IMPULS 2004: 'Verruiming toegankelijkheid Internetdiensten OUNL' L.J.J.M. Wagemans L.J.J.M. Wagemans, R.E. Hoefakker, F.A. de Roode, W.F. Slot , P.M. Coors, H.J. Kurvers Impuls, toegankelijkheid, internetdiensten, website, richtlijnen en ijkpunten W3C, slechtzienden, slechthorenden, handicap, functionele beperkingen, voorzieningen, prototypen http://www.open.ou.nl/impuls http://www.invoer-1.ou.nl/studie-project-impuls (voor studenten en medewerkers van de OUNL) In dit document leggen we de voortgang en rapportage vast van de werkzaamheden binnen het project IMPULS (Verruiming toegankelijkheid van de internetdiensten van de OUNL). -
-
-
-
-
-
-
In het eerste hoofdstuk geven een korte introductie op het project. in het tweede hoofdstuk gaan we in op de standaardiseringinitiatieven die een voorname rol spelen bij de webtoegankelijkheid. In het derde hoofdstuk beschrijven we het wetgevende kader (internationaal en nationaal) waarbinnen projectactiviteiten op gang zijn gebracht en waaraan de te leveren producten en diensten getoetst zullen worden. In het vierde hoofdstuk geven we een korte uiteenzetting over het project 'Drempels weg' en het Waarmerk drempelvrij.nl. In het vijfde hoofdstuk zetten we schematisch de problematiek uiteen en wijzen we de onderdelen aan waarop we onze aandacht zullen richten. In het zesde hoofdstuk beschrijven we mogelijke doelgroepen in relatie tot een vijftal verstrekkers van informatie, in het bijzonder de Open Universiteit Nederland. Daarnaast geven wij de resultaten van een onderzoek onder OUNL-studenten. In het zevende hoofdstuk beschrijven wij de externe voorzieningen die gehandicapten ter beschikking staan, zowel de hardware als de specifieke additionele software. We analyseren welke voorwaarden deze software stelt aan de informatievoorziening. Tevens geven we aan hoe instellingen van algemene software, de browsers in het bijzonder, de toegankelijkheid van de webinformatie verbeteren. We analyseren welke voorwaarden een optimaal gebruik van deze software stelt aan de informatievoorziening. In het achtste hoofdstuk bespreken we de interne voorzieningen en formuleren we het programma van eisen die als evaluatiecriteria gebruikt kunnen worden om de internetdiensten van de OUNL op te beoordelen. De eisen leiden we af uit specifieke eisen van toegankelijkheid (gehandicapten) en algemene eisen van goede informatievoorziening via interactieve diensten. In het negende hoofdstuk beschrijven we de toetsing van de internetdiensten van de Open Universiteit aan het programma van eisen en leggen we de bevindingen vast. In het tiende hoofdstuk beschrijven en verantwoorden we de keuzen voor het uitwerken van onderdelen van de internetdiensten in relatie tot de toegankelijkheid. In het elfde hoofdstuk verantwoorden en beschrijven we de ontwikkeling en realisatie van de site die in het kader van het project is gerealiseerd. Het zgn. toegankelijkheidsweb OUNL is ontworpen omdat de implementatie van de Studienetvoorzieningen niet kon worden gerealiseerd vanwege de gewijzigde koers rondom de inrichting van de ELO-omgeving binnen de OUNL.
Inhoudsopgave INTRODUCTIE OP HET PROJECT IMPULS 2004 ............................................................................... 4 1.1 1.2 1.3 1.4
DOEL VAN HET PROJECT ........................................................................................................... 4 D E OTEC- MEDEWERKERS VAN HET PROJECT............................................................................... 4 OORSPRONKELIJKE FASERING VAN DE PROJECTWERKZAAMHEDEN ................................................... 4 A FBAKENING VAN DE OPDRACHT ................................................................................................. 5
2
WEBTOEGANKELIJKHEID EN STANDAARDISERING................................................................ 6
Het doel van het door de Stichting handicap + studie geëntameerde project IMPULS 2004, uit te voeren door het OTEC van de Open Universiteit Nederland, luidt als volgt: het van meet af aan op structurele wijze voorbereiden, realiseren en implementeren van illustratieve toegankelijkheidsvoorzieningen voor gehandicapten in de externe website (Infonet) en de elektronische leeromgeving (Studienet) van de Open Universiteit Nederland.
1.2
De OTEC-medewerkers van het project
Leo Wagemans, Fred de Roode, Ruud Hoefakker, Wessel Slot, Patricia Coors, Hub Kurvers en Jeroen Storm. Projectleider is Leo Wagemans. Naast deze medewerkers wordt waar nodig een beroep gedaan op enkele medewerkers van de OUNL die op basis van hun betrokkenheid en expertise bij de OUNLinternetdiensten zullen worden geconsulteerd. De -
onderwijstechnologen (OT) richten zich op de inventarisatie van normen, aanbevelingen, software-oplossingen en ervaringen; het bezoeken en bevragen van studenten met een handicap en van studiebegeleiders; het doorlichten van systeemontwerpen op toegankelijkheid voor de doelgroepen; de definitiestudie en functioneel ontwerp van een de specifieke user-interfaces; - het proeftoetsen van de gerealiseerde prototypen.
