ONDERWIJSVERNIEUWINGS PROJECTEN 10 JAAR INNOVATIE IN DE PRAKTIJK
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD
2
LEESWIJZER
5
1
SAMENWERKEND LEREN EN COMMUNITIES
6
interview PROOF
9
2 DIGITAAL PORTFOLIO EN COMPETENTIES interview DigOport II
3 INTERACTIEF LESMATERIAAL EN TOETSEN interview PASTEL
4 VIDEO interview ZoEp PORTAL
5 DRAADLOOS EN MOBIEL LEREN interview Draadloos elektronisch stemmen
interview EMERGO
7 LEER- EN WERKOMGEVING interview Kenniswerken in SHAPE
18 21
24 27
30
1
33
36 39
42 45
SURFFOUNDATION
48
LESSONS LEARNED
52
VERDER BOUWEN
54
onderwijsvernieuwingsprojecten
6 CASUSSEN, GAMES EN SIMULATIES
12 15
VOORWOORD
2
vertrouwen hebben om de uitdagingen en mogelijkheden die ICT biedt gezamenlijk te benaderen. Het realiseren van oplossingen en vernieuwingen vond in het programma telkens in wisselende samenwerkingsverbanden van instellingen plaats, en dat heeft zonder meer goed gewerkt. Instellingen delen kennis en resultaten en (h)erkennen uitdagingen waar we gezamenlijk voor staan. Instellingen, SURFfoundation en de subsidiërende overheid mogen trots zijn op dit resultaat.
Soms volgden instellingen de ontwikkelingen op het gebied van ICT op de voet en soms waren ideeën zo vooruitstrevend dat de techniek nog niet voldoende ontwikkeld bleek om ze meteen in het onderwijsveld te kunnen realiseren. Tot op de dag van vandaag wordt dagelijks gebruik gemaakt van de producten die deze projecten hebben opgeleverd.
Lessen voor de toekomst
Resultaten Wij zijn er trots op u in deze brochure de resultaten van het werk van velen te kunnen laten zien. Samen met het onderwijsveld heeft SURFfoundation de mogelijkheden van informatie- en communicatietechnologie in het onderwijs onderzocht en geïmplementeerd. We hebben veel kennis opgedaan en vele producten opgeleverd die het hoger onderwijs efficiënter en gevarieerder maken. Met het programma heeft SURFfoundation ruimte gegeven aan ideeën, expertise en initiatieven uit het veld. Tegelijkertijd zijn er bruggen geslagen tussen hoger beroepsonderwijs en universiteiten en tussen docenten en ICT-afdelingen. Het innovatieprogramma bracht inhoudelijke ambities en bestuurlijke verantwoordelijkheid samen en stimuleerde internationale uitwisseling. Een belangrijk resultaat van een klein decennium Onderwijsvernieuwingsprojecten is wat ons betreft dat instellingen steeds meer het vermogen en het
Uiteraard zijn we niet klaar. Het onderwijs zal continu moeten blijven inspelen op de almaar groeiende rol van ICT in de samenleving en veranderende verwachtingen van studenten en docenten. Het Onderwijsvernieuwingsprogramma heeft de basis gelegd om deze uitdagingen aan te kunnen. We weten hoe we innovaties kunnen stimuleren en successen kunnen uitbreiden. We kennen ook de meerwaarde van een collectieve aanpak, waarbij ‘koplopers’ en ‘peloton’ elkaar scherp houden om optimaal rendement uit ICT te halen voor het Nederlands hoger onderwijs. Ook de huidige ICTvraagstukken vereisen gecoördineerde actie en intensieve samenwerking tussen de vele creatieve, kundige, ambitieuze en volhardende collega’s vanuit alle betrokken onderwijsinstellingen. SURFfoundation zal zich onverminderd inzetten daaraan bij te dragen. In deze brochure bieden we u een inkijkje in de resultaten van het programma. Meer informatie vindt u op www.surffoundation.nl. Bas Cordewener en Tom Dousma programmamanagement Onderwijsvernieuwingsprojecten
3
DE METHODE SURF De instellingen voor hoger onderwijs werken binnen SURF samen volgens een methodiek van subsidieprogramma’s die al meer dan tien jaar succesvol is. Onderwijsinstellingen formuleren gezamenlijk speerpunten, die door SURF vertaald worden naar landelijke innovatieprogramma’s. Hogescholen en universiteiten kunnen vervolgens projectvoorstellen indienen die moeten voldoen aan de volgende criteria: • De projecten zijn gebaseerd op samenwerking van verschillende instellingen; • de instellingen leveren zelf ook een financiële bijdrage aan het project; • de resultaten van het project zijn vrij te gebruiken door alle instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek.
Geselecteerde projecten ontvangen een subsidie en dragen zelf een deel van de projectkosten door matching. Deze methode garandeert draagvlak in het hoger onderwijs, aansluiting bij de vraag vanuit het veld, commitment van de onderwijsinstellingen bij de uitvoering en de exploitatie, kwaliteit van de projecten door het competitie-element en transparantie voor alle deelnemers. Op deze manier zijn programma’s als Onderwijsvernieuwingsprojecten, Nationaal Actieplan e-Learning en ‘Studiekeuzegesprekken: wat werkt?’ succesvol uitgevoerd. SURF zorgt in deze aanpak voor de programmaopzet, het uitzetten van de tender, de onafhankelijke beoordeling van de voorstellen door de Wetenschappelijk Technische Raad, het programmamanagement, de bewaking van de projectuitvoering door de Commissie Projectbewaking en het bekendmaken en beschikbaar stellen van de projectresultaten.
onderwijsvernieuwingsprojecten
Van 1999 tot en met 2006 heeft SURFfoundation het Onderwijsvernieuwingsprogramma uitgevoerd, dat met behulp van subsidies de inzet van ICT-innovaties in het hoger onderwijs stimuleerde. Jaarlijks konden instellingen voor hoger onderwijs projectplannen indienen bij SURFfoundation, en ontvingen de meest veelbelovende projecten subsidie. Dankzij deze regeling hebben instellingen maar liefst 69 uitdagende en grensverleggende innovatieve projecten uitgevoerd.
LEESWIJZER Deze publicatie biedt u inzicht in het afgeronde SURFfoundationprogramma Onderwijsvernieuwingsprojecten. • De Onderwijsvernieuwingsprojecten die door de onderwijsinstellingen zijn uitgevoerd in de periode 1999-2009 hebben wij geclusterd in zeven thema’s. • Elk thema biedt naast een overzicht van de uitgevoerde Onderwijsvernieuwingsprojecten een interview met een projectleider van een recent uitgevoerd project. • Uitgebreide informatie over alle projecten vindt u op www.surffoundation.nl/ovp. • De laatste hoofdstukken beschrijven de lessen die we hebben geleerd en op welke manier wij samen met het onderwijsveld na 2006 deze lessen hebben vormgegeven in nieuwe programma’s. De zeven thema’s onderscheiden we aan de hand van afzonderlijke grafische iconen.
4
5
2 DIGITAAL PORTFOLIO EN COMPETENTIES
3 INTERACTIEF LESMATERIAAL EN TOETSEN
4 VIDEO
5 DRAADLOOS EN MOBIEL LEREN
6 CASUSSEN, GAMES EN SIMULATIES
7 LEER- EN WERKOMGEVING
onderwijsvernieuwingsprojecten
1 SAMENWERKEND LEREN EN COMMUNITIES
1
SAMENWERKEND LEREN EN COMMUNITIES Samenwerkend leren en communities
6
7 onderwijsvernieuwingsprojecten
‘We hebben door PROOF flinke praktische ervaring opgedaan met online systemen voor peer review.’
Janneke van der Hulst
SAMENWERKEND LEREN EN COMMUNITIES
PROOF
2006-2008
De eerste projecten die werden uitgevoerd binnen het Onderwijsvernieuwingsprogramma zetten ICT in om studenten binnen de onderwijsinstellingen gezamenlijk te laten leren in een virtuele omgeving. Voorbeelden van dergelijke projecten
Peer Review Online – Opschalen en Faciliteren Interview met Janneke van der Hulst
zijn Polaris (1999) en Taakgericht Teamleren (1999). Gaandeweg werd duidelijk dat samenwerkend leren met ICT vraagt om een andere didactiek. review dan het annotatiesysteem dat bij de Universiteit Utrecht in gebruik is. We hebben door het project veel prakti-
Het project Digit@le Did@ctiek had dan ook als doel docenten hulp te bieden
stukken of elkaars functioneren. Het mes snijdt zo aan twee
sche ervaring opgedaan met deze systemen. Door bij elkaar
bij het vormgeven van deze didactiek. Door docenten ervaringen te laten delen,
kanten. Studenten ontvangen meer feedback dan van de do-
in de keuken te kijken, hebben we ook een veel beter zicht
cent alleen. Tegelijkertijd leren ze beoordelen aan de hand van
gekregen op andere mogelijke perspectieven op peer review.
professionele criteria. Bij groepsopdrachten kan peer review
Verdere winst van het project is dat op verschillende faculteiten
bovendien helpen om meeliftgedrag te onderkennen.
een flink aantal docenten nu bekend is met peer review als
konden praktisch bruikbare instrumenten ontwikkeld worden. Nog steeds is www.digitaledidactiek.nl een veelgebruikt platform voor kennisuitwisseling.
Het biedt voordelen om peer review (deels) digitaal uit te
werkvorm en dat we door de uitgevoerde evaluaties ook goed
voeren: reviews kunnen worden geanonimiseerd en bij grotere
weten wat belangrijke aandachtspunten zijn bij de begeleiding
ICT maakt het ook mogelijk om mensen van buiten de onderwijsinstelling bij het
aantallen studenten kan deze onderwijsvorm zorgen voor effi-
van peer review opdrachten.’
leerproces te betrekken. In projecten als Samen Leren van de Werkplek (2005)
ciënte organisatie en tijdsbesparing. Daarom startten drie uni-
en Thesaurus (2001) werd het werkveld betrokken bij het leerproces van studen-
‘WE HEBBEN DOOR PROOF EEN GOED OVERZICHT VAN BESTAANDE ONLINE TOOLS VOOR PEER REVIEW. WE WETEN WAT ER OP DE MARKT TE KOOP IS.’
ten. In latere jaren van het Onderwijsvernieuwingsprogramma werden binnen dit thema ook projecten opgezet waarbij de nadruk lag op leren van elkaar. In het project PROOF (2006) gaven studenten feedback op elkaars werk en functio-
8
LESSONS LEARNED
drie de deelnemende universiteiten waren al bezig met het op-
Peer review is een werkvorm die goed past binnen een acade-
medestudenten.
zetten van digitale peer review, maar door gezamenlijk aan de
mische cultuur, vindt Van der Hulst. Docenten zijn bekend met
slag te gaan, konden we leren van elkaars ervaringen’, vertelt
het verschijnsel peer review en vinden het een logische werk-
projectleider Janneke van der Hulst van de Vrij Universiteit.
vorm. Als ze horen dat er een systeem is waarmee ze peer re-
‘Ons voornaamste doel was zorgen dat online peer review op
view tussen studenten – ook als dat er veel zijn – kunnen orga-
grotere schaal kan worden ingezet.’
niseren, dan zijn ze vrij snel geneigd om dat systeem in te zetten.
HOE?
SAMENWERKEND LEREN EN COMMUNITIES projectaanvragen per jaar
moeten leren om feedback te geven. Peer review opdrachten
wijskundige criteria samen op basis waarvan we de diverse
zijn een goede manier om een academische vaardigheid aan
bestaande systemen voor online peer review hebben vergele-
te leren, maar je kunt niet verwachten dat studenten dat vanaf
ken. We keken naar onderwijskundige mogelijkheden van de
het begin van hun studie zomaar kunnen. Je wilt niet dat ze
programma’s, maar ook naar pragmatische zaken als gebruiks-
elkaar ontzien of afbranden; je wilt opbouwende kritiek, die
vriendelijkheid of de betrouwbaarheid van de leverancier.
ook inhoudelijk relevant is. Dat is een leerproces, een proces
De Vrije Universiteit koos voor Turnitin; de Universiteit Utrecht
dat de docent erg goed moet begeleiden’, aldus Van der Hulst.
en en de Technische Universiteit Delft kozen ieder een ander
‘In feite bleek die procesbegeleiding het moeilijkst. Docenten
systeem’, zegt Van der Hulst. ‘We hebben handleidingen en
dachten dat online peer review een makkelijke werkvorm zou zijn
voorbeelden voor docenten ontwikkeld en de docenten ge-
- en hoewel het middel, de techniek dus, erg gebruiksvriendelijk
traind. De training gaat zowel in op de onderwijskundige ach-
is, moet de docent de studenten wel behoorlijk begeleiden.’
tergronden van peer review als op de praktische kant: hoe
D=713
D>@=
BOOYUS`WQVb bSO[ZS`S\ >]ZO`Wa
'''
BVSaOc`ca
71B
2WUWb.ZS 2WR.QbWSY
AO[S\ZS`S\ dO\RSeS`Y^ZSY
/:71B
<SbeS`YZS`S\d]]` :WTS:]\U:SO`\S`a
>/7@
9S\\Wa][USdW\US\
!
"
#
‘Je kunt deze werkvorm met grote aantallen studenten toe-
kunnen docenten het implementeren in hun onderwijs? Tijdens
passen, maar we moeten uitkijken dat faculteiten het niet zien
de cursus gaan de docenten ook zelf met het programma aan
als een optie waarbij een docent niet veel meer hoeft te doen.
de slag.’
Het is waardevol als studenten conceptversies van elkaars stukken beoordelen; ze leren van het beoordelen en het leidt
>@==4
RWUWbOZS]^ZSWRW\UaaQV]]Z
‘Docenten lijken echter wel eens te vergeten dat studenten
‘We begonnen met literatuurstudie en stelden een set onder-
$
UITKOMST
tot beter geschreven eindversies. Maar of je de uiteindelijke
‘We hebben door PROOF een goed overzicht van bestaande
beoordeling moet overlaten aan studenten, helemaal eerste-
online tools voor peer review. We weten wat er op de markt te
of tweedejaars, is de vraag.’ De deelnemende docenten zijn blij
koop is. Turnitin, het systeem waarmee de Vrije Universiteit
met het systeem, maar hadden soms meer verwacht van het
vooral gewerkt heeft, ondersteunt een heel ander soort peer
niveau van de feedback. Docenten vinden het vooralsnog niet
9 onderwijsvernieuwingsprojecten
versiteiten met het project PROOF: Peer Review Online. ‘Alle
neren en in PAIR (2006) konden ze een beroep doen op de expertise van hun
Samenwerkend leren en communities
WAT? Bij peer review becommentariëren studenten elkaars werk-
BRUIKBAAR?
cijfer te gebruiken. Dat blijkt niet betrouwbaar, bijvoorbeeld
‘Met PROOF hebben we veel mensen bereikt: er hebben al dui-
omdat studenten elkaar niet snel een onvoldoende geven.
zend studenten mee gewerkt. Ook hebben we er veel aan
Ook interpreteren studenten de opgestelde criteria en normen
gehad op onderwijskundig vlak. We hebben kennis opgedaan
soms heel verschillend.
door deze ervaringen en weten nu hoe we het moeten aanpak-
‘DOOR OOK BIJ ELKAAR IN DE KEUKEN TE KIJKEN, HEBBEN WE EEN VEEL BETER ZICHT GEKREGEN OP ANDERE MOGELIJKE PERSPECTIEVEN OP PEER REVIEW.’
ALICT (2006)
SAMEN LEREN VAN DE WERKPLEK (2005)
Action Learning met ICT. Competentiegericht leren wordt vormgegeven als blended learning: leren op afstand in combinatie met contactonderwijs. Daarbij krijgen studenten een belangrijke rol in het beoordelen van elkaars werk. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Hogeschool Rotterdam, Fontys Hogescholen
Dialoog tussen opleiding en werkveld door middel van een online projectomgeving. Hogeschool Domstad, Hogeschool Drenthe, Hogeschool Zuyd, Hogeschool Leiden
DIGIT@LE DID@CTIEK (2001)
Een didactiek van taakgericht teamleren, waarin de student centraal staat en de docent optreedt als expert en coach. Hogeschool Utrecht, Universiteit Utrecht.
