Onderzoek naar ondernemerschaponderwijs HOE KA N HET ONDER WIJS ON DER NEM ER SCHAP BEV ORDER EN
Auteurs drs. Mireille Boonstra-Kints drs. Elly Cornelissen drs. Marc van Rooden
‘s Hertogenbosch, mei 2009
2
Nicis Institute Laan van N.O. Indië 300 2593 CE Den Haag Postbus 90750 2509 LT Den Haag telefoon +31(0)70 344 09 66 fax +31(0)70 344 09 67 email
[email protected] www.nicis.nl
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Nicis Institute. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Publicatie en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Nicis Institute aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
3
4
Inhoudsopgave
1
Inleiding
7
1.1
Opzet van de rapportage
7
Introductie op het thema
9
1.2
Het onderzoek
9
1.3
Investeringen in ondernemerschap
9
1.4
Ondernemerschap in het onderwijs
10
1.5
Het verankeren van ondernemerschap in het onderwijs
11
1.6
Ondernemerschaponderwijs: een nulmeting
12
2
Wat is ‘ondernemerschap’
2.1
Inleiding
16
2.2
Het begrip ondernemerschap
16
2.3
Ondernemerschapcompetenties
17
2.4
De rollen van een ondernemer
18
2.5
Conclusie: is ondernemerschap aan te leren?
19
3
Naar ondernemerschaponderwijs op maat
3.1
Drie groepen ondernemende leerlingen
22
3.2
Ondernemende docenten
23
3.3
Kiezen voor ondernemerschap
24
4
Allochtoon ondernemerschap
4.1
Ondernemerschap bij allochtone volwassenen
26
4.2
Groei van aantal allochtone ondernemers
27
4.3
Conclusie
28
5
Algemene conclusies en aanbevelingen
5.1
Opleidingsniveau
29
5.2
Aanbod ondernemerschaponderwijs
29
5.3
Aanbevelingen
30
6
Samenvatting
34
7
Voorbeelden van good practices en projecten
37
7.1
Algemeen
37
7.2
Het beroepsonderwijs
38
7.3
Het hoger beroepsonderwijs en universiteiten
39
8
Vragenlijsten
16
22
26
29
42
5
9
Bronnenlijst
46
6
1
Inleiding
In het Stedelijk Innovatieprogramma (STIP) werkt Nicis Institute samen met NWO en de ministeries van BZK, VROM en VWS. Een deel van het innovatieprogramma is bestemd voor kortlopende onderzoeken. Voor 2008 is door de stuurgroep STIP vastgesteld dat de kortlopende STIPonderzoeken zich richten op het thema ‘ondernemerschap in wijk en stad’. Het bevorderen van ondernemerschap in wijk en stad staat volop in de belangstelling in de steden. Ondernemerschap creëert nieuwe vormen van bedrijvigheid, zorgt voor werkgelegenheid, biedt een ontwikkelperspectief voor inwoners en zorgt voor een levendige stad of buurt waar het plezierig wonen en werken is. In het kader van dit onderzoek is aan KPC Groep gevraagd om een veldonderzoek te doen naar de rol van ondernemerschaponderwijs op het starten van een bedrijf. Het doel van deze rapportage is om aan te geven wat er op het vlak van ondernemerschap gebeurt binnen het reguliere onderwijs. De bevindingen zijn gebaseerd op interviews met initiatiefnemers uit het onderwijsveld. Hiertoe is een literatuurstudie en een kwalitatief onderzoek gedaan, aangevuld met een aantal interviews met scholen, intermediairs, bedrijven, starters en leerlingen. We hebben hierbij vooral gekeken naar ondernemerschap stimulerende activiteiten binnen het onderwijs. Bijzondere aandacht is daarbij gegaan naar ondernemerschaponderwijs in de grote steden. In het kortlopend STIP onderzoek is vooral vanuit de grote steden interesse in dit onderwerp getoond. Uit het veldonderzoek blijkt dat er ook elders in het land volop belangstelling voor is. Dit rapport heeft geen wetenschappelijke status maar is de weergave van beleidsgericht onderzoek. Het heeft tot doel om mensen die ondernemerschap binnen het onderwijs willen stimuleren op ideeën te brengen en inzicht te geven in wat daarbij goed kan werken.
1.1 Opzet van de rapportage In hoofdstuk 2 schetsen we een beeld van de ontwikkelingen op het terrein van het bevorderen van ondernemerschap, de opzet en het doel van ons onderzoek en op welke wijze het onderwijs aandacht geeft aan ondernemerschap. In hoofdstuk 3 gaan we in op het begrip ‘ondernemerschap’. We geven een definitie van ondernemerschap en beschrijven een aantal competenties en rollen van ondernemers. We gaan in op de vraag of deze competenties leerbaar zijn en welke in het ondernemerschaponderwijs een plaats zouden moeten krijgen. In hoofdstuk 4 geven we een aantal handreikingen die het onderwijs zou kunnen gebruiken om ondernemerschaponderwijs op maat te ontwikkelen.
7
Hoofdstuk 5 is geheel gewijd aan allochtoon ondernemerschap. Uit ons veldonderzoek blijkt dat allochtone starters andere knelpunten ervaren bij het starten van een bedrijf. Op basis van ons veldonderzoek geven we ook een aantal aanbevelingen waarmee het aantal succesvolle allochtone starters vergroot zou kunnen worden. In hoofdstuk 6 geven we een aantal conclusies en aanbevelingen waarmee beleidsmakers en ondernemende schoolleidingen aan de slag kunnen met ondernemerschap. In hoofdstuk 7 geven we een samenvatting van onze rapportage en de voornaamste conclusies en aanbevelingen. Hoofdstuk 8 is in zijn geheel gewijd aan de good practices die we in ons veldonderzoek zijn tegengekomen. Omdat het onderwijs op dit terrein volop in beweging is realiseren wij ons dat dit geen limitatieve opsomming kan zijn. In de bijlagen treft u de vragenlijsten aan, een bronnenoverzicht en een overzicht van de door ons geïnterviewde mensen. Wij besluiten onze rapportage met een aantal initiatieven die wij het vermelden waard vinden maar nog niet de status van good practice hadden.
8
Introductie op het thema Ondernemerschap en dan vooral het vergroten ervan staat volop in de belangstelling de afgelopen jaren. Uit een onderzoek naar het ondernemersklimaat dat in 2009 door bureau EIM is gedaan blijkt dat er in Nederland 600.000 mensen zijn die plannen hebben om hun eigen bedrijf te starten. De gemiddelde leeftijd van deze starters is 38 jaar. Helaas slaagt het merendeel er niet in om de plannen tot uitvoering te brengen door een gebrek aan kennis, mogelijkheden en financiën (Bureau EIM, 2009). Dit lijkt een behoorlijk aantal. The Global Entrepreneurship monitor uit ditzelfde onderzoek laat echter zien dat er in Nederland op de 100 mensen slechts 5,2 een bedrijf starten of hebben gestart. Wij scoren hiermee gemiddeld en laten landen als België (3,1) en Frankrijk (3,1) achter ons. In landen als Spanje ligt dit getal op 7,9, in Ierland op 8,1. Portugal scoort het hoogste met een 8,9. Als wij naast onze ambitie om het aantal ondernemers te vergroten ook de kwalitatieve slag willen maken, dan moet er nog wel het een en ander gebeuren. Vanuit de overheid worden hiertoe een aantal initiatieven genomen. Wij zijn van mening dat ook het onderwijs hieraan een bijdrage zou kunnen leveren.
1.2 Het onderzoek In ons veldonderzoek hebben wij ons gericht op de rol die het (beroeps) onderwijs kan spelen bij het vergroten van het aantal ondernemers. Aangenomen wordt dat meer aandacht voor ondernemerschap in het onderwijs, het aantal jongeren dat kiest voor ondernemerschap zal vergroten. Het inbedden van ondernemerschap in het curriculum draagt ook bij aan een betere valorisatie van technische kennis en tot een ondernemende cultuur (Bureau EIM, 2009). Uit onderzoek van Bureau B&A blijkt dat het bevorderen van ondernemerschap het meest succesvol is op jonge leeftijd. (Onderwijs en ondernemerschap. Nulmeting 2007 B&A, Den Haag, 2008). Uit deze onderzoeken mag je concluderen dat investeren in ondernemerschaponderwijs loont. In ons veldonderzoek hebben wij ons gericht op de wijze waarop het ondernemerschaponderwijs nu wordt ingevuld, aan welke criteria goed ondernemerschaponderwijs zou moeten voldoen en welke good practices te vinden zijn. Wij hebben ons daarbij vooral gericht op de grote steden.
1.3 Investeringen in ondernemerschap De overheid en in het bijzonder het Ministerie van Economische Zaken, heeft de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in een verbetering van het ondernemersklimaat. Niet alleen door het ontwikkelen van subsidieregelingen, een vermindering van de administratieve lasten en diverse fi-
9
nanciële maatregelen, maar ook door bijvoorbeeld initiatieven als het Technopartner programma. In dit programma worden een aantal subsidieregelingen uitgevoerd ten behoeve van mensen die op basis van een technische vinding een onderneming starten. Achterliggende gedachte is dat het vooral de technostarters zijn die waarde toevoegen aan kennis. Ook via organisaties als Senter Novem wordt uitvoering gegeven aan programma’s die het mensen makkelijker moet maken om de stap te zetten naar ondernemerschap. In de grote steden zijn samenwerkingsverbanden tussen Kamers van Koophandel, MKB en gemeentelijke instanties die de starters op weg helpen. Vanuit diverse richtingen wordt het ondernemerschap volop gestimuleerd en kan de starter rekenen op verschillende vormen van begeleiding. De gemiddelde leeftijd van de startende ondernemer is echter 38 jaar. Zou het verstandig zijn om de gemiddelde leeftijd te verlagen door meer jongeren te interesseren voor ondernemerschap? In ons veldonderzoek doen wij daar geen uitspraak over. Wel denken wij dat het onderwijs ‘ondernemerschap’ meer zou kunnen inbedden in het programma zodat jongeren een verantwoorde keuze kunnen maken.
1.4 Ondernemerschap in het onderwijs Scholieren en studenten komen in hun huidige curriculum nauwelijks in aanraking met ondernemerschap. Ondernemerschap heeft in Nederland niet zoveel status en er is gebrek aan rolmodellen van succesvolle ondernemers. Dit verklaart, volgens Mirjam van Praag (2006), hoogleraar ondernemerschap en organisatie (UvA), voor een belangrijk deel waarom studenten en scholieren een weinig positieve houding hebben tegenover ondernemerschap. Uit onderzoek blijkt dat het succes van ondernemers verband houdt met de opleiding van de ondernemer. Ondernemers met een hogere opleiding verdienen meer, hun bedrijven overleven langer, groeien harder en hebben hogere winsten (Van Praag, 2006). Hoe hoger het opleidingsniveau hoe groter de kans op succes. Het onderwijsrendement van ondernemers is hoger dan dat van werknemers. Hoogopgeleide mensen zouden dus meer hebben aan hun opleiding als zij voor ondernemerschap kiezen dan voor werk in loondienst (Van Praag & Cardia, 2006). Vanuit de overheid worden er veel initiatieven genomen om ondernemerschap in het onderwijs te stimuleren. Via subsidies en projecten kunnen scholen en bedrijven aan de slag met het thema Ondernemen. In samenwerking met organisaties uit het onderwijs en het bedrijfsleven hebben de ministeries van EZ, OCW en LNV sinds 2000 ondernemerschap in het onderwijs gestimuleerd. Steeds meer scholen, van basisschool tot en met universiteit, besteden aandacht aan ondernemerschap en ondernemendheid in het onderwijs. Het huidige kabinet richt zich op het verder aanmoedigen, ondersteunen en professionaliseren van de onderwijsinstellingen op dit gebied. Om ondernemen in het
10
onderwijs te bevorderen en onderwijs en bedrijfsleven dichter bij elkaar te brengen is het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen gestart, voorheen was dit het ‘Partnership Leren Ondernemen’. Het actieprogramma Onderwijs en Ondernemen kent twee doelstellingen: -
Een toenemend aantal onderwijsinstellingen in Nederland heeft ondernemerschap in het onderwijs geïntegreerd in beleid, organisatie en lesprogramma.
-
Meer leerlingen en studenten gedragen zich ondernemender, zijn positief over ondernemerschap en starten binnen vijf jaar na afronding van hun opleiding een eigen bedrijf.