De -
ICT-ontwikkelaars richten zich op het ontwikkelen van werkende prototypes; aanpassen van het ontwerp aan de bevindingen van de proeftoets; integreren van het ontwerp in het systeemontwerp van Studienet; implementeren van de gewenste voorzieningen in Studienet.
1.3
Oorspronkelijke fasering van de projectwerkzaamheden
Fase I:
Inventarisatie van reeds beschikbare oplossingen voor onderscheiden groepen gehandicapten in relatie tot diverse vormen van informatievoorziening, oftewel mediatypen, enerzijds door middel van literatuurstudie en anderzijds door gehandicapte studenten en studiebegeleiders te bevragen.
Fase II:
Afbakening van de doelgroepen rekening houdend met: beleidskeuzen, ernst van de handicap, grootte van de doelgroep en vereiste inspanning m.b.t. implementatie; een nadere afbakening door vast te stellen voor welke groep welke voorwaarden gelden waaraan een website moet voldoen om meer toegankelijk te zijn.
Fase III:
Inventarisatie van knelpunten in de huidige internetdiensten (specifiek Studienet en Infonet), in het licht van de vastgestelde voorwaarden om de toegankelijkheid te optimaliseren. Vaststellen en beargumenteren van de keuzes voor te bouwen prototypen en voor de technologie waarmee dat gaat gebeuren.
Fase IV: Bouwen van prototypen en die alternatieve versies binnen de bestaande internetdiensten een plaats geven; daartoe een toegang bouwen die de student de keuze laat voor de bestaande of de alternatieve versie. De toegankelijkheid van de alternatieve prototypen toetsen bij een proefgroep en de resultaten in een definitieve versie van de prototypen verwerken. Fase V:
Rapporteren over de stand van zaken m.b.t. de toegankelijkheid van websites voor gehandicapten. Formuleren van de keuzes die de Open Universiteit Nederland kan maken om de toegankelijkheid van haar internetdiensten te verbeteren en aangeven op welke wijze dat technisch kan worden gerealiseerd (concreet heeft dat geleid tot het Toegankelijkheidsweb OUNL).
Binnen het onderhavige project spelen twee belangen die van verschillende orde zijn en elk een eigen aanpak vragen. - Enerzijds heeft de opdrachtgeefster belang bij nieuwe toepassingen van tec hnologie die de toegankelijkheid van websites voor gehandicapten vergroten. Dat roept de vraag op naar toegepast onderzoek, wat kan resulteren in prototypen die anderen tot voorbeeld dienen. - Anderzijds heeft de opdrachtgeefster belang bij internetdiensten van de OUNL die beter toegankelijk zijn voor gehandicapten dan nu het geval is. Dat roept de vraag op naar vernieuwing van Studie- en Infonet. Het kan resulteren in aanbevelingen en prototypen van vernieuwde onderdelen die de ontwerpers van de nieuwe OUNL -netten als voorbeeld en ter navolging dienen. Gegeven het vastgestelde projectdoel kiezen wij voor een uitwerking van laatstgenoemd belang. In de oorspronkelijke opzet vormen Studienet en Infonet beide het onderzoeks- en vernieuwingsobject. De scope van het project richt zich voornamelijk op het herontwerp en de herinrichting van Studienet en de websites die daarin zijn ondergebracht. Hiervoor is gekozen om studenten met name tegemoet te komen in hun studiefaciliteiten: Studienet is namelijk de elektronische studeer- en werkomgeving van de Open Universiteit Nederland. Toch willen we ook richtlijnen afgeven die dienstbaar zijn voor de herinrichting van Infonet: uitgangspunt is dat de know how die we in het project opdoen met Studienet ook overdraagbaar moet zijn naar vergelijkbare internetdiensten en websites, zoals Infonet. Er zijn vanuit invalshoeken als interactie-ontwerp, grafisch ontwerp, redactie en mediumkeuze vele richtlijnen op te stellen voor het ontwerp van een goed toegankelijke website. Goed ontworpen en correct gebouwde websites voorzien uiteraard een ieder, ook gehandicapten, beter van informatie dan slecht ontworpen websites. Voor zover het algemene richtlijnen betreft, gaat het in dit project alleen om zaken die een directe relatie hebben tot de toegang voor gehandicapten. We willen met technologie of met een alternatieve codering van de inhoud daarop inspelen. De toegankelijkheid van onze internetdiensten kan worden verbeterd door drempels weg te nemen door middel van handleidingen over zaken als speciale hardware en software, browser instellingen, het gebruik van Studienet (muislessen), helpdesk instructie, werkplekinrichting, het instrueren van begeleiders en studieadviseurs, e.d. Het onderhavige project concentreert zich hoofdzakelijk op aanbevelingen voor het ontwerp van een beter toegankelijke Internetdiensten van de Open Universiteit Nederland. We richten de implementatie op Internet Explorer (IE 6.0, standaard bij de OUNL ten tijde van de uitvoering van het project ) om zeker te zijn van de bruikbaarheid van onze aanbevelingen. We zullen uitgebreid diverse hardware configuraties moeten testen. De Microsoft Windows Browser wordt door meer dan 90% van de internetters gebruikt. Daarenboven richt IE zich op zoveel mogelijk code en accepteert het veel meer 'slechte' code dan de alternatieve browsers (zie M. Zalewski op Bugtraq-mailinglist) en zal om die redenen populair blijven. Andere browsers zullen ook bijna alle gewenste functionaliteiten ondersteunen. Waar dat niet het geval is, hoeft het niet direct een drempel op te werpen voor (een bepaalde groep van) gehandicapten. Het zal sporadisch voorkomen dat een voor IE ontworpen gewenste functionaliteit in een andere browser niet werkt, aangezien de alternatieve browsers Opera (7.54) en Mozilla Firefox (1.0) zich wel strikt aan de W3C richtlijnen houden (voor het testen met IE, Opera en Firefox, zie hoofdstuk 9).