THESAURUS (2001) Efficiënt uitwisselen van kennis en ervaring op het gebied van communicatie tussen beroepenveld, docenten en studenten. Fontys Hogescholen, Hogeschool Utrecht
ken. Al met al vind ik het een succes. Het paste erg goed bij de
project erg waardevol. ‘De begeleiding van de docent blijft on-
behoeften die leefden binnen de instellingen.’ Andere onder-
misbaar en cruciaal. Wat de techniek betreft: die vernieuwt tel-
wijsinstellingen kunnen ook profiteren van de resultaten van
kens en blijft veranderlijk, dus die lessen hebben geen absolute
dit project. De literatuurstudie en de inventarisatie van de be-
ICT-DPS (2000)
waarde voor de toekomst.’
staande peer review systemen zijn beschikbaar voor belang-
Interfacultaire communicatietraining / Dynamische Patiënt Simulator. Training in patiëntoverdracht voor medisch studenten via een virtuele patiënt status. LUMC Universiteit Leiden, AMC Universiteit van Amsterdam
VOICE (1999)
KENNISOMGEVINGEN DIGITALE OPLEIDINGSSCHOOL (2005)
VPRO2 (2001)
peer review opdracht altijd goed voor. Organiseer de opdracht
stellenden op de website van het project. Ook is een selectie uitgewerkte voorbeelden van peer review beschikbaar gesteld.
zorgvuldig, zorg voor haalbare deadlines en bouw voldoende
HOE NU VERDER?
studenten heel goed weten wat er van hen verwacht wordt.
Momenteel bestaat de noodzaak om efficiënter te werken, met
Als peer review opdrachten onduidelijk zijn, zijn studenten
de toenemende studentenaantallen en het aantal docenten
veel minder gemotiveerd om mee te doen. Ook kunnen stu-
dat niet in dezelfde lijn mee groeit, vertelt Van der Hulst. ‘Juist
denten in verwarring raken als ze feedback ontvangen van
nu zijn we op zoek naar activerende leervormen die niet al te
een aantal reviewers die elkaar tegenspreken, soms vinden ze
arbeidsintensief zijn. Peer review wordt nu vooral vanuit dat
daardoor de hele werkwijze zinloos. Praat met studenten over
perspectief bekeken. Maar we moeten reëel blijven. Je kunt
het gegeven dat reviewen gebeurt aan de hand van criteria die
niet zomaar zeggen ‘laat studenten elkaar beoordelen en de
altijd geïnterpreteerd worden, waardoor beoordelingen van
docent is daar verder niet bij betrokken’. Begeleiding en aan-
reviewers onderling kunnen verschillen. Maak duidelijk dat dit
dacht van de docent voor de studenten blijft belangrijk. Mis-
onderdeel is van het fenomeen peer review. Vertel bijvoorbeeld
schien moet je peer review meer op opleidingsniveau bekijken.
uit eigen ervaring over hoe je met tegenstrijdige reviews om-
Als je studenten in de loop van de studie leert om elkaars werk
gaat.’
te reviewen, zullen ze het in de loop van de opleiding steeds zelfstandiger kunnen doen, wellicht met minder begeleiding
TOEPASSING
door de docent. Maar dat vereist in het begin wel een investe-
‘De Vrije Universiteit en de Universiteit Utrecht gebruiken
ring. Peer review is geen ‘quick win’ wat betreft besparing op
de programma’s die we in het project kozen nog steeds. We
docenttijd.’
blijven de ontwikkelingen van peer review programma’s wel volgen.’ Binnen de Vrije Universiteit wordt zeker op zes faculteiten online peer review toegepast - tot nu toe met name
Een opleidingsarrangement voor een lerarenopleiding, waarin studenten, mentoren, leerlingen, docenten en coaches samenwerken aan innovatie in het onderwijs, waarbij ze gebruik maken van een digitale kennisomgeving. Marnix Academie, Hogeschool Iselinge, Ipabo, Bureau voor Educatief Ontwerpen, Hogeschool Domstad, Vrije Universiteit Amsterdam, Windesheim Zwolle
NETWERKLEREN VOOR LIFELONG LEARNERS (2005) Hoger onderwijs in een (inter)nationale educatieve markt. Theoretische onderbouwing en toepassing van het concept ‘netwerkleren’. Het leren in een omgeving waarin ICT wordt gebruikt om onderlinge relaties te bevorderen: tussen lerenden, mede-lerenden en tutoren en de (leer)middelen tot wie en waartoe zij toegang hebben. Technische Universiteit Delft, Universiteit Leiden, Universiteit Maastricht, IBM Nederland
door individuele docenten. Van der Hulst: ‘We hebben gepro-
PAIR (2006)
beerd om het op curriculumniveau aan te pakken, maar dat
Peer-Allocated Instant Response. Een tool waarmee studenten die met een bepaald studieonderdeel vast komen te zitten onmiddellijk hulp kunnen vragen aan medestudenten. Open Universiteit Nederland, Fontys Hogescholen, Hogeschool INHolland, Hogeschool Rotterdam
bleek tijdens het project nog niet haalbaar. We hadden aan het begin van het project het doel gesteld dat de deelnemende faculteiten een beleidsvisie zouden formuleren op toekomstig gebruik van peer review als onderwijsvorm. Dat blijkt pas haalbaar wanneer opleidingen beslissen dat feedback geven tot de
POLARIS2 (1999)
basisvaardigheden van iedere student behoort en het bijvoor-
Een generieke elektronische leeromgeving voor probleemgestuurd onderwijs. Universiteit Maastricht, Hogeschool Zuyd, Technische Universiteit Eindhoven
beeld koppelen aan een leerlijn academische oordeelsvorming .’
PROOF (2006) Vrije Universiteit Amsterdam, Universiteit Utrecht, Technische Universiteit Delft www.proof-project.nl projectleider: Janneke van der Hulst
Peer Review Online – Opschalen en Faciliteren. Studenten beoordelen (deels) online elkaars werk of functioneren. Vrije Universiteit Amsterdam, Universiteit Utrecht, Technische Universiteit Delft
Virtuele ProjectRuimte voor leren Ontwerpen en Onderzoeken. Expertise die nodig is voor het succesvol laten werken van virtuele projectgroepen verwerven en vastleggen. Technische Universiteit Eindhoven, Universiteit Utrecht
11 onderwijsvernieuwingsprojecten
tijd in om ontvangen reviews te verwerken. Zorg ervoor dat
Een virtueel Onderzoek en InformatieCentrum voor onderwijs in Methoden en Technieken. Open Universiteit Nederland, Hogeschool INHolland
Samenwerkend leren en communities
Een digitaal platform biedt docenten de mogelijkheid hun praktijkervaringen met het gebruik van ICT in het onderwijs te beschrijven, elkaar te ontmoeten en hulp te vragen. Erasmus Universiteit Rotterdam, Technische Universiteit Delft, Rijksuniversiteit Groningen
TAAKGERICHT TEAMLEREN (1999)
Van der Hulst vindt vooral de onderwijskundige lessen van dit
Voor docenten heeft Van der Hulst enkele tips. ‘Bereid een
10
PROJECTEN
gepast om studenten elkaars werk te laten beoordelen en dat
2
DIGITAAL PORTFOLIO EN COMPETENTIES Digitaal portfolio en competenties
12
13 onderwijsvernieuwingsprojecten
‘Het digitale portfolio kan een flinke ondersteuning bieden bij de voorbereiding van de reguliere accreditatie.’
Alex Kemps
DIGITAAL PORTFOLIO EN COMPETENTIES
DigOport II
2006-2009
Door de jaren heen zijn in het programma projecten uitgevoerd om competentiegericht onderwijs te ondersteunen, zoals AlaBaMa-Noord (2002) voor het natuuren techniekonderwijs. Of er werd een nieuw instrument ontwikkeld om competen-
Portal voor Digitale Opleidingsportfolio’s Interview met Alex Kemps
ties te kunnen beoordelen, zoals tijdens Het Meesterstuk (2003). vaste momenten waarop het handig is om een portfolio beschikbaar te hebben, zien we het als een middel dat op lange-
lio’s, veelal binnen elektronische leeromgevingen, waarin bewijzen voor het hebben
Om doorlopend en transparant aandacht te besteden aan de
re termijn leidt tot transparantie en tot meer resultaatgericht
van competenties kunnen worden verzameld. Daarbij was er aandacht voor het
kwaliteit van het onderwijs, houden enkele hogescholen digi-
werken, om zo de ambities die we hebben met de diverse op-
tale opleidingsportfolio’s bij. Zo kunnen studenten en docen-
leidingen waar te kunnen maken.’
ontwikkelen van portfolio’s voor zowel studenten als voor de opleidingen zelf. Zo
ten altijd een goede indruk krijgen van de huidige stand van
‘De primaire doelgroep van onze inspanningen was de ac-
richtte E-folio (2001) zich op de succesfactoren en valkuilen bij het werken met
zaken, door online het opleidingsportfolio te raadplegen.
creditatiecommissie, maar tegelijkertijd wilden we intern een
elektronische portfolio’s door studenten. Met de applicatie die werd ontwikkeld in
Vraaggeoriënteerd en competentiegericht onderwijs betekent
gesprek over kwaliteitszorg op gang brengen. Als de resulta-
voor studenten meer keuzemogelijkheden om hun eigen leer-
ten van onderwijsinvesteringen direct inzichtelijk worden, dan
het project Connecticut (2004) kan een opleiding competenties, eindtermen en
routes samen te stellen. Om de juiste keuzes te maken, is het
kan ook direct worden bijgesteld, waar nodig – was ons idee.
dergelijke vastleggen en beheren. In de projecten DigOport I en II (2003 en 2006)
voor studenten belangrijk dat zij kunnen beschikken over goe-
Dat doel hebben we moeten bijstellen: het bleek onhaalbaar,
de informatie over de kwaliteit van het geboden onderwijs.
aangezien mensen die werkzaam zijn in het onderwijs daar-
Bovendien zijn opleidingen door de vele keuzemogelijkheden
voor te druk zijn. Ze zijn al blij als ze alle documenten bij elkaar
tegenwoordig complexer ingericht. Het bewaken van de kwali-
hebben en de presentatie duidelijk is.’
bouwden onderwijsinstellingen zelf digitale opleidingsportfolio’s op, om integrale kwaliteitszorg van het hoger onderwijs efficiënt en transparant te maken.
‘HET DIGITALE PORTFOLIO IS EEN MIDDEL DAT OP LANGERE TERMIJN LEIDT TOT TRANSPARANTIE EN TOT MEER RESULTAATGERICHT WERKEN.’
14
UITKOMST
Het digitaal opleidingsportfolio vormt een hulpmiddel bij het
‘Dankzij het project kunnen opleidingen nu op een mooie en
monitoren van de kwaliteit. Een opleidingsportfolio bevat zelf-
overzichtelijke manier worden gepresenteerd aan auditoren,
evaluatierapporten en bijbehorende documenten en kan een
dat is iets waar docenten trots op zijn. We kunnen ook afbeel-
functie vervullen bij accreditaties, aangezien er transparantie
dingen van de eigen onderwijspraktijk toevoegen. En het
omtrent de kwaliteit ontstaat.
kunstonderwijs van ArtEZ kan door het tonen van video’s,
De voordelen om opleidingsportfolio’s online bij te houden
liteiten die studenten opdoen’, zegt Kemps. ‘Op relatief een-
ook de mogelijkheid om gebruik te maken van audio en video
voudige wijze kunnen zowel docenten als opleidingscoördina-
bij het illustreren en onderbouwen van de kwaliteit van de op-
toren het portfolio van de opleiding vullen, door documenten
leidingen.
te plaatsen en aan teksten te werken. De documentatiefunctie
Deze aanpak maakt het mogelijk om alle informatie over
DIGITAAL PORTFOLIO EN COMPETENTIES projectaanvragen per jaar
een opleiding centraal te verzamelen. Dat is handig bij visitaties - maar bij het project DigOport II staat kwaliteitszorg cen-
‘De ervaring leert dat het digitaal opleidingsportfolio voor staf en managers een prettige basis is om goede ondersteu-
worden ingezet als hulpmiddel voor opleidingen om meer
ning te kunnen bieden aan opleidingen. Doordat opleidingen
resultaatgericht te werken. DigOport II is een opschaling-
al hun stukken digitaal beschikbaar stellen en die ook allemaal
project en de voortzetting van het project DigOport I, dat
volgens dezelfde structuur indelen, is het relatief makkelijk om
vanaf 2003 liep.
inzicht te krijgen in de opzet van de opleiding en de manier
2WU=^]`b7
/ZO0O;O <]]`R
6Sb ;SSabS`abcY
A1/:3
2WU=^]`b77
1]\\SQbWQcb
3RceOdS
HOE?
leen belangrijk in de fase van de voorbereiding van een accre-
‘De wens leefde om kwaliteitszorg op een hoger plan te bren-
ditatie, maar ook bij het uitvoeren van onderwijsverbetering-
gen door digitale ondersteuning’, vertelt projectleider Alex
projecten zoals bijvoorbeeld het invoeren van een nieuw
Kemps van Hogeschool INHolland. ‘We stelden onszelf ver-
leerplan of projectonderwijs.’
schillende doelen bij de aanvang van dit project. Het digitale portfolio kan een flinke ondersteuning bieden bij de voorberei-
hogen van de kwaliteit van het onderwijs.’
waarop gewerkt wordt aan kwaliteitsverbetering. Dit is niet al-
A>7<3
'''
van DigOport vormt een belangrijke meerwaarde voor het ver-
traal als een continu proces. Het opleidingsportfolio kan ook
3T]ZW]
:;A2>4
foto’s en audiofragmenten een beter beeld geven van de kwa-
zijn niet alleen de transparantie en de toegankelijkheid, maar
!
"
#
$
ding van de reguliere accreditatie, waarbij de onderwijsinstelling elke zes jaar de kwaliteit moet aantonen. Maar buiten die
15 onderwijsvernieuwingsprojecten
teit van het onderwijs wordt daarmee ook steeds complexer.
Digitaal portfolio en competenties
WAT? Kwaliteitszorg is een continu aandachtspunt in het onderwijs.
Er waren projecten die zich richtten op het opzetten en implementeren van portfo-
richt is op kwaliteitszorg, vooral extern gericht. Deze drie ver-
‘Op het gebied van ondersteuning van de onderwijskwaliteits-
schillende varianten passen het best bij de verschillende instel-
zorg is bij de drie hogescholen die aan het project deelnamen
lingen.’
een flinke eerste stap gezet en is de ambitie ontstaan om ver-
‘In deze tijd van competentiegericht leren is het goed om
der te gaan. Het project heeft ons verder geholpen in het ge-
studenten inzicht te geven in de kwaliteit van diverse minoren
bruik van digitale opleidingsportfolio’s. Allemaal hebben we
waaruit ze kunnen kiezen. Voorheen was er alleen een gidsje
het anders vormgegeven. Het is fijn dat we de ruimte daartoe
en een informatiebijeenkomst. Wij wilden bij aanvang van dit
kregen. Vanuit SURFfoundation bestond de wens om een tool
project zorgen dat ook ervaringen en filmpjes van studenten
te ontwikkelen die toepasbaar zou zijn binnen veel meer
worden opgenomen in het digitale portfolio van een opleiding,
onderwijsinstellingen. Dat bleek niet te werken, omdat op elke
zodat de student zou kunnen zien hoe de opleiding werkelijk
instelling de behoeften anders liggen. Hoe je kwaliteitszorg
is. De opleidingsportfolio’s worden nu toch het meest gebruikt
organiseert, moet passen bij de organisatie van je instelling –
bij externe kwaliteitszorg – en niet bij bijvoorbeeld de keuze-
de mate waarin je bijvoorbeeld een centrale aanpak kunt
minoren. Dat blijkt een stap te ver. DigOport is op dit moment
implementeren, verschilt nogal’, legt de projectleider uit.
dus nog niet bedoeld voor studenten.’