Het programma wordt in opdracht van de drie ministeries van EZ, OCW en LNV uitgevoerd door Senter Novem. Het actieprogramma gaat op verschillende manieren aan de slag om onderwijs en ondernemen te ondersteunen. Er worden al een aantal goede initiatieven op het terrein van ondernemerschaponderwijs genomen. Voor meer informatie over deze initiatieven en het programma verwijzen wij u graag naar de website: www.onderwijsonderneemt.nl
1.5 Het verankeren van ondernemerschap in het onderwijs De bijdrage van ondernemers is vooral groot op het gebied van werkgelegenheidscreatie, het efficiënt produceren van kwalitatief hoogstaande innovaties, het commercialiseren van innovaties en economische groei. Stimulering en verankering van ondernemerschap in het gehele onderwijs (van basis- tot en met wetenschappelijk onderwijs) is één van de speerpunten van het ondernemerschap- en innovatiebeleid van het kabinet. In het actieprogramma ‘Ondernemerschap & Onderwijs’ van de Ministeries van Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap staan een aantal stimulerende en prikkelende acties richting studenten, docenten en onderwijsinstellingen, die op dit moment worden uitgevoerd. Het blijkt van belang onderwijsinstellingen in de eerste jaren te helpen en te faciliteren bij overgang naar en invulling van ondernemerschap in het onderwijs. Veel organisaties en bedrijven willen graag samenwerken met het Drenthe College en zien potentie in de school als een geheel en niet in opleidingsteams of clusters. Wanneer wij deze positie intern gaan uitbuiten door meer ‘bovenschools’ te gaan werken, hebben wij de mogelijkheid om de leerbedrijven binnen de opleidingen structureel van opdrachten te voorzien en in te bedden in de opleidingsstructuur. Uit: Nieuwsbrief Drentse leerbedrijven, jrg. 1, nr.2
11
1.6 Ondernemerschaponderwijs: een nulmeting In een nulmeting van B&A Consulting (B&A Groep 2008), uitgevoerd in opdracht van het Partnership in 2007, is onderzocht op welke wijze binnen het onderwijs gestructureerd aandacht wordt besteed aan ondernemend gedrag en ondernemerschap. De bevindingen hebben zij vastgelegd in een rapportage waarbij zij onderscheid maken tussen de verschillende schooltypes.
1.6.1
Prim air Onderw ijs
Een onderzoek naar ondernemerschap in het primair en voortgezet onderwijs uit 2007 laat zien dat er twee factoren zijn die cruciaal zijn om ondernemerschap te promoten: enthousiaste leraren met kennis over ondernemerschap en goede leermiddelen. (Ondernemerschap in het primair en voortgezet onderwijs EIM, 2007). Geconcludeerd wordt dat ondernemerschap in het primair onderwijs zeer beperkt aanwezig is. Het krijgt binnen het primair onderwijs de meeste aandacht in de missie en visie van de school en in het competentieprofiel van de leerkrachten. In de onderwijsprogramma’s en in de (eind-)toetsen vind je het in geringe mate terug (B&A, 2008). Vorig jaar is er een sectorraamwerk Primair onderwijs verschenen om nieuwe initiatieven op het gebied van ondernemerschap en onderwijs uit te lokken en te verankeren in de schoolcultuur. In dit sectorraamwerk worden een aantal voorbeelden genoemd van ondernemerschap in het primair onderwijs. Enkele quotes uit het onderzoek van B&A: “Ondernemend leren past in de tijdgeest. Ondernemend leren draagt bij tot een andere verhouding tussen leerlingen en leerkrachten, tussen leerkrachten en het schoolbestuur en tussen schoolbestuur en de overheid.” Ondernemend leren wordt door een van de schoolbesturen gedefinieerd als “samen met anderen toewerken naar een concreet einddoel.” Het gaat in die zin veel verder dan een winkel op school. Het gaat in primair onderwijs niet zozeer om het stimuleren van ondernemerschap, maar wel dat leerlingen zich bewust worden van hun eigen kunnen, en om het vergroten van hun zelfverantwoordelijkheid. (zie ook www.onderwijsonderneemt.nl/primaironderwijs)
1.6.2
H et voortg ez et onderwijs
In het voortgezet onderwijs, zo blijkt uit de nulmeting van B&A, wordt er door de helft van de scholen aandacht besteed aan ondernemerschap via het schoolplan, de missie en de visie van de school. Voor HAVO en VWO ligt dat heel anders, daar is bij een groot deel van de scholen ondernemerschap in het geheel niet verankerd in het curriculum. Wat opvalt is dat bij de profielen economie en management het onderne-
12
merschap wel een rol speelt bij de examens. Bij de overgrote meerderheid van alle HAVO/VWO scholen worden ondernemerschapcompetenties niet meegenomen in het advies dat leerlingen wordt meegegeven in de richting van de vervolgopleiding. Het lijkt erop dat leerlingen die ondernemer willen worden dit ongeacht de opleiding worden. Bij leerlingen die in aanleg wel de capaciteiten hebben wordt het ‘ondernemen’ op school niet aangesproken. Een startende ondernemer die we geïnterviewd hebben gaf aan dat ze op school niet eens weten dat hij een eigen bedrijf heeft. Onze school doet helemaal niets met ondernemen. Zoals je eigenlijk ook kunt verwachten van een middelbare school. Ze gaan ervan uit dat je daarna toch eerst naar de universiteit gaat. Tim Oldemans, Ondernemer, Stedelijk Gymnasium Haarlem
1.6.3
H et beroeps ond erwijs
Naarmate scholen een meer beroepsgericht perspectief hebben is verankering van ondernemerschap in het onderwijsprogramma (logischerwijs) meer aan de orde. In de VMBO-scholen is er in het curriculum aandacht voor ondernemerschap. Het wordt echter vooral als voorbereiding op de beroepspraktijk gezien en is niet gericht op zelfstandig ondernemen. De insteek is vooral via miniondernemingen. In het beroepsonderwijs, zo blijkt uit de gehouden interviews, wordt geen aandacht gegeven aan het creatieve proces van ondernemen. Het is wel meer geintegreerd in curriculum in vergelijking met HAVO/VWO. De initiatieven tot ondernemerschaponderwijs komen vooral vanuit individuele enthousiaste docenten. Ondanks dat enthousiaste docenten een van de succesfactoren zijn voor goed ondernemerschaponderwijs blijft het hierdoor ad hoc en geïsoleerd binnen een sector of team. Het middelbaar beroepsonderwijs springt er volgens de onderzoekers van B&A wat aandacht voor ondernemerschap uit. Vooral in de sectoren Handel, Economie, Techniek en Groen wordt op verschillende manieren aandacht aan ondernemerschap besteed. Ook zie je dat steeds meer opleidingen
kiezen
voor
een
minor
‘Ondernemer’.
Bijna
alle
MBO-
instellingen hebben ondernemerschap op de een of andere manier een plek gegeven in de missie en visie van de onderwijsinstelling. Binnen het onderzoek worden de verschillen per sector weergegeven. Voor de specificatie per sector verwijzen we naar genoemd onderzoek (B&A, 2008, pag. 31). Het thema ondernemen krijgt vooral aandacht bij opleidingen die gericht zijn op ondernemerschap: bijvoorbeeld in de detailhandel (er is een crebonummer voor ondernemerschap). In het kwalificatiedossier is bij een aantal opleidingen een uitstroom ondernemer opgenomen. Ook is er een landelijke werkgroep die werkt aan een uitstroom ‘ondernemer’. In de ‘minors’ ondernemerschap die binnen het MBO ontstaan le-
13
ren leerlingen creatief denken, vanuit de klant denken, problemen oplossen, initiatief nemen, risico nemen en samenwerken. Wat het effect van deze minors is op het starten van een eigen onderneming zou nader onderzocht moeten worden. Wanneer we kijken naar het hoger beroepsonderwijs zien we dat daar ondernemerschap op een of andere manier wel een plek heeft gekregen in de missie en visie. Bij een aantal instellingen is er sprake van een actief partnerschap met ondernemers of maakt ondernemerschap onderdeel uit van de toetsen of het examenprogramma (B&A Groep, 2008). Opvallend is dat in hogescholen de laatste jaren veel activiteiten, projecten en samenwerkingsverbanden zijn opgestart. Er wordt door Hogescholen ook relatief veel subsidie aangevraagd om projecten te starten die met ondernemerschap te maken hebben.
1.6.4
Sa menv att ing
Al met al kunnen we constateren dat, over de hele linie het beeld naar voren komt dat ondernemerschap in het onderwijs een ‘ontluikend thema’ is, waarover de beelden en opvattingen in het onderwijsveld sterk uiteenlopen (B&A, 2008). Het komt in de praktijk in veel verschillende vormen tot uiting en kent verschillende gradaties en verschijningsvormen. In onderstaande tabel (B&A, 2008) is per sector weergegeven hoe binnen de onderzochte scholen ondernemerschap is verankerd in hun onderwijsprogramma. Tabel 1 Mate waarin ondernemerschap is verankerd in het onderwijsprogramma PO
VMBO
HA-
MBO
HBO
Wo 17%(1)
VO/VWO Helemaal niet
50% (301)
34%(105)
48%(55)
23%(15)
20%(3)
Een klein beetje
38% (233)
39% (119)
46%(53)
27%(18)
33%(5)
83%(5)
Tamelijk sterk
11% (67)
20% (60)
3%(4)
39%(26)
40%(6)
-
Zeer sterk
1% (6)
7%(23)
3%(3)
11%(7)
7%(1)
-
TOTAAL
100%
100%(307)
100%(115)
100%(66)
100%(15)
100%(6)
(607) (Bron: Onderwijs en ondernemerschap. Nulmeting 2007.B&A, Den Haag, 2008.)
We zien ook een aantal knelpunten. De docenten vervullen een cruciale rol bij het implementeren van ondernemerschaponderwijs maar worden hiertoe niet altijd toegerust. Er wordt weinig aandacht besteed aan het ontwikkelen van de competenties die nodig zijn om onderwijs in ondernemerschap te kunnen geven. Er is ook niet altijd zicht op de competenties die ondernemend gedrag bij leerlingen en docenten bevorderen.
14
De initiatieven zijn niet vanuit de visie van de school aangestuurd maar ontstaan vooral op de werkvloer. Hierdoor worden projecten niet geborgd en verankerd. Er is bovendien weinig aandacht voor persoonskenmerken die ondernemend gedrag bevorderen.
15
2
Wat is ‘ondernemerschap’
2.1 Inleiding Voordat we een aantal aanbevelingen kunnen doen om ondernemerschap in het onderwijs die aandacht te geven die het naar onze mening verdient, willen we eerst stil staan bij het begrip ‘ondernemerschap’. Aan het begrip ondernemerschap lijken verschillende betekenissen gegeven te worden. We kwamen in ons veldonderzoek in het onderwijs verschillende sets van competenties en definities tegen. En waar de ene set competenties lijkt te focussen op operationele aspecten en bedrijfsvoering, ligt de focus bij de andere set meer op houdingsaspecten als durf en initiatief.
2.2 Het begrip ondernemerschap Om het begrip ondernemerschap in het onderwijs te kunnen operationaliseren is een nadere definiëring gewenst. We hanteren in dit onderzoek de definitie zoals de Europese Commissie deze heeft geformuleerd: Onder ondernemerschap wordt iemands vermogen verstaan om ideeën in daden om te zetten. Het omvat creativiteit, innovatie en het nemen van risico’s, alsook het vermogen om te plannen en projecten te beheren om doelstellingen te verwezenlijken.” (B&A, 2007) Ondernemen moet je willen. Een ondernemer moet geloven in zichzelf of het eigen product en er zin in hebben om zich er volledig voor in te zetten om dat product op de markt te zetten. Niet voor niets kiezen velen voor loondienst omdat men bijvoorbeeld in elk geval zeker is van inkomsten, ook wanneer het economisch even wat minder loopt. Er heerst geen ondernemerscultuur in Nederland, en zeker niet onder hoger opgeleiden. Enthousiasme voor ondernemerschap is wellicht belangrijk, maar het aanleren van bepaalde ondernemerscompetenties en het daadwerkelijk starten van een bedrijf zijn dat ook. Traditioneel staat in het onderwijs vooral het kennen en kunnen centraal. Bij ondernemerschap gaat het echter meer om durven en willen. Passie, ambitie en intuïtie zijn de bronnen van waaruit een ondernemende houding en ondernemend gedrag zich kunnen ontwikkelen. Juist omdat passie en ambitie zo’n belangrijke rol vervullen in ondernemerschap is het de vraag hoe om te gaan met ondernemerschap als algemeen leerdoel. Is het wel een geschikt leerdoel voor iedereen? Of sterker nog: is ondernemerschap niet een persoonskenmerk, dat je nu eenmaal hebt of niet (Kets de Vries, 1996)?
