondent op, waardoor andere zorgbehoevenden uit beeld raken. Zorgverleners zijn afhankelijk van de zorg die door de gemeenten wordt ingekocht.
..”Nu kunnen we nog bezig zijn met mensen met een zorgvraag die je niet snel kunt oplossen. Deze mensen kun je straks niet meer helpen omdat ze niet in een categorie vallen die de gemeente inkoopt. Hierdoor kunnen relatief kleine problemen groter worden en neemt de noodzaak voor professionele hulp toe en dat is per saldo altijd duurder. Het alternatief is dan om vrijwilligers in te zetten voor lichte en praktische vragen.” Ook wordt verwacht dat bepaalde vormen van hulp in de toekomst niet meer door professionals kunnen worden gedaan, zoals de ondersteuning in de huishouding, omdat dan alleen de basiszorg nog kan worden verleend. Zaken als boodschappen doen en ramen wassen, vallen daar niet onder en dat moet door de kinderen, de buren of vrijwilligers worden gedaan. Wat de gevolgen zullen zijn van het wegvallen van de begeleiding uit de AWBZ, het zo goed als afschaffen van de persoonsgebonden budgetten en de invoering van de Wet Werken Naar Vermogen, zijn bij het uitkomen van dit rapport nog niet bekend. De verwachting is dat deze zaken grote gevolgen zullen hebben voor de mensen die ermee te maken hebben en voor de gemeenten die de hieruit voortkomende problemen zullen moeten oplossen. Daarvoor zal noodgedwongen steeds vaker een beroep moeten worden gedaan op vrijwilligersinzet.
2. Vanwege krimpende sociale netwerken
Het sociale netwerk van veel dorpsbewoners wordt steeds kleiner: kleinere gezinnen en families, kinderen die werken, kinderen die ver(der) weg wonen en maar beperkte contacten in de buurt. Daar komt bij dat mensen op steeds latere leeftijd kinderen krijgen en daardoor de kloof tussen de generaties toeneemt. De vraag naar vrijwilligers zal hierdoor toenemen om het gat tussen de mantelzorg en de professionele zorg te overbruggen. Toekomstig vrijwilligerspotentieel Het valt op dat de inschatting van het potentieel aan vrijwilligers in de toekomst door de professionals in de zorg, nogal uiteenloopt. Zeven respondenten denken dat het vrijwilligerspotentieel af zal nemen, vijf denken dat dit niet het geval zal zijn en drie respondenten weten het niet. De meeste respondenten zien het echter zorgelijk in en hebben daarvoor de volgende argumenten: - Mensen blijven langer werken en zijn dus ook later beschikbaar voor vrijwilligerswerk. (tien jaar geleden gingen veel mensen met 57½ jaar al met de VUT en begonnen dan vaak een nieuwe ‘carrière’ als vrijwilliger; - Jonge mensen hebben geen tijd want ze zijn druk met werk, het gezin en mantelzorg; - Door de zwaarte van de zorgvragen haken vrijwilligers af; - Het imago van vrijwilligerswerk is stoffig en niet uitnodigend. Daarom zal het lastig zijn om nieuwe vrijwilligers aan te trekken. - Mensen hebben steeds meer tijd nodig voor mantelzorg en daardoor geen tijd voor vrijwilligerswerk. In de grote gezinnen zijn mantelzorgtaken gemakkelijker te verdelen. Nu de meeste gezinnen een stuk kleiner zijn, komt die taak op enkele mensen neer die daardoor geen tijd meer hebben om zich in te zetten voor anderen. - Een ander vaak genoemd argument is dat de mensen van tegenwoordig teveel met zichzelf bezig zijn en geen zin en geen tijd hebben om zich maatschappelijk betrokken te tonen. Bovendien willen ze er wat voor terugzien. - Het huidige vrijwilligersbestand veroudert en er komen amper nieuwe vrijwilligers bij.
29
Kansen en mogelijkheden Enkele respondenten daarentegen zien juist kansen en nieuwe mogelijkheden om het vrijwilligerspotentieel uit te breiden. Dit betreft met name de instellingen die al veel met vrijwilligers werken en een adequaat vrijwilligersbeleid voeren. Zij zijn bewust bezig met het op peil krijgen en houden van vrijwilligers en hebben hiertoe ook beleid ontwikkeld. Gerichte werving, deskundigheidsbevordering, begeleiden en taken die aansluiten bij de behoefte en de al aanwezige deskundigheid van de vrijwilligers, zijn belangrijke elementen in dit beleid.
Jongeren
Degenen die niet bang zijn dat er in de toekomst te weinig vrijwilligers zullen zijn, denken dat vooral jongeren goed aan te spreken zijn op maatschappelijke inzet, zeker nu de maatschappelijke stages in het onderwijs zijn ingevoerd. Ook zien zij een toename van jongeren die er bewust voor kiezen om iets voor een ander te betekenen, naast het werk dat ze doen. Dit zien ze als een verrijking van hun leven en de voldoening die ze daaruit halen is tevens de beloning. Anderen vrezen dat het rendement van maatschappelijke stages echter maar zeer beperkt zal zijn omdat jongeren meestal elders gaan studeren en omdat zorg geen aantrekkelijke vorm van vrijwilligerswerk voor hen is.
Nieuwe werklozen
In tijden van recessie neemt het aantal werklozen toe en zij zullen zoeken naar bezigheden om de tijd tot een nieuwe baan te overbruggen. Vrijwilligerswerk helpt hen om hun werkritme te behouden en om ook nieuwe netwerken op te bouwen die hen weer verder kunnen helpen. Een respondent spreekt de verwachting uit dat WSW-ers die ontslagen worden vanwege de bezuinigingen die daar worden doorgevoerd, beschikbaar komen voor vrijwilligerswerk. En iemand stelt voor om mensen met een uitkering een of andere vorm van maatschappelijke dienstbaarheid te laten uitvoeren.
Babyboomers
Sommigen zien in babyboomers de vrijwilligers van de toekomst: energiek, voldoende tijd, maatschappelijk betrokken, gemotiveerd en met twee benen in de samenleving. Anderen vrezen dat deze babyboomers na hun pensionering eerst tijd voor zichzelf willen hebben en gaan reizen of andere leuke dingen doen en als ze dat allemaal gedaan hebben, zijn ze te oud om zich nog als actieve vrijwilliger in te zetten. Enkele respondenten signaleren ook een bescheiden trend van werknemers in de zorg die na hun pensionering als vrijwilliger door blijven gaan in hun eigen sector. Aanbod blijft achter bij de vraag Diverse respondenten merken het nu al, maar zeker straks bij de toenemende vraag, dat het aanbod aan geschikte vrijwilligers zal achterblijven bij de vraag. Ook zij die positief staan tegenover het potentieel in de toekomst, spreken deze zorg uit. Positief of negatief waarderen Op de vraag of de respondenten deze ontwikkeling als positief of negatief waarderen, zeggen er drie dat ze dit een negatieve ontwikkeling vinden, drie waarderen deze positief en eveneens drie zowel positief als negatief. Twee respondenten vinden het een punt van zorg en twee hebben er geen mening over. Een respondent noemt deze ontwikkelingen jammer maar begrijpelijk. Als positief wordt gezien dat mensen weer meer gedwongen worden om er voor elkaar te zijn en zorgtaken onder elkaar te verdelen. Niet alles maar aan de overheid over laten, maar ook zelf verantwoordelijkheid nemen. In dit verband signaleert een respondent ook een tendens dat mensen die op bezoek komen, ook omkijken naar de anderen op de afdeling en niet alleen naar de eigen familie. Toename probleemsituaties Mensen die de situatie als negatief beoordelen, zien dat vooral kwetsbare mensen het slachtoffer worden van deze ontwikkelingen. Zij krijgen minder hulp, moeten langer wachten en de kosten lopen op. Gevreesd wordt dat ze daarom geen beroep op hulp zullen doen en vereenzamen. Er is nu al een toename te zien van mensen die zichzelf verwaarlozen en in een vervuilde woning leven, mensen in de schulden en mensen die de eigen bijdrage niet meer kunnen betalen en daarom de zorg afzeggen. De niet-pluishuisbezoeken zijn vanwege de bezuinigingen afgeschaft, maar deze zijn belangrijk om zorgmijders en mensen die het niet meer redden, op te sporen en hulp te bieden.
30
Veranderen Volgens verschillende respondenten zijn er fundamentele veranderingen nodig om de samenleving leefbaar te houden en de zorg betaalbaar en beschikbaar voor iedereen. Deze veranderingen moeten zich in de samenleving voltrekken, maar ook in de zorg- en hulpverlening. Er is in de ogen van sommigen een cultuuromslag nodig op meer dan een terrein: - De gemeenschapszin - Het beroep op zorg - Een andere kijk op zorg - Ruimte voor kwetsbaarheid - Het vrijwilligerswerk • De gemeenschapszin Volgens verschillende hulpverleners is een cultuuromslag nodig als het gaat om het samenleven. Mensen moeten weer meer bij elkaar betrokken raken en oog hebben voor de noden van mensen in hun omgeving. Het zou weer normaal gevonden moeten worden om iets voor een ander te doen. De mensen zouden hun maatschappelijke verantwoordelijkheid serieus moeten nemen en passend bij de levensfasen maatschappelijk betrokken moeten zijn. Dus als de kinderen klein zijn vrijwilligerswerk doen op school en bij de sportvereniging en later in de buurt of in de zorg. Het neerleggen van maatschappelijke taken bij een buurtvereniging en mensen actief benaderen voor activiteiten die de hele gemeenschap ten goede komen, passen hier ook bij. • Het beroep op zorg Anderzijds moet er ook een omslag in denken plaatsvinden bij de mensen als het gaat om het verkrijgen van zorg. Er wordt regelmatig al te gemakkelijk een beroep gedaan op voorzieningen en professionele hulp, zonder dat eerst gekeken is naar wat echt nodig is en wat het eigen gezin, de familie of de buurt kan bijdragen om het probleem op te lossen. Het principe van de Kanteling, waarbij eerst gekeken wordt naar de eigen kracht van de aanvrager, vervolgens naar aanwezige mantelzorg, en dan eventuele buurthulp en vrijwilligersinzet. Als hier onvoldoende oplossend vermogen aanwezig is, dan komen pas de welzijnsvoorziening, de collectieve voorziening en tot slot de individuele voorziening in beeld. Een respondent verwoordt dit als volgt:
“De mensen mogen wel eens wat meer nadenken over hoe ze zelf en met hun eigen familie problemen op kunnen lossen en niet meteen verwachten dat de overheid klaar staat.” • Een andere kijk op zorg Breed kijken naar wat een cliënt nodig heeft en niet vertrekken vanuit het aanbod. Het welbevinden van de cliënt staat centraal en dat is meer dan alleen ingaan op de zorgvraag. Ook de context van de zorgvrager moet worden meegewogen in de hulp die wordt verstrekt. Nog beter luisteren naar de noden en de wensen van de cliënt is, volgens enkele respondenten, voorwaarde om tot de juiste keuze van de hulp of zorg te komen. Oog voor vraagverlegenheid Door de nadruk die in onze samenleving wordt gelegd op het belang van zelfredzaamheid en het onafhankelijk zijn, is het in de ogen van veel mensen nog altijd beter om te helpen dan geholpen worden. Dit kan een drempel zijn om aan te kloppen voor formele, maar ook informele hulp. In plaats van dat mensen te vaak of te vroeg een beroep doen op hulp, vragen zij juist te laat hulp omdat ze daarmee net zo lang wachten totdat het echt niet meer kan. Het promoten van de informele zorg als eerste laagdrempelige stap naar hulp past heel goed in het Wmo-beleid van de gemeente. Daarmee kan de vraag worden gestimuleerd en helpt het tevens om het vrijwilligerswerk in de zorg breed onder de aandacht te brengen van (potentiële) doelgroepen. Het houdt eveneens erkenning en waardering voor deze vorm van vrijwilligerswerk in. Een en ander houdt echter wel in dat er een goede en actuele sociale kaart beschikbaar moet zijn.
Ruimte voor kwetsbaarheid
Verschillende respondenten signaleren een toenemende trend van bijvoorbeeld buurtbewoners die zich afsluiten voor kwetsbare mensen, zeker als het gaat om niet-zichtbare handicaps. De tolerantie ten opzichte van mensen die door hun handicap niet helemaal aan de maatschappelijke normen
31
voldoen, wordt steeds minder. Het beleid van de landelijke overheid is erop gericht dat deze mensen zoveel mogelijk uit de instelling en tussen de mensen in de buurt of wijk wonen en daar een volwaardige plaats innemen. Al snel worden zij echter als lastig en onaangepast beschouwd en gestigmatiseerd of genegeerd. Daarmee wordt het doel van het beleid niet bereikt. • Het vrijwilligerswerk Wat zeker ook aan verandering toe is, dat is het vrijwilligerswerk zelf, constateren de professionele hulpverleners en enkele vrijwilligers. Het imago van vrijwilligerswerk in de zorg is voor verbetering vatbaar en dat kan weer resulteren in het aantrekken van nieuwe vrijwilligers. In het aanbod kan meer verscheidenheid worden aangebracht en maatwerk geleverd, zowel naar de vrijwilligers toe als naar de zorgvragers. Ook zou de ondersteuning van het vrijwilligerswerk meer aandacht moeten krijgen van de gemeente en daarin zou ook goed kunnen worden samengewerkt met de zorginstellingen. Een punt van zorg is de bestuurskwaliteit. Verschillende vrijwilligersorganisaties zijn afhankelijk van maar enkele mensen die de hele organisatie overeind moeten houden. Als zij wegvallen - en dat is niet ondenkbeeldig gezien hun leeftijd en gezondheid – is het voortbestaan in gevaar. Investeren in bestuurskracht is noodzakelijk. Conclusies ten aanzien hoofdstuk 4 We zien een toenemende maatschappelijke trend om vrijwilligerswerk als middel in te zetten om de burgers meer te betrekken bij de samenleving. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen geleide en ongeleide vormen van vrijwilligerswerk. In de informele zorg komen beide vormen voor. De ongeleide vorm is vooral in handen van de traditionele vrijwilligersorganisaties als het Rode Kruis en de Zonnebloem. De geleide vorm zien we meer en meer bij zorginstellingen die zelf vrijwilligers in dienst hebben. Om voldoende vrijwilligers beschikbaar te hebben voor maatschappelijk inzet wordt steeds meer aangesloten bij de individuele vrijwilliger door diens inzet te waarderen en aandacht te hebben voor iemands motivatie. Het opknippen van vrijwilligerswerk in kortlopende klussen is hiervan een gevolg. Dit zorgt voor een grote diversiteit in het vrijwilligerswerk wat daardoor voor vooral jongere mensen aantrekkelijker wordt. Zij zijn hierop aan te spreken en deze vorm past bij de beschikbare tijd en sluit aan bij deskundigheden van deze ‘nieuwe’ vrijwilliger. Deze trend staat haaks op het traditionele vrijwilligerswerk waarin mensen zich voor langere tijd committeren aan een taak. Het gevolg van de huidige ontwikkelingen is dat de vrijwilligersorganisaties een keuze moeten maken in de aard van het vrijwilligerswerk dat zij aanbieden en de organisatie daarvan. Hierdoor kunnen echter gaten vallen in het aanbod. Er zijn grenzen aan de inzet van vrijwilligers. Deze hebben niet alleen betrekking op de taken die zij kunnen uitvoeren, maar ook op hun ‘herkomst’: er is steeds meer maatschappelijke druk op mensen met een uitkering die in ruil daarvoor dienstbaar moeten zijn en we zien de schoolmaatschappelijke stages die een verplichtend karakter hebben. Als de vrijwilligheid van vrijwilligerswerk onder druk komt te staan, is het niet ondenkbeeldig dat de ‘echte’ vrijwilligers af gaan haken. Een gegeven is dat het niet alleen de sterken zorgen voor de kwetsbaren, maar dat veel maatschappelijke solidariteit zich afspeelt tussen kwetsbaren onderling. Er worden steeds hogere eisen gesteld aan vrijwilligers waardoor deze vorm van solidariteit eveneens onder druk komt te staan. Zonder inzet van vrijwilligers in de zorg, ontstaat er een groot probleem omdat door bezuinigingen in de zorg de professionele inzet vermindert. Alom wordt een toename van vrijwilligers in de zorg noodzakelijk geacht, voor een deel toe te schrijven aan de gevolgen van de bezuinigingen en voor een deel veroorzaakt door de krimpende individuele sociale netwerken.
