ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief Onderzoeksdag 27 februari 2008
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen vzw Lange Nieuwstraat 55 | B-2000 Antwerpen | T +32 3 212 16 75 | F +32 3 212 16 81 | E
[email protected] www.associatie-antwerpen.be
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
2
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Onderzoek en industrie: partners met toekomstperspectief
Binnen de Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen (AUHA) wordt er heel wat onderzoek gedaan waarvan de resultaten of de onderzoeksactiviteiten zelf interessante opportuniteiten bieden voor bedrijven. Met name de complementariteit tussen de onderzoekscompetenties aan de universiteit en de hogescholen crëeren bijzonder interessante kansen voor meer en betere samenwerking met het bedrijfsleven. De tweede AUHA-onderzoeksdag wil deze onderzoeksactiviteiten en –resultaten ruimer kenbaar maken. Tegelijk wil de associatie haar beleidsvisie inzake onderzoek toelichten: het Integrale Onderzoeksconcept waar zowel fundamenteel en strategisch basisonderzoek als toegepast onderzoek en de valorisatie in nieuwe producten en diensten hun plaats hebben. Tot slot zullen ook stimulansen voor samenwerking tussen ondernemingen en kennisinstellingen aan bod komen, met specifieke aandacht voor de beschikbare financieringskanalen. Centraal tijdens deze Onderzoeksdag staan de concrete goede voorbeelden van samenwerking tussen vorsers vanuit de AUHA en bedrijven. De keuze voor de thema’s werd geïnspireerd door de strategische (innovatie)clusters die de Vlaamse Raad Voor Wetenschapsbeleid (VRWB) definieerde. Hierbij werd geopteerd voor thema’s die bijzonder relevant zijn voor de socio-economische omgeving van de AUHA - de regio Antwerpen met haar sterk industriële weefsel en wereldhaven - en nauw aansluiten bij de analyses in het Routeplan 2012 van Voka - Kamer van Koophandel Antwerpen – Waasland. - Thema 1: haven/logistiek/mobiliteit - Thema 2: zorgtechnologie/ambient technology/ICT - Thema 3: nieuwe materialen/nanotechnologie/verwerkende industrie - Thema 4: milieu/duurzaamheid/ecologie Naast het beperkte aantal cases van de themasessies, worden er nog verschillende andere goede voorbeelden van samenwerking (op de meest uiteenlopende onderzoeksdomeinen) voorgesteld op de posterbeurs. Hierbij komen ook de professionele opleidingen aan bod. Een selectie van de samenwerkingsverbanden tussen het bedrijfsleven en de AUHA werd gebundeld in deze brochure. Op die wijze kan het effect van deze onderzoeksdag verder in de tijd uitdeinen tot een breed perspectief. Josse Van Steenberge Voorzitter Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
3
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
4
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
INHOUDSTAFEL Onderzoek en industrie: partners met toekomstperspectief ......................................................................3 aB³: de finalisering - Tetravalideringsproject..............................................................................................7 Aërobe granulaire slibtechnologie .............................................................................................................9 Antwerp Drug Discovery Network (ADDN) ..............................................................................................10 Automatische Bijsluiter Optimalisator: een auteursomgeving voor de correctie en productie van bijsluiterteksten (ABOP).....................................................................................................................11 Bepalen van het optimale bewegingstraject van de ergonomische voetsteun in de M² collectie............13 Bodemsanering van VOCL (vluchtige organochloorverbindingen) - kernzones met (bio)tensiden..........14 BRITE-Oil - Bachelor Research for Innovative Technology and Education .............................................16 The Butler................................................................................................................................................17 CalcUA supercomputer: “modelling in scientific computing”....................................................................18 CCR.........................................................................................................................................................19 Combinatie Ultracapaciteiten met Batterijen voor stationaire en niet-stationaire toepassingen..............20 (Eco)toxicologische karakterisatie van nieuwe stoffen voor productie van halfgeleiders.........................22 Evaluatie van de mogelijkheden van (laser ablation) inductief gekoppeld plasma – massaspectrometrie voor de accurate en precieze bepaling van spoorgehaltes aan de platina-groep elementen (PGMs) .......................................................................................................23 Flexpo³: Flexibel positioneersysteem voor het vrijleggen, reinigen en analyseren van kunstwerken ......25 FlexRay: Het In-Vehicle netwerk van de toekomst ..................................................................................27 Fysieke fixatie in Antwerpse ziekenhuizen ..............................................................................................28 Gravital ....................................................................................................................................................29 HAGAR – Hoogwaardige Alternatieve Grondstoffen door Afval Recyclage ............................................30 De implementatie en het gebruik van het elektronisch zorgdossier in de residentiële ouderenzorg........31 Integrated Port Operations Optimisation .................................................................................................33 Inventarisatie en vergelijking van de milieuaspecten van producten, gebruikt in de catering bij vliegtuigen .....................................................................................................................................34 Invloed van de ontwerpmethode en de mengselsamenstelling op de rafelingsgevoeligheid van Splitmastiekasfalt (SMA) (Tetrafondsproject).....................................................................................35 Invloed van het gebruik van bindmiddel van asfaltpuingranulaat op de duurzaamheid van asfaltmengsels en op healing in het bijzonder ...................................................................................37 LADI WITEPA..........................................................................................................................................39 Lerende netwerken Maatschappelijk Verantwoord Ondernemerschap: duurzaam veranderen..............40 Life project: ECOTEC STC ......................................................................................................................41 Live ondertitelen met spraakherkenning. Procesanalyse en procedure voor kwaliteitsverbetering. ........42 LocON - Platform for an inter-working of embedded localisation and communication systems...............44 Matlab Distributed Computing Engine and United Devices GridMP ........................................................45 Mapping of toxic vapors on board of chemical tankers............................................................................46 Metaalschuim als koelmateriaal...............................................................................................................47 Metamodellering in elektromagnetisme ...................................................................................................48 Microbellenafscheiders............................................................................................................................49 Nagasoils - Nevenstromen Aan Glycerol in Alcohol Specialties Omzetten In Levende ...........................50 Systemen. Bioconversie van ruwe glycerol tot 1,3-propaandiol...............................................................50 NANO Oxide Project................................................................................................................................53 NANOVAX ...............................................................................................................................................54 Non-linear Microwave Semiconductor Charaterisation for low-cost satellite terminals (NLMSC for LCST).............................................................................................................................55 Object detectie en reconstructie ..............................................................................................................56 Ondervoeding en risico op ondervoeding in de thuiszorg. Een prevalentieonderzoek in Antwerpen-Noord...............................................................................................................................57 Onderwater Akoestische Digitale Communicatie.....................................................................................58 Onderzoek naar toepassingen voor accelerometer (1999-2001).............................................................59 Ontwerp van meerdimensionale digitale filters ........................................................................................60 Ontwikkeling van een array-gebaseerde MLPA methode voor de opsporing van microdeleties en duplicaties bij mentaal gehandicapten ...............................................................................................61 Ontwikkeling van methodologieën voor de toepassing van nieuwe generatie sequentieanalyse technologieën in complexe genomen.................................................................................................62 Optimalisatie van de afdichting in bandendruksensoren - Sealing Optimization in Tyre Pressure Measuring Systems ...........................................................................................................................63
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
5
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Het optimaliseren van het ontladen van katalysator korrels uit een reactor door een perslucht / vacuüm combinatie .........................................................................................................................................64 Pakketverlies in multiplexermodellen.......................................................................................................65 PI²-POWER Gebruik van Pure Plantaardige brandstoffen in motoren en hydraulische aandrijvingen. ...66 Risico-evaluatie van chemische stoffen - Effectbepaling en monitoring ..................................................67 Roestvorming in ballasttanks aan boord van koopvaardijschepen ..........................................................68 Rolwagenbesturing voor mensen met ongecontroleerde motoriek (CTG)...............................................69 Schoolgaande kinderen en fijn stof; een niet-stigmatiserende bescherming! ..........................................70 Software Evolution, Refactoring, Improvement of Operational & Usable Systems (SERIOUS) .............71 Synthese en karakterisatie van submicron metaaloxide coatings............................................................72 Thermische karakterisatie van chemische reacties .................................................................................73 TNAV .......................................................................................................................................................74 Het toewijzen van containers aan straddle carriers op een container terminal........................................75 TRIAS thermal tuning ..............................................................................................................................76 VALID (variabel debiet in thermische kringen valideren) .........................................................................77 Virtual instrumentation for embedded systems........................................................................................78 Vision Intelligence in Container Terminals...............................................................................................79 Een webgebaseerd multimodaal beslissingsmodel .................................................................................80
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
6
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
aB³: de finalisering - Tetravalideringsproject onderwijspartner(s)
Hogeschool Antwerpen, Dept. IW, Opleiding IW:BK en Dept. BLS
partnerinstelling(en)
. .
OpzoekingsCentrum voor de Wegenbouw Agentschap Infrastructuur, afdeling Wegenbouwkunde, Vlaams Ministerie Mobiliteit en Openbare Werken IWT-Vlaanderen
bedrijfspartner(s)
. . . . . . . . . . . .
Recybit NV Benelux Bitume ivzw Grizaco NV CORC NV RCO NV Stad Antwerpen BEVAD vzw COPRO vzw Hoogmartens NV Gemeente Beveren BVA NYNAS AB
probleemstelling
Het aB³-concept, een structurele wegopbouw waarvan de fundering uit een mengsel van verkleinde bitumineuze dakafdichtingsbanen en asfaltpuingranulaat bestaat is een realisatie van de onderzoeksgroep “asfalt, bitumineuze bindmiddelen en secundaire grondstoffen” van de opleiding Bouwkunde. Het aB³-concept is het eindproduct van drie opeenvolgende Hobufondsprojecten. De overheid en industriële partners zien aB³ als veelbelovende ontwikkeling: secundaire grondstoffen worden gebruikt in een nieuwe toepassing als funderingsmateriaal. Een echte doorbraak blijft echter uit, mede door de openbaarheid van dit concept. Wie eerst toepast, draagt de ontwikkelingskosten. Een toepassing zou versneld kunnen worden wanneer de eigenschappen en de toestand van de reeds aangelegde proefvakken gekend zijn en de lagetemperatuureigenschappen eerst verkend en wellicht verbeterd worden. Daarnaast pleit men voor betere communicatie over aB³ gezien de resultaten enkel bekeken worden vanuit de kant van de aannemers. Er is een groot tekort aan bekendheid bij opdrachtgevers. In 2001 en 2006 werden proefvakken aangelegd respectievelijk te Antwerpen en te Beveren. Er is nood aan een valorisatie van de mechanische toestand van deze weguitvoeringen.
doelstelling
Dit project beoogt de technische en economische valorisatie van het aB³-concept: de lagetemperatuureigenschappen en healingeigenschappen worden onderzocht. Zowel het aB³-product als het aB³-concept (volledige wegopbouw) wordt bedrijfs-economisch berekend. Deze berekeningen worden ondersteund door monitoring gegevens van de proefvakken en een kort experimenteel programma. Als laatste zal in dit project de communicatie en informatieverspreiding gefinaliseerd worden door het opstellen van een communicatieplan en uitvoering ervan.
aanpak
Dit project zal gebruik maken van de resultaten bekomen uit drie eerder uitgevoerde Hobufondsprojecten en diverse eindwerken met aB³ als onderzoeksonderwerp. Deze resultaten, die voornamelijk ontwerpexperimenten beschreven, kunnen nu getoetst worden aan de toestand van in situ proefvakken aangelegd in 2001 en 2006. De monitoring ervan via deflectie- en radarmetingen wordt uitgevoerd door het MOW, de verkeerstellingen door de gemeente Beveren. In het eigen onderzoekslabo worden bijkomende - aanvullende - experimenten uitgevoerd teneinde een volledig beeld te bekomen van het gedrag van aB³ bij lage, gemiddelde en hoge temperaturen. Dit mechanisch gedrag wordt namelijk gebruikt in de dimensionering van een weg. Op basis van de technische gegevens en de monitoring wordt het aB³ bedrijfseconomisch geanalyseerd. Met de resultaten bekomen uit de technische en economische validering wordt een communicatieplan uitgewerkt en uitgevoerd door het departement BLS. Het project wordt begeleid door een gebruikerscommissie samengesteld uit bedrijven, kenniscentra, de betrokken partners uit de vorige projecten en de overheden. Hierdoor heeft dit project een stevige draagkracht en kans tot succes.
resultaten
De monitoring van de proefvakken en de mechanische testen wijzen uit dat aB³, aangelegd te Antwerpen en te Beveren, een duurzaam funderingsmengsel is. Het project bevindt zich nu in de economische validering.
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
7
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
implementatie en valorisatie
Aangezien het project begeleid wordt door een commissie bestaande uit producenten, verwerkers, opdrachtgevers, de overheid, een controleorganisme en studiebureaus, heeft het project een stevige basis voor implementatie. Wanneer dit project uitwijst dat aB³ geschikt is als funderingslaag in de wegenbouw, zal het standaardbestek, gebruikt als standaardtekst voor de keuze en aanleg van wegen in Vlaanderen, aangepast worden opdat dit mengsel toegepast kan worden.
contactgegevens
Wim Van den bergh Hogeschool Antwerpen Departement IW, Opleiding IW:BK Paardenmarkt 92 2000 Antwerpen
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
8
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Aërobe granulaire slibtechnologie onderwijspartner(s)
Karel de Grote-Hogeschool, departement Industriële Wetenschappen en Technologie (IWT)
partnerinstelling(en)
BIT
bedrijfspartner(s)
TNAV
probleemstelling
De meeste aërobe afvalwaterzuiveringsinstallaties worden gekenmerkt door enkele nadelen : een hoge surplus slibproductie, een kleine flexibiliteit naar organische belastingen toe, een grote oppervlaktebehoefte voor de reactoren (vooral voor de bezinkers) en een relatief lage volumetrische omzettingscapaciteit (0,5 tot 2 kg COD/m³.dag) . De toepassing van de aërobe granulaire slibtechnologie kan een antwoord bieden op deze nadelen. De aërobe granulaire slibtechnologie is echter tot op dit moment alleen toegepast voor synthetische afvalwaters en dit in gefluïdiseerde reactoren. Daarom wordt in dit onderzoeksproject getracht de granulaire slibtechnologie toe te passen op industriële afvalwaters en dit in conventionele batchreactoren.
doelstelling
De concrete doelstellingen die met dit project beoogd worden zijn: 1 De vorming van aëroob granulair slib bij industriële afvalwaters in gefluïdiseerde reactoren op laboschaal. 2 De vorming van aëroob granulair slib bij industriële afvalwaters in conventionele batchreactoren op laboschaal. 3 De vorming van aëroob granulair slib bij industriële afvalwaters in conventionele batchreactoren op pilootschaal. 4 De vorming van aëroob granulair slib bij industriële afvalwaters in conventionele batchreactoren op full-scale. 5 Het vastleggen van de noodzakelijke voor- en/of nabehandelingen om tot een loosbaar effluent te komen. 6 Het bepalen van de haalbare organische belastingen in vergelijking met deze in reactoren met vlokvormig slib. 7 Het bepalen van de simultane koolstofoxidatie, nitrificatie en denitrificatiekapaciteit. 8 Het vastleggen van een regelalgoritme om beter bezinkbaar slib te komen.
aanpak
Het onderzoek zal verlopen in verschillende fases; van labo-fase over pilootplant fase naar fullscale installaties. Dit onderzoek is een “collectief onderzoeksproject” uitgevoerd door het labo BIT samen met TNAV (Thematisch Netwerk Afvalwaterzuiveringstechnologie Vlaanderen).
resultaten
De competentieverhoging is gelegen op verschillende vlakken: 1 De kennis van de procesomstandigheden om aëroob granulair slib te bekomen. 2 De kennis van de procesomstandigheden om beter bezinkbaar slib te bekomen. 3 De kennis van de procesomstandigheden om simultane koolstof/nitrificatie en denitrificatie uit te voeren. 4 De kennis van de procesomstandigheden om dit te bereiken bij industriële afvalwaters. Het bedrijfsbereik omvat immers de goed biodegradeerbare, de minder goed biodegradeerbare en de inhiberende en/of recalcitrante afvalwaters. 5 De kennis van de procesomstandigheden van de voor- en/of nabehandeling om tot een loosbaar effluent te komen. 6 Een regelalgoritme om tot beter bezinkbaar slib te komen.
implementatie en valorisatie
Deze competentieverhoging zal op korte termijn leiden tot een optimalisatie van de afvalwaterzuiveringsinstallaties in het binnenland. Op langere termijn zal dit leiden tot betere en goedkopere afvalwaterzuiveringsinstallaties waardoor de competitiviteit van de TNAV leden op internationaal vlak verhoogd wordt.
contactgegevens
Luc Geuens Karel de Grote-Hogeschool departement IWT Salesianenlaan 30 2660 Antwerpen
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
9
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Antwerp Drug Discovery Network (ADDN) onderwijspartner(s)
Universiteit Antwerpen . Laboratorium voor Medicinale Chemie . Laboratorium voor Microbiologie, Hygiëne and Parasitologie (LMPH) . Laboratorium voor Medische Biochemie
partnerinstelling(en) . .
Internationale non-profit organisaties WHO-TDR, DNDi
bedrijfspartner(s)
Meerdere industriële samenwerkingen (onder confidentialiteitsovereenkomst)
probleemstelling
Toegevoegde waarde ADDN: - Hit-to-lead en lead optimalisatie projecten (kanker, diabetes, infectieziekten) - In vitro en in vivo screening/evaluatie in het domein van infectieziekten
doelstelling aanpak
-
Aanbrengen van kwaliteitsvolle leadverbindingen voor infectieziekten Onderzoek naar innovatieve peptidase inhibitoren (infectieziekten, diabetes, kanker…)
Expertise in: - Medicinale chemie - Evaluatie (in vitro, in vivo) van verbindingen in het domein van de infectieziekten - Biochemisch onderzoek (focus op peptidasen) Gedetailleerde wetenschappelijke invullingen van samenwerking werden vastgelegd in samenwerkingsovereenkomsten afgesloten met specifieke bedrijven Fee for service behoort tot de mogelijkheden, maar andere samenwerkingsovereenkomsten zijn ook mogelijk.
implementatie en valorisatie
-
contactgegevens
Afspraken rond intellectuele eigendom en te volgen valorisatiestrategie werden vastgelegd in samenwerkingsovereenkomsten afgesloten met specifieke bedrijven Verscheidene patent aanvragen
Jurgen Joossens Universiteit Antwerpen
[email protected] http://www.addn.be
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
10
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Automatische Bijsluiter Optimalisator: een auteursomgeving voor de correctie en productie van bijsluiterteksten (ABOP) onderwijspartner(s)
. . . .
partnerinstelling(en)
Hogeschool Antwerpen, departement Toegepaste Taalkunde (HIVT) (Hoofdaanvrager) Hogeschool Gent, departement Vertaalkunde, LT3 Language and Technology Team (Medeaanvrager) Universiteit Antwerpen, CNTS, departement Taalkunde (wetenschappelijke peter) Katholieke Universiteit Leuven, Faculteit Farmaceutische Wetenschappen, Onderzoekscentrum voor Farmaceutische Zorg en Farmaco-economie (wetenschappelijke peter)
IWT (Tetra-project nr 70103)
bedrijfspartner(s)
Farmaceutische bedrijven: . Biodiphar . Econophar . Fondation Belge pour la recherche Servier . Fresenius Kabi . Galderma Belgilux nv . Novartis Consument Health nv . Wyeth Pharmaceuticals Dienstverlenende sector: . Algemene Pharmaceutische Bond (APB) . GCTranslations . MediLingua BV . Miles Group nv . Missing Link . MPI bvba . Synergetics nv/sa . Vereniging van coöperatieve apotheken in België . Vlaams Patiëntenplatform vzw . Yamagata Europe
probleemstelling
Einde 2005 werd door het wetenschappelijk instituut van de Duitse AOK (Allgemeine Orts Krankenkassen) bij 1900 verzekerden een onderzoek gedaan naar hun houding tegenover bijsluiters. Een greep uit de resultaten leert dat de overgrote meerderheid de bijsluiter een belangrijke bron van informatie vindt en hem ook leest. Toch voelt één op drie verbruikers zich verontrust door het lezen van de bijsluiter en 28% geeft toe een geneesmiddel gestopt of niet genomen te hebben op basis van de bijsluiter; 42 % vindt de tekst te lang, 20% vindt hem volledig onverstaanbaar en 17% vindt de lettergrootte te klein. Met de resultaten van dit onderzoek verbindt het wetenschappelijk instituut van AOK de eis tot een leesbaardere en begrijpelijke bijsluiter. Aangezien de bijsluiterteksten in alle Europese landen zeer gelijkend zijn, kunnen we ervan uitgaan dat een dergelijk sociologisch onderzoek in andere landen vergelijkbare resultaten zou opleveren. Dit onderzoek bevestigt ook de resultaten van gelijkaardig onderzoek dat doorgevoerd werd in Vlaanderen (Vander Stichele R., Impact of written drug information in patient package inserts. PhD Thesis, Universiteit Gent, 2004 pp.31-37). Naast dit sociologisch onderzoek wijst ook het eigen empirische onderzoek dat aan dit project voorafging, dat er nood is aan een optimalisering van de bijsluiterteksten. Ook de overheid is zich bewust van de noodzaak van een goed leesbare en gemakkelijk toegankelijke bijsluiter en heeft in de loop van de laatste 20 jaar verschillende initiatieven genomen met het doel de kwaliteit van die teksten te verzekeren. Ondanks richtlijnen en aanwijzingen blijft de kwaliteit van de bijsluiter echter ondermaats en stelt de redactie en vertaling van die tekst bedrijven en dienstverleners voor problemen. Vooral door de verplichting om een doelgroep van patiënten te consulteren zijn de bedrijven zich bewust geworden van de nood aan externe ondersteuning bij de kwaliteitsverbetering van de tekst en het opstellen en doorvoeren van leesbaarheidstesten. De nood aan ondersteuning door externe kennis bij de doelgroep (farmaceutische bedrijven en dienstverleners) en de expertise op het vlak van taaltechnologie en op vlak van leesbaarheidsonderzoek van bijsluiterteksten bij de aanvragers hebben geleid tot het tot stand komen van dit projectvoorstel.
doelstelling
Doelstelling van het project is de ontwikkeling van een Automatische Bijsluiter Optimalisator. Dit is een auteursomgeving (software-prototype) voor de productie van nieuwe bijsluiterteksten en voor het adapteren van reeds bestaande. De doelstelling is om sneller tot een consistentere en leesbaardere bijsluiter te komen. De ABOP moet de auteur niet alleen leiden in de keuze van allerlei vormelijke aspecten, maar moet hem ook bijstaan op inhoudelijk vlak en voor drie knelpunten een oplossing bieden. De ABOP moet zorgen voor reductie van overbodige herhalingen,
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
11
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
het vermijden van vakterminologie, en het duidelijk percipieerbaar maken van informatie, instructies en risicowaarschuwingen. aanpak
De optimalisator wordt gedragen door taaltechnologische software: door het gebruik van “shallow parsing” software gebeurt een syntactische en semantische analyse van de bijsluitertekst. De robuuste analyse van de tekst op woord- en zinsniveau laat ons toe te redeneren over wie?, wat?, waar?, hoe?, etc. (“shallow understanding”) Deze opbouw van tekstbegrip is cruciaal om te komen tot o.a. de intelligente automatische detectie van redundantie, de automatische detectie van risicowaarschuwingen in contrast met informatieve taalhandelingen. De bovengenoemde bedrijven vormen samen de gebruikerscommissie van het project. Deze gebruikerscommissie zal drie à vier maal per jaar vergaderen. Die vergaderingen verlopen volgens de voorschriften van het IWT. Daarbuiten zal er voor verschillende facetten van het project samenwerking tot stand komen met afzonderlijke bedrijven. Enkele voorbeelden: De farmaceutische bedrijven leveren op de eerste plaats het materiaal voor het onderzoek en wijzen op specifieke noden. Twee van de bedrijven (MPI en MediLingua) houden zich specifiek bezig met het doorvoeren van leesbaarheidsteksten; het is de bedoeling dat op dit vlak een dialoog ontstaat tussen verschillende benaderingen. Het Vlaams Patiëntenplatform zal de onderzoekers in contact brengen met patiëntendoelgroepen. Vertaalbureaus zullen de tekst benaderen vanuit zijn vertaalbaarheid.
resultaten
Een auteursomgeving (een software-prototype), die de auteur begeleidt en bewaakt zowel bij het genereren van nieuwe bijsluiterteksten als bij het adapteren van reeds bestaande in het kader van de nationale registratie. . Wanneer auteurs en overheid dezelfde omgeving hanteren, worden de resultaten objectief vergelijkbaar (strategisch belang) en verlopen zowel redactie als registratie sneller. . Door het gebruik van deze auteursomgeving komt men sneller tot een betere, d.i. consistentere en patiëntvriendelijke bijsluiter. Hierdoor worden medische problemen ten gevolge van therapieontrouw of verkeerde inname vermeden. . Het gebruik van de auteursomgeving zal tot betere resultaten leiden bij de verplichte consultatie van patiëntendoelgroepen en op deze manier tot een snellere goedkeuring door de overheid. Hoe gunstiger de procedure van consultatie en de registratie verlopen, hoe sneller een geneesmiddel op de markt kan komen. . De omgeving zal bruikbaar zijn zowel voor de productie van nieuwe bijsluiters als voor de correctie van reeds bestaande. Op deze manier kan zij ook worden aangewend om de bijsluiterteksten van bestaande vergunningen voor te bereiden op de leesbaarheidstest die binnen een overgangsperiode van 5 jaar moet gebeuren. In deze projectaanvraag ligt de nadruk op het ontwikkelen van een methodologie voor het Nederlands. Het is evenwel de bedoeling dat in een verdere stap de methodologie wordt uitgebreid voor andere talen.
implementatie en valorisatie
Dit project zal leiden tot een prototype auteursomgeving waarin de drie modules ondergebracht zijn in een client-server architectuur. Om het gebruiksgemak te bevorderen zal de auteursomgeving gekoppeld worden aan MS Office. Bij commercialisering willen we de auteursomgeving aanbieden via een web service, waarvoor een jaarlijkse licentie-overeenkomst afgesloten wordt. Deze aanpak faciliteert het frequent up-to-date houden van de auteursomgeving. Via een publieke website zullen de resultaten van het systeem gedocumenteerd worden. Een online demonstratie via internet zal eveneens beschikbaar gemaakt worden. De resultaten van het project zullen, op advies van de leden van de gebruikerscommissie, zo snel mogelijk ter publicatie aangeboden worden bij workshops, conferenties en tijdschriften in de relevante sectoren van de farmacie. Daarnaast zullen de resultaten ook aangeboden worden ter publicatie in taaltechnologiemedia. Via een afsluitende workshop zal een brede groep potentiële geïnteresseerden op de hoogte gebracht worden van de resultaten van het project.
contactgegevens
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
12
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Bepalen van het optimale bewegingstraject van de ergonomische voetsteun in de M² collectie onderwijspartner(s)
Hogeschool Antwerpen, Hoger Instituut voor Integrale Productontwikkeling / HA-OW Uitvoerder: Kristof Vaes / Begeleiders: Chris Baelus, Alfons Cornelis Uitvoeringsdatum: 08-1997
bedrijfspartner(s)
BULO Kantoormeubelen N.V.
probleemstelling
-
De onderzoeksvraag werd gesteld vanuit het BULO ontwerpteam. Onder de M² bureau is er een schuin opgestelde voetplaat gemonteerd. Om te voldoen aan de ergonomische richtlijnen moest deze verstelbaar worden gemaakt.
doelstelling
-
Het bepalen van de uiterste instellingen en het optimale bewegingstraject van deze verstelbae e re voetplaat (van het 5 percentiel vrouw tot het 95 percentiel man). Het formuleren van ergonomische aanbevelingen betreffende de M² collectie.
aanpak
-
-
-
resultaten
-
Aan de hand van gebruikerstesten werden de zithouding en het gebruiksgemak van de werkplek bestudeerd. Op de proefpersonen werden merkpunten aangebracht op de belangrijkste gewrichten en de volledige proefsessie werd gefilmd en opgemeten. Via 3D-software werden deze meetresultaten vertaald naar een virtueel model van de werkplek. (werkplek: bureau + hoogteverstelbare stoel) Met de Anthorpos software (een ergonomische softwarepakket dat draait onder AutoCAD) werden er vervolgens virtuele testpersonen aangemaakt en in de gesimuleerde werkplek geplaatst. Via deze combinatie van gebruikerstesten en 3D-simulaties werden de uiterste waarden en e het optimale bewegingstraject van de voetplaat bepaald voor het 5 percentiel vrouw tot en e met het 95 percentiel man. Samen met deze resultaten werden er systeemoplossingen voorgesteld om deze instellingen op een mechanische manier te kunnen realiseren in het product. De resultaten werden gepresenteerd in een rapport dat als rechtstreekse input diende voor de productontwikkelaars binnen het BULO ontwerpteam. Naast de meetresultaten betreffende de voetplaat werden er ook ergonomische aanbevelingen gedaan en werd er een aanzet gegeven naar mogelijke systeemoplossingen voor het eindproduct.
implementatie en valorisatie
De resultaten hebben als input gediend voor het verdere ontwikkelingsproces binnen het BULO ontwerpteam. De verstelbare voetplaat werd een jaar later op de markt geïntroduceerd en is nog steeds een belangrijk onderdeel binnen de M² collectie.
contactgegevens
.
.