‘In het project hebben we voor SharePoint gekozen als pre-
16
ALABAMA-NOORD (2002)
LMS/DPF (2001)
Verbetering van het bèta- en techniekonderwijs door het opstellen van competentiegerichte leerlijnen en het professionaliseren van docenten. Rijksuniversiteit Groningen, Hanzehogeschool Groningen
Leermanagementsysteem en digitaal portfolio. Een digitale onderwijsomgeving die flexibele leerroutes en vraaggestuurd, competentiegericht onderwijs ondersteunt. Fontys Hogescholen, Hogeschool Rotterdam en Omstreken
CONNECTICUT (2004) Competentiegerichte instrumenten voor het verbeteren van de doorstroom van studenten binnen en tussen de opleidingen, de instroom en zij-instroom van studenten in de opleidingen en de studievoorlichting aan potentiële studenten met betrekking tot de te verwerven competenties en vaardigheden. Hanzehogeschool Groningen, Rijksuniversiteit Groningen, Stichting NIOC
Portal voor Digitale Opleidingsportfolio’s. Een flexibel systeem voor integrale kwaliteitszorg in het kunstonderwijs met behulp van digitale portfolio’s om efficiënt bij alle betrokkenen van een opleiding informatie te verzamelen over het onderwijs om opleidingen te beoordelen en verbeteringen door te voeren. ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten Arnhem, Hogeschool voor Muziek en Dans Rotterdam
‘Tijdens dit project zijn verschillende concepten uitgeprobeerd
en communiceren kan per mail. Daarmee is iedereen goed be-
om digitale opleidingsportfolio’s in te zetten voor kwaliteits-
DIGOPORT II (2006)
kend. Zo voorkom je ergernissen van medewerkers. INHolland
zorg van opleidingen. Deze drie hogescholen hebben andere
zet SharePoint pas in als alle documenten klaar zijn, wat bete-
keuzes gemaakt en andere ervaringen, waarvan andere instel-
kent dat sommige voordelige toepassingen ervan (zoals ver-
lingen die een opleidingsportfolio willen invoeren, kunnen pro-
siebeheer) nauwelijks worden gebruikt.’ Kemps vindt dat geen
fiteren. Onze evaluatie geeft een waardevol inzicht.’
Een continu onderhouden digitaal opleidingsportfolio waarmee hogescholen de kwaliteitszorg van hun onderwijs zichtbaar maken voor studenten en docenten. Hogeschool INHolland, Fontys Hogescholen, ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten Arnhem
E-FOLIO (2001) Implementeren van portfolio’s in een zestal opleidingen en het schrijven van een handboek voor het succesvol opzetten en gebruiken van deze elektronische portfolio’s. Universiteit van Maastricht, Hogeschool Utrecht, Universiteit Utrecht
‘Personeel van onderwijsinstellingen is erg zwaar belast, dus je
HOE NU VERDER?
moet ze echt verleiden om met DigOport richting een accredi-
‘We willen graag een verandering zien plaatsvinden: hoe ga je
tatie te werken. Gewone rapporten tikken mag immers ook.
van een foto (het vastleggen van een kwaliteitsmoment) naar
EDUWAVE (2006)
Als blijkt dat het digitale portfolio een plezierige manier is om
het maken van een film (kwaliteitsontwikkeling)? In de work-
alle informatie aan elkaar te koppelen, dan willen ze wel. Maar
shop ‘Kwaliteitszorg. Content Management en Portfolio’s’ van
omdat externe accreditatie van levensbelang is voor een oplei-
19 januari 2010, een disseminatiebijeenkomst van het project,
ding, wil je ook geen al te groot experiment aangaan. De vraag
is deze ambitie in een brede en diverse groep besproken’,
blijft: in hoeverre wil je open zijn over de kwaliteit, gezien de
vertelt Kemps. ‘Een belangrijk signaal uit de afsluitende panel-
kwetsbaarheid voor kritiek die dergelijke openheid met zich
discussie was: ga door met de ingezette ontwikkelingen en
mee brengt.’
ga daarbij nog meer uit van de mensen in de organisatie. Het
Opschaling en integratie in het curriculum van bestaande, afzonderlijke onderwijsvernieuwingen, zoals ELO, content management systeem en portfolio’s en randvoorwaardelijke voorzieningen, zoals helpdesk en scholing, in het kader van competentiegericht onderwijs. Aeres Groep, Stoas Hogeschool, HAS Den Bosch, Christelijke Agrarische Hogeschool Dronten
TOEPASSING
project DigOport II is afgerond. Maar nieuwe versies of vormen
HET MEESTERSTUK (2003)
van DigOport zullen ontwikkeld blijven worden.’
Een onderwijsmodule in het kader van het competentiegericht opleiden waarin studenten in de eindfase van de opleiding leren effectieve, ICT-rijke leeromgevingen te ontwerpen, uit te voeren en te evalueren (het ‘meesterstuk’). Stoas Hogeschool, Fontys Hogescholen
De rol die DigOport inneemt bij de verschillende instellingen verschilt nogal. Kemps: ‘DigOport wordt veel gebruikt, maar bij INHolland is geen beleid of verplichting om het te gebruiken. Wij schakelen nu over naar een meer basale invulling van SharePoint. Het is hier meer decentraal geregeld; met de laatste versie van DigOport kan iedereen zelf van alles. ArtEZ heeft doorgewerkt naar een meer integrale omgeving, een instellingsbrede portal. Daar is wel beleid gemaakt ten aanzien van het gebruik van dit systeem. Fontys past DigOport toe als accreditatieportal, erg centraal geregisseerd, die geheel ge-
Hogeschool INHolland, ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten, Fontys Hogescholen https://www.surfgroepen.nl/sites/PortOtwee/deliverables projectleider: Alex Kemps
Onderwijsnetwerk Spiritualiteit. Intercultureel onderwijs op het gebied van spiritualiteit met behulp van een digitale leeromgeving. Radboud Universiteit Nijmegen, University of South Africa, St. Augustine College of South Africa, Center for Spirituality Manilla, Institute of Formation and Religious Studies Manilla
17 onderwijsvernieuwingsprojecten
BRUIKBAAR?
wordt het niet als samenwerkingstool ingezet. Samenwerken
‘HET DIGITAAL OPLEIDINGSPORTFOLIO IS VOOR STAF EN MANAGERS EEN PRETTIGE BASIS OM GOEDE ONDERSTEUNING TE BIEDEN AAN OPLEIDINGEN.’
Study Coach And Learning Environment. Faciliteiten om digitaal studiemateriaal onder de studenten te kunnen verspreiden middels een studiecoach. LUMC Universiteit Leiden, UMCU Universiteit Utrecht, UMCN Radboud Universiteit Nijmegen, Erasmus MC Erasmus Universiteit Rotterdam
SPINE (2001) DIGOPORT (2003)
sentatietool. Omdat het lastig is om met SharePoint te werken,
probleem.
SCALE (2004)
Digitaal portfolio en competenties
‘OPLEIDINGEN WORDEN NU OP EEN MOOIE EN OVERZICHTELIJKE MANIER GEPRESENTEERD AAN AUDITOREN, DAT IS IETS WAAR DOCENTEN TROTS OP ZIJN.’
PROJECTEN
LESSONS LEARNED
3
INTERACTIEF LESMATERIAAL EN TOETSEN Interactief lesmateriaal en toetsen
18
19 onderwijsvernieuwingsprojecten
‘E-Learning is bij uitstek een geschikt middel om plenaire nascholing interactiever te maken.’
Peter Bloemendaal
INTERACTIEF LESMATERIAAL EN TOETSEN
PASTEL
2006-2009
Experimenteren, ervaren en ontdekken – dat zijn de belangrijkste doelstellingen bij de inzet van interactief lesmateriaal in het onderwijs. Met behulp van bijvoorbeeld gesimuleerde experimenten kunnen laboratoriumproeven digitaal worden
Professionele Accreditatie en Schaalvergroting van Toepassing van Elektronische Leerobjecten Interview met Peter Bloemendaal
uitgevoerd, zoals tijdens het project Netlab (2002).
WAT?
hebben nauwelijks ervaring met e-Learning modules. Daarom
In het SURF-project SCALE (2004) is MedischOnderwijs.nl
gingen wij een accreditatietraject met bijbehorende beoorde-
de verschillen tussen studenten, zowel wat betreft niveau als leerstijl. Interactief
ontwikkeld, een portal waarop vele online medische e-Learning
lingsprocedure ontwikkelen speciaal voor e-Learning. Dat was
lesmateriaal stimuleert en activeert de student. Het onderwijsvernieuwingspro-
modules toegankelijk zijn. Deze site is een gevestigd distribu-
de kern van PASTEL.’
De inzet van ICT in het onderwijs maakt het gemakkelijker om in te spelen op
aan meer dan 30.000 studenten van alle universitaire medische
UITKOMST
interactief lesmateriaal. Zo zorgden de projecten Web-spijkeren 1 en 2 (2004
centra in Nederland en daarbuiten. Leermodules die door een
Het resultaat van dit project is een heldere accreditatieproce-
en 2006) dat studenten met een verschillend niveau hun kennis op peil konden
van de universitaire medische centra zijn ontwikkeld, zijn zo
dure, met formulieren waarmee e-Learning modules zowel on-
beschikbaar voor alle andere UMC’s. Het project PASTEL had
derwijskundig als inhoudelijk medisch kunnen worden beoor-
brengen met inzet van ICT-tools. Andere projecten binnen dit thema maakten
tot doel deze service voor de volledige artsenpopulatie in het
deeld. Tijdens de looptijd van het project zijn honderd
vooral gebruik van de mogelijkheid die internet biedt om zelfstudie en onderwijs op
nascholingstraject in Nederland te ontsluiten. Artsen krijgen
e-Learning modules geaccrediteerd, waardoor nu in ook het
hiermee de beschikking over tijd- en plaatsonafhankelijk
postacademisch onderwijs de mogelijkheid bestaat om deze
studiemateriaal.
meer moderne leervorm in te zetten.
afstand te realiseren, zoals Digitalenklas (2001) en MultiVLA (2000). Ook maakten projecten gebruik van de interactieve mogelijkheden van de computer om onder-
‘DE PROCEDURE EN FORMULIEREN DIE WE HEBBEN ONTWIKKELD VOOR HET BEOORDELEN VAN E-LEARNING MODULES ZIJN BREDER INZETBAAR DAN ENKEL OP MEDISCH GEBIED.’
wijs aantrekkelijker te maken, zoals Interactieve Bèta Leeromgeving (2001).
De aandacht voor toetsing groeide in de periode van het Onderwijsvernieuwings-
20
programma. In de beginjaren was toetsing vaak een onderdeel van een breder
LESSONS LEARNED
disch specialisten, moeten ze gekeurd worden. Het opstellen
‘De formulieren zitten goed in elkaar en worden door de be-
specifiek om toetsing draaiden, zoals de projecten Intelligente feedback in
van de beoordelingsprocedure vormde een belangrijk deel van
oordelaars van een module consciëntieus ingevuld’, vertelt de
e-Learningsystemen en Vraaggestuurde longitudinale feedback (beide 2006).
het project. Er werd een selectie gemaakt van modules die ge-
projectleider. ‘De moeilijkheid was om per module twee inhou-
schikt zijn voor de doelgroep van nascholingsinstituten. Deze
delijk bekwame en onafhankelijke beoordelaars te vinden. Het
modules werden vervolgens langs de lat van de beoordelings-
heeft ons veel tijd en energie gekost om medisch specialisten
procedure gelegd. De resultaten van de beoordelingen zijn
zover te krijgen een module, waar ze zelf geen bijdrage aan
zichtbaar voor alle gebruikers van MedischOnderwijs.nl. Zo
hebben geleverd, te beoordelen. Als e-Learning wordt ingezet
kunnen artsen die nascholing volgen de portal doorzoeken
in een cursus kan de cursuscommissie deze taak op zich ne-
op modules die zijn goedgekeurd.
men; dan zijn misschien beoordelaars eenvoudiger te vinden.’
Om de modules van MedischOnderwijs.nl praktisch inzet-
van het ene instituut niet één op één toepasbaar is op een an-
INTERACTIEF LESMATERIAAL EN TOETSEN
ook het doel geformuleerd om een koppeling te maken tussen
dere instelling. Op de diverse UMC’s worden andere veronder-
projectaanvragen per jaar
deze portal en de elektronische leeromgevingen van de institu-
stellingen en redeneringen toegepast. Dat zal voor economi-
ten. Ter afsluiting van het project werden de eerste ervaringen
sche wetenschap evenzeer gelden als voor medische
geëvalueerd.
wetenschap. Dat maakt uitwisseling van modules lastig. Als
7\bSZZWUS\bSTSSRPOQY W\S:SO`\W\UagabS[S\
>/AB3:
70:
'''
H/>
;cZbWD:/
2WUWbOZS\YZOa
D`OOUUSabcc`RS Z]\UWbcRW\OZS TSSRPOQY
1]ZSdW
1]\Q]c`aS E]`ZREWRSE`WbW\U
ESPRSRcQbWS
/:B0
DW>
<SbZOP
‘Een ander belangrijk leerpunt is dat een e-Learning module
baar te maken bij de verschillende nascholingsinstituten, werd
E`WbW\UAbcRW]
!
ESPa^WXYS`S\
"
7
#
ESPa^WXYS`S\
$
onderwijsinstellingen e-Learning modules ontwikkelen, is het
HOE?
dus van belang zo min mogelijk huisspecifieke zaken erin te
‘Tot voor kort hadden we op MedischOnderwijs.nl alleen mo-
verwerken – zoals logo’s, opvattingen en instellingsspecifieke
dules die geschikt waren voor universitaire studenten. Maar
methodes.’
ook postacademici moeten zich jaarlijks verplicht bijscholen en accreditatiepunten halen’, vertelt projectleider Peter Bloe-
TOEPASSING
mendaal van LUMC. ‘Zo’n 80 procent van de nascholing wordt
‘De door ons ontwikkelde beoordelingsprocedure is nu min of
verzorgd door drie instituten in Nederland. Alle cursussen die
meer overgenomen door een aantal beroepsverenigingen. Vier
zij geven, moeten worden geaccrediteerd door de betreffende
jaar geleden hadden zij nog geen weet van e-Learning; nu
beroepsvereniging. Die beroepsverenigingen zijn erg ervaren
kunnen zij direct beoordelen. Ik vind dat een grote winst.
in het beoordelen van de inhoud van deze cursussen, maar
Naast de honderd modules die tijdens ons project positief zijn
21 onderwijsvernieuwingsprojecten
Voordat e-Learning modules kunnen worden ingezet voor me-
project. Aan het einde van het programma werden projecten ontwikkeld die
Interactief lesmateriaal en toetsen
gramma bood plaats aan projecten die zich richtten op het maken van flexibel,
tie- en registratiesysteem geworden voor online e-Learning
‘Liefst zou ik willen dat alle e-Learning modules die vanaf nu
nog meer modules volgen. En omdat MedischOnderwijs.nl
worden gemaakt door universitaire medisch centra structureel
doorzoekbaar is op geaccrediteerde modules, kunnen geïnte-
beoordeeld worden, zodat ze op MedischOnderwijs.nl verschij-
resseerden nu ook inhoudspecifiek zoeken. De helft van de
nen en direct duidelijk is of ze voldoen aan de eisen van be-
ruim twaalfhonderd modules is vrij toegankelijk’, zegt Bloe-
roepsverenigingen. Bij de modules die ik nu maak, kijk ik naar
mendaal.
de kwaliteitseisen die zijn geformuleerd. Dat helpt enorm bij
‘E-learning is bij uitstek een geschikt middel om plenaire na-
de ontwikkeling en maakt de modules beter. Daarnaast zou ik
scholing interactiever te maken. De docent kan zo het ingangs-
het erg leuk vinden als binnen juridische of economische
niveau van de deelnemers beoordelen en daardoor op de cursus-
wetenschappen de beoordelingsprocedure ook zou worden
dag zelf dieper ingaan op de stof. Ook kan door het afnemen
toegepast. Dat zou de toepassing van e-Learning vergemakke-
van een natoets worden nagegaan wat het rendement van de
lijken en waarschijnlijk direct een toename betekenen.’
cursus was.’
BRUIKBAAR?