32
Over het toekomstig vrijwilligerspotentieel wordt verschillend gedacht: gevreesd wordt dat het traditionele vrijwilligerswerk, waarin vooral ouderen actief zijn, zal krimpen maar dat er voor nieuwe vormen van vrijwilligerswerk voldoende belangstelling blijft bestaan. Het is dan wel noodzakelijk om hierin fors te investeren om vrijwilligers te bereiken, op te leiden en actief te houden. Gerichte werving voor specifieke vrijwilligers, uitdagende taken formuleren, ondersteuning en uitwisseling bieden en deskundigheidsbevordering verzorgen, zijn dan noodzakelijk. Daarbij is het echter niet helder wie de benodigde deskundigheid van vrijwilligers gaat organiseren en betalen. Traditionele vrijwilligersorganisaties dienen een keuze te maken in hoe ze hun organisatie toekomstbestendig maken zonder daarmee de huidige vrijwilligers van zich af te stoten. Dit vraagt een om een koerswijziging van de organisatie. Niet alle vrijwilligersorganisaties zijn hiervoor voldoende toegerust en ook de bestuurskracht ontbreekt bij een aantal.
Uitspraken van vrijwilligers:
“De invulling van taken van vrijwilligers is persoonsgebonden en niet van bovenaf gestuurd. Ik ben van mening dat dit op termijn toch anders moet gaan lopen en dat de organisatie wel wat meer ambitie mag hebben en bewust nieuwe vrijwilligers aan moet trekken om een tekort aan vrijwilligers in de toekomst te voorkomen. Alleen ‘op de winkel passen’ is niet genoeg. De ontwikkelingen in de zorg (schaalvergroting) gaan door. Het is belangrijk om als dorpsgemeenschap na te denken over hoe je verder wilt in de toekomst, rekening houdend met de geografische ontwikkelingen en met het wegvallen van de kerk als bindende factor in de lokale gemeenschap.”
….“Daar komt bij dat het steeds moeilijker zal worden om goede en gemotiveerde vrijwilligers te vinden, mede door de verharding van de maatschappij, door de ‘ik-cultuur’ en daardoor is er te weinig aandacht voor elkaar. Vanwege de opvang van de kleinkinderen zijn potentiële vrijwilligers te druk daarmee en hebben ze geen tijd meer. Ook willen mensen gaan genieten na hun pensionering. Later willen ze wel vrijwilligerswerk doen maar dan zijn ze vaak weer te oud voor bepaalde taken.”
… “Ik maak me er wel eens zorgen over dat als ik het niet meer kan, wie dan mijn taken gaat overnemen. Anders valt de boel in elkaar. Het is niet gemakkelijk iemand te vinden die er ook zoveel tijd in wil steken. Vrijwilligers om te klussen en te helpen die vind je wel, maar mensen die de boel willen organiseren en coördineren die zijn er niet veel.”
33
34
5. Afstemming van formele en informele zorg in het kader van familiezorg In dit hoofdstuk gaan we na of er in de uitvoering van de methode Familiezorg zoals die in de Kempengemeenten door de professionele zorginstellingen plaatsvindt, ook ruimte is voor een structurele verbinding met het vrijwilligerswerk. Is dat wel nodig, zijn de voorwaarden daartoe aanwezig en zo ja, hoe kan die verankering dan het beste plaatsvinden, zodat alle partijen daar baat bij hebben? Wat vraagt dit van de professionele zorginstellingen en de gemeenten en wat betekent dat voor de vrijwilligersorganisaties?
Elkaar tegenkomen Alle professionals die zijn geïnterviewd komen, op een na, zelf rechtstreeks in contact met vrijwilligers. Dat kunnen vrijwilligers zijn die zijn verbonden aan de eigen instelling, zoals bij de RSZK en MEE het geval is, maar ook vrijwilligers ‘van buiten’ die werkzaam zijn voor vrijwilligersorganisaties als het Rode Kruis en de Zonnebloem. Andere vrijwilligers zijn verbonden aan plaatselijke bezoekgroepen van de parochie, hulpdiensten of steunpunten, de Katholieke Bond van Ouderen, een zwemclub, een dorpsservicepunt of aan de Vrijwillige Thuiszorg. De professionals treffen de vrijwilliger ‘in eigen huis’, thuis bij de cliënt of patiënt, of op de locatie waar de ontmoeting en de activiteit plaatsvinden. De mate waarin de professionals en de vrijwilligers elkaar tegenkomen varieert, maar veelal zien de professionals toch regelmatig dezelfde vrijwilligers bij de mensen thuis en/of in de instelling of op de locatie. Beeldvorming over en weer
De professionals over de vrijwilligers
Zonder uitzondering zijn de professionals lovend over de vrijwilligers waar ze mee in contact komen en over hun rol voor de cliënten en patiënten. Deze rol bestaat uit gezelschap en begeleiding, praktische hulp en ondersteuning, in de vorm van ontmoetingen en activiteiten en het ontlasten van mantelzorgers. Daarnaast werken vrijwilligers drempelverlagend ten aanzien van voorzieningen en helpen zij om de draagkracht en zelfredzaamheid van de cliënt te versterken, soms ook door hun ervaringsdeskundigheid. Ze zijn over het algemeen gedurende een langere periode en regelmatig aanwezig bij de cliënt en daardoor ontstaat een vertrouwensband. De vrijwilligers zijn in staat om ruim tijd en aandacht te geven aan de cliënt of patiënt. De professionals zien wat vrijwilligers doen en vooral hoe dat hun patiënten en cliënten goed doet. “Een professional is er voor de zorg en een vrijwilliger voor het welzijn van de cliënt” is een uitspraak van een van de hulpverleners. Vrijwilligersinzet komt echter niet alleen de cliënten ten goede, maar ook de professional zelf want de vrijwilliger is een waardevolle aanvulling, een sparringpartner, een soort van collega. Soms zijn vrijwilligers door hun vertrouwensrelatie die ze met de cliënt hebben opgebouwd, hun toegankelijkheid en laagdrempeligheid, ook een bondgenoot voor de professional. De aanwezigheid van vrijwilligers is een vorm van controle, zorgt voor geruststelling en stelt de professional in staat om iets extra’s te doen voor de cliënt. Als toegevoegde waarde van de vrijwilligersinzet zien de professionals dat mensen met een zorgvraag langer thuis zelfstandig kunnen blijven wonen en dat betekent uitstel van dure zorg.
De vrijwilligers over de professionals
Het beeld dat de vrijwilligers over het algemeen van de professionals hebben is dat het hardwerkende mensen zijn met het hart op de juiste plaats en die met liefde en volle inzet hun werk doen.
In de instelling
Het beeld dat de vrijwilligers hebben van professionele zorgverleners werkzaam in de instellingen is dat zij daarnaast over het algemeen tijd te kort komen en dat ze daardoor soms net niet genoeg aandacht kunnen geven aan de patiënten. Zoals een vrijwilliger het verwoordt: "Zij willen vaak wel anders, maar ze krijgen de kans niet.” Er zijn diverse voorbeelden gegeven waarin duidelijk wordt dat daar de patiënten de dupe van worden. De vrijwilligers leggen de oorzaak daarvoor vooral bij de
35
beleidsmakers van de instelling, die volgens hen meer oog hebben voor het belang van de instelling dan van de cliënt of patiënt. De vrijwilligers die zelf werkzaam zijn geweest in de zorg zijn daar heel duidelijk over: ze zouden nu, onder de huidige condities, absoluut niet meer in de zorg willen werken.
Bij cliënten thuis
De vrijwilligers die bij de mensen thuis komen, hebben over het algemeen een wat ander beeld van de professional die zij daar ontmoeten. Die heeft meer tijd beschikbaar en niet alleen oog voor de patiënt of cliënt, maar ook voor de mantelzorger, de familie en de vrijwilliger. De vrijwilligers voelen zich door hen serieus genomen en delen het gevoel dat ze zich samen inzetten om het welzijn van de cliënt te bevorderen. De zorgverleners die bij cliënten aan huis komen, hebben -naar eigen zeggenook voldoende tijd beschikbaar. En anders maken ze de benodigde tijd, door daar creatief en flexibel mee om te gaan. De vrijwilligers bevestigen dit door hun uitspraken en zij voelen zich gezien en gewaardeerd in hun werk. Dat is een goede basis om de samenwerking tussen de professionals en de vrijwilligers te versterken en de rol van vrijwilligerswerk in het totale pakket aan zorg en hulp een plaats te geven. Creatief kantelen In het Wmo-beleid van de gemeenten wordt de Kanteling leidraad om de uitvoering van het beleid gestalte te geven. Zoals in het eerste hoofdstuk al is beschreven, is bij de Kanteling de vraag om zorg of hulp het vertrekpunt en niet het aanbod. Het is erg belangrijk om die hulpvraag zo helder mogelijk te krijgen en de vraag achter de vraag te ontdekken, omdat daar het hele verdere traject van afhangt en het succes van de hulp daardoor bepaald wordt. Dit vraagt om goedgeschoolde professionals die daar ook de benodigde tijd voor hebben.
Oog voor de mantelzorger
Bij het zoeken naar de beste passende oplossing wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde verantwoordelijkheidsladder. Daarin wordt de mantelzorger als eerst verantwoordelijke voor het bieden van hulp gezien. Hierin schuilt echter gevaar omdat mantelzorgers zelf ook hulpvragers zijn. Ook zij hebben behoefte aan ondersteuning, zodat zij hun zorgtaak kunnen blijven uitvoeren. Wanneer mantelzorgers overbelast raken, dreigen zij uit te vallen, of duiken als patiënt achter de patiënt op. Om dit te voorkomen is het belangrijk in het gesprek met de patiënt of de cliënt, ook zijn of haar mantelzorgers te betrekken en de gezamenlijke draaglast en draagkracht van het systeem te bepalen en van daaruit de zorgvraag. Vervolgens wordt gekozen voor een oplossing die gericht is op het familiesysteem, waarin aandacht is voor de wederkerige relatie tussen de mantelzorger(s) en de zorgvrager. De methode Familiezorg omvat instrumenten om op professionele wijze de ondersteuningsvraag helder te krijgen en samen met de cliënt en zijn systeem te komen tot de meest passende en duurzame oplossing. Hierbij is, voor zover bekend ook het vrijwilligersnetwerk in beeld. Vrijwilligers hebben aangegeven dat er ook een taak is weggelegd in de fase voorafgaand aan de hulpvraag. Zij kunnen mensen die hulp en zorg nodig hebben maar er tegenop zien om daar een beroep op te doen, toeleiden naar hulp en hen daarbij zo nodig begeleiden. Zij hebben door hun langdurige aanwezigheid bij de cliënt een vertrouwensrelatie op kunnen bouwen, waardoor zij de cliënt kunnen helpen om de schroom of angst te overwinnen. Naast deze toeleidende rol is ook de signalerende rol van vrijwilligers, in een situatie waarin al sprake is van hulp of zorg, belangrijk. Daardoor kan door de professional sneller en adequater worden ingegrepen als dat nodig is, zodat de situatie niet verslechtert. In de uitwerking van de Kanteling en familiezorg moet deze vorm van vrijwilligersinzet een eigen plaats krijgen. Bereidheid tot samenwerking De bereidheid tot samenwerking over en weer is aanwezig. Maar er is een grens aan wat vrijwilligers kunnen en mogen doen en wat je daarvan mag verwachten, vinden sommige professionals en vrijwilligers. Waken voor 'taakvervuiling' en overbelasting van de vrijwilliger wordt door beide partijen nodig geacht. Daar staat tegenover dat andere professionals en vrijwilligers juist van mening zijn dat het heel goed mogelijk is om vrijwilligers in bepaalde situaties meer verantwoordelijkheid te geven omdat dit aansluit bij hun verwachtingen. Dat zijn dan vooral de 'nieuwe' vrijwilligers die bewust kiezen voor een bepaalde taak, die daar de capaciteiten en kwaliteiten voor bezitten en deze juist in hun vrijwilligerswerk ook tot uitdrukking willen brengen. Als zij op hun niveau een taak met de daarbij behorende verantwoordelijkheid krijgen, geeft dat hen alleen maar meer voldoening.
36
Taakafbakening en bescherming Omdat de zorgverleners in de instelling steeds minder tijd krijgen om hun werk te doen, wordt er steeds meer verwacht van de vrijwilligers. Wat zij eerst zeker niet mochten doen omdat het een taak was van de verzorgenden, dat wordt nu steeds meer als bijna vanzelfsprekend bij hen neergelegd. Taken als dementerenden helpen bij wassen en aankleden bijvoorbeeld, of bewoners helpen bij het eten, wat steeds meer een taak wordt van familie, vrijwilligers of toevallige bezoekers, omdat deze het niet aan kunnen zien dat mensen daarbij geen hulp krijgen. Eén vrijwilliger weigert om hieraan mee te werken omdat ze het er principieel niet mee eens is en deze taken in haar ogen onder zorgtaken vallen en dus niet door vrijwilligers gedaan moeten worden. De andere betrokken vrijwilligers voelen zich daarin enigszins gechanteerd: want als zij het niet doen, gaat dat ten koste van de patiënt. Die glijdende schaal zit verschillende vrijwilligers dwars: zij voelen zich het sluitstuk van de zorg. Als het niets meer mag kosten, dan komen zij in beeld en zijn zij ineens 'goed genoeg'. Structurele plaats Allemaal redenen om de toegevoegde waarde van vrijwilligersinzet een wat meer structurele plaats te geven in het totaal aan zorg en hulp. Overleg daarover en afstemming daartussen zou op reguliere basis moeten plaatsvinden. Dit moet echter geen extra belasting betekenen voor de vrijwilligersorganisaties. Een dergelijk overleg kan op initiatief van de gemeente op lokaal niveau worden georganiseerd, een of twee maal per jaar. Daarmee wordt het vrijwilligerswerk een partner in de driehoek gemeente, zorginstellingen/hulpverlening en vrijwilligerswerk. gemeente
cliënt en mantelzorger
hulpverlening
vrijwilligersorganisaties
Het vrijwilligerswerk in de zorg moet niet gezien worden als het sluitstuk in de zorg, waarvan de grenzen naar believen kunnen worden opgerekt, al naar gelang er financiële middelen beschikbaar zijn. In deze driehoek kan deze werksoort een eigen plaats innemen waarbij ook afspraken worden gemaakt over de aard en omvang van de inzet en de condities waaronder dit gebeurt. Versnippering wordt daarmee tegengegaan en krachten gebundeld. Instellingen die met vrijwilligers werken, hebben hier al enige ervaring mee opgedaan, daar kunnen de andere partners van profiteren. Deskundigheid De meeste professionals zijn van mening dat er eisen mogen worden gesteld aan vrijwilligers, met name op het gebied van correcte omgang met de cliënten, betrouwbaar zijn in afspraken, goed kunnen communiceren en de privacy van de cliënten respecteren. Want vrijwillig is niet vrijblijvend. Veel vrijwilligers zijn in hun ogen al heel deskundig en vinden dat voldoende, gezien de taak die ze uitvoeren. Toch merken verschillende professionals en de helft van de geïnterviewde vrijwilligers op dat er winst te behalen valt als vrijwilligers zich nog zouden bijscholen en hun kennis en vaardigheden actueel houden. Dit gaan in ieder geval om praktische vaardigheden zoals tillen en rolstoel rijden, communicatieve vaardigheden, omgaan met dementerenden en kennis over voorzieningen om correct te kunnen verwijzen. Praktische bijscholing kan prima door de desbetreffende instelling worden gedaan, voor de overige deskundigheidsbevordering is het goed om samen met de instellingen en de organisaties voor vrijwilligerswerk een samenhangend aanbod te ontwikkelen en dat Kempenbreed uit te zetten. De gemeenten kunnen in het kader van het Wmo- en vrijwilligersbeleid hier zeker een rol in vervullen.