Voor veel mensen kent het gebruik van internet nauwelijks meer problemen of geheimen. Dit is echter niet voor iedereen even vanzelfsprekend. Omdat de software- en internetontwikkeling zich doorgaans niet richt op mensen met een handicap en ouderen is toegankelijkheid tot deze diensten voor deze groepen niet vanzelfsprekend. Er is sprake van serieuze toegankelijkheidsproblemen op veel websites van overheidsinstellingen en het bedrijfsleven: informatie op deze sites is onvoldoende bereikbaar voor mensen met één of meerdere vormen van functionele beperkingen, zoals fysieke beperkingen (bewegingshandicaps of visuele/auditieve beperkingen), maar ook psychische beperkingen of dyslexie. Er zijn diverse initiatieven die zich richten op toegankelijkheid van nieuwe media. Op internationaal vlak zijn het vooral initiatieven die zich richten op het formuleren van standaarden voor het World Wide Web, die een belangrijke bijdrage leveren aan het toegankelijk maken van websites. Standards-compliant bouwen betekent bouwen conform de webstandaarden: er zijn enkele sets richtlijnen die gebruikt dienen te worden tijdens het ontwikkelproces. Maar er worden meerdere standaarden gebruikt bij het ontwikkelen van toegankelijke websites. De meest gebruikte technologieën en de meest gebruikte richtlijnen zijn gebaseerd op een aantal standaarden/specificaties: - de specificaties van het W3C (World Wide Web Consortium) - de Web Content Accessibility Guidelines (WCGA) van het Web Accessibility Initiative(WAI). - ISO specificaties. en verschillende technologieën - (X)HTML en bijbehorende specificatie; - CSS en bijbehorende specificatie; - XML - etc. De richtlijnen komen nader aan de orde in het programma van eisen in hoofdstuk 8. In de bijlage geven we een overzicht van de belangrijkste instanties die zich bezig houden met de standaarden voor toegankelijke websites.
Webtoegankelijkheid wordt in veel landen gekoppeld aan anti-discriminatie wetgeving. Daarbij wordt 1 steeds verwezen naar de zgn. W3C-richtlijnen (zie 8.2) . In Nederland bevatten de huidige bepalingen in wetten en wetsvoorstellen de mogelijkheid om webtoegang bij de rechter af te dwingen. Dit geldt voor websites waarop men vacatures aanbiedt en intranetpagina’s die werknemers kunnen raadplegen. 2
Het Nederlands wettelijk kader betreft de Grondwet , de Wet openbaarheid van bestuur (WOB), de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) en de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBHCz). Het recht op communicatie is techniekonafhankelijk. Dat wil zeggen dat burgers in principe zelf de keuze kunnen maken via welk beschikbaar kanaal zij met de overheid willen communiceren (bijvoorbeeld via internet). De overheid moet ervoor zorgen dat alle kanalen toegankelijk zijn voor iedereen. De overheid kan haar informatieverplichting dus in belangrijke mate verlichten door steeds meer informatie ook beschikbaar te stellen via het internet. Gebruikers van hulpapparatuur, die bijvoorbeeld moeite kunnen hebben met het lezen van een papieren brochure, kunnen met aangepaste software toegang krijgen tot de internetpagina's van de overheid. Deze moeten dan wel op een toegankelijke wijze zijn gestructureerd. Op deze manier wordt de informatievoorziening aan dit deel van de doelgroep gewaarborgd en voldoet de overheid in belangrijke mate aan de verplichtingen uit de Wet openbaarheid van bestuur. De huidige tekst van de Grondwet noemt de discriminatiegrond handicap niet expliciet. Desondanks worden handicap en chronische ziekte wel al geruime tijd als impliciete discriminatiegrond beschouwd. Hoewel een aanpassing van het Wetboek van strafrecht naar alle waarschijnlijkheid geen gevolgen zal hebben voor beheerders van ontoegankelijke websites, toont het wetsvoorstel dat onderscheid op grond van handicap (in de zin van Wetboek van strafrecht: discriminatie) niet wordt getolereerd. Artikel 7 van de AWGB luidt: 1. Onderscheid is verboden bij het aanbieden van goederen of diensten …etc. De vraag is of een website een aanbod van goederen en diensten vormt. In Nederland is door de rechter daarover nog geen uitspraak gedaan. De Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte is, met uitzondering van artikelen 7 en 8, op 1 december 2003 in werking getreden. De wet is een aanvulling op de Algemene wet gelijke behandeling en is van toepassing op drie terreinen: werk, beroepsonderwijs en openbaar vervoer. Bij beroepsonderwijs gaat het om alle MBO-, HBO- en universitaire opleidingen, openbaar en bijzonder, publiek en particulier onderwijs.