16
2.3 Ondernemerschapcompetenties Een ondernemende houding helpt iedereen in het dagelijks leven, thuis en in de maatschappij. In ons onderzoek kwamen wij verschillende definities van competenties tegen. Wij hanteren de definitie: 'Competenties vormen het vermogen van een medewerker om op adequate wijze en met succes een bijdrage te leveren aan de doelstellingen van de organisatie. Het gaat om professionele kennis en vaardigheden, houding en persoonskenmerken die geïntegreerd worden aangewend in het werk en die dus zichtbaar worden in het gedrag in een bepaalde situatie.' (Runhaar & Rijken, 2002). We komen in de literatuur en binnen lesmaterialen van opleidingen verschillende beschrijvingen van ondernemerscompetenties tegen. Kamp (2004) zegt bijvoorbeeld dat het bij de ontwikkeling van ondernemerschap gaat om drie verschillende elementen: het ontwikkelen van persoonlijke vaardigheden, het ontwikkelen van ondernemersvaardigheden en het omgaan met omgeving en maatschappij. Daarbij maakt hij nog een onderscheid tussen willen, richtingsgevoel, omgaan met onzekerheid, afstand kunnen nemen. PiMedia (2002) geeft een duidelijke definitie, aangevuld met gedragsvoorbeelden: signaleren en zakelijk afwegen van kansen in de markt zowel voor bestaande als nieuwe producten/diensten; risico's aangaan teneinde zakelijk voordeel te behalen. Weer een ander 'rijtje' komen we tegen in Runhaar e.a. (2005), waarin een ondernemer aangeeft dat de volgende aspecten voornamelijk van belang zijn voor een succesvol ondernemer: netwerken, initiatief nemen, onderzoeken, creativiteit, durf, risico willen nemen, gevoelig voor omgeving, planmatigheid. Een handzaam ordeningsprincipe om vorm te geven aan ondernemerschaponderwijs zou kunnen zijn om na te gaan welke rollen een ondernemer allemaal vervult en van daaruit nagaan op welke competenties dan een beroep gedaan wordt. Het onderzoek dat gedaan is door B&A vormt hiervoor een goede basis. Aan de respondenten in het onderzoek van B&A is gevraagd welke vaardigheden je zou moeten aanleren om ondernemer te kunnen worden. In tabel 2 zijn deze weergegeven.
17
Tabel 2: de belangrijkste vaardigheden die je moet leren (vier hoogste scores vet gedrukt) MBO
HBO
WO
Organiseren
76% (169)
75% ( 456)
82% (229)
Communiceren
73% (163)
77% (469)
74% (206)
Presenteren
23% (50)
21% (127)
19% (52)
Verkopen
21%(127)
19% (52)
Schrijven
25%(50) 1% (2)
3%(19)
1% (3)
Rekenen
4% (9)
3% (19)
4% (10)
Analyseren
36% (79)
37% (227)
37% (102)
Risico’s durven nemen
44% (97)
49% (296)
52% (146)
Anders namelijk
3% (7)
5% (32)
4% (11)
Weet ik niet 5% (10) 3% (18) 1% (2) (Bron: Onderwijs en ondernemerschap. Nulmeting 2007. B&A, Den Haag, 2008) Sommige respondenten vullen dit nog aan met ondernemersvaardigheden als: afspraken nakomen, creatief zijn, knopen kunnen doorhakken, verantwoordelijkheidsbesef hebben en met geld kunnen omgaan. Ook wordt gewezen op de vaardigheid winst te willen maken.
“Ik zou Action zeker aan andere starters aanbevelen. Ik heb er heel veel aan gehad. Als iemand nog niet over de streep is, biedt Action een zeer gevarieerd programma en krijgt een deelnemer alle ins en outs onder ogen. Aan de hand daarvan is het toch vaak gemakkelijker om de knoop door te hakken.” Deelnemer aan het Programma Action van Drenthe College. Het onderwijs zou bij het vormgeven van ondernemerschaponderwijs de competenties organiseren, communiceren, analyseren en risico’s durven nemen aandacht moeten geven. Daar waar nu vaak de focus gelegd wordt op de praktische en bedrijfsmatige kant van het ondernemen, het schrijven van een ondernemersplan, zou meer aandacht moeten zijn voor het ontwikkelen van persoonlijke vaardigheden, het creatieve proces van creëren, het ontwikkelen van ondernemersvaardigheden en het omgaan met omgeving en maatschappij.
2.4 De rollen van een ondernemer We hebben hiervoor geïnventariseerd aan welke competenties het onderwijs aandacht zou kunnen geven om ondernemerschap te ontwikkelen. De ondernemer vervult ook een aantal rollen. Kets de Vries heeft een interessant paper geschreven over de persoonlijkheid van de ondernemer (Kets de Vries, 1996).
18
Wanneer we dit combineren met het onderscheid dat hij maakt tussen managen en leidinggeven (Kets de Vries, 2004), dan komen we uit op vier ondernemersrollen: -
Vernieuwer: een ondernemer is bedreven in het bedenken van nieuwe producten en diensten, doet dingen die niet gebruikelijk zijn, brengt veranderingen op gang, voert nieuwe combinaties uit, et cetera;
-
Manager: de ondernemer moet er ook voor zorgen dat de ideeën in praktijk worden gebracht door te plannen en te organiseren en te regelen, door te administreren (boekhouden), mensen in te schakelen et cetera;
-
Leidinggevende: wanneer de onderneming groeit zal de ondernemer zijn medewerkers moeten zien te sturen in de richting van de ondernemingsdoelen, medewerkers coachen, groepsprocessen hanteren, et cetera;
-
Risiconemer: als ondernemer zul je onzekerheden op je moeten durven nemen, investeren zonder te weten of het terugverdiend wordt, et cetera.
Verschillende competenties per rol Wanneer we deze rollen bekijken, dan kun je je voorstellen dat zij op verschillende competenties een beroep doen. Waar bij de vernieuwer bijvoorbeeld een beroep gedaan wordt op creatieve denkstrategieën, moet de manager het hebben van ordelijkheid en gestructureerd werken. Bij een leidinggevende zal sterk de nadruk op inter-persoonlijke vaardigheden liggen en de risiconemer moet strategisch kunnen denken, afwegingen maken en tegen stress kunnen. Én dan moet een ondernemer nog ergens verstand van hebben, een vak beheersen of een product hebben. Het is duidelijk dat er verschillende soorten competenties aan de rollen ten grondslag liggen. Van een ondernemer wordt nogal wat verwacht. De vraag is of een mens alle verschillende competenties in huis kan hebben én dus ook wat je kunt verwachten van leerlingen in het onderwijs. Sterker: het durven nemen van risico's staat vaak op gespannen voet met het beheersen van bedrijfsprocessen. Het komt dan ook niet voor niets vaak voor dat de verschillende rollen door verschillende mensen of afdelingen worden vervuld.
2.5 Conclusie: is ondernemerschap aan te leren? We hebben hiervoor gesproken over rollen en competenties. Als we de verschillende clusters van ondernemerscompetenties bekijken dan valt op dat zij uit vele verschillende soorten kennis en vaardigheden bestaan: vernieuwen heeft voor een groot deel te maken met creativiteit en origineel denken in combinatie met marktanalyse; risico nemen is
19
voor een goed deel te typeren als een houdingsaspect; bij managen en leidinggeven komen cijfermatige aspecten aan de orde, maar ook interpersoonlijke vaardigheden. In hoeverre zijn al die zaken door iedereen aan te leren? “Toen ik mij ging inschrijven bij de Kamer van Koophandel kreeg ik een cd-rom mee waarop aanwijzingen stonden voor het schrijven van een ondernemersplan. Ik vond dat niet erg duidelijk, maar toen ik bij Action kwam leerde ik stap voor stap hoe ik een ondernemersplan moest schrijven. Dankzij Action heb ik meer inzicht gekregen om dingen beter op papier te krijgen. Daarnaast kwam ik in contact met andere cursisten.” Drenthe College: programma Action, begeleiders van startende ondernemers.
Er is onderzoek gedaan naar de leerbaarheid van competenties (zie o.a. Hoekstra & Van Sluijs, 1999). Door middel van opleiding, werkervaringen, coaching of andere vormen van professionalisering, zijn de aspecten die zich onder water bevinden in meer of mindere mate te beïnvloeden. Het onderwijs zou bij het vormgeven van ondernemerschaponderwijs de competenties organiseren, communiceren, analyseren en risico’s durven nemen aandacht moeten geven. Vakspecifieke kennis en vaardigheden zijn het gemakkelijkst te leren. Zij hebben namelijk het minst betrekking op de persoon zelf. Professionele kennis en vaardigheden zijn ook relatief makkelijk te leren. We hebben het dan over vakoverstijgende zaken die in alle beroepen terugkomen: omgaan met collega's, met tijdsdruk, met klanten et cetera. Deze aspecten hebben al meer te maken met de persoon zelf. “Wij hebben heel veel gehad aan de begeleiding van de Ondernemersacademie. Deze man nam echt de tijd voor ons en bracht ons in contact met de goede mensen. We hebben veel van hem geleerd. Ook met praktische tips en dergelijke. Ja, zonder hem was het een stuk lastiger geweest. Wij zijn nu bezig met het vormgeven van een starterswijzer voor de Kamer van Koophandel Utrecht. Leuke opdracht! Die starterswijzer hadden wij ook goed kunnen gebruiken.” Uit een interview met startende ondernemers van Kiwi Media. Houding heeft nog meer te maken met aspecten die dieper verankerd liggen in de persoon zelf namelijk normen, waarden, ideeën en gebruiken. Deze worden van jongs af aan aangeleerd. Het houdingsaspect is al wat lastiger te beïnvloeden. Bij persoonskenmerken geldt dat nog meer.
20
Men is er nog steeds niet over uit of iemand nu met een bepaald karakter geboren wordt of dat alles aangeleerd is, vast staat in elk geval dat de 'aard van het beestje' moeilijk te veranderen is. Dit wordt onderschreven door ons veldonderzoek. Sommige startende ondernemers ‘hebben het’ en anderen moeten er heel hard voor werken. Of zoals een van de jonge starters verwoordde: “Zorg ervoor dat ondernemers met een eigen bedrijf voor de klas staan. Alleen zij weten wat ondernemen wel en niet inhoud. Ondernemen zit in je en is moeilijk te leren." Het onderwijs zou hiermee rekening kunnen houden door nog nadrukkelijker de persoonskenmerken van de leerlingen mee te nemen bij het vormgeven van ondernemerschaponderwijs.
21
3
Naar ondernemerschaponderwijs op maat
Onderzoek naar de vraag in welk stadium van het onderwijs ondernemerschaponderwijs effectief is voor de ontwikkeling van bepaalde competenties ontbreekt (Van Praag, 2006). Is aandacht voor ondernemerschap wenselijk op de basisschool of juist op de universiteit of beide? Ook is nog veel onduidelijk over wat geschikte onderwijsvormen zijn en welke type opleidingen het hoogste rendement geven. We weten wel, uit onderzoek, dat ondernemers die van alle markten thuis zijn (dat wil zegge diegenen die een breed pallet aan kennis en vaardigheden beheersen) beter presteren dan specialisten (Van Praag 2006). In het traditionele onderwijs volgen leerlingen allemaal hetzelfde programma. In veel scholen wordt er gewerkt
met
onderwijs
dat
meer
afgestemd
is
op
de
individuele
(leer)behoefte van de leerling. Leerlingen in het beroepsonderwijs kiezen hun eigen individuele leerroute gebaseerd op de competenties die zij zich (nog) eigen moeten maken voor het beroep. Ook leerlingen in de basisscholen volgen hun eigen programma in hun eigen tempo en leerstijl.
3.1 Drie groepen ondernemende leerlingen Opvallend is dat daar waar het gaat om onderwijs in ondernemerschap, leerlingen geen individueel programma doorlopen. Er wordt zelden gekeken naar de persoonskenmerken, individuele leerwensen en leerbehoefte van de leerling.