Kristof Vaes Hoger Instituut voor Integrale Productontwikkeling Dept. Ontwerpwetenschappen Hogeschool Antwerpen
[email protected] BULO Kantoormeubelen N.V. Hein van de Walle / Johan Heyvaerts Blarenberglaan 6 Industriezone Noord B B-2800 Mechelen www.bulo.com
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
13
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Bodemsanering van VOCL (vluchtige organochloorverbindingen) - kernzones met (bio)tensiden onderwijspartner(s)
Hogeschool Antwerpen, Departement Industriële Wetenschappen & Technologie
partnerinstelling(en)
. . .
IWT TETRA-project: 050064 V.I.T.O. Expertisecentrum Milieu- en Procestechnologie
bedrijfspartner(s)
. . . . . . . . . . . . . . . .
Ecover Belgium Vandelanoote Milieu-Advies A.W.S. Onsite Environment Wolfsberg Shanks Vlaanderen Sita Remediation O.V.A.M. SGS Belgium Rasenberg Milieu Federatie Belgische Textielverzorging Sapion Milieu-Advies Ingenieursbureau Soresma BASF Greif Belgium URS Belgium
probleemstelling
VOCL’S zijn toxische verbindingen die op grote schaal aangetroffen worden in het grondwater en de bodem. Bedrijfstakken die dergelijke producten aanwenden zijn onder meer de metaalverwerkende sector, de chemische nijverheid, elektronicabedrijven en de droogkuissector. Momenteel zijn er meer dan 2000 met VOCL verontreinigde sites opgenomen in het OVAM register van verontreinigde bodems. Op dit ogenblik zijn er geen effectieve in situ saneringstechnieken beschikbaar voor de sanering van dergelijke sites.
doelstelling
Het doel van het onderzoek bestaat erin de technische en financiële haalbaarheid na te gaan van in situ spoeling met biotensiden van bodems, verontreinigd met VOCL’s, in het bijzonder de kernzones. Bij deze aanpak worden de in de bodem aanwezige VOCL’s gemobiliseerd en gesolubiliseerd door toevoeging van tensiden aan het spoelwater. De restverontreiniging die na de spoeling achterblijft kan mogelijk verwijderd worden door biologische afbraak via de van nature in de aquifer aanwezige dechlorerende bacteriën. De achtergebleven tensiden kunnen als koolstofbron fungeren voor deze organismen en aldus de natuurlijke afbraak bevorderen.
aanpak
De opleiding academische bachelor en master industriële wetenschappen: chemie van de Hogeschool Antwerpen heeft door BOF-projecten i.v.m. tensiden zijn expertise omtrent productie, karakterisatie en toepassingsmogelijkheden van biotensiden weten uit te bouwen. Het expertisecentrum Milieu- en Procestechnologie van de V.I.T.O. beschikt over een ruime ervaring inzake de studie en sanering van verontreinigde bodems en water. De hoger vermelde bedrijven en organisaties vormen de gebruikerscommissie van het onderzoeksproject. Deze gebruikerscommissie komt op regelmatige basis samen voor de bespreking van concrete resultaten en de planning van het onderzoek. Deze vergaderingen hebben een sturende functie, waarbij de leden oplossingen of voorstellen (verontreinigde terreinen) aanreiken.
resultaten
Het onderzoeksproject voorziet de nodige tijd voor laboratoriumexperimenten om de projectresultaten wetenschappelijk te onderbouwen. Veldproeven met een geschikt tenside dienen om het concept van surfactant enhanced aquifer remediation (SEAR) in een praktijksituatie uit te testen en de kosten verbonden aan deze saneringsvariant voor een full scale sanering in te schatten. In een eerste fase werden een 20-tal (bio)tensiden getest op hun oploscapaciteit, i.e. de mate waarin tensiden in staat zijn de schijnbare oplosbaarheid van VOCL’s in water te verhogen. Deze experimenten leidden tot een selectie van een 5-tal biodegradeerbare tensiden. Kolomtesten met gedopeerd aquifermateriaal van de geselecteerde site, tonen aan dat alkylglucosiden het hoogste rendement opleveren voor de verwijdering van VOCL’s. Biologische afbraaktesten met actief slib duiden aan dat de alkylglucosiden biodegraderen onder aërobe omstandigheden. Rekening houdend met de potentie tot biologische afbraak zal de verwijdering van het tenside uit het geëxtraheerde grondwater plaats vinden d.m.v. een biorotor, die gevoed wordt met het effluent van de striptoren.
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
14
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
De verwijdering van VOCL’s uit het onttrokken grondwater door luchtstripping, in combinatie met een luchtzijdige actief koolfilter (LAK) is een bewezen techniek. Stripping testen op een pilootinstallatie tonen aan dat bij een lucht/ water verhouding van 700, de restconcentratie aan trichlooretheen (TCE) terug gebracht wordt tot 0,3 ppm. De aanwezigheid van het tenside oefent hierbij geen invloed uit op de verwijdering van TCE. Om evidente reden is het noodzakelijk om een antischuimmiddel toe te voegen aan het influent van de striptoren. Na een desktop studie, werd op basis van een aantal criteria een bedrijfsterrein te Lier als testlocatie geselecteerd. De feitelijke piloottest wordt vooraf gegaan door een aantal voorbereidende veldtesten. Grondwateranalysen, gevolgd door analyse van ongeroerde bodemstalen laat toe een testzone af te perken. Binnen de afgeperkte testzone wordt de hydraulische conductiviteit gemeten ter hoogte van de reeds aanwezige infiltratie-en onttrekkingsfilters. Hieruit kan de tijd afgeleid worden, die een geïnfiltreerde oplossing van tracer of tenside nodig heeft, om de afstand tussen de infiltratie- en extractieput af te leggen. In een volgende fase van de piloottest wordt een fluoresceïne traceroplossing gravitair geïnfiltreerd. De concentratie van fluoresceïne wordt continu gevolgd door een fluorescentiesonde gekoppeld aan een datalogger. De opzet van deze tracertest bestaat erin de transportsnelheid in de aquifer te achterhalen naast het verdunningseffect door het grondwater. De geplande piloottest zal uitgevoerd worden volgens een Push Pull concept. In een eerste fase vindt een gravitaire infiltratie van de tenside oplossing plaats. De onttrekking van grondwater uit extractieputten op bepaalde afstand van de infiltratieput draagt bij tot de hydraulische verspreiding van het tenside. Na een inweekfase wordt grondwater onttrokken uit de infiltratieput. Het grondwater wordt naar een striptoren gepompt voor de verwijdering van de VOCL’s, waarna het tenside via aërobe biologische afbraak in een biorotor verwijderd wordt. implementatie en valorisatie
De resultaten van dit project zijn van rechtstreeks belang voor de verschillende actoren die bij de saneringsproblematiek van VOCL’s betrokken zijn. Aan studiebureaus, bodemsaneerders, bezitters van probleemterreinen en de overheid (OVAM) wordt een assortiment van aanbevelingen en tools aangereikt om dergelijke bodems te saneren via surfactant enhanced aquifer remediation (SEAR), gevolgd door bioremediatie of natuurlijke afbraak van de resterende verontreiniging. De projectresultaten worden verspreid via de website van het project (http://vocl.ha.be), presentaties tijdens studiedagen of symposia en publicaties.
contactgegevens
Paul Vanderauwera Hogeschool Antwerpen Departement Industriële Wetenschappen & Technologie Paardenmarkt 92 2000 Antwerpen
[email protected] Tel.: 03/ 213 79 20 – 03/ 213 79 36
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
15
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
BRITE-Oil - Bachelor Research for Innovative Technology and Education onderwijspartner(s)
Karel de Grote-Hogeschool, departement Industriële Wetenschappen en Technologie (IWT), professionele bachelor Chemie
bedrijfspartner(s)
. .
probleemstelling
Bepaalde streken in Congo zijn goed voorzien van palmolieproductie. Raffinage van deze olie zou de lokale bevolking in staat kunnen stellen om zich te voorzien van motorbrandstof of elektriciteit uit generatoren gevoed met deze geraffineerde olie. CDI-Bwamanda en WWF, beiden actief in Congo, doen aan integrale streekontwikkeling. De aankoop van de ruwe olie en de verkoop van geraffineerde olie doet een economie ontstaan die bijdraagt tot de lokale ontwikkeling. Hiervoor is dus een eenvoudige raffinage-eenheid nodig die zij door het departement IWT van de Karel de Grote-Hogeschool wensen te laten bouwen.
doelstelling
-
aanpak
resultaten
CDI-Bwamanda WWF
Opstellen van een procédé voor de lokale raffinage van ruwe palmolie in ontwikkelingsgebieden. Ontwerp van een modulaire, eenvoudige, robuuste en goedkope raffinage-eenheid (proefinstallatie). Deze raffinage-eenheid wordt dan in België gebouwd. Vervolgens wordt ze verscheept richting Congo om daar te worden geïmplementeerd. Het op punt stellen van een proces om uit ruwe palmolie te komen tot een bruikbare brandstof voor dieselmotoren.
Voor het opstellen van het raffinageprocedé werd gebruik gemaakt van verschillende chemische analysetechnieken. Zodoende wordt een synthese ontwikkeld op labo schaal. De resultaten van deze synthese (zijnde de geraffineerde olie) werden gebruikt in klassieke dieselmotoren. Dit in samenwerking met de opleiding autotechnologie. Omwille van het multidisciplinaire karakter van de ontwerp fase (pompen, reactorkunde, milieu en veiligheid, regeltechniek, autotechnologie, thermodynamica,…) werd een task force samengesteld. Deze geven geregeld advies en feedback over de verschillende stappen in deze fase. Op dit moment staat het raffinageprocédé zo goed als op punt. We vangen nu de ontwerpfase aan. Hierbij trachten we de raffinage-eenheid te dimensioneren, de juiste materiaalkeuze te maken en de gewenste onderdelen te selecteren. Na deze fase worden deze onderdelen gemaakt of aangekocht en geassembleerd tot een modulaire eenheid die vlot transporteerbaar is naar Congo. Er wordt getracht om de totale kostprijs van deze eenheid zo laag mogelijk te houden.
implementatie en valorisatie
Nadat de eenheid geassembleerd, getransporteerd en ter plaatse opgesteld is, doorloopt deze een testperiode. De lokale bevolking wordt opgeleid tot het volledig zelfstandig opereren van de eenheid. Na de testperiode kan men overgaan tot de multiplicatie/upscaling en verkoop van de ontworpen eenheid.
contactgegevens
Serge Tavernier Imanol Michelena Kristiaan Empereur Roeland Verstraete
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Karel de Grote-Hogeschool departement IWT Salesianenlaan 30 2660 Antwerpen
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
16
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
The Butler onderwijspartner(s)
Hogeschool Antwerpen, IW:elektronica-ict
bedrijfspartner(s)
Abitana
probleemstelling
Vanuit Abitana werd de vraag gesteld of een eenvoudig en betaalbaar in-house command-andcontrol netwerk voor whole-house entertainment met standaard consumer apparatuur kon worden ontworpen. In deze sector is er namelijk een zeer uitgebreid gamma aan producenten en bijhorende producten die niet allemaal interoperabel zijn. Doel van dit onderzoek is tot een prototype/demonstrator te komen dat kan gebruikt worden om in het Abitana huis-netwerk opgenomen te worden en mogelijk ook als universeel bruikbaar product op de markt verschijnen.
doelstelling
aanpak
resultaten
Het project zit nu in zijn tweede jaar. Concreet zijn volgende doelstellingen te behalen: . “Machine-machine dialog” : een infrarood adresseerbare sender-receiver. . “Man-machine dialog” : een status sensor en status feedback van en naar de gebruiker. . “The Butler”: het centrale routing en intelligentie systeem dat de informatie van voorgaande dialogs gebruikt. . “Powerhouse”: De lokale voedingsproblematiek wordt bekeken en use-case in de vorm van een in-house muziekversterker wordt uitgewerkt. Dit alles dient in een demonstrator geïntegreerd te worden. De samenwerking gebeurt aan de hand van masterproeven die samen uitgevoerd worden. Hierbij werken gemiddeld 3 studenten/jaar nauw samen met de ingenieurs van Abitana. De studenten hebben reeds een bachelorproef uitgevoerd in dezelfde thematiek en zijn dus op de hoogte van de algemene problematiek. Een eerste demonstrator werd gemaakt die als een soort haalbaarheidsstudie kan beschouwd worden. Hierbij werd aangetoond dat een eenvoudig master/slave infrarood-distributiesysteem kan ontwikkeld worden.
implementatie en valorisatie
Indien feasible zal de demonstrator verder uitgewerkt worden en vervolgens opgenomen worden in de Abitana productportfolio.
contactgegevens
. .
Hogeschool Antwerpen: Tim Dams,
[email protected] Abitana: Robert Laes,
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
17
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
CalcUA supercomputer: “modelling in scientific computing” onderwijspartner(s)
Universiteit Antwerpen - departementen wiskunde en informatica, fysica, chemie, biomedische wetenschappen en taalkunde.
bedrijfspartner(s)
confidentieel (sectoren: modelleren in de ruime betekenis en analyse van grote datasets; vb.: biotechnologie, software engineering, materiaalwetenschappen, farmaceutische industrie, ...)
probleemstelling
Modellen wordt steeds verfijnd, waardoor de rekentijd alsmaar toeneemt. Om aan deze vraag te kunnen voldoen, eventueel alleen op piekmomenten, staat een deel van de CalcUA supercomputer ook ter beschikking van bedrijven. CalcUA maakt deel uit van het weldra op te richten Vlaams supercomputercentrum waarbinnen de Vlaamse universiteiten hun rekenkracht beschikbaar stellen, niet alleen aan eigen onderzoekers, maar ook aan de bedrijfswereld.
aanpak
Samenwerking met CalcUA-onderzoeksgroepen, aanbieden van rekentijd en in de nabije toekomst consultancy faciliteiten.
implementatie en valorisatie
Tweeledig: 1 Aanbieden van rekentijd aan bedrijven zonder zelf te moeten investeren in hardware (bv. voor het opvangen van piekmomenten) 2 Samen met onderzoeksgroepen modelleringsproblemen aanpakken en eventueel berekenen op CalcUA.
contactgegevens
Annie Cuyt, Universiteit Antwerpen, Departement wiskunde en informatica
[email protected] www.calcua.ua.ac.be
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
18
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
CCR onderwijspartner(s)
Karel de Grote-Hogeschool, departement Industriële Wetenschappen en Technologie (IWT), professionele bachelor Autotechnologie
bedrijfspartner(s)
. .
probleemstelling
De huidige motoren maken gebruik van klassieke kleppen en nokkenassen. Deze systemen hebben voor een gemiddelde 4 cilinder motor op maximaal toerental ongeveer een vermogen nodig van een 7 Kw om te worden aangedreven. Als we nu een systeem kunnen ontwikkelen dat dit vermogen sterk kan reduceren zal het totaalrendement van een motor stijgen met ongeveer 10%.
doelstelling
In opdracht van Re-Invest Suisse GmbH zal een motor worden ontwikkeld die in plaats van kleppen gebruik maakt van roterende cilinders. All patent rights are property of Re-Invest Suisse GmbH.
aanpak
resultaten
contactgegevens
Re-Invest Suisse GmbH Verboven Motoren
Van het geheel werd een CAD tekening gemaakt die door Verboven Motoren werd omgezet in een praktische realisatie. In samenwerking met Saint Gobin werd een nieuw soort dichtingen ontwikkeld die in staat moet zijn zowel de oliestroom als het uitlaatgas af te dichten naar de motor toe. Van het geheel werd een volledig werkend prototype gemaakt van (cilinderkop en cilinder) en ingebouwd op een motorfiets. De motor loopt en wordt nu getest op temperatuursverdeling. Na deze metingen wordt een tweede prototype gebouwd dat dan onderworpen zal worden aan een 100 uren test ter certificering van de motor. Mark Pecqueur Karel de Grote-Hogeschool Departement IWT Salesianenlaan 30 2660 Antwerpen
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
+ 32 476 408 744
19
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Combinatie Ultracapaciteiten met Batterijen voor stationaire en niet-stationaire toepassingen onderwijspartner(s)
. .
partnerinstelling(en)
VITO
bedrijfspartner(s)
probleemstelling
doelstelling
aanpak
resultaten
implementatie en valorisatie
2Care EVStart EBD PVS DAF ARC Ecostream Katoen Natie LMS
De Lijn PTS Umicore IJsboerke Jachtwerf De Leie Powerslave Vynckier M&L Electronics
UZA Dobbelaere Donald Van Bastelaere Colruyt EVT - Belgium Cherokee
Recente studies hebben aangetoond dat een combinatie van batterijen met ultracapaciteiten een duidelijke verbetering meebrengt op het vlak van belasting naar de batterijen toe. Het is zondermeer duidelijk dat piekbelastingen van de batterijen gereduceerd worden wegens de mogelijke wisselwerking tussen enerzijds de chemische energie (batterij) en anderzijds de elektrostatische energie (ultracapaciteit). Als gevolg hiervan worden piekbelastingen hoofdzakelijk verzorgd door de ultracapaciteiten. Rekeninghoudend met de hoge levensduur van ultracapaciteiten (> 500.000) is de verwachting dan ook groot dat de levensduur van dit nieuwe energiepakket ten opzichte van het originele batterijpakket verlengd wordt. Verder is bij gecombineerd gebruik batterijen / ultracapaciteiten een toename van energie-efficiëntie genoteerd. Ook bij het opladen is er een verkorting van de oplaadduur geregistreerd. Door middel van dit project wordt naast de levensduur van energiepakketten (combinatie ultracapaciteiten en batterijen) ook het gebruik en energie-efficiëntie ervan over een lange periode in kaart gebracht voor verschillende stationaire en niet-stationaire toepassingen. In een eerste fase van het project worden de toepassingen geïdentificeerd. - Samenstelling testobjecten, gebruikers, en locaties; - Integratie ultracapaciteiten; - Integratie remote monitoring met backoffice. In een tweede fase worden de toepassingen opgestart en gebruikt. In de derde fase worden de testresultaten gevaloriseerd: - Bespreken resultaten en uitwerking strategie valorisatie; - Disseminatie. Uit dit project werd door VUB en Erasmus Hogeschool het Tetra project "ECONOCAP" gestart op 1 september 2007. Gebruik van supercondensatoren met geassocieerde DC-omvormers om energiebesparingen te verwezenlijken in aandrijfsystemen. KdG is wetenschappelijke partner in ECONOCAP. -
contactgegevens
Karel de Grote-Hogeschool, departement Industriële Wetenschappen en Technologie VUB
Bedoeling is om op basis van de verkregen resultaten zowel voor de industriële partners als VITO na te gaan wat mogelijke valorisatie is en deze te concretiseren (patenten, eigendomsrechten, royalty’s, …). In kaart brengen en uitvoeren van de verschillende mogelijke manieren om de bekomen resultaten naar buiten te brengen (website, wetenschappelijke papers, congressen, seminaries, …) samen met de industriële partners. In een toekomstig vervolgtraject is het zeer zeker mogelijk om deze technologieën te combineren met brandstofcellen (fuel-cells).
Raf Catthoor Bart Coen Karel de Grote-Hogeschool - departement IWT Salesianenlaan 30, 2660 Antwerpen
[email protected] [email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
20
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Computersimulaties voor holle kathode ontladingen, effect van procesvoorwaarden en systeemconfiguratie onderwijspartner(s)
Universiteit Antwerpen, Dept. Chemie, Onderzoeksgroep PLASMANT
bedrijfspartner(s)
SubOne Technology (Californië)
probleemstelling
SubOne Technology is een bedrijf uit Californië dat coatings van diamantachtige koolstof afzet op de binnenkant van buizen (bv. pijpleidingen voor de olie-industrie). Deze coatings zorgen voor minder weerstand, slijtage en contaminatie. Ze gebruiken hiervoor gasontladingen (plasma’s) in een holle kathode geometrie. Experimenteel zien ze echter dat de uniformiteit van de afgezette coatings niet optimaal is, en ze hebben ons gevraagd om via computersimulaties te voorspellen hoe de uniformiteit verbeterd kan worden.
doelstelling
We proberen via computersimulaties van gasontladingen in holle kathode geometrie meer inzicht te krijgen in het gedrag van het plasma, om zo te voorspellen onder welke omstandigheden de uniformiteit in het plasma verbeterd kan worden. Meer specifiek wordt het effect van procesvoorwaarden (druk, spanning, stroom) en systeemconfiguratie (kathode lengte en diameter, anode kathode afstand) onderzocht.
aanpak
Deze computersimulaties worden uitgevoerd met computermodellen die we zelf ontwikkeld hebben ter beschrijving van plasma’s, en die toegepast kunnen worden op plasma’s in allerlei verschillende configuraties, gassen, ontladingsvoorwaarden. De samenwerking was initieel gebaseerd op een soort van “consultancy” (concrete vraag vanuit bedrijf, antwoord werd door ons geleverd op basis van de reeds ontwikkelde computermodellen), en wordt nu uitgebreid met een onderzoeksproject, waarbij nieuwe computermodellen zullen ontwikkeld moeten worden, om meer complexe systemen te kunnen simuleren.
resultaten
Berekende typische grootheden in het plasma, zoals de dichtheidsprofielen, fluxen en energieën van de verschillende soorten plasmadeeltjes, de elektrische potentiaalverdeling in het plasma, informatie over verschillende soorten botsingen en chemische reacties in het plasma.
implementatie en valorisatie
Op basis van deze theoretische voorspellingen kan het bedrijf zijn systeemconfiguratie en procesvoorwaarden optimaliseren, zonder trial-and-error experimenten te moeten uitvoeren (die vaak duur en tijdrovend zijn).
contactgegevens
Annemie Bogaerts Universiteit Antwerpen, Departement Chemie, Onderzoeksgroep PLASMANT
[email protected] http://webhost.ua.ac.be/plasma/
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
21
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
(Eco)toxicologische karakterisatie van nieuwe stoffen voor productie van halfgeleiders onderwijspartner(s)
Universiteit Antwerpen Labo Ecofysiologie, Biochemie en toxicologie
bedrijfspartner(s)
Producent van chemicaliën voor halfgeleiderindustrie
probleemstelling
De halfgeleiderindustrie is een sterk innoverende industrie en productieprocedés worden continu geoptimaliseerd. Deze industrie heeft bovendien ook te maken met een ban op het gebruik van een aantal fluorverbindingen bij de productie van chips o.a. gedurende het lithografisch proces of bij oppervlaktebehandeling. Het is immers gebleken dat deze fluorverbindingen zeer persistente molecules zijn, en niet meer worden afgebroken eens ze in de natuur terechtkomen en er schadelijke effecten veroorzaken op mens en biota. Er is dus een hoge nood aan alternatieve molecules met gelijkaardige fysische en chemische eigenschappen doch met geen (of een veel lagere) toxiciteit. De halfgeleiderindustrie is momenteel intensief bezig met het screenen van nieuwe molecules. Essentieel is om van bij het begin de (eco)toxiciteit van deze nieuwe leadcompounds in kaart te brengen. Het zijn dit soort analyses die we uitvoeren binnen dit project.
doelstelling
Ecotoxicologische karakterisatie van een aantal nieuwe leadstoffen met organismen van verschillende trofische niveaus Toxicologische karakterisatie van deze nieuwe lead compounds
aanpak
De aangewende expertise was • onze competentie voor het uitvoeren van ecotoxicologische testen met verschillende aquatische systemen • onze competentie om een toxicologisch respons profiel op te stellen via onze prokaryote biosensor technologie De samenwerking gebeurde op een interactieve manier met het bedrijf, waarbij resultaten werden besproken, en in onderling overleg werd beslist over het vervolgtraject.
resultaten
Karakterisatie van een aantal lead compounds
implementatie en valorisatie
Op basis van de toxiciteitsdata en toxicitietsprofielen werd prioritisatie mogelijk waarbij een niettoxische chemische stof kon worden geselecteerd voor het verdere productieprocédé. Een dergelijke proactieve selectie heeft een competitief voordeel voor de onderneming, waarbij problemen met toxische stoffen in de toekomst geminimaliseerd kunnen worden.
contactgegevens
Johan Robbens Universiteit Antwerpen Laboratorium Ecofysiologie, Biochemie en toxicologie
[email protected] www.ecotox.be
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
22
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Evaluatie van de mogelijkheden van (laser ablation) inductief gekoppeld plasma – massaspectrometrie voor de accurate en precieze bepaling van spoorgehaltes aan de platinagroep elementen (PGMs) onderwijspartner(s)
. .
Hogeschool Antwerpen, departement IW, opleiding IW:Chemie (Sien Compernolle en Dr. Dorine Wambeke) Universiteit Gent, faculteit Wetenschappen, vakgroep Analytische Chemie (Prof. dr. F. Vanhaecke)
bedrijfspartner(s)
Umicore ‘Precious Metal Refining’ groep Hoboken (Dr. Ine de Raedt en Dr. Marc Behets)
probleemstelling
De Hogeschool Antwerpen en Umicore hebben reeds enkele jaren nauw samengewerkt in het kader van het begeleiden van masterthesissen. Umicore is aktief op het gebied van recyclage van edelmetalen en voert tevens onderzoek uit naar de kwantitatieve bepaling van deze edelmetalen. Gezien de hoge kostprijs van de meeste van de platina-groep metalen (PGMs - Pt, Pd, Rh, Ir, Os en Ru), worden aan de analyses van grondstoffen, tussen- en eindproducten bijzonder hoge eisen gesteld inzake accuratesse en precisie. Door de grote variëteit aan startproducten (zijproducten van de ferro- en non-ferro metaalnijverheid, recyclagemateriaal afkomstig van katalysatoren, elektronische componenten en de fotografische industrie) waarvan de ‘Precious metal refining’ groep van Umicore vertrekt voor de productie van zuivere PGMs en de lage concentratie waarin de targetelementen in deze materialen voorkomen, betekent de vraag naar een voldoende hoge accuratesse en precisie een belangrijke uitdaging. Het doctoraatsonderzoek dat hieruit is voortgevloeid en gestart is op 01/01/2008 wordt uitgevoerd wordt door Sien Compernolle. De universitaire promotor is Prof. dr. Frank Vanhaecke (UGent).
doelstelling
De doelstelling van dit doctoraatsonderzoek is na te gaan of er significante verbeteringen in de analytische procédés kunnen worden aangebracht voor de bepaling van PGMs en andere edelmetalen. De inzetbaarheid van Laser-Ablation ICPMS zal worden geëvalueerd voor verschillende toepassingen.
aanpak
Om significante verbeteringen in de analytische procédé’s te kunnen aanbrengen zal onderzoek verricht worden naar: het verder verlagen van de haalbare detectielimieten het verbeteren van de accuratesse en precisie het verhogen van de analysesnelheid Voor het bereiken van de doelstellingen zal er continu en nauw samengewerkt worden tussen de betrokken partners. Via regelmatige rapportering en feedback zal het werk vanuit de drie betrokken instellingen worden opgevolgd en geëvalueerd. De onderzoeksgroep ‘Atoom- en massaspectrometrie (A&MS)’ van de vakgroep ‘Analytische Chemie’ van de Universiteit Gent (UGent) beschikt over expertise inzake spoorelementbepaling via inductief gekoppeld plasma - massaspectrometrie (ICPMS). De mogelijkheden en beperkingen van ICPMS zullen kritisch worden vergeleken met deze geboden door andere nat-chemische en instrumentele technieken, zoals X - stralenfluorescentiespectrometrie (XRF), glimontladingsmassaspectrometrie (GDMS), ICP - optische emissiespectrometrie (ICP-OES), grafietoven - atoomabsorptiespectrometrie (GFAAS) en vonk - optische emissiespectrometrie (vonk-OES). De stalen waarop de analyses gebeuren worden aangemaakt via Pb, NiS en Cu collectie door de doctorandus bij het bedrijf Umicore dat ervaring heeft inzake monstervoorbereiding.
resultaten
Vanaf 01/01/2008 is het doctoraatsonderzoek gestart. Via Pb collectie werden reeds monsters aangemaakt en de meetcondities werden geoptimaliseerd voor de analyse van deze Pb-buttons. De initiële optimalisatie gebeurde met behulp van een South African Reference Material. Het verschil tussen drilling en rastering bij de Laser Ablatie werd reeds nagegaan. De analyses van Pb-buttons van e-scrap (Umicore) worden vergeleken met de standaarden van Anglo Platinum. Verdere planning in de nabije toekomst Nagaan in welke mate pre-cleaning van het oppervlak mogelijk is Nagaan in welke mate de verdeling van sommige edelmetalen in het monster homogeen is Opstellen van ijklijnen in het juiste concentratiegebied.