1
http://www.accessibility.nl/internet/richtlijnen Voor wetgeving met betrekking tot toegankelijkheid, zie http://www.accessibility.nl/internet/achtergronden/wetgeving/ Over de toegankelijkheid via internet van de overheid: http://www.advies.overheid.nl/ 2
Het project 'Drempels weg' en het Waarmerk drempelvrij.nl
Naast de diverse legislatieve ontwikkelingen speelt het project Drempels Weg een belangrijke rol op het gebied van de webtoegankelijkheid. Drempels Weg is een initiatief van het Ministerie van VWS. Doel van dit project is om via een grootscheepse campagne een maatschappelijke bewustwording tot stand te brengen van de problemen rondom internet voor mensen met een functiebeperking. In het kader van Drempels Weg zijn vele organisaties en instellingen benaderd en bereid gevonden om een intentieverklaring te ondertekenen waarin zij aangeven de toegankelijkheid van hun website te zullen verbeteren. Daarbij wordt gewerkt aan de hand van de officiële toegankelijkheidsrichtlijnen van W3C. Drempels Weg heeft de zestien belangrijkste richtlijnen (prioriteit één) van het W3C overgenomen. Binnen het project Drempels Weg hebben het Landelijk Bureau Toegankelijkheid en de stichting Accessibility op 25 juni 2002 een nieuwe dienst geïntroduceerd: Drempels Weg Toetsing. Sitebeheerders en beleidsmakers kunnen met behulp van de Drempels Weg Toetsing websites doorlopend laten onderzoeken op toegankelijkheid. Tegenwoordig gaat dit via het Waarmerk drempelvrij.nl dat de opvolger is van de Drempels Weg Toetsing. De Waarmerkregeling is een initiatief van de Stichting Bartiméus Accessibility en is net als de Drempels Weg Toetsing een regeling die organisaties wil ondersteunen, stimuleren maar ook inspireren bij het toegankelijk maken en houden van hun website voor iedereen. Het is een kwaliteitsregeling voor de toegankelijkheid die ook uitgaat van de internationaal erkende Web Content Accessibility Guidelines 3 (WCAG 1.0) van het W3C. De stichting Waarmerk drempelvrij.nl heeft een eigen site: www.drempelvrij.nl Organisaties die hun web sites willen laten toetsen, kunnen zich aanmelden voor deelname aan de keuring van het Waarmerk drempelvrij.nl. Als de site voldoet aan 12 of meer ijkpunten ontvangt men een oranje logo dat het aantal ijkpunten vermeldt waaraan de site voldoet. Dit logo kan men op de website plaatsen. Als de site voldoet aan alle 16 ijkpunten wordt men in het register van de stichting Waarmerk drempelvrij.nl geplaatst. Men ontvangt het groene toegankelijkheidslogo dat men op de website kan plaatsen. Wanneer blijkt dat de website niet meer toegankelijk is dan kan men, op basis van de door de stichting Bartiméus Accessibility verstrekte informatie, de problemen oplossen, zodat men het toegankelijkheidslogo kan behouden. Is het niet mogelijk om de problemen op te lossen zal het toegankelijkheidslogo (tijdelijk) van de website gehaald moeten worden. Pas als de problemen opgelost zijn mag het toegankelijkheidslogo weer geplaatst worden.
Voor blinden en slechtzienden zijn er brailleleesregels, voorleesprogramma's, schermvergroters en andere hulpmiddelen die geschreven tekst begrijpelijk (= voelbaar/hoorbaar/leesbaar) maken. Om iemand met een motorische beperking gebruik te laten maken van internet zijn ingrijpende hulpmiddelen noodzakelijk; tegenwoordig is het zelfs voor iemand die geen enkele ledemaat kan gebruiken mogelijk om e-mail te versturen en te ontvangen, over het net te surfen en zelfs te chatten. Dit gegeven roept de vraag op in hoeverre dergelijke oplossingen specifieke consequenties hebben voor het ontwerp van websites. In het algemeen willen we daarbij onderscheid maken tussen twee fundamenteel verschillende manieren om internet toegankelijker te maken: - externe hulpmiddelen (software, hardware), waaruit eventueel bepaalde eisen volgen, te stellen aan websites. Die moeten het gebruik van die hulpmiddelen op de werkplek in ieder geval toelaten; - interne aanpassingen van studienet voorzieningen om de website zelf meer toegankelijk te maken voor studenten met een handicap. Deze problematiek omvat een veelheid aan aspecten en roept een veelheid aan vragen op. Om daar ordening in aan te brengen zullen we met het navolgende schema werken:
EXTERN werkplek student
toegankelijke webinformatie voor student met functionele beperkingen (6) vraagt om:
INTERN Studienet voorziening
toegankelijke OUNL-netten die voldoen aan eisen (8) afgeleid uit:
Tabel 1: Interne en externe voorzieningen Het onderscheid extern en intern wordt gemaakt vanuit het perspectief van de instelling (Open Universiteit Nederland). Maatregelen die wij als extern beschouwen, hebben betrekking op faciliteiten die studenten zelf kunnen regelen. Vanuit het perspectief van de OUNL gezien is dat extern. Anderzijds dient de instelling ervoor te zorgen dat websites zodanig zijn gestructureerd en ingevuld dat ze aansluiten bij de externe voorzieningen van de studenten. Vanuit het perspectief van de OUNL gezien is dat intern.Voor de oplossing van de toegankelijkheidsproblematiek is het noodzakelijk dat externe en interne voorzieningen op elkaar zijn afgestemd: - afhankelijk van de handicap schaffen studenten speciale hardware aan en installeren ze specifieke software om internet (meer) toegankelijk te maken. De specifieke software (driver) stelt eisen aan de wijze waarop informatie op het web wordt aangeboden. Bijvoorbeeld video-informatie die in beeld en geluid gecodeerd is, dient tevens in tekst te worden gecodeerd, wil deze naar een andere code omgezet kunnen worden (output). En vice versa moeten studenten hun opdrachten aan het programma kunnen doorgeven (input). Dat stelt eveneens eisen aan de opzet van een toegankelijke website. - studenten kunnen ook de instelmogelijkheden van de browser benutten. Om daar optimaal van te profiteren, moet de informatie op een bepaalde manier worden aangeboden, zoals bijvoorbeeld door het coderen van een zoombaar letterfont. IMPULS 2004 'Verruiming toegankelijkheid Internetdiensten OUNL'
9
als derde optie kunnen studenten de instelmogelijkheden benutten die een website biedt, bijv. de keuze tussen een website met multimedia en flash of de tekstvariant. Vanuit de behoefte van de gehandicapte student zijn er aldus zowel handicapspecifieke voorwaarden als algemene voorwaarden te stellen aan het ontwerp van een toegankelijk Studienet. Websites die elk van de drie bovenbedoelde opties ondersteunen zijn voor gehandicapte studenten (meer) toegankelijk. Voor de externe voorzieningen bij de student thuis is de student zelf verantwoordelijk. De instelling, i.c. de Open Universiteit Nederland, is verantwoordelijk voor haar interne Studienetvoorziening. -
We onderscheiden een vijftal groepen verstrekkers van informatie, die elk een eigen belang vertegenwoordigen waar het gaat om de communicatie met gehandicapten, te weten postbus 51, openbaar bestuur, hoger onderwijs, bedrijfsleven/markt en privé informatieverstrekkers. Daarnaast onderscheiden wij globaal een zestal groepen gehandicapten die elk om een aparte ben adering vragen, te weten onvermogenden, dyslectici, blinden & slechtzienden, kleurenblinden, doven & slechthorenden en motorisch-beperkten. In onderstaand overzicht hebben we de verschillende groepen informatieverstrekkers en groepen gehandicapten tegen elkaar afgezet. postbus 51 overheid onvermogend
openbaar bestuur
hoger onderwijs
bedrijfsleven markt
privé
6.2.1
dyslectisch
6.2.2
blind & slechtziend
6.2.3
kleurenblind
6.2.4
doof & slechthorend
6.2.5
motorisch beperkt
6.2.6
Tabel 2: Informatieverstrekkers en gehandicapten De Open Universiteit Nederland bekleedt daarbij een positie die ligt op het niveau van openbaar bestuur (Infonet) en hoger onderwijs (Studienet). De informatie in de tabelcellen geeft het paragraafnummer aan waarin we nader ingaan op groepen van gehandicapten. Voorafgaand aan de bespreking van de verschillende groepen gehandicapten gaan we nader in op de groepen van informatieverstrekkers.
6.1
De informatieverstrekkers
De vraag is hoeveel aandacht er nodig is (vanuit de aanbieder) en wenselijk is (vanuit de vrager), die een verstrekker van informatie geeft aan elk van de zes onderscheiden groepen gehandicapten. De overheid heeft de plicht de burger te informeren. Daar is het postbus 51 kanaal voor opgezet. Veel van deze informatie gaat via het medium televisie. Via gebarentaal kunnen elementaire handelingen, ook aan personen uit de groep onvermogenden, worden overgebracht. De overheid doet moeite om zoveel mogelijk informatie voor de groepen slechtziend, kleurenblind, doof en motorisch beperkt meer toegankelijk te maken. Blinden kunnen op verzoek informatie laten omzetten. Ook de Open Universiteit Nederland helpt haar blinde studenten daarbij. Dit gebeurt via een speciaal braille-instituut. Als instelling voor hoger onderwijs dient de Open Universiteit Nederland haar informatie zo toegankelijk mogelijk te maken voor personen die slechtziend, kleurenblind, doof of motorisch-beperkt zijn. Dit geldt voor zowel Infonet dat voor een brede doelgroep (in de categorie openbaar bestuur) is opgezet als voor Studienet dat voor een beperktere doelgroep (de categorie ingeschreven aan de OUNL) is bedoeld. Wat Infonet betreft zou ook met de grote groep dyslectici rekening gehouden mogen worden. Het bedrijfsleven doet er goed aan in bepaalde gevallen rekening te houden met gehandicapte klanten. Bijvoorbeeld: instructievoorschriften voor monteurs moeten door kleurenblinden (1 op de 8 mannen) gelezen kunnen worden. Het bedrijfsleven zal echter de kosten tegen de baten afwegen. In het private IMPULS 2004 'Verruiming toegankelijkheid Internetdiensten OUNL'
11
domein is niemand aan regels gebonden en zullen weinigen moeite doen hun website voor groepen gehandicapten meer toegankelijk te maken.