Bestuurlijke deskundigheid
Verschillende vrijwilligersorganisaties geven aan moeite te hebben met het vinden van goede bestuursleden. Besturen vraagt een bepaalde combinatie van deskundigheid en committent en die is steeds minder vanzelfsprekend. De ontwikkeling die de landelijke organisaties als de Zonnebloem en
37
het Rode Kruis doormaken, vraagt eveneens om bestuursleden die daar in hun eigen afdeling of regio goed mee om kunnen gaan, die hun leden meekrijgen in die veranderingen en in staat zijn om nieuwe vrijwilligers aan te trekken. Investeren in bestuurskracht is een cruciale schakel in het in stand houden van goed functionerend vrijwilligerswerk. Kijkend naar de bestuurders onder de geïnterviewde vrijwilligers, zien we dat dit over het algemeen mensen zijn met een hoge leeftijd en dat maakt de hele organisatie kwetsbaar. Dit is een punt van aandacht, want als het bestuur aan kracht inboet, gaat dat rechtstreeks ten koste van het vrijwilligerswerk in de zorg. Een nieuwe dynamiek De uit de bezuinigingen geboren noodzaak om de inzet van vrijwilligers in de zorg te vergroten in volume, uit te breiden in taken en vervolgens te bestendigen, vraagt om een nieuwe dynamiek tussen de formele en informele zorg. Sommige instellingen hebben dit goed begrepen en zijn al bezig hun vrijwilligersbeleid daarop aan te passen onder andere door het opstellen van vrijwilligersprofielen en hierop gericht nieuwe vrijwilligers te werven. Coalities van vrijwilligersorganisaties en instellingen kunnen ook perspectieven bieden. Enkele vrijwilligersorganisaties begrijpen dat er veranderingen plaats moeten vinden om mee te kunnen met de veranderingen in de zorg. Dat vraagt van hen een herbezinning op hun werkwijze, hun organisatie en hun vrijwilligers. De traditionele vrijwilligersorganisaties trekken een bepaald type vrijwilliger aan die zich langdurig wil binden en beperken tot een bepaalde taak. Wil de organisatie echter toekomstbestendig zijn, dan zijn er ook andere vrijwilligers nodig die zich op andere zaken laten aanspreken en zich op een andere manier betrokken voelen. Herprofilering Een van de vrijwilligers pleit voor een goede mix tussen gemoedelijkheid en zakelijkheid in het vrijwilligerswerk. Veel traditionele vrijwilligers hebben moeite met de veranderingen en voor een aantal van hen is dat een reden om te stoppen. Dat is jammer, maar het biedt ook een kans voor herprofilering van de vrijwilligersorganisaties en daardoor het aantrekken van nieuwe vrijwilligers. Verschillende vrijwilligersorganisaties geven aan dat zij onvoldoende in beeld zijn bij enerzijds de professionals en anderzijds bij het publiek. Daardoor kunnen zij minder betekenen dan ze graag zouden willen. Herprofilering, imagoverbetering, goede publiciteit en een gemoderniseerde werkwijze zijn nodig om op het netvlies van de professionele zorg te blijven en gevonden te worden door kwetsbare mensen en/of hun directe omgeving. Vrijwilligersbeleid Het is niet alleen belangrijk dat de instellingen die een beroep doen op vrijwilligers een goed vrijwilligerbeleid hebben, ook de gemeenten hebben er alle belang bij dat zij een beroep kunnen doen op voldoende en deskundige, gemotiveerde vrijwilligers om daarmee de zorg betaalbaar te houden. Algemeen vrijwilligersbeleid is hiervoor niet voldoende. In het kader van de Wmo is het zaak dat de gemeenten op dit vlak een vrijwilligersbeleid voeren dat recht doet aan wat er is, kansen geeft aan nieuwe vormen van vrijwilligerswerk en mee-ademt met de maatschappelijke behoeften en ontwikkelingen. En de vrijwilligersorganisaties moeten ook door de gemeenten meer als een partner in de uitvoering van het Wmo-beleid worden gezien en gefaciliteerd. Goed georganiseerd vrijwilligerswerk in de zorg houdt de zorg mede betaalbaar. Afspraken en afstemming
Tussen professionals en vrijwilligers
De meeste vrijwilligers hebben een duidelijk beeld van tot hoever hun inbreng in de zorg strekt: de fysieke zorg van de cliënt is voor de professional en het welzijn van de cliënt is voor de vrijwilliger. Er is in hun ogen een duidelijke scheidslijn tussen zorg en hulp. De professionals denken daar iets genuanceerder over en zien wel degelijke ook zorgtaken voor vrijwilligers weggelegd, maar dan onder voorwaarden. Alleen als ze er de benodigde deskundigheid voor bezitten en ze dat zelf ook willen. De vrijwilligers die praktische ondersteuning bieden, hebben geen behoefte aan overleg en afstemming met professionals in de zorg. Zij beperken zich tot ‘hun ding’ en zijn dan weer weg. De vrijwilligers die gezelschap bieden en contact, hebben wel behoefte aan afstemming en overleg over de zorg van de cliënt, maar dan alleen voor zover zij daar mee te maken hebben. Wat ze in ieder geval belangrijk vinden, is dat ze worden gehoord als zij informatie inbrengen die de cliënt betreft. De professionals zien daar de waarde van in en beschouwen de vrijwilliger dan als een aanspreekpunt en
38
een sparringpartner. Waar het aan schort is de terugkoppeling: wat is er gedaan met die informatie en waar heeft die toe geleid? Dat missen de vrijwilligers en dat staat in hun ogen haaks op het belang dat er aan hen wordt gehecht, zeker als de professionele hulpverleners zeggen dat ze samen met de vrijwilliger verantwoordelijk zijn voor het welzijn van de cliënt.
Tussen professionele instellingen onderling
Het concept van familiezorg is door de zorginstellingen in de Kempen omarmd en als methode gekozen om breder te kijken dan alleen naar de zorgbehoevende. Ook de directe omgeving, het gezin, is in het zorgconcept betrokken. Doel hiervan is om tijdig te anticiperen en zo het systeem, het gezin, in stand te houden en problemen in een vroeg stadium op te sporen of te voorkomen. De uitvoering van familiezorg noodzaakt tot overleg en afstemming tussen de partners. In tegenstelling tot ketenpartners, waarbij de een na de ander optreedt, is er bij familiezorg sprake van gelijktijdig optreden van de partners. Bij ketenpartners is een zorgvuldige overdracht belangrijk, bij familiezorg is een voortdurende afstemming en regelmatig overleg aan de orde. De regie is hierbij over het algemeen in handen van de partner die de casus heeft ingebracht of het meest betrokken is bij de cliënt. Soms ook heeft de gemeente de regie over de zorg op basis van de indicatiestelling. Over het algemeen verloopt de afstemming en samenwerking goed, ook al is het soms zoeken naar de beste vorm en is er meer sprake van incidenteel dan structureel overleg. De succesfactoren zijn: - Korte lijnen tussen de instellingen en de desbetreffende medewerkers - Weinig of geen verloop waardoor het netwerk in stand blijft - Bereidheid tot samenwerking ten bate van de cliënt Toch leeft bij enkele professionals de vrees dat al dat overleg ten koste gaat van de cliënt, omdat overleggen ook tijd kost. Een ander gevaar schuilt erin dat ´lastige´ cliënten als een hete aardappel van de ene naar de andere hulpverlener worden doorgeschoven. De vrijwilliger in de familiezorg In de uitvoering van het concept van familiezorg spelen de vrijwilligersorganisaties nog amper een rol. Om familiezorg tot een succes te maken, is het nodig om ook de vrijwilligersorganisaties hierin een plaats te geven en te betrekken bij het overleg over cliënten en de zorg die ze nodig hebben. Hoe deze deelname aan het overleg het beste plaats kan vinden, is iets waar nog geen werkbare formule voor bestaat en al doende helder moet worden. Welke organisatie is vertegenwoordigd en wie van de organisaties neemt deel aan het overleg? Is het de vrijwilliger die contact heeft met de desbetreffende cliënt, of een bestuurslid dat is bijgepraat? Hoe regel je dat: schuift er dan steeds een andere vrijwilliger aan, afhankelijk van de cliënt? Of is het zo dat het overleg over de cliënt thuis wordt georganiseerd, waaraan de vrijwilliger dan ook deelneemt? Wellicht zijn meerdere vormen passend.
Voorwaarden voor succes
Een voorwaarde voor succes is ook een goede en complete netwerkkaart van alle beschikbare hulp en zorg in de Kempen. Hieraan ontbreekt het nog, evenals aan een eenduidige cliëntadministratie. Een goede afstemming over de signalerende functie van medewerkers in de thuiszorg, terwijl zij juist in de gelegenheid zijn om deze signalen op te pikken, ontbreekt eveneens. Wil de uitvoering van de familiezorg een succes worden, dan is verbetering op bovengenoemde punten noodzakelijk. Nieuwe taken vrijwilligers Naast de huidige taken die al door vrijwilligers worden uitgevoerd, zien de hulpverleners met name door de inkrimping van de zorg, allerlei nieuwe taken die door vrijwilligers kunnen worden uitgevoerd (zie hoofdstuk 4, deel 1). Dat kan voor een belangrijk deel gebeuren binnen de bestaande vormen en structuren. De instellingen die met vrijwilligers werken, houden hier in hun beleid, hun aanbod en hun werving al rekening mee. De vrijwilligersorganisaties zien de noodzaak in om hun aanpak aan te passen aan nieuwe vormen van vrijwilligerswerk, maar ze hebben daar niet allemaal de benodigde slagkracht voor. Voor een belangrijk deel hangt dit samen met de bestuurskracht en zoals al eerder is opgemerkt, is dat een punt van zorg. Het is niet verstandig om de verantwoordelijkheid voor de versterking van de bestuurskracht alleen bij de organisatie te laten. De gemeenten hebben er alle belang bij dat deze vormen van vrijwilligerswerk blijven voortbestaan en het is goed als zij daarin investeren. Enerzijds houdt dit de erkenning in van het belang van dit werk en wat goed is voor de motivatie van de vrijwilligers. Anderzijds helpt het ook om het vrijwilligerswerk in stand te houden.
39
Dorpsraden Steeds meer dorpsraden houden zich bezig met zorg in eigen dorp. Op deze wijze is er al een aantal zorgcoöperaties tot stand gekomen, zoals in Hoogeloon. In andere dorpskernen vindt eveneens overleg plaats over hoe de zorg in kleine gemeenschappen het best geborgd kan worden in de optiek van het leefbaar houden van de gemeenschap en over de mogelijkheden daarin zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen. De financiering van deze kleinschalige zorg is mogelijk gemaakt door een bijdrage van de provincie en van de gemeente, waarbij de dorpsgemeenschap zelf ook een deel van de kosten voor haar rekening neemt. Deze vorm van vrijwillige inzet raakt aan het vrijwilligerswerk in de zorg en dient hierin een plaats te krijgen. Vrijwilligers die actief zijn in de dorpsraad en de werkgroepen daarvan, zouden eveneens een beroep moeten kunnen doen op het aanbod aan ondersteuning dat wordt georganiseerd. Ondersteuning van het vrijwilligerswerk
Informatie en uitwisseling
Er is behoefte aan mogelijkheden voor ontmoeting en uitwisseling tussen vrijwilligers. Het bespreken en delen van ervaringen en het uitwisselen van informatie is belangrijk voor de motivatie van de deelnemers. De bijeenkomsten die daartoe worden georganiseerd door de instellingen die met vrijwilligers werken als de vrijwilligersorganisaties, zijn over het algemeen goed bezocht. Ook de behoefte aan informatie over ontwikkelingen in de zorg, het gemeentelijk Wmo-beleid en de beschikbare voorzieningen is bij de vrijwilligers duidelijk aanwezig. Om hierin te voorzien kunnen zowel lokaal als regionaal bijeenkomsten worden georganiseerd.
Deskundigheidsbevordering
Wil het vrijwilligerswerk toekomstbestendig zijn, dan moet ook worden geïnvesteerd in deskundigheidsbevordering. Hierin kunnen de professionele zorginstellingen goed samenwerken met de vrijwilligersorganisaties en de gemeente. Sommige vormen van deskundigheidsbevordering kunnen plaatselijk worden uitgevoerd, anderen kunnen regionaal worden aangeboden. In dit licht kunnen de gemeenten, samen met de professionele zorginstellingen deskundigheidsbevordering aanbieden om bestaande vrijwilligers deskundig te houden en nieuwe vrijwilligers ‘op te leiden’. Jaarlijks kan hiertoe een samenhangend en uitnodigend aanbod worden opgesteld en georganiseerd. GOW Welzijnswerk kan hierin een centrale rol vervullen.
Conclusies ten aanzien van hoofdstuk 5 De Kanteling beoogt de vraag achter de vraag helder te krijgen en na te gaan wat er echt nodig is aan hulp en zorg en die vervolgens op de meest passende wijze en tegen de laagste kosten te verstrekken. Deze werkwijze vraagt een omslag in denken van de Kempenaren die soms al te gemakkelijk denken ergens recht op te hebben omdat iemand anders die bepaalde voorziening ook heeft gekregen. Gelijktijdig wordt, onder druk van de toenemende eis van zelfredzaamheid, vraagverlegenheid geconstateerd, waardoor mensen soms te lang blijven aan modderen en pas om hulp vragen als het echt niet meer kan. ‘Breed kijken’ is hiervoor echter nodig en ook de context van de zorgvrager moet worden betrokken in de te bieden hulp. Dat is ook de essentie van familiezorg. De signaleringsfunctie die alom aan vrijwilligers wordt toegekend, kan een belangrijke bijdrage leveren aan het tijdig opsporen van deze situaties. De vrijwilligers voelen zich gewaardeerd in hun inzet die, door de met de cliënt opgebouwde vertrouwensrelatie, bijdraagt aan goede zorg en hulp. Over en weer bestaat bereidheid om samen te werken met als doel de situatie van de cliënt te verbeteren. De laagdrempelige en vaak langdurige aanwezigheid bij de cliënt maakt de vrijwilliger ook tot een belangrijke signaleerder waardoor de professional eerder en beter de juiste hulp kan bieden. Afspraken maken over de afstemming tussen de formele en de informele zorg is nodig, waarbij ook oog is voor mantelzorgers. In het verlengde van de familiezorg is dit een
40
vanzelfsprekend iets, maar tot nu toe is het vrijwilligerswerk als vorm van informele zorg hierin nog te weinig betrokken, terwijl er voldoende basis is en aanknopingspunten zijn voor deze vorm van informele zorg. In de Kempen zijn veel vrijwilligers actief in de zorg. Zij zijn verbonden aan de verschillende vrijwilligersorganisaties of de zorginstellingen. Er is tussen de vrijwilligers en de beroepskrachten in de zorg regelmatig contact. Zij treffen elkaar over het algemeen bij de cliënt thuis of komen elkaar tegen in de zorginstelling. De professionals zien vaak dezelfde vrijwilliger bij de cliënt thuis, omdat met name de traditionele vrijwilligers kiezen voor langdurige aanwezigheid bij ‘hun’ cliënten. In de beeldvorming over en weer zijn de professionals en de vrijwilligers over het algemeen lovend over elkaar en hebben met name de beroepskrachten veel waardering voor wat de vrijwilliger voor de cliënt en voor henzelf betekent. De vrijwilligers daarentegen hebben van de professionals in de instellingen het beeld dat zij daar vaak tijd tekort komen om hun werk – in de ogen van de vrijwilliger – goed te kunnen doen. Dit gaat soms ten koste van goede zorg. Deze incidenten maken grote indruk op hen. In de thuissituatie bij de cliënt ervaren de vrijwilligers dat de hulpverleners wel voldoende tijd hebben en dat zij niet alleen oog hebben voor de cliënt en de mantelzorger(s) maar ook oog voor hen. Zowel de professionals als de vrijwilligers vinden dat er grenzen zijn aan wat je mag verwachten van een vrijwilliger in de zorg. Tegelijk zien we dat er sprake is van een glijdende schaal waarin vanwege de bezuinigingen in de instellingen steeds meer taken naar de vrijwilligers worden geschoven. Sommige professionals zien dit juist als een manier om nieuwe vrijwilligers een passende uitdaging te bieden die appelleert aan hun deskundigheid. Anderen zien dit als een verdere uitholling van het beroep van hulpverlener. Sommige vrijwilligers zien deze trend als een vorm van chantage van vrijwilligers omdat anders de bewoners van de instelling de dupe kunnen worden. Om de vrijwilligersorganisaties in stand te kunnen houden, is het belangrijk om versnippering tegen te gaan en krachten te bundelen. Het vrijwilligerswerk in de zorg een structurele plaats geven in het totale pakket aan zorg en hulp, is ook behulpzaam bij versterken en verduurzamen van het vrijwilligerswerk. Daar hebben de zorginstellingen belang bij, maar ook de gemeenten en de vrijwilligersorganisaties zelf. Het vrijwilligerswerk kan hier dan een zelfstandige plaats innemen en niet (meer) gezien worden als het sluitstuk in de zorg. Er mogen zeker eisen worden gesteld aan vrijwilligers. Deze hebben betrekking op correcte omgang met cliënten en sociale en praktische vaardigheden. Kennis van beschikbare voorzieningen en het op peil houden van verworven deskundigheden is eveneens belangrijk. Een goed en gevarieerd aanbod van deskundigheidsbevordering dat lokaal en regionaal wordt aangeboden, is nodig om de toenemende vraag aan vrijwilligersinzet op peil te houden. Hierin kunnen alle betrokken partijen een aandeel voor rekening nemen. Voor specifieke taken, die op het snijvlak van de professionele zorg liggen, is aanvullende deskundigheid nodig. De zorginstellingen kunnen hierin het voortouw nemen. Goed en actueel vrijwilligersbeleid is voor de instellingen en de gemeenten in de Kempen van belang. Er moet daarin ook structureel aandacht zijn voor uitwisseling van ervaringen en onderling contact tussen vrijwilligers. Uitspraak van een vrijwilliger: …”Er zullen steeds meer vrijwilligers nodig zijn om zorgtaken over te nemen, maar mijn ideaal is dat de professional daar zelf voldoende tijd voor heeft. Maar je ziet een verarming van de zorg en vrijwilligers krijgen taken toegeschoven die eigenlijk door profs gedaan zouden moeten worden. Van de andere kant geeft het vrijwilligers veel voldoening als zij zich kunnen inzetten voor anderen, maar de taken moeten niet te zwaar worden.”