Wij zijn van mening dat dit een gemiste kans is. Ook in
ondernemerschap zou onderwijs op maat mogelijk moeten zijn. Ondernemerschap dient bovendien in het onderwijs niet alleen aan bod te komen als ‘vak’. Het hele curriculum zou ondernemender moeten zijn. Het onderwijs is nog te zeer gericht op reproductie en het volgen van regels en heeft weinig aandacht voor leiderschap, vernieuwing en creativiteit. Scholieren en studenten komen in het huidige curriculum, met name in het voortgezet onderwijs, nauwelijks in aanraking met ondernemerschap. De houding van studenten tegenover ondernemerschap is mede daardoor weinig positief. In 2004 is door KPC Groep een onderzoek gedaan naar ondernemerschap in het Groen Onderwijs. In de rapportage van dit onderzoek wordt een indeling van leerlingen gehanteerd waarmee het Groen Onderwijs in de praktijk aan de slag bleek te kunnen. Bij het vormgeven van onderwijs in ondernemerschap zou gebruik gemaakt kunnen worden van deze indeling in drie groepen ondernemende leerlingen (Runhaar, 2004):
22
1
‘Geboren ondernemers': zij die daadwerkelijk zelf de boer op willen. Dit zal een groep leerlingen zijn, die weten wat ze willen en wellicht zelfs ondanks de school komen waar ze willen komen. Hier kan een onderscheid gemaakt worden tussen hen die een nieuwe onderneming willen opstarten en zij die er een gaan overnemen.
2
'Potentiële ondernemers': zij die (onbewust) ondernemerskwaliteiten in zich hebben, maar het 'licht nog niet gezien hebben' en gedurende de opleiding erachter komen dat ondernemen leuk en haalbaar is. Door deze leerlingen op het spoor te zetten van ondernemen en hen te begeleiden bij het traject naar een onderneming zou het aantal ondernemers vergroot kunnen worden.
3
'Ondernemende beroepsbeoefenaren': zij die uitvoerend bezig willen zijn en geen ondernemersambitie hebben. Bij deze groep leerlingen wordt aanspraak gemaakt op de competenties die ervoor zorgen dat je je eigen loopbaan in de hand hebt en een ondernemende houding krijgt. We hebben in ons veldonderzoek ook interviews gehouden met leerlingen die een eigen bedrijf gestart zijn. Een van deze leerlingen gaf aan dat hij de ambitie om te ondernemen altijd al had. Hij had van zijn hobby zijn werk gemaakt en zou niet meer anders willen. Hij gaf aan behoefte te hebben aan praktische scholing, persoonlijke aandacht en hulp bij het keuzeproces. Een andere startende ondernemer gaf aan dat hij het jammer had gevonden dat de school het ondernemerschap niet meer had gestimuleerd. Hij zou eerder op het spoor gezet zijn als de school meer aandacht voor ondernemen had gehad. Hij zag het als een gemiste kans.
Ondernemen heeft veel weg van het leiden van een expeditie naar een bergtop zonder vaste routebeschrijving. Ook bij onderwijskundig ondernemerschap gaat het om visie en ambities formuleren, mensen en middelen mobiliseren, verantwoorde risico’s nemen en leiderschap tonen.
3.2 Ondernemende docenten Zoals al eerder geconcludeerd werd in het onderzoek naar ondernemerschap in het primair en voortgezet onderwijs, zijn enthousiaste leraren met kennis over ondernemerschap een belangrijke succesfactor voor het promoten van ondernemerschap (Ondernemerschap in het primair en voortgezet onderwijs EIM, 2007). De docenten hebben ook een belangrijke taak bij het definiëren van de doelgroepen. Zij moeten in staat zijn deze groepen te herkennen en juist te handelen. Het onderwijs moet immers aansluiten bij de leervragen van leerlingen. Ook bij docenten zal de on-
23
dernemende houding gestimuleerd moeten worden. Je kunt geen algemene lessen geven over ondernemerschap of iedere leerling een ondernemersplan laten maken. Er is maatwerk nodig in de ondersteuning en begeleiding van (potentiële) ondernemende leerlingen. Uit onze inventarisatie blijkt dat hier de laatste tijd meer aandacht voor is. Steeds meer scholen kiezen ervoor om projecten te starten die aandacht geven aan het vergroten of zichtbaarder maken van de ondernemende competenties bij hun docenten. Een goed voorbeeld voor het stimuleren van ondernemerschap bij docenten is te vinden in de aanpak van de Utrechtse Ondernemers Academie (www.uoa.nl). De Utrechtse Ondernemers Academie is een samenwerkingsverband van banken, ondernemers, dienstverleners, Kamer van Koophandel, de Utrechtse ROC’s en de Hogeschool Utrecht. Zij steken in hun benadering van het vergroten van ondernemerschap in op drie niveaus, docenten, het curriculum en de begeleiding van ondernemers. Zij starten het traject echter met de docenten. Docenten worden ondernemender gemaakt door ze op te leiden, ze te leren om talent bij de leerlingen te herkennen en te leren hoe ondernemers gecoacht moeten worden. Het is nog te vroeg om te kunnen concluderen dat dit de enige juiste benaderingswijze is. Het project draait daarvoor nog niet lang genoeg. Het verdient in ieder geval, wat ons betreft, aanbeveling om het project te monitoren omdat dit een goede invulling van ondernemerschaponderwijs lijkt te zijn. “Ondernemerschap vraagt om lef, een wat zakelijke inslag, geloven in je eigen kracht en de bereidheid te blijven leren.”
3.3 Kiezen voor ondernemerschap In de vorige paragrafen hebben we geïnventariseerd over welke competenties een ondernemer moet beschikken en welke rollen hij uitvoert. Niet iedereen die over de geschikte competenties beschikt wordt echter ondernemer. Belangrijke factoren die bepalen of iemand kiest voor het ondernemerschap zijn naast de beschreven persoonlijke factoren je netwerk, het startkapitaal, werkervaring en persoonskenmerken. Ook omgevingsfactoren zoals de toegankelijkheid van technologie, structuur van de economie, sociale wetgeving en opleiding. Deze zijn minstens zo belangrijk bij het al dan niet starten van een bedrijf. Aan beide factoren dient aandacht besteed te worden om het aantal ondernemers te vergroten. De (lokale) overheid kan zorgen voor een stimulerende omgeving. Het onderwijs kan zorgen voor het aanspreken van ondernemende kwaliteiten en het leren van praktische vaardigheden. In 2008 is in opdracht van het Ontwikkelingsbedrijf van Rotterdam een onderzoek uitgevoerd naar de motivatie van jongeren om een bedrijf te starten. Het belangrijkste motief voor de jonge prestarters in het MBO, HBO en WO is dat zij graag eigen baas willen zijn. Dat betekent dat onafhankelijkheid en vrijheid bij het ondernemen een belangrijk motief is voor
24
de jonge prestarters om te gaan ondernemen. Ook worden onafhankelijkheid en vrijheid belangrijker gevonden dan rijkdom. Daarnaast is een belangrijk motief van deze jonge prestarters ‘trots’. Hiermee wordt bedoeld, de trots dat je iets tot stand kunt brengen of op kunt bouwen, waarmee je aanzien in je omgeving kunt krijgen. Het is de vraag of deze aspecten in de studie-loopbaangesprekken aan de orde komen en of studenten in voldoende mate op het spoor van ondernemerschap gezet worden. In ons veldonderzoek zijn deze gesprekken onvoldoende aan de orde gekomen om hieruit een betrouwbare conclusie te kunnen trekken.
25
4
Allochtoon ondernemerschap
In ons veldonderzoek hebben we speciale aandacht gegeven aan allochtoon ondernemerschap. Als er een vergelijking wordt gemaakt tussen autochtonen en allochtonen, dan valt op dat allochtone jongeren meer belangstelling tonen voor ondernemerschap dan autochtone jongeren. Hier ligt wat ons betreft een mogelijkheid om het aantal startende jonge ondernemers te vergroten. IJzereef (2008) stelt in het boek ‘Succesvol Kleurrijk Ondernemen’ dat de culturele achtergrond van mensen wel degelijk effect heeft op hun gedrag en daarmee het ondernemerschap al dan niet succesvol beïnvloedt. Als belangrijkste gedragscompetenties die bijdragen aan succesvol allochtoon ondernemerschap kwamen uit dit onderzoek naar voren: een beroepsopleiding voltooien, de Nederlandse taal beheersen, multicultureel netwerken, je informeren over de wetgeving, serieus ondernemen, hard werken, betrouwbaar zijn en uithoudingsvermogen hebben. Uit dit onderzoek blijkt dat allochtone ondernemers minder assertief zijn bij ondernemersorganisaties. Ze lijken genoegen te nemen met een minder duidelijk antwoord, of vragen niet door. Opvallend is ook dat allochtone ondernemers meer gaan voor het ondernemen zelf dan voor het product. Loopt het bedrijf niet goed en maken ze na twee jaar geen winst dan stoppen ze ermee of starten een ander bedrijf. Allochtonen schuwen het risico van ondernemen minder dan autochtonen, zij zijn bijzonder ondernemend en starten omdat ze een sterke behoefte hebben om te ondernemen. Bij het leren ondernemen speelt het eigen netwerk en onderwijs een belangrijke rol. Ondernemersorganisaties zouden gebaat zijn bij preventieve samenwerking zodat jongeren een gedegen start maken. Extra aandacht zou er moeten zijn voor interculturele communicatie en multicultureel personeelsbeleid (IJzereef 2008).
4.1 Ondernemerschap wassenen
bij
allochtone
vol-
Het kabinet wil (onder de noemer ‘Sociale Samenhang’) 'van probleemwijk naar prachtwijk'. Gemeenten, woningcorporaties, bedrijfsleven, politie, welzijnswerk en scholen werken samen met de rijksoverheid om de leefbaarheid in verschillende achterstandswijken structureel te verbeteren. De Nederlandse beroepsbevolking wordt door een intensievere samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven, wetenschap en onderwijs meer gestimuleerd tot meer (innovatief) ondernemerschap. Hiertoe wil de overheid potentiële ondernemers meer ruimte bieden in zowel ruraal als urbaan gebied. Starters zullen meer ondersteuning ontvangen waarbij er bijzondere
26
aandacht wordt geschonken aan ondernemers die in oude achterstandswijken willen starten. De kerngedachte hierbij is, dat ondernemerschap als vliegwiel kan optreden in het proces van sociale cohesie én van een beter werkende economie. In ons veldonderzoek hebben wij medewerkers van organisaties die starters begeleiden geïnterviewd. Wat ons opviel is dat er weinig tot geen samenwerking is met het onderwijs. De begeleidende instanties hebben vaak een eigen doelgroep zoals daar zijn langdurig werklozen, re-integrerende werklozen, starters in een specifieke wijk, mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Zij vullen scholingsvragen met andere instanties dan het onderwijs in. Meer samenwerking met het (volwassen) onderwijs zou het aantal laagopgeleide startende allochtone ondernemers kunnen verminderen.
4.2 Groei van aantal allochtone ondernemers In de meeste steden zijn de allochtonen veruit de belangrijkste bron voor groei in het ondernemerschap. In de periode 1999-2004 is het aantal allochtone ondernemers in Nederland toegenomen met 6% tot circa 987.000 ondernemers. In 2005 en 2006 zette deze groei stevig door. In 1999 was 11,5% van de ondernemers van allochtone afkomst. In 2004 is het aandeel allochtone ondernemers bijna 13%. Hierbij is vooral het aantal nietwesterse allochtone ondernemers toegenomen. Binnen deze groep is het overgrote deel van de ondernemers allochtoon van de eerste generatie. (uit: Het vliegwiel ondernemerschap, dr. J. Meijaard en A.M. Brand). De belangrijkste sectoren waar het aantal bedrijven toeneemt, zijn de zorg, het onderwijs en de bouw. Het aantal niet-westers allochtone ondernemers neemt hiernaast óók sterk toe in het onroerend goed en de overige dienstverlening. Opvallend is dat het aantal niet-westers allochtone ondernemers in de sectoren industrie, detailhandel en vervoer nog groeit, terwijl het aantal bedrijven met een autochtone ondernemer daar juist daalt. De algemene trend is dat allochtoon en autochtoon ondernemerschap naar elkaar toegroeien, zeker in de grote steden en zeker onder de allochtonen van de tweede generatie. Om de mogelijkheden van ondernemerschap ten volle te benutten, is het van belang dat het ondernemerschapproces soepel verloopt. Er is veel concurrentie. Veel (allochtone) ondernemers starten een bedrijf met soortgelijke hoofdactiviteiten in dezelfde wijk of buurt. Gemeenten voeren een soepeler vestigingsbeleid waardoor ondernemingen zich eenvoudig in de nabijheid van concurrenten kunnen vestigen. Ook is er concurrentie van grote bedrijven die, deels incidenteel, deels structureel de mogelijkheid hebben producten of diensten goedkoper aan te bieden dan kleinere bedrijven.