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
23
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Collecties in Cu en NiS zullen tevens worden uitgevoerd en de analyses geoptimaliseerd. implementatie en valorisatie
In de loop van het doctoraat zullen publicaties verschijnen in internationale tijdschriften. Het doctoraat zal bijdragen tot de academisering van de opleiding IW:chemie. De analytische technieken zullen besproken worden in de lessen analytische chemie van de Hogeschool Antwerpen, meer bepaald aan het dep. IW, opleiding IW:chemie. De resultaten van het onderzoek zullen ook naar de toekomst toe bij Umicore worden geïmplementeerd.
contactgegevens
Sien Compernolle Dr. Dorine Wambeke
(
[email protected]) (
[email protected])
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
24
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Flexpo³: Flexibel positioneersysteem voor het vrijleggen, reinigen en analyseren van kunstwerken onderwijspartner(s)
Hogeschool Antwerpen, Departement IWT opleiding Elektromechanica Hogeschool Antwerpen, Departement Conservatie & Restauratie Universiteit Antwerpen, Dep.Chemie, Prof. K. Janssens UGent: INTEC, Prof. P. Van Daele FORTH/IESL Institute, Heraklion, Greece, Prof. Fotakis en Dr. Demetrios
partenrinstellin(en)
IWT Vlaanderen
bedrijfspartner(s)
Kuka Automatisering & Robots N.V. NV Globe Laserclean NV Digitron NV Athex BVBA
probleemstelling
Sinds enige jaren bestaat de mogelijkheid om met behulp van vermogenlasers te zorgen voor een fotochemische ablatie van ongewenste lagen (pleister e.a.) aangebracht op fresco’s en andere muurschilderingen. De techniek die tot op heden hiervoor gebruikt wordt kan het best beschreven worden als ‘manueel’, gezien men een vermogenlaser met de hand positioneert. Dit heeft uiteraard negatieve gevolgen voor kritische parameters van het ablatieproces, zoals energieintensiteit enz… Er wordt van het standpunt uitgegaan dat een 6-assige industriële robot, gekoppeld aan een industrieel visiesysteem een beter resultaat kan opleveren dan de huidige manier van werken. Het laserablatieproces zelf werd reeds uitvoerig bestudeerd in het SALUT-project van bovenvermelde instellingen. Flexpo³ was dus een logisch gevolg, en stelt het departement Industriële Wetenschappen en Technologie in staat om een relevante koppeling te maken tussen de beschikbare technologische know-how en een concreet probleem van een ander departement binnen de Hogeschool. Parallel aan het laserproces focusseert het project zich ook op het positioneren van plasmatoortsen, voor de reiniging van metalische voorwerpen. Deze toepassing volgt als vanzelfsprekend uit het geoptimaliseerde laserreinigingsproces, daar de moelijkheidsgraad van het probleem lager ligt (er worden lagere nauwkeurigheden gebruikt). Eerder onderzoek hieromtrent werd verricht door het SMARTPLASMA-project. Een derde toepassingsgebied is het positioneren van apparatuur voor chemische analyse. Hierbij worden mogelijkheden onderzocht om zowel met een 3-D systeem (6-assige robot) als met een 2-D systeem (X-Y frame) de benodigde analysers tot om micrometers nauwkeurig te positioneren.
doelstelling
Principieel is het onderzoek een haalbaarheidsstudie naar de automatisatie van een gekend proces. Dit brengt echter met zich mee dat een hele reeks van externe parameters, zoals bijvoorbeeld visuele waarneming mee in het systeem geïmplementeerd dienen te worden (in het laatste geval door beeldverwerking). Ook wordt er rekening mee gehouden dat er een heel aantal randapparaten aan de installatie gekoppeld worden. Indien het project technisch haalbaar blijkt, bestaat natuurlijk de mogelijkheid om het project verder te ontwikkelen tot eventuele commercieel toepasbare installaties.
aanpak
resultaten
Het project is een symbiose tussen mensen uit de kunstwereld en de techniek. Dit stelt ons dikwijls voor het feit dat technische problemen vaak ook een ander kantje bezitten, m.a.w. alle aspecten van het project dienen benaderd te worden vanuit zowel een technische optiek als een meer artistieke. Het is ook de bedoeling om te kijken in hoeverre de opstelling echt realiseerbaar is, m.a.w. zullen deze installaties ooit echt commercieel geëxploiteerd kunnen worden? In het project zijn bedrijven opgenomen met relevante technische kennis en/of met een grote reeks contacten die bruikbaar zijn voor het project. Tot op heden werd er in het project vooral de basis gelegd voor gebruiksvriendelijke software. Het is immers de bedoeling dat ook mensen zonder technische kennis van de installatie op een eenduidige manier er gebruik van kunnen maken. Centraal hierin staat de visualisatie van de ingescande oppervlakken d.m.v. een grafische applicatie op basis van OpenGL. Deze visualisatie is de basis voor de baanplanning van het robotsysteem dat de werktuigen positioneert. Verder werd een robot aangeschaft die in staat is standaard nc-machinecode te interpreteren en om te zetten naar rechtstreekse bewegingsinstructies. Dit laat toe om vanuit de visualisatie-software dus nccode te genereren en rechtsreeks aan de robot te voeden. Deze feed gebeurt nu echter nog
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
25
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
manueel. Het is de bedoeling om ook dit aspect zoveel mogelijk te automatiseren, zodat er met een black-box principe kan gewerkt worden (voor de gebruiker). implementatie en valorisatie
In het tweede projectjaar zijn een aantal praktische tests voorzien op reële fresco’s. Verdere rapportering en valorisatie gebeurt steeds in samenspraak met de gebruikerscommissie en het IWT. Er is een eindverslag voorzien, alsook een heel aantal tussentijdse rapporteringen.
contactgegevens
Walter van Gilsen Hans Boen Bart Ribbens Ben Goesaert Dirk van der Linden Patrik Cools
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
26
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
FlexRay: Het In-Vehicle netwerk van de toekomst onderwijspartner(s)
. .
Karel de Grote-Hogeschool, Departement Industriële Wetenschappen en Technologie (IWT) Vrije Universiteit Brussel
partnerinstelling(en)
. .
IWT-Vlaanderen Flanders Drive
bedrijfspartner(s)
AMI Semiconductors DANA Hydrothane LMS International T&T Solutions
probleemstelling
De technologische evolutie in de “In-Vehicle Networks” gaan de laatste jaren enorm snel. Voor vele bedrijven zijn deze ontwikkelingen lastig om op de voet te blijven volgen. Ze zien nog te veel technologische onzekerheden en financiële risico’s bij het ontwikkelen van FlexRay applicaties. Er zijn nog zeer weinig tools voor FlexRay op de markt beschikbaar. Dit project mikt op Vlaamse productontwikkelaars, zowel OEM als after-market. Het wil de introductie van de FlexRay technologie vergemakkelijken. Het wil ook aan alle KMO’s in de automotive wereld een beter overzicht geven van de voordelen van deze nieuwe technologie. Het project wil onderzoeken in welke gevallen FlexRay een meer optimale implementatie is dan de huidige systemen.
doelstelling
aanpak
resultaten
. . . .
1
3 4 5 6 . . contactgegevens
Onderzoek naar het nieuwe automotive communicatieprotocol FlexRay. Implementatie van een FlexRay netwerk en opsporen van optredende bottlenecks. Uitvoeren van verschillende case studies voor de leden van de gebruikerscommissie. Disseminatie van de opgedane kennis en ervaring naar de bedrijfswereld toe.
In het domein “In Vehicle Networks” werd reeds een project uitgevoerd over CAN-bus. Hiermee werd enerzijds expertise opgedaan betreffende de voertuigelektronica en anderzijds vele contacten gelegd met nationale en internationale automotive bedrijven en onderzoeksinstellingen. In dit project wordt op een gelijkaardige manier voor een gebruikerscommissie alle materie uitgespit en op 4 maandelijkse meetings de kennis overgebracht. In samenspraak met de GC worden ook enkele specifieke case studies uitgewerkt.
2
implementatie en valorisatie
ARC Deurne EIA Electronics IPTE Tenneco Automotive VTB-VAB
Op 27 september 2007 werd een FlexRay Seminarie georganiseerd voor de Belgische, Nederlandse en Noord Duitse automotive bedrijven en onderzoeksinstellingen. Het was een geslaagde workshop met meer dan 60 gasten. Vanuit de opgedane kennis en probleemstellingen werd ook een doctoraatsbeurs uitgeschreven met als titel : “Studie van de technische impact van de AUTOSAR-standaarden op de voertuigsoftware” dewelke van start gaat 1 december 2007. Het gebruik van het door de projectmedewerkers gemaakte cursusmateriaal voor de studenten van KdG en voor bedrijven. In het Europese Curriculum Development project zullen een aantal cursusmodules ontwikkeld worden in samenwerking met andere Europese universiteiten. FlexRay zal tot de onderwerpen behoren Er is een demo gebouwd die de FlexRay en CAN-bus gebruikt in hun meest optimale vorm. Deze wordt ingezet om cursus mee te geven en voor bedrijven die metingen wensen uit te voeren. De bron voor nieuwe Tetra aanvragen die binnen korte termijn zullen worden uitgedacht. Viermaandelijks wordt een meeting georganiseerd voor de leden van de gebruikerscommissie, voorafgaand wordt een voortgangsverslag aan de leden doorgestuurd. Het IWT Vlaanderen controleert de werking van het project en vraagt op het einde van het project een eindrapport op te stellen.
Mark Pecqueur
[email protected] Bart Coen
[email protected] Joachim Denil
[email protected] Hans Vandenbulcke
[email protected] Hugo Van Hove
[email protected] Karel de Grote-Hogeschool, departement IWT Salesianenlaan 30, 2660 Antwerpen
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
+32 476 408 744 +32 3 820 82 11 +32 3 820 82 11 +32 3 820 82 11 +32 3 820 82 11
27
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Fysieke fixatie in Antwerpse ziekenhuizen onderwijspartner(s)
. .
Karel de Grote-Hogeschool Departement Gezondheidszorg PWO-project, looptijd sept 2006 - aug 2009 Universiteit Antwerpen, Prof. dr. Elseviers, M., master Verpleeg- en Vroedkunde
partnerinstelling(en) bedrijfspartner(s)
. .
Van Genechten, N., Universitair Ziekenhuis Antwerpen Roosens, J., Gasthuiszusters van Antwerpen: Sint-Vincentiusziekenhuis en Ziekenhuis SintJozef
probleemstelling
Fysieke fixatie omvat elke vorm van vrijheidsbeperking, uitgevoerd met materiele middelen (bedsponden, fixatievestjes, polsbandjes, lendengordels,…) of architectonische middelen (gesloten afdeling), waarbij de patiënt zelf de beperking niet ongedaan kan maken. Fysieke fixatie wordt veelvuldig toegepast in de verpleegkundige praktijk. Studies, van zowel de chronische als de acute sector, maken melding van hoge prevalentiecijfers van respectievelijk 24% tot 53% en van 5.8% tot 34% Het gebruik van fixatiemiddelen gaat gepaard met belangrijke negatieve psychische en fysieke gevolgen, waaronder angst, boosheid, verhoogde verwardheid, vallen en zelfs een verhoogde mortaliteit. Bovendien blijkt men voornamelijk omwille van valpreventie te fixeren, terwijl dit uit onderzoek net geen goede reden blijkt te zijn. Ondanks de mogelijk grote gevolgen van fixatie zijn er geen gegevens bekend over de prevalentie en het gebruik van fixatiemiddelen in Vlaamse ziekenhuizen.
doelstelling
aanpak
Het uiteindelijke doel van dit onderzoeksproject is richtlijnen te ontwikkelen die ziekenhuizen helpen om een doelmatiger fixatiebeleid toe te passen. Hiertoe wordt vertrokken vanuit een literatuuronderzoek en een prevalentiestudie. Het onderzoek verloopt in verschillende fasen: Fase 1: september 2006 - december 2007 . systematische literatuurstudie . voorbereiding prevalentiemeting Fase 2: december 2007 - april 2008 . uitvoering prevalentiemeting: De prevalentiemeting wordt uitgevoerd in UZA en ziekenhuis Sint-Vincentius, campussen Sint-Vincentius en Sint-Jozef. Daarnaast voeren masterstudenten Verpleegkunde (UA) dezelfde meting uit in het ziekenhuis Klina. Dit in het kader van hun masterproef. . onderzoeksvragen zijn – Wat is de prevalentie van fixatie bij gehospitaliseerde patiënten verblijvend in Antwerpse Ziekenhuizen? – Wat zijn de redenen om fixatie toe te passen, welke fixatiemiddelen worden er gebruikt en welke variabelen zijn gecorreleerd met een verhoogd risico op fixatie? . design: gelegenheidssteekproef, cross-sectioneel, descriptief, correlationeel . gestructureerde vragenlijst met een deel voor alle patiënten en een deel voor gefixeerde patiënten . er wordt gemeten in 2 acute diensten per ziekenhuis . er zijn 9 meetmomenten per dienst Fase 3: april 2008 - augustus 2009 . verwerking gegevens: de analyse gebeurt via het statistisch verwerkingsprogramma SPSS . ontwikkeling richtlijnen
resultaten
De literatuurstudie werd afgerond en zal verwerkt worden tot een artikel voor het tijdschrift ‘Verpleegkunde’. De prevalentiestudie wordt momenteel uitgevoerd.
implementatie en valorisatie
Richtlijnen voor een fixatiebeleid in ziekenhuizen Het onderzoek is nog niet afgerond.
contactgegevens
Kristin Slachmuylders
[email protected] Christine Ceulemans
[email protected] Karel de Grote-Hogeschool, departement Verpleegkunde Van Schoonbekestraat 143, 2018 Antwerpen, 03 259 01 40
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
28
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Gravital onderwijspartner(s)
. .
Karel de Grote-Hogeschool, departement Sint Lucas Antwerpen master Beeldende Kunsten - grafisch ontwerp Universiteit Antwerpen, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, departement Computer Linguïstiek
bedrijfspartner(s)
Luon Achilles Netlash Addict Creative LAB
probleemstelling
Parsing en problem-solving van natuurlijke taal als motor voor het genereren van visuele communicatie en kunst
doelstelling
aanpak resultaten
Cronos Nazooka Kan Design Vision and Factory
De Haes Satelit VIGC
Met Gravital heeft de kunstenaar alle middelen in handen die traditionele software biedt, maar ook de voordelen van de rekenkracht van de computer, en dit alles toegankelijk via eenvoudige natuurlijke taal. Samenwerking via IWT-Tetra project Het domeinspecifieke commonsense kennisnetwerk wordt uitgebreid. Een eerste prototype van de taalinterface werkt.
implementatie en valorisatie
Open Source distributie, specifieke beschermde nodes.
contactgegevens
Lucas Nijs Karel de Grote-Hogeschool departement Sint Lucas Antwerpen Sint-Jozefstraat 35 2018 Antwerpen
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
29
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
HAGAR – Hoogwaardige Alternatieve Grondstoffen door Afval Recyclage onderwijspartner(s) bedrijfspartner(s)
probleemstelling
doelstelling
.
Karel de Grote-Hogeschool, departement Industriële Wetenschappen en Technologie, opleiding Master Chemie . Universiteit Antwerpen Anvas-Allvet Cargill De Smet-Ballestra Ecopower cvba Pro Natura Unipro Ecover Fuji Oil Europe Oleon Oleotest Testo Solco Ovam – Openbare Vlaamse Afval Maatschappij VITO – Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek Afvalstromen van plantaardige en dierlijke oliën en vetten scheppen aanzienlijke problemen door het wegvallen van dierenvoeder als eindbestemming (dioxine crisis). Tevens zijn er aanzienlijke industriële stromen die voorlopig niet verwerkt worden, tenzij via verbranding. Aan de andere zijde is er dringende nood aan vetzure derivaten voor diverse bio-georiënteerde toepassingen, gaande van biobrandstoffen tot biosmeermiddelen, biosolventen, biodetergenten... Als intermediate wordt gekozen voor de vetzure alkylesters bereid via omestering uit de triglyceriden. 1 2 3
Maximale valorisatie van afvalstromen van plantaardige en dierlijke oliën en vetten Onderzoek naar de invloed van onzuiverheden in de feedstock op de omesteringsreactie Performantie van de eindproducten nagaan a.h.v. een aantal testcases
aanpak
De omesteringsreactie wordt in detail bestudeerd op kleine schaal en na het vaststellen van de ideale parameters worden er experimenten uitgevoerd op pilootschaal om voldoende product te kunnen synthetiseren voor de testcases bij de verschillende industriële partners. De vorderingen in het onderzoek worden viermaandelijks meegedeeld aan de gebruikerscommissie waarbij bijsturing van het onderzoek door deze commissie mogelijk is.
resultaten
1 De verschillende parameters van de omesteringsreactie werden in kaart gebracht (soort alcohol, soort katalysator, hoeveelheden alcohol en katalysator, type olie, invloed van temperatuur…). 2 Pilootproeven werden uitgevoerd en de gesynthetiseerde esters werden getest: a afvalolie van Anvas werd omgezet naar methylesters en als biodiesel getest in de afdeling Automotive aan Karel de Grote-Hogeschool Dep IWT b katoenzaadolie werd omgezet naar methylesters en als biodiesel getest in Thessaloniki, Griekenland c afvalboter van Unipro werd omgezet naar butylesters en als cleaning fluid getest voor offset drukpersen bij Solco
contactgegevens
Serge Tavernier
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
30
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
De implementatie en het gebruik van het elektronisch zorgdossier in de residentiële ouderenzorg onderwijspartner(s)
Leidende instelling: . Hogeschool Antwerpen – Departement Gezondheidszorg Meewerkende instelling: . Vrije Universiteit Brussel - Vakgroep Gerontologie, Faculteit geneeskunde
bedrijfspartner(s)
Er werd beroep gedaan op twee softwareontwikkelaars die samen 96% van de markt bestrijken. . CMS nv, Aartselaar . Care Solutions nv, Wommelgem
probleemstelling
Dit project is tot stand gekomen onder impuls van de afstudeerrichting geriatrie van de Hogeschool Antwerpen, Departement Gezondheidszorg. Het betreft echter geen PWO-project en is alsdusdanig niet verbonden met een universiteit. Wel wordt er aan het project een masterproef e gekoppeld van een student uit de 2 licentie gerontologie van de Vrije Universiteit Brussel. Er werd de mogelijkheid gesteld aan twee afstuderende studenten bachelor verpleegkunde om deel te nemen aan dit onderzoek als mede-uitvoerder. Zij zullen dit project mee opstarten, de verschillende stappen in het wetenschappelijke onderzoeksproces meemaken en de data generen en verwerken om aldus tot een volwaardig eindwerk te komen. De technologische evolutie gaat de dag van vandaag enorm snel. Een klein onderdeeltje van die evolutie, namelijk de informatica, is mee gevolgd met deze trend en is momenteel in staat om enorme processen te berekenen, bekijken, beveiligen,… (Chamorro, 2001; Dick 1997) Vaak kan informatisering een meerwaarde bieden en processen optimaliseren. (Burkle et al., 1998) Ook voor ons, gezondheidswerkers, kan deze informatica, wanneer dit perfect is afgestemd op de verpleegkundige praktijkvoering, een hulpmiddel zijn om onze zorgen beter te plannen, te controleren, te evalueren en bij te sturen. Het kan eveneens voor een continuïteit zorgen in de verpleegkundige zorg. (Bates, 2003) Studies tonen aan (Fournier et al., 2006; Goossen et al., 1997) dat sommige personeelsleden moeilijkheden hebben met deze snelle implementatie van bijvoorbeeld elektronische verpleegdossiers op de werkvloer. Dit onderzoek zal een blik werpen op de eventuele knelpunten die bij een implementatie gepaard gaan.
doelstelling
Tijdens deze studie wordt er in ad random gekozen rust- en verzorgingstehuizen (RVT) en rustoorden voor bejaarden (ROB) onderzocht hoe verpleegkundigen en hun afdelingshoofd de implementatie en het gebruik van het elektronisch zorgdossier op dienst ervaren. Met dit onderzoek trachten wij ervaringen en ideeën van (hoofd)verpleegkundigen en verzorgenden over dit elektronisch zorgdossier te bundelen en te evalueren. Dit onderzoek kan zo mogelijk de basis vormen om in volgende jaren de acute problemen die uit de implementatie voortvloeien verder te onderzoeken en te behandelen. De volgende algemene onderzoeksvragen worden gesteld: . Welke hindernissen ervaren verpleegkundigen bij de implementatie van het elektronisch zorgdossier op een RVT-afdeling? . Wat zijn de voordelen van informatisering in de residentiële setting? . Welke voor- en nadelen ervaren verpleegkundigen bij het gebruik van het elektronisch zorgdossier (kennis vanuit de opleiding, gebruiksgemak,...)? Een gevalideerde vragenlijst bestaat er - gezien de beperktheid van de reeds uitgevoerde onderzoeken met betrekking tot deze materie - nog niet. Daarom werd er geopteerd een vragenlijst te ontwikkelen vertrekkende van de algemene onderzoeksvragen en dit op basis van wetenschappelijke literatuur. De verzamelde gegevens zullen ingebracht worden in een database (Excel) en verwerkt en geanalyseerd worden door middel van SPSS 13.0 onder begeleiding van de promotor. Op basis van deze resultaten worden er conclusies uitgeschreven.
aanpak
Er werd op de beide bedrijven een beroep gedaan voor ondersteuning bij verschillende onderzoeksaspecten: 1 Scholing van de onderzoekers (promotoren, uitvoerende / meewerkende studenten…): de firma Care Solutions is in de Hogeschool Antwerpen een sessie komen geven mbt de mogelijkheden van een elektronisch zorgdossier. Deze sessie bestond uit een theoretisch en prak-
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
31
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
2 3 resultaten
tisch gedeelte. De deelnemende studenten konden deze ervaring aanspreken bij het verder uitwerken van het onderzoeksprotocol. Evaluatie en bijsturing van de opgestelde vragenlijst, feedback met betrekking tot antwoordcategorieën. Het aanspreken van mogelijke deelnemende instellingen (rust- en verzorgingstehuizen / RVT en rusthuizen voor bejaarden / ROB).
De data werden uiteindelijk gegenereerd in ad random gekozen rustoorden voor bejaarden (ROB) en rust- en verzorgingstehuizen (RVT) die een elektronisch zorgdossier gebruiken en dit in de provincies: Antwerpen, Vlaams-Brabant, Limburg en Oost-Vlaanderen. Verpleegkundigen (n=100) en verzorgenden (n=100) kregen een gestructureerde vragenlijst voorzien van een toestemmingsformulier naar een model van Lee et al. (2005). Uit een eerste analyse van de onderzoeksresultaten blijkt dat respondenten overwegend positief zijn over het gebruiksgemak, de werking en de functionaliteit van het EZ. Ze vinden dat het EZ makkelijk is om mee te werken (83.25%), het overzichtelijk is (74.09%) en de organisatie op de afdeling vlotter doet verlopen (71.07%). Toch ondervinden de respondenten ook enkele negatieve aspecten. Deze hebben een rechtstreeks verband met het aspect tijd (tijdsverlies: 81.25%, vertraging van de werking: 73.58%). 78.13% van de respondenten stelt dat ze niet genoeg toegang hebben tot het elektronisch zorgdossier. Er werd een duidelijke correlatie gevonden (p<0.001) tussen het makkelijk kunnen werken met het elektronisch zorgdossier en het makkelijk kunnen werken met een computer. De respondenten die konden genieten van een goede begeleiding tijdens de implementatie, vinden het zorgdossier elektronisch zorgdossier overzichtelijker (p<0.001). We kunnen concluderen dat de respondenten duidelijke voordelen ondervinden van het gebruik van een elektronisch zorgdossier. Er leeft een foutief idee dat PC gebruik rechtstreeks tijdswinst moet opleveren, dit terwijl de voordelen met de betrekking tot een optimalisatie van de zorg en de betere communicatie vaak vergeten worden. Uit het onderzoek blijkt dat een goede begeleiding tijdens de opstart van een elektronisch zorgdossier noodzakelijk is en dit een positieve invloed heeft op het later gebruik. Het is raadzaam om computervaardigheden en het gebruik van een elektronisch zorgdossier op te nemen in het curriculum van de opleiding tot verpleegkundige/verzorgende en daarnaast blijvende scholing te voorzien in de instelling en dit in combinatie met een degelijke opleiding voor nieuwe personeelsleden.
implementatie en valorisatie
Momenteel worden de resultaten per deelnemend rusthuis (RVT/ROB) geanalyseerd. Deze instellingen zullen begin 2008 deze resultaten verkrijgen en zullen aldus de waardering van het eigen personeel kennen met betrekking tot de implementatie en het gebruik van het elektronisch zorgdossier. Aan de hand van deze gegevens kunnen de instelling en de softwareleveranciers beslissen om aldus stappen te ondernemen om het gebruik eventueel verder te optimaliseren (extra scholing personeel, bijkomende opleidingen voor nieuw personeel…). Het onderzoek toont aan dat computerkennis en kennis van een elektronisch zorgdossier reeds in de opleiding verpleegkunde aan bod dient te komen. In de afstudeerrichting geriatrische verpleegkunde komt het elektronisch zorgdossier vanaf dit academiejaar aan bod in het curriculum. Het topic wordt behandeld in het opleidingsonderdeel residentiële zorg en dit zowel theoretisch (evidence based) als praktisch (scholingsessie van de firma Care Solutions voor alle laatstejaarsstudenten van de afstudeerrichting geriatrische verpleegkunde)
contactgegevens
Drs. Michael Van Buggenhout gegradueerde verpleegkundige, licentiaat in de gerontologie Lector verpleegkunde – Hogeschool Antwerpen / Departement Gezondheidszorg Jaak De Boeckstraat 10, 2170 Merksem
[email protected] 0486/08.73.08
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
32
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Integrated Port Operations Optimisation onderwijspartner(s)
. . .
Hogere Zeevaartschool ITMMA UGent
bedrijfspartner(s)
PSA
probleemstelling
Het succes van een zeehaven wordt bepaald door de verzamelde prestaties van diverse actoren. In de schakels die de volledige transportketen uitmaken van oorsprong of voorland over zeehaven tot achterland of finale bestemming, onderscheiden we drie substudiegebieden, namelijk de opeenvolging van (i) de havenaanloop, (ii) de goederenbehandeling in de haven en (iii) het hinterlandvervoer. In dit project willen we de volledige doorlooptijd in de logistieke keten verkorten en de bestaande (haven)capaciteit optimaal benutten door diverse optimalisaties door te voeren in deelaspecten van de keten. Het onderzoek kadert anderzijds in een vraag van PSA om operationele aspecten van een container terminal te optimaliseren en een doctorale studie met als titel: Integrated Container Terminal Optimisation.
doelstelling
aanpak
resultaten
Het doel van dit project is de totale doorlooptijd van goederen in een haven in te korten. Dit door het optimaliseren van de 3 betrokken deelaspecten: havenaanloop, goederenbehandeling en hinterlandvervoer. Vervolgens wordt de transportketen als een geheel bekeken en willen we een 'globale optimalisatie' visie gebruiken om de individuele verbeteringen te evalueren. Elk deelaspect van haven operaties wordt afzonderlijk onderzocht op mogelijkheden voor optimalisatie. Dit onderzoek wordt gerealiseerd door verschillende ervaringen en competetenties samen te brengen: Bedrijfsleven, HZS, ITMMA en UGent. De samenwerking met het bedrijfsleven bestaat er momenteel in dat het basisdata ter beschikking stelt om het onderzoek mogelijk te maken en de gevonden resultaten evalueert. Voor één deelproces van een containerterminal (Berth Allocation en Quay Crane Asignment) werd een realistisch optimalisatie model ontworpen.
implementatie en valorisatie
Het optimalisatie model werd getoetst aan een database die ter beschikking werd gesteld door het bedrijfsleven (één maand aan data). Dit dient nog verder uitgewerkt te worden.
contactgegevens
. . .
Hogere Zeevaartschool Rowan Van Schaeren / Peter Bueken +32 (0)3 205 64 30 ITMMA: Wout Dullaert +32 (0)3 275 51 51 PSA: Johan Vandewalle / Filip Merckx +32 (0)3 260 61 11
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
33
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Inventarisatie en vergelijking van de milieuaspecten van producten, gebruikt in de catering bij vliegtuigen onderwijspartner(s)
Hogeschool Antwerpen, Dept. Onderwerpwetenschappen, Hoger Instituut voor Integrale Productontwikkeling, Projectpromotor: Marianne Stranger Uitvoerders: Karine Van Doorsselaer, Marianne Stranger, Elli Verhulst Uitvoeringsdatum: januari - februari 2006
bedrijfspartner(s)
Erik Indekeu - De Ster NV, Gelmelstraat 96, 2320 Hoogstraten
probleemstelling
Het vergelijken van de milieuaspecten van producten, gebruikt in de catering bij vliegtuigen, meer bepaald de vergelijking tussen wegwerp- en herbruikbare producten, alsook het gebruik van verschillende materialen en productietechnieken.
doelstelling
Het doel van het project is de milieu-impact te bepalen van diverse producten die gebruikt worden voor het aanbieden van maaltijden aan de passagiers tijdens de vliegtuigreis. Deze producten omvatten een set voor het verdelen van warme en koude maaltijden samengesteld uit respectievelijk wegwerp- en herbuikbare materialen.
aanpak
Het project omvat het opstellen van relevante variaties van levenscycli en de bijhorende inventarisatie van de te onderzoeken producten teneinde aan de hand van de eco-indicatormethode een vergelijkende studie te maken. Deze producten omvatten een set voor het verdelen van warme en koude maaltijden samengesteld uit respectievelijk wegwerp- en herbuikbare materialen. Aan de hand van een gevoeligheidsanalyse worden een aantal parameters uit de levenscyclus onderzocht, zijnde transport, productietechnieken, materialen en reinigingscenario’s. De resultaten zullen gerapporteerd worden in een overzicht van conclusies van het onderzoek, aangevuld met de nodige grafische voorstellingen.
resultaten
Het onderzoek toont aan dat de milieubelasting van de volledige levenscyclus van een set voor het grootste deel bepaald wordt door de massa, onafhankelijk van de gebruikte materialen of de gekozen productietechniek van de producten. Het transport met het vliegtuig is zo belastend dat alle andere fasen uit de levenscyclus te verwaarlozen zijn.
implementatie en valorisatie
De Ster gebruikte deze onderzoeksresultaten om beslissingen die gemaakt werden over een nieuwe productielijn kracht bij te zetten. Tevens werden de resultaten gebruikt bij de communicatie van De Ster naar klanten toe.
contactgegevens
.