6.2 6.2.1
De zes groepen gehandicapten Onvermogenden
Binnen de groep onvermogende personen vallen onder meer analfabeten, prelinguaal doven, verstandelijk gehandicapten en autisten. Meestal kennen deze mensen dusdanige beperkingen dat ze in het algemeen niet in aanmerking komen voor een academische studie. Met hen zal de Open Universiteit Nederland dan ook geen rekening houden wanneer het om de aanpassing gaat van Studienet of Infonet.
6.2.2
Dyslectici
Dyslexie ofwel woordblindheid is een leerstoornis die niet alleen bij kinderen, maar ook bij volwassenen voorkomt. Dyslectici hebben doorgaans moeite met: - het verwerken van letters en klanken (informatie); - het leren van 'droge' feiten; - het automatisch toepassen van die kennis bij schriftelijke en mondelinge taken; iemand moet dus steeds blijven nadenken bij bijvoorbeeld het lezen van een stuk tekst; - het tempo, de complexiteit en de concentratie bij schriftelijke en/of mondelinge taken. Er zijn verschillende gradaties: niet iedere dyslecticus hoeft ernstige leerproblemen te hebben. Iemand met dyslexie is ook niet minder intelligent dan anderen. Zo was bijvoorbeeld Einstein dyslectisch. Vaak blijken mensen met dyslexie zelfs nieuwsgieriger dan gemiddeld, maken ze beter gebruik van hun 4 zintuigen en kunnen ze goed op hun intuïtie werken. Naar oorzaak zijn er twee soorten dyslexie te onderscheiden. Ontwikkelingsdyslexie is een aangeboren stoornis die gekenmerkt wordt door problemen met het verwerken van geschreven taal. Dit geldt zowel voor actieve taalverwerking (schrijven) als voor passieve taalverwerking (lezen en begrijpen wat er gezegd wordt). De ernst van de aandoening kan sterk verschillen. Sommige kinderen lezen wat trager of maken veel spelfouten, andere krijgen het lezen en schrijven nauwelijks onder de knie en kunnen grote problemen hebben met rekenen. Naast ontwikkelings -dyslexie is er ook een verkregen vorm van dyslexie. Deze ontstaat door beschadiging van de hersenen op latere leeftijd, bijvoorbeeld door een verkeersongeluk of een hersenbloeding. Normaal gesproken ziet iemand letters voor zich als hij een woord wil opschrijven en hoort hij in zijn hoofd welke klanken er bij welke woordbeelden (letters en lettergrepen) horen. Bij dyslectici is de verwerking van deze zogenaamde letter-klankkoppeling in de hersenen verstoord. Ze herkennen de vorm van het woord wel maar hebben meer tijd nodig om de betekenis ervan te achterhalen. Daardoor is het moeilijker om geschreven taal om te zetten in gesproken taal en ontstaan andersom problemen bij het verwerken van gesproken taal in letters en de bijbehorende woordbeelden. Hoe dat precies in zijn werk gaat, is nog niet helemaal duidelijk. Vermoedelijk werken de linker- en rechterhersenhelft niet optimaal samen. Er zijn verschillende factoren die een rol spelen bij het ontstaan van dyslexie: - problemen met de psychomotoriek; - problemen met de auditieve verwerking (het horen); - problemen met de visuele verwerking (het zien); - een taalontwikkelingsstoornis. Inmiddels is duidelijk dat ook mensen die geen ernstige problemen hebben met taalverwerking, wel degelijk dyslectisch kunnen zijn. Dit betekent dat zij steeds terugkerende problemen kunnen ondervinden in het dagelijkse leven, onder andere: - bij het automatiseren van handelingen (bijvoorbeeld moeite met autorijden en typen); - in de fijne motoriek (pianospelen, balspelen); - oriëntatie in de omgeving (verdwalen, moeite met links en rechts); - het snel reproduceren van de logische volgorde van gebeurtenissen of processen.