PASTEL (2006)
Actief Leren – Transparant Beoordelen. Een methode voor het ontwikkelen van gesloten vragen voor bètavakken en vakken met een bèta-gamma-karakter in het hoger onderwijs. Fontys Hogescholen, Technische Universiteit Delft, Vrije Universiteit Amsterdam, Wageningen Universiteit en Researchcentrum, Cito-groep
Professionele Accreditatie en Schaalvergroting van Toepassing van Elektronische Leerobjecten. Online medische e-Learning modules voor postacademisch onderwijs. LUMC Universiteit Leiden, Rijksuniversiteit Groningen, Radboud Universiteit Nijmegen
VIP (2003) COLEVI (2003) Coöperatief Leren en Toetsen met behulp van Digitale Video. Implementatie van coöperatief leren en toetsen in een hypermedia omgeving, met behulp van digitale video. Fontys Hogescholen, Hogeschool Edith Stein, Universiteit Twente
CONCOURSE/WORLD WIDE WRITING (2000) Leren schrijven in een kennisgemeenschap op internet. Universiteit Utrecht, Radboud Universiteit Nijmegen, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Universiteit Twente
DIGITALENKLAS (2001)
‘De procedure en formulieren die we hebben ontwikkeld voor
Een webapplicatie en een digitale leeromgeving voor het volgen van interactief talenonderwijs (grammatica, vocabulaire en training van luister- en spreekvaardigheid). Universiteit Utrecht, Universiteit van Tilburg, Universiteit Leiden, Rijksuniversiteit Groningen
het beoordelen van e-Learning modules zijn breder inzetbaar dan enkel op medisch gebied. Evengoed kunnen die worden gebruikt op economisch gebied bijvoorbeeld, in feite op elk wetenschapsgebied, als het gaat om beoordeling van de didactische kwaliteit. Wel zouden specialisten dan de inhoud
22
ALTB (2004)
moeten beoordelen.’
IBL (2001)
HOE NU VERDER? Bloemendaal is erg blij dat e-Learning steeds meer wordt toegepast in het onderwijs. ‘Het is gigantisch toegenomen en blijft toenemen. Dat zien we ook aan het aantal onderwijsmo-
VRAAGGESTUURDE, LONGITUDINALE FEEDBACK (2006) Resultaten van landelijke voortgangstoetsen in de medische sector op individueel niveau toegankelijk maken. Studenten (en hun docenten) krijgen inzicht in hun kennisniveau en hoe zich dat verhoudt tot het (voorspelde) niveau van de groep waarvan de student deel uitmaakt. Universiteit Maastricht, Faculty of Health, Medicine and Life Sciences, UMCG Universiteit Groningen, UMCN Radboud Universiteit Nijmegen, LUMC Universiteit Leiden
WEB-DEDUCTIE (2006) Web-deductie voor het onderwijs in formeel denken. Met behulp van een online ‘bewijsassistent’ kunnen informaticastudenten zelfstandig leren hoe ze wiskundige redeneringen volgens de regels van deductie op moeten stellen. Radboud Universiteit Nijmegen, Vrije Universiteit Amsterdam
WEB-SPIJKEREN 1 (2004)
dules dat in 2009 is opgestart via MedischOnderwijs.nl: dat
INTELLIGENTE FEEDBACK (2006)
waren er meer dan 300.000. Bovendien was de bekendheid
Een intelligente e-learning component genereert automatisch feedback op de uitwerking van lineaire algebraopdrachten door studenten. Open Universiteit Nederland, Technische Universiteit Delft en Technische Universiteit Eindhoven
van nascholingsinstituten met e-Learning als onderwijsvorm in het begin van het project erg klein. In de loop van het project is de bekendheid toegenomen en daarmee ook de bereidheid om e-Learning in het onderwijs in te zetten.’ In Groningen wordt een checklist gebruikt bij de ontwikke-
INTUIT (2005)
ling van een nieuwe cursus. Aan die checklist is nu een
English Tutoring through IT. ICT-tools voor het Engels taalonderwijs, waarmee studenten hun niveau kunnen toetsen, oefeningen maken of leerresultaten vastleggen in een portfolio. Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Leiden, Universiteit van Tilburg, Radboud Universiteit Nijmegen, Universiteit Maastricht, Universiteit Utrecht
onderdeel toegevoegd over het gebruik van e-Learning uit MedischOnderwijs.nl. Daarmee hoopt het Wenckebach Instituut het gebruik van e-Learning binnen de cursussen te stimuleren. Dat is volgens Bloemendaal een stap vooruit: ‘Cursussen worden aantrekkelijker door de inzet van e-Learning, want het is leuker en actiever dan een college met hand-outs.’
MULTIVLA (2000)
Universiteit Leiden (Boerhaave Commissie), Rijksuniversiteit Groningen (Wenckebach Instituut), Radboud Universiteit Nijmegen (Heyendael Commissie) www.lumc.nl/pastel en www.medischonderwijs.nl Projectleider: Peter Bloemendaal
Leermanagementsysteem en digitaal portfolio: een digitale onderwijsomgeving die flexibele leerroutes en vraaggestuurd, competentiegericht onderwijs ondersteunt. Fontys Hogescholen, Hogeschool Rotterdam en Omstreken
NETLAB (2002) Een tijd- en plaatsonafhankelijk te gebruiken laboratoriumopstelling voor netwerkbeheer. Hogeschool Utrecht, Technische Hogeschool Rijswijk
Remediërend, flexibel onderwijs voor een heterogene instroom. Universiteit van Amsterdam, Universiteit Maastricht, Erasmus Universiteit Rotterdam
WEB-SPIJKEREN 2 (2006) Bijspijkermodules wiskunde voor Nederlandse of buitenlandse instroomstudenten van vakopleidingen waarin wiskunde belangrijk is, bijvoorbeeld economie. Sommige modules maken gebruik van afstandsonderwijs, andere ook van contactonderwijs. Universiteit Maastricht, Universiteit van Amsterdam
WRITING STUDIO (2004) Uitbreiding van het project Concourse/World Wide Writing (2000) tot een Writing Studio waarin de World Wide Writing programma’s voor studenten geïntegreerd aangeboden worden. Ook biedt de Writing Studio voor docenten een virtuele leer- en werkomgeving. Radboud Universiteit Nijmegen, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Universitair Taal- en Communicatiecentrum Nijmegen
ZAP, ZEER ACTIEVE PSYCHOLOGIE (2001) Korte interactieve programma’s waarmee studenten onderzoekend kunnen kennismaken met fenomenen en experimenten uit de psychologie. Universiteit Twente, Erasmus Universiteit Rotterdam
23 onderwijsvernieuwingsprojecten
Interactieve Bèta-leeromgeving. Effectiever en aantrekkelijker bètaonderwijs door het geïntegreerd aanbieden van traditionele en moderne onderwijsvormen. Universiteit Utrecht, Universiteit van Amsterdam
Communicatieve Vaardigheden in Psychodiagnostiek. Interactief leermateriaal voor de verwerving van (communicatieve) vaardigheden die van belang zijn bij psychodiagnostiek. Erasmus Universiteit Rotterdam, Open Universiteit Nederland, Universiteit Twente
Interactief lesmateriaal en toetsen
‘VIER JAAR GELEDEN HADDEN BEROEPSVERENIGINGEN NOG GEEN WEET VAN E-LEARNING; NU KUNNEN ZIJ DIRECT BEOORDELEN. IK VIND DAT EEN GROTE WINST.’
PROJECTEN
beoordeeld voor postacademisch onderwijs, hoop ik dat er
4
VIDEO
Video
24
25 onderwijsvernieuwingsprojecten
‘De docent wordt automatisch geattendeerd wanneer er nieuw materiaal beschikbaar komt.’
Sylvia Moes
VIDEO
ZoEp PORTAL
Nadat in 1995 in Nederland voor het eerst live videobeelden werden aangeboden via internet, kwam het gebruik van video in een stroomversnelling terecht. Niet
2006
Zoekprofiel Elektronische programmagids Interview met Sylvia Moes
langer hoefde men videobestanden in zijn geheel te downloaden om ze te kunnen bekijken. Het was nu mogelijk om vrijwel direct de eerste beelden te bekijken, terwijl intussen de rest van de video werd binnen gehaald. Tegelijkertijd werd de
WAT?
transparante tool van te maken, want we geloven in techniek
bandbreedte van internet steeds groter, waardoor het up- en downloaden van
Een les politieke wetenschap met een analyse van de rege-
zonder drempels. Met dit project wilden we minimaal driehon-
ringsverklaring van de nieuwe Britse premier. Of een college
derd docenten van deelnemende projectinstellingen activeren,
bestanden steeds sneller ging. Deze hoge snelheden waren niet voorbehouden
sociale economie met materiaal van een onderzoeksjournalis-
variërend van vijf tot tien wetenschapsgebieden. Bovendien
aan grote instellingen. Ook particulieren kregen, eerst via ISDN en later via kabel
tiek televisieprogramma over de financiële crisis. De mogelijk-
wilden we hen door middel van workshops laten zien hoe ze
heden om (fragmenten van) actuele tv-programma’s in te zet-
beeldmateriaal kunnen integreren in hun onderwijsomgeving.
ten zijn legio. Maar elke keer op zoek gaan naar dit materiaal
De door ons ontwikkelde implementatiestrategie en work-
kost de docent erg veel tijd. Om het vinden van geschikt ma-
shops zijn beschikbaar gesteld voor alle deelnemende instel-
teriaal gemakkelijker te maken voor docenten in het hoger on-
lingen van Academia.’
en ADSL, toegang tot snel internet.
Deze ontwikkeling drong natuurlijkerwijze ook door tot het Onderwijsvernieuwingsprogramma. In 1999 startte het eerste project waarbij streaming video werd
‘LIBRARIANS LIKE TO SEARCH, EVERYONE ELSE LIKES TO FIND.’
aangeboden, genaamd Walhalla. In de daaropvolgende jaren volgden vele andere projecten. Een aantal daarvan richtte zich op het benutten van videobeelden in
Er is een transparante omgeving gebouwd, waarin de docent
pedagogisch-didactische dilemma’s, of ZoEP (2006), dat het mogelijk maakt
hierbij om televisieprogramma’s van de Nederlandse publieke
zonder problemen zijn weg kan vinden, vertelt Moes. ‘Alle do-
om op basis van een interesseprofiel op de hoogte te blijven van nieuw video-
omroepen die onder de Academialicentie beschikbaar zijn ge-
26
centen die we via de workshops hebben getraind, reageren
steld voor gebruik in het hoger onderwijs (zie www.Academia.nl)
zeer positief.’ Omdat docenten hun interesseprofiel op vakge-
en om het materiaal van SURFmedia, de livestreaming media-
bied kunnen samenstellen, ontvangen ze al het materiaal dat
dienst van SURF. Alle hoger onderwijsinstellingen met een
hierop aansluit. De docent ziet op welke trefwoorden de mat-
licentie mogen gratis gebruikmaken van de faciliteiten die
ches tot stand komen en kan desgewenst zijn profiel aanpas-
de ZoEp portal biedt. Eind 2009 zijn dit 27 instellingen.
sen als het aanbod toch niet mocht bevallen.
materiaal in onder andere de Academia-collectie.
In andere projecten werd video gebruikt om de activiteiten van studenten of docenten vast te leggen, bijvoorbeeld in Triple-L (2005) waarbij colleges gefilmd werden zodat lessen ook buiten de collegezaal gevolgd konden worden. Of denk aan VideoCommunicatie (2003), waarin videoconferencing werd ingezet om de communicatie tussen docenten, begeleiders en studenten te verbeteren.
De ZoEp portal attendeert de docent op voor hem interes-
televisiedebatten over politiek wil hebben, dan hoeft hij niet
ressegebied aan, in plaats van dat hij eindeloos moet zoeken.
meer telkens bij Uitzendinggemist te kijken of er nieuw materi-
Met het aanbod van materiaal op vakniveau kan de docent
aal is. Als hij in zijn profiel bijvoorbeeld de trefwoorden ‘Balke-
naar eigen wens een virtuele collectie opbouwen en direct in
nende‘ en ‘debat’ heeft opgenomen, dan wordt hij automatisch
zijn onderwijs toepassen. Hierin wordt de docent ondersteund
geattendeerd op bestaand materiaal, maar ook wanneer er
via workshops, die binnen het project zijn ontwikkeld.
nieuw materiaal is’, vertelt Moes. Zo is de docent altijd goed
Welk materiaal er wordt klaargezet, wordt bepaald aan de hand van het profiel dat de docent heeft aangemaakt. De do-
VIDEO projectaanvragen per jaar
‘Neem als voorbeeld een docent politicologie. Als hij alle
sant en relevant Academiamateriaal en levert hem dat op inte-
op de hoogte. Hoe hij het beeldmateriaal kan inzetten in het onderwijs,
cent kan programma’s die hij in zijn collectie heeft opgenomen
leert de docent binnen dit project ook, als hij daar behoefte
direct bewerken met de virtuele snijmachine. Deze fragmenten
aan heeft. ‘Aan de voorkant van de portal ontsluiten we virtue-
kan hij vervolgens delen met vakgenoten in het land, want
le workshops, die duidelijk maken hoe de applicatie werkt en
door deze snijmachine is het niet meer nodig om ingewikkelde
hoe fragmenten in het onderwijs kunnen worden toegepast.
codes te bewerken, voordat fragmenten kunnen worden geïn-
Maar omdat docenten er nog aan moeten wennen om hun
tegreerd in de omgeving waarin de docent actief is, zoals een
fragmenten met vakgenoten te delen, hebben we ter onder-
elektronische leeromgeving of diapresentatie.
steuning ruim vijftig fragmenten als voorbeeldmateriaal gesneden en klaargezet voor hergebruik, met als doel docenten te
HOE? 2WRWUSeWXa
EOZVOZZO
'''
2WRWQZOaa
2OdWRS]\
DWRS] 1][[c\WQObWS
!
B`W^ZS:
"
#
H]3>>]`bOZ
$
inspireren.’
‘Ons voornaamste doel is het vergroten van het gebruik van Academiamateriaal binnen het onderwijs’, vertelt projectleider
LESSONS LEARNED
Sylvia Moes van de Vrije Universiteit. ‘We willen dat materiaal
‘Het ontsluiten van beeldmateriaal op vakgebied kent wel wat
gemakkelijk toegankelijk is, maar vooral ook zorgen dat er tijd-
drempels en er was nog geen best practice ontwikkeld’, zegt
winst wordt behaald, omdat de docent niet meer hoeft te zoe-
Moes. ‘Het beeldmateriaal wordt beheerd door het Nederlands
ken. Ons uitgangspunt was er een gebruiksvriendelijke en
Instituut voor Beeld en Geluid en de inhoud van het program-
27 onderwijsvernieuwingsprojecten
UITKOMST
‘Librarians like to search, everyone else likes to find’. Het gaat
Video
derwijs, is het project ZoEp portal opgezet, met als ondertitel
het onderwijs. Neem bijvoorbeeld Didigewijs (2006), met videocasussen over
BRUIKBAAR?
maal aan op de interesseprofielen van gebruikers: er zit een
Alle docenten die werken bij een instelling met een abonne-
kloof tussen de trefwoorden die documentalisten toekennen
ment op de Academiacontent, kunnen ZoEp portal laten zoe-
aan materiaal en de trefwoorden waarop gebruikers zoeken.
ken naar geschikt materiaal. De implementatiestrategieën die
Dat is een bekend probleem in de wereld van metadatering.
zijn gebruikt tijdens de ontwikkeling van dit traject zijn be-
Daarom integreren wij in het project een tool die vraag en aan-
schikbaar voor bijvoorbeeld ondersteunend personeel binnen
bod bij elkaar brengt.’
deze instellingen, zodat zij hun docenten kunnen helpen. Ook
Door externe omstandigheden heeft het project een vertra-
de workshops zijn voor hergebruik beschikbaar gesteld. ‘We
ging van een jaar opgelopen. ‘We hadden bij dit innovatieve
komen naar de instelling als daar behoefte aan is, en via virtu-
project ingezet op drie elementen die nieuw moesten worden
ele workshops kunnen gebruikers ook getraind worden. Deze
gebouwd door de leverancier. Als het bij zo’n partij tegenzit,
workshops zijn te vinden via de omgeving van LinkedIn waar
dan loop je zomaar een jaar uit’, zegt Moes. Ondanks dat is het
ZoEp een groep heeft aangemaakt’, vertelt Moes.