.
Marianne Stranger Hoger Instituut voor Integrale Productontwikkeling Dept. Ontwerpwetenschappen Hogeschool Antwerpen
[email protected] Erik Indekeu - De Ster NV, Gelmelstraat 96 2320 Hoogstraten
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
34
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Invloed van de ontwerpmethode en de mengselsamenstelling op de rafelingsgevoeligheid van Splitmastiekasfalt (SMA) (Tetrafondsproject) onderwijspartner(s)
Hogeschool Antwerpen, Dept. IW, Opleiding IW:BK
partnerinstelling(en)
. .
OpzoekingsCentrum voor de Wegenbouw, Agentschap Infrastructuur, afdeling Wegenbouwkunde, Vlaams Ministerie Mobiliteit en Openbare Werken IWT-Vlaanderen
bedrijfspartner(s)
. . . . . . . . . . . . . . .
Benelux Bitume ivzw Grizaco NV RCO NV COPRO vzw Betonac NV Dekempeneer NV Devriese NV Colpin-Demeester NV GRALEX NV Hoogmartens NV Colas NV Heijmans Infra NV Van Wellen NV BVA NYNAS AB
probleemstelling
SMA-mengsels zijn asfaltmengsels met een uitgesproken steenskelet die veelvuldig toegepast worden als toplaag op de Vlaamse wegen omwille van hun goede eigenschappen op het gebied van comfort en veiligheid van de weggebruikers. Deze mengsels hebben tot nu toe een kortere levensduur dan andere asfaltbetons. Dit maakt dat sneller tot vervanging dient te worden overgegaan. Daarbij mogen we de problemen omtrent vroegtijdige rafeling niet het oog verliezen. Deze problemen worden onderkend, doch zijn nog niet of onvoldoende aantoonbaar.
doelstelling
In een eerste luik willen we het schademechanisme van rafeling onderzoeken. Daarna zullen we nagaan of de huidige ontwerpmethode, Pradowin, wel degelijk de beste methode is om duurzame SMA-mengsels te ontwerpen. Daarom gaan we ze vergelijken met andere nieuwere ontwerpmethoden, namelijk de Nederlandse volumetrische methode en de Amerikaanse Bailey methode. Dit is belangrijk en vernieuwend, zeker in het kader van de prestatiebestekken, omdat we zo de aannemer/producent een eerste tool in handen kunnen geven die hij nodig heeft om goede, duurzame mengsels te produceren. Het toepassen van een geschikte testmethode zowel in het stadium van het vooronderzoek als na aanleg is hierbij ook van groot belang. De aannemer moet in staat zijn aan te tonen dat het asfaltmengsel, via een aangepaste mengselontwerpmethode, niet-rafelingsgevoelig is. Een derde luik is de validatie van de toepasbaarheid van de Indirecte Treksterkte Proefopstelling als rafelingsindicator. Momenteel wordt deze test gebruikt doch de relevantie ervan wordt in twijfel getrokken. Een laatste luik is de verspreiding van de technologie en de resultaten.
aanpak
Het project omvat een zeer uitgebreid literatuuronderzoek aangezien er al veel buitenlands onderzoek is uitgevoerd op gebied van rafeling. Daarna wordt overgegaan naar een experimenteel gedeelte waarbij ITS centraal staat. Hierbij wordt een beroep gedaan op het Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw die mede-aanvrager is in dit project. De wetenschappelijk peter, Agentschap Infrastructuur, zal structurele ondersteuning geven. Het project wordt begeleid door een gebruikerscommissie samengesteld uit bedrijven, kenniscentra, en overheden. Hierdoor heeft dit project een stevige draagkracht en kans tot succes.
resultaten
Dit onderzoeksproject moet leiden tot de validatie van een testmethode om de weerstand tegen rafeling van SMA te voorspellen en te controleren. De resultaten van dit onderzoeksproject zullen toelaten deze testmethode op de juiste manier te gebruiken en te interpreteren en eventueel de voorschriften in het standaardbestek bij te sturen zodat de weerstand tegen rafeling kan ingeschat worden en naast andere prestatie-eisen kan gegarandeerd worden. De resultaten van dit onderzoek zullen ook bijdragen tot de formulering van het verband tussen de mengselsamenstelling en de invloed hiervan op de rafeling voor SMA. Zo zullen asfaltproducenten over de nodige informatie beschikken om de mengselsamenstellingen optimaal te kunnen ontwerpen, te kunnen bijsturen en om de impact van de wijzigingen tijdens de productie en de aanleg te kunnen inschatten.
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
35
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
implementatie en valorisatie
Dit onderzoeksproject zal de randvoorwaarden formuleren die de ontwerpers, asfaltproducenten en overheidsinstanties zullen toelaten kwaliteitsvolle SMA-mengsels te ontwerpen en te maken, zodat de voorschriften kunnen aangepast worden en de weerstand tegen rafeling van de SMAtoplagen naast de andere prestatie-eisen kan gegarandeerd worden. Dit zal kunnen gegarandeerd worden door een unieke combinatie van een nieuwe ontwerpmethodiek en een aangepaste proefmethode.
contactgegevens
Wim Van den bergh Hogeschool Antwerpen Departement IW, Opleiding IW:BK Paardenmarkt 92 2000 Antwerpen
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
36
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Invloed van het gebruik van bindmiddel van asfaltpuingranulaat op de duurzaamheid van asfaltmengsels en op healing in het bijzonder onderwijspartner(s)
. .
Hogeschool Antwerpen, Dept. IW, Opleiding IW:BK Technische Universiteit Delft, Fact. CiTG, Sectie Verkeersbouwkunde
partnerinstelling(en)
OpzoekingsCentrum voor de Wegenbouw
probleemstelling
Asfaltmengsels hebben een zelfherstellend vermogen dat in het Engels “healing” wordt genoemd. Healing betekent dat gedurende een rustperiode tussen twee lasten een zeker herstel van schade, in het bijzonder van scheurvorming, optreedt. Dit herstel heeft te maken met het herstel van de C-H ketens waaruit het bitumineuze bindmiddel is opgebouwd. De mate van herstel wordt beïnvloed door de duur van de rustperiode en de eigenschappen van het bitumineuze bindmiddel. De mate van healing heeft een grote invloed op de levensduur van de wegverharding en het is dus van belang om de zelfherstellende eigenschappen van asfaltmengsels te optimaliseren. Doordat oud asfalt, dat gerecycleerd gaat worden, aan veroudering is blootgesteld is het niet denkbeeldig dat de healing van asfaltmengsels met dit APG geringer is dan die van “nieuwe” asfaltmengsels. Dit kan aanzienlijke consequenties hebben voor de dimensionering van verhardingsconstructies met APG. Bij afwezigheid van het zelfherstellend vermogen zou de dikte van het asfaltpakket groter moeten zijn dan indien asfaltmengsels worden gebruikt die wel een zekere mate van zelfherstellend vermogen hebben. Uit het bovenstaande wordt duidelijk dat onderzoek naar de healing eigenschappen van asfaltmengsels met APG zeer gewenst is om de asfaltkwaliteit van het regeneratieasfalt te behouden en om over representatieve dimesioneringsparameters te beschikken.
doelstelling
Dit doctoraatsonderzoek beoogt: . een wetenschappelijk onderzoek naar de invloed van bindmiddel uit APG (asfaltpuingranulaat; Eng. reclaimed asphalt pavement RAP) t.a.v. de healingfactor (‘zelfherstelling’); met het oog op de duurzaamheid van asfaltmengsels met APG en een correcte waardering van de healingfactor waardoor, . de toename van het percentage hergebruik van asfaltpuingranulaat met behoud van de garantie van de prestaties van het asfaltmengsel, met de nadruk op de duurzaamheid, kan bevorderd worden en, . een juistere dimensionering van de wegstructuren beoogd kan worden en, . de nodige know-how kan doorstromen naar de sector om bovengenoemde doelstelling in de praktijk waar te maken.
aanpak
Dit doctoraatsonderzoek zal de kenmerken van asfaltpuingranulaat en de spreiding (veranderlijkheid) ervan nagaan en de invloed hiervan op de prestaties van asfaltmengsels met hergebruik van asfaltpuingranulaat en de healingfactor in het bijzonder onderzoeken. Er wordt aandacht besteed aan de relatie tussen de mechanische eigenschappen van bitumen en het gedrag van asfalt. Het projectprogramma wordt gestart met een uitgebreid literatuuronderzoek over het fenomeen ‘healing’ en haar relaties met bitumen en asfalt. Met de gegevens uit eerdere projecten wordt een analyse gemaakt ter aanvulling of bijsturing van dit project. De analyse zal leiden tot een publicatie. Om het experimentele gedeelte efficiënt uit te voeren zal een kort onderzoek gedaan worden naar de verificatie van relevante proefmethoden. Indien nodig kan onderstaand experimenteel programma aangepast worden. Het uit te voeren experimenteel projectprogramma zal in hoofdzaak een onderzoek omvatten naar het scheur- en vermoeiingsgedrag van asfaltmengsels met APG t.o.v. asfaltmengsels waarin nieuwe materialen zijn verwerkt. Daar het zelfherstellend vermogen van asfalt in hoge mate deze eigenschappen beïnvloedt zal het onderzoek vooral gericht zijn op het kwalificeren en kwantificeren van dit zelfherstellend vermogen (healing). Scheurvorming in asfaltmengsels kenmerkt zich als cohesieve scheurvorming (scheurvorming in de bitumineuze mortel) en adhesieve scheurvorming (scheurvorming in het hechtvlak aggregaat – bitumineuze mortel) of een combinatie van deze beide types. Het is belangrijk te onderkennen welk type scheurvorming dominant is bij asfaltmengsels met en zonder APG omdat het healingsfenomeen naar verwachting vooral van toepassing is op de cohesieve scheurvorming. Een belangrijk deel van het onderzoek zal daarom gericht zijn op de herkenning en kwantificering van de cohesie in de bitumineuze mortel, de adhesie tussen aggregaat en de mortel en de invloedsfactoren die daarbij een rol spelen. Het is onmiskenbaar zo dat rheologisch onderzoek op bitumineuze mortels en bindmiddelen
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
37
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
uitgevoerd zal moeten worden omdat de scheurgroei- en vermoeiingseigenschappen in hoge mate zijn gerelateerd aan de rheologische eigenschappen. Het rheologische onderzoek zal de bepaling van de glijdingsmodulus van bitumina en bitumineuze mortels als functie van temperatuur en belastingtijd inhouden. Tevens zal de afhankelijkheid van de fasehoek tussen last en verplaatsingssignaal worden bepaald als functie van genoemde grootheden. Het mechanische onderzoek zal trekproeven inhouden op nieuwe en verouderde bitumina, hun mengsels en als mortels. Met name gaat het daarbij om de bepaling van de invloed van de rustpauze op de hoeveelheid energie die tijdens een lastpuls wordt gedissipeerd. Tevens zullen trekproeven onder herhaalde belasting worden uitgevoerd bij zowel constant houden van de grootte van de belastingpuls en het constant houden van de verplaatsingspuls. Voor de praktische vertaling is het uitvoeren van reguliere tweepunts- of vierpuntsbuigvermoeiingsonderzoek met en zonder rustperioden noodzakelijk teneinde een praktische maat voor de healingsfactor te bepalen. Aanvullend zullen softwarepakketten gebruikt worden om de invloed van healing bij nieuwe asfaltmengsels en asfaltmengsels met APG op de dimensionering van wegstructuren concreet voor te stellen. resultaten
Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat de healingfactoren van asfaltmengsels met APG niet gekend zijn. Daarenboven is uit experimenteel onderzoek gebleken dat een standaardhealingopstelling niet beschreven is en dat de healingfactoren afhankelijk zijn van de proefopstelling en de condities.
implementatie en valorisatie
De healingfactoren zullen gebruikt worden in dimensioringssoftware.
contactgegevens
Wim Van den bergh Hogeschool Antwerpen Departement IW, Opleiding IW:BK Paardenmarkt 92 2000 Antwerpen
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
38
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
LADI WITEPA onderwijspartner(s)
. . . .
Hogeschool Antwerpen, IW:elektronica-ict KaHo Sint-Lieven, Industrieel Ingenieur KUL UZA
bedrijfspartner(s)
IBBT IMEC 52M AZ Sint-Lucas Belnitra Cisco De Lijn DSP Valley
probleemstelling
Het Tetra (Technology Transfer) project is ontstaan vanuit een vergelijkbare aanvraag van KaHo Sint-Lieven (vooral locatiebepaling mbv Wireless Sensor Netwerken) en Hogeschool Antwerpen (vooral locatiebepaling mbv WiFi en RFID). Doordat de projecten vergelijkbaar waren is er samen een IWT project gestart rond locatiebepaling met RF-technologiën.
doelstelling
Het is de bedoeling om een duidelijk overzicht te geven van de mogelijke manieren om aan locatiebepaling van mensen en goederen te doen gebruik makende van huidige RF technologieën, een mapping te maken van mogelijke applicaties met de best bijhorende technologie en sommige daarvan uit te werken in een piloot project.
aanpak
Frans Maas EDS advise Ingenium Luxom Metegan Melexis Ubiwave
Microsoft Myriade Niko Proximus Televic Telindus Transics
In een tetra project wordt het onderzoek verricht door de onderzoekers van de instellingen. Dit gebeurt hier in combinatie met masterproeven en bachelorproeven van de studenten. De onderzoeksresultaten worden regelmatig teruggekoppeld naar de bedrijven (door middel van voortgangsverslagen en gebruikerscommissies). De inbreng van de gebruikerscommissie wordt ook gebruikt om het project bij te sturen naar hun vragen. Met sommige bedrijven wordt nauwer samengewerkt in de vorm van de functie van externe promotor van de master/bachelorproeven.
resultaten
Het eerste werkjaar van het project is afgerond, hier werd een overzicht gemaakt van de verschillende technologieën en gestart met de creatie van een mapping matrix tussen technologieën, hun specificaties en applicaties. Er werd ook reeds gestart met de veldtesten en pilootprojecten die dit werkjaar verder worden uitgewerkt.
implementatie en valorisatie
De veldtesten worden eerst op de campussen uitgevoerd, indien mogelijk worden ze daarna zoveel mogelijk bij partners overgedaan. De valorisatie gebeurt in eerste plaats door de verspreiding van de onderzoeksresultaten naar de gebruikerscommissie. Daarnaast wordt het project en de resultaten ook toegelicht in seminaries, internationaal programma (Intensive Program), in het eigen lessenpakket, …
contactgegevens
. .
Frederik Schrooyen:
[email protected] Maarten Weyn:
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
39
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Lerende netwerken Maatschappelijk Verantwoord Ondernemerschap: duurzaam veranderen onderwijspartner(s)
Karel de Grote–Hogeschool departement Sociaal Agogisch Werk (SAW) dienst permanente vorming, training en advies
bedrijfspartner(s)
Alfa Solutions CAW Metropool De acht Groenbedrijf Peeters-Vervoort Indigo Sint-Vincentius Ziekenhuis Tractebel Engineering
Koepel van Vlaamse Kringloopcentra (KVK) CM Antwerpen De Touter Hansen Transmissions Nova Veg Logistics Tower automotive
probleemstelling
Leidinggevenden staan onder grote druk van externe en interne factoren. Vaak blijkt de grootste uitdaging het managen van het menselijk kapitaal. Hoe kunnen zij hierover leren? Boeken, cursussen ‘people management’ zijn, omwille van de grote complexiteit van het onderwerp, niet de juiste leermethode. De hypothese die we hanteren is dat lerende netwerken onder de vorm van professioneel begeleide ervaringsuitwisseling een methodiek is die dit diepgaand leren ondersteunt. Diepgaand omdat dit leren verder gaat dan tips, do’s en dont’s. Het omvat ook het leren over de eigen (in)competenties van de leidinggevende.
doelstelling
Een methodiek van netwerkleren ontwerpen die leidinggevenden ondersteunt in hun duurzaam organiseren.
aanpak
Samen met de vijftien betrokken organisaties hebben we drie lerende netwerken gebouwd rond drie thema’s: personeelszorg, veranderstrategie en competentieontwikkeling. Tijdens de netwerkbijeenkomsten en op afzonderlijke reflectiedagen zijn we samen met alle organisaties op zoek gegaan naar de succescriteria van het netwerkleren. Deze hebben we gebundeld.
resultaten
De succescriteria voor het effectief maken van lerende netwerken voor leidinggevenden: . een case hebben die op dit moment vragen oproept . gelijkaardige leervragen . groepen tot 10 personen . op bezoek gaan bij elkaar . geen concurrenten . diverse samenstelling van groepen . minimum 6 keer samenkomen met bespreking van cases . een professionele begeleiding, d.w.z. . case-voorbereiding voor de netwerkbijeenkomst . tijdens de netwerksessies groeps- en individuele leerprocessen faciliteren . modellen, theorieën aanbrengen in functie van het thema
implementatie en valorisatie
Op basis van de succescriteria en samen met onze netwerkleden hebben we LENTO ontwikkeld LENTO is een cel binnen de hogeschool waar leidinggevenden zich via een abonnementsformule in een netwerk aansluiten voor de ondersteuning van hun eigen competentieontwikkeling en deze van de medewerkers.
contactgegevens
LENTO Coördinator: Frank Rochus Karel de Grote-Hogeschool Van Schoonbekestraat 143 2018 Antwerpen www.lento-kdg.be
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
40
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Life project: ECOTEC STC onderwijspartner(s)
Hogere Zeevaartschool Antwerpen
bedrijfspartner(s)
Initiatiefnemer, coördinator en project management . HYDREX NV Onderzoekspartners . Propulsion Dynamics inc. (USA) . Haven van Antwerpen . Rijkswaterstaat Nederland . VITO (Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek) . ERM (Environmental Resources Management) Meewerkende rederijen . Interscan . Exmar . Codralux . Svithoid Tankers
probleemstelling
Het gebruik van biociden in scheepscoatings is een wijdverspreide praktijk. Immers, hierdoor wordt aangroei op de romp tegengegaan. Deze aangroei heeft een belangrijke invloed op de weerstand, die de scheepsromp ondervindt bij verplaatsing in het water. Deze scheepscoatings zijn echter recentelijk (sinds 2001) door de IMO verboden op nieuwe schepen. Ook voor bestaande schepen wordt het gebruik ervan reglementair steeds meer beperkt. Ten gevolge van dit verbod is men op zoek naar waardige alternatieven. De firma Hydrex uit Antwerpen denkt een waardig alternatief gevonden te hebben met het product Ecospeed. De vraag van deze firma was dan ook om deze verf verder te onderzoeken op economische en ecologische aspecten.
doelstelling
De taak van de Hogere Zeevaartschool bestaat erin om de impact van de coating op het brandstofverbruik na te gaan. Ook de firma Propulsion Dynamics inc. onderzoekt dit aspect. De andere onderzoekspartners onderzoeken de milieu- en economische aspecten van deze coating.
aanpak
Voorafgaand aan dit project werd, in samenwerking met de firma Hydrex N.V. en de Hogere Zeevaartschool en onder de leiding van prof. Dr. Vantorre van het Waterbouwkundig Laboratorium te Borgerhout, onderzoek gedaan naar de wrijvingsweerstand van platen, bekleed met respectievelijk de Ecospeed coating en een vergelijkende coating. In deze testomstandigheden werden betekenisvolle verschillen van ongeveer 6 tot 10% vastgesteld in de wrijvingsweerstand. Om de juiste economische en ecologische impact na te gaan wordt in dit project het bovenstaande onderzoek uitgebreid naar werkelijke schepen. De taak van de Hogere Zeevaartschool bestaat erin om de impact van de coating op het brandstofverbruik na te gaan. In samenwerking met de voormelde rederijen worden verbruiksgegevens van schepen opgevraagd. Om de statistische betrouwbaarheid van de besluiten te verhogen worden storende invloeden zoals snelheidsvariaties, wind en stromingen zo goed mogelijk in rekening gebracht, afgaande op de beschikbare gegevens. Milieu- en economische effecten ten gevolge van veranderde emissie van de schepen en bij het aanbrengen en het reinigen van de coating worden onderzocht door de ander partners.
resultaten
We beschikken al over een aantal meetgegevens voor verwerking. Verwerking is nog aan de gang.
implementatie en valorisatie
Dit onderzoek kan bijdragen tot het aanvaarden van niet-toxische coatings als waardig alternatief voor de toxische verven, die tegenwoordig toch nog gebruikt worden wegens het ontbreken van een aanvaardbaar alternatief. Verdere valorisatie ligt uiteraard in de handen van de patenthoudende firma Hydrex.
contactgegevens
Kristof Adam, Project Manager Direct Tel: 0032/ 3 213 53 08 E-mail:
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
41
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Live ondertitelen met spraakherkenning. Procesanalyse en procedure voor kwaliteitsverbetering. onderwijspartner(s)
. .
Universiteit Antwerpen – Faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen – Departement Management Hogeschool Antwerpen – Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken
bedrijfspartner(s)
Vlaamse Radio- en Televisieomroep (VRT)
probleemstelling
Recente ontwikkelingen in de spraaktechnologie hebben het mogelijk gemaakt om spraakherkenning te gebruiken voor het simultaan ondertitelen van (live) televisie-uitzendingen via de techniek van het ‘herspreken’ of respeaking. Dit soort ondertiteling wordt (voorlopig) vooral gebruikt voor doven en slechthorenden. Respeaking houdt in dat de ondertitels tijdens live televisieuitzendingen met spraakherkenningssoftware worden gedicteerd aan een ondertitelingsprogramma. Door de snelheid waarmee spraakherkenning tekst kan produceren, vergroot het gebruik van dit medium in hoge mate de mogelijkheid om meer programma’s synchroon van (intralinguale) ondertiteling te voorzien. Toch verloopt het gebruik van spraakherkenning niet probleemloos. Zo is de synchronisatie niet optimaal (er is een vrij grote delay) en moet er soms belangrijke informatie (noodgedwongen) achterwege worden gelaten. De centrale vraag die we ons in het onderzoek zullen stellen is dan ook welke stappen er ondernomen kunnen worden om de kwaliteit van live televisie-ondertiteling te bevorderen. Bij de beantwoording van deze onderzoeksvraag zullen we ons grotendeels baseren op data die we zullen verwerven met medewerking van de Vlaamse openbare omroep (VRT). De VRT past sinds 2001 de techniek van het herspreken toe en was de eerste Europese zender die spraakherkenning inzette als enige medium voor de productie van live-ondertitels. De openbare omroep boekt erg goede resultaten, maar hoe dan ook is er nog heel wat ruimte voor kwaliteitsverbetering. De VRT was dan ook zeer bereid om als partner te fungeren in het voorgestelde project en zijn unieke ervaring en know-how ter beschikking te stellen. Daarbij wil de omroep ook meewerken aan de geplande observaties en experimenten en daar de nodige tijd en mensen voor vrijmaken.
doelstelling
aanpak
In het voorliggende project streven we een tweevoudig doel na: 1 Methodologisch: We streven ernaar om een methode te ontwerpen die ons in staat stelt nauwkeurige proces- en productobservaties uit te voeren in de context van simultane ondertiteling via respeaking. 2 Probleemanalyse: De proces- en productdata uit de observatiesessies moeten ons in staat stellen een procedure uit te werken die het mogelijk maakt om een probleemanalyse te maken van de specifieke spraakherkenningsproblemen in deze schrijfcontext vanuit een contrastieve invalshoek. Die probleemanalyse moet de basis vormen van een contextspecifiek remediërings- en trainingsprogramma dat moet leiden tot een grotere accuraatheid van de live-ondertitels. De analyses moeten uitmonden in een procedure voor kwaliteitsverbetering. De observatie van de productie van het ondertitelingsproces gebeurt op drie niveaus: observatie van de live-reportage (zonder ondertiteling), observatie van de herspreker en (eventueel) de observatie van de corrector die de gesproken input waar nodig corrigeert. Verschillende observatieinstrumenten worden hierbij ingezet om de uiteenlopende beeld- en tekstproductie vast te leggen voor verdere analyse. Voor de observatie van digitale schrijfprocessen maken we gebruik van Inputlog, een onderzoeksinstrument dat ontwikkeld werd aan de Universiteit Antwerpen (Van Waes & Leijten, 2006; www.inputlog.net). Dit logginginstrument stelt ons in staat om schrijfprocessen zonder interferentie te observeren en zeer gedetailleerd te loggen. Het loggingbestand dat het programma creëert, bevat nauwkeurige procestijden van alle toetsaanslagen, muisbewegingen en -clicks alsook een dataopslag van de spraakinput (ingesproken tekst die op het scherm verschijnt, gebruikte commando’s en wav-files). Vooral die laatste loggingmogelijkheid, met name van de spraaktechnologische input via Dragon Naturally Speaking, opent praktisch en methodologisch nieuwe perspectieven voor onderzoek in deze schrijfcontext. Voorafgaand aan de experimentele observaties worden een aantal testopnames uitgevoerd om de methode te stabiliseren. Om tot controleerbare resultaten te komen, wordt een experimenteel onderzoek opgezet en zal het bronmateriaal worden gecontroleerd. Het project stelt zich tot doel om via het uittesten van een aantal variabelen procedures tot kwaliteitsverbetering te formuleren en de producten van verschillende ondertitel/respeak-methoden te laten evalueren door een beperkte gebruikersdoel-
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
42
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
groep (te verzamelen uit de testgroepen van de VRT). Bij deze werkwijze zijn het de onderzoekers van de Universiteit Antwerpen die instaan voor al wat met spraakherkenning en de loggingtechnieken te maken heeft, terwijl de medewerking van de Hogeschool Antwerpen een grote expertise in ondertitelen en tolken oplevert. Het onderzoek gebeurt in zeer nauwe samenwerking met de VRT, die praktijkervaring biedt op het vlak van spraakherkenning voor live-ondertiteling. Temeer bestaat zo de mogelijkheid om in optimale omstandigheden observaties uit te voeren en een representatief en voldoende homogeen corpus samen te stellen. resultaten
Verwacht wordt dat heel wat aan kwaliteit gewonnen kan worden door de creatie van een degelijke en doordachte training in het respeaken. Sinds het academiejaar 2007-2008 biedt de HA de cursus ‘live ondertitelen met spraakherkenning’ aan binnen de masteropleiding tolken. De onderzoeksresultaten zullen duidelijk maken welke competenties meer aandacht verdienen (en eventueel welke verwaarloosbaar zijn). Vermoedelijk zal een respeaker die naast een vertaler- ook een tolkenopleiding heeft genoten, veel sneller en efficiënter kunnen werken. Daarnaast verwachten we dat de onderzoeksresultaten ons in staat zullen stellen een aantal concrete technische problemen te identificeren. Zo is het denkbaar dat onder meer fonetische transcripties, thematische lexica en gespecialiseerde taalmodellen zullen bijdragen tot een grotere accuratesse in de productie van live-ondertitels.
implementatie en valorisatie
In het voorliggende project streven we ernaar om methodologisch en inhoudelijk een goede basis te leggen voor verder toegepast en theoretisch onderzoek in het domein van schrijven – spraaktechnologie – ondertiteling. In concrete zin willen we bijdragen tot de implementatie van een gerichte probleemanalyse van de herkenningsfouten bij live-ondertiteling en de daarbij horende processen voor verbetering en training op de HA. Op een algemener niveau biedt dit project ons de mogelijkheid de methodes voor observatie-onderzoek – en in het bijzonder het gebruik van Inputlog voor de logging van schrijfprocessen met multimodale input – verder te valideren. Gezien het innoverende karakter van het onderzoek rekenen we erop dat het projectrapport ook leidt tot publicaties in vaktijdschriften (bijvoorbeeld: International Journal of Speech Technology; Journal of Specialized Translation) en presentaties op congressen (bijvoorbeeld: Interact; Languages & The Media) Belangrijk is ook dat de ervaring die we opbouwen via de samenwerking in dit project kan leiden tot nieuwe projectaanvragen. We denken hier aan kijkerstevredenheid, de analyse van het informatieaanbod met de verschillende ondertitelingsmethoden zowel kwantitatief als kwalitatief, nieuwe toepassingsgebieden (zoals live ondertitelen op congressen)…
contactgegevens
Tijs Delbeke Kipdorp 61 S.Z.206 2000 Antwerpen
[email protected] 03.275.51.34
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
43
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
LocON - Platform for an inter-working of embedded localisation and communication systems onderwijspartner(s)
. . .
Hogeschool Antwerpen, IW:elektronica-ict Fraunhofer IIS (Duitsland) Cork Institute of Technology (Ierland)
bedrijfspartner(s)
. . . . . .