Ook voor het ontwikkelen van al deze vaardigheden is een goede samenwerking tussen de linker- en de rechterhersenhelft nodig. 5 Hoewel dyslectici vaak in een adem genoemd worden met anderen met een leeshandicap of visuele beperking, vormen ze een eigensoortige groep in relatie tot internetgebruik. In tegenstelling tot slechtzienden hebben dyslectici juist baat bij visuele informatie in de vorm van plaatjes en streaming video. Veel literatuur, met name over kinderen, verwijst naar de voordelen van computergebruik. De meeste literatuur over dyslectisch computergebruik gaat over het basis- en middelbaar onderwijs, de problemen met spellen en vreemde talen en hoe daar rekening mee is te houden. Tekst kan worden omgezet in geluid bijvoorbeeld met een tablet-pc. Belangrijke ict-hulpmiddelen zijn tekst-naar-spraak programma's, spraakherkenningsoftware en de ReadingPen. Zo’n pen beweeg je over een woord, dat 6 vervolgens wordt uitgesproken. Een recente ontwikkeling waar veel van verwacht wordt, is het gebruik van spraakherkenning-software. Hierbij spreekt men een tekst in, die in correct Nederlands op het scherm verschijnt. Dit heeft als voordeel dat er geen spelfouten gemaakt worden en het woordbeeld automatisch getraind wordt omdat de gebruiker meteen de juiste spelling te zien krijgt. Daarnaast hebben dyslectici evenals blinden en slechtzienden veel baat bij gesproken lectuur op een 7 DAISY-cdrom, die veel betere opzoekmogelijkheden heeft dan de vroegere audiocassette. Voor onze doelgroep (gehandicapte studenten in het hoger onderwijs) kunnen we er vanuit gaan dat zij in ieder geval in staat zijn om (ook moeilijke) tekst te lezen, dan wel op andere wijze te verwerken. De belangrijkste voorzieningen voor studenten die hebben geleerd met hun (eventueel lichte vorm van) dyslexie om te gaan, hebben betrekking op concentratie en extra tijd. Desgewenst kan de Stichting 8 Taalhulp worden ingeschakeld. Als bij het onderzoek door deze stichting de diagnose dyslexie is gesteld, kan desgewenst een dyslexieverklaring worden verkregen. Een dyslexieverklaring kan recht geven op aangepaste toetsen en tentamens. Meestal betekent dit, dat extra tijd wordt gegeven om toetsen of tentamens af te leggen. In incidentele gevallen kunnen in de dyslexieverklaring andere aanpassingen worden geadviseerd. Voorbeelden daarvan zijn: - extra groot lettertype; - gebruik van een computer; - teksten op geluidscassette; - mondelinge toetsen en/of tentamens; - extra herkansingen. Consequenties voor internetvoorziening Voor de internetvoorziening zijn er geen specifieke voorwaarden ten behoeve van dyslectici. In het algemeen zijn de grafische mogelijkheden van webpagina’s voor hen juist een voordeel. De informatie kan daardoor anders dan alleen als tekst worden aangeboden. Voor een deel heeft de problematiek van dyslexie ook te maken met leerstijlen. De een leert het snelst aan de hand van schema’s, tabellen en visuele ordening, de ander kan beter uit de voeten met complexe tekst. De consequenties hiervan voor inhoudelijk goed toegankelijk studiemateriaal zijn evident, maar vallen buiten het project Impuls. De verkenning van de problematiek van dyslexie illustreert het belang van makkelijk kunnen switchen tussen verschillende media.
6.2.3
Blinden & slechtzienden
Blinde OUNL-studenten worden reeds door een stafmedewerker bijgestaan bij het omzetten van het studiemateriaal naar braille. Inmiddels is hardware beschikbaar om schermteksten in brailleteksten om te zetten. Blinden, evenals zeer slechtzienden, zijn gebaat bij informatieverstrekking via gesproken tekst. Zo worden bijvoorbeeld in de 5
Achtergrondinformatie is ontleend aan medicinfo.nl, een site waarvan de informatie vaak overgenomen wordt, bijvoorbeeld door zorgverzekeraars: http://www.medicinfo.nl/{5d5b2e66-d056-4cb0-9855-2e1cf76edb69}/ Achtergronden van dyslexie worden ook besproken op: http://www.kennislink.nl/web/show?id=88470&showframe=content&vensterid=811&prev=88469 Hier woordt uitgelegd waarom onder Italiaanse kinderen dyslexie minder voorkomt dan in Angelsaksische landen. 6 zie http://www.lexima.nl/ 7 http://www.fnb.nl/sub_home/daisyactueel_conferentie.html 8 http://www.stichtingtaalhulp.nl/ IMPULS 2004 'Verruiming toegankelijkheid Internetdiensten OUNL'
13
trein de stations omgeroepen door de conducteur, speciaal voor de slechtzienden. Op overeenkomstige wijze zou er meer met auditieve signalen gedaan kunnen worden, bijvoorbeeld de titels oplezen van elk nieuw scherm dat verschijnt. Blinden en slechtzienden ondervinden grote problemen wanneer de informatie in het beeldmateriaal ligt ingebed zoals dat het geval is bij kaartinformatie (Grafische Informatie Systemen), afbeeldingen van kunst of cultuur, videodocumentaires, animaties e.d.. Wie altijd luistert in plaats van zelf ook te lezen, leert niet goed spellen. Men ziet de woorden niet voor zich. Bij het schrijven maakt men dan sneller spelfouten. Correct kunnen schrijven is op academisch niveau een vereiste. Wie (braille) leest kan bij verlies aan concentratie vlot terug naar de plaats waar hij gebleven is. Bij het luisteren is het lastiger op te sporen waar je gebleven bent voordat je even afhaakte. 9
Slechtzienden moeten hulpmiddelen gebruiken om te kunnen lezen. Knelpunten voor slechtziende computergebruikers, onder meer internetters, zijn: - afbeeldingen zonder tekstuele beschrijving die in audio kan worden omgezet; - tabellen en frames zonder goede code (verspringende kaders i.v.m. de browser); - gering contrast tussen voor- en achtergrond (kleurgebruik in combinaties) - pop-up vensters die ongevraagd opduiken (dekt screentekst af, lastig opruimen); - gebrek aan toetsenbordondersteuning (geen toetscombinaties i.c. short cuts). Consequenties voor internetvoorziening T.b.v. blinden en slechtzienden dient voor alle informatie op een webpagina een tekstequivalent beschikbaar te zijn die zo nodig kan worden vergroot of omgezet in gesproken tekst. Video kan van aanwijzingen in een ondertitel of van gesproken commentaar worden voorzien of worden samengevat. Kaartmateriaal kan met gesproken uitleg worden aangevuld zoals dat gebeurt bij de routeplanner.