41
42
6. Aanbevelingen Uit het rapport blijkt dat er zowel binnen de formele zorg als de informele zorg, zaken voor versterking en verbetering vatbaar zijn. Verbeteringen zijn noodzakelijk om daardoor de eigen taak nog beter te kunnen vervullen en om tot een goede onderlinge afstemming en samenwerking te komen. Hierdoor blijft goede zorg ook in de toekomst beschikbaar en betaalbaar. In de nadere uitwerking van de aanbevelingen is er niet voor gekozen om deze per hoofdstuk uit te werken, maar als volgt uit te splitsen naar de verschillende partners: - de formele zorg en de partners die daarin betrokken zijn - de informele zorg en de partners die daarin betrokken zijn Daarnaast hebben de aanbevelingen betrekking op de samenwerking en de afstemming tussen de formele en de informele zorg. De aanbevelingen dragen bij aan een toekomstbestendig en houdbaar zorgaanbod vanuit de optiek van familiezorg in de Kempengemeenten, waarbij alle partners in afstemming met elkaar hun eigen rol zo optimaal mogelijk vervullen.
Aanbevelingen voor de formele zorg Gemeente •
Organiseer per gemeente een structureel sparoverleg tussen de zorg- en welzijnsinstellingen.
•
Verschaf de partners in het overleg helderheid over de regierol van de gemeente, over de eindverantwoordelijkheid in het proces van de samenwerking en over de zorg.
•
Overleg tussen professionals en vrijwilligers in de zorg ten behoeve van de cliënt is nodig, maar dit dient zich te beperken tot de directe rol van de vrijwilliger.
•
Zorg voor verbindingen tussen de verschillende overleggen, zodat zaken niet dubbel gebeuren of juist niet worden uitgevoerd. Dat kan door voorzitters van de overleggen of andere sleutelfiguren aan te stellen die deelnemen aan de verschillende overleggen.
Overlegpartners •
Investeer als partner in een vaste bezetting van het sparoverleg want dat komt de kwaliteit ervan ten goede.
•
Gebruik de Methode Familiezorg om vanuit dezelfde visie en werkmethoden te werken waardoor deelnemers aan het sparoverleg “dezelfde taal spreken”.
•
Schep helderheid over de eigen inbreng en de grenzen in de te verlenen hulp en zorg, zodat geen verkeerde verwachtingen ontstaan en gaten in de hulp tijdig worden gesignaleerd en opgelost.
•
Bewaak als partner in het overleg de balans tussen de investering in het overleg en de winst voor de cliënt
•
Wees er kritisch op waar en wanneer structureel overleg een meerwaarde biedt en hoe dit het beste gevoerd kan worden, ook in relatie tot de vorige aanbeveling. Nieuwe werkvormen en overleggen moeten niet leiden tot extra regelwerk en administratie.
•
Voer een eenduidig registratiesysteem in dat eenvoudig is, dat aansluit bij bestaande systemen en voor iedereen die bij eenzelfde zorgsituatie betrokken is inzichtelijk is en
43
bruikbaar. Regel de toegang voor belanghebbenden. Een dergelijk systeem is door het Algemeen Maatschappelijk werk DommelRegio al in gebruik evenals bij PoZoB. Afstemming tussen de systemen is noodzakelijk. •
Verminder de regeldruk en de administratieve last voor de hulpverleners, zodat er meer effectieve tijd voor de cliënten overblijft. Neem hiertoe goede voorbeelden die elders zijn ontwikkeld hiervoor over.
•
Heb oog voor de rol van de medewerkers hulp bij het huishouden, zowel in het kader van vroegsignalering als bij de terugkoppeling over de hulp en zorg.
•
De individuele hulpverlener dient zich ervan bewust te zijn dat de waardering voor de vrijwilligersinzet bijdraagt aan de motivatie van de vrijwilliger en de kwaliteit van diens inzet.
•
Werk toe naar afstemming met het CIZ om te voorkomen dat er problemen en/of verkeerde verwachtingen ontstaan.
GGZ •
Op verzoek de procesbegeleiding en casuïstiekbespreking verzorgen op basis van de methode familiezorg.
Aanbevelingen voor het bieden van goede zorg Zorgverleners •
Professionele hulpverleners moeten ervoor waken dat de zorg ook goede zorg is en daar maken tijd en aandacht voor de cliënt een wezenlijk onderdeel van uit.
•
Beroepskrachten in de zorg dienen in hun werk rekening te houden met de persoonlijke relaties van de cliënt.
Zorgmanagers •
Managers in de zorg dienen de zorg zodanig te organiseren dat de professionals voldoende ruimte krijgen om aandacht te kunnen schenken aan de cliënt en zijn/haar persoonlijke relaties. Deze managers kunnen op zoek gaan naar goede voorbeelden van collegainstellingen hoe dit te organiseren.
•
Vrijwilligers moeten vooral tijd kunnen blijven geven aan de cliënt of patiënt. Deze tijd is essentieel bij goede zorg. Nemen zij meer taken over van de professionals dan dreigt dit ten koste te gaan het welzijn van de patiënt/cliënt en dit holt het vrijwilligerswerk uit.
Gemeenten •
Beschouw huisbezoek als het vertrekpunt van de zorg en hulp en investeer hierin. Tijd nemen voor het helpen verhelderen van de zorgvraag bij cliënten of patiënten, leidt tot een betere oplossing, evenals het tijd nemen voor de juiste indicatiestelling.
•
Betrek het sociale netwerk/ mantelzorgers en vrijwilligers bij de vraagverheldering, gebruik hiervoor de Methode Familiezorg en maak gebruik van de principes van “de Kanteling” bij het zoeken naar de oplossing, uitgaande van de ‘verantwoordelijkheidsladder’.
•
“Het gesprek” (de Kanteling) dient niet alleen gericht te zijn op het verhelderen van de vraag maar ook op het in beeld brengen van de draagkracht en draaglast van de patiënt of cliënt en
44
zijn mantelzorgers. De Methode Familiezorg voorziet beroepskrachten van instrumenten die hierbij behulpzaam zijn. •
Het is belangrijk oog te hebben voor het feit dat mensen uit de doelgroep lang niet altijd zitten te wachten op informele hulp omdat ze niet afhankelijk willen zijn, of omdat ze vasthouden aan hun privacy. Ook moeten we accepteren dat sommige mensen geen hulp willen.
Aanbevelingen voor vrijwilligersorganisaties in de informele zorg •
De traditionele vrijwilligersorganisaties dienen een keuze maken in de manier waarop zij hun inzet toekomstbestendig willen maken, waarbij oog is voor een meer zakelijke aanpak om zo de huidige vrijwilligers te behouden en nieuwe vrijwilligers aan te kunnen trekken.
•
De vrijwilligersorganisaties moeten investeren in de onderlinge relaties en de goede sfeer tussen de vrijwilligers, om hen aan zich te (blijven) binden.
•
De ontwikkelingen in de zorg en in de samenleving vragen om gedifferentieerd vrijwilligerswerk waarin plaats is voor zowel de traditionele vrijwilliger als de moderne vrijwilliger. Er dient een grotere variatie in het aanbod van vrijwilligerswerk in de Kempen te worden georganiseerd, waarbij voorkomen moet worden dat er gaten vallen in het aanbod door veranderingen in de vrijwilligersorganisaties.
•
Aantrekken van nieuwe vrijwilligers is noodzakelijk en het is belangrijk dat dit op een wervende en eigentijdse manier gebeurt. De toeleiding van geïnteresseerden naar de desbetreffende vrijwilligersorganisatie moet goed gebeuren.
•
Vrijwilligersorganisaties kunnen zich versterken door meer samen op te trekken op de volgende terreinen: - verbeteren van het imago waardoor zij meer en ook jongere vrijwilligers kunnen aantrekken; - betere profilering door goede bekendheid met de aard van elkaars werk; - meer samenwerking en het benutten van elkaars kracht waardoor zowel de eigen organisatie als het vrijwilligerswerk in het algemeen worden versterkt; - afstemming van een goed en gevarieerd aanbod aan hulp; - samenwerken bij het aanbieden van deskundigheidsbevordering en hierbij ook gebruik maken van wat de professionele organisaties en de gemeenten kunnen aanbieden. Deze samenwerking kan gestalte krijgen in een platform informele zorg dat per gemeente wordt georganiseerd en in Bladel al is opgezet.
•
Extra investeren in bestuurskracht is noodzakelijk. In het kader van duurzaam ondernemen is het een optie om contacten leggen met het bedrijfsleven om bij te dragen aan de kadervorming en de versterking van de bestuurskracht van het vrijwilligerswerk. Hiertoe kan een pool van deskundige vrijwilligers, afkomstig uit het bedrijfsleven, worden opgezet. GOW Welzijnswerk en de Maatschappelijk Stagemakelaar van Bladel kunnen hierin de voortrekkersrol nemen
Non profit organisaties kunnen versterkt worden door ondersteuning in allerlei vormen door profit organisaties. Het organiseren van een Beursvloer kan hierbij behulpzaam zijn. De Beursvloer heeft een netwerkfunctie en is een plaats waar bedrijven en maatschappelijke organisaties elkaar ontmoeten, om op het gebied van maatschappelijk betrokken ondernemen (MBO) partners van elkaar te worden en zo samen projecten te realiseren. Maatschappelijke organisaties zijn erbij gebaat als zij deskundige hulp krijgen waarmee ze hun organisatie verder kunnen versterken. Het realiseren van hun doelen komt hierdoor dichterbij. Ook worden maatschappelijke organisaties zich meer bewust
45
van het feit dat zij niet alleen de vragende partij zijn, maar dat zij wel degelijk ook zélf het bedrijfsleven iets te bieden hebben. GOW Welzijnswerk heeft hier ervaring mee en kan deze expertise benutten om vernieuwende vormen voor de werving van vrijwilligers te introduceren.
Aanbevelingen voor vrijwilligerswerk nieuwe stijl
Gemeenten •
Het is belangrijk om de waardering voor de vrijwilligersinzet in de zorg uit te spreken, de inzet te belonen en gemaakte afspraken met vrijwilligers (organisaties) zorgvuldig na te komen.
•
De vrijwilligersorganisaties in de informele zorg stimuleren om samen op te trekken bij het verbeteren van het imago waardoor zij (meer) jongere vrijwilligers kunnen aantrekken en bij het vergroten van de bekendheid met de aard van het vrijwilligerswerk van de verschillende organisaties.
•
In het kader van de Wmo beleid te maken voor vrijwilligerswerk in de zorg. Dit komt het vrijwilligerswerk zelf ten goede en helpt mede om de zorg en de hulp betaalbaar te houden
Een goed initiatief is het Platform Informele Zorg in Bladel. Het platform is een spreekbuis naar gemeenten en professionele organisaties toe. Daarnaast werkt het Platform aan een sociale kaart waarmee het aan elkaar, de professionele organisaties en de burgers in de dorpen duidelijk maakt welke diensten er zijn. De organisaties trekken gezamenlijk op als het gaat om voorlichtingsbijeenkomsten en om het versterken van elkaar, door gebruik te maken van en een beroep te doen op elkaars deskundigheid. Dit platform kan als voorbeeld dienen voor andere gemeenten. •
De gemeenten dienen goed voor ogen te houden dat een deel van het vrijwilligerswerk wordt verricht door mensen die zelf tot de doelgroep van de Wmo behoren. Deze vorm van participeren in de samenleving past bij de doelen van de Wmo. Het is belangrijk dat de onderlinge solidariteit tussen kwetsbare mensen blijft gewaarborgd in het beleid en de uitvoering daarvan
•
Stel niet te hoge eisen aan alle vrijwilligers die zich inzetten voor kwetsbare burgers. Vaak zijn betreft het kwetsbare mensen die zorg en hulp geven aan andere kwetsbaren en daarin zijn ze van grote waarde.
•
Vrijwilligerswerk in de informele zorg mag geen verplichtend karakter krijgen zoals “in ruil voor een uitkering” of als verplichte maatschappelijke stage. De vrijwilliger dient zelf voor het vrijwilligerswerk te kiezen op basis van de eigen motivatie.
•
Maak de vertegenwoordiging van de vrijwilligersinstellingen structureel in de uitvoering van de familiezorg; het projectplan “Familiezorg in de Kempen” dient hiertoe te worden aangepast.
MEE/RSZK •
Werving van nieuwe en jonge(re) vrijwilligers moet goed gebeuren en leiden tot aanmeldingen van deze vrijwilligers. MEE en RSZK hebben ervaring en deskundigheid opgebouwd met het werven van deze nieuwe vrijwilligers. Deze organisatie kunnen andere (vrijwilligers) organisaties hierin voorlichten en/of begeleiden.
46
Allen •
Een samenhangend en gezamenlijk door alle betrokken partijen ontwikkeld beleid, helpt om het vrijwilligerswerk in de zorg toekomstbestendig te maken.
•
De grenzen van vrijwillige inzet in relatie tot professionele zorg moeten worden geformuleerd in samenhang met de deskundigheid van de vrijwilliger. Hierbij moet ook duidelijk zijn waar ieders verantwoordelijkheid ligt.
•
Als er sprake is van overheveling van taken in de zorg naar vrijwilligers dient dit selectief en in goed overleg te gebeuren. Deze overheveling is alleen verantwoord als er op geen enkele andere wijze door professionals meer in kan worden voorzien
•
Activering en ondersteuning van het vrijwilligerswerk in de zorg en de hulpverlening kan goed centraal en in samenwerking worden aangeboden.
•
Regionaal investeren in scholing van vrijwilligers is belangrijk, zeker voor nieuwe vrijwilligers. In gezamenlijkheid kan hiertoe regionaal jaarlijks een programma worden ontwikkeld dat regionaal en lokaal kan worden uitgevoerd. De zorg- en welzijnsinstellingen, de gemeenten en de vrijwilligersorganisaties kunnen hierin samen optrekken.
•
Instellingen dienen hun eigen aanbod ook toegankelijk te maken voor vrijwilligers van ander organisaties. GOW Welzijnswerk kan hierin een bemiddelende rol vervullen.
•
Het scholingsaanbod dient breed, gevarieerd en gratis toegankelijk te zijn, gericht op zowel algemene vaardigheden en deskundigheden als specifieke deskundigheid op bepaalde gebieden, zoals omgang met mensen die lijden aan dementie (GGzE), gesprekstechnieken (maatschappelijk Werk DommelRegio), omgaan met kinderen met een verstandelijke beperking (MEE) etc.
Aanbevelingen voor de afstemming en samenwerking formele en informele zorg Allen •
Vrijwilligers kunnen door hun positie dicht bij de cliënt een signalerende rol vervullen als het gaat om de kwaliteit van de zorg. Deze signalering moet door de zorginstellingen en de gemeenten serieus worden genomen en een plaats krijgen in de zorgverlening.
Gemeenten •
Het dient aanbeveling om de methode familiezorg verder uit te rollen en als één van de leidraden te nemen bij de behandeling van hulpvragen.
•
De vrijwilligersorganisaties dienen bekend te zijn bij verwijzers van professionele organisaties. Hiermee kunnen de vrijwilligersdiensten beter benut worden. Dit kan door bijvoorbeeld het organiseren van netwerkbijeenkomsten waar vrijwilligers en professionals elkaar ontmoeten. De gemeente kan hiertoe het initiatief nemen.
•
Zorg voor een actuele netwerkkaart waarin alle vormen van vrijwillige zorg per kerkdorp zijn opgenomen evenals de beschikbare professionele zorg in het gebied. Verstrek als gemeente opdracht aan GOW Welzijnswerk om deze samen te stellen en actueel te houden. Deze kaart dient beschikbaar te zijn voor zowel professionele instellingen als vrijwilligersorganisaties.