ANA Aeroportos de Portugal perLocus (België) Symeo (Duitsland) BIJO-DATA (Duitsland) Commissariat a l'Energie Atomique (Frankrijk) INOV Inovação (Portugal)
probleemstelling
Er komen meer locatiebepalingstechnologieën op de markt. Vermits dit allemaal bedrijfseigen oplossingen zijn is het samenwerken van deze systemen nagenoeg onmogelijk. Er is daarom nood aan een Europese standaard die het mogelijk maakt een coherent geheel te vormen. Een aantal belangrijke Europese partners slaan de handen in elkaar om dit probleem op te lossen in de vorm van een FP7 project.
doelstelling
Het project streeft naar een naadloze connectiviteit en samenwerking van embedded localisatie en communicatie systemen via een nieuw platform: het LocON platform. Om grote infrastucturen – zoals luchthavens – efficiënter, flexibeler en veiliger te kunnen besturen streeft LocON de volgende doelen na: . Implementatie van hardware/software platform om deze naadloze connectiviteit en samenwerking mogelijk te maken . Standaardisatie van locatiebepalingstechnologiën op Europees niveau . Integratie van bestaande systemen zoals GPS, GSM communicatie, sensor netwerken, … . Implementatie van een robuust controle systeem gebruik makend van het LocON platform voor een luchthaven . Het verhogen van de QoS van positie informatie . Demonstreren van het volledige platform in een infrastructuur met sterke beveiliging vereisten . Samenbrengen van de belangrijkste Europese spelers rond korte-afstands locatiebepaling
aanpak
Voor de Hogeschool Antwerpen wordt het LocON project gesteund door de expertise opgedaan door een lopend Tetra project, een doctoraat en verschillende masterproeven. De partners zijn Europees zo gekozen dat alle benodigde kennis aanwezig is binnen het project om hier verder op te bouwen. Verschillende partners zijn bedrijven die rechtstreeks feedback uit het bedrijfsleven geven.
resultaten
Het project start op 1 juni 2008 en zal lopen tot december 2010. Als resultaten zal er oa. een Europese standaard geschreven worden, de architectuur van het platform, implementatie van de hardware/software en middleware, de test case zal volledig beschreven en uitgevoerd worden.
implementatie en valorisatie
Het volledige platform zal geïmplementeerd, getest en gedemonstreerd worden in ANA (luchthaven van Lissabon). Demonstraties van delen van het systeem zullen op verschillende plaatsen bij alle partners uitgewerkt worden. Disseminatie van de resultaten zullen door alle Europese partners gebeuren via publicaties, website, conferenties, persberichten, …
contactgegevens
Maarten Weyn:
[email protected] Frederik Schrooyen:
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
44
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Matlab Distributed Computing Engine and United Devices GridMP onderwijspartner(s)
Hogeschool Antwerpen, IW:Elektronica-ICT
bedrijfspartner(s)
Janssen Pharmaceutica
probleemstelling
Vanuit Janssen Pharmaceutica werd de vraag gesteld of de Distributed Computing Engine en de Distributed Computing Toolbox van Mathworks kunnen samenwerken met de GridMP (van United Devices) die zij gebruiken voor onderzoeksdoeleinden. Het voordeel hiervan zou zijn dat er sneller MATLAB applicaties kunnen ontwikkeld worden.
doelstelling
1 2
aanpak
resultaten
Er moet duidelijke documentatie opgesteld worden van de implementatie van de MATLAB Distributed Computing Engine. Er zal een onderzoek plaatsvinden waarin de huidige MATLAB applicaties op de GridMP zullen vergeleken worden met gelijkaardige applicaties op de MATLAB Distributed Computing Engine.
De samenwerking gebeurt aan de hand van masterproeven. De student in kwestie wordt voor de duur van de masterproef bij Janssen Pharmaceutica geplaatst. Daar wordt hij begeleid door een deskundige. Vanuit de Hogeschool Antwerpen wordt de student nauwgezet opgevolgd door één van de onderzoekers. Er zijn nog geen concrete resultaten geboekt. Dit is het eerste jaar dat we samenwerken met Janssen Pharmaceutica.
implementatie en valorisatie
De resultaten van het onderzoek worden belangrijk geacht voor Janssen Pharmaceutica. Ze gelden als vooronderzoek voor eventuele verdere uitwerking van de materie. In de huidige masterproef zullen de resultaten gebruikt worden in de beslissing of de MATLAB Distributed Computing Engine al dan niet verder onderzoek vereist en of een uitwerking en implementatie mogelijk is in de toekomst.
contactgegevens
Steven Dirix Hogeschool Antwerpen, departement IW: electronica, ICT,
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
45
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Mapping of toxic vapors on board of chemical tankers onderwijspartner(s)
. .
Hogere Zeevaartschool, onderwijseenheid scheepsexploitatie en scheepstechniek Universiteit Antwerpen, departement scheikunde, micro- en sporenanalyse
bedrijfspartner(s)
. . .
Continental Marine Services Crystal Pool Ahlers
probleemstelling
De onderzoeksvraag is aan welke concentraties van toxische dampen zeevarenden worden blootgesteld in normale omstandigheden. Kan dit gemeten worden, en worden hier grenswaarden overschreden. De vraag is gekomen vanuit de HZS, maar de reders toonden direct een grote belangstelling.
doelstelling
Het in kaart brengen van de concentraties toxische dampen in en rond het schip. Het lokaliseren van de verschillende pollutiebronnen. Op zoek gaan naar meetmethodes die de bemanning in staat stellen zelf metingen uit te voeren.
aanpak
De bedrijven stellen hun schepen ter beschikking tijdens normale operaties. Op basis van de ervaring van de bemanning worden locaties en operaties uitgekozen dewelke interessante resultaten kunnen opleveren.
resultaten
De resultaten van de eerste meetperiode gaven kleine concentraties in de leefruimte, hogere, en soms grensoverschrijdende waarden, op de arbeidsplaats. De resultaten van de tweede meetperiode zijn net bekend en zullen deels geanalyseerd zijn tegen 27 februari
implementatie en valorisatie
Hier wordt, in samenwerking met de reders, aan gewerkt. Het is de bedoeling dat onze resultaten aan boord van de verschillende schepen verspreid worden. Verwerking van de resultaten in de veiligheidsinstructies van het schip is dan de laatste stap.
contactgegevens
Kapt. W. Jacobs
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
46
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Metaalschuim als koelmateriaal onderwijspartner(s)
Karel de Grote-Hogeschool, departement Industriële Wetenschappen en Technologie, professionele bachelor Autotechnologie
bedrijfspartner(s)
Confidentieel
probleemstelling
In een modern voertuig vinden we meerdere koelers terug. Uiteraard is er de door iedereen gekende radiator maar naast de radiator hebben we nog de intercooler die de inlaatlucht naar de motor koelt, de condensor van het airco systeem en de oliekoeler. Al deze koelers zorgen voor een significante plaatsbezetting onder de motorkap. Met de huidige trend om een steeds lager front te bouwen komen vele constructeurs in plaatsnood.
doelstelling
Metaalschuim is een materiaal bestaande uit een fijne gaasstructuur met een groot totaal oppervlak in een klein volume. Door het toepassen van de technologie in koelers voor voertuigen zouden deze volgens de eerste resultaten compacter gemaakt kunnen worden. In dit onderzoek proberen we het metaalschuim aan te wenden om de overgang van 2D- naar 3D-koelers te maken. 3D-koeling laat toe om de koelers op andere, minder efficiënte, plaatsen te installeren zodat we met hetzelfde koeloppervlak op een andere plaats onder de motorkap kunnen werken. De vorm van de 3D-koeler kan ook aangepast worden aan het design van het voertuig en zo kan de ruimte die er nu is tussen de koeler en de rooster optimaal benut worden.
aanpak
contactgegevens
Het bedrijf bouwt de nodige prototypes en de hogeschool voert in haar labo’s de nodige testen uit. Tijdens deze testen wordt de efficiëntie van de koelers opgemeten in vergelijking met de originele koelers. Mark Pecqueur Karel de Grote-Hogeschool departement IWT Salesianenlaan 30 2660 Hoboken
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
47
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Metamodellering in elektromagnetisme onderwijspartner(s)
. .
Universiteit Antwerpen, departement wiskunde en informatica Universiteit van Stellenbosch (Zuid-Afrika)
bedrijfspartner(s)
confidentieel (ontwerp van elektromagnetische componenten; microgolfcircuits)
probleemstelling
De rode draad doorheen verschillende projecten zijn rationale modellen voor complexe systemen. Het gedrag van bepaalde elektromagnetische toestellen of componenten (bv. gsm- antenne) kan zeer gedetailleerd gesimuleerd worden in software. Nadeel: elke evaluatie van een simulatiemodel is zeer tijdsintensief. Vraag: ontwikkel een techniek die even nauwkeurige resultaten oplevert als de bestaande, maar beperk het aantal simulatiedata.
doelstelling
In tegenstelling tot de klassieke technieken waarbij datapunten een volledige grid opvullen, hebben we de datapunten gekozen op de “ideale” plaatsen. Er wordt een rationaal model opgesteld waarbij de veeltermen in teller en noemer vrij gekozen kunnen worden. De nieuwe techniek gebruikt niet alleen minder datapunten, maar levert dikwijls ook een beter model af dan de klassieke technieken.
aanpak resultaten
Rationale modellering. Aard van samenwerking: consultancy A. Cuyt, R. B. Lenin, S. Becuwe, and B. Verdonk. Adaptive multivariate rational data fitting with applications in electromagnetics. IEEE Trans. Micro. Theory Tech., 54(5):2265–2274, 2006. Microgolfcircuits zijn aanwezig in draadloze zenders en ontvangers, in gsm's, bewegingsdetectoren, fotocellen, draadloze microfoons, en dergelijke. De techniek vereenvoudigt en versnelt de designfase.
implementatie en valorisatie
De ontwikkelde techniek laat toe om modellen te ontwikkelen die kwalitatief minstens even goed zijn als de bestaande, maar toch eenvoudiger zijn en dus minder rekentijd vragen.
contactgegevens
Annie Cuyt Universiteit Antwerpen, Departement wiskunde en informatica
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
48
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Microbellenafscheiders onderwijspartner(s)
Karel de Grote-Hogeschool departement Industriële Wetenschappen en Technologie (IWT) opleiding AB-Ma-EM
bedrijfspartner(s)
Diverse fabrikanten van microbellenafscheiders, actief in de wereld van centrale verwarming.
probleemstelling
In gebouwen en industriële installaties wordt gebruik gemaakt van pompcirculatie voor het transport van warmte of koude. De prestaties, de energiezuinigheid en het geluidsniveau wordt in belangrijke mate bepaald door de mate waarin warmtetransportvloeistoffen vrij zijn van gassen onder de vorm van zwevende gasbellen en gasophopingen. Microbellen zijn gasbelletjes die zo klein zijn dat ze met de vloeistof worden meegesleurd. Microbellenafscheiders zijn al lang op de markt. Tot voor kort was het niet duidelijk hoe efficiënt deze toestellen werkten, en tot welke grenzen ze zinvol konden worden ingezet.
doelstelling aanpak
Het kunnen meten van de efficiëntie maakt het mogelijk om microbellenafscheiders te perfectioneren (goedkoper en tegelijk performanter maken), maar ook rationeler in te zetten. De methode om de efficiëntie van microbellenafscheiders te meten, werd door de onderzoeksgroep E&DO ontwikkeld in het TETRA-onderzoeksproject “SIS”. Dit onderzoeksproject werd ondersteund door het IWT en 20 industriële partners in de gebruikerscommissie (producenten en leveranciers, studiebureaus en installateurs, groothandelszaken, onderzoeksinstellingen en gebruikers van systemen). De meetopstelling is als volgt opgebouwd: in een gesloten kring is een pomp, een debietmeter, druksensoren en een doorzichtige sectie opgenomen. De vloeistof wordt begast op een manier dat een realistische belverdeling ontstaat, waarna de bellen door middel van visietechnologie en zelf ontwikkelde software geteld worden per belgrootte. De snelheid waarmee de aantallen dalen, wordt omgerekend naar een afvangrendement per belgrootte.
implementatie en valorisatie
Op basis van deze technologie is voor verschillende fabrikanten aan onderzoek en productontwikkeling gedaan.
contactgegevens
Onderzoeksgroep E&DO, energie & duurzame ontwikkeling (project.iwt-kdg.be) . ing. Eddy Janssen (coördinator E&DO):
[email protected] . dr. ir. Luc Mertens (onderzoekscoördinator opleiding AB-M-EM):
[email protected] . ing. Ward Denckens (onderzoeker):
[email protected] . ing. Roel Vandenbulcke (doctorandus):
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
49
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Nagasoils - Nevenstromen Aan Glycerol in Alcohol Specialties Omzetten In Levende Systemen. Bioconversie van ruwe glycerol tot 1,3-propaandiol. onderwijspartner(s)
.
Karel de Grote-Hogeschool, departement Industriële Wetenschappen en Technologie (IWT), master Chemie-Biochemie Projectleider ir. M. Wijnants, ir. K. Vinken, dr.sc.L. Jaeken, dr.ir. K. Heerwegh, dr.sc. S. Tavernier . UGent, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, Departement Biochemische en Microbiële Technologie Prof.dr.ir. W. Soetaert, Prof.dr.ir. E. Vandamme, ir. V. Maervoet (wetenschappelijke peter) . Universiteit Antwerpen, dept. Toegepaste biologische wetenschappen . VUB, dept. Ultrastructure, dr.ir.R. Willaert
partnerinstelling(en)
TETRA-project 60126
bedrijfspartner(s)
. . . . . . . . . . . . . . . .
Bioro NV Gent De Smet Engineering NV Zaventem Oleon NV Oelegem Solvay NV Brussel Ineos Zwijndrecht Proviron Fine Chemicals Hemiksem-Oostende Genencor International Brugge Dow-Haltermann Kallo Antwerp Distribution & Product Operations Ghent NV Gent Aveve NV Leuven Caldic Belgium NV Hemiksem Enprotech BVBA Haacht Oliefabriek Lichtervelde NV Lichtervelde Sartorius Technologies NV Vilvoorde Petrochem Carless BVBA Antwerpen Anvas-AllVet BVBA Brugge
probleemstelling
Met de opkomst van biodieselprocessen is er een overschot ontstaan aan ruwe glycerol; een bijproduct van deze processen. Het gevolg is een scherpe daling van de marktprijs, wat een ontwikkeling van een nieuwe glycerinetoepassing uit economisch standpunt in gang zet. Dit project beoogt een maximale valorisatie van ruwe glycerolstromen afkomstig van een aantal industriële processen zoals de productie van biodiesel, de productie van vetzuren en de productie van zepen en monoglyceriden. Deze ruwe glycerolstromen worden microbieel omgezet tot het waardevolle specialty product 1,3-propaandiol. Bij de probleemstelling zijn er twee aspecten: het overschot aan glycerol-nevenstromen en de vraag naar 1,3-propaandiol. Hiervoor wordt een eenvoudig en efficiënt conversieproces ontwikkeld dat opgeschaald kan worden naar industrieel niveau.
doelstelling
Dit project bestaat erin om 1,3-propaandiol te produceren via een fermentatief bioconversieproces, uitgaande van zeer overvloedig aangeboden (vooral door de lancering van biodieselproductie) en daardoor relatief goedkope glycerol-nevenstromen afkomstig van biodieselproductie, oleochemische activiteiten, vetsplitsingen, zeepbereidingen, emulgatorenbereidingen, … (eventueel gecombineerd met andere afvalstromen uit de voedingsnijverheid). Dit project behelst de nodige voorbehandeling van de nevenstromen en de juiste keuze van micro-organisme, cultuurvorm (vrij of geïmmobiliseerd celsysteem), bioreactortype (fed-batch, continu, …) en downstreamprocessing van de eindproducten om te komen tot een zo efficiënt mogelijke bioconversie van glycerol tot 1,3-propaandiol. Dit diol is een bulkchemical met grote toekomstperspectieven en kan gebruikt worden als startproduct voor tal van industriële toepassingen. De chemische synthese van 1,3-propaandiol (patent SHELL) is complex en duur en gebaseerd op de op termijn niet meer beschikbare petrochemicaliën; de microbiële conversie daarentegen is relatief eenvoudig, heeft een betere maatschappelijk aanvaarding en kan opgezet worden uitgaande van hernieuwbare grondstoffen (industriële biotechnologie – duurzame technologie). De resultaten dienen als werkmodel voor het opstarten van dergelijke activiteiten in België (Vlaanderen). Ze kunnen ook bijdragen tot het verhogen (opstarten) van de productiecapaciteit aan biodiesel in Vlaanderen door kostenreductie van het biodiesel productieproces en dragen ook bij tot het halen van de Kyoto-normen waartoe België zich heeft geëngageerd. Het project sluit aan bij de milieugerichte visie van de hogeschool en andere lopende projecten in de biochemische richting. Het project gaat in op de vraag naar aandacht in de opleiding en onderzoek voor duurzame ontwikkeling en hernieuwbare grondstoffen.
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
50
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
aanpak
In eerste instantie werd een uitgebreide literatuurstudie uitgevoerd, en werd maximaal getracht om zich goed te documenteren door contacten met derden (buitenland bv. FAL Braunschweig, Lanxess Leverkusen, …). Door de gecombineerde aanvraag hogeschool-universiteit kan op zeer regelmatige basis wederzijdse bestuiving van expertise plaatsvinden. De universiteit kan terugvallen op een zeer gedegen know-how en R&D van fermentatieprocessen en upstream-en downstream-processing. De hogeschool heeft belangrijke kennis opgebouwd op het gebied van immobilisatietechnieken en fractionering van biodieselfracties. De informatie-doorstroming en de zeer regelmatige contacten met de talrijke industriële partners mag niet uit het oog worden verloren. Bij het opstellen van de gebruikersgroep werd nagestreefd om voor ieder aspect van de problematiek een partner te vinden. In de commissie zitten zowel bedrijven die aan de bron van afvalstromen staan, bedrijven die gespecialiseerd zijn in de chemische transformaties (upstream- en downstream processing) en fermentaties én bedrijven die actief zijn in de toepassingen van het eindproduct. Zo werd erop toegezien om een evenwichtige gebruikerscommissie samen te stellen die representatief is voor de beoogde doelgroep. Expertise in de deelwerkpakketten werd samengebundeld en gecontacteerd (immobilisatie: VUB, Lentikats Tsjechië, Johnson&Johnson; upstream processing: De Smet-Ballestra, Lanxess Duitsland; biodieselproducenten: Oleon, Bioro, De Smet-Ballestra, Dow, Ineos, Néochim, …)
resultaten
De concrete innovatiedoelstellingen kunnen als volgt worden samengevat: . Inventarisatie en gedetailleerde karakterisatie van glycerol- en additieve nevenstromen in Vlaanderen . Grondige kennis van de industriële mogelijkheden van een ecologisch verantwoord bioproces voor de productie van 1,3-propaandiol uit glycerol-nevenstromen . Duidelijke definitie van de vereiste instapkwaliteit van de glycerolstroom voor het bioconversieproces en van de voorafgaande opzuiveringsstappen en noodzakelijke fysico-chemische eenheidsbewerkingen om tot die kwaliteit te komen . Gedetailleerd inzicht in de toepasbaarheid van andere bijkomende afvalstromen als nutriëntondersteuning voor de bioconversie . Selectie van meest interessante diolproducerende cultuur, inzake gemak van manipulatie, robuustheid in de reactor, stressgevoeligheid, zuurstofgevoeligheid, productierendementen en groeicapaciteiten . Vergelijkende studie van de mogelijkheden van 1,3-propaandiolproductie via klassieke gesuspendeerde fermentaties (eventueel continu processen) en met geïmmobiliseerde cellen . Procesoptimalisatie naar cultuurvorm toe; keuze van de beste fermentatiecultuur (vrij celsysteem of immobilisatie). Optimalisatie wordt gestuurd door onderstaande streefdoelen aan rendementen, door kosten-minimalisatie van het volledige proces (streven naar proceskost van 1 euro/kg propaandiol; huidige verkoopprijs van 1,5 euro/kg) en door de eenvoud van de opzuiveringsprocessen (voor- en nabehandeling) . Procesoptimalisatie naar reactorkeuze (batch, fed-batch, continu, …), gestuurd door rendementen én stabiliteit van het proces . Onderzoek naar de hoogste productiviteit, conversiegraad en eindproduct-concentratie voor het fermentatieproces. Streefdoelen zijn de volgende: Concentratie aan 1,3-propaandiol in het eindproduct van 100g/l fermentatiemedium Conversies van 0,6 kg propaandiol/kg glycerol 3 -1 Productiviteit van 2 kg propaandiol (m .h) . Opschalen van geoptimaliseerd proces naar een 50 liter fermentor . Economische/ecologische calculatie, inschatting i.v.m industrialisatie voor beide benaderingen en uitspraak over welke benadering de beste is . Normen en specificaties i.v.m. de eindproductkwaliteit en inzicht in de mogelijkheden om de kwaliteit bij te stellen. Deze specificaties worden vastgelegd in overleg met de gebruikerscommissie en worden afgestemd in functie van de toepassingsperspectieven . Kennis i.v.m. de diverse fermentatie-, zuiverings- en/of fractioneringsmethoden en de beschikbaarheid van een operationele infrastructuur in de hogeschool als expertisecentrum
implementatie en valorisatie
.
.
.
Kennis aanbieden voor de ‘kersverse’ opstartende activiteit in Vlaanderen/België van glycerolomzetting tot 1,3-propaandiol. Stimuleren van KMO’s voor nieuwe economische activiteiten in de richting van procesontwerp, proceswater-voorbehandeling en conditionering, eindproductfractionering, engineering, automatisering en processturing, opschaling, … Een inventaris leveren van de belangrijkste glycerolafvalstromen met hun analytische en fysico-chemische eigenschappen, herkomst en hoeveelheden voor kandidaat-bedrijven (nieuwe KMO’s) voor de nieuwe economische bedrijvigheid van omzetting van glycerol naar 1,3-propaandiol. Een overzicht samenstellen van de gangbare methoden bij afhaling, verwerking, controle op contaminaties en eindbestemming van de stromen (economisch en ecologisch aspect). Kennisoverdracht aan biodieselproducenten, oleochemische industrie, zeepproducenten, … over de haalbaarheid van diverse ruwe ‘afvalglycerol’ uit de verschillende nevenstromen van glycerolprocessen voor de productie van 1,3-propaandiol. Stimuleren van een bijkomende
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
51
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
. . . . . . . . contactgegevens
economische activiteit bij glycerolproducenten vanuit de hernieuwbare bron van de nevenstroom (duurzaam proces & sustainability). Aanduiden van de specifieke voorbehandeling van deze nevenstromen, fractionering en conditionering tot maximale valorisatie. Opzetten van de optimale technologie voor de bioconversie van glycerol. Een uitspraak brengen over de mogelijkheid van complexe glycerolstromen uit de voedingsnijverheid (emulgatorproducenten) als bron voor 1,3-propaandiol. Informatie aanreiken aan andere industrietakken (bv. voedingsindustrie - zetmeelproducenten) voor het gebruik van nutriëntrijke afvalstromen in het diolproductieproces. Stimuleren van een bijkomende economische activiteit vanuit de afvalstroom (duurzaamheid). Kennis aanleveren tot het verhogen (opstarten) van de productiecapaciteit aan biodiesel in Vlaanderen door kostenreductie van het biodieselproductieproces. Eventuele specificaties meegeven van de geproduceerde diolfractie voor de huidige afzetmarkt (propaandiolgebruikers) en inzicht in de mogelijkheden om de kwaliteit in te stellen (concepten, kostenberekening, ecologische impact). Stimuleren van KMO´s voor het opstarten van een aparte economische activiteit in eindproductbestemming van het geproduceerde diol (nieuwe diolgebruikers – polymeren, harsen, coatings, biosolventen, biocides, biodetergenten, kleefstoffen, cosmetica, petvoeding, …). Economische/ecologische calculaties, inschatting i.v.m. industrialisatie. Uitbouwen van de hogeschool als expertisecentrum voor de ondersteuning aan de industriële partners in dit gebied.
ir. Marc Wijnants Karel de Grote-Hogeschool deptartement IWT Salesianenlaan 30 2660 Hoboken
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
52
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
NANO Oxide Project onderwijspartner(s)
Universiteit Antwerpen – onderzoeksgroep EMAT Karel de Grote-Hogeschool – Academische Master Chemie
bedrijfspartner(s)
Umicore
probleemstelling
Het project is ontstaan vanuit de nood aan een simpel, stuurbaar en breed platform voor de productie van gespecialiseerde metaaloxide nanopoeders en andere nanomaterialen. Sproeipyrolyse is de techniek die hiervoor het meest in aanmerking komt.
doelstelling
Een sproeipyrolyseproces op industriële schaal inzetbaar maken voor de productie van nanopoeders. Hiertoe wordt vooral de eerste stap van het productieproces, de precursorverneveling bestudeerd. Een gecontroleerde druppelgrootte moet leiden tot een gecontroleerde nanopoederdeeltjesgrootteverdeling. Karakterisering van de nanomaterialen gebeurt aan de hand van elektronenmicroscopie.
aanpak
Een sproeipyrolysepilootopstelling op laboschaal werd gerealiseerd aan de Karel de GroteHogeschool (departement IWT) en apparatuur voor de meting van druppelgroottes werd aangeschaft. In een eerste fase wordt een benchmark ZnO nanopoeder geproduceerd, om de capaciteiten van de opstelling in te kunnen schatten. Vervolgens worden de procesparameters aangepast om drie specifieke deeltjesgroottes te verkrijgen: • 500 nm, met 90% binnen de grenzen 200 nm - 800 nm • 50 nm, met 90% binnen de grenzen 20 nm - 80 nm • 10 nm, met 90% binnen de grenzen 1 nm - 20 nm
implementatie en valorisatie
Het eerste ZnO is geproduceerd met de pilootopstelling. De gemiddelde deeltjesgrootte, gemeten met de elektronenmicroscoop, is 21 nm ± 6nm. De enige fase is zuiver ZnO.
contactgegevens
Stuart Turner –
[email protected] – 03 2653572
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
53
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
NANOVAX onderwijspartner(s)
Universiteit Antwerpen, faculteit geneeskunde, Vaccin&Infectieziekten Instituut, Centrum voor de Evaluatie van Vaccinaties
bedrijfspartner(s)
Nanopass, Israel
probleemstelling
Zoeken naar alternatieve injectievormen voor vaccins, die dosissparend en gebruiksvriendelijk zijn
doelstelling aanpak
Opzetten van een vaccinstudie met een intradermale en intramusculaire toediening van verschillende vaccindosissen . . . .
resultaten
implementatie en valorisatie
Te verwachten resultaten: - op de markt brengen van dergelijke devices door dit bedrijf - toepassingen van dergelijke ID-devices voor andere doeleinden (therapeutische vaccins) -
contactgegevens
Gezamenlijk opstellen van het onderzoeksprotocol Device-ontwikkeling door het bedrijf, met feedback over aanpassingsmogelijkheden door CEV-leden Uitvoering van de vaccinstudie als fase 1, door CEV (20 jaar expertise) Gezamenlijk bespreken van de resultaten en bekijken waar aanpassingen mogelijk of noodzakelijk zijn
wetenschappelijke output opbouwen van expertise rond device-ontwikkeling en device-toegepast onderzoek opbouw van expertise in de uitvoering van een fase 1 studie aantrekken van soortgelijk device-onderzoek binnen het Vaccin&Infectieziekten Instituut rond immunologische spin-offs van dit onderzoek (verschil tussen ID en IM immunologische triggering) toepassing van zulke ID devices voor andere toepassingen
Pierre Van Damme, Universiteit Antwerpen, faculteit geneeskunde, Vaccin & Infectieziekten Instituut, Centrum voor de Evaluatie van Vaccinaties
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
54
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Non-linear Microwave Semiconductor Charaterisation for low-cost satellite terminals (NLMSC for LCST) onderwijspartner(s)
Karel de Grote-Hogeschool, departement Industriële Wetenschappen & Technologie (IWT), professionele bachelor MCT
bedrijfspartner(s)
. .
Newtec NMDG
probleemstelling
Vector network analysers are a key-part of RF and microwave laboratory equipment, used for linear time-invariant system analysis. However, the increasing need for power-efficiency and high performance has pushed operating points well into non-linear large-signal operation regimes. To characterize, model and verify such regimes, Large Signal Network Analysers have been developed. SES ASTRA, a satellite services provider, has decided to procure a Newtec Sat3Play technology platform in order to launch its new interactive and low-cost broadband internet access service into the residential and SoHo market. The satellite based services offered to the subscribers will include easily affordable broadband internet access, VoIP and content related services like IPTV and Content-on-Demand. The Newtec Sat3Play system provides the means for an “always-on” two-way connectivity via satellite to the internet. The end-user terminal front-end, mounted out-door on the satellite antenna, contains a standard LNB for reception as well as a novel low-power, small-size transmitter. A compact Sat3Play in-door modem connects to the end-user PC.
doelstelling
1 2 3 4
aanpak
1 2 3
resultaten
1 2
Development of a universal wide band test fixture for de-embedding MMIC-components between 0 and 45 GHz. Characterisation of non-linear MMIC-components through LSNA-measurements. Load-Pull method to reach optimal matching impedance of Power-MMIC’s Application of “Mathematica”-software to visualize the measurement results. At Newtec, preliminary measurements with the HP 8722C Network Analyser on the basis of the manufacturer’s data sheet, combined with simulation results, are used to situate the region of intrest to investigate/explore accurately in detail with the LSNA-system at NMDG. Feedback from the LSNA-measurements at NMDG are used to trim the original/initial designs for optimum performance. The (at Newtec) optimized designs undergo a first check on Newtec’s measurement bench before being verified/certified with NMDG’s LSNA-system. An adequate “test fixture”-system, based on the use of commercial available end launch connectors from Southwest Microwave for the coax-to-PCB transition is realised. A versatile method for Load-Pull measurements, based on active injection and the use of a manual tuner, is developed and combined with the Mathematica-software to visualize Constant Power Contours.
implementatie en valorisatie
The measurement results have confirmed the quality and repeatability of the realized prototypes versus the a priori specifications.
contactgegevens
Roger Van Bogaert Karel de Grote-Hogeschool departement IWT Salesianenlaan 30 2660 Antwerpen www.iwt-kdg.be
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
55
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Object detectie en reconstructie onderwijspartner(s)
. .