6.2.4
Kleurenblinden
Kleurenblindheid is het missen van de mogelijkheid om bepaalde (of alle) kleuren te onderscheiden. Kleurcombinaties rood/groen en geel/blauw vormen vaak een probleem voor mensen die kleurenblind zijn. Deze mensen gebruiken vaak de eigen stylesheet om de website te presenteren. Het kleurenzien is in de praktijk het vaakst gestoord door minder goed werkende 'rode' of 'groene' 10 kegeltjes (protanomalie en deuteranomalie, vooral de laatste) . Moeite met het onderscheiden van rood en groen komt verreweg het meeste voor, namelijk bij 8% van de (Indo-europese) mannen. Voor Aziatische mannen is dat 6%, voor Afrikanen 4%. Hierbij is deuteranomalie de voornaamste vorm (5%). Slechts ongeveer 0.5% van de vrouwen vertoont dit defect. Mogelijke problemen bij het bekijken van websites: - kleuren die gebruikt worden om een stuk tekst te benadrukken of te markeren; - tekst die in verkeerd contrast is met de achtergrond en het gebruik van de stylesheet van de bezoeker niet toestaan De voorwaarde voor toegankelijkheid voor kleurenblinden is verwoord in W3C ijkpunt 2.1: 'Zorg ervoor dat alle informatie die met behulp van kleur wordt overgebracht ook beschikbaar is zonder kleur, bijvoorbeeld uit de context of uit de opmaak'. Anders gezegd, met weergave alleen in grijstinten moet de informatie nog steeds toegankelijk zijn. Een vo orbeeld ter illustratie: als je Studienetpagina’s in grijs weergeeft dan is het verschil tussen koppelingen en reeds bezochte koppelingen niet meer te zien. Dit komt doordat ze worden onderscheiden in rood en groen met dezelfde helderheid. Het probleem is oplosbaar door in de eigen browser de voorgeschreven kleuren te vervangen door eigen kleuren met voldoende contrast, maar dit is wel omslachtig. Gezien de enorme variatie in kleurperceptie en andere zichtproblemen, is het bijzonder moeilijk om een webpagina te ontwerpen die voor iedereen goed zichtbaar is. De ene surfer leest gemakkelijker heel kleine letters, de andere grote letters, de ene ziet beter zwart op wit, de andere geel op zwart. Personen die dat nodig hebben, stellen hun browsers op een zodanige manier in, dat webpagina's weergegeven worden onder de voor hen persoonlijk meest zichtbare vorm. Men moet er dus voor zorgen dat de 9
Honderd vragen over blindheid en slechtziendheid http://www.sghn.nl/index.php?content=100%20vragen Links voor blinden en slechtzienden: http://www.kimbols.be/links/categorietjes_nl.php 10 Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Kleurenblindheid IMPULS 2004 'Verruiming toegankelijkheid Internetdiensten OUNL'
14
opmaakinstellingen van de webpagina overschreven kunnen worden door de browserinstellingen van de bezoekers. Een apart probleem vormt het gebruik van afbeeldingen (visuele kunst en kaartmateriaal) waarbij de kleurschakeringen zelf de essentiële informatie vormen. Hoog contrast en het gebruik van 11 tekstequivalenten bieden dan onvoldoende soulaas. Kaartmakers zijn zich hiervan bewust. De gekleurde symbolen op kaarten beogen een zo groot mogelijk contrast. De logica van de kleurmenging zou direct duidelijk moeten zijn (rood+geel=oranje, blauw+geel=groen, blauw+rood=paars, alles=zwart); aanpassing aan kleurenblindheid zou afzwakking van sommige kleuren en contrasten betekenen en daarmee verlies van logica. Als men (in plaats van zwart-witte) toch gekleurde kaarten wil gebruiken in het geval van kleurenblindheid, dan kan men deze aanpassen door een schermafbeelding van de kleurenkaart te 'uploaden' naar http://www.vischeck.com voor daltonisering (omrekenen naar maximaal 12 contrast bij kleuren-blindheid). Op deze site kan men plaatjes laten daltoniseren en ook software downloaden om het zelf uit te voeren. Dit vraagt dus nogal wat zelfwerkzaamheid. Opgemerkt moet worden dat het ook bij kaarten en artistieke afbeeldingen niet per se om de ‘ware’ kleur van iets gaat, maar dat je het moet kunnen onderscheiden van de omgeving. Op de website van vischeck wordt dit met schilderijen van Van Gogh geïllustreerd. In de praktijk van OUNL-studenten is bij geologische kaarten en de cursus Remote sensing, waar veelvuldig van visueel materiaal (pasteltinten) gebruik wordt gemaakt, nog nooit een probleem vernomen door de cursusteamleider. Het is echter niet bekend of dit komt door voorselectie