47
•
Stel een onafhankelijke vrijwilligersconsulent aan die aanspreekpunt is voor zowel de vrijwilligers in de informele zorg als formele zorg (zie voorbeeld gemeente Bladel, waar GOW Welzijnswerk deze rol vervult).
Zorgpartners •
Met betrekking tot de familiezorg dienen de professionele organisaties dezelfde visie te delen en werkwijzen te hanteren. Indien nodig dienen uitvoerders hiervoor bijgeschoold te worden.
•
Maak een duidelijke omschrijving van wat verstaan wordt onder welzijnstaken en wat onder zorgtaken valt en waar hiertussen de scheiding ligt. Dit schept helderheid en beschermt de vrijwilligers tevens tegen dreigende overbelasting. Het vrijwilligersbeleid van de Vrijwillige Thuiszorg van GOW Welzijnswerk en van de RSZK kunnen hierbij als voorbeeld dienen.
Wmo loket •
Bij de uitvoering van de familiezorg moet ook de signaleringsfunctie van vrijwilligers een plaats krijgen. Deze signalering kan vraagverlegenheid boven tafel brengen, waardoor tijdig hulp kan worden geboden en erger voorkomen.
•
Een logisch meldpunt is het Wmo-loket van de gemeenten waar de Wmo-consulent kan dienen als vertrouwenspersoon voor de vrijwilligers. Deze consulent kan zonodig vervolgens een gesprek arrangeren, de zorg coördineren en de regie voeren.
•
Maak terugkoppeling over de door vrijwilligers gesignaleerde problemen en de geboden hulp tot een vast onderdeel van de samenwerking. Maak hierover afspraken en betrek ook de vrijwilligers daarin.
GOW Welzijnswerk •
Organisaties, zowel de vrijwillige als de professionele, dienen goed geïnformeerd zijn over de methode Familiezorg. GOW Welzijnswerk kan hiertoe in opdracht voorlichtingsbijeenkomsten organiseren.
•
Vrijwilligers moeten voorlichtingsbijeenkomsten kunnen bijwonen waar zij de juiste informatie krijgen en uitgelegd wordt bij wie zij signalen kunnen melden en wat zij van de opvolging hiervan mogen verwachten.
48
Bijlagen
A.
De professionele zorg in de Kempen
B.
Vrijwilligerswerk in de zorg de Kempen
C.
Vragenlijst professionele hulpverleners
D.
Vragenlijst vrijwilligers in de zorg
E.
Literatuuroverzicht
49
50
Bijlage A
De professionele zorg in de Kempen
In deze bijlage is beschreven welke functies worden vervuld en welke taken uitgevoerd door de respondenten en wordt ingegaan op de cliëntcontacten en waar deze plaatsvinden. Ook staan we stil bij de aard van de zorgvragen van de cliënten, bij de beschikbare tijd die de medewerkers hebben voor hun cliënten en wat dit dan voor hen betekent en of en hoe de zorg beter zou kunnen. In het tweede deel van dit hoofdstuk komt de samenwerking met collega’s en andere professionals aan de orde. Welke gevolgen heeft de samenwerking voor de cliënten en kan dat beter of niet. Tot slot bekijken we waar de respondenten het meest en het minst tevreden over zijn in hun werk. Respondenten De 17 respondenten die aan de verkenning familiezorg hebben meegewerkt, zijn werkzaam bij 14 verschillende organisaties en instellingen die in de vier Kempengemeenten (Eersel, Reusel-De Mierden, Bladel en Bergeijk) zorg, hulp en ondersteuning bieden aan mensen die een hulp- of zorgvraag hebben en/of daartoe zijn aangemerkt dan wel geïndiceerd. Deze medewerkers, allen vrouwen, zijn werkzaam in verschillende geledingen in de organisatie of instelling en vervullen verschillende functies op verschillende niveaus in de organisatie. Wat zij met elkaar gemeen hebben, is dat zij allemaal bij het uitvoeren van hun taken ook in contact komen met vrijwilligers. Dertien respondenten zijn 40 jaar of ouder, waarvan 8 ouder dan 50 jaar. Vier respondenten zijn dertigers. Drie respondenten zijn werkzaam in de intramurale zorg en de overige respondenten zijn betrokken bij de extramurale zorg. In twee gevallen hebben twee medewerkers samen aan het gesprek deelgenomen en hiervan zijn de gegevens verwerkt tot een interview. Werving De selectie van de respondenten hing samen met het type organisatie, de eigen functie binnen deze organisatie en de mate waarin zij betrokken zijn of contact hebben met vrijwilligers in het uitoefenen van hun functie. De medewerkers zijn voor het grootste deel voorgedragen door hun leidinggevende of door collega´s uit de Regiegroep Familiezorg. Zij zijn vervolgens gevraagd om mee te werken aan de verkenningen familiezorg en hebben allemaal positief op deze uitnodiging gereageerd. Vervolgens hebben met hen openhartige gesprekken plaatsgevonden waarvan de gegevens in deze notitie zijn verwerkt. Organisaties De respondenten zijn werkzaam bij (in alfabetische volgorde): • Centrum Jeugd en Gezin, Reusel-De Mierden • GGZ • GOW Welzijnswerk, Eersel • MEE Zuidoost Brabant • Oranjepraktijk, Bladel • RSZK (locatie Bladel en Eersel) • Wmo-loket van de gemeente Bergeijk • Wmo-loket van de gemeente Bladel • Wmo-loket van de gemeente Eersel • Wmo-loket van A tot Z gemeente Reusel-De Mierden • Zorgcoöperatie Hoogeloon • ZuidZorg, Veldhoven Functies De functies van de respondenten variëren van Wmo-consulente, teamleider Hulp bij huishouding, schoolmaatschappelijk werker, zorgcoördinator, kwartiermaker, consulent volwassenenzorg, en consulent informele zorg tot praktijkondersteuner, wijkverpleegkundige, coördinator van de verpleegdienst, mantelzorgconsulent, loketmedewerker Wmo, teamleider welzijn, teamleider dagactiviteiten en medewerker steunpunt huiselijk geweld. Soms zijn taken samengevoegd in een dienstverband.
51
Taken en werkzaamheden De respondenten voeren een veelheid aan taken uit, allemaal op het brede terrein van zorg: het geven van leiding aan een team, samenstellen van roosters en planning, het organiseren van dagactiviteiten, het informeren over en het verwijzen van de inwoners naar voorzieningen, vrijwilligerszorg, het regelen van steunsystemen voor cliënten, bieden van zorg in de thuissituatie, spreekuurwerk en huisbezoek, bemiddelen en het begeleiden van mantelzorgers en familie, patiëntenzorg, oplossingen bedenken en organiseren voor hulpvragen, wijkverpleegkunde, algemeen welzijn bewaken, controles uitvoeren, familiegesprekken voeren, intakes doen en indiceren, toekenningen afhandelen, knelpunten in de zorg opsporen en bemiddelen en het voeren van overleg en afstemming met partners in en buiten de eigen instelling. Dit alles met als doel om zo goed mogelijk passende hulp en zorg te bieden aan mensen met een zorgvraag. Cliëntcontacten De mate waarin er contacten tussen de professionals en de cliënten plaatsvinden, wisselt nogal. De ene professional heeft 600 cliënten onder haar hoede en heeft daarbij met 25 tot 30 cliënten direct en 50 cliënten indirect (via de medewerkers) contact per week. Een andere professional heeft per week meer dan 100 cliëntcontacten, voornamelijk indirect, maar kent ze wel allemaal persoonlijk. Sommige professionals hebben wekelijks 40 tot 50 cliëntcontacten en een professional zelfs 20 tot 30 per dag en een professional geeft aan 250 cliëntcontacten per maand te hebben. Meestal vindt 20 tot 25 maal per week contact met cliënten plaats, loket- en huisbezoek niet meegerekend. Heel vaak vindt er ook telefonisch contact plaats, zeker als het gaat om een vervolgcontact. Enkele professionals geven aan nauwelijks cliëntcontacten te hebben, alleen als er problemen zijn met een cliënt en een professional heeft geen contact met cliënten maar met mantelzorgers en vrijwilligers en dat gemiddeld 10 maal per week. Thuis of bij de instelling Bij zes professionals vinden de cliëntcontacten thuis plaats, twee professionals hebben hun contacten met cliënten op locatie, bij de instelling of organisatie. Zes professionals geven aan dat het contact met de cliënt zowel thuis plaatsvindt als bij de organisatie of de instelling. Een respondent geeft aan geen contacten te hebben met cliënten zelf. Zwaarte van de problematiek Het streven van het overheidsbeleid is om mensen zo lang mogelijk thuis te kunnen laten wonen, in hun eigen omgeving, zonodig met hulp en zorg die dat mogelijk maken. Veel hangt daarbij af van de mantelzorger en de familie en welke rol zij daarin kunnen vervullen. Pas als zij deze inzet niet (meer) kunnen plegen, dan komt professionele hulp in beeld. De zorgvragen variëren van licht en enkelvoudig tot zwaar en intensief. De zwaarte kan heel divers zijn in duur (periode waarover), maar ook in tijd (per contact) en afhangen van de mate waarin een cliënt nog zelfredzaam is en alleen aanvullende hulp nodig is. Dit is mede afhankelijk van bijvoorbeeld het IQ van de cliënt en de mate waarin deze verstandelijk is beperkt of psychische problemen heeft. Een Wmo-consulent geeft aan dat 20% van de zorgvragen enkelvoudige problematiek betreft en 80% meervoudige problematiek. Licht betekent dan 10 minuten hulp per dag, zwaar tot wel 3 uur per dag. Vier respondenten hebben de zorg voor ouderen met leeftijdgerelateerde klachten, met name fysieke beperkingen en gecompliceerde zorgvragen. Dat betreft dan echt oudere mensen met meerdere klachten en/of opeenvolgende klachten, terminale patiënten en een groeiend aantal dementerenden. Multiproblemsituaties komen steeds vaker voor en daarbij is de inzet nodig van meerdere betrokken partners. Beschikbare tijd per cliënt Elf respondenten geven aan dat ze voldoende tijd hebben voor de cliënten, een respondent zegt volgens het protocol niet voldoende tijd te hebben, maar door creatief te zijn, het toch binnen de beschikbare tijd te redden. Twee respondenten geven aan niet voldoende tijd te hebben voor de cliënten want, zo geeft de een aan: “we willen altijd meer doen voor de cliënten, zoals meer persoonlijk contact”. De andere respondent zegt tijd te kort te hebben omdat er steeds meer administratie bijkomt en omdat er altijd sprake is van een bepaalde mate van onvoorspelbaarheid. Eén professional heeft geen cliëntcontacten.
52
De betekenis daarvan voor de cliënt Alle respondenten zeggen dat de cliënt niets tekort komt qua zorg en aandacht. De meesten nemen de tijd voor het verhaal van de cliënt, om het vertrouwen te winnen en zijn en blijven bereikbaar. Waar medewerkers aangeven tijd te kort te komen, merkt de cliënt daar niets van omdat ze daar creatief mee omgaan en een inschatting maken hoe ze de extra tijd weer kunnen ‘terugwinnen’. Tijd nemen en vertrouwen winnen wordt belangrijk gevonden om de zorgvraag helder in beeld te krijgen en enkele respondenten merken dat sommige mensen moeite hebben om over de drempel van het gemeentehuis te stappen om zorg of hulp te vragen. Als je dan de tijd voor hen neemt, wordt dat wel gewaardeerd. Vervolgens kan dan beter en effectiever worden geholpen en dat levert weer tijdwinst op. Twee respondenten geven aan een meer zakelijke benadering te kiezen zodat de cliënt ook precies weet wat hij/zij wel en niet kan verwachten. Ook als er geen hulp mogelijk is. Regie voeren – zeker in complexe zorg - kost meer tijd en een respondent geeft aan dat dit ook een belangrijke reden is om te kiezen voor de methode Familiezorg en de Kanteling. Enkele respondenten geven aan ook tijd te besteden aan de mantelzorgers en een respondent geeft aan voldoende tijd te hebben om ook door te vragen naar andere hulpvragen, desnoods samen met een collega op huisbezoek. In het begin voldoende tijd investeren in het contact met de cliënt levert een goede match op en daar is de cliënt bij gebaat. Een respondent merkt op dat het fijn is om goede zorg te kunnen leveren en dat de cliënten dat ook waarderen. Dat is ook de reden waarom ze voor deze baan heeft gekozen. Of het beter kan Zeven respondenten hebben zich niet uitgelaten over of het beter kan. Een respondent geeft aan dat het niet meer beter kan, omdat er het optimale al wordt uitgehaald. Een andere respondent vindt dat het al prima gaat en een andere respondent vraagt zich af of meer tijd en inzet ook meer kwaliteit van zorg betekent. Andere respondenten geven aan dat verbetering nog te realiseren is door kleinere teams, een collega erbij, meer tijd voor de medewerkers en meer tijd per cliënt. Ook door zelf beter begrenzen in tijd en soms nee zeggen, kan helpen. Een respondent heeft de hoop gevestigd op de Kanteling om beter en ook eerder te kunnen helpen en een respondent vindt dat er altijd wel iets te verbeteren is en dat is dan ook de reden dat er een verbeterteam is opgericht en dat overleggen in elkaar worden geschoven. Tot slot geeft een protocol houvast, “anders wordt het maar een rommeltje”, maar daar moet je dan wel creatief mee omgaan. Samenwerking met andere professionals In dit onderdeel gaan we na of er sprake is van samenwerking, zowel in de eigen instelling als met professionals van andere instellingen. We gaan na wie de regie heeft bij samenwerking tussen instellingen en hoe die samenwerking verloopt. We kijken naar het belang van de cliënt en in hoeverre dat wordt gediend door samenwerking en of daarin zaken voor verbetering vatbaar zijn. Tot slot geven de professionals aan waar zij het meest tevreden over zijn op dit vlak en waarover het minst.
Samenwerking met collega’s in de eigen instelling
Alle respondenten werken samen met andere collega’s in de organisatie. Bijvoorbeeld met het transferbureau, de extramurale zorg, de eigen therapeuten, met collega’s van afdeling Welzijn, collega’s van andere programma’s en met het eigen team.
Samenwerking en/of afstemming met medewerkers van andere instellingen
Behalve dat er intern wordt samengewerkt, geldt dat ook voor organisaties en instellingen van buiten. Alles met het doel om de zorg en de hulp aan cliënten zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Bij elkaar betreft het 40 organisaties die zijn genoemd in verband met afstemming en samenwerking. De belangrijkste zijn: Lunetzorg 13 maal ZuidZorg 12 maal MEE 11 maal GGZ 11 maal Wmo-loket van de gemeente 10 maal ISD De Kempen 8 maal RSZK 8 maal Therapeuten 8 maal
53
Bureau Jeugdzorg Centrum Jeugd en Gezin WVK Blixembosch/Leipark GOW Welzijnswerk UWV (ziekenhuis)pastoraat
7 7 6 6 5 5 5
maal maal maal maal maal maal maal
Verder zijn nog genoemd Novadic en specialisten in het ziekenhuis (4x), de zorgtrajectbegeleiders SGZ, de GGD, (3 x), woningbouwcorporaties, CIZ, CAK, Amarant, de politie, de Boei, Verzorgingshuis St. Joris in Oirschot, en de schuldhulpverlening (2x) en tot slot RX busonderneming, de Hoeksteen, Pius X-scholengemeenschap, Ligtvoet (hulpmiddelen), bewindvoerders, stichting Welzijn Ouderen Veldhoven (SWOVE) en welzijnsinstelling Stimulans in Veldhoven (allen 1 x).
Sparoverleg
Een aantal keren is het zogenaamde Sparoverleg (sociale participatie) in de gemeente Bladel en Reusel-De Mierden genoemd, overleg dat is gevormd om kwetsbare burgers met een hulp -of zorgvraag zo lang mogelijk te laten participeren. De deelnemende partners maken afspraken over de regie bij de hulp. De ketenpartners betrokken bij het Sparoverleg in de gemeente Bladel zijn: AMW, MEE, RSZK, GGZe, GOW Welzijnswerk, LunetZorg, Beschermd Wonen en het Zorgloket. De ketenpartners betrokken bij het Sparoverleg in Reusel-De Mierden zijn: AMW, MEE, RSZK, GGZe, GOW Welzijnswerk en het loket van A tot Z.