Universiteit Antwerpen, departement wiskunde en informatica Stanford University (VS)
bedrijfspartner(s)
confidentieel (sectoren: (medische) beeldverwerking, bio-imaging, ...)
probleemstelling
De rode draad doorheen verschillende projecten zijn rationale modellen voor complexe systemen. De reconstructie van objecten m.b.v. de Radon transformatie (kennis vereist over de projecties) is goed bekend. Wanneer men echter over momentinformatie beschikt, is reconstructie slechts mogelijk in beperkte gevallen zoals voor veelhoeken. Vraag: gebruik momentinformatie om algemene n-dimensionale objecten te reconstrueren.
doelstelling
De technieken geschikt om dit probleem op te lossen, hebben we gevonden in de “rationale” wereld. We hebben gebruik gemaakt van een minder bekende “Padé slice” eigenschap, samen met integraaltransformaties (Stieltjes, Markov), formeel orthogonale veeltermen en meerdimensionale integratiemethoden. Toepassingen vinden we o.m. terug in kanstheorie en statistiek, signaalverwerking en detectie van objecten op basis van metingen van het geïnduceerde magnetische, gravitationele of warmteveld.
aanpak resultaten
Rationale modellering. Aard van samenwerking: consultancy A. Cuyt, G. Golub, P. Milanfar, and B. Verdonk. Multidimensional integral inversion, with applications in shape reconstruction. SIAM J. Sci. Comput., 27(3):1058–1070, 2005. De techniek is bruikbaar in tomografie, bij opmetingen van afwijkingen in een magnetisch, gravitationeel of warmteveld. Telkenmale kan men uit de metingen de vorm van het geobserveerde object berekenen.
implementatie en valorisatie
Deze techniek laat toe reconstructies/karakterisaties te maken van objecten in domeinen waar geen projecties beschikbaar zijn, bv. a.d.h.v. het geïnduceerde magnetische veld.
contactgegevens
Annie Cuyt Universiteit Antwerpen, Departement wiskunde en informatica
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
56
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Ondervoeding en risico op ondervoeding in de thuiszorg. Een prevalentieonderzoek in Antwerpen-Noord. onderwijspartner(s)
. .
Karel de Grote-Hogeschool, departement Gezondheidszorg PWO-project, looptijd september 2005-augustus 2008 Universiteit Antwerpen, master Verpleeg- en Vroedkunde Prof.Dr. Dirk Ysebaert (UA)
bedrijfspartner(s)
Wit-Gele Kruis, Antwerpen
probleemstelling
Het onderzoek focust op de thematiek van ondervoeding. Ondervoeding wordt geassocieerd met een trager genezingsproces, verhoogde kans op complicaties, verlenging van de hospitalisatieduur met 30 tot 50% en toegenomen ziektekosten. In België kan de geschatte extra kost oplopen tot 400 miljoen euro per jaar. Met de huidige vermindering van de ligduur in ziekenhuizen, komt de focus steeds meer op de thuiszorg te liggen. Belangrijk is het dan ook de ondervoeding binnen de context van de thuiszorg te bekijken. De onderzoeksvragen zijn: . Hoe groot is het risico op ondervoeding bij patiënten in de thuiszorg? . Wat is de houding van verpleegkundigen in de thuiszorg hieromtrent?
doelstelling
aanpak
resultaten
Dit is een deelonderzoek binnen een ruimer doctoraatsonderzoek over ondervoeding. Het uiteindelijke doel is het ontwikkelen van een breed beleid om en rond ondervoeding, zowel voor ziekenhuizen als voor verpleegkundigen in de thuiszorg. Een meting werd uitgevoerd bij patiënten in de thuiszorg (n100) in het Noorden van Antwerpen. Er werd een gevalideerd meetinstrument naar risico op ondervoeding (MUST) gebruikt, aangevuld met een korte vragenlijst voor de patiënten. De verpleegkundigen in de thuiszorg, die verantwoordelijk waren voor deze 100 patiënten, vulden een andere vragenlijst in, omtrent hun attituden in het kader van voedingsproblemen. . . . . . . . .
Volgens de MUST, bevindt 25% van de patiënten in de thuiszorg zich in een risicosituatie wat ondervoeding betreft (8% met een gemiddeld risico, 17% met een hoog risico). De verpleegkundigen schatten dat 10% van hun patiënten een risico liep. 85% van de patiënten praat nooit over dit onderwerp met de huisarts. 82% van de patiënten stelt zich geen vragen bij een verlies van eetlust. 96% van de patiënten heeft thuis een personenweegschaal. Dat is meer dan verwacht. 54% van de patiënten kookt zelf en 42% doet zelf boodschappen 28% van de patiënten eet minder dan één keer per dag een warme maaltijd, ondanks de aanwezigheid van thuisverpleegkundigen en andere professionele thuiszorg zoals gezinshulp of poetshulp. Multivariate analyse toont dat ‘hospitalisatie in de afgelopen drie maanden’ het risico op ondervoeding in de thuiszorg significant verhoogt. 62% van de verpleegkundigen wegen regelmatig hun patiënten, maar dit gebeurt op eigen initiatief en is geen standaard procedure.
Conclusies: 1 op 4 patiënten in de thuiszorg hebben een risico op ondervoeding. Het gaat vooral om patiënten die recent gehospitaliseerd geweest zijn. Ondanks de professionele thuiszorg, eet meer dan 1 op 4 patiënten minder dan één keer per dag een warme maaltijd. Het gebruik van een weegschaal zit zeker nog niet in het standaard zorgpakket van thuisverpleegkundigen. implementatie en valorisatie
Deze gegevens worden gebruikt binnen een breder onderzoek naar ondervoeding in de gezondheidszorg. Andere deelonderzoeken zijn onder meer: . Malnutritie en sociale context . Gerapporteerde versus gemeten waarden in de bepaling van malnutritie . Prevalentie van malnutritie in rust- en verzorgingstehuizen de . Het aspect ‘voeding’ in de beroepsopleiding 4 graad verpleegkunde . Preoperatieve malnutritie bij niet-urgente chirurgie (loopt momenteel in UZA) . Relatie malnutritie-parameters en MKG (loopt momenteel in A.Z.St.Augustinus)
contactgegevens
.
.
Bart Geurden Karel de Grote-Hogeschool, Departement Gezondheidszorg Van Schoonbekestraat 143, 2018 Antwerpen Universiteit Antwerpen
[email protected] Campus Drie Eiken, Lokaal S.0.10
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
57
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Onderwater Akoestische Digitale Communicatie onderwijspartner(s)
probleemstelling
doelstelling
. . . .
Uit contacten met diverse bedrijven o.a. uit de scheepsherstellings- en baggerindustrie is de vraag gebleken naar een draadloos communicatiesysteem voor onderwatertoepassingen. Dit systeem moet de mogelijkheid bieden videobeelden in realtime over te dragen. . .
aanpak
resultaten
contactgegevens
Karel de Grote-Hogeschool, Departement Industriële Wetenschappen en Technologie (IWT) Hogere Zeevaartschool Antwerpen Universiteit Antwerpen, faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen Koninklijke Militaire School
Behalen van een digitale transmissiesnelheid van 100 kbps over een afstand van 1km onder water. Onderzoek naar geavanceerde technologieën voor akoestische communicatie.
Aanpak: evaluatie, aanpassing en toepassing van technieken gebruikt in elektromagnetische communicatiesystemen op een akoestisch medium. Expertise: hardware ontwerp, embedded software ontwerp, digitale signaalverwerking. Samenwerking met bedrijven: momenteel geen. Opbouw van een universele akoestische testopstelling (BOF2003) Ontwerp en evaluatie van een communicatiesysteem gebaseerd op OFDM technieken (BOF2005) Vervolg (doctoraat): verdere verbetering en uitwerking van een communicatiesysteem gebaseerd op OFDM technieken Raf Catthoor Eric Paillet Karel de Grote-HogeschooldDepartement IWT Salesianenlaan 30 2660 Antwerpen
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
58
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Onderzoek naar toepassingen voor accelerometer (1999-2001) onderwijspartner(s)
. .
Universiteit Antwerpen, Centrum Technologie voor Gehandicapte personen (CTG) VUB (Laboratorium voor Biomechanica, prof. B. Van Gheluwe)
bedrijfspartner(s)
.
HMC nv (onderzoekspartner): De HulpMiddelenCentrale is een bedrijf dat hulpmiddelen op maat aanbiedt aan personen met een handicap. Verhaert (valorisatie)
. probleemstelling
doelstelling
aanpak
Technologie gedreven onderzoek door het uitkomen van MEMS accelerometer als nieuwe component. Financiering: STWW project (Strategische Technologie voor Welzijn en Welvaart, supervisie van IWT) (1999-2001). CTG was promotor, partners waren VUB, laboratorium voor biomechanica en HMC nv. Evaluatie accelerometerschakelingen met microprocessoren: 1 Als intelligente valsensor: deze sensor maakt onderscheid tussen valbeweging en andere dagelijkse bewegingen 2 Als epilepsiedetectiesysteem: meten van bewegingspatroon, ontwikkelen van algoritme voor genereren van alarm (in samenwerking met epilepsiecontactgroep IKAROS en individuele gebruikers) 3 Meten tremoren Parkinsonpatiënten met oog op betere therapiebenadering 1 2 3 4 5
resultaten
Technologie gedreven onderzoek door opvolgen van de markt Ontwikkelen prototypes meettoestellen (CTG - HMC nv) Verzamelen meetgegevens door VUB. Accelerometingen vergeleken met cinematografische metingen Ontwikkelen algoritmes voor verschillende doelstellingen Bouwen van prototypes: valsensor, epilepsiehorloge, bedsensor voor epilepsiedetectie.
Ontwikkeling van werkende prototypes 1 epilepsie: draadloos horloge, bedsensor 2 valsensor
implementatie en valorisatie
Epilepsie: Ondanks contacten via interfacedienst, geen valorisatie tot nog toe. Markt wordt als commercieel te klein beschouwd. Valdetectie: Vraag vanuit Verhaert via interfacedienst. Licentieovereenkomst voor gebruik van algoritme voor valsensor. Verhaert integreert de technologie in een consumentenproduct op vraag van een klant.
contactgegevens
Victor Claes, Universiteit Antwerpen, Centrum Technologie voor Gehandicapten
[email protected] www.ua.ac.be/ctg
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
59
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Ontwerp van meerdimensionale digitale filters onderwijspartner(s)
Universiteit Antwerpen, departement wiskunde en informatica
bedrijfspartner(s)
confidentieel (sectoren: beeldverwerking)
probleemstelling
Het ontwerpen van meerdimensionale digitale filters is een niet-lineair complex benaderingsprobleem. De kwaliteit van het berekende model hangt dikwijls af van de gissing van de startwaarden. Bovendien is de stabiliteit van het berekende rationale model voor de transferfunctie soms moeilijk te garanderen. Vraag: ontwikkel een techniek waarbij de initiële waarden de kwaliteit niet negatief beïnvloeden en waarbij de stabiliteit gegarandeerd is.
doelstelling
aanpak resultaten
Een kwadratisch programmeren probleem met een strikt convexe doelfunctie lost de vermelde problemen op. Het benaderingsprobleem wordt geherformuleerd a.d.h.v. onzekerheidsintervallen i.p.v. een error functie. Bijkomend voordeel is dat de kenmerken van de performantie van de filter en stabiliteitsvoorwaarden opgenomen worden in de karakterisatie. Bovendien berekent het algoritme de IIR filter van laagste orde en garandeert hierbij een robuuste stabiliteit: het model blijft stabiel onder de grootst mogelijke afwijkingen binnen de gestelde filterkenmerken. De techniek wordt geïllustreerd voor de ontwikkeling van stabiele symmetrische meerdimensionale recursieve filters. Rationale modellering. Aard van samenwerking: consultancy A. Cuyt, O. Salazar Celis, M. Lukach. Stable Multidimensional Recursive filters Quadratic programming. IEEE Transactions on Signal Processing (aangeboden ter publicatie) De ontwikkelde technologie is bruikbaar in zeer diverse toepassingen, gaande van beeldverwerking en videosignaalfiltering tot verschillende grid-gebaseerde technieken in wetenschappelijke software.
implementatie en valorisatie
Resultaat: efficiëntere filters met robuuste stabiliteit. Toepassingen hiervoor zijn te vinden in o.m. beeldverwerking, filteren van videosignalen en grid-gebaseerde methoden in wetenschappelijk rekenen.
contactgegevens
Annie Cuyt, Universiteit Antwerpen, Departement wiskunde en informatica
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
60
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Ontwikkeling van een array-gebaseerde MLPA methode voor de opsporing van microdeleties en duplicaties bij mentaal gehandicapten onderwijspartner(s)
Universiteit Antwerpen, faculteit Farmaceutische, Biomedische en Diergeneeskundige wetenschappen, departement Biomedische wetenschappen
bedrijfspartner(s)
Innogenetics, Zwijnaarde
probleemstelling
Microdeleties zijn een frequente oorzaak van een mentale handicap. Wij wilden een test ontwikkelen die zo veel mogelijk afwijkingen in één keer kan detecteren. Wij beschikken over een methode die weliswaar goed werkt, maar die slechts een relatief beperkt aantal merkers tegelijk kan analyseren. Innogenetics ontwikkelde een 4-MAT array, een toestel dat de gelijktijdige analyse van een groot aantal merkers toelaat. Wij hebben daarom besloten de krachten te bundelen, en de 4-MAT array te gebruiken om onze test op te ontwikkelen.
doelstelling
aanpak
Het objectief van deze studie is de ontwikkeling van een array-gebaseerde MLPA (Multiplex Ligation-dependent Probe Amplification) methode om microdeleties en duplicaties op te sporen bij mentaal gehandicapten, die snel een eenduidig en betrouwbaar resultaat biedt in een diagnostische omgeving. We zullen hiervoor de 4-MAT technologie gebruiken die multi-parametrische bepalingen toelaat en die voor nucleinezuur-gebaseerde testen zeer geschikt is. Dit project combineert onze expertise in het screenen naar genetische oorzaken van mentale retardatie en de expertise van het bedrijf omtrent de array technologie.
resultaten
In dit project, gesteund door een IWT-OZM mandaat sinds 1 mei jongstleden, zullen we 400 probes ontwikkelen die simultaan getest kunnen worden om microdeleties verantwoordelijk voor mentale retardatie op te sporen. Momenteel zijn we er reeds in geslaagd om 90 probes simultaan te testen en met deze probeset werden reeds patiënten gescreend en daarbij nieuwe diagnoses gesteld.
implementatie en valorisatie
Een mentale handicap is een levenslange ziekte met een ingrijpende invloed op het leven van de patiënt en diens familie omdat er specifieke medische en educatieve zorgen nodig zijn. Deze aandoening is bovendien zeer frequent vermits het 1 à 3% van de bevolking betreft. Wij zullen de test in ons laboratorium ontwikkelen en valideren, waarna Innogenetics de test wil commercialiseren. Maatschappelijk gezien is de voornaamste bijdrage allicht de verhoogde diagnostische gevoeligheid: een aantal chromosoomafwijkingen die anders moeilijk of niet konden worden gevonden kunnen nu routinematig worden vastgesteld. Dit laat een betere prognose toe wat zowel voor de patiënt als de ouders van groot belang is. Verder verhoogt de correcte inschatting van het herhalingsrisico.
contactgegevens
Liesbeth Rooms, Universiteit Antwerpen, Centrum Medische Genetica
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
61
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Ontwikkeling van methodologieën voor de toepassing van nieuwe generatie sequentieanalyse technologieën in complexe genomen onderwijspartner(s)
Universiteit Antwerpen - Faculteit FBD - Departement Biomedische wetenschappen - Onderzoeksgroep Toegepaste Moleculaire Genomica (VIB departement Moleculaire Genetica)
bedrijfspartner(s)
Roche Diagnostics Belgium
probleemstelling
Dit project kadert in het onderzoek naar de genetische basis van complexe – en in het bijzonder psychiatrische – ziekten. De zoektocht naar causale genetische varianten voor deze ziekten wordt aanzienlijk bemoeilijkt door hun complexe oligogene of polygene aard, en algemeen wordt aangenomen dat grootschalige sequentieanalyse projecten noodzakelijk zullen zijn om verdere vorderingen op dit gebied te maken. Helaas waren dergelijke projecten tot nu toe financieel niet haalbaar wegens een (te) hoge sequentie analyse prijs per base. Door de recente ontwikkeling van de ‘nieuwe generatie sequentieanalyse technologieën’ (NGSTs) worden krachtige platforms beschikbaar voor een ultrasnelle en efficiënte DNA sequentieanalyse, aan een lage kost per base. Eén van de meest veelbelovende nieuwe methoden is de 454 technologie, die begin 2000 ontwikkeld werd door 454 Life Sciences en sinds kort door Roche op de markt wordt gebracht. Deze NGSTs openen belangrijke perspectieven voor populatiegenetische analyses, die op hun beurt van belang zijn voor de ontwikkeling van nieuwe diagnostische biomerkers voor de preventie, diagnose en behandeling van complexe ziekten. Het menselijk genoom blijft echter te groot om te sequeneren zonder een reductie van de complexiteit door een gerichte amplificatie van specifieke, relevante regio’s – die dan vervolgens onderworpen kunnen worden aan een grootschalige sequentieanalyse. Om de hoge doorvoercapaciteit van de NGSTs hierbij optimaal te benutten, is er nood aan meer efficiënte amplificatiestrategieën die toelaten om (i) multiple targets per reactie en/of (ii) lange genomische DNA segmenten te analyseren.
doelstelling
aanpak
In dit project zullen verschillende nieuwe technologieën ontwikkeld worden voor een gerichte, multiplex isolatie en amplificatie van specifieke (genomische) DNA fragmenten. Ten tweede zullen nieuwe methoden ontwikkeld worden voor de directe moleculaire haplotypering van de geïsoleerde fragmenten, waardoor het mogelijk wordt om de fase en opeenvolging van multiple SNPs in grote DNA gebieden te bepalen. Het project is gebaseerd op een combinatie van eerder ontwikkelde, geoptimaliseerde technieken (zoals multiplex PCR), en diverse nieuwe methodologieën. Daarbij wordt voortgebouwd op de jarenlange expertise van de Toegepaste Moleculaire Genomica onderzoeksgroep op het gebied van genetisch onderzoek van complexe ziekten en DNA technologie. Daarnaast steunt dit project op de solide ervaring van Roche op gebied van de 454 genome sequencing technologie, waarbij alle benodigde know-how en tools ter beschikking worden gesteld.
resultaten
De beoogde resultaten situeren zich op twee vlakken. In een eerste, methodologisch aspect wordt de ontwikkeling van nieuwe technologieën beoogd voor de specifieke isolatie, amplificatie en haplotypering van lange fragmenten genomisch DNA. Daarnaast zal het project door de realisatie van verschillende cases ook een fundamenteel wetenschappelijke bijdrage hebben in de identificatie van nieuwe causale varianten voor psychiatrische ziekten.
implementatie en valorisatie
Indien de ontwikkelde methoden succesvol zijn, zal een spin-off bedrijf opgericht worden gespecialiseerd in multiplex PCR, diagnostische sequentieanalyse, regiospecifieke amplificatie en sequencing, en/of long range haplotypering. Naast dienstverlening kan de opgebouwde knowhow tevens gecommercialiseerd worden onder de vorm van diagnostische kits.
contactgegevens
Lotte Moens, Universiteit Antwerpen
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
62
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Optimalisatie van de afdichting in bandendruksensoren - Sealing Optimization in Tyre Pressure Measuring Systems onderwijspartner(s)
Karel de Grote Hogeschool, departement Industriële Wetenschappen en Technologie (IWT), master Chemie-Biochemie
bedrijfspartner(s)
Melexis n.v.
probleemstelling
Melexis ontwikkelt TPMS-systemen (Tyre Pressure Measuring Sensors) voor de automotive markt. De sensor dient op een adequate wijze afgeschermd te worden van omgevingsfactoren (vochtigheid, temperatuur) en omgevingselementen (stof, autobrandstof, dampen, …). De oorspronkelijke afdichting op basis van siliconen (PDMS = polydimethylsiloxaan) voldoet niet en geeft zwelling (o.a. onder invloed van dampen van de brandstof of door direct contact met de brandstof) wat leidt tot falen van de meetsensor. De vraag werd gesteld een verbeterde afdichting (seal) te ontwerpen.
doelstelling
1 2 3 4
aanpak
resultaten
Het fysico-chemisch beschrijven van het huidige faalmechanisme. Het vastleggen van de wetmatigheden die zwelling, falen en interactie met omgevingselementen beschrijven. Het voorstellen van een verbeterde functionele seal die een duidelijke reductie in falen oplevert, mogelijk volledige eliminatie van het falen. Het implementeren, testen en verifiëren van de verbeteringsvoorstellen.
Er werd gebruik gemaakt van zowel de analytische als de fysico-chemische expertise binnen KdG_IWTG_(Bio)Chem. Een solvent-kunststof interactiemodel werd opgesteld dat afgeleid werd vanuit het Hildebrandoplosbaarheidsmodel, gefractioneerd naar de diverse contributies in de interactie-energie (dispersief, polair en H-brug gebonden). Twee meetopstellingen werden gebouwd om de zwelling/interactie te meten en op te volgen zowel in de tijd als naar de evenwichtswaarde. Een eerste opstelling is optisch, de tweede opstelling is een indirecte methode waarbij de druk opgebouwd door de zwelling wordt gemeten via een gemodificeerde druksensor geleverd door Melexis. De resultaten werden vergeleken en getoetst met het model. Op basis van het model werd een fingerprint van de ideale seal afgeleid en op basis van deze fingerprint werden geschikte materialen gezocht. De geselecteerde materialen werden verder onderzocht om tot een eindmateriaal te komen. De meetresultaten uit de twee meetmethoden zijn gelijklopend en bevestigen het model. Hieruit kan besloten worden dat een valabel model beschikbaar is. PDMS blijkt volgens dit model inderdaad niet ideaal als seal. Fluor bevattende siliconen blijken volgens het model ideale seals te zijn.
implementatie en valorisatie
TPMS met F-siliconen werden gerealiseerd en blijken in testen een fundamentele verbetering op te leveren en dit tot een niveau dat met de functionele doelstelling overeenstemt. Het F-siliconen materiaal is beschikbaar en economisch verantwoord in te zetten.
contactgegevens
Serge Tavernier Jeroen Geuens Karel de Grote-Hogeschool departement IWT Salesianenlaan 30 2660 Hoboken
[email protected] [email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
63
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Het optimaliseren van het ontladen van katalysator korrels uit een reactor door een perslucht / vacuüm combinatie onderwijspartner(s)
Hogeschool Antwerpen, Hoger Instituut voor Integrale Productontwikkeling / OW Uitvoerder: Kristof Vaes / Begeleiders: Chris Baelus, Guido De Grande Uitvoeringsdatum: 05-1997
bedrijfspartner(s)
MOURIK N.V. Groenendaallaan 399 2030 Antwerpen www.mourik.com
probleemstelling
De onderzoeksvraag werd vanuit het onderzoeksteam van MOURIK gesteld. Er werd ons gevraagd om vernieuwende systeemoplossingen te bedenken die een efficiëntere en snellere lediging van een reactor zouden mogelijk maken. Deze optimalisaties moesten gezocht worden in optimalisaties van de gereedschappen en in een optimale afstelling van de verschillende onderdelen van het ledigingssysteem.
doelstelling
aanpak
Het ontladen van een reactor betreft het leegmaken van duizenden verticale pijpen (tot 14m lang) die gevuld zijn met katalysator en inerten. Het is een tijdrovend en uiterst vakkundig werk dat zeer kostelijk is voor de uitbaters van deze reactoren. De lediging gebeurt door het vacumeren vanaf de bovenplaat in combinatie met het injecteren van droge lucht. Onze doelstelling was om dit proces te versnellen met minimaal 10%. Door deze tijdsoptimalisatie moest de reactor minder lang stilliggen en kon er aldus een aanzienlijke financiële besparing worden gerealiseerd. Daarnaast werd er ook gestreefd naar een optimalisatie in gebruik. . . . .
resultaten
Analyse en studie van de bestaande vacuüm/perslucht techniek. Het in kaart brengen van de luchtstromingen binnen het systeem via software. Via een methodologische aanpak werden er nieuwe systeemoplossingen en optimalisaties voorgesteld. Aan de hand van functionele prototypes werden de concepten in reële omstandigheden getest en geëvalueerd. De testsite was bij INEOS in de Antwerpse haven, en het type reactor was een ethyleenkraker. De testen gebeurden steeds in nauw overleg met en onder supervisie van de opdrachtgever. De meeste van deze functionele prototypes werden vervaardigd in het labo modelbouw van de opleiding Productontwikkeling.
De resultaten werden gepresenteerd in een eindrapport en de vooropgestelde tijdsoptimalisatie werd gehaald. De bijhorende prototypes werden overhandigd voor verder onderzoek en ontwikkeling.
implementatie en valorisatie
Aan de hand van de gepresenteerde resultaten werden er nieuwe onderzoeken opgestart binnen het onderzoeksteam van MOURIK om de financiële haalbaarheid van de voorgestelde oplossingen te verifiëren.
contactgegevens
. .
Kristof Vaes, Hogeschool Antwerpen, Dept. Ontwerpwetenschappen, Hoger Instituut voor Integrale Productontwikkeling
[email protected] Mourik N.V. Groenendaallaan 399 2030 Antwerpen www.mourik.com
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
64
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Pakketverlies in multiplexermodellen onderwijspartner(s)
. .
Universiteit Antwerpen, departement wiskunde en informatica Dhirubhai Ambani Institute of Information and Communication Technology (India)
bedrijfspartner(s)
confidentieel (sectoren: videocommunicatie (videofonie, videoconferentie, televisiedistributie))
probleemstelling
De rode draad doorheen verschillende projecten zijn rationale modellen voor complexe systemen. Een statistische multiplexer is het basismodel gebruikt in het ontwerp en dimensionering van ATM netwerken. Het multiplexermodel bestaat uit een serverwachtrij met constante bedieningstijd en een ingewikkeld aankomstenproces. Vraag: bepaal de kans op pakketverlies in functie van de capaciteit van de buffer.
doelstelling
Een (rationaal) model dat nauwkeurig is, maar toch snel kan worden berekend, in tegenstelling tot de analytische modellen. Voor de oplossing van dit probleem volstaat de kennis van een beperkt aantal testwaarden, samen met de kenmerken van de kansverdelingsfunctie. De voorgestelde strategie kiest die testwaarden volledig automatisch. De bekomen resultaten zijn vergeleken met zowel analytische resultaten als simulatieresultaten. De techniek blijkt uiterst efficiënt, in het bijzonder wanneer er een verband bestaat tussen de pakketten.
aanpak resultaten
Rationale modellering. Aard van samenwerking: consultancy A. Cuyt, R. B. Lenin, G. Willems, C. Blondia, and P. Rousseeuw. Computing packet loss probabilities in multiplexer models using rational approximation. IEEE Transactions on Computers, 52(5):633–644, 2003. De techniek laat een real-time schatting toe van de kans op pakketverlies bij videofonie, video conferencing en gelijkaardige telecomdiensten. Eveneens kan deze kans op pakketverlies geminimaliseerd worden.
implementatie en valorisatie
Efficiëntere modellering van netwerkcomponenten.
contactgegevens
Annie Cuyt, Universiteit Antwerpen, Departement wiskunde en informatica
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
65
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
PI²-POWER Gebruik van Pure Plantaardige brandstoffen in motoren en hydraulische aandrijvingen. onderwijspartner(s)
. .