‘WE WILLEN DAT BEELDMATERIAAL GEMAKKELIJK TOEGANKELIJK IS, MAAR VOORAL OOK ZORGEN VOOR TIJDWINST DOORDAT DE DOCENT NIET MEER HOEFT TE ZOEKEN.’ HOE NU VERDER?
woon een heel goed team.’ Toch zou Moes andere projectlei-
‘We zijn nu bezig om een tool te integreren die is ontwikkeld
ders aanraden zich te richten op één innovatie, waardoor
aan de Katholieke Universiteit Leuven, genaamd CAM (Contex-
minder risico’s ontstaan.
tualized Attention Metadatatool). Deze tool werkt pas als de
Een heel positief punt is dat het projectplan is geschreven
28
DIDICLASS (2001) Studenten van lerarenopleidingen leren van korte praktijkvoorbeelden op video de praktijk te toetsen aan de theorie en bespreken deze vervolgens met medestudenten en docenten. Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Rijksuniversiteit Groningen
DIDIGEWIJS (2006) Methodes om videocasussen over pedagogisch-didactische dilemma’s goed in het curriculum in te bedden. Dit project bouwt voort op het project Didiclass. Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Open Universiteit Nederland
TRIPLE L (2005) Live events als Leerobjecten voor Leeromgevingen. Vastleggen, opslaan en ontsluiten van academische gebeurtenissen zoals hoorcolleges, lezingen en oraties (live events), zodat ze hergebruikt kunnen worden als leerobjecten in leeromgevingen zoals ELO’s. Universiteit van Amsterdam, Wageningen Universiteit en Researchcentrum, Vrije Universiteit Amsterdam
VIDEOCOMMUNICATIE (2003) Gebruik van videoconferencing als educatief instrument voor samenwerkend leren en afstandsleren. Hogeschool INHolland, Technische Universiteit Delft, Wageningen Universiteit en Researchcentrum, Fontys Hogescholen.
werkpakketleiders gezamenlijk. ‘Dat kan ik iedereen aanraden:
persoonlijke zoekgeschiedenis; daarna wordt deze zoekge-
wanneer de belangrijkste trekkers direct betrokken zijn en het
schiedenis vergeleken met het interessegebied van de gebrui-
eens zijn over de inhoud, heb je daar later nooit meer proble-
ker; en als laatste kan men op contextniveau met andere ge-
men over. Dat werkt enorm efficiënt, want iedereen herinnert
bruikers bij elkaar worden gebracht, dus op het niveau van
zich welke kant je op wilt en tijdens de loop van het project
gebruik van tv-programma’s in vakgebieden. Op deze manier
resteert daardoor nauwelijks tot geen discussie meer. Alle
hoeft de docent niet eindeloos te blijven sleutelen aan zijn in-
neuzen wijzen dezelfde kant op.’
teresseprofiel en wij hoeven niet eindeloos te blijven werken aan de verbetering van de opbouw van de vakgebieden.’ De integratie van deze tool staat gepland voor zomer 2010. ‘Daarnaast zijn we bezig om ook andere content dan Aca-
van driehonderd. Inmiddels zijn er ruim 1136 gebruikers geregi-
demiamateriaal te ontsluiten’, zegt Moes. ‘Zo werkt in techni-
streerd, verbonden aan alle 27 Academia-instellingen, terwijl
sche zin de koppeling met LOREnet al (de leerobjecten verza-
de portal nog geen volledig collegejaar in gebruik is. Zoals in
melbak voor het Nederlands hoger onderwijs) en zijn we via
elke web 2.0-omgeving, komt het ook hier voor dat gebruikers
LOREnet bezig met de aansluiting op Ariadne (een soortgelij-
een account aanmaken maar daarna niet echt gebruikmaken
ke verzamelbank voor heel Europa). Ook wordt in het project
van de portal. Moes: ‘Maar meer dan 25 procent zijn zeer actie-
OASE de ZoEp portal ingezet om weblectures van de deelne-
ve gebruikers en ruim 30 procent heeft al een paar titels aan
mende instellingen via dit systeem beschikbaar te maken. Hoe
zijn collectie toegevoegd en zal weer terugkomen als hun on-
de toekomst van ZoEp portal eruit zal zien, weten we nog niet.
derwijsomgeving hierom vraagt. Niet iedere docent heeft op
De subsidie is ten einde en over verdere financiering is op dit
elk moment steeds nieuw materiaal nodig.’ Op sommige ge-
moment nog geen duidelijkheid.’
bieden, zoals politieke of economische wetenschappen, is veel meer Academiamateriaal beschikbaar dan op een gebied als wiskunde. Daarom is er aan de voorkant van de portal zichtbaar wat op welk vakgebied beschikbaar is, zodat docenten niet onnodig een account aanmaken.
Vrije Universiteit Amsterdam, Rijksuniversiteit Groningen, Windesheim Zwolle www.zoepportal.nl Projectleider: Sylvia Moes
WALHALLA (1999) Inzet van verschillende ICT-tools (ELO, videoconferencing, studielandschap) en nieuwe werkvormen om op twee locaties hetzelfde, studentgecentreerde onderwijs te verzorgen. Wageningen Universiteit en Researchcentrum, Van Hall Instituut Leeuwarden, IAH Larenstein Deventer
ZOEP PORTAL (2006) Videomateriaal aanbieden aan docenten op basis van een zoekprofiel. Vrije Universiteit Amsterdam, Rijksuniversiteit Groningen, Windesheim Zwolle
29 onderwijsvernieuwingsprojecten
textniveau bij elkaar. In de eerste plaats krijgt de gebruiker een
Het aantal docenten dat ZoEp gebruikt, overstijgt het streven
Streaming media in een digitale leeromgeving, waarin studenten van de opleidingen geschiedenis, journalistiek en mediastudies leren omgaan met streaming media. Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit van Amsterdam, Windesheim Zwolle
gebruiker hem zelf activeert. Het brengt gebruikers op con-
door de voorzitter van de stuurgroep, de projectleider en de
TOEPASSING
DAVIDEON (2002)
Video
project zonder extra financiering uitgevoerd. ‘We hadden ge-
PROJECTEN
ma wordt beschreven. Maar deze beschrijving sluit nooit hele-
5
DRAADLOOS EN MOBIEL LEREN
Draadloos en mobiel leren
30
31 onderwijsvernieuwingsprojecten
‘Als de docent door de stemkastjes weet wat er leeft onder studenten, dan kan hij zijn onderwijs daarop aanpassen.’ Peter de Jong en Roel Sijstermans
DRAADLOOS EN MOBIEL LEREN
Draadloos elektronisch stemmen
2006
Het gebruik van de computer en het internet was lange tijd beperkt tot binnen onderwijsinstellingen. Een razendsnelle revolutie volgde en een decennium later hebben alle studenten in Nederland ook thuis een computer met internettoegang.
Interactieve colleges met stemkastjes Interview met Peter de Jong en Roel Sijstermans
De technologische ontwikkeling gaat zelfs dusdanig snel dat ook mobiele internettoegang wijdverbreid is. Door de opmars van nieuwe apparaten als 150 docenten getraind en werd voor hen een handleiding geschreven. De Jong: ‘Doordat je een instrument beschikbaar
die mp3- en mp4-bestanden afspelen, ontstaan veel nieuwe mogelijkheden voor
deelnemen, is meestal maar weinig interactie. Studenten zitten
stelt voor docenten, krijgen ze de mogelijkheid om het onder-
het onderwijs.
er passief bij. Door stemmen onderdeel te maken van het col-
wijs te veranderen. Dat gaat bijna vanzelf. De docent krijgt een
lege, worden studenten actief betrokken. Met gebruik van
betere indruk van wat er leeft onder de studenten en kan
stemkastjes kunnen zij antwoord geven op een vraag of hun
daarop inspelen. Dat komt de kwaliteit van het onderwijs
Uit de projectvoorstellen voor onderwijsvernieuwing bleek duidelijk dat onder-
mening geven over een stelling die de docent naar voren
ten goede.’
wijsinstellingen deze nieuwe mogelijkheden wilden gaan benutten. In de laatste
brengt. De Geneeskundeopleidingen in Leiden (LUMC) en Amsterdam (AMC) hebben in het project de techniek van draad-
UITKOMST
subsidierondes werden verschillende aanvragen gedaan voor projecten die zich
loos stemmen geïmplementeerd. Het doel was om deze reeds
Het beoogde eindresultaat van dit project was dat zoveel
specifiek richtten op toepassing van draadloze elektronische middelen in het on-
bestaande techniek breder bekend te maken onder docenten
mogelijk docenten de techniek van draadloos elektronisch
en ervoor te zorgen dat de hiervoor noodzakelijke software en
stemmen zouden leren kennen en zouden gaan toepassen.
hardware standaard beschikbaar is. Een tweede doel was om
De motivatie daarvoor is voornamelijk van didactische aard.
GPS-tools, zoals Biocaching (2006), dat elektronisch, draadloos en mobiel leren
minstens vijftien docenten op te leiden in het gebruik van deze
Omdat de student moet participeren, blijft deze alerter en
integreerde in het hoger onderwijs en voortborduurde op de eerder binnen het
techniek, zowel technisch als onderwijskundig.
meer betrokken bij de inhoud. Maar ook voor de docent heeft
derwijs. Er zijn toepassingen ontwikkeld voor gebruik op locatie en met inzet van
Onderwijsvernieuwingsprogramma uitgevoerde projecten Gipsy (2001) en Manolo
32
het voordelen, legt De Jong uit. ‘De docent stelt vragen en krijgt door de respons een goed beeld van wat de student
(2003). Ook zijn toepassingen ontwikkeld voor gebruik binnen, zoals Draadloos
‘Op het LUMC werd elektronisch stemmen al eerder gebruikt
weet en vindt. En wanneer de docent weet wat er leeft onder
elektronisch stemmen (2006), waarover u hier meer leest.
voor zogenaamde responsiecolleges. Dat zijn colleges vlak
de studenten, en welke kennis ze nog onvoldoende beheersen,
voor een examen, waarbij studenten vragen kunnen stellen
kan hij zijn onderwijs daarop aanpassen. Hij weet wat hij snel
over de stof. De docent laat de studenten voorafgaand aan het
kan behandelen en welke stof hij extra moet uitleggen. Zo
college stemmen op een aantal meerkeuzevragen en krijgt zo
wordt het college onderwijskundig efficiënter.’
inzicht in welke stof hij beter nogmaals kan uitleggen. Dat
Een prettig neveneffect van de respons uit de zaal is dat
stemmen ging via de elektronische leeromgeving Blackboard’,
wanneer studenten uit de resultaten kunnen afleiden dat het
vertelt Peter de Jong, projectleider vanuit het LUMC. Zowel hij
overgrote deel van de zaal een verkeerd antwoord geeft, ze
als Roel Sijstermans van het AMC wilden het stemmen breder
minder moeite hebben dit foute antwoord voor de zaal toe te
inzetbaar maken in het medisch onderwijs. Gezamenlijk start-
lichten. Hierdoor komen vaak interessante denkfouten aan het
ten ze dit project.
licht, waarop de docent kan inspelen door stof opnieuw toe te
‘We kregen subsidie voor opschaling, aangezien de techniek
lichten. De inhoud komt beter over en wordt preciezer behan-
al bestond maar docenten er weinig tot niets mee deden. Het
deld. Studenten zijn dan ook eerder bereid om het college te
project spitste zich toe op de didactische toepassing, niet op
bezoeken, zo blijkt.
de techniek. We hebben wel eerst bekeken welke softwarepak-
In Amsterdam spelen de stemkastjes bovendien een belang-
ketten er bestaan, en daaruit een keuze gemaakt’, zegt De
rijke rol bij het aanleren van medische beslisvaardigheid. ‘We
Jong. ‘Omdat al jaren alle studenten in het LUMC een laptop
nemen een patiëntencasus en bij elke opeenvolgende dia
hebben, wilden we eigenlijk zorgen dat studenten konden
moeten de studenten beslissen welke volgende stap de dokter
stemmen met hun eigen laptop. Het AMC koos voor de stem-
moet nemen. Dat pad kan verkeerd zijn, studenten zien soms
/QbWdS /cRWS\QS
kastjes, omdat daar niet alle studenten een laptop hebben.
dingen over het hoofd, waardoor de patiënt schade oploopt.
Maar al snel bleek dat er te vaak problemen met de software
De foute stappen kun je dan inzichtelijk maken en plenair be-
0W]QOQVW\U
waren op de individuele laptops, soms gewoon door instelling
spreken’, legt Sijstermans van het AMC uit.
DRAADLOOS EN MOBIEL LEREN projectaanvragen per jaar
van de firewall en dergelijke. En met driehonderd studenten in 2`OORZ]]aSZSY b`]\WaQVabS[[S\
5W^ag
'''
;O\]Z]
!
;]PWZS:SO`\W\U 5O[S9Wb
"
#
@SSZa ]\eVSSZa
$
college is het niet mogelijk om dat individueel op te lossen.
LESSONS LEARNED
Ook in Leiden kozen we uiteindelijk dus voor stemkastjes, die
‘De eerste les die we leerden tijdens dit project, was dat tech-
in het beheer van de opleiding blijven.’
niek onberekenbaar is. Je mag er nooit vanuit gaan dat alles
Na de keuze voor gebruiksvriendelijke software en de stem-
werkt. Daarom heeft het LUMC het plan om laptops in te zet-
kastjes, was het tijd voor implementatie in het onderwijs. Daar-
ten, laten varen en zijn we op stemkastjes overgestapt’, zegt
toe werden aan beide opleidingen samen uiteindelijk meer dan
De Jong. Een ander praktisch punt is dat de stemkastjes op
33 onderwijsvernieuwingsprojecten
HOE?
Draadloos en mobiel leren
WAT? Tijdens een hoorcollege waaraan meer dan honderd studenten
de Personal Digital Assistant (PDA) en allerhande elektronische geluidsdragers
gadget af moeten. Nu vragen docenten ook wel eens naar irre-
zijn. Dat was tijdens het project nog niet het geval. Nu zijn de
levante zaken, als lolletje. De inzet van stemmen moet een toe-
kastjes goed bereikbaar. Hierbij speelt nog wel een praktische
gevoegde waarde hebben: bijvoorbeeld om delicate zaken als
barrière: docenten zien het ophalen en uitdelen van de appa-
euthanasie of abortus bespreekbaar te maken.’
ratuur soms toch als een drempel om de techniek te gebruiken. Dat kan opschaling in de weg staan. Waarin docenten zich ook kunnen vergissen, is de tijdsinves-
BRUIKBAAR? De uitkomsten van dit project zijn ook voor andere (medische)
tering die ze moeten leveren. Sijstermans: ‘De stemsoftware
opleidingen bruikbaar. De didactische meerwaarde is duidelijk.
kun je moeiteloos integreren in een diapresentatie, maar het
Voor instellingen met serieuze interesse om draadloos elektro-
interactief maken van een college kost een docent hoe dan
nisch stemmen in te voeren, zijn enkele documenten van dit
ook meer tijd. De vragen en stellingen moeten onderdeel wor-
project waardevol. Zo is er een vergelijking van de bestaande
den van het college en aansluiten bij de lesstof. Hierdoor ver-
stemsystemen; maar ook een training en een handleiding voor
andert de opbouw van het college. Diverse docenten gaven
docenten zijn voorhanden. Bovendien is er een handzaam
aan dat dit meer werk had gekost dan verwacht, maar ze von-
boekje gemaakt met tips over hoe stemmen onderwijskundig
den het wel erg waardevol dat ze verplicht stil moesten staan
efficiënt kan worden toegepast. Dat andere medische oplei-
bij het ontwerp van hun onderwijs.’
dingen in navolging van dit project het stemmen ook zijn gaan
Bij het invoeren van draadloos stemmen, is het verstandig om
invoeren, blijkt wel uit de praktijk. Onder meer de Geneeskun-
te starten met de early adopters onder de docenten en de ver-
deopleiding van de Erasmus Universiteit Rotterdam en enkele
nieuwing vooral niet top-down op te leggen. ‘We gingen be-
hbo-opleidingen passen het sinds kort toe.