27
4.3 Conclusie Allochtone ondernemers ervaren meer knelpunten dan autochtone ondernemers bij het starten van een eigen bedrijf. De tweede generatie ondervindt veel minder hinder dan de eerste generatie allochtonen. Dit komt doordat allochtone ondernemers van de tweede generatie meer zijn geïntegreerd. Toch blijven allochtone ondernemers van de tweede generatie nog meer knelpunten tegenkomen dan autochtone ondernemers. Allochtone ondernemers zijn vaak lager opgeleid dan autochtone ondernemers. Hierbij speelt de beheersing van taal een belangrijke rol, niet alleen vanuit de etnische achtergrond maar vooral ook vanwege de genoten opleiding. Allochtone ondernemers kunnen zich hierdoor vaak minder goed voorbereiden op het ondernemerschap via bijvoorbeeld cursussen (uit: Het vliegwiel ondernemerschap, dr. J. Meijaard en A.M. Brand). Het huidige (volwassen)onderwijs speelt nog onvoldoende in op de vraag van allochtone ondernemers, of weet deze doelgroep niet te vinden. Hier liggen kansen voor het onderwijsveld om allochtone ondernemers zodanig op te leiden dat zij zich tot succesvolle ondernemers kunnen ontwikkelen. Een ander aspect is de begeleiding van startende ondernemers. In de benadering van de startende ondernemer wordt geen of weinig rekening gehouden met de cultuur en achtergrond van de starter. Een taalachterstand belemmert allochtone ondernemers in netwerkvorming met partijen die buiten de eigen taalgroep vallen. Allochtone ondernemers organiseren zich bovendien nauwelijks in ondernemingsnetwerken. Bij een gebrek aan (zakelijke) netwerken missen ondernemers belangrijke relevante informatie en kansen. Allochtone ondernemers vinden daardoor moeilijker hun weg in het woud van begeleiding dat er op dit terrein allemaal is. Of worden door de werking van het systeem van subsidies en regelingen op andere wijze buitengesloten.
28
5
Algemene conclusies en aanbevelingen
5.1 Opleidingsniveau Er is een verband tussen de hoogte van de opleiding en de mate waarin een ondernemer succesvol is. Hoe beter opgeleid, hoe succesvoller. De keuze voor het type van ondernemerschap wordt in belangrijkste mate bepaald door het niveau van het onderwijs. Uit onderzoek naar ondernemerschap en etniciteit blijkt dat het gemiddeld lagere opleidingsniveau van allochtone ondernemers doorwerkt in de voorbereiding naar het starten van een eigen bedrijf. Lager opgeleide ondernemers hebben vaak meer moeite met het opstellen van een businessplan en zijn zich vaak minder bewust van de voordelen van een goede voorbereiding. Onvoorziene problemen in een vroeg stadium zijn dan het gevolg. Hier ligt een taak voor het onderwijs.
5.2 Aanbod ondernemerschaponderwijs Een groot deel van de doelgroep van startende jonge ondernemers is niet op de hoogte van het aanbod aan ondernemerschaponderwijs of maakt er geen gebruik van. De redenen daarvoor zijn divers. Soms simpelweg omdat er geen onderwijspunten voor gehaald kunnen worden. Soms ook omdat het niet te plooien is in het rooster. Het aantal deelnemers in het onderwijsaanbod voor ondernemerschap bedraagt naar schatting minder dan 0,5%. Een veel groter deel 28% tot 71% van de jongeren geeft aan belangstelling te hebben voor ondernemerschap. Niet al deze jongeren zullen gaan ondernemen op het moment dat het aanbod hen bereikt, maar de conclusie is wel gewettigd, dat een aanzienlijke deel van potentieel aan ondernemerschap onbenut blijft. Dit zou gemobiliseerd kunnen worden door een grootschalige communicatie/mobilisatie campagne. Als dat schooloverstijgend is, zou hier een belangrijke taak voor de gemeente kunnen liggen (Sawo, juni 2007). Uit onderzoek blijkt dat studenten vanuit hun opleiding weinig gestimuleerd worden richting ondernemerschap. In tabel 3 wordt dit weergegeven.
29
Tabel 3: In hoeverre probeert jouw school/opleiding ‘ondernemerschap’ te stimuleren bij de deelnemers/studenten MBO
HBO
WO
Helemaal niet
37% (83)
30% (186)
46% (128)
Een klein beetje
38% (85)
40% (241)
32% (90)
Tamelijk sterk
11% (25)
16% (100)
12% (32)
Zeer sterk
4% (9)
3% (20)
1% (3)
Weet niet
9% (20)
10% (61)
9% (24)
(Bron: Onderwijs en ondernemerschap. Nulmeting 2007. B&A, Den Haag, 2008)
5.3 Aanbevelingen 5.3.1
I nhoud v an het progra mma
In veel onderwijs over ondernemerschap wordt het ondernemersplan als insteek voor ondernemerschap gekozen. Er wordt dan niet of nauwelijks geappelleerd aan het creatieve proces dat voorafgaat aan dit plan en aan de waardering die jonge starters geven aan onafhankelijkheid en vrijheid. Een student: “We hebben wel workshops gehad waar we ondernemersvaardigheden kregen, maar dat was niet verplicht en enorm saai.” Voor leerlingen kun je ondernemerschap kleiner en concreter maken door te refereren aan activiteiten die ze zelf buiten de school om doen. Dit hoeft niet altijd te betekenen dat er gewerkt wordt met het opstarten van zogenaamde miniondernemingen. Het kan ook voldoende zijn om leerlingen te helpen ontdekken waar zij goed in zijn en daarop voortbouwen. Dit kan uitmonden in het starten van een eigen onderneming maar ook aan het zelf actief richting geven aan je loopbaan. Wij zijn van mening dat daar de twee werelden zich vinden. Opleidingen zullen moeten differentiëren in hun aanbod: -
Waar zijn verschillende groepen leerlingen op uit, waar ligt hun passie?
-
In hoeverre beschikken ze over een ondernemende houding en wat is hun ambitie?
-
Hoe kunnen wij deze passies en ambities aanwakkeren?
Onderwijs dat ondernemerschap wil bevorderen zal uitgaan van de passie, ambitie en intuïtie van de leerling. Om vervolgens een leeromgeving te creëren waarin ambitieontwikkeling gestimuleerd wordt. Ook uit ons onderzoek blijkt dat het bedrijfsleven als belangrijke factor wordt gezien door het onderwijs. Ons onderzoek bevestigt het B&A (2007) beeld, de omgeving vervult een belangrijke rol in de betrokkenheid van leerlingen bij het thema ondernemerschap. Als voorbeeld wordt gegeven
30
dat ondernemers als vraagbaak voor leerlingen kunnen dienen, zij kunnen leerlingen laten zien wat het inhoudt om ondernemer te zijn en zij kunnen leerlingen helpen om ‘ervaringen’ op te doen. “Bij ons vindt een koppeling plaats tussen de schoolontwikkeling en de persoonlijke professionele ontwikkeling van de mensen zelf. Dit stimuleert ondernemerschap en is bovendien kostenbesparend voor de totale organisatie.” Citaat van schoolleider van MBO instelling.
5.3.2
Een ondernem ende leerom geving
Bij het ontwikkelen en vormgeven van ondernemerschaponderwijs zou het onderwijs rekening moeten houden met drie groepen leerlingen cq. studenten: geboren ondernemers, potentiële ondernemers en ondernemende beroepsbeoefenaren. Voor elk van deze drie groepen dient onderwijs op maat te worden ontwikkeld. Ondernemerschaponderwijs kan studenten ondersteunen bij het aanleren van ondernemerschapcompetenties. Daarnaast is het ook van belang dat diegenen die ongeschikt zijn voor ondernemerschap zich dat in een vroegtijdig stadium realiseren. Dit voorkomt teleurstellingen en problemen bij het starten van een bedrijf.
1
Onderwijs voor geboren ondernemers
Deze groep zal waarschijnlijk ‘hoe dan ook’ ondernemer worden. Bij deze groep ligt de toegevoegde waarde van de opleiding op het managen en leidinggeven: het borgen en in goede banen leiden van de (wilde) ideeën die de deelnemer vanuit zichzelf toch al heeft. Op het gebied van vernieuwen en risico nemen zal deze groep zichzelf kunnen bedruipen: de rol van de school is om daar ruimte voor te geven en zich te focussen op realiseerbaarheid, het in acht nemen van regels en procedures bijvoorbeeld. De opleiding kan toegevoegde waarde bieden door deze groep op allerlei manieren in contact te brengen met initiatieven en regelingen van gemeentelijke overheden op het gebied van ondernemen. Inzicht te geven in plaatselijke netwerken en contacten te leggen met succesvolle (regionale) ondernemers. Initiatieven die op dit terrein zijn ontwikkeld, zoals de Utrechtse Ondernemers Academie, lijken een succesvolle manier om starters vanuit en ná een schoolsituatie te begeleiden.
2
Onderwijs voor potentiële ondernemers
Bij deze groep is de rol van de docenten met name gericht op het manifest maken van latent aanwezige ondernemerskwaliteiten. Het stimuleren van risico nemen en vernieuwen krijgt expliciete aandacht in de leerloopbaan. In loopbaanadvies gesprekken zou de mogelijkheid van het starten van een eigen bedrijf nadrukkelijker en vaker opgenomen
31
moeten worden. Niet alleen aan het einde van de opleiding, maar juist ook aan het begin. Ook dient er aandacht gegeven te worden aan het creatieve proces dat voorafgaat aan het ondernemen zelf. Het idee zelf dat uitgewerkt kan worden in een product of dienst. Ondernemen wordt daarbij in eerste instantie breder gezien dan het starten van een bedrijf en kan daardoor ook veel eerder in de opleiding een plaats in het curriculum krijgen.
3
Onderwijs voor ondernemende beroepsbeoefenaren
Deze groep zal willen leren hoe een bedrijf te leiden of leiding te geven. Bij deze doelgroep ligt de nadruk op competenties als durf en enthousiasme. Daarnaast zal in het onderwijsaanbod de nadruk liggen op het trainen van een ondernemende houding, iets wat tegenwoordig van iedere werknemer wordt verwacht.
5.3.3
Rol va n de beleidmak ers
Niet alleen factoren als opleidingsniveau, je netwerk en persoonskenmerken zijn bepalend of iemand een eigen bedrijf zal starten. Ook omgevingsfactoren zoals de toegankelijkheid van technologie, structuur van de economie en sociale wetgeving zijn belangrijk. De overheid kan zorgen voor een stimulerend ondernemersklimaat zonder barrières voor jonge starters. Het rapport ‘Ten years entrepreneurship policy’ laat zien dat zij daarin op de goede weg is. Subsidieprogramma’s maken het mogelijk dat onderwijs en bedrijfsleven samen investeren in een betere samenwerking. Het zou een gemiste kans zijn als deze programma’s slechts voor de duur van de subsidietrajecten uitgevoerd konden worden. Een structurele inbedding van ondernemerschap in het curriculum in zowel voortgezet als (hoger) beroepsonderwijs heeft de voorkeur. Startende ondernemers geven aan een voorkeur te hebben voor kleinschalige bedrijfsvoering. Een bedrijfsverzamelgebouw in de nabijheid van het onderwijs zou deze starters daarin tegemoet kunnen komen. De school kan voorzien in een stuk op maat begeleiding en de ondernemers kunnen dienen als rolmodellen. Om de mogelijkheden van ondernemerschap ten volle te benutten, is het van belang dat het ondernemerschapproces soepel verloopt. Hier zien wij een taak voor de gemeentelijke overheden. Stimulerende regelgeving en goede samenwerking met het onderwijsveld, Kamers van Koophandel, MKB en organisaties als Senter Novem kunnen het aantal starters verhogen. Voor de jonge allochtone starters pleiten wij voor meer maatwerk. Zij vinden moeilijker hun weg in het woud van regelgeving en begeleiding. Voor hen is een andere benaderingswijze op zijn plaats, met aandacht voor cultuur en taalaspecten. Tot slot willen wij opmerken dat de noodzaak om te innoveren en te ondernemen belangrijk is voor onze economische positie in Europees en mondiaal verband. Ondernemers moeten tegenslagen kunnen incasse-
32
ren en niet bang zijn voor de risico’s die dat met zich mee brengt. Gemeenten kunnen aan het welslagen een positieve bijdrage verlenen door starters te ondersteunen door mogelijkheden te bieden voor kredietfaciliteiten en huisvesting en lokale initiatieven om ondernemerschap te stimuleren een grotere bekendheid te geven.