Karel de Grote-Hogeschool, departement Industriële Wetenschappen en Technologie (IWT), master Chemie-Biochemie Katholieke Hogeschool Sint-Lieven, departement Industrieel Ingenieur, Vakgroep Werktuigbouwkunde
bedrijfspartner(s)
Agro Riemst nv Dewa nv Fuji Oil Europe Lichtervelde nv Universiteit Antwerpen Werkhuizen Jacobs nv
probleemstelling
Pure plantaardige olie (PPO) geldt als een alternatief voor biodiesel en kan worden gebruikt als brandstof in dieselmotoren. Deze brandstof moet voldoen aan een aantal voorwaarden beschreven in de DIN 51605 norm. Landbouwers of een coöperatie van landbouwers kunnen zelf koolzaad persen om koolzaadolie te verkrijgen die dan als brandstof kan worden gebruikt door de landbouwer zelf, door particulieren of door transportfirma’s zonder dat hier accijnzen op betaald moeten worden. Twee aspecten zijn belangrijk bij het persen van koolzaad in lokale decentrale persen, enerzijds de kwaliteit (voldoen aan de norm) en anderzijds het rendement.
doelstelling
aanpak
resultaten
1 2 3
AK Gistel bvba Beauvent cvba Ecopower cvba Filtration cvba Intertek Caleb Brett Oliefabriek Plantenolie bvba Sauer Danfoss Vercaigne Constructies nv Wynn’s Innovatiesteunpunt voor land- en tuinbouw
Maximaal rendement bij koude persing van koolzaad Kwaliteitsbepaling van koolzaadolie via quick-tests Performantie van koudgeperste koolzaadolie als brandstof of als hydraulische olie nagaan
Het onderzoek wordt opgesplitst tussen KdG en KaHo St.-Lieven. KdG neemt de kwaliteitscontrole van de geperste olie en het ontwikkelen van de quick-tests voor zijn rekening wegens de aanwezige competenties in chemie en electronica. De motortesten worden uitgevoerd door de afdeling autotechnologie van KdG. KaHo St.-Lieven staat in voor de perstechnieken, filtering en studies in verband met hydraulische olie. De vorderingen in het onderzoek worden viermaandelijks meegedeeld aan de gebruikerscommissie waarbij bijsturing van het onderzoek door deze commissie mogelijk is. 1 2 3
Er werd een pers aangekocht die uitgerust werd met druk- en temperatuurssensoren zodat het verloop van druk en temperatuur in de pers online kan gevolgd worden. Sneltesten om het watergehalte en het zuurgetal te bepalen zijn afgewerkt. Sneltesten om het fosforgehalte, het calcium- en magnesiumgehalte en de totale contaminatie van de olie te bepalen zijn in ontwikkeling. Er werd een filtratie-opstelling gebouwd om verschillende soorten filters te kunnen testen.
implementatie en valorisatie
1 2 3
Publicatie omtrent de ideale persparameters voor de koude persing van koolzaad. Commercialisering van de quick-tests wanneer deze goede resultaten geven. Publicatie van de resultaten van de performantietesten van koudgeperste koolzaadolie als brandstof of als hydraulische olie.
contactgegevens
Serge Tavernier Karel de Grote-Hogeschool departement IWT Salesianenlaan 30 2660 Antwerpen
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
66
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Risico-evaluatie van chemische stoffen - Effectbepaling en monitoring onderwijspartner(s)
Universiteit Antwerpen, Labo Ecofysiologie, Biochemie en Toxicologie
bedrijfspartner(s)
Bedrijven uit de chemische sector, voedingssector, mileusector en farmasector
probleemstelling
Chemische stoffen - nieuwe stoffen, milieu chemicaliën, voedselcontaminanten - moeten worden getest op hun toxiciteit. Twee aspecten zijn hier belangrijk: 1 Effecten: wat is het effect van een chemische stof ? 2 Monitoring: waar en in welke concentraties komen deze stoffen voor? Effecten: Welke schade veroorzaken de stoffen op een organisme (zoals de mens) of op een ecosysteem. Deze effecten kunnen worden nagegaan via een aantal klassieke benaderingen en via geavanceerde technieken zoals (toxico)genomics. Monitoring: En eens je weet dat een stof een bepaald effect veroorzaakt, hoe kun je dan die stoffen opsporen? Biosensoren nemen een belangrijke plaats in omdat ze toelaten op een snelle manier de aanwezigheid van een stof na te gaan. Het labo EBT heeft een uitgebreide methodologie ontwikkeld voor beide luiken
doelstelling aanpak
Risico-evaluatie van chemische stoffen - effecten en monitoring De aangewende expertise: * Effecten Klassieke ecotoxicologie Toxicogenomics (in verschillende aquatische systemen en in in vitro systemen) * Monitoring Toxicogenomics Biosensoren en biomerkers
implementatie en valorisatie
De karakterisatie van toxische stoffen biedt ondernemingen een toegevoegde waarde, afhankelijk van de sector. Chemische sector: prioritisatie van chemische stoffen waarbij proactief een niet-toxische variant van een gewenste molecule kan worden geselecteerd voor het verdere productieprocedé Milieusector: het analyseren van toxische stoffen is hier vaak een wettelijke verplichting, maar onze Biosensor-technologie biedt toch een toegevoegde waarde, omdat analyses snel en gevoelig kunnen gebeuren zonder intensieve staalvoorbereiding. Voedingsindustrie: analyses kunnen op een snelle en goedkope manier worden uitgevoerd, zonder dat een grote investering nodig is in chemisch-analytische apparatuur. Dit is zowel belangrijk voor voedselveiligheid als voedselkwaliteit. Farma-sector: analyses van de toxiciteitsprofielen van verschillende potentiële lead-compounds en bepaling van de ecotoxicologische impact. Dus afhankelijk van de sector biedt onze technologie een toegevoegde waarde omdat hij een volledige (toxicologische) typering geeft van nieuwe stoffen, omdat analyses snel kunnen gebeuren of op een goedkope en gevoelige manier.
contactgegevens
Johan Robbens Universiteit Antwerpen Laboratorium Ecofysiologie, Biochemie en Toxicologie
[email protected] www.ecotox.be
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
67
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Roestvorming in ballasttanks aan boord van koopvaardijschepen onderwijspartner(s)
probleemstelling
. . .
Hogere Zeevaartschool Hogeschool voor Wetenschap en Kunst, campus De Nayer Universiteit Antwerpen, departement Bio-ingenieurswetenschappen
Roestvorming in de ballasttanks van koopvaardijschepen is een zeer specifiek probleem, ten gevolge van een uitgebreide reeks factoren zoals de hoge vochtigheidsgraad in de tank, de aanwezigheid van zeewater, een voortdurend wisselen van natte en droge(re) condities in de tank, het zuurstofrijk karakter van het water, de actie van verschillende micro-organismen (microbial influenced corrosion, MIC) zowel onder aërobe als onder anaërobe condities, de complexe constructie van een tank (met vele lasnaden), de vervuiling van het ballastwater, het gebruik van staal van inferieure kwaliteit, mariene fouling, een onvoldoende coating van de tank en onderhoud van de coating, slecht of niet uitgevoerde herstellingen, … Daarenboven manifesteert de corrosie zich nog onder verschillende vormen, elk via eigen mechanismen. Dit alles heeft tot gevolg dat de ontwikkeling van methoden die bijdragen tot een afdoende bescherming tegen corrosie dient te steunen op een identificatie en grondige beschrijving van de belangrijkste mechanismen die in staan voor elk van die corrosievormen.
doelstelling
Binnen het gegeven project (BOF-academiseringsproject) wensen we dan ook op zoek te gaan naar kwantificeerbare parameters die correleren met het ontstaan van corrosiepatronen in ballasttanks.
aanpak
Het project zelf valt uiteen in drie onderdelen : 1 Het samenstellen van een protocol voor staalname (en staalbehandeling) van slib, water en eventueel microbiële groei op de wanden van de tanks. Initieel werd gepland om 35 schepen te bemonsteren; ondertussen zijn al van meer dan 50 schepen stalen genomen, mede dankzij verschillende studenten van de Hogere Zeevaartschool. 2 Analyse van verschillende chemische en microbiële parameters. Deze analyses omvatten onder andere standaardmetingen van de pH van de stalen, de gehaltes aan chloriden en sulfaten, het biologische en chemische zuurstofverbruik van de stalen,… Op microbieel vlak wordt getracht om de microbiologische consortia in de tanks van elkaar te onderscheiden en TM (zij het nog redelijk ruw) te klasseren via de BART-test (Hach Lange, Duitsland). 3 Het zoeken naar correlaties tussen corrosiegraad (en -type) en de verschillende opgemeten parameters, via multivariate statistische technieken (principale componentenanalyse en varianten voor niet-lineaire verbanden).
resultaten
Verwachte resultaten en deliverables omvatten: - enkele publicaties in nationale en internationale tijdschriften ; - minstens 2 masterthesissen (1 op de Hogere Zeevaartschool, en 1 op de Universiteit Antwerpen); - een inspectiekit die in latere stadia van dit en volgende projecten omtrent corrosie in ballasttanks de bemanning zelf in staat moet kunnen stellen om autonoom stalen te verzamelen; - een lijst met de belangrijkste parameters die aan de grondslag liggen van corrosie in ballasttanks op basis waarvan het project verder ontwikkeld kan worden; - interesse vanwege verschillende rederijen in de resultaten en mogelijke toepassingen.
contactgegevens
. . .
Kris De Baere, Helen Verstraelen, Willy Schillemans, Hogere Zeevaartschool, Noordkasteel Oost 6, 2030 Antwerpen,
[email protected] Raf Dewil Hogeschool voor Wetenschap en Kunst, Campus De Nayer, Jan De Nayerlaan 5, 2860 SintKatelijne-Waver;
[email protected] Raf Dewil, Geert Potters Universiteit Antwerpen, departement Bio-ingenieurswetenschappen, Groenenborgerlaan 171, 2020 Antwerpen,
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
68
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Rolwagenbesturing voor mensen met ongecontroleerde motoriek (CTG) onderwijspartner(s) bedrijfspartner(s)
Universiteit Antwerpen, Centrum Technologie voor Gehandicapte personen . .
probleemstelling
HMC nv (HulpMiddelenCentrale): bedrijf dat hulpmiddelen op maat aanbiedt aan personen met een handicap. HMC international: R&D groep in joint venture met Permobil (Zweedse rolstoelfabrikant)
De probleemstelling was afkomstig vanuit de dagelijkse ervaring in het Medisch Pedagogisch Instituut (MPI) te Landegem en werd aan de UA aangeleverd via HMC nv te Deinze: Mensen met een heel grove en ongecontroleerde motoriek (athetose, spasticiteit) zijn niet in staat om met een gewone stuurknuppel een elektrische rolwagen te besturen. Hun motoriek is niet fijn genoeg en de krachten die op een klassieke stuurknuppel komen zijn te groot.
doelstelling
1 2
In kaart brengen van mogelijke controleerbare bewegingen van de doelgroep Bouwen van een robuuste interface om de gecontroleerde bewegingen te capteren en de uitgeoefende oncontroleerbare krachten op te vangen
aanpak
1
Expertise vanuit de gebruikers in het MPI te Landegem in samenwerking met HMC nv om controleerbare bewegingen van de beoogde doelgroep in kaart te brengen Studie naar bruikbare methode en keuze van de gepaste sensortechnologie door CTG Ontwikkelen prototype(s) door CTG Praktijktest bij eindgebruikers CTG met HMC bij MPI Landegem Overdracht resultaten aan HMC international met oog op valorisatie van het product.
2 3 4 5 resultaten
1
2 3
4
Gebruikersinput: Mensen met ongecontroleerde motoriek kunnen meestal hun hand op een tafel leggen en door hard op de tafel te drukken hun hand gecontroleerd verplaatsen. Zij kunnen echter de positie van de hand alsook de plaats waar ze hun hand op tafel leggen niet controleren. Keuze van de sensortechnologie: Op basis van capacitieve sensoren Oplossing: de tabletsturing. Het volstaat om de hand om het even waar op het tablet te plaatsen en dit wordt onmiddellijk gedetecteerd als zijnde de nulpositie Wanneer dan de hand op het tablet in een bepaalde richting wordt bewogen, rijdt de rolwagen in de overeenkomstige richting. Gebruikerstesten: De eerste gebruiker, een meisje van zeven jaar met ernstige spasme legde een parcours vier keer sneller af met het prototype van de tabletbesturing. (Ze wilde het prototype niet meer terug geven.)
De samenwerking met de hierboven beschreven bedrijven loopt over meer dan 15 jaar. Het woord tabletbesturing kan vervangen worden door vingerjoystick (vic), mini-joystick, gyroscoopstabilisator voor rolwagens, obstakeldetectie voor rolwagens… De kern van het verhaal blijft telkens overeind. implementatie en valorisatie
CTG heeft een langdurig ontwikkelingscontract met HMC int. Deze toepassing werd volledig ontwikkeld onder dit contract. CTG deed een overdracht van de onderzoeksresultaten naar HMC int. Die zorgde voor de verdere ontwikkeling om het product marktklaar te krijgen. De tabletbesturing wordt nu verdeeld door HMC nv. (http://www.hmc-nv.be/index.php?id=149 )
contactgegevens
Victor Claes, Universiteit Antwerpen, Centrum Technologie voor Gehandicapten
[email protected] www.ua.ac.be/ctg
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
69
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Schoolgaande kinderen en fijn stof; een niet-stigmatiserende bescherming! onderwijspartner(s)
. . .
Hogeschool Antwerpen, Dept. Ontwerpwetenschappen, Hoger Instituut voor Integrale Productontwikkeling: M. Stranger, K. Vaes Universitair Ziekenhuis Antwerpen, Kinderpneumologie: K. Desager Universiteit Antwerpen, Dept. Scheikunde, Environmental Analysis: R. Van Grieken
probleemstelling
Binnen de wetenschap Productontwikkeling worden methodologieën en strategieën onderzocht en ontwikkeld, die allen tot doel hebben om de slaagkansen van nieuwe producten te verhogen (Verhaert et al. 2006, Roozenburg en Eekels 1995, Pahl en Beitz 1996). Bij medische toepassingen worden vaak producten vervaardigd die voornamelijk bestaan om ongemakken te vermijden of te reduceren. Omdat deze producten soms afschrikken, niet praktisch, of sociaal onaanvaard zijn, wordt het gebruik ervan vaak als zeer onprettig ervaren en worden deze producten gekenmerkt door een bijzonder stigmatiserend effect zowel op patiënt als op de buitenwereld. Binnen dit onderzoek worden concrete ontwerprichtlijnen en een ontwerpkader, aangepast voor dergelijke toepassingen, voorgesteld. Immers, binnen de medische wereld kan het bestaan van deze tools, die de acceptatiegraad verhogen en het stigmatiserende van producten reduceren, een duidelijke meerwaarde betekenen. De bruikbaarheid van het ontwerpkader zal gevalideerd worden aan de hand van een multidisciplinaire gevalstudie, nl. de ontwikkeling van een bescherming van schoolgaande astmatische kinderen tegen fijn stof. Immers, 30 tot 40% van de Europeanen wonen in steden waar de blootstelling aan polluenten de opgestelde richt- en grenswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Europese Unie overschrijden (Katsouyanni et al., 2003). Deze verhoogde atmosferische pollutie in steden wordt steeds vaker in relatie gebracht met een stijging van zowel astmaprevalentie als astma-aanvallen (Desager et al. ,2006; Ward et al., 2004; Masoli et al., 2004; Ha et al., 2003; Wickman et al., 2003; Pope et al., 2002; von Klot et al., 2002; Burnett et al., 2001, Schwartz et al., 2001). Daarbij komt nog dat astma de meest frequente chronische aandoening is bij kinderen en dat 8% van de kinderen astmatische klachten vertoont. Ondanks de talrijke overheidsinspanningen om luchtpollutie in de steden te reduceren, blijven stadsbewoners blootgesteld aan verontreinigde lucht.
doelstelling
Binnen dit onderzoek worden concrete ontwerprichtlijnen en een ontwerpkader, aangepast voor dergelijke toepassingen, voorgesteld. Immers, binnen de medische wereld kan het bestaan van deze tools, die de acceptatiegraad verhogen en het stigmatiserende van producten reduceren, een duidelijke meerwaarde betekenen. De bruikbaarheid van het ontwerpkader zal gevalideerd worden aan de hand van een multidisciplinaire gevalstudie, nl. de ontwikkeling van een bescherming van schoolgaande astmatische kinderen tegen fijn stof.
aanpak
Expertise binnen verschillende onderzoeksgroepen van UZA, HA en UA wordt gebundeld om een optimaal resultaat te verkrijgen. Mogelijke samenwerkingen met industrie worden afgetoetst en worden opgestart in de loop van het project.
implementatie en valorisatie
Aangezien bij de ontwikkeling van dit product een dermate groot aantal disciplines betrokken wordt, die allen hun impact hebben op ontwerpbeslissingen, en daarenboven kinderen het onderwerp van de studie vormen, is dit een uiterst geschikte case om het ontwerpkader en de richtlijnen binnen het productontwikkelingsproces te valideren. De relevantie van, en de nood aan een dergelijk product werd reeds onderzocht in een voorafgaand project (BOF Academisering 2006). Industriële partners boden zich reeds aan. Onderzoeksresultaten van de betrokken onderzoeksgroepen worden gevalideerd binnen dit project.
contactgegevens
M. Stranger Hoger Instituut voor Integrale Productontwikkeling Dept. Ontwerpwetenschappen Hogeschool Antwerpen Ambtmanstraat 1 2000 Antwerpen Tel: 03/605 61 71
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
70
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Software Evolution, Refactoring, Improvement of Operational & Usable Systems (SERIOUS) onderwijspartner(s)
. . . . . .
Universiteit Antwerpen University of Helsinki Tampere University of Technology Universidad Polytécnica de Madrid European Software Institute Universität Zürich
bedrijfspartner(s)
. . . . . . .
Alcatel-Lucent Philips (Medical Systems en Applied Technologies) Nokia (FI) Ibermatica (ES) Bertin Technologies (FR) Softeam (FR) SurLog (FR)
probleemstelling
Doorheen de evolutie van een softwaresysteem zal de kwaliteit van het systeem dalen tenzij extra maatregelen genomen worden om deze kwaliteit te blijven garanderen. Een concreet aspect van softwarekwaliteit is uitbreidbaarheid, wat verwijst naar de tijd die vereist is om nieuwe functionaliteiten toe te voegen. Talrijke industriële spelers erkenden aan het begin van dit project dat de uitbreidbaarheid van hun systeem niet optimaal was. Ze erkenden echter ook ze geen specifieke kwaliteitsverbeterende activiteiten in hun traditionele softwareontwikkelingsprocessen hebben geïntegreerd, of hoogstens, dat ze een reactieve aanpak hanteren voor kwaliteitsbewaking. Evenwel waren de bedrijven op de hoogte van recente ontwikkelingen in de academische wereld die dit probleem kunnen verlichten. In tegenstelling tot reactieve kwaliteitsbewaking heeft een proactieve aanpak als voordeel dat correcties veel goedkoper uitgevoerd kunnen worden, en bijgevolg dat functionaliteitsuitbreidingen sneller en goedkoper gemaakt worden. De betrokken bedrijven en academische partners vroegen zich dan ook af (i) of het mogelijk was om de huidige state of practice op te trekken; en (ii) waar hierbij de voornaamste moeilijkheden liggen.
doelstelling
Het SERIOUS project stelt zich tot doel om de afstand tussen de state of practice en state of the art inzake proactieve software kwaliteitsbewaking in te korten door na te gaan hoe recente methoden, technieken en tools (van oorsprong academisch) geïntegreerd kunnen worden in de dagelijkse ontwikkelingsprocessen van grote software intensieve bedrijven.
aanpak
De onderzoeksgroep Lab On Reengineering (LORE) voert de kennistransfer naar zijn nationale SERIOUS partner Alcatel-Lucent uit d.m.v. een coaching-rol. Praktisch werken we met reeksen van cases. Elke case omvat een selectie van een software systeem waarvoor kwaliteitsverbetering dringend vereist is. De onderzoekers van LORE leren op basis van deze cases ontwikkelaars aan hoe ze state of the art methoden, technieken en tools kunnen toepassen. Onze kennistransfer aanpak is met andere woorden bottom-up. Dat deze aanpak succesvol is blijkt uit de concrete vraag om onze kwaliteitsbewakingstools te integreren in Alcatel-Lucent’s geautomatiseerde processen.
resultaten
Als samenwerkingsresultaat zijn we erg trots te kunnen melden dat verbeterde software systeemdelen opgenomen zijn in officiële releases. Met het oog op de toekomst is het handboek, dat succesvolle ervaringen bij de toepassing van SERIOUS methoden, technieken en tools documenteert, een erg waardevol eindresultaat.
implementatie en valorisatie
Alcatel-Lucent is zo overtuigd van de kwaliteit van de geïmplementeerde ondersteunings-tools dat zij deze momenteel integreren in hun processen.
contactgegevens
. .
LORE: Prof. S. Demeyer http://www.lore.ua.ac.be/ Alcatel-Lucent: Karel Meijfroidt
[email protected] [email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
71
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Synthese en karakterisatie van submicron metaaloxide coatings onderwijspartner(s)
. . . .
Universiteit Antwerpen, Dept. Chemie, Onderzoeksgroep PLASMANT Universiteit Hasselt, Instituut voor Materiaalonderzoek K.U.Leuven, Dept. Metaalkunde en Toegepaste Materiaalkunde Vrije Universiteit Brussel, Vakgroep Metallurgie, Elektrochemie en Materiaalkunde
bedrijfspartner(s)
FLAMAC (Flanders Materials Center), omvat de bedrijven: . Arcelor (OCAS) . Umicore . Agfa
probleemstelling
FLAMAC wil nieuwe, high-throughput technologie ontwikkelen voor de synthese en karakterisatie van metaaloxide coatings.
doelstelling aanpak
resultaten
Aan onze onderzoeksgroep PLASMANT werd gevraagd om de synthese van deze coatings (via chemische damp depositie) te simuleren. Deze simulaties worden uitgevoerd met een combinatie van verschillende computermodellen: Fluent (computational fluid dynamica simulaties) voor de macroscopische beschrijving van het chemische damp depositie proces (gasstroming in de reactor, vorming van precursoren en hun flux naar het substraat). Moleculaire dynamica simulaties (met behulp van het software-pakket DLPoly) en Monte Carlo simulaties (met zelf ontwikkelde codes) voor de gedetailleerde, microscopische beschrijving van het depositiemechanisme. De samenwerking is gebaseerd op een onderzoeksovereenkomst, waarbij een postdoctoraal onderzoeker voor 3 jaar kan gefinancierd worden + bijkomende middelen voor de werkingskosten. Berekende typische grootheden in de reactor (dichtheidsprofielen, fluxen naar het substraat, die de uniformiteit van het depositieproces bepalen). Berekende microscopische structuur van de afgezette coating.
implementatie en valorisatie
Op basis van deze theoretische voorspellingen krijgen de bedrijven meer inzicht in het depositieproces, en kunnen de procesvoorwaarden geoptimaliseerd worden, zonder trial-and-error experimenten te moeten uitvoeren (die vaak duur en tijdrovend zijn).
contactgegevens
Annemie Bogaerts Universiteit Antwerpen, Departement Chemie, Onderzoeksgroep PLASMANT
[email protected] http://webhost.ua.ac.be/plasma/
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
72
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Thermische karakterisatie van chemische reacties onderwijspartner(s)
Karel de Grote-Hogeschool, departement Industriële Wetenschappen en Technologie (IWT), master Chemie
bedrijfspartner(s)
. . .
probleemstelling
Chemische reacties zijn vaak exotherm. Om de hoeveelheid warmte, die vrijgesteld wordt tijdens de reactie, op te meten kan men gebruik maken van een reactiecalorimeter. Ook het verloop van de warmtevrijstelling kan worden opgevolgd en levert belangrijke informatie over de kinetiek van een reactie. De informatie verkregen uit dit soort experimenten kan gebruikt worden zowel voor procesveiligheid als voor procesoptimalisatie. De aankoop van een calorimeter is een aanzienlijke investering en het gebruik ervan en de interpretatie van de resultaten vergt een zekere expertise. Vandaar dat bedrijven vaak geen toegang hebben tot dit soort metingen, hoewel er toch vaak nood is aan dit soort technologie en kennis.
doelstelling
De bedoeling is om expertise op te bouwen op het vlak van thermische karakterisatie van chemische reacties met behulp van reactiecalorimetrie. Deze expertise zal worden gebruikt om een platform uit te bouwen waar bedrijven terecht kunnen om in het kader van veiligheid metingen te laten uitvoeren of om processen te optimaliseren met behulp van calorimetrie.
aanpak
Ecover EOC Surfactants Proviron
Er werd een state-of-the-art calorimeter aangekocht gefinancierd door de Hogeschool enerzijds en door sponsoring van bedrijven anderzijds. Via bilaterale contracten met de drie vernoemde bedrijven worden nu de eerste projecten uitgevoerd.
resultaten
Voor Ecover werd de ozonisatie van een vetzuur dubbele binding bestudeerd: er werd een methodiek uitgewerkt om tijdens de dosering van ozongas reproduceerbare metingen uit te voeren. De grootte en het verloop van de warmtevrijstelling werden bepaald als ook de maximale temperatuur van de synthesereactie. Oxidatie van een amine tot een amine oxide is een proces dat reeds op industriële schaal wordt uitgevoerd bij EOC. Met behulp van de reactiecalorimeter wordt het proces verder geoptimaliseerd: de invloed van de dosering van het oxidans, de temperatuur en wijzigingen in receptuur worden bestudeerd. Benzeensulfonylchloride is een product gevoelig voor hydrolyse. Vermits deze reactie met water exotherm is, kunnen de condities waarbij hydrolyse optreedt bestudeerd worden via de calorimeter. Het effect van de temperatuur en de pH worden nagegaan (Proviron).
implementatie en valorisatie
Ecover: De metingen voor Ecover werden uitgevoerd in het kader van een productontwikkeling. EOC: De resultaten van de metingen zouden moeten leiden tot een veiliger en efficiënter productieproces. Proviron: De studie zal het mogelijk maken om de procescondities bij de opwerking van het ruwe BSC veilig te optimaliseren.
contactgegevens
Dr. Ir. Kristel Heerwegh Karel de Grote-Hogeschool departement IWT Salesianenlaan 30 2660 Antwerpen
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
73
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
TNAV onderwijspartner(s)
. .
Karel de Grote-Hogeschool, departement Industriële Wetenschappen en Technologie (IWT) BIT
bedrijfspartner(s)
88 leden: 68 bedrijven en 20 onderzoeksinstellingen. Zie www.tnav.be
probleemstelling
TNAV, voluit het Thematisch Netwerk Afvalwaterzuiveringstechnologie - Vlaanderen, vertegenwoordigt en behartigt de belangen van Vlaamse bedrijven die procestechnologie toeleveren op het vlak van de waterkringloop. De klemtoon ligt daarbij op de afvalwaterzuivering en waterhergebruik. Zo een netwerk bestond nog niet in Vlaanderen.
doelstelling
resultaten contactgegevens
Door onderling samen te werken willen de leden hun marktpositie verstevigen, zowel in het binnen- als in het buitenland. Concurrentiekracht is de boodschap, vandaar de belangstelling van TNAV voor innovatie in de watersector. TNAV, dat een forum is voor uitwisseling van expertise en kennis ("Flow of Technology"), betrekt in zijn netwerking alle actoren op de markt. Inzake onderzoek streeft de organisatie naar samenwerking met universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstituten. Op dit ogenblik (23 januari 2008) telt het netwerk 88 leden: 68 bedrijven en 20 andere leden, voornamelijk onderzoekscentra. Luc Geuens Karel de Grote-Hogeschool departement IWT Salesianenlaan 30 2660 Antwerpen
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
74
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Het toewijzen van containers aan straddle carriers op een container terminal onderwijspartner(s)
. .
Universiteit Antwerpen, Faculteit Wetenschappen, departement Wiskunde-Informatica Technische Universiteit Eindhoven, Faculteit Werktuigbouwkunde, departement Systems Engineering
bedrijfspartner(s)
PSA HNN
probleemstelling
De probleemstelling komt voort uit onderzoek bij PSA HNN, waar men op zoek is naar allerlei manieren om het havenverkeer zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. Tom Marechal werkt aan één specifiek probleem met betrekking tot de efficiënte inschakeling van de haveninfrastructuur. Dit gebeurt in het kader van zijn master thesis onder begeleiding van Prof. dr. Verdonk, verbonden aan de Universiteit Antwerpen en prof. dr. ir. Udding, die verbonden is aan zowel PSA HNN als aan de Technische Universiteit Eindhoven.
doelstelling
Het belangrijkste doel is om de turn-around time van container schepen te verkleinen. Dit kan gerealiseerd worden door voertuigen die voor het verplaatsen van containers van en naar de kade zorgen (straddle carriers) slimmer te benutten. Hiertoe worden bestaande strategieën om containers aan straddle carriers toe te wijzen verbeterd of worden nieuwe strategieën ontwikkeld.
aanpak
Het project vereist expertise rond zowel simulatie als optimalisatie. De aanwezige expertise ligt voor het eerste vooral bij het havenbedrijf PSA HNN en voor de optimalisatie vooral bij de Universiteit Antwerpen. Er is een wekelijks overleg tussen onderzoekers aan de universiteit en medewerkers van het bedrijf.
resultaten
Het is een net opgestart project. Het verwachte resultaat is dat de nieuwe of de verbeterde strategie op de simulatie betere resultaten zal leveren dan de bestaande strategieën. Bij een significante verbetering zullen de resultaten van dit onderzoek uiteindelijk ook in de praktijk toegepast worden.
implementatie en valorisatie
Simulatie en toewijzingsstrategie worden geïmplementeerd in het softwarepakket eM-plant. De meerwaarde van het project zal blijken als de nieuwe ontwikkelde strategieën in de praktijk zullen worden toegepast en de effectieve turn-around time van de container schepen hierdoor vermindert.
contactgegevens
.
.
Prof. dr. Brigitte Verdonk Dept. Wiskunde en Informatica Universiteit Antwerpen http://www.win.ua.ac.be/~verdonk
[email protected] Tom Marechal (momenteel master student) Dept. Wiskunde en Informatica Universiteit Antwerpen
[email protected]
Tel +32 3 265.38.94
Tel +32 3 265.38.60
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
75
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
TRIAS thermal tuning onderwijspartner(s)
Karel de Grote-Hogeschool departement Industriële Wetenschappen en Technologie (IWT) opleiding AB-Ma-EM
bedrijfspartner(s)
Onafhankelijk advies
probleemstelling
Vele (zelfs nieuwe) cv-installaties presteren ondermaats door concept- en inregelfouten. Het gevolg is energieverlies, comfortproblemen en abnormale onderhoudskosten. De eindklant is zich van geen kwaad bewust. Hij kan immers niet vergelijken met de meer performante installatie die hij niet kreeg. Stilaan komt hierin een kentering. Door de stijgende energieprijs en het klimaatbeleid wordt zeer veel geïnvesteerd in stookplaatsen, en er groeit een kritische houding bij de investeerders. Dit is een opportuniteit waarbij men geen kansen laten mag laten verloren gaan, want de investering moet nadien decennia lang meegaan. Elk advies moet daarom degelijk onderbouwd zijn.
doelstelling
Door energie-audits uit te voeren bij klanten wil TRIAS economisch verantwoorde besparingsmogelijkheden opsporen en goede concepten promoten. TRIAS wil hierbij de TETRAonderzoeksprojecten (“SIS”: Sick Installation Syndrome en “VALID”: Variabel debiet valideren) valoriseren en verder ontwikkelen. Dit komt ook de opleiding AB-M-EM en de samenwerking met de bedrijfswereld ten goede.
aanpak
TRIAS steunt op de know-how van E&DO (onderzoeksgroep Energie&Duurzame Ontwikkeling), in het bijzonder de TETRA-onderzoeksprojecten. Het werkdomein is het concept van de installatie, de hydronische balans, de regeling, het expansie- en het ontgassingsysteem. De basis van elk project zijn meetcampagnes (temperaturen, drukken, debieten, analyse) met technieken die uitermate efficiënt toe te passen zijn in elke bestaande installatie: clamp-on debieten temperatuurmeting, IR-camera, datalogging, rookgasanalyse, bepaling van het gasgehalte van installatiewater… Aan de hand van waarnemingen worden verbetervoorstellen uitgewerkt en gerangschikt naar terugverdientijd. Hoewel er een intense samenwerking is met een netwerk van bedrijven, wil TRIAS onafhankelijk advies geven.
implementatie en valorisatie
Begeleiding bij de implementatie behoort tot de mogelijkheden.
contactgegevens
Onderzoeksgroep E&DO, energie&duurzame ontwikkeling (project.iwt-kdg.be) . ing. Ward Denckens (projectleider TRIAS):
[email protected] . ing. Eddy Janssen (coördinator E&DO):
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
76
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
VALID (variabel debiet in thermische kringen valideren) onderwijspartner(s)
. .