wust met een kleine groep docenten aan de slag, enthousias-
34
telingen die in waren voor nieuwe techniek. Het succes dat zij
HOE NU VERDER?
boekten, straalde uit. Zij staken andere docenten aan: er wordt
Nu stemmen een veelvoorkomend onderdeel is geworden van
over gesproken en zo komt het van de grond’, aldus Sijstermans.
het onderwijs bij diverse Geneeskundeopleidingen in Neder-
ACTIVE AUDIENCE (2006) Binnen lerarenopleidingen met behulp van een oorluidsprekertje live coachen van studenten die voor de klas staan. Fontys Hogescholen, Wageningen Universiteit en Researchcentrum
BIOCACHING (2006) Op zoek naar de biologische schatten van Nederland. Mobiele en draadloze technologie voor het doen van veldwerk in het biologieonderwijs. Studenten kunnen een route downloaden naar hun PDA of mobiele telefoon met GPS-ontvanger en bij het lopen van die route onderzoek doen naar zeldzame flora en fauna. Vrije Universiteit Amsterdam, Wageningen Universiteit en Researchcentrum, Fontys Hogescholen
DRAADLOOS ELEKTRONISCH STEMMEN (2006) Studenten in het medisch onderwijs krijgen een actieve rol in colleges door ze met behulp van stemkastjes een stem uit te laten brengen op een stelling of ze te laten kiezen voor een van de antwoorden op een multiplechoicevraag van de docent. LUMC Universiteit Leiden, AMC Universiteit van Amsterdam
GIPSY (2001) Mobiel beschikbare geo-informatie en een digitale leeromgeving voor het modulair volgen van cursussen. Radboud Universiteit Nijmegen, Wageningen Universiteit en Researchcentrum, Vrije Universiteit Amsterdam
MANOLO (2003) Aansluiting van onderwijsdoel en onderwijstype op de ondersteunende digitale omgeving, waarin een portfolio aan elektronisch, web- en mobile-Learning cursussen wordt aangeboden. Vrije Universiteit Amsterdam, Wageningen Universiteit en Researchcentrum
MOBILE LEARNING GAME KIT (2005)
De training van docenten verdient speciale aandacht. De
land, is het volgens De Jong en Sijstermans tijd om de effecten te bestuderen. Hoe verbetert de kwaliteit van het onderwijs bij
ook aan het werk als arts en hebben weinig tijd. Plenaire work-
gebruik van deze techniek en wat kan daaraan nog verder
shops blijken geen ideale manier om hen bekend te maken
worden verbeterd? Langzaamaan verschijnen internationaal
REELS ON WHEELS (2006)
met het stemmen. ‘De oplossing is persoonlijk langsgaan en
de eerste publicaties over de effecten van het gebruik van
individueel uitleggen’, zegt Sijstermans. ‘Doktoren willen pas
stemkastjes. Het is nu tijd voor een evaluatie in Leiden en Am-
Studenten werken mobiel op een video iPod aan opdrachten voor hun Engelse taalles. HAS Den Bosch, Stoas Hogeschool Den Bosch, Hogeschool Van Hall Larenstein.
informatie als ze er zelf mee gaan werken; ze komen minder
sterdam. Ook wordt voorzichtig bekeken of stemkastjes kun-
snel naar een groepstraining die op een vast moment plaats-
nen worden ingezet bij examens. ‘Eigenlijk zijn de stemkastjes redelijk ouderwets’, vindt Sijs-
meer aan.’ Voor het onderwijsondersteunend personeel bete-
termans. ‘We willen de komende tijd gaan kijken hoe we het
kent die individuele begeleiding een aanzienlijke belasting.
gebruik van de stemkastjes kunnen afbouwen en de PDA’s van
Maar vooral in het begin is het belangrijk om servicegericht
de studenten meer kunnen gaan inzetten. Over een tijdje heeft
bezig te gaan, vinden beide heren. ‘Een behulpzame houding
iedereen een mobiele telefoon met internet. Het gebruik daar-
is cruciaal om zo’n project te laten slagen, dus je moet dan
van betekent dat je met open vragen kunt werken en dat de
niet te strikt of formeel zijn in de ondersteuning die je biedt’,
student de resultaten kan bewaren en terugkijken. Dat biedt
aldus De Jong.
weer nieuwe opties.’
TOEPASSING De techniek van draadloos stemmen is zonder twijfel een bekende optie geworden onder docenten van medische opleidingen. Daarmee is een belangrijk doel bereikt. Draadloos stemmen wordt daadwerkelijk vaker toegepast, zowel bij reguliere colleges voor studenten als bij nascholingsdagen voor professionals en internationale congressen. ‘Het onderwijs is hierdoor definitief veranderd. Qua didactiek zul je niet meer teruggaan naar het eenzijdige hoorcollege’, denkt De Jong. Sijstermans is ook enthousiast over de regelmaat waarmee docenten deze techniek inzetten. ‘Maar ik merk dat we wel van het imago van
LUMC Universiteit Leiden, AMC Universiteit van Amsterdam Projectleider: Peter de Jong en Roel Sijstermans
35 onderwijsvernieuwingsprojecten
Learning through your city. Studenten gebruiken mobiele ICT-middelen om eigen observaties over de (stedelijke) omgeving te koppelen aan GPS-locaties. Anderen kunnen deze informatie downloaden op een mobiel apparaat en, gestuurd door de GPS-software, ter plekke bekijken. Universiteit van Amsterdam, Hogeschool van Amsterdam, Waag Society
medisch docenten zijn vrijwel allemaal naast hun docentschap
vindt. Die bieden we bij het AMC en ook het LUMC dus niet
Draadloos en mobiel leren
‘DE TECHNIEK VAN DRAADLOOS STEMMEN IS ZONDER TWIJFEL EEN BEKENDE OPTIE GEWORDEN ONDER DOCENTEN VAN MEDISCHE OPLEIDINGEN.’
PROJECTEN
een centraal punt voor algemeen gebruik beschikbaar moeten
6
CASUSSEN, GAMES EN SIMULATIES Casussen, games en simulaties
36
37 onderwijsvernieuwingsprojecten
‘De behoefte om serious games in het onderwijs te gebruiken nam al een tijd toe, omdat het aansluit bij de belevingswereld van studenten.’
Hans Hummel
CASUSSEN, GAMES EN SIMULATIES
EMERGO
2006
Gaming kreeg in het Onderwijsvernieuwingsprogramma in de eerste jaren vooral vorm door projecten die gebaseerd zijn op case-based learning op basis van tekst of video. Zo startte in 2001 het project Case-Based Learning, waarin casuïstiek
Efficiënte Methodiek voor ErvaringsGericht Onderwijs Interview met Hans Hummel
systematisch werd ontwikkeld en waardoor probleemgestuurd onderwijs een impuls kreeg.
UITKOMST ‘Het project heeft veel waardevol materiaal opgeleverd. Ten
In de loop der jaren kreeg de computer nieuwe taken bij de het inzetten van spel-
vaardigheden te gebruiken. Studenten kunnen binnen interac-
eerste de methodiek, een aanpak met uitleg over hoe je leer-
vormen in het onderwijs. In de projecten GRISTOS (2003) en EMERGO (2005)
tieve praktijksimulaties de voor hun beroepsveld benodigde
scenario’s kunt uitwerken op een manier die didactisch verant-
vaardigheden oefenen, al voordat zij de werkelijke praktijk in
woord en efficiënt is. Ten tweede hebben we een toolkit afge-
gaan. Daarop richtte het project EMERGO zich. Hans Hummel
leverd, software waarmee de docent zelf de componenten van
studenten hiermee. Het lesmateriaal past zich dus aan op basis van de input die
van de Open Universiteit Nederland geeft een voorbeeld. ‘Een
het interactieve leerspel kan bouwen. Dan gaat het om ruimtes
de student geeft.
rechtenstudent loopt een virtueel advocatenkantoor in. Als hij
of gesprekken, die de docent kan maken’, zegt Hummel. ‘Min-
door een bepaalde ‘deur’ loopt, kan hij daarachter een virtuele
stens even belangrijk is om vervolgens die herbruikbare, onaf-
stagebegeleider aantreffen, die hem een aantal taken geeft en
hankelijke componenten aan elkaar te koppelen met behulp
begeleidt. Omdat hij een pleidooi moet voorbereiden, gaat hij
van de scripting-component die in de toolkit zit. Voor dit ge-
binnen het kantoor op zoek naar informatie. Hij kan daar ver-
hele bouwtraject is de nodige documentatie en een gebruiks-
berekent de computer de gevolgen van de keuzes van spelers en confronteert de
Het project KODOS (2004) was bedoeld om aan te tonen dat het concept ‘online simulaties voor sociale interactie’ toepasbaar is in het hoger onderwijs. De conclusie van dat onderzoek was dat online simulaties geschikt zijn voor verschillende
‘WE KOZEN BEWUST VOOR EEN FLEXIBEL OPEN SOURCE SYSTEEM: HET IS AANPASBAAR EN KOSTELOOS BESCHIKBAAR.’
disciplines en verschillende leerdoelen. Dit ondanks dat het ontwikkelen en bege-
Casussen, games en simulaties
WAT? Serious games zijn een goed middel om verworven kennis en
leiden van een simulatie veel tijd kost, lastig is en bovendien niet alle studenten positief staan tegenover spelsimulaties in het onderwijs.
38
handleiding beschikbaar. Ten derde hebben we binnen EMERGO
terne experts vragen stellen. De student leert door het uitvoe-
veel voorbeelden van webgebaseerde games beschikbaar ge-
ren van de taken en aan de hand van verschillende casussen
steld: ter grootte van zo’n honderd uur studie. Door het afleve-
een algemene methode van werken, die later ook in de reële
ren van een flexibele en efficiënte methodiek en een toolkit,
beroepspraktijk kan worden gebruikt.’
die bovendien vrij en kosteloos beschikbaar zijn voor het on-
Hummel gaf leiding aan het project EMERGO, dat zich richt-
derwijs en tot op heden worden gebruikt en worden dooront-
te op de ontwikkeling van dergelijke interactieve praktijksimu-
wikkeld binnen andere projecten, hebben we onze doelstelling
laties. Eerst is een methodiek ontwikkeld, een soort stappen-
zeker gehaald.’
plan, om tot een serious game voor het onderwijs te komen.
CASUSSEN, GAMES EN SIMULATIES
Daarbij is de docent erg belangrijk: hij moet definiëren wat het
LESSONS LEARNED
leerdoel is en moet een scenario met de juiste taken en op-
‘De belangrijkste les die we hebben geleerd, is dat je de kwali-
drachten op papier zetten. Vervolgens moet het scenario wor-
teiten van docenten op onderwijstechnologisch vlak nooit
den ingevoerd met behulp van een speciaal voor serious
mag overschatten. Een toolkit moet extreem gebruiksvriende-
games ontwikkelde toolkit. Binnen EMERGO zijn voorgedefini-
lijk zijn, zodat docenten met alle verschillende achtergronden
eerde tools aangemaakt die de docent naar eigen wens kan
en verschillende kennisniveaus ten aanzien van didactiek en
combineren door gebruik te maken van onder het scenario lig-
software ermee overweg kunnen. We denken er nu over om
gende scripts.
templates te gaan ontwikkelen, waar docenten hun eigen in-
projectaanvragen per jaar
houd in kunnen zetten. Zo wordt het een stapje eenvoudiger
HOE?
/U]`O
>
'''
9@C:
5`Wab]a
;cZbW^`]TSa aW]\SSZ:S`S\
!
9=2=A
<Sb1]RS5O[S
"
3;3@5=
#
$
om zelf van a tot z een game te maken.’
‘De Open Universiteit had al zo’n twintig jaar ervaring met het
Bij het maken van games speelt volgens de projectleider
nadenken over interactieve praktijksimulaties’, vertelt Hummel.
ook een bepaalde spanning: die tussen de wat saai ogende se-
‘De behoefte om met serious games te werken in het onder-
rious game en de entertainmentgame die voor buitenstaan-
wijs nam al een tijd toe, omdat het aansluit bij de belevingswe-
ders aantrekkelijker lijkt. Hummel: ‘Mijn intentie was om ook
reld van studenten. Dit project draaide voornamelijk om het
meer dynamische spelvormen mee te nemen in de ontwikke-
efficiënt maken van de ontwikkeling van serious games. We
ling van de serious games, maar in de praktijk blijkt dat je bij
kozen er bewust voor om dat te doen met een meer flexibel
de basis moet beginnen en je door tijdsdruk niet altijd toe-
systeem dat bovendien open source is, en dus kosteloos be-
komt aan de innovaties waarnaar je streefde. Het blijft van be-
schikbaar en aanpasbaar. Op die manier neem je mogelijke
lang om realistische doelen te stellen, ook bij zo’n groot project.’
barrières weg bij onderwijsinstellingen en is de kans groter dat ze serious games zullen inzetten in het onderwijs.’
39 onderwijsvernieuwingsprojecten
schillende bronnen van informatie vinden en aan interne en ex-
Zo zijn we bezig met het opzetten van samenwerkingscripts
‘De praktijk leert dat games efficiënter dan in het verleden
binnen serious gaming, zodat verschillende studenten of par-
worden gemaakt, na uitvoering van dit project. Tijdens de
tijen online kunnen samenwerken aan multidisciplinaire dilem-
looptijd van het project zijn zeven games ontwikkeld, ter
ma’s binnen een praktijkcase. Zo is er inmiddels binnen het
grootte van ongeveer honderd studiebelastinguren. Docenten
SURF Skills Labs project met EMERGO een serious game ont-
van de partnerinstellingen konden er grotendeels zelf mee aan
wikkeld waarin studenten Water Management moeten leren
de slag. Wel hebben we gezien dat we meer tijd dan verwacht
samenwerken aan een praktijkprobleem vanuit zowel een
moesten besteden aan de ondersteuning van docenten die
natuurwetenschappelijk als beleidsmatig perspectief. Ook wil-
een scenario schrijven en scripts maken met de toolkit. Het
len we kijken hoe we real time awareness kunnen toevoegen
gebruik van de afzonderlijke componenten levert niet veel
aan spellen, dus tijdsdruk opleggen aan handelingen doordat
problemen op, maar bij scripting, het aan elkaar koppelen van
externe factoren een rol spelen. Je kunt dan denken aan een
die componenten, is ondersteuning van echte kenners van de
simulatiemodel waarbij de koers opeens daalt, en de gamers
toolkit meestal noodzakelijk. Dit betekent dat docenten vaak
direct moeten reageren en handelen. We blijven graag innova-
niet geheel zelfstandig een goede game van begin tot eind
tief bezig, daar zijn we onderzoekers voor.’
PROJECTEN
TOEPASSING
AGORA (2002) Een webapplicatie voor het ethiekonderwijs binnen de ingenieursopleidingen op basis van het casusgestuurd leren. Technische Universiteit Delft, Technische Universiteit Eindhoven, Universiteit Twente
CASCADE-CBL (2001) Case-based learning. Een methodiek en een webapplicatie voor casusgestuurd leren voor de sociaalagogische opleidingen. Hogeschool Utrecht, Hogeschool van Amsterdam, Fontys Hogescholen, Brein B.V.
EMERGO (2005) Efficiënte Methodiek voor Ervaringsgericht Onderwijs. Een methode om eenvoudig en kosteneffectief serious games te ontwikkelen voor het virtueel oefenen van praktijksituaties. Open Universiteit Nederland, Universiteit Maastricht, Radboud Universiteit Nijmegen, Universiteit Utrecht
‘ER IS EEN GOEDE METHODE, EEN TOOLKIT EN ER ZIJN ENKELE STERKE VOORBEELDEN WAARBIJ MENSEN HUN VINGERS ZULLEN AFLIKKEN.’ BRUIKBAAR?