33
6
Samenvatting
In ons veldonderzoek wordt het beeld van Van Praag (2006) bevestigd, namelijk dat ondernemerschap in het onderwijs zich nog in een pril stadium bevindt. Het percentage studenten van het hoger onderwijs dat overweegt later ondernemer te worden ligt in Nederland beduidend lager dan in ons omringende landen. Dit komt deels door het ontbreken van een ondernemerscultuur en deels door het onderwijs. In 2007 is er in opdracht van het Partnership Ondernemen door de B&A groep een onderzoek uitgevoerd naar de wijze waarop binnen scholen en universiteiten aandacht besteed wordt aan het bevorderen van ondernemend gedrag en ondernemerschap. In alle onderzochte onderwijssectoren krijgt ondernemerschap aandacht, maar van verankering in het curriculum is nog nauwelijks sprake. Studenten geven in het B&A onderzoek aan niets of weinig van ondernemerschap te zien in de opleiding. Ondernemerschap is een ontluikend onderwerp in het onderwijs. Uitzondering hierop vormen de sectoren Groen en in nog sterkere mate Handel in het MBO. Hier worden ondernemerschapcompetenties bij een meerderheid van de opleidingen getoetst en hebben een plaats gekregen in het examenprogramma. Van de studenten in het MBO zegt een op zeven op het punt van ondernemerschap gestimuleerd te zijn tijdens de opleiding. Voor HBO studenten is dit een op de vijf (B&A, 2007). Jongeren in het MBO geven er de voorkeur aan om als kleinschalige ondernemer te opereren. Ook in het HBO gaat de voorkeur van jongeren uit naar een kleinschalige onderneming. Jongeren die in het WO een studie volgen willen als kleinschalige ondernemers beginnen, maar wel met het voornemen om te groeien. (Sawo, 2007). Vanuit het beroepsonderwijs is in groeiende mate aandacht voor het stimuleren van facilitering van jonge prestarters. Dit wordt zichtbaar gemaakt door de initiatieven die door de onderwijsinstellingen worden genomen, zoals het aanbieden van minors, opleidingstrajecten en mastertrajecten en in het opzetten van kleinschalige bedrijfsverzamelgebouwen in de omgeving van de school. Om het onderwijs in ondernemerschap te verbeteren zou er rekening gehouden moeten worden met de competenties en behoeften van de individuele leerling. Er moet aandacht besteedt worden aan de ontwikkeling van de persoonlijke kwaliteiten van de ondernemer (lef, enthousiasme, creëren etc.). Dit betekent een meer individueel leertraject dat recht doet aan de verschillen die er zijn tussen allochtone en autochtone volwassen starters, geboren ondernemers en zij die wellicht de persoonskenmerken hebben maar nog op het juiste spoor gezet moeten worden. Leerlingen laten spiegelen aan ‘echte’ (lokale) ondernemers en die verbinden aan opleidingen en studenten. Investeren in een betere begeleiding wanneer eenmaal de keus gemaakt is om een bedrijf te
34
starten (vangnet na het examen). Het opzetten van brede samenwerkingsverbanden tussen onderwijs, bedrijfsleven en Kamers van Koophandel in bijvoorbeeld een centrum voor ondernemerschap. In het curriculum moet naast de aandacht voor de harde kant van ondernemen (bedrijfsplan) ook meer aandacht gegeven worden aan het creatieve proces van kansen creëren. Dit hoeft niet altijd te leiden tot een eigen bedrijf maar als dit wel zo is dan moet de leerling daarin ook begeleid kunnen worden. In samenspraak met de Ministeries van EZ, OCW en LNV zou onderzocht moeten worden of ondernemendheid in de kerndoelen kan worden opgenomen. In het MBO kunnen afspraken gemaakt worden met het procesmanagement competentiegericht onderwijs over de wijze waarop de competentie ondernemerschap een meer expliciete plek in het curriculum kan krijgen. Instellingen die zich profileren op ondernemerschap zouden de mogelijkheid moeten krijgen om zich hierin verder te ontwikkelen. Speciale aandacht dient er gegeven te worden aan het stimuleren van allochtoon ondernemerschap. Allochtone ondernemers ervaren meer knelpunten dan autochtone ondernemers bij het starten van een eigen bedrijf. Allochtone ondernemers zijn vaak lager opgeleid dan autochtone ondernemers. De beheersing van taal speelt vooral bij de eerste generatie allochtonen een belangrijke rol. Niet alleen vanuit de etnische achtergrond maar vooral ook vanwege de genoten opleiding. Allochtone ondernemers kunnen zich hierdoor vaak minder goed voorbereiden op het ondernemerschap via bijvoorbeeld cursussen. Het huidige (volwassen)onderwijs speelt nog onvoldoende in op de vraag van allochtone ondernemers, of weet deze doelgroep niet te vinden. Hier liggen kansen voor het onderwijsveld om allochtone ondernemers zodanig op te leiden dat zij zich tot succesvolle ondernemers kunnen ontwikkelen. Ook in de begeleiding van startende allochtone ondernemers kan meer ingespeeld worden op hun behoeften. In de benadering van de startende ondernemer wordt geen of weinig rekening gehouden met de cultuur en achtergrond van de starter. Een taalachterstand belemmert allochtone ondernemers in netwerkvorming met partijen die buiten de eigen taalgroep vallen. Allochtone ondernemers organiseren zich bovendien nauwelijks in ondernemingsnetwerken en missen daardoor belangrijke relevante informatie en kansen. Allochtone ondernemers vinden moeilijker hun weg in het woud van begeleiding dat er op dit terrein allemaal is. Of worden door de werking van het systeem van subsidies en regelingen op andere wijze buiten gesloten. Naast de inhoudelijke kant van het ondernemerschaponderwijs zijn er nog een aantal randvoorwaarden waar het onderwijs rekening mee dient te houden. De cultuur en visie van de school zijn belangrijke randvoorwaarden om ondernemerschaponderwijs succesvol te kunnen implementeren. Er is een lerende cultuur nodig waarin men openstaat voor vernieuwing en waar een klimaat heerst waar samenwerking met bijvoor-
35
beeld bedrijven en gemeente tot de mogelijkheden behoort. Kortom, een naar buiten gerichte blik die verder kijkt dan de muren van de eigen school. Er moet geïnvesteerd worden in een samenwerking met (lokale) overheden en andere scholen. En in het ontwerp van het curriculum moet uitgegaan worden van ondernemerschap. Hiervoor zijn ondernemende docenten nodig die openstaan voor vernieuwing, initiatief nemen en kansen zien en creëren. Ondernemen is volgens ons wel degelijk te leren. Natuurlijk zijn persoonskenmerken van invloed op al dan niet ondernemer worden. Maar het onderwijs kan door de latente kenmerken (creativiteit, durf, enthousiasme, ambitie) te stimuleren en leerlingen de kans te geven om in een veilige omgeving te experimenteren met ondernemerschap, het aantal potentiële ondernemers vergroten. Door de (regionale) ondernemers binnen de school te halen en gebruik te maken van hun kennis en netwerk, worden leerlingen op het spoor gezet van ondernemen. Is eenmaal de keus gemaakt om ondernemer te worden dan kan de school voorzien in de benodigde begeleiding of daartoe samenwerken met andere instanties. Ook de omgeving heeft invloed op het succes van de ondernemer. De gemeentelijke overheden nemen veel initiatieven op het terrein van inburgering, re-integratie en laaggeschoolden. Zij zouden hierbij daar waar mogelijk nog nadrukkelijker het onderwijs als partner kunnen betrekken. Wij zien ook een rol voor de lokale overheid om ondernemerschap te stimuleren. Er is op lokaal niveau echter wel regie nodig op deze stimuleringsmaatregelen. Voorkomen moet worden dat het wiel steeds opnieuw uitgevonden wordt en dat initiatieven stranden door gebrek aan overleg of stroperige procedures. De noodzaak om te innoveren en te ondernemen is belangrijk voor onze economische positie in Europees en mondiaal verband. Lokale overheden kunnen een positieve bijdrage leveren aan het ondernemersklimaat in hun gemeente door het ondersteunen van starters, door mogelijkheden te bieden voor kredietfaciliteiten en huisvesting en lokale initiatieven om ondernemerschap te stimuleren een grotere bekendheid te geven.
36
7
Voorbeelden van good practices en projecten
Er is in het kader van dit veldonderzoek gezocht naar voorbeelden waarbij ondernemerschap binnen het onderwijs gestimuleerd wordt. Wij zijn ons bewust van het feit dat een limitatieve opsomming niet mogelijk is. Ondernemerschaponderwijs staat volop in de belangstelling en er worden zeer regelmatig nieuwe initiatieven gestart. Wij nodigen de lezers uit om ons te voorzien van nieuwe good practices. Wij hebben een aantal criteria gehanteerd om te bepalen of wij het voorbeeld als good practice willen bestempelen: 1.
De mate waarin de vier rollen van de ondernemer, zoals beschreven in hoofdstuk 2, aan bod komen: Vernieuwer, Manager, Leidinggevende, Risiconemer
2.
De mate waarin er aandacht gegeven is aan het ontwikkelen van ondernemende competenties bij docenten
3.
De mate waarin onderwijs op maat gegeven wordt voor geboren ondernemers en ondernemende beroepsbeoefenaren
4.
De aandacht die er is voor samenwerking met de omgeving
5.
De mate waarin de opleiding verankerd is in het curriculum
6.
Het aantal jaren dat het project uitgevoerd wordt en de mate waarin resultaten gemeten worden.
Helaas voldoet geen van de door ons gevonden good practices aan alle criteria. Veel van de projecten draaien nog tekort om het effect goed te kunnen meten. Wij hebben daarom per good practice aangeven aan welk criterium het voldoet. De gebruikte vragenlijsten treft u aan in hoofdstuk 7.
7.1 Algemeen 1.
Stichting Jong Ondernemen (criterium 4, 5 en 6)
De stichting Jong Ondernemen is een stichting die onder ander ondernemerschap in het onderwijs stimuleert. Zij proberen aan de hand van Mini Ondernemingen en Student Companies ondernemerschap in het onderwijs te integreren.
2.
Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen.
Om ondernemen in het onderwijs te bevorderen en onderwijs en bedrijfsleven dichter bij elkaar te brengen is het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen gestart. Dit programma wordt uitgevoerd door Senter Novem. www.lerenondernemen.nl Het is lastig te bepalen aan
37
welke criteria dit initiatief voldoet omdat het afhankelijk is van het project dat uitgevoerd wordt in dit programma. Feit is wel dat er stevig wordt ingezet op de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven.
7.2 Het beroepsonderwijs 1.
De Utrechtse Ondernemers Academie (criterium 2,3,4,5)
De Utrechtse Ondernemers Academie is een samenwerkingsverband van banken, ondernemers, dienstverleners, Kamer van Koophandel, de Utrechtse ROC’s en de Hogeschool Utrecht. Binnen de UOA zorgen zij voor goede scholing en deskundige begeleiding bij de totstandkoming van je ondernemersplan. Ondernemend en praktijkgericht onderwijs is de beste succesgarantie voor startende ondernemers. De studie aan de Utrechtse Ondernemers Academie duurt maximaal twee jaar. In het eerste jaar volg je naast je reguliere MBO opleiding bij het ROC Midden Nederland het studieprogramma ondernemerschap. De Utrechtse Ondernemer Academie begeleidt ook starters van andere opleidingen. Zij kunnen tegen een geringe vergoeding workshops en begeleiding van een ervaren ondernemer krijgen bij het starten van het bedrijf. De geïnterviewden waren erg enthousiast over deze vorm van begeleiding. 2.
Netwerk ondernemerschap (criterium 3,4,5)
Kenmerken zijn samenwerken, initiatief en verantwoordelijkheden durven nemen. Pilots van het netwerk ondernemen zijn: -
Evenementenbureau opzetten mét en door studenten
-
EVC Expertisecentrum als roc-brede EVC-dienstverlening
-
Leerwerkplaats in de Zorg waarbij afdelingen worden gerund door studenten
-
Media Plaza door samen met onder andere Omroep Amersfoort
-
Platform Nieuw Ondernemerschap voor professionalisering van
multi-media producten te maken allochtone ondernemers 3.