Familiezorg
Het concept van familiezorg beoogt dat de partners met elkaar samenwerken, niet alleen om de cliënt zo goed mogelijk te helpen, maar ook om het systeem daaromheen, het gezin, zo lang en zo veel mogelijk in stand te houden. De instellingen en organisaties in de Kempen die de zorg leveren, hebben zich er expliciet over uitgesproken om deze methode daadwerkelijk toe te passen. Een gemeente heeft het concept van familiezorg al redelijk doorgevoerd en ook bij de vrijwilligers het dorpsservicepunt geïntroduceerd. We zien dat er veelvuldig wordt samengewerkt en/of afgestemd en hierbij zijn vooral Lunetzorg, ZuidZorg, MEE, de GGZ en de Wmo-loketten van de gemeenten betrokken. De mate waarin de familiezorgmethode daadwerkelijk bij alle partners is ingevoerd en de gevolgen daarvan voor de cliënt en zijn/haar gezin c.q. de mantelzorger(s), heeft geen deel uitgemaakt van deze verkenningen.
Regie bij de samenwerking Wie de regie heeft of de zorg of hulp coördineert bij het beantwoorden van een hulpvraag waarbij meerdere partners zijn betrokken, wisselt volgens zeven respondenten en dat hangt samen met wie de hulpvraag heeft ingebracht. Drie respondenten geven aan zelf de regie te nemen en dat doen ze op basis van casuïstiek. Verder wordt de regie genomen door een vaste persoon (1x) , de hoofdbehandelaar (1x) en de eigen zorgcoördinator (1x). Een respondent geeft aan dat dit een kwestie van de besturen is en een respondent merkt op dat de gemeente de regie voert op basis van de indicatiestelling. Verloop van de samenwerking Alle respondenten, op een na, geven aan dat de samenwerking met de partners goed verloopt, zeker op het niveau van de ‘werkvloer’. Korte lijnen, medewerkers weten elkaar te vinden, er is daardoor sprake van vroegsignalering en over en weer wordt advies gegeven. Ook in de standaardcontacten loopt het goed, maar er is bij een respondent nog geen sprake van structureel overleg en dat wordt gemist. Twee respondenten geven expliciet aan dat de samenwerking goed verloopt in het kader van familiezorg en dat daarbij het belang van de cliënt leidend is. Een respondent merkt grote verschillen in de samenwerking met partners en het blijft zoeken naar de juiste vorm van samenwerking. Deze is groeiende. Een respondent signaleert dat de samenwerking ook leidt tot de ontwikkeling van nieuw aanbod. Een respondent ervaart soms ook wel frustratie in de samenwerking omdat er zoveel organisaties betrokken zijn die ieder een eigen stukje doen. Dat kost veel tijd om af te stemmen en dat gaat dan weer ten koste van de cliënt. Maar niet samenwerken wordt nog erger gevonden.
54
Belang cliënt gediend met samenwerking Alle respondenten zijn van mening dat het belang van de cliënt is gediend met de samenwerking. Als redenen zijn hiervoor genoemd dat de cliënt en de hulpvraag centraal staan en de instellingen ‘er bovenop zitten’, vanwege de een-op-een relatie met de cliënt en omdat er daardoor eerder hulp beschikbaar is. Ook worden nadelen genoemd: er gaat een deel van de beschikbare tijd mee verloren, en er vindt niet altijd terugkoppeling plaats, zodat iemand soms twee maal ‘door de molen gaat’. Het is ook niet altijd mogelijk om de gevraagde hulp te kunnen bieden en dat hangt dan weer samen met de wensen van de cliënt en zijn situatie. En soms willen mensen geen hulp en moet je dat accepteren. Zaken voor verbetering vatbaar Twee respondenten zeggen volmondig dat het altijd beter kan. Een respondent is van mening dat dit niet echt het geval is en gewaakt moet worden voor overkill aan overleg. Zaken die nog beter zouden kunnen zijn onder andere meer structureel overleg in plaats van incidenteel, de communicatie tussen de hulpverleners i.v.m. verwachtingen over wat er mogelijk is kan nog beter, evenals de kennis van het netwerk, de netwerkkaart. Een tegenwerkende factor is dat de verschillende organisaties en instellingen verschillende administratieve systemen hebben en door meer eenduidigheid hierin valt eveneens winst te boeken. Ten aanzien van de cliënt is nog voordeel te behalen door meer huisbezoek om de juiste hulp te kunnen indiceren en door meer tijd beschikbaar te hebben voor complexe situaties. Meer oog voor de mantelzorger en het netwerk van de cliënt, en daarbij hoort ook het openhouden van het contact tussen de cliënt en de buitenwereld. Tot slot is goede voorlichting aan de burgers over de voorzieningen en de beschikbaarheid ervan voor verbetering vatbaar en werd geconstateerd dat de Wmo ook een leerproces is waaruit lessen moeten worden getrokken. Waarover het meest tevreden Datgene waar de respondenten het meest tevreden over zijn valt te onderscheiden in twee zaken: de zorg voor de cliënten en de bereikte resultaten en de samenwerking tussen de collega’s van de partners, waarbij opgemerkt wordt dat deze samenwerking ook leidt tot een betere zorg voor de cliënten. De tevredenheid over de zorg voor de cliënten hangt samen met het meer zelfredzaam maken van cliënten, het goede contact met de mensen en dat mensen de hulpverleners weten te vinden. Dat er geen wachtlijst is en tevredenheid over de bereikte resultaten, dat er goede matches worden gemaakt waar de cliënt ook wat aan heeft en dat er voldoende tijd is om samen met de cliënt na te kunnen gaan hoe het gaat en wat het meest nodig is. Ook is een respondent er tevreden over dat de instelling altijd veel energie steekt in het welzijn van de mensen en niet alleen in de zorg en een respondent noemt de lage drempel en de trouwe opkomst van de patiënten. De andere tevredenheidfactor betreft de samenwerking met de partners: het goede contact, de openheid en de eerlijke communicatie, de korte lijnen de bereidheid tot samenwerking en daardoor snelle oplossingen kunnen realiseren. Elkaar snel weten te vinden en weten wat men aan elkaar heeft en daarbij het serieus genomen worden als partner, zijn eveneens zaken waar de respondenten tevreden over zijn. Tot slot werd opgemerkt dat het kennen en begrijpen van elkaars situatie helpt om de klappen van de bezuinigingen samen op te vangen. Ook daar is men tevreden over. Het minst tevreden De zaken waar de respondenten het minst tevreden over zijn, behelzen diverse terreinen: De organisatie, lacunes in de samenwerking met partners, de bureaucratie, de ict en de bezuinigingen. Ook de eigen onmacht om een oplossing te bieden omdat het beleid daarin niet (meer) voorziet werd genoemd als reden voor ontevredenheid.
Eigen organisatie
Reden tot ontevredenheid is het eigen vrijwilligersbeleid dat niet meer van deze tijd wordt gevonden, niet zakelijk genoeg en te betuttelend. Ook is de gebrekkige profilering van de eigen dienst een reden
55
hiertoe, omdat bij partners onvoldoende helder is welke rol de medewerkers kunnen spelen in bijvoorbeeld de (vroeg)signalering van problemen bij cliënten.
Bureaucratie
Voorbeelden van bureaucratie zijn de toenemende regeldruk en de toenemende administratieve belasting en dat gaat in pieksituaties ten koste van de cliënt. Ook heerst ontevredenheid over de procedures die te lang duren. De wirwar van regeltjes bij de indicatiestelling en ook de ict-problemen in de organisatie zijn een doorn in het oog van enkele respondenten.
Samenwerking met partners
Ook hier spelen zaken waar respondenten aangeven ontevreden over te zijn. Zoals het onvoldoende serieus nemen van de medewerkers door andere hulpverleners in het kader van signalering. Over de gebleken onvoldoende bereidheid van scholen om tijdig afwijkend gedrag te signaleren is een respondent niet tevreden. Ook wordt door verschillende respondenten de terugkoppeling gemist, waardoor onduidelijk blijft of de hulp daadwerkelijk heeft geholpen. En een actuele netwerkkaart wordt node gemist, zeker voor nieuwe medewerkers.
Bezuinigingen
Over de bezuinigingen die doorgevoerd worden en gevolgen hebben voor het welzijn van mensen, is men niet tevreden. De bewoners moeten steeds meer zelf gaan betalen en zeker de oudere mensen kunnen dat soms niet, met als gevolg dat ze in een isolement terechtkomen.
Belang van de cliënten en patiënten
Een respondent is er niet tevreden over dat soms wordt vergeten dat de medewerkers in dienst zijn voor de patiënt en niet voor de stichting. Ook de gaten die er ontstaan bij complexe zorgvragen zijn reden tot ontevredenheid. Er is dan te weinig tijd is voor afstemming en psychosociale begeleiding is wegbezuinigd.
56
Bijlage B
Vrijwilligerswerk in de zorg
In deze bijlage staan de vrijwilligers en hun werk in de zorg centraal. Wat zijn hun kenmerken, wat doen ze, voor welke organisatie en waarom? Hoeveel tijd zijn ze daarmee kwijt en werken ze ook met andere vrijwilligers samen? Hebben ze een training gevolgd voor hun vrijwilligerswerk en vinden ze dat eigenlijk wel nodig? Zijn de cliënten tevreden over wat de vrijwilligers te bieden hebben en hoe kijken ze tegen het functioneren van hun eigen organisatie aan? Wat gaat er goed en wat minder en wat zou er beter kunnen? Respondenten Er zijn gesprekken gevoerd met 14 vrijwilligers, waarvan er twee naast hun vrijwilligerswerk ook nog mantelzorgtaken hebben uitgevoerd. Twee vrijwilligers zijn twee maal geïnterviewd omdat ze beiden over hun verschillende vormen van vrijwilligerswerk zijn bevraagd. De uitkomsten hiervan zijn afzonderlijk van elkaar verwerkt. Alle vrijwilligers op een na doen hun vrijwilligerswerk in de zorg verbonden aan een organisatie of groep. Een aantal zelfs voor meerdere organisaties en groepen. Twee vrijwilligers hebben daar zowat een dagtaak aan, zoals ze zelf aangeven. Werving De respondenten voor deze verkenningen zijn door GOW Welzijnswerk geworven tijdens informatiebijeenkomsten over de methode Familiezorg en zijn voorgedragen door de gemeenten. Daarnaast zijn in het netwerk van de organisaties mensen benaderd die behalve dat ze actief zijn, ook enig zicht hebben op het vrijwilligerswerk als zodanig. Zowel bestuursleden als vrijwilligers die in de uitvoering actief zijn, hebben hun medewerking toegezegd. Deze werving heeft echter wel tot gevolg dat van niet alle professionele instellingen die meewerken aan de Verkenningen familiezorg ook vrijwilligers zijn geïnterviewd. Kenmerken van de vrijwilligers
Geslacht
Voor de verkenningen familiezorg zijn 5 mannen en 9 vrouwen geïnterviewd.
Herkomst
Van de deelnemende vrijwilligers zijn er 3 afkomstig uit de gemeente Bergeijk, 3 uit de gemeente Eersel, 3 uit de gemeente Reusel-De Mierden en de overige 5 uit de gemeente Bladel.
Leeftijd 0 40 50 60 70
– 40 jaar – 50 jaar – 60 jaar – 70 jaar – 80 jaar
0 1 5 7 3
vrijwilligers vrijwilliger vrijwilligers vrijwilligers vrijwilligers
Motivatie Op de vraag waarom de vrijwilligers zich inzetten in de zorg voor de medemens, is er een respondent die aangeeft dit te doen vanuit zijn christelijke achtergrond: ‘de familie liep vroeger de kerk plat’. Vier vrijwilligers doen dit omdat ze zich betrokken voelen bij mensen in de problemen, “uit mededogen” en ”ik kan niet tegen onrecht”, “om blijdschap te geven”. Vijf andere vrijwilligers waren of zijn nog werkzaam in de zorg en willen daarin graag actief blijven: “het zit in de genen”, “ik wil graag vanuit mijn psychosociale achtergrond iets voor mensen betekenen” . Nog eens vier vrijwilligers zijn ooit gevraagd, “ik ben er ingeluisd”, en hebben ontdekt dat bestuurswerk wel bij hen past. Een vrijwilliger is ooit begonnen vanwege een gehandicapt kind en is vervolgens van het een in het ander gerold. Twee vrijwilligers geven aan graag een bijdrage te willen leveren aan de samenleving ” iets terug willen doen”, “wil graag iets zinnigs doen voor andere mensen” en een vrijwilliger zegt niet beter te weten dan dat je je inzet voor de gemeenschap. Enkele vrijwilligers geven meerdere motieven aan. Organisaties Alle vrijwilligers, op twee na, zijn verbonden aan een organisatie, groep of parochie waarvoor zij hun vrijwilligerswerk verrichten. Vaak zijn ze ook bij meerdere organisaties actief. Twee vrijwilligers zijn 2 maal geïnterviewd vanwege hun uiteenlopend vrijwilligerswerk voor verschillende organisaties.
57
Hulpdienst, Eersel Hulpdienst, Bergeijk Dorpsservicepunt Lage Mierde Steunpunt Hoefzicht, Westerhoven Kloostertuin, Hapert Zwemver. verst. gehandicapten de Kempen Mariahof, Reusel De Zonnebloem, Vrijwillige Thuiszorg De Kempen Ziekenbezoekgroep van de parochie, Hapert, Ziekenbezoekgroep van de parochie, Steensel Rode Kruis Pastorale vrijwilliger KBO
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 3 1 1
vrijwilliger vrijwilliger vrijwilliger vrijwilliger vrijwilliger vrijwilliger vrijwilliger vrijwilliger vrijwilliger vrijwilliger vrijwilliger vrijwilligers vrijwilliger vrijwilliger
Aard van het vrijwilligerswerk De geïnterviewde vrijwilligers doen van alles en een aantal voert meerdere taken uit. Enkele vrijwilligers zijn duizendpoten die de lokale spil zijn van veel organisaties en in hun eentje een netwerk vormen. Andere vrijwilligers hebben een beperkte en overzichtelijk taak en dragen zo hun steentje bij. We maken hier een onderscheid tussen bestuursfuncties en uitvoerende taken. Tien vrijwilligers vervullen meerdere taken, soms bij dezelfde organisatie, soms ook bij verschillende, zowel op het gebied van zorg en welzijn als op cultureel gebied. Wij beperken ons hier tot zorg en welzijn.
Bestuursfuncties
Bestuurslid Hoefzicht Voorzitter Katholieke Bond van Ouderen Voorzitter Dienstencentrum de Kloostertuin Voorzitter cluster KBO-afdelingen Voorzitter Klussendienst Voorzitter stichting Mobiliteit De Kempen Bestuurslid Vereniging zwemmen voor verstandelijk gehandicapten de Kempen Bestuurslid kruisvereniging Voorzitter Zonnebloem Bestuurslid Rode Kruis de Zaligheden Bestuurslid Kompas
Uitvoering activiteiten
Opstarten van activiteiten voor blinden en slechtzienden Hulp en advies aan mensen met een laag inkomen bij het verkrijgen van hun recht Organiseren jaarlijkse kersttas voor mensen met een laag inkomen Coördinator van het dorpsservicepunt (dsp) Begeleiding van de vrijwilligers van het dsp Diensten draaien in het dsp Beheerder Hoefzicht Lid van de dorpsraad Ouderenadviseur Slaapdienst Bezoekgroep parochie (3x) Hulp bij individuele nood Vervoersdienst KBO Advies, ondersteuning, bemiddeling en nazorg voor mensen die hulp nodig hebben Vrijwilliger bij de Zonnebloem Hulp bieden bij de activiteit beweging voor ouderen (intramuraal) Begeleider zonnebloemreizen Administratieve en organisatorische ondersteuning Rode Kruis Begeleiding busreis Rode Kruis Organiseren van ontmoetingsactiviteiten voor het Rode Kruis Vrijwilliger EHBO
58
Gezelschap en bezoek ouderen Coördineren hulpdienst Huisbezoek, verwijzing en bemiddeling Pastorale hulp aan zwaar dementerenden Ontlasten van mantelzorgers bij terminale zorg Inzet voor een of meerdere personen Alle respondenten geven aan dat zij zich inzetten voor meerdere personen. Vier respondenten zeggen zich voor meerdere personen in te zetten, deels voor een organisatie en deels als privépersoon. Een vrijwilliger geeft aan dat het dorpsservicepunt er is voor het hele dorp en een vrijwilliger zet zich eveneens in voor meerdere personen maar dan na elkaar en niet gelijktijdig. Thuis of bij de instelling In zeven gevallen komen de vrijwilligers bij de zorgbehoevenden thuis, vijf vrijwilligers geven aan dat zij de cliënten en zorgvrager treffen bij de organisatie waarvoor zij werkzaam zijn. Drie vrijwilligers komen bij cliënten die zijn opgenomen in de instelling en twee vrijwilligers zoeken zowel de cliënten thuis op als dat zij deze op locatie ontmoeten. Tijdbesteding De tijd die de respondenten besteden aan hun vrijwilligerswerk varieert van 3 uur per week tot een dagtaak.