Een digitaal (her)ontwerp van leerlijnen in het profiel Zorg in de apothekersopleiding, uitmondend in een simulatieproject E-GIMMICS in de masteropleiding. Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht
KRUL (2002): Klinisch Redeneren in het Universitair Lijnonderwijs. Geneeskundestudenten leren expertdenken op het gebied van klinisch redeneren, met behulp van een patiëntsimulator. LUMC Universiteit Leiden, AMC Universiteit van Amsterdam, UMCU Universiteit Utrecht, UMCN Radboud Universiteit Nijmegen
De methodiek en toolkit voor het ontwikkelen van praktijkcases zijn ook door andere instellingen te gebruiken. Deze uit-
KODOS (2004)
komsten zijn te vinden op de projectwebsite. ‘Er is een goede
Kennisontwikkeling Over en Door Online Simulaties. Een toepasbaar concept ‘online simulaties voor sociale interactie’ binnen het hoger onderwijs en een generieke systematiek voor het didactisch gebruik van dit concept. Erasmus Universiteit Rotterdam, Technische Universiteit Delft, Universiteit Leiden, Hogeschool Rotterdam
methode, een toolkit die weliswaar nog iets gebruiksvriendelij-
40
ker kan en er zijn enkele sterke voorbeelden waarbij mensen hun vingers zullen aflikken’, zegt Hummel. ‘De ontwikkelde
MULTIPROFESSIONEEL LEREN MET BEHULP VAN ICT (2003)
aanbod van de partnerinstellingen, waarbij het gaat om tien-
Integratie van multiprofessioneel ketendenken in het (para)medisch onderwijs, op basis van patiëntcasus en gefaciliteerd door ICT. Hogeschool Utrecht, Universiteit Utrecht
tallen studenten per jaar. Na afloop van het EMERGO project zijn de methode en toolkit ook succesvol toegepast en doorontwikkeld binnen andere projecten.’
NETCODEGAME (2004) Stimuleren van vaardigheden van studenen op de gebieden software engineering, vormgeving en interaction design. Hogeschool Utrecht, Universiteit Utrecht
HOE NU VERDER? ‘We hebben nu een methodiek en een toolkit, maar daarmee is ons ideaal nog niet bereikt, namelijk dat deze in onderwijsland veelvuldig worden gebruikt. We moeten daarvoor op zoek naar samenwerking met het bedrijfsleven, zodat een goed businessmodel mogelijk wordt. We moeten het eindproduct vermarkten en duurzaam kunnen onderhouden’, aldus Hummel. ‘Dat is een lastige stap voor onderzoekers; die laten dat vaak liever over aan marketeers. Maar alleen als doorontwikkeling niet afhankelijk blijft van incidentele subsidies zal de uitkomst van EMERGO duurzaam te continueren zijn. Als we niet een manier vinden om het te vermarkten, bestaat het risico dat dit traject stopt, en dat zou zonde zijn. We onderzoeken dus nu hoe we dat vermarkten voor elkaar gaan krijgen.’ ‘Tegelijkertijd denken we hard na over het bedenken en doorontwikkelen van nieuwe scenario’s om games op te zetten.
Universiteit Utrecht, Radboud Universiteit Nijmegen, Open Universiteit Nederland, Universiteit Maastricht www.emergo.cc Projectleider: Hans Hummel
41 onderwijsvernieuwingsprojecten
casussen zijn inmiddels opgenomen in het reguliere onderwijs-
Casussen, games en simulaties
GRISTOS (2003)
kunnen bouwen. Ondersteuning blijft nodig.’
7
LEER- EN WERKOMGEVING
Leer- en werkomgeving
42
43 onderwijsvernieuwingsprojecten
‘We zullen blijven experimenteren met nieuwe mogelijkheden van digitale leeromgevingen.’
Nico Juist
LEER- EN WERKOMGEVING
Kenniswerken in SHAPE
2006
Leer- en werkomgevingen zijn door de jaren heen sterk veranderd. In de eerdere leeromgevingen stond de docent en zijn aanbod centraal. Studenten konden intekenen op cursussen en konden dan in de leeromgeving hun lesmateriaal vinden en
Shared Personal Environment inrichten binnen SharePoint Interview met Nico Juist
contact leggen, met name met de docent. In later ontwikkelde leeromgevingen lag de nadruk anders, bijvoorbeeld meer op de interactie tussen studenten onderling. Ook ontstonden er leeromgevingen die ondersteuning bieden aan een bepaalde onderwijsvisie, zoals het sociaal constructivisme of competentiegericht onderwijs.
WAT?
onderzoeksopzet geschreven en zijn toen op vier plaatsen aan
Alle onderwijsinstellingen zijn op zoek naar prettig werkbare
de gang gegaan. Ze bekeken wat zo’n flexibele ICT-omgeving
elektronische leeromgevingen. In dergelijke digitale werkom-
toevoegt aan de didactische omgeving van de docent en hoe
gevingen is het mogelijk om samen te werken. In Nederland is
de student die mogelijkheden benut. Juist: ‘We hebben de gebruikers, docenten en soms ook
bouwd. In hun zoektocht naar een alternatief systeem, waarbij
studenten, getraind. Dat was een combinatie van didactiek en
dan met name web 2.0 toepassingen, als integraal onderdeel kunnen worden
ook meer web 2.0-toepassingen kunnen worden benut, komen
techniek. ICT-cursussen zijn lastig te organiseren en volgens
aangeboden. Deze systemen zijn in feite blokkendozen waarmee docenten en
veel instellingen terecht bij Microsoft SharePoint. Tijdens het
mij alleen zinnig om een basis te leggen; ze zijn niet voldoende
project Kenniswerken in SHAPE werd onderzocht of studenten
voor een stap voorwaarts. Individuele ondersteuning is meer
en hun docenten in staat zijn om hun eigen digitale leeromge-
doeltreffend. En als je wilt zorgen dat intensief en efficiënt ge-
ving te creëren in SharePoint, en werd bekeken welke toege-
bruik wordt gemaakt van de omgeving, dan zijn handleidingen
voegde waarde dit heeft als samenwerkingsomgeving.
onmisbaar. Goed gebruik van ICT vergt nu eenmaal tijd.’
Meer recent zijn er de leeromgevingen waarin functionaliteiten van internet, en
studenten zelf een bouwwerk naar keuze kunnen samenstellen.
In het kader van het Onderwijsvernieuwingsprogramma zijn verschillende leer-
De student werd in dit project gezien als een lerende ken-
omgevingen gebouwd die aansloten bij een onderwijsvisie, zoals Landelijk Onder-
niswerker die zelf de verantwoordelijkheid neemt voor zijn
wijsweb Kennistechnologie (2000) en Teletop (1999). Tijdens het project Kennis-
leerproces. De veronderstelling was dat de student in staat is
werken in SHAPE (2006) werden bouwstenen ontwikkeld waarmee docenten en
vormgeven. En in het project Mastering bioGRID (2006) werd grid technologie
om een digitale leeromgeving toe te snijden op zijn werkzaam-
UITKOMST
gebundeld werd en studenten de beschikking kregen over krachtige computer-
heden. De onderzoeksvraag was: klopt deze veronderstelling?
‘We gingen er vanuit dat de student van nu erg ICT-vaardig is,
systemen.
Om dit te onderzoeken, werden acht pilots opgezet die onder-
maar dit bleek beperkt. De studenten zijn geneigd om alleen
deel uitmaakten van reguliere onderwijsmodules binnen ver-
te gebruiken wat standaard wordt neergezet. We moesten ze
schillende vakgebieden. Daarbij werd onderscheid gemaakt
prikkelen en ondersteunen om allerlei toepassingen te gebrui-
tussen twee varianten: een digitale werkomgeving met enkel
ken. Dat is de hoofdconclusie van ons onderzoek. De studen-
een basisset aan functionaliteiten en een werkomgeving die al
ten waarderen de omgeving wel en vonden het gebruiksvrien-
door de docent was ingericht.
delijk, maar haalden er volgens ons toch niet uit wat er in zit’, vertelt de projectleider.
HOE?
LEER- EN WERKOMGEVING projectaanvragen per jaar
9S\\WaeS`YS\ W\AVO`S BSZSb]^
:=9
;caWQ0OaS
0]ceS\ OO\YS\\Wa
8O^O\]Z]UWSRS` :OUS:O\RS\
;OabS`W\U 0W]U`WR
‘Het interessante was dat we keken naar hoeveel tijd het een
LESSONS LEARNED
docent kost om een digitale leeromgeving in te richten met
‘De extra belasting van docenten was een lastig punt, want hij
behulp van SharePoint, ten opzichte van de klassieke omge-
moet telkens afwegen hoeveel tijd hij wil steken in het naar zijn
ving. We wilden bovendien weten wat de toegevoegde waarde
hand zetten van de digitale leeromgeving. De vraag om onder-
ervan is en wat de student ermee doet’, vertelt projectleider
steuning was opvallend laag, terwijl ondersteuning, het bieden
Nico Juist van INHolland. ‘Je wilt dat studenten enthousiast
van een handleiding en het ontwikkelen van templates wel
worden van de middelen die je aanreikt en hoopt dat zowel
raadzaam is. Het is een optie om onderwijsondersteunend per-
docenten als studenten het zelfstandig oppakken. Het mooiste
soneel, een ICTO-er, een omgeving te laten inrichten, waarmee
is als een innovatieve docent een idee heeft en nadenkt over
de docent dan aan de slag kan. De docent hoeft in dat geval
de vormgeving daarvan. Dan wordt het inrichten van een digi-
niet zelf te knutselen, maar dat kost een hoop extra geld. Ei-
tale leer- en werkomgeving onderdeel van het didactisch ont-
genlijk vind ik dat omgaan met deze middelen standaard ge-
werp.’
reedschap van de docent zou moeten zijn geworden, de afge-
De vier betrokken instellingen gebruikten SharePoint al voor het intranet en wilden allemaal kijken of het toepasbaar is in het onderwijs. Gezamenlijk hebben zij een vrij gedetailleerde
'''
!
"
#
$
lopen jaren. Aan de andere kant begrijp ik ook het tijdgebrek waarmee docenten kampen.’
45 onderwijsvernieuwingsprojecten
beschikbaar gemaakt voor studenten, waardoor de rekenkracht van computers
van het project zijn ontwikkeld is te vinden op internet.
‘JE WILT DAT STUDENTEN ENTHOUSIAST WORDEN VAN DE MIDDELEN DIE JE AANREIKT.’
studenten hun eigen leeromgeving op basis van Microsoft SharePoint konden
44
Een aantal handleidingen SharePoint 2003 die in het kader
Leer- en werkomgeving
Blackboard de grootste, maar dit systeem is vrij klassiek opge-
‘De pilots bij de instellingen lopen nog door. De omgevingen worden steeds aangepast en zijn in doorgaande ontwikkeling. We hebben veel geleerd van dit project en het was erg waardevol om met verschillende instellingen samen te werken, zeker ook omdat op een universiteit een ander onderwijsconcept wordt gehanteerd – minder competentiegericht dan op het hbo. SharePoint speelt nu een beperkte maar groeiende rol in het onderwijs.’
BRUIKBAAR? ‘De projectresultaten zijn nuttig en leerzaam voor alle onderwijsinstellingen die overwegen om SharePoint in te zetten als elektronische leeromgeving. Het eindproduct van dit project is een publicatie met onze onderzoeksresultaten en bevindingen. Die delen we, door de rapportage online openbaar beschikbaar De Toolbox met SharePoint-templates en webparts is beschikbaar via de hier onder genoemde projectsite.
HOE NU VERDER?
Kenniscirculatie Regie Stedelijke vernieuwing: ‘kennisvragen’ worden gekoppeld aan praktijkopdrachten. De uitkomsten worden in een online kennisbank herbruikbaar gemaakt. Hogeschool Utrecht, Avans Tilburg, Hogeschool Rotterdam, Saxion Enschede
JAPANOLOGIE DER LAGE LANDEN (2002) Een digitale leeromgeving om door middel van zelfstudie/afstandsonderwijs en met behulp van een breed aanbod van mediabestanden (DocBase, Japans-Nederlands woordenboek en een beeldbank) onderdelen van het bachelor-masterprogramma te kunnen volgen. Universiteit Leiden, Katholieke Universiteit Leuven
KENNISWERKEN IN SHAPE (SHARED PERSONAL ENVIRONMENT) (2006) Een digitale werkomgeving die studenten en docenten zelf kunnen creëren in SharePoint, en een basisset aan functionaliteiten. Hogeschool INHolland, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Wageningen Universiteit en Researchcentrum, Hogeschool Utrecht, Hogeschool Van Hall Larenstein en Wageningen Universiteit en Researchcentrum
LOK, LANDELIJK ONDERWIJSWEB KENNISTECHNOLOGIE (2000) Een taakgerichte leeromgeving op internet. Open Universiteit Nederland, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht, Universiteit Maastricht, Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit Amsterdam
‘We zullen blijven experimenteren met nieuwe mogelijkheden
MASTERING BIOGRID (2006)
van digitale leeromgevingen. De vraag is of SharePoint de toe-
Grid-technologie voor het (bio-informatica)onderwijs. Hanzehogeschool Groningen, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
passing van de toekomst is. Microsoft SharePoint 2010 komt binnenkort uit, daar verwacht ik veel van. Maar ook Google Wave kan groot worden in de toekomst, en de klassieke elek-
46
BOUWEN AAN KENNIS (2005)
tronische leeromgevingen ontwikkelen zich ook. Zo is een nieuwe versie van Blackboard onderweg. De kwestie is dus: omgeving en hoeveel energie moet je steken in de implementatie van zo’n systeem om onderwijskundig echt een nieuwe stap te maken?’
Hogeschool INHolland, Hogeschool Utrecht, Hogeschool Van Hall/Larenstein, Universiteit Wageningen projectsite: https://www.surfgroepen.nl/sites/SHAPE handleidingen: https://www.surfgroepen.nl/sites/SPSIG/SPTrefpunt Projectleiding: Nico Juist
MUSICBASE (2001) Een digitale leeromgeving voor het uitwisselen van les- en bronnenmateriaal (waaronder muziekfragmenten) op het gebied van popmuziek. Rockacademie, Fontys Hogescholen Muziektechnologie, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht
TELETOP (1999) Een rijke, gebruikersvriendelijke en dynamische leeromgeving om onderwijs te ondersteunen. Universiteit Twente, Universiteit Leiden
47 onderwijsvernieuwingsprojecten
welke afweging maak je? Waarom kies je voor een bepaalde
Leer- en werkomgeving
te maken.’
PROJECTEN
TOEPASSING
48
Vanaf 1998 is SURFfoundation actief aan de slag gegaan met onderwijsinnovatie. Het begon met het ontwikkelen van het programma SURF Educatie
, dat werd uitgevoerd van 1999-2002. Dit programma kreeg een vervolg in het Platform ICT en Onderwijs van SURFfoundation in de periode 2003-2006. Tijdens de gehele periode van het Onderwijsvernieuwingsprogramma stonden drie dingen centraal: innovatie, disseminatie en brede acceptatie en inzet van de resultaten. De kern van het Onderwijsvernieuwingsprogramma vormen de projecten die dankzij subsidie van SURFfoundation werden uitgevoerd door instellingen voor hoger onderwijs. Deze projecten konden alleen slagen als zowel
beleidsmakers binnen de instellingen als de betrokkenen in het onderwijsveld goed op de hoogte waren van ontwikkelingen en van de verworven kennis en als resultaten actief beschikbaar gesteld werden, zodat betrokkenen invloed konden hebben op de uitvoering van het programma. Daarom bracht SURFfoundation onderwijs- en ICT-experts die de vernieuwing gestalte moesten geven bij elkaar, zodat de community gezamenlijk kon bepalen op welke gebieden ICT-innovatie zou moeten plaatsvinden binnen onderwijsinstellingen. Technologen en onderwijskundigen combineerden hun krachten.
Nationaal netwerk De doelgroep van het Onderwijsvernieuwingsprogramma bestond uit ICT-en-Onderwijs experts: pioniers, docenten, coördinatoren en beleidsverantwoordelijken. Het was van cruciaal belang voor het slagen van projecten dat de communicatie tussen SURFfoundation en instellingen en tussen instellingen onderling goed verliep, dus werd op verzoek van SURFfoundation binnen elke onderwijsinstelling door het College van Bestuur een contactpersoon aangewezen. SURFfoundation overlegde geregeld met de contactpersonen om de behoeften te peilen en hen te betrekken bij nieuwe ontwikkelingen, en intussen ontstond een hecht nationaal netwerk van beleidsmedewerkers. De instellingscontactpersonen vormden niet alleen de verbinding tussen SURFfoundation en de instellingen, maar waren ook een betrouwbare graadmeter wat er in het Nederlands hoger onderwijs leeft.