Het ondernemerscollege (criterium 2,3,4,5)
Het Ondernemerscollege biedt startende ondernemers een begeleidingstraject van 3 jaar. Om dat te realiseren werkt het Ondernemerscollege vanuit het ROC van Amsterdam, Gooi- en Vechtstreek samen met de Rabobank Hilversum - Vecht en Plassen en de Kamer van Koophandel. Dit kwalitatieve partnerschap biedt de deelnemer drie jaar optimale werkcondities voor een blijvend succes. De (externe) vakdocenten en trainers zijn allen professionals die het ondernemerschap door en door kennen. 4.
De Ondernemersacademie (criterium 3,4,5)
De Ondernemersacademie is een initiatief van het (ROC) ID College in Zoetermeer. In deze academie staat de eigen onderneming van de student centraal. Al lerend wordt er een eigen bedrijf gestart. Studenten
38
krijgen de kans om een eigen netwerk op te bouwen en ervaring op te doen als ondernemer. De school ondersteunt de studenten hierbij. 5.
ROC Zadkine Ondernemen (criterium 2,3,4,5)
Het initiatief Zadkine Ondernemen is een combinatie van twee trajecten, bestaande uit een vakinhoudelijk en een praktijkgericht traject. Bij het vakinhoudelijke traject wordt de nadruk gelegd op ondernemersvakken en theorieën. Bij het praktijkgerichte traject wordt aandacht besteed aan de praktijk van ondernemerschap. Bijzonder aan dit opleidingstraject is dat de leerlingen na de afronding van de opleiding in het eerste opstartjaar van hun onderneming persoonlijke begeleiding krijgen met het doel om de kans van slagen zo groot mogelijk te maken. 6.
De Rotterdamse Ondernemerschool (ROS) (criterium 2,3,4,5)
De Rotterdamse Ondernemerschool (ROS) stimuleert en faciliteert haar leerlingen door het bieden van professionele coaching, netwerkbijeenkomsten, workshops en vakinhoudelijke ondernemerstheorie. Daarnaast krijgt ook de praktische kant van ondernemerschap aandacht. Het uitgangspunt van de ROS is alleen werken met professionals bij wie ondernemen en coachen in het bloed zit om haar leerlingen, als (nieuwe) ondernemers, zo goed mogelijk te begeleiden. 7.
Drenthe College ‘ondernemenderwijs’ (criterium 1,2,4,5)
In samenwerking met de Hogeschool Drenthe geeft het Drenthe College vorm en inhoud aan ondernemerschaponderwijs met het project ‘Action’. Het scheppen van win-win situaties tussen onderwijs en bedrijfsleven is het motto. www.drenthecollege.nu
7.3 Het hoger beroepsonderwijs en universiteiten 1.
Student Company (criterium 3,4,5,6)
Studenten van Hogeschool INHolland kunnen in hun tweede studiejaar kiezen om deel te nemen aan de Student Company. Binnen zo’n Company gaan maximaal acht studenten een eigen product of dienst op de markt zetten en proberen deze te verkopen. De levensduur van de Student Company is één jaar en elk jaar kunnen meerdere Student Companies worden opgericht. 2.
Ondernemen met het oog op morgen (1,3,4,5,6)
Studenten van Hogeschool INHolland kunnen kiezen voor de Minor Ondernemen met het Oog op Morgen (OOM). De minor OOM bestaat uit twee delen die elk een half jaar duren. Binnen de minor wordt aandacht besteed aan het starten van een nieuwe onderneming en overname van een bestaande onderneming. In beide gevallen wordt nadruk gelegd op
39
verschillende type ondernemerschap en daarbij horende competenties. Naast het ontwikkelen van de ondernemerscompetenties wordt ook kennis opgedaan op het organisatorische en bedrijfskundige vlak. 3.
ODO (criterium 2,4,5,6)
Hogeschool Rotterdam: De minor OdO is een jaartraject waarin een klein deel van het onderwijsprogramma aan de theorie van het ondernemen wordt besteed en het grote deel aan de praktijk van het ondernemen. Zo wordt een deel van het jaar besteed aan het schrijven van een businessplan en ontwikkelen van een idee. Het ander deel van het jaar ligt de nadruk op de productie en verkoop van het idee (product/dienst). 4.
Minor ondernemen en eigen bedrijf (criterium 2, 3,5)
Hogeschool Rotterdam: Minor Ondernemen. In het derde studiejaar van de opleiding Small Business en Retail Management kunnen studenten kiezen voor de minor Ondernemen. Bij deze minor wordt verdiepende theorie op ondernemersvlak behandeld en er worden vanuit de theorie koppelingen gemaakt met de praktijk. Hogeschool Rotterdam: De minor Eigen bedrijf: Klaar voor de Start is de enige minor bij Hogeschool Rotterdam die toegankelijk is voor studenten van alle opleidingen. De minor duurt één jaar en binnen dit jaar worden studenten voorzien van economische, bedrijfskundige en ondernemende kennis. 5.
Master Entrepreneurship (criterium 1,3,4,5)
Erasmus Universiteit: Bij de master Entrepreneurship en Business Venturing wordt sterk de nadruk gelegd op grootschalig ondernemerschap. Het gaat hier om ondernemen op hoog niveau zoals export en internationale bedrijvigheid, waarbij de studenten ambitie hebben om als ondernemer te groeien en groter te willen worden in omvang van hun bedrijf. 6.
Student City (criterium 2,4,5)
Met Student City wil het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam meer studenten van HBO instellingen en de Erasmus Universiteit behouden voor Rotterdam met een aantrekkelijk aanbod voor leren, werken, wonen en recreëren. Dit willen ze doen door studenten tijdens hun studie te ondersteunen in hun zoektocht naar een bijbaan, stage, studentenkamer of Studentenvereniging. Het stimuleren van ondernemerschap onder de jonge prestarters behoort tot één van haar taken. Dit doen zij door het organiseren van netwerkbijeenkomsten onder prestartende en startende ondernemers. 7.
Mentorraad (criterium 3,4)
Het project Mentorraad in Rotterdam biedt ondersteuning tijdens de diverse levensfasen van het bedrijf. Door het organiseren van workshops,
40
netwerkbijeenkomsten en begeleiding van coaches biedt het initiatief Mentorraad coaching op maat aan de prestartende ondernemers.
41
8
Vragenlijsten
1.
VRAGENLIJST LEERLINGEN EN JONGE STARTERS 1. Algemene gegevens: Naam (optioneel): Leeftijd: Geslacht: Opleiding en richting:
2. Waarom heb je voor deze opleiding gekozen? 3. Ben je een eigen bedrijf gestart na de opleiding? 4. Indien ja, kun je aangeven wat de redenen zijn geweest om een eigen bedrijf te starten? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk 0 0 0 0 0 0 0
van jongs af aan die ambitie gehad door de opleiding op het idee gebracht een uniek product of dienst die je wilt aanbieden vrijheid en zelfstandigheid van eigen baas zijn veel geld verdienen Status van het beroep anders namelijk:
5. De opleiding Kun je aangeven of en hoe er op school aandacht is geschonken aan ondernemen. Kun je aangeven of je ook zaken gemist hebt in de opleiding? Te denken valt aan inhoudelijke zaken maar ook begeleiding bij het keuzeproces.
6. Kun je aangeven of en op welke manier je ervaring op hebt kunnen doen als ondernemer binnen het onderwijs? Bijvoorbeeld via miniondernemingen, projecten etc.
7. Heb je een tip voor andere scholen die aan de slag willen met onderwijs over ondernemerschap?
42
Kennis
Vaardigheden
Houding
Opleiding; (aangeven welke opleiding)
Vak: (aangeven welk vak)
Docent vak (aangeven welk vak)
Ouders CWI
Kamer van Koophandel Netwerk: (aangeven welk) Wijk in bedrijf Startersbegeleiding
8. Kun je in bovenstaande tabel aangeven of zij heel belangrijk, belangrijk, onbelangrijk, of heel onbelangrijk (of NVT) zijn als je een bedrijf wilt starten en op welke aspecten. Er is ruimte om zelf nog partijen te noemen die voor jou belangrijk zijn. 9. Kun je benoemen welke drie factoren iemand tot een succesvolle ondernemer maken? 10. Als je terugkijkt op de opleiding, zijn er dan zaken die je gemist hebt om je bedrijf te kunnen starten? 11. Is bij de loopbaanoriëntatie de mogelijkheid om een eigen bedrijf te starten aan de orde gekomen? Zou dat je keuze beïnvloedt hebben? 12. Wat zou de school kunnen doen om meer leerlingen aan te sporen om een eigen bedrijf te beginnen?
43
Vragenlijst samenwerkingsverbanden of adviesbureaus ten behoeve van de interviews 1
Organisatie Naam
2.
Doelstelling organisatie of samenwerkingsverband
3.
Werkt u op dit moment samen met het onderwijs? Zo ja, kunt u aangeven met welke instelling en op welke wijze?
4.
Ziet u mogelijkheden om deze samenwerking te verbeteren? Wat is daarvoor nodig?
5.
Bent u van mening dat het onderwijs een taak heeft bij de voorbereiding op het ondernemerschap? Indien ja, waar bestaat deze dan uit?
6.
Als u kijkt naar het onderwijs, waar ziet u dan de meeste kansen om het ondernemerschap te vergroten? Is dat binnen het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs, het middelbaar- en hoger beroepsonderwijs of de universiteit? Hoe zouden deze kansen vormgegeven kunnen worden?
7.
Is ondernemen iets dat je op school kunt leren?
8.
Wat doet uw organisatie om contact met het onderwijs te houden?
9.
Op welk niveau spelen deze contacten zich af?
10. Ziet u hierin een rol voor de gemeentelijke overheden weggelegd? 11. Ervaart u hierin belemmeringen die een goede samenwerking in de weg staan? Indien ja, heeft u ideeën hoe dit voorkomen kan worden?
44
Vragenlijst scholen t.b.v. de interviews 1.
School
2.
Naam contactpersoon
3.
Functie
4.
Welke activiteiten worden er ondernomen om ondernemerschap een plaats te geven binnen de school?
5.
Voor ondernemerschap zijn volgens de commissie Ondernemerschap en Onderwijs de volgende 5 competenties onontbeerlijk: - Durf - Reflectievermogen - Strategische houding - Leidinggevend vermogen - Communicatief vermogen
Kunt u aangeven of en hoe deze een plek krijgen in het curriculum? 6.
Stelling: ondernemerschap kan ten dele worden aangeleerd. Het is een ervaringsvak.
7.
Simulaties kunnen de praktijk goed benaderen. Wat doet uw school op dit terrein
8.
Projecten worden gezien als aanjagers, opgedane kennis moet worden gedeeld. Hoe krijgt dit binnen uw school vorm?
9.
Zijn er succesfactoren te definiëren waarmee het aantal startende ondernemers kan worden vergroot?
10. Heeft u ervaringscijfers van het aantal leerlingen dat een bedrijf start tijdens of na de opleiding? 11. Wordt er binnen de loopbaanoriëntatie aandacht gegeven aan ondernemerschap?
45
9
Bronnenlijst
Algemeen Ike Overdiep, Erwin van Rooijen, Hans Slijp, Jan-Willem Vos Onderwijs en ondernemerschap, Nulmeting 2007 Den Haag, januari 2008, B&A Consulting, 56 p. Ten years entrepreneurship policy: a global overview January 2009 EIM business & Policy Research Buyens, D. e.a. 79 p. Startende ondernemers in Vlaanderen: een verkennend onderzoek. Onderzoek in het kader van het VIONA-onderzoeksprogramma 2002. Vlerick Leuven Gent Management School. 19 p. Dijk, K. van, Pen, C.-J., & Hendriks, Y. Ondernemerschap in wijk en stad. Kortlopend STIP-onderzoek 2008. Ingediende vragen, onderzoeksaanpak, resultaten. Den Haag, Nicis, 31 juni 2008. 32 p. José Bal et al. Ondernemerschap in het primair en voortgezet onderwijs, EIM, Zoetermeer, 2007 Kamer van Koophandel Nederland Oprichting en opheffing van bedrijven in Nederland. Bedrijvendynamiek 2006. Den Haag/Woerden, september 2007. 29 p. Kenniscentrum Handel Adviesdocument ondernemendheid en ondernemerschap. Juni 2008 DownloadenAdviesdocument ondernemendheid en ondernemerschap Nicis Samenvatting economisch beleid steden. Conclusies onderzoek. Den Haag. 3 p. Rooden, M. van, & Runhaar, P. Het veld in. Ondernemerschap stimuleren in de groene sector. Den Bosch, KPC Groep, 2005. 20 p. Kamp, J.