Per week
Twee vrijwilligers geven aan dat zij gemiddeld 4 uur per week daarmee bezig zijn, een vrijwilliger is daar 3 uur mee bezig en een andere 8 uur per week. Een respondent zegt 25 uur per week bezig te zijn met zijn vrijwilligerswerk en een andere vrijwilliger is daar 18 uur per week mee kwijt. Een vrijwilliger heeft er zelfs een dagtaak aan en een andere respondent zegt 3 dagen per week vrijwilligerswerk te verrichten. Een andere vrijwilliger werkt in periodes en dan 12 uur tot 23 per week om zo een goede band met de cliënt op te kunnen bouwen en een vrijwilliger is anderhalve dag per week bezig voor anderen en daar komen dan nog de zonnebloemreizen bij.
Per maand
De inzet per maand varieert van 5 uur per maand tot 15 uur per maand met daarbij nog 4 dagen per jaar. Een respondent geeft aan 6 uur per maand bezig te zijn met vrijwilligerswerk en een andere is daar 10 uur per maand mee kwijt. Opgemerkt wordt nog dat de tijdsinvestering in de terminale thuiszorg over het algemeen langer is dan de drie maanden die er in een hospice voor staan. Hoe lang al bezig Gevraagd naar de duur van hun vrijwilligerswerk, varieert het antwoord van 1,5 jaar tot “al heel lang”. Tussen 1 – 3 jaar 4 vrijwilligers Tussen 3 – 5 jaar 2 vrijwilligers Tussen 5 – 10 jaar 2 vrijwilligers Tussen 10 – 15 jaar 2 vrijwilliger Tussen 15 en 20 jaar 1 vrijwilliger Meer dan 20 jaar 4 vrijwilligers Relatie tussen leeftijd en inzet Kijkend naar de leeftijd van de vrijwilligers en de inzet die zij leveren, dan zien we het volgende beeld: 1,5 dag per week 76 jaar 15 uur per week 66 jaar 3 dagen per week 69 jaar 25 uur per week 75 jaar Ongeveer een dagtaak 58 jaar Concluderend kunnen we zeggen dat de vrijwilligers die de meeste inzet plegen, over het algemeen ook degenen zijn met de hoogste leeftijd. Zij zijn belangrijk voor de groep, de organisatie en zodra zij stoppen met hun werk – wat voor sommigen niet denkbeeldig is - kan dat grote gevolgen hebben
59
voor de voortgang. Het zijn juist mensen die vaak een spilfunctie vervullen. Zelf geven zij ook aan dat hun opvolging hen bezighoudt. Een van deze vrijwilligers heeft een goed team van mensen om zich heen verzameld dat taken over kan nemen. Enkele anderen zijn daar nog niet zo zeker van en maken zich zorgen over hoe het met de groep of organisatie verder moet als zij zouden stoppen. Een goede taakverdeling in het bestuur helpt om de voortgang te waarborgen. En vooral nuchter boerenverstand helpt om goed te besturen, concludeert een van de respondenten. Doorgaan, hoe lang nog Van de respondenten geven er vijf aan zo lang door te gaan als het nog kan en daarmee bedoelen ze zolang hun gezondheid het toelaat en “het hoofd nog helder is”. Vier andere respondenten willen nog jaren doorgaan en hopen dat dit nog lang mogelijk zal zijn. Van de andere respondenten zegt er een te willen stoppen met het bestuurswerk, maar wel in de activiteiten door te willen gaan. Een vrijwilliger wil zo lang het nog leuk is doorgaan en een vrijwilliger zolang het in te passen is in het werk voor het eigen bedrijf. Een vrijwilliger koppelt de duur aan de termijn van het bestuurslidmaatschap, een vrijwilliger wil nog 5 jaar doorgaan, een gaat voorlopig nog wel door en een andere vrijwilliger wil “gewoon doorgaan”. Met plezier, of omdat het moet Alle vrijwilligers zeggen dat ze hun werk met plezier doen. Drie van hen zeggen dat het hen daarnaast veel voldoening geeft en ze er veel voor terugkrijgen. Twee vrijwilligers vinden het belangrijk om kwetsbare mensen te helpen en twee geven aan dat ook het plichtsgevoel meespeelt. Een respondent wil daarnaast ook graag ergens bijhoren en iets zinvols doen, een vrijwilliger vindt het iets vanzelfsprekends en een vrijwilliger doet het ook uit dankbaarheid dat het goed met haar gaat. Een respondent geeft aan dat ook meespeelt dat het moeilijk is om geschikte bestuursleden te vinden. Training gevolgd Negen vrijwilligers hebben geen training gevolgd voor het vrijwilligerswerk dat ze doen. Ze geven aan dat hun beroepsachtergrond en hun opgedane (werk) ervaring voldoende basis vormen. Vijf van hen hebben een beroepsachtergrond in de zorg en enkelen hebben nog aanvullende cursussen gevolgd. De andere vrijwilligers hebben wel enige vorm van training gehad voor hun taak. Die bestaat uit bijvoorbeeld de basiscursus van de Vrijwillige Thuiszorg De Kempen (verplicht), een introductieochtend van het Rode Kruis, zwemdiploma A en B, diverse cursussen van MEE en een cursus hulpverlening van het Rode Kruis. Een respondent geeft aan dat alle vrijwilligers van het dorpsservicepunt de training familiezorg gaan volgen. Een respondent (bestuurslid) merkt op dat een training voor vrijwilligers wel degelijk belangrijk is, zoals het leren van luistervaardigheden, het ontwikkelen van invoelingsvermogen en het omgaan met gevoelens van mensen en ook de basiscursus EHBO. Hij denkt dat de vrijwilligers er zelf waarschijnlijk geen behoefte aan hebben en dat deze behoefte manifest gemaakt zou moeten worden. Het is dan wel noodzakelijk om dat heel voorzichtig te brengen om te voorkomen dat ze gaan denken dat ze het niet goed doen en dan afhaken. Ook wordt het als zinvol beschouwd om een cursus over omgaan met dementie aan te bieden aan vrijwilligers. Van alle respondenten geven er zeven aan dat zij training van vrijwilligers belangrijk vinden. Het beheersen van praktische vaardigheden, signaleren en sociale vaardigheden moet niet alleen worden geleerd maar ook bijgehouden, evenals kennis van wetten en regels. In verband met dit laatste wordt geconstateerd dat veel cliënten geen idee hebben waar ze recht op hebben en de weg naar voorzieningen niet goed weten te vinden. Zowel GOW Welzijnswerk als de RSZK hebben veel kennis in huis waar vrijwilligers profijt van kunnen hebben en de informatiebijeenkomsten van vrijwilligersorganisaties als Zonnebloem en Rode Kruis worden over het algemeen goed bezocht. Begeleiding of ondersteuning Vijf respondenten geven aan geen enkele vorm van begeleiding of ondersteuning te krijgen. Een van hen geeft aan dat de activiteitenbegeleidster is wegbezuinigd, een respondent geeft aan dat er alleen een vergadering van de ziekenbezoekgroep is en een respondent geef aan dat er alleen afstemming plaatsvindt met het Steunpunt Mantelzorg. Vier vrijwilligers worden ondersteund door GOW Welzijnswerk, een vrijwilliger kan terugvallen op de badmeester die altijd aanwezig is, een vrijwilliger op het regiohoofd, een kan terugvallen op de eigen organisatie (Rode Kruis), een vrijwilliger op de pastor en een vrijwilliger krijgt bijscholing in actuele
60
kennis. Tot slot kan een vrijwilliger terugvallen op het eigen loket A tot Zet. Een respondent vindt het belangrijk dat vrijwilligers goed worden bijgeschoold in wet- en regelgeving om de cliënten van goed advies te kunnen dienen. Want veel mensen weten niet waar ze recht op hebben en weten de weg niet te vinden naar voorzieningen en zij moeten daarbij goed geholpen worden. De bijeenkomsten van de Zonnebloem worden altijd goed bezocht en er is een goede selectie en begeleiding van nieuwe vrijwilligers. Voor hen is er ook de introductiecursus en na enkele bezoeken wordt samen besproken hoe het contact verloopt. Behoefte aan ondersteuning Van alle respondenten geven twaalf vrijwilligers aan dat zij voor zichzelf geen behoefte hebben aan (meer) ondersteuning. Een vrijwilliger wil wel advies over hoe zaken aan te pakken, een wil graag gelegenheid om signalen te bespreken zodat er ook iets mee gedaan wordt en een respondent vindt het belangrijk dat vrijwilligers beter leren communiceren. Door meerdere respondenten wordt opgemerkt wordt dat GOW Welzijnswerk goede deskundigheidsbevordering biedt. Tevredenheid over de inzet De respondenten is gevraagd of de cliënten/gasten, de andere vrijwilligers en/of de professionele organisaties tevreden zijn over de inzet van hen/de organisatie en hoe ze daar zelf over denken. Een respondent heeft deze vraag niet beantwoord omdat deze naar eigen zeggen daar te weinig zicht op heeft.
Tot tevredenheid van cliënten
De vijftien andere respondenten geven aan dat zij allen met tevreden cliënten of bezoekers te maken hebben. Want er komen bijna nooit klachten, voegt een respondent eraan toe en een andere zegt dat de gasten steeds terugkomen. Twee respondenten geven daarbij aan dat ook de familie zich heel tevreden uitspreekt over de vrijwilligersinzet.
Tot tevredenheid van jezelf
Veertien respondenten geven aan zelf tevreden zijn over hun eigen inzet en het resultaat daarvan. Een respondent is minder tevreden over de gang van zaken omdat de activiteit meer toegankelijk zou mogen zijn. Het wordt al snel een besloten clubje, waardoor het voor nieuwe bezoekers niet gemakkelijk is om aan te sluiten. Een respondent is wel tevreden, maar heeft moeite met het soms grove taalgebruik van de persoon die zij bezoekt.
Tot tevredenheid van de andere vrijwilligers
Dertien respondenten laten weten dat de collega-vrijwilligers eveneens tevreden zijn over hun inzet en het resultaat daarvan, twee vrijwilligers weten dat niet en een vrijwilliger heeft geen collega´s.
Tot tevredenheid van de professionals
Van alle respondenten geven er negen aan dat ze positieve reacties krijgen van de professionals die zij in hun positie als vrijwilliger tegenkomen. Vijf respondenten hebben aangegeven dat dit niet van toepassing is en twee respondenten geven aan dit niet te weten omdat er geen sprake is van terugkoppeling. Zaken anders doen Acht respondenten hebben er geen behoefte aan om zaken anders te doen, want het loopt goed.
In relatie tot de professionals
Twee respondenten vinden het belangrijk dat er meer terugkoppeling plaatsvindt door de professionals. Een respondent heeft daar nu nog geen zicht op omdat het werk nog maar net is opgestart en een respondent wil graag dat de professionele activiteitenbegeleiding weer terugkeert omdat dit beter is voor zowel de cliënten als de vrijwilligers. Een respondent heeft er behoefte aan om de samenwerking met de professionals opnieuw in te vullen omdat de oorspronkelijk opzet onvoldoende uit de verf is gekomen.
In relatie tot de cliënten
Een respondent wil graag meer begrip voor mensen die niet zo goed kunnen omgaan met de ingewikkelde samenleving en pleit voor goede begeleiding voor hen en een respondent geeft aan soms meer voor cliënten te willen doen om verlichting te brengen in hun situatie.
Eigen organisatie
Een respondent vindt het noodzakelijk om de activiteiten van de organisatie aan te passen aan deze tijd en hoopt daardoor ook meer mensen te bereiken die het nodig hebben, met name meer mannen.
61
Wie zou dat moeten regelen Voor acht respondenten is dit punt niet aan de orde. Van de overigen zien er twee een taak weggelegd voor de gemeente in het kader van de Wmo, twee respondenten zijn van mening dat de organisatie dat zelf moet doen en twee respondenten zien hierin een taak voor de professionele instellingen. Een respondent denkt dat nieuwe vrijwilligers met nieuwe ideeën hierin een belangrijke rol kunnen spelen en een respondent weet het niet. SAMENWERKING MET ANDERE VRIJWILLIGERS Alle vrijwilligers, op een na, werken samen met andere vrijwilligers en voor tien van hen betreft dat vrijwilligers van de eigen groep of organisatie. Dat kan zijn met bestuursleden en/of collegavrijwilligers. Vier vrijwilligers werken zowel samen met vrijwilligers van de eigen groep of organisatie, als ook met andere vrijwilligers. Een vrijwilliger werkt samen met andere vrijwilligers die bij dezelfde instelling actief zijn. Verdeling in taken en tijd Van de 15 vrijwilligers die samenwerken zijn 11 vrijwilligers over het algemeen tevreden over de verdeling in taken en tijd, meestal volgens rooster. De vrijwilligers kunnen aangeven wat ze leuk vinden en worden vervolgens daarop ingezet. Een organisatie is nog bezig met het regelen van taken en dat heeft ermee te maken dat die nog niet zo lang bezig is. Het benoemen van taken en daar gericht vrijwilligers op inzetten, helpt ook om de vrijwilligers gemotiveerd te houden. Een vrijwilliger die betrokken is bij verschillende groepen, zegt dat het per groep wisselt. Een respondent is niet tevreden over de taakverdeling omdat de leden te gemakkelijk de verantwoordelijkheid voor de gang van zaken bij het bestuur laten. En een respondent vindt dat enkele leden de kar trekken en de rest maar wat ‘meehobbelt’. Dat heeft er alles mee te maken dat de groep nog niet lang bij elkaar is en dat de vrijwilligers zich ook nog moeten ontwikkelen. Gewenste veranderingen Drie respondenten geven aan dat ze de werkwijze en de taakverdeling wel anders zouden willen. Zij constateren dat er een verschuiving gaande is naar een meer zakelijke aanpak, waar sommige vrijwilligers moeite mee hebben. Voor sommige vrijwilligers is dit een reden om te stoppen en dit hangt samen met het karakter van de persoon en de leeftijd. Opgemerkt wordt dat zeker oudere vrijwilligers meer moeite hebben met de veranderingen, waarvan nog maar moet blijken of die ook een verbetering betekenen, volgens een respondent. Een goede mix tussen gemoedelijkheid en zakelijkheid is nodig. Ook landelijke vrijwilligersorganisaties, zoals het Rode Kruis en de Zonnebloem, sturen steeds meer centraal aan en geven steeds meer richtlijnen aan lokale bestuurders. Deze werkwijze vraagt ook een ander type , dat daarmee ook goed om kunnen gaan. Twee respondenten geven aan dat zij meer zouden willen samenwerken met andere partners, zoals de Katholieke Bond van Ouderen, de Zonnebloem, Rode Kruis, Nieuwe Levenskracht en de diaconie. Twee respondenten geven aan dat zij zich meer willen profileren om bekendheid te geven aan hun bestaan en hun werk, maar dan willen ze wel eerst zelf “de boel op orde hebben”. Een van hen heeft de indruk dat zij met name door professionele organisaties onvoldoende op waarde worden geschat en te weinig worden ingeschakeld. Tot slot wil een respondent meer tijd hebben voor nazorg, zowel door het bestuur als door de betrokken ouders. Verloop van de werkwijze in de eigen organisatie De werkwijze en taakverdeling is bij zes vrijwilligersorganisaties en groepen in onderleg tot stand gekomen. Daarbij wordt opgemerkt dat veel mensen ook gevraagd moeten worden en dat zij uit zichzelf weinig initiatief nemen. Drie respondenten geven aan dat het bestuur de boel regelt en dat dit ook goed verloopt. Een organisatie werkt met een bepaald doel en maakt op basis daarvan afspraken, er vindt er controle achteraf plaats over het verloop en het resultaat van de inzet. Bij twee organisaties is het zo geregeld dat iedere vrijwilliger datgene doet waar hij/zijn goed in is en graag doet. Goede informatie en instructie zorgen er dan voor dat de vrijwilliger ook de juiste keuze kan maken. Bij twee organisaties werkt men met een rooster. Bij alle veertien respondenten die samenwerken met andere vrijwilligers, zijn daarover ook afspraken gemaakt. Twaalf respondenten merken op dat deze ook zijn vastgelegd en twee respondenten geven
62
aan dat dit niet nodig is omdat iedereen wel weet wat hij/zij moet doen; alles is routine. Daar waar afspraken zijn gemaakt, gaan die over de werkwijze van de organisatie of de groep, wie wat doet en over de afbakening van taken tussen de vrijwilliger en de professional. Deze afspraken kunnen vastliggen in een reglement, een rooster, in een draaiboek, door het invullen van lijsten, in een vrijwilligerscontract en in een taakomschrijving. Ook zijn er zaken vastgelegd in de statuten van de stichting of de vereniging.
Bewaken van de afspraken
Van de vijftien respondenten die werken op basis van afspraken, geven vier respondenten aan dat het bewaken van de afspraken iets is wat de vrijwilligers samen doen. In drie gevallen is dat het werk van de coördinator en in eveneens drie gevallen doet dat het bestuur. In een geval is dat het werk van de beheerder, een andere keer doet GOW Welzijnswerk dit, een vrijwilliger weet niet wie de afspraken bewaakt en in één situatie doet dat de vrijwilliger zelf.
Overleg en afstemming over afspraken
Alle genoemde respondenten geven aan dat er overleg plaatsvindt over de afspraken. Dat gebeurt bijvoorbeeld in een overleg met de eigen vrijwilligers, maar in een geval ook in overleg met professionele instellingen, bijvoorbeeld over de overdracht van hulpvragen en de nazorg. Een respondent geeft aan dat er door hem standaard na twee maanden een telefoontje wordt gepleegd over het verloop van de hulp door de professionals. Wat er goed gaat Alle respondenten zijn van mening dat het goed gaat. Zes respondenten geven aan dat alles goed gaat en goed verloopt zonder nadere toelichting. De overige respondenten nuanceren dit nog als volgt:
t.a.v. de eigen organisatie of groep
Zes respondenten zijn heel erg tevreden over het enthousiasme van de vrijwilligers, het grote aantal dat meedoet, over de sfeer en de onderlinge samenwerking, dat niets de vrijwilligers te veel is en de flexibiliteit om elkaar op te vangen. Ook wordt genoemd de korte lijn tussen bestuur en vrijwilligers en de goede informatieoverdracht die daardoor plaatsvindt. Tot slot wordt de evaluatie na afloop van een activiteit erg gewaardeerd en dat je serieus genomen wordt en mee mag denken.
t.a.v. de hulp aan mensen
Enkele respondenten zijn tevreden over de steun die geboden wordt bij noodsituaties van mensen en over de tevreden klanten.
t.a.v. de professionele instellingen
Er wordt geluisterd en de respondent voelt zich serieus genomen door de professionals. Ook de goede samenwerking met de professionals van de gemeente en de instellingen is voor een respondent een reden tot tevredenheid en de voorbereiding op ‘de dienst’ door de betrokken professional. Wat er minder goed gaat Zeven respondenten zijn van mening dat er niets is dat minder goed gaat. Negen respondenten zijn echter van mening dat niet alles verloopt zoals ze dat graag zouden willen.
Vrijwilligers
Drie respondenten vinden dat er op het gebied van de vrijwilligers zaken beter kunnen want de toestroom laat volgens een respondent te wensen over. Een andere respondent vindt de vrijwilligers wel erg afwachtend, ze moeten gevraagd worden. Eigenlijk doen ze liever iets anders, is daarbij de indruk. Een derde respondent constateert dat de vrijwilligers nog moeten wennen aan de nieuwe regels.
P.R. en imago
Twee respondenten vinden dat de bekendheid van de organisatie of de groep in het eigen dorp te wensen overlaat. Een van hen vindt dat er bij professionals onvoldoende bekendheid is met de mogelijkheden die de organisatie kan bieden op het gebied van dagbesteding, het organiseren van huiskamerprojecten en het ontlasten van mantelzorgers. De andere respondent vindt het lastig om
63
vanwege de wet op de privacy gegevens te krijgen in verband met bezoekactiviteiten. Dat moet dan via een verwijzing of een aanmelding en dan blijkt dat het bestaan van de groep onvoldoende bekend is.
Activiteiten
Een respondent constateert dat de activiteiten vaak matig worden bezocht en er zelfs sprake is van een terugloop ten opzichte van enkele jaren geleden.
Professionals
Een respondent klaagt over het contact met de verzorging. Die heeft het zo druk dat ze geen tijd meer hebben om cliënten in een rolstoel te zetten, terwijl dat dit eigenlijk alleen door hen mag worden gedaan. Gewenste verbeteringen Drie respondenten zijn tevreden met hoe het gaat en als dat niet meer zo is, dan passen ze zaken aan totdat het wel weer goed gaat.
Onderlinge samenwerking
Volgens eveneens drie respondenten kan de onderlinge samenwerking tussen vergelijkbare groepen of groepen met vergelijkbare doelstelling beter. En meer samenwerking kan een wederzijdse versterking betekenen. De gemeente zou hierin het voortouw kunnen nemen.
Bereiken van de doelgroep
Precies de goede activiteiten aanbieden die aansluiten bij de wensen van de mensen, kan volgens een respondent beter en ook het bereiken van mensen met een hulpvraag laat volgens een andere respondent te wensen over. Dat ligt met name aan de dorpsmentaliteit en dat anonimiteit niet is gewaarborgd: iedereen kan zien wie er binnenloopt en dat weerhoudt mensen. Daarbij merkt een respondent op dat de wet op de privacy verhindert om mensen rechtstreeks te benaderen en ook de verwijzing door bijvoorbeeld huisartsen en de Thuiszorg zou beter kunnen. Diezelfde privacybescherming zorgt er ook voor dat vrijwilligers niet op de hoogte zijn van bepaalde zaken van bewoners, die voor hen nuttig zijn om te weten.
Vrijwilligers
Het aantrekken van nieuwe, jonge en meer deskundige vrijwilligers kan beter volgens drie respondenten en dat is ook hard nodig. Hiertoe zou de gemeente initiatief kunnen nemen.
Communicatie
Een respondent is van mening dat de communicatie over de bewoners waar de vrijwilligers zich voor inzetten beter kan: zij worden onvoldoende voorbereid op de situatie van de bewoners en kunnen daar dan soms ook niet goed op anticiperen. Een respondent merkt dat de communicatie onderling in de groep ook voor verbetering vatbaar is en een respondent zou tot slot graag zien dat zowel de ouders van de cliënten als de vrijwilligers meer samen zouden doen in het belang van hun doelgroep.
64
Bijlage C
Vragenlijst professionals in de zorg
Naam Organisatie Functie Hoe lang in dienst FUNCTIE, TAKEN EN UITVOERING 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Wat is je functie? Wat zijn je taken en welke werkzaamheden voer je uit? Met hoeveel cliënten heb je wekelijks te maken? Werk je bij mensen aan huis of op de eigen instellingslocatie? Hoe ‘zwaar’ zijn deze cliënten? Heb je naar jouw mening voldoende tijd per cliënt? Zo ja, wat betekent dit voor je relatie met de cliënt? Zo nee, hoe zou het beter kunnen?
SAMENWERKING MET ANDERE PROFESSIONALS 9. Werk je in de uitvoering van je werkzaamheden samen/stem je af met andere professionals? 10. Zo ja, zijn deze van je 0 eigen organisatie 0 medewerkers van andere organisaties, zo ja van welke? 0 RSZK 0 Uvw 0 Wmo-loket 0 MEE 0 Savant 0 Thuiszorg 0 Lunet 0 Lumens/Dommelregio 0 huisarts 0 specialisten 0 therapeuten 0 Blixembosch 0 GGZ 0 CJG 0 WVK/Ergon 0 Bureau Jeugdzorg 0 ISD De Kempen 0 pastoraat 0 anders, namelijk: 11. Wie heeft de regie bij de samenwerking en waarom? 12. Hoe verloopt de afstemming / samenwerking? 13. Is daarmee het belang van de cliënt naar jouw opvatting goed gediend? Zo ja, hoe dan? 14. Zijn er zaken voor verbetering vatbaar? Zo ja, welke en hoe dan? 15. Waar ben je het meest tevreden over? 16. Waar ben je het minst tevreden over?
ja/nee ja/nee
INZET VRIJWILLIGERS 17. 18. 19. 20.
Is er in de instelling waar je werkt vrijwilligersbeleid gemaakt? Geldt dat voor de vrijwilligers van de eigen instelling? Geldt dat voor externe vrijwilligers? Zijn daar afspraken over gemaakt?
65
ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee
21. Zo ja; welke? 22. Kom je bij de uitvoering van je taken zelf ook in contact met vrijwilligers? ja/nee 23. Zo ja, wanneer en hoe? In de instelling waar ik werk ja/nee Thuis bij de cliënten ja/nee 24. Zo ja, zijn dat steeds dezelfde vrijwilligers? ja/nee 25. Wat doen vrijwilligers met/voor je cliënt(en)? 26. Vindt er overleg plaats met de vrijwilliger(s) ja/nee Zo ja, waarover gaat dat overleg? 27. Zo nee, vind je dat nodig, mis je dat? ja/nee 28. Zo ja, als je dat mist, waarover zou overleg plaats moeten vinden en waarom? 29. Wat is de rol van de vrijwilliger t.a.v. de cliënt? 30. Wat is daarvan de toegevoegde waarde? 31. Wat is de rol van de vrijwilliger t.a.v. jou als beroepskracht? 32. Wat is daarvan de toegevoegde waarde? 33. Vind je dat je eisen mag stellen aan de vrijwilligersinzet? ja/nee 34. Zijn de vrijwilligers voldoende deskundig in datgene wat zij doen? ja/nee 35. Heb je wel eens een situatie meegemaakt, waarin het niet goed ging/fout ging? ja/nee 36. Wat heb je toe gedaan? 37. Durf /kun/wil je vrijwilligers aanspreken op de uitvoering van hun vrijwilligerswerk als ze dat in jouw ogen niet goed doen? ja/nee 38. Zo ja, hoe doe je dat dan? 39. Op welke terrein zouden vrijwilligers zich nog moeten/kunnen ontwikkelen? 40. Wie zou daarvoor moeten zorgen? 41. Zie jij nog taken voor vrijwilligers die nu nog niet door hen worden uitgevoerd? Zo ja, welke? 42. Als je zelf in een noodsituatie zou komen met een vrijwilliger, met wie zou je dan contact opnemen? 43. Voldoet het vrijwilligersbeleid van je eigen organisatie? ja/nee 44. Zo nee, wat zou je anders willen? 45. Als je geen contact hebt met vrijwilligers, denk je dat deze een positieve rol kunnen spelen t.a.v. je cliënten? ja/nee 46. Zo ja, hoe dan en waarom? Zo nee, waarom niet? ALGEMEEN VRIJWILLIGERS 47. 48. 49. 50. 51.
Ben je op de hoogte van het netwerk/de netwerken van vrijwilligers? Zo ja, welke organisaties ken je dan? Met welke heb je te maken? Hoe verloopt de samenwerking met deze organisatie(s)? Mis je daarin iets?
TOEKOMSTIGE ROL VRIJWILLIGERS 52. Denk je dat de rol van de vrijwilligers in de hulp- en dienstverlening zal toenemen? Zo ja, waarom en waarin? 53. Hoe denk je dat het vrijwilligerspotentieel zich ontwikkelt de komende jaren? 54. Is dat positief? Negatief? 55. Wat is in jouw ogen het belangrijkste wat er dan moet gebeuren/veranderen? Opmerkingen
66
Bijlage D
Vragenlijst vrijwilligers als dienstverlener/hulpverlener
Eigen inzet 1. Wat doe je aan vrijwillige hulp aan anderen? Omschrijving taak/dienst/hulp: Waarom doe je dat? Wat was de aanleiding? 2. Doe je dat voor een organisatie? 3. Zo ja, voor welke: Vrijwillige Thuiszorg Andere namelijk: 4. Doe je dat voor een of voor meerdere personen? (navolgende vragen pp uitwerken) 5. Verleen je hulp aan huis/in de instelling waar betrokkene verblijft/woont? 6. Hoeveel tijd ben je daarmee kwijt? per dag: per week: 7. Hoe lang doe je dat al? 8. Hoe lang ga je daar nog mee door? 9. Doe je dat 0 Met plezier 0 Omdat het moet 0 Er is niemand anders die het wil/kan 10. Heb je een training gevolgd voor je hulpverlening? 11. Krijg je begeleiding of ondersteuning? Zo ja, in welke vorm en door wie: Zo nee, heb je daar behoefte aan? Zo ja, waar heb je dan behoefte aan? 12. Overige opmerkingen
ja/nee een/meer
ja/nee ja/nee ja/nee
Samenwerken met andere vrijwilligers 13. Doe je dit samen met een of meer andere vrijwilligers? 14. Zo ja, met: Familie Vrienden Buren Kennissen Vrijwillige thuiszorg Anders nl. 15. Hoe is dan de verdeling in taken en tijd? 16. Is dat naar jouw mening evenredig verdeeld? 17. Zou je het anders willen? 18. Zo ja, hoe? 19. Hoe is de samenwerking in de praktijk geregeld?
ja/nee ja/nee
In overleg wordt geregeld wie wat doet
ja/nee ja/nee ja/nee
Zijn er afspraken gemaakt? Zijn deze ook vastgelegd? Zo ja; hoe? Wie bewaakt deze? Is er overleg en/of afstemming over de uitvoering van de afspraken? Wat vind je dat er goed gaat? Wat vind je dat er minder goed gaat? Wat zou er beter kunnen en hoe dan?
67
ja/nee
Ieder doet wat hij/zij denkt dat goed is
Werkt dat in de praktijk Waar heb je dan last van/wat gaat niet goed?
20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27.
ja/nee
ja/nee
Verloop van de hulpverlening 28. Verloopt de hulpverlening naar tevredenheid? a. Van de cliënt b. Van jou c. Van de andere vrijwilligers d. Van de zorginstellingen 29. Wat zou je anders willen? 30. Wie zou dat moeten doen/regelen?
ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee
Onderdeel van de professionele zorgverlening 31. Is er in het geval/de gevallen waar jij betrokken bent als hulpverlener sprake van professionele hulp (formele zorg)? ja/nee 32. Door wie wordt die verstrekt? (kiezen van meerdere instellingen is mogelijk) a. Huisarts b. Thuiszorg c. MEE d. Lumensgroep/maatschappelijk werk e. Lunetzorg f. GGZ g. CJG h. Bureau Jeugdzorg i. Wmo-loket j. Therapeuten k. Verpleeghuis/verzorgingshuis l. Pastoraat m. GOW Welzijnswerk n. Anders nl. ….. 33. Ben je betrokken in de afspraken die er gemaakt zijn over de hulpverlening? ja/nee 34. Zou je daarin betrokken willen worden? ja/nee 35. Zo ja, wat is het nut daarvan Voor de cliënt Voor de organisatie (s) Voor jezelf 36. Wat doe/zie/weet jij wat de professionals niet weten/zien/kunnen? 37. Hoe zie jij dan je rol in de zorgverlening? 38. Op welke wijze zou dat het beste kunnen gebeuren? 39. Waarover zou je inbreng willen hebben? 40. En waarover zeker niet? 41. Wat is jouw grootste ergernis als het gaat om je contacten met de formele zorginstellingen? 42. Waar ben je tevreden over? 43. Hoe zou jouw (vrijwilligers)/hulp en inbreng in de hulpverlening het beste geborgd kunnen worden? 0 door regelmatig overleg 0 door schriftelijke informatie 0 door een logboek waarin ieder zijn bevindingen noteert 0 anders door:… 44. Wat mis je in het aanbod van hulpverlening? Opmerkingen
68
E. Literatuuroverzicht Baart, A., Aandacht, etudes in presentie, Lemma 2004 Beneken genaamd Kolmer, D.M., Methode Familiezorg, Expertisecentrum Familiezorg Tilburg, 2010 Beneken genaamd Kolmer, D.M., Ik zie, ik zie wat jij niet ziet, Expertisecentrum Familiezorg Tilburg, 2010 Goossensen, A., Zijn is gezien worden, presentie en reductie in de zorg, UvT, 2011 Linders, E.A.H.M., De betekenis van nabijheid, een onderzoek naar informele zorg in een volksbuurt, 2009
69
Colofon Tekst: Redactie: Tekstcorrecties: Vormgeving en druk:
Tine Ansems Esther de Raad (hoofdstuk 1) Mirjam Mulder-Doggen Hans van Frankenhuijsen stichting De Vonk, Tilburg
Stichting De Vonk St. Annastraat 20 5025 KB Tilburg 013 46 47 600
[email protected] www.stichtingdevonk.nl Uitgave: februari 2012 © De Vonk, overname van tekst alleen na overleg en met bronvermelding
70