Mede dankzij talloze workshops, seminars en expertgesprekken, maakte het Onderwijsvernieuwingsprogramma een vliegende start; het veld was in kaart gebracht en de sleutelpersonen stonden met elkaar in contact.
samen te werken aan verbetering van de kwaliteit van onderwijs. SURFfoundation bereikt niet alleen de voorlopers maar richt zich nadrukkelijk op het peloton – voor nationale vooruitgang zijn beide nodig.
Disseminatie en kennisuitwisseling
Online kennisdeling
Om te zorgen dat de innovatieresultaten van SURF-projecten ook daadwerkelijk in het Nederlandse onderwijs gebruikt werden, werd een programma opgesteld voor disseminatie en kennisuitwisseling. De activiteiten hadden drie doelstellingen: disseminatie van de in de projecten opgedane kennis en producten, kennisuitwisseling over algemene trends en uitwisseling in kennisnetwerken over breed gedragen vraagstukken, flankerend aan de projecten.
Om het aanbod van informatie en de samenhang tussen ontwikkelingen zichtbaar te maken en te coördineren werd een website gerealiseerd: de Edusite. Na enkele jaren bleek het een wijze stap om deze te vervangen door een portal, waarop mensen uit het veld zelf stukken kunnen plaatsen en lezen. Het tijdperk van blogs en wiki’s vraagt om een website met thema’s die worden ingevuld en gevoed vanuit het praktijkveld. SURFspace is nu een plek waar auteurs ideeën, uitkomsten en commentaar publiceren. De verschillende communities in Nederland zijn goed op de hoogte en weten de weg te vinden als consument en producent. Er is sprake van een levendige, kwalitatief hoogwaardige informatie-uitwisseling.
Dit leidde tot verschillende activiteiten zoals de jaarlijkse Onderwijsdagen, maar ook iets kleinschaliger: seminars, workshops, netwerktafels, special interest groep meetings en studiereizen. En naarmate de onderwijsvernieuwing zich op verschillende terreinen ontwikkelde, ontstonden specifieke niches, onderwerpen waarvoor een meer specialistische groep zich interesseert. Het disseminatie- en kennisuitwisselingsprogramma biedt het Nederlands hoger onderwijs de mogelijkheid goed op de hoogte te blijven van ontwikkelingen in binnen- en buitenland en van de mogelijkheden en onmogelijkheden van ICT in onderwijs. Die gedeelde kennis helpt om instellingsbeleid te maken, en rationeel en realistisch
Projectmanagement Een van de impliciete doelstellingen van het Onderwijsvernieuwingsprogramma was het ontwikkelen van innovatiekracht bij de instellingen, waaronder het in huis hebben van capabele innovatiemanagers. Innovatieprojecten met subsidie via SURFfoundation werden bij voorkeur gemanaged door projectleiders van instellingen, maar al tijdens de eerste subsidierondes werd duidelijk dat projectmanagement een van de grootste risicofactoren is.
49 onderwijsvernieuwingsprojecten
Binnen SURF werken universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstellingen samen aan grensverleggende ICTinnovaties. Hierdoor kan het hoger onderwijs optimaal gebruik maken van de mogelijkheden van ICT, om zo de kwaliteit van onderwijs en onderzoek te verbeteren. SURF bestaat uit drie organisaties met een eigen werkterrein: SURFfoundation, SURFnet en SURFdiensten. Vandaag de dag vertegenwoordigt SURF meer dan zestig instellingen: universiteiten, hogescholen, research centra en centra voor documentaire informatievoorziening. SURFfoundation is de initiator van innovatie in het hoger onderwijs en onderzoek. SURFfoundation initieert, regisseert en stimuleert ICT- vernieuwingen, door kennisdeling en partnerschappen.
50
De aandacht voor de managementkant van de innovatieprojecten was nodig en heeft resultaat gehad. In instellingen en bij SURFfoundation is veel managementervaring opgebouwd door de Onderwijsvernieuwingsprojecten; instellingen zijn zich meer bewust van het belang van een capabele, goed ondersteunde projectmanager; en de relatie tussen SURFfoundation en projectmanagers functioneert goed.
Over de grenzen kijken Vanaf het begin van het programma heeft SURFfoundation over de grens gekeken. Het potentieel van ICT in onderwijs werd en wordt in een groot aantal ontwikkelde landen gezien als een kans op verbetering van de kwaliteit in brede zin. Er zijn studiereizen georganiseerd naar conferenties als Educause in de VS, en naar instellingen in de VS, Groot-Brittannië en Australië, in wisselende gezelschappen. Afgezien van thematische doelen stonden twee dingen altijd op de agenda. Ten eerste reflectie: hoe hebben de dingen die we ontdekken al dan niet relevan-
tie voor de Nederlandse situatie? Ten tweede netwerkvorming: op stap met een Nederlandse delegatie in het buitenland geeft de gelegenheid eens echt met elkaar kennis te maken en issues te bespreken. Allianties met en lidmaatschappen van internationaal toonaangevende organisaties als ALT en JISC (Groot-Brittannië) en Educause/ECAR (VS) en EUNIS (Europa) gaven meer structuur aan de uitwisselingscontacten. Het verwerven van een goede internationale reputatie, dus uitdragen wat in Nederland gebeurt, wordt gestimuleerd en draagt bij aan interne tevredenheid over de merites van het programma. Het opent internationaal deuren.
Samenwerking loont Binnen het Onderwijsvernieuwingsprogramma is een context gecreëerd die op beleidsniveau zorgt voor kwalitatief hoogwaardig contact met de instellingen; op projectniveau zorgt voor goed georganiseerd contact met het projectmanagement; en op inhoudelijk terrein de gehele beoogde doelgroep, namelijk het ICT- en onderwijsveld uitstekend bereikt. SURFfoundation heeft veel aandacht besteed aan een succesvolle inrichting van disseminatiekanalen en mechanismen voor informatieuitwisseling tussen alle betrokkenen, met inbegrip van het stimuleren van netwerk- en communityvorming. Dit heeft het draagvlak voor initiatieven keer op keer vergroot en verhoogde de kans van slagen van inspanningen op het gebied van innovatie.
Dankzij de wisselwerking tussen projecten enerzijds en disseminatie en community-activiteiten anderzijds kwam een groot netwerk van instellingsexperts beschikbaar, die gewend zijn met een open vizier samen te werken. Deze mensen beseffen hoe moeilijk inbedding van projectresultaten in de routine is en hoe lastig de ‘not invented here’ houding te doorbreken is. Ook zien zij dat instellingen zich op een terrein als ICT en onderwijs niet echt van elkaar kunnen onderscheiden, maar wel gezamenlijk ICTinzet in het hoger onderwijs naar een hoger plan kunnen helpen. Terugkijkend kunnen we concluderen dat het hoger onderwijs in Nederland op het terrein van ICT goed geïnformeerd en uitermate zichtbaar opereert.
51 onderwijsvernieuwingsprojecten
Er werden eisen gesteld aan projectleiders en vanuit SURFfoundation werd begeleiding en ondersteuning geboden. Ervaren en minder ervaren projectleiders vanuit de instellingen bespraken met elkaar hun problemen, zoals hoe het project zichtbaar te houden binnen de instelling en te beschermen tegen interne prioriteiten en druk op projectmedewerkers. Ook kregen projectleiders een managementcursus aangeboden.
52
vormen van (groeps)communicatie, betrokkenheid van experts en bedrijven, en ‘real-time’ feedback op leeractiviteiten maken het onderwijs rijker en effectiever.
Samenwerking Geïntegreerde aanpak Vernieuwing en verandering slagen door de inzet van alle betrokken partijen, op verschillende niveaus. Van het bestuur van de instelling en de projectleider tot het niveau van de eindgebruiker, de docent en student. Het resultaat van de projecten moet worden geïntegreerd in het primaire proces van de instellingen en al tijdens de projectfase moet daaraan aandacht worden besteed.
Leerproces De essentie van het leerproces is nog hetzelfde als voor het ICT-tijdperk. De kwaliteit van de docent bepaalt de kwaliteit van het onderwijs. ICT-toepassingen kunnen het onderwijs wel verrijken en ondersteunen. Het idee dat de student het heft volledig in eigen hand neemt, ondersteund door specialistische ICT-toepassingen, is achterhaald.
Communicatie ICT blijkt effectief inzetbaar voor communicatie. Via email, chat en groepsomgevingen zijn op elk moment synchrone en asynchrone uitwisseling en contact mogelijk tussen docenten en studenten en tussen studenten onderling. Bovendien kunnen andere deelnemers bijdragen aan het onderwijs- en leerproces. Diverse nieuwe
Door samenwerking, open communicatie en kennisdisseminatie als voorwaarde te verbinden aan alle activiteiten binnen het programma, neemt de kwaliteit van onderwijsvernieuwingsprojecten toe. ICT blijkt een uitstekend middel om te helpen die samenwerking te realiseren.
Internationale samenwerking Internationaal staat SURFfoundation op de kaart, mede dankzij toonaangevende projecten die in Nederland zijn uitgevoerd. Deze goede internationale reputatie die Nederland heeft opgebouwd, helpt tot op de dag van vandaag: experts uit het buitenland delen hun kennis over de ontwikkeling aldaar graag met SURFfoundation in ruil voor onze ervaringen. We hebben snel en gemakkelijk toegang tot kennis over ontwikkeling van ICT-toepassingen in het onderwijsveld elders.
Verdieping en opschaling Na afloop van een project is communicatie en samenwerking van belang voor opschaling en verdieping van een project. Inzet van ICT brengt de instelling in contact met andere onderwijsinstellingen, programma’s en mensen in binnen- en buitenland. Hierdoor kan kennisuitwisseling tot stand komen en kunnen de opbrengsten van projecten geoptimaliseerd en verbreed worden.
Impact We weten te weinig welke impact ICT heeft op het onderwijs – en op de samenleving als geheel. In dat opzicht kunnen we niet spreken van een afgeronde periode van vernieuwing. ICT vergemakkelijkt en verrijkt ons onderwijs, onder meer door het gebruik van media en door het beschikbaar komen van allerlei technologische toepassingen. Onderzoek naar hoe ICT onze manier van leren en leven verandert, is noodzakelijk.
1 Het onderwijsvernieuwingsprogramma van SURF Educatie nader bekeken : Audit van het SURF Educatieonds en SURF Educatieorum / Carien van Hooff, 2002 Veel bereikt, nog veel te doen : Impactanalyse SURF onderwijsvernieuwingsprojecten / Eelco Kruizinga en Desirée van den Bergh, 2005 Determinants for Failure and Success of Innovation Projects : The Road to Sustainable Educational Innovation / Open Universiteit, 2005.
53 onderwijsvernieuwingsprojecten
De afsluiting van het Onderwijsvernieuwingsprogramma is het moment om te evalueren en conclusies te trekken. Op basis van de monitoring van de projecten en een drietal reviews1 zijn zes belangrijke conclusies te trekken:
54
Om invulling te geven aan de ambities uit het Meerjarenplan is in 2005 samen met de instellingen voor hoger onderwijs het Nationaal Actieplan e-Learning ontwikkeld, gericht op het verhogen van de participatie in het hoger onderwijs. Het doel van dit programma is om met behulp van al ontwikkelde slimme ICT-toepassingen de uitval in het hoger onderwijs te verminderen, en te zorgen voor een soepele in- en doorstroom voor studenten. Ook voor het Nationaal Actieplan e-Learning is, op basis van de ervaringen van het Onderwijsvernieuwingsprogramma, gekozen voor het uitschrijven van subsidierondes. Het programma draait niet meer om de vraag wat mogelijk is met ICT, maar vraagt instellingen succesvolle resultaten van innovatieprojecten als bouwstenen te gebruiken voor nieuwe projecten, om daarmee concrete problemen op te lossen. Zo wordt voortgebouwd op de onderwijsvernieuwingsprojecten naar vorm (samenwerking, voor iedereen toegankelijk en controleerbaar, gebaseerd op aanwezige kennis) en inhoud (aansluiten bij bestaande technologie). De vraag of de investeringen in de innovatieprojecten daadwerkelijk resultaat hebben, staat in het programma centraal. Aan toekenning van subsidie
is de voorwaarde verbonden om, voorafgaand aan het project, indicatoren voor succes (kwalitatief en kwantitatief) te noemen en dat succes ook tijdens en na de uitvoering van het project te meten. Het Nationaal Actieplan e-Learning loopt nog tot eind 2011. De methode die SURFfoundation hanteert bij het vormgeven van innovatieprogramma’s is succesvol: door de programma’s in samenwerking met de instelling te formuleren, en instellingen de gelegenheid te bieden met oplossingen te komen die optimaal aansluiten bij hun eigen situatie. Ook de onafhankelijke kwaliteitsbeoordeling van de projecten zorgt voor transparantie en draagvlak bij de instellingen. Op verzoek van het Ministerie van OCW wordt daarom, volgens dezelfde methode, sinds 2009 het programma ‘Studiekeuzegesprekken: wat werkt?‘ uitgevoerd. Om te stimuleren dat studenten een gemotiveerde en goede studiekeuze maken, zouden studiekeuzegesprekken een rol kunnen spelen. In het programma ‘Studiekeuzegesprekken: wat werkt?’ onderzoeken de onderwijsinstellingen aan de hand van een cyclus van studiekeuzegesprekken op welke manier de gesprekken op een goede manier georganiseerd kunnen worden, welke initiatieven onder welke omstandigheden effectief zijn en voor welke knelpunten oplossingen gezocht moeten worden.
Toekomst De succesvolle aanpak en de lessons learned van het afgesloten Onderwijsvernieuwingsprogramma vormen de basis voor huidige en toekomstige innovatieactiviteiten. Het onderwijsveld kan ervan op aan dat SURFfoundation in opdracht van instellingen en het ministerie van OCW zal blijven werken aan kwaliteitsverbetering van onderwijs met inzet van ICT. Dit zullen we doen door intensieve samenwerking tussen onderwijsinstellingen te faciliteren en stimuleren; waarbij deze samenwerking wordt bekrachtigd op bestuurlijk niveau. We zullen ervoor blijven zorgen dat opgedane ervaring en behaalde resultaten structureel worden georganiseerd en gedeeld in special interestgroepen, aan netwerktafels, op Onderwijsdagen en tijdens studiereizen. Met SURFacademy, het professionaliseringsprogramma van SURF rondom ICT in het hoger onderwijs dragen we bij aan verdere professionalisering van het onderwijsveld. Ook zetten we de themagerichte benadering van innovatie en ICT voort, door het uitschrijven van resultaatgerichte subsidieprogramma’s op nationale schaal. Ten slotte zal SURFfoundation onderzoek naar ICT-gerelateerde onderwijsverbeteringen en duurzame innovatie blijven faciliteren en stimuleren.
2 Verder Denken, SURF meerjarenplan 2007-2010. Te vinden op http://www.surffoundation.nl/SFDocuments/SURF-Meerjarenplan_2007-10_Verder_Denken.pdf
55 onderwijsvernieuwingsprojecten
In 2006 is het SURF meerjarenplan 2007-20102 van start gegaan. In het nieuwe meerjarenplan krijgt de aanpak van de innovatie van het onderwijs een ander accent: het is van belang te laten zien dat ICT goed bruikbaar en inzetbaar is in het onderwijs, en dat de inzet van ICT het onderwijs efficienter en effectiever kan maken.
56
COLOFON Tekst Marjolein Marchal Fotografie Ivar Pel Vormgeving Vrije Stijl Druk Drukkerij Libertas © Stichting SURF april 2010
SURF is de ICT-samenwerkingsorganisatie van het hoger onderwijs en onderzoek (www.surf.nl). Deze publicatie is digitaal beschikbaar via de website van SURFfoundation: www.surffoundation.nl/publicaties
Deze publicatie verschijnt onder de Creative Commons licentie Naamsvermelding 3.0 Nederland.
SURFfoundation Graadt van Roggenweg 340 Postbus 2290 3500 GG UTRECHT T +31 (0)30 234 66 00 F +31 (0)30 233 29 60 [email protected] www.surffoundation.nl april 2010