46
‘Van ondernemend naar ondernemer’ Verkenning naar de stand van zaken inzake onderwijs en ondernemerschap in het groen onderwijs. Dronten, november 2004. Praag, M. van Oratie Ondernemerschap en Organisatie Universiteit van Amsterdam, 2006 Praag, M. van; Cardia F. Onderwijs en ondernemerschap in Nederland Faculty of Economics and Business, UvA 2006. Sawo, S. Ondernemen is booming! Onderzoek naar het stimuleren en faciliteren van Jong Ondernemerschap in Rotterdam. Rotterdam, Hogeschool INHolland, School of Economics, 27 juni 2007. 98 p. Wil IJzereef Succesvol kleurrijk ondernemerschap Den Haag, Haagse Hogeschool, Lectoraat Ondernemen en Innoveren, 2008, 119 pag. Eijssen, R.W. (2004), Ondernemerschap in curriculum hoger onderwijs. Den Bosch, KPC Groep. Hoekstra, H.A. & E. van Sluijs (1999): Management van competenties - Het realiseren van HRM. Assen: van Gorcum. Kamp, J. (2004), Van ondernemend naar ondernemer, onderzoek in opdracht van LNV – DWK, Dronten: Q-point BV. Kets de Vries, Manfred F.R. (1996), Organisatieparadoxen, Schoonhoven: Academic Service Kets de Vries, Manfred F.R., (2004), Leiderschap ontraadseld, Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds. PiMedia (2002), Coachen op gedrag en resultaat, Utrecht: PiMedia. Runhaar, P. & R. Rijken (2002), Competentieontwikkeling: het noodzakelijke voorwerk, Den Bosch: KPC Groep. Runhaar, P. & R. de Visser, K. de Doelder & R. Bolsius (2005) ROC’s veranderen? Dat vraagt om ondernemerschap!, Den Bosch: KPC Groep.
47
Vries, de C. & M. Hooch Antink (2001), Naar competentiegericht veehouderijonderwijs, rapportage van een verkenning t.b.v. 'Groene klas 2004', Kessels & Smit. Artikel: Hoe komen we van probleemwijken tot prachtwijken? Het vliegwiel ondernemerschap door dr. J. Meijaard en A.M. Brand Tweede Kamer der Staten Generaal Kunstvakonderwijs. Aansluiting kunstvakonderwijs op de arbeidsmarkt. Bron: http://www.minocw.nl/documenten/107213.pdf Kamerbrief van 16 maart 2009 Tweede Kamer der Staten Generaal Voortgangsrapportage Programma onderwijs en ondernemerschap. Met bijlage: Toegekende projecten FES projecten ‘Offensief voor ondernemerschap in het onderwijs’. 19 november 2008. 13 p.
Hoger (Beroeps) onderwijs Saxion The Saxion case. Artikel over Saxion Kenniscentrum Innovatie en Ondernemerschap (SKIO). Deventer, Saxion, 2006 http://saxion.nl/bedrijven-instellingen/skio/scio-algemeen
ROC’s Horizoncollege Bouwstenen voor ondernemerschap. De nieuwe competentiegerichte en afdelingsoverstijgende ondernemersopleiding. Voor startende ondernemers. Alkmaar, Horizoncollege. Compatibiliteitsmodus http://www.horizoncollege.nl/ Kenniscentrum Handel Ondernemerschap. Compatibiliteitsmodus presentatie 27 januari 2009 www.kchandel.nl ROC van Amsterdam Het Ondernemerscollege. Leergang praktisch ondernemen. Amsterdam, ROC van Amsterdam. Compatibiliteitsmodus presentatie 27 januari 2009 http://www.rocva.nl/sf/sf.cgi?20017 ROC van Amsterdam Het Ondernemerscollege. Minor ondernemerschap. Amsterdam, ROC van Amsterdam. Compatibiliteitsmodus presentatie 27 januari 2009
48
http://www.rocva.nl/sf/sf.cgi?20017 ROC Eindhoven MBO-certificaat ondernemerschap. Looptijd januari 2008 tot 31 december 2010 Eindhoven, ROC Eindhoven. Compatibiliteitsmodus presentatie27 januari 2009 http://www.roceindhoven.nl/ ROC Eindhoven De werkondernemer. Eindhoven, ROC Eindhoven. Compatibiliteitsmodus presentatie 27 januari 2009 http://www.roceindhoven.nl/ ROC Flevoland Ondernemen(d) in Flevoland. Almere, Coolege4business ROC Flevoland. Compatibiliteitsmodus presentatie 27 januari 2009 http://website.rocflevoland.nl/ ROC Tilburg Project Startpunt Tilburg, ROC Tilburg. Compatibiliteitsmodus presentatie 27 januari 2009 http://www.roctilburg.nl/main.php ROC Zadkine en Lava Legato Development Best Seller Rotterdam, ROC Zadkine, december 2008 http://www.zadkine.nl/ http://www.lava-group.com/index.php?oid=31 www.lava-group.com/doc/Jurybijeenkomst_BestSeller.ppt
Voortgezet onderwijs en primair onderwijs Bal, J. e.a. Ondernemerschap in het primair en voortgezet onderwijs. Zoetermeer, EIM, september 2007. 56 p. Julsing, A., Wijnand, J., & Raalte, M. van Keuze van belang. Loopbaanoriëntatie in de onderbouw van het VMBO in de gemeente Den Haag / Regio Haaglanden. Leeuwarden, LDC Advies, 23 november 2007. 111 p. Schuurmans, M. e.a. “We bouwen geen zandkastelen, maar forten van kennis en creativiteit”. Ontwerp van een ondernemende school. Sectorraamwerk voor primair en voortgezet onderwijs bij de Subsidieregeling ondernemerschap en onderwijs 2007. Partnership Leren Ondernemen / Ontwerpbureau De Educatieve Stad, mei 2007. 20 p.
49
Westhof, F.M.J. Aandacht voor ondernemerschap in HAVO en VWO. Zoetermeer, EIM, juni 2005. 34 p. Onderwijs en Ondernemerschap, Nulmeting 2007
50
Geraadpleegde sites Codename Future http://www.codenamefuture.nl/?ID=285 Albedacollege Rotterdam Het project ‘Ambachtelijk Ondernemerschap’ http://www.ambachtelijkondernemerschap.nl/ Calvijn Business School Folder Business School: http://www.calvijnonline.nl/cms/business/images/PDF/Maarten%20Luther%20BS_gm.pdf Leerlingen over de Business School: http://www.calvijnonline.nl/cms/business/index.php?option=com_content&task=blogcateg ory&id=17&Itemid=44 Hogeschool INHolland minor ondernemen http://www.inholland.nl/Studiekeuze/Studeren+bij+INHOLLAND/Minor+Ondernemen/ Hogeschool Rotterdam lectoraat ondernemen http://www.hogeschool-rotterdam.nl/page.html?id=68452 Nova College Amsterdam (deelschool van Esprit Scholengroep) Visie op ondernemend zijn: http://www.nova.espritscholen.nl/dynamic/media/9/files/Ondernemend.pdf Ondernemersacademie ROC ASA Amsterdam http://www.ondernemersacademieamsterdam.nl/ Partnership Leren Ondernemen Overzicht subsidies ondernemerschapprojecten. Subsidies aan Centres of Entrepeneurship, ROC’s en scholen voor voortgezet onderwijs. www.lerenondernemen.nl Start je eigen bedrijf in de Ondernemersacademie ID College Zoetermeer http://www.idcollege.nl/website/text/wat_doet_/MBO_opleidingen/economie/ondernemen_ en_managen/Ondernemersacademie.pdf Stichting Jong Ondernemen http://www.jongondernemen.nl/ Student ondernemer Prijs voor voltijds studenten die ook (mede)eigenaar van een onderneming zijn. http://www.studentenondernemersprijs.nl/
51
Utrechtse Ondernemers Academie www.uoa.nu VMBO Business School http://www.overleren.nl/VMBObusinessschool.html Zadkine Ondernemen www.zadkine-ondernemen.nl
Geïnterviewde personen: -
Peter ter Beek: Lift Off Startersbegeleiding, Achterbos 45, 3645 CA Vinkeveen 0297266785
-
Mevrouw N. El Amraoui, Bureau Zelfstandigen
-
Huub van den Haselkamp coördinator Bureau Zelfstandigen Utrecht Gemeente Utrecht, t Goylaan 127, Utrecht, 030-2868010
-
Henk Vink, Jong Ondernemen, 070 3490150,
[email protected]
-
Johan Douwes, Utrechtse Ondernemers Academie, 030-2363430,
[email protected]
-
Marianne Schuurmans, Educatieve stad,
[email protected]
-
Ger Bennenbroek, coördinator initiatief ‘werk aan de winkel’, ROC ter AA, 0492507900
-
Marieke van Halm, projectleider Leren en werken, ROC Albeda, Van Blommensteynweg 75, 3087 BV Rotterdam
-
Claus Hoekstra, College van Bestuur Projectleider Ondernemen ROC Midden Nederland, Kretadreef 61, 3562 VA Utrecht
-
KIWI Media: startende ondernemer Arjan van Meer, www.kiwimedia.nl, Goeman Borgesiuslaan 77, 3515 ET Utrecht
-
Tim Oldeman, startende ondernemer
-
Paul Luijting, Team MotiFivea, startende ondernemer
-
Maarten Bun, startende ondernemer
-
Margje Visser, Het Ondernemers Instituut Leeuwarden, Icarusweg 4, 8938 AX Leeuwarden, 058-2803144
-
Gina Keetman, projectleider ondernemen, Drenthe College,
[email protected]
-
Theodor van der Velde, directeur SKIO, Saxion Kenniscentrum Innovatie en Ondernemerschap, Enschede/Deventer
-
Lennie Kloppenburg, onderwijskundig medewerker KC Handel
-
Simon Snel, Afdeling Personeelsontwikkeling, Hogeschool van Rotterdam
52
Interessante Initiatieven: -
Oproep deelname virtuele kenniskring Ondernemend Leraarschap: Ondernemend gedrag is leraren niet vreemd. Ook in de dagelijkse beroepsuitoefening wordt er een beroep gedaan op ondernemende kwaliteiten. De vraag is: wat verstaan we onder het begrip ondernemend leraarschap en hoe is de uiting hiervan in de dagelijkse beroepsuitoefening? Met de deelnemers aan de kenniskring gaan we hiernaar op zoek. Wie heeft interesse om hieraan deel te nemen? Stuur dan een email naar
[email protected]. U ontvangt dan zo spoedig mogelijk bericht van Wiebe Houkamp, regiomedewerker Zuid-West.
-
Week van de ondernemer: Dit jaar vindt de Week van de Ondernemer plaats op 7, 8 en 9 april in de Jaarbeurs Utrecht: http://www.mkb.nl
-
Startersbeleid kan goed zijn voor economie publicatie CPB Document 180, Relation entry, exit and productivity; An overview of recent theoretical and empirical literature
-
Centrum voor Ondernemerschap en Innovatie: http://www.cvoi-utrecht.nl/
-
CASE Amsterdam centrum voor ondernemerschap
-
Burgemeester Job Cohen presenteerde op donderdag 12 juni tijdens de bijeenkomst ‘Mixed Zone' in Amsterdam het eerste exemplaar van de publicatie Ondernemersvuur. Hierin staan 49 inspirerende verhalen over de succesvolle gang die (voormalig) studenten van de Universiteit van Amsterdam (UvA) maakten van de collegebanken naar een eigen bedrijf. De publicatie Ondernemersvuur is te koop in alle vestigingen van boekhandel Selexyz in Amsterdam. Kosten: € 4,95.
-
Stichting New Venture stimuleert innovatief ondernemerschap in Nederland. In tien jaar tijd zijn meer dan 1000 ondernemers naar de start geholpen. De mogelijkheden die New Venture biedt, zijn in de vorm van een wedstrijd gegoten om kwaliteit en interactie te stimuleren. www.newventure.nl
-
Artikel in Trouw (Online): “Talent tegengewerkt op school”. In dit artikel doet een scholier haar beklag over het feit dat zij geen vrij krijgt voor het in ontvangst nemen van de prijs voor meest veelbelovende ondernemer terwijl een andere leerling wel vrij krijgt voor topsportactiviteiten. In dit artikel wordt gepleit voor zogenaamde Lootscholen voor ondernemende toptalenten, vergelijkbaar met zoals dit nu voor topsporters is opgezet. Zie voor de volledige tekst: http://www.trouw.nl/onderwijs/opinie/trouwblogs/article2748825.ece/Talent_tegenge werkt_door_school.html
53