Karel de Grote-Hogeschool departement Industriële Wetenschappen en Technologie, opleiding AB-Ma-EM Universiteit Antwerpen Faculteit TEW - departement milieu, technologie & technologiemanagement (FDMTT) (prof. Aviel Verbruggen)
bedrijfspartner(s)
Agoria ATIC Cenergie J.L. Mampaey WILO Tour & Andersson Radson Benelux HEC
probleemstelling
In gebouwen en industriële installaties wordt gebruik gemaakt van pompcirculatie voor het transport van warmte of koude. De energiezuinigheid van deze installaties wordt in grote mate bepaald door het concept van het hydronisch schema en van de regeling. Er is weinig onderzoek gedaan naar de samenhang van vernieuwende regelconcepten, en te sterk verschillende visies en verkoopsverhalen doen de ronde. De doelgroep (ontwerpbureaus, installatiebedrijven, leveranciers en gebruikers) heeft vooral nood aan state-of-the-art kennis en ondersteuning. De noden situeren zich op technisch, commercieel (economisch) en maatschappelijk (ecologisch) vlak.
doelstelling
Door te ontwikkelen simulatiesoftware en veldonderzoek moet het mogelijk worden om installaties te optimaliseren, zowel in het concept als bij de exploitatie.
aanpak
Sirris Belconsulting SERTTO Pneumatex&Cie KSB Belgium Nathan Import/Export Alfa Laval Benelux AXIMA Refrigeration
WTCB Laborelec Viessmann Grundfos Bellux Danfoss Siemens Building Technologies Delta Thermic VMSW
Simulatiesoftware zal worden ontwikkeld en gevalideerd aan de hand van case-studies (veldmetingen) in centrale verwarming en indirecte koeling. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van black-box modeling voor het thermisch gedrag van gebouwen omdat dit niet de kern van het project is en al degelijk onderzocht, en van white-box modeling voor de technische installatie omdat hier hiaten en noden bestaan. Collectieve centra, bedrijvencentra, onderzoekscentra, studiebureaus, installatiebedrijven, leveranciers, eindgebruikers, allen hebben ze hun plaats in het onderzoek, hun inbreng is divers: expertise en know-how, praktijkervaring, productinformatie, studiecases. De diversiteit maakt dat het project gedragen wordt.
implementatie en valorisatie
Bij het ontwerp en de exploitatie van verwarmings- en koelinstallaties moeten voortdurend keuzes gemaakt worden, waarvan de impact op het energiegebruik moet worden afgewogen tegenover de investering. Tools als simulatiesoftware en ontwerprichtlijnen zijn het middel bij uitstek bij het maken van een goed ontwerp, en bij het uitwerken van een goed advies. Omdat deze tools niet bestaan, zal VALID deze leemte opvullen en hierdoor een antwoord geven op een pertinente vraag van ontwerpers van dergelijke installaties. VALID zal de nodige impulsen geven aan ‘variabel debiet’ en de verschillende doelgroepen overtuigen en ermee vertrouwd maken in het disseminatieproces. Met het ontwikkelen van simulatiesoftware en ontwerprichtlijnen is VALID niet alleen een hefboom tot dienstinnovatie bij ontwerpers en installateurs. Door productinnovatie is er ook een groeipotentieel voor leveranciers en fabrikanten. Beide groepen kunnen hierdoor hun marktpositie veiligstellen of verstevigen. De vernieuwing is ook in het voordeel van de eindgebruikers (de klanten van de ontwerpers). Dank zij de simulaties kunnen zij investeringsbeslissingen treffen op grond van goed uitgewerkte voorstellen. De toepassing ervan bespaart energie en verhoogt de kosteneffectiviteit van deze ondernemingen, waardoor zij hun concurrentiepositie verbeteren.
contactgegevens
Onderzoeksgroep E&DO, energie&duurzame ontwikkeling (project.iwt-kdg.be) . ing. Eddy Janssen (coördinator E&DO en projectleider VALID):
[email protected] . dr. ir. Luc Mertens (onderzoekscoördinator opleiding AB-M-EM):
[email protected] . ing. Roel Vandenbulcke (doctorandus):
[email protected] . ing. Ward Denckens (onderzoeker):
[email protected] . ing. Jan Van de Paer (docent):
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
77
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Virtual instrumentation for embedded systems onderwijspartner(s)
Karel de Grote-Hogeschool, Departement Industriële Wetenschappen en Technologie (IWT), Professionele bachelor Multimedia & communicatietechnologie (MCT)
bedrijfspartner(s)
. .
probleemstelling
With the increasing number of features in modern electronic devices, engineers feel an increasing need to use user-friendly graphical interfaces, instead of conventional user interfaces. In order to cut the costs of design and manufacturing from a conventional (mechanical) user interface, many manufacturers choose a graphical user interface instead. Different commercial platforms target these applications. Several LCD displays are available, but a lot of time goes to waste in the process of designing software to interact with the display.
doelstelling
The goal of this project is to create a platform where the graphical user interface runs on a low cost PDA and the hardware manufacturer can distribute his product royalty-free. The connection between the PDA and the hardware can be wireless and the manufacturer can integrate the PDA with his hardware in several different ways.
aanpak
To accomplish this goal, a RPC (Remote procedure call) stack is being developed. The stack uses XDR as a universal data representation, and can be layered on a variety of physical layers, such as IEEE 802.11, Bluetooth and IrDA.
resultaten
Dobit NV Kobavision
Platform independent XDR conversion routines have been written and can be used without knowledge of the underlying architecture. Different physical layers modules were developed (802.11b, Bluetooth and IrDA) and can be used in commercial products.
implementatie en valorisatie
A test case has been built and has been evaluated: An automated installation that regulates different aspects of a fluid container e.g. temperature, pH and fluid level is effectively controlled and monitored with a PDA using XDR communication and a Bluetooth wireless interface.
contactgegevens
Koen Soontjens Karel de Grote-Hogeschool departement IWT Salesianenlaan 30 2660 Hoboken +32 3 820 67 67
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
78
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Vision Intelligence in Container Terminals onderwijspartner(s)
. .
Karel de Grote-Hogeschool departement Industriële Wetenschappen en Technologie (IWT) Elektromechanica, optie industriële automatisering (labo: Industriële Visie) Universiteit Antwerpen faculteit Wiskunde Informatica
bedrijfspartner(s)
Hesse Noord Natie
probleemstelling
Industriële Visietechnologie biedt een belangrijke meerwaarde voor (semi)-geautomatiseerde containerterminals. Enerzijds kan men de identificatie van de containers vereenvoudigen tijdens de aan- en afvoer (receptie), anderzijds kan men de ‘check in / check out’ tussen kade en schip met beeldinformatie afzekeren en daardoor een aantal operatoren weghouden uit de intensieve werkomgeving van de ‘straddle carriers’. Visietechnologie heeft daardoor ook een zéér gunstige invloed op de bewegingsvrijheid en helpt bij de real time taakplanning van die ‘straddle carriers’.
doelstelling
aanpak
resultaten
1 2 3 4 5
Het opbouwen van een geautomatiseerd Container-Receptie-Platform (CRP). 3D-reconstructie van containers vanuit een beeldsequentie van 7 beelden. Experimenten bij de ‘fine tuning’ van het adaptieve perceptiesysteem. Camera-gebaseerde registratie van goederen tijdens het inschepen en ontschepen. Analyse van de toegevoegde waarde van visietechnologie in container terminals.
Vanuit het Wetenschappelijke Onderzoek dat in het labo verricht wordt, groeit er een vertrouwen bij bedrijven dat het labo op een onafhankelijke wijze advies en voorstudies kan leveren voor allerlei toepassingen van industriële beeldanalyse. Dit vertrouwen wordt o.a. ook ondersteund doordat het labo deel uitmaakt van het VisieLab van Universiteit Antwerpen, in het bijzonder voor de Industriële Visieapplicaties. Doctoraal Onderzoek zorgt mee voor de wetenschappelijke borging van de onderzoeksresultaten. De resultaten die nagestreefd worden, staan vermeld in de doelstellingen.
implementatie en valorisatie
De valorisatie geschiedt in de vorm van doctoraatswerk, publicaties, software-ontwerp, de opbouw van Intellectuele Eigendom,…
contactgegevens
. .
Prof. Fred Van Oystaeyen: Universiteit Antwerpen, departement Wiskunde – Informatica Prof. Luc Mertens (gastdocent UA): Industrieel VisieLab (campus Hoboken). Karel de Grote-Hogeschool departement IWT Salesianenlaan 30 2660 Antwerpen
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
79
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Een webgebaseerd multimodaal beslissingsmodel onderwijspartner(s)
probleemstelling
. .
Universiteit Antwerpen – Institute of Transport and Maritime Managment Antwerp (ITMMA) Hogeschool Antwerpen (HA) – departement Industriële Wetenschappen & Technologie – opleiding Elektromechanica
Tussen 1995 en 2004 nam het goederenvervoer over de weg in de EU-25 toe met ongeveer 35%, hetgeen neerkomt op een gemiddelde jaarlijkse groei van zowat 3,4%. Hiermee presteerde het wegvervoer iets beter dan het intra-Europese zeeverkeer (+3,0% per jaar), maar aanzienlijk beter dan de binnenvaart (+0,9%) en het spoorvervoer (+0,6%). Deze sterke groei van het goederenvervoer over de weg, gekoppeld aan een sterke groei van het personenvervoer over de weg, heeft geleid tot een steeds toenemende congestie op het Europese wegennet. Experten verwachten bovendien dat de groei van het wegvervoer, bij een ongewijzigd beleid, nog aanzienlijk zal toenemen in het komende decennium, met alle gevolgen vandien voor de bereikbaarheid van de economische centra en het concurrentievermogen van de Europese economie. De beleidsmakers, zowel op nationaal als op Europees niveau, zijn zich ervan bewust dat een dergelijke situatie onhoudbaar geworden is en dat dringende maatregelen zich hier opdringen. Specifiek wat het goederenvervoer betreft, wordt er sterk gepleit voor een intensiever gebruik van de alternatieve vervoersmodi zoals het spoorvervoer, de binnenvaart of het gecombineerd vervoer. Het is echter duidelijk dat het verladende bedrijfsleven enkel dan de overstap van het wegvervoer naar de alternatieve vervoersmodi zal willen maken, als deze laatste tegemoet kunnen komen aan hun wensen met betrekking tot prijs en kwaliteit van de dienstverlening. Diverse initiatieven van de Europese Commissie (cf. Marco Polo project en “Naiades”) en de Vlaamse overheid (Promotie Binnenvaart Vlaanderen, Vlaams Instituut voor de Logistiek) proberen voor specifieke projecten bedrijven in deze afweging technisch en/of financieel bij te staan. De correcte afweging van de transportkosten en de voorraadimplicaties die met modale keuze gepaard gaan, is immers een moeilijke oefening. De moeilijkheid schuilt hem niet zozeer in de ontwikkeling van nieuwe oplossingsmethodes – de uitgebreide literatuur over de zogenaamde ‘inventory theoretic approach to modal choice’ (zie Tyworth 1991 en Vernimmen en Witlox 2003 voor een overzicht) bevat de nodige aanknopingspunten voor het merendeel van de gevalstudies – maar wel in het correcte gebruik ervan. Binnen het huidige projectvoorstel willen de promotoren een webgebaseerd multimodaal beslissingsmodel bouwen dat, op basis van inputs over de goederenstroom en over de vervoersmodi die beschikbaar zijn, die aanvoerstrategie bepaalt die de totale logistieke kostprijs voor de ontvanger van de goederen miniseert. Over dit onderwerp hebben Dullaert en Vernimmen aan ITMMA diverse oplossingsmethodes ontwikkeld en gepubliceerd in internationale tijdschriften. Het webgebaseerd multimodaal beslissingsmodel moet gebruiksvriendelijk zijn, zowel wat de input als wat de interpretatie van de output betreft, en 100% mistake proof (‘poka yoke’) gebouwd worden, met uitbreidingsmogelijkheden naar meer gesofisticeerde modellen om toekomstig onderzoek aan beide instellingen te ondersteunen. Het zou als dusdanig een belangrijke springplank naar onderzoeksprojecten kunnen vormen op nationaal niveau (in het kader van SSD DWTC projecten rond duurzame ontwikkeling) en op Europees vlak (7de Kaderprogramma, COST).
doelstelling
Voor de correcte afweging van transport- en voorraadgerelateerde implicaties van de vervoerswijzekeuze zijn in de literatuur reeds diverse modellen ontwikkeld. Ondanks het feit dat deze modellen toelaten om in het merendeel van de situaties bedrijfsbeslissingen te ondersteunen, worden zij vooralsnog weinig gebruikt omwille van de moeilijkheid bij hun praktische implementatie. Het huidig project heeft als doel state-of-the-art benaderingen te integreren in een gebruiksvriendelijk en mistake-proof webgebaseerd model voor beslissingen m.b.t. de vervoerswijzekeuze.
aanpak
Binnen het afgeronde Academiseringskrediet “Voorhaalbaarheidsstudie (pre-feasibility study) voor een Ondergronds Logistiek Systeem (OLS) met het oog op een kostenefficiënte integratie van het containerproject Deurganckdok in de haven van Antwerpen” heeft ITMMA de voordelen van samenwerking met de Hogeschool Antwerpen/Departement Industriële Wetenschappen en Technologie (HA/IWT) kunnen ervaren voor de meer technische aspecten van de optimalisatie van transportproblemen. De opleiding Elektromechanica van het Departement IWT beschikt over enige praktische kennis in het opstellen van websites, cf. www.elektromechanica.be welke in eigen beheer ontwikkeld werd en onderhouden wordt, waarbij één collega het onderzoeksgedeelte behartigt en daarbij gebruik maakt van frontpage en een andere het onderwijsgedeelte dat in dreamweaver is uitgewerkt. Verder wordt op de Hogeschool in een gevorderd stadium geëxperi-
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
80
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
menteerd met MySQL 5.0, welke draait op een server van de opleiding en toelaat op een professionele wijze databases aan te spreken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van PHP, een scripttaal waarmee dynamische webpagina’s kunnen aangemaakt worden. Beide toepassingen zijn OpenSource zodat hiervoor geen licenties aangekocht moeten worden. Binnen het huidige projectvoorstel zal het Departement Industriële Wetenschappen en Technologie van de Hogeschool Antwerpen dan ook instaan voor de bouw van het webgebaseerde multimodale beslissingsmodel, terwijl ITMMA de nodige kennis zal inbrengen met betrekking tot het minimaliseren van de totale logistieke kost van bevoorradingsstrategieën. resultaten
De website werd reeds lokaal geïmplementeerd gebruik makende van een mysql database en php als serversided programmeertaal. Mensen zonder voorkennis van ict zullen met deze website overweg kunnen. Deze is zo opgezet dat hackers weinig kans krijgen de data corrupt te maken.
implementatie en valorisatie
De website met achterliggend programma zal gratis ter beschikking gesteld worden van het bedrijfsleven om hun vervoerslogistieke beslissingen beter te ondersteunen. Het is ook de bedoeling om via de website de nodige informatie te verzamelen om in een verder stadium een algemeen statistisch model te ontwikkelen of afhankelijk van de ingegeven parameters een concrete keuze te maken uit de verschillende statistische modellen.
contactgegevens
ITMMA . Dr. W. Dullaert – Keizerstraat 64 – 2000 Antwerpen – tel 03/275.51.41
[email protected] Hogeschool Antwerpen . ir. P. Cools – Paardemarkt 92 – 2000 Antwerpen – tel 03/213.79.48 -
[email protected] . ir. B. T’Jollyn – Paardemarkt 92 – 2000 Antwerpen – tel 03/213.79.32 -
[email protected] . ing. B. Ribbens – Paardemarkt 92 – 2000 Antwerpen – tel 03/213.79.32 -
[email protected]
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
81
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
82
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
83
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
INDEX OP NAAM 2Care, 20 52M, 39 A.W.S., 14 Abitana, 17 Achilles, 29 Adam, 41 Addict Creative LAB, 29 advise, 39 Agfa, 72 Agoria, 77 Agro Riemst nv, 66 Ahlers, 46 AK Gistel bvba, 66 Alcatel-Lucent, 71 Alfa Laval Benelux, 77 Alfa Solutions, 40 Algemene Pharmaceutische Bond (APB), 11 AMI Semiconductors, 27 ANA Aeroportos de Portugal, 44 Antwerp Distribution & Product Operations Ghent NV, 50 Anvas-Allvet, 30, 50 ARC, 20 ARC Deurne, 27 Arcelor, 72 Athex BVBA, 25 ATIC, 77 Aveve NV, 50 AXIMA Refrigeration, 77 AZ Sint-Lucas, 39 Baelus, 13, 64 BASF, 14 Beauvent cvba, 66 Behets, 23 Belconsulting, 77 Belnitra, 39 Benelux Bitume ivzw, 7, 35 Bertin Technologies, 71 Betonac NV, 35 BEVAD vzw, 7 BIJO-DATA, 44 Biodiphar, 11 Bioro NV, 50 BIT, 9, 74 Boen, 26 Bogaerts, 21, 72 Bueken, 33 BULO Kantoormeubelen N.V., 13 BVA, 7, 35 Caldic Belgium NV, 50 Care Solutions nv, 31 Cargill, 30 Catthoor, 20, 58 CAW Metropool, 40 CDI-Bwamanda, 16 Cenergie, 77 Ceulemans, 28 Cherokee, 20 Cisco, 39 Claes, 59, 69 CM Antwerpen, 40 CMS nv, 31 Codralux, 41 Coen, 20, 27 Colas NV, 35
Colpin-Demeester NV, 35 Colruyt, 20 Commissariat a l'Energie Atomique, 44 Compernolle, 23, 24 Continental Marine Services, 46 Cools, 26, 81 COPRO vzw, 7, 35 CORC NV, 7 Cork Institute of Technology, 44 Cornelis, 13 Cronos, 29 Crystal Pool, 46 Cuyt, 18, 48, 56, 60, 65 Daelemans, 12 DAF, 20 Dams, 17 DANA, 27 Danfoss, 77 De acht, 40 De Baere, 68 De Grande, 64 De Haes, 29 De Lijn, 20, 39 de Raedt, 23 De Smet Engineering NV, 50 De Smet-Ballestra, 30, 51 De Ster NV, 34 De Touter, 40 Dekempeneer NV, 35 Delbeke, 43 Delta Thermic, 77 Demetrios, 25 Demeyer, 71 Denckens, 49, 76, 77 Denil, 27 Desager, 70 Devriese NV, 35 Dewa nv, 66 Dewil, 68 Dhirubhai Ambani Institute of Information and Communication Technology, 65 Digitron NV, 25 Dirix, 45 DNDi, 10 Dobit NV, 78 Donald, 20 Dow-Haltermann, 50 DSP Valley, 39 Dullaert, 33, 80, 81 EBD, 20 Econophar, 11 Ecopower cvba, 30, 66 Ecostream, 20 Ecover, 14, 30, 73 EDS, 39 EIA Electronics, 27 Elseviers, 28 Empereur, 16 Enprotech BVBA, 50 EOC Surfactants, 73 ERM, 41 European Software Institute, 71 EVStart, 20 EVT - Belgium, 20 Exmar, 41
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
84
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Expertisecentrum Milieu- en Procestechnologie, 14 Federatie Belgische Textielverzorging, 14 Filtration cvba, 66 FLAMAC, 72 Flanders Drive, 27 Fondation Belge pour la recherche Servier, 11 FORTH/IESL Institute, 25 Fotakis, 25 Foulon, 12 Frans Maas, 39 Fraunhofer IIS, 44 Fresenius Kabi, 11 Fuji Oil Europe, 30, 66 Galderma Belgilux nv, 11 Gasthuiszusters van Antwerpen, 28 GCTranslations, 11 Gemeente Beveren, 7 Genencor International, 50 Geuens, 9, 63, 74 Geurden, 57 Goesaert, 26 GRALEX NV, 35 Greif Belgium, 14 Grizaco NV, 7, 35 Groenbedrijf Peeters-Vervoort, 40 Grundfos Bellux, 77 Hansen Transmissions, 40 Haven van Antwerpen, 41 HEC, 77 Heerwegh, 50, 73 Heijmans Infra NV, 35 Hesse Noord Natie, 79 Heyvaerts, 13 HMC international, 69 HMC nv, 59, 69 Hogere Zeevaartschool, 33, 41, 46, 58, 68 Hogeschool Antwerpen, 7, 8, 11, 13, 14, 15, 17, 23, 24, 25, 31, 32, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 42, 44, 45, 64, 70, 80, 81 Hogeschool Gent, 11 Hogeschool voor Wetenschap en Kunst, 68 Hoogmartens NV, 7, 35 Hoste, 12 HYDREX NV, 41 Hydrothane, 27 IBBT, 39 Ibermatica, 71 IJsboerke, 20 IMEC, 39 Indekeu, 34 Indigo, 40 Ineos, 50 Ingenieursbureau Soresma, 14 Ingenium, 39 Innogenetics, 61 Innovatiesteunpunt voor land- en tuinbouw, 66 INOV Inovação, 44 Interscan, 41 Intertek Caleb Brett, 66 IPTE, 27 ITMMA, 33, 80, 81 IWT, 7, 9, 11, 12, 14, 16, 25, 27, 35 J.L. Mampaey, 77 Jachtwerf De Leie, 20 Jacobs, 46 Jaeken, 50 Janssen, 49, 76, 77
Janssen Pharmaceutica, 45 Janssens, 25 Joossens, 10 Kan Design, 29 Karel de Grote-Hogeschool, 9, 16, 19, 20, 27, 28, 29, 30, 40, 47, 49, 50, 52, 53, 55, 57, 58, 63, 66, 73, 74, 76, 77, 78, 79 Katholieke Hogeschool Sint-Lieven, 39, 66 Katoen Natie, 20 Kobavision, 78 Koepel van Vlaamse Kringloopcentra (KVK), 40 Koninklijke Militaire School, 58 KSB Belgium, 77 Kuka Automatisering & Robots N.V., 25 KULeuven, 11, 39, 72 Laborelec, 77 Laekeman, 12 Laes, 17 Laserclean NV, 25 LENTO, 40 Lichtervelde nv, 66 LMS, 20 LMS International, 27 Luon, 29 Luxom, 39 M&L Electronics, 20 Maervoet, 50 Marechal, 75 MediLingua BV, 11 Meijfroidt, 71 Melexis, 39, 63 Merckx, 33 Mertens, 49, 77, 79 Metegan, 39 Meyvaert, 39 Michelena, 16 Microsoft, 39 Miles Group nv, 11 Missing Link, 11 Moens, 62 Mourik, 64 MPI bvba, 11 Myriade, 39 Nanopass, 54 Nathan Import/Export, 77 Nazooka, 29 Netlash, 29 Newtec, 55 Nijs, 29 Niko, 39 NMDG, 55 Nokia, 71 Nova Veg Logistics, 40 Novartis Consument Health nv, 11 NV Globe, 25 NYNAS AB, 7, 35 O.V.A.M., 14 Oleon, 30, 50, 51 Oleotest, 30 Oliefabriek, 50, 66 Oliefabriek Lichtervelde NV, 50 Onsite Environment, 14 OpzoekingsCentrum voor de Wegenbouw, 7, 35, 37 Ovam, 30 Paillet, 58 Pecqueur, 19, 27, 47 perLocus, 44
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
85
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Permobil, 69 Petrochem Carless BVBA, 50 Philips (Medical Systems en Applied Technologies), 71 Pneumatex&Cie, 77 Potters, 68 Powerslave, 20 Pro Natura, 30 Propulsion Dynamics inc., 41 Proviron, 50, 73 Proximus, 39 PSA, 33 PSA HNN, 75 PTS, 20 PVS, 20 Radson Benelux, 77 Rasenberg Milieu, 14 RCO NV, 7, 35 Recybit NV, 7 Re-Invest Suisse GmbH, 19 Ribbens, 26, 81 Rijkswaterstaat Nederland, 41 Robbens, 22, 67 Roche Diagnostics Belgium, 62 Rochus, 40 Rooms, 61 Roosens, 28 Sapion Milieu-Advies, 14 Sartorius Technologies NV, 50 Satelit, 29 Sauer Danfoss, 66 Schillemans, 68 Schrooyen, 39, 44 SERTTO, 77 SGS Belgium, 14 Shanks Vlaanderen, 14 Siemens Building Technologies, 77 Sint-Vincentiusziekenhuis, 28, 40 Sirris, 77 Sita Remediation, 14 Slachmuylders, 28 Soetaert, 50 Softeam, 71 Solco, 30 Solvay NV, 50 Soontjens, 78 Stad Antwerpen, 7 Stanford University, 56 Stranger, 34, 70 SubOne Technology, 21 SurLog, 71 Svithoid Tankers, 41 Symeo, 44 Synergetics nv/sa, 11 T&T Solutions, 27 T’Jollyn, 81 Tampere University of Technology, 71 Tavernier, 16, 30, 50, 63, 66 Technische Universiteit Delft, 37 Technische Universiteit Eindhoven, 75 Televic, 39 Telindus, 39 Tenneco Automotive, 27 Testo, 30 TNAV, 9 Tour & Andersson, 77 Tower automotive, 40 Tractebel Engineering, 40
Transics, 39 Turner, 53 Ubiwave, 39 UGent, 23, 25, 33, 50 Umicore, 20, 23, 53, 72 Unipro, 30 Universidad Polytécnica de Madrid, 71 Universität Zürich, 71 Universiteit Antwerpen, 10, 11, 18, 21, 22, 25, 28, 29, 30, 42, 46, 48, 50, 53, 54, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 75, 77, 79, 80 Universiteit Hasselt, 72 Universiteit van Stellenbosch, 48 University of Helsinki, 71 URS Belgium, 14 UZA, 20, 28, 39, 57, 70 Vaes, 13, 64, 70 Van Bastelaere, 20 Van Bogaert, 55 Van Buggenhout, 32 Van Damme, 54 Van de Paer, 77 van de Walle, 13 Van den bergh, 8, 36, 38 van der Linden, 26 Van Doorsselaer, 34 Van Genechten, 28 van Gilsen, 26 Van Grieken, 70 Van Hove, 27 Van Oystaeyen, 79 Van Schaeren, 33 Van Wellen NV, 35 Vandamme, 50 Vandelanoote Milieu-Advies, 14 Vandenbulcke, 27, 49, 77 Vanderauwera, 15 Vandewalle, 33 Vanhaecke, 23 Vanvaerenbergh, 12 Verboven Motoren, 19 Verbruggen, 77 Vercaigne Constructies nv, 66 Verdonk, 75 Vereniging van coöperatieve apotheken in België, 11 Verhaert, 59, 70 Verhulst, 34 Verstraelen, 68 Verstraete, 16 Viessmann, 77 VIGC, 29 Vinken, 50 Vision and Factory, 29 VITO, 14, 20, 30, 41 Vlaams Patiëntenplatform vzw, 11 Vlaamse Radio- en Televisieomroep (VRT), 42 VMSW, 77 VTB-VAB, 27 VUB, 20, 27, 31, 50, 51, 59, 72 Vynckier, 20 Wambeke, 23, 24 Werkhuizen Jacobs nv, 66 Weyn, 39, 44 WHO-TDR, 10 Wijnants, 50, 52 Willaert, 50 WILO, 77
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
86
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Wit-Gele Kruis, 57 Wolfsberg, 14 WTCB, 77 WWF, 16 Wyeth Pharmaceuticals, 11
Wynn’s, 66 Yamagata Europe, 11 Ysebaert, 57 Ziekenhuis Sint-Jozef, 28
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
87
ONDERZOEK & INDUSTRIE Partners met toekomstperspectief
Deze onderzoeksdag kon slechts gerealiseerd worden door de vlotte samenwerking van de verschillende instellingen van de Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen. Bijzondere dank aan de Karel de Grote-Hogeschool, campus Hoboken die gastheer was.
Deze onderzoeksdag loopt in samenwerking met de Kamer van Koophandel Antwerpen-Waasland en met ondersteuning van Agoria Vlaanderen en Essenscia Vlaanderen.
Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen | Onderzoeksdag 27 februari 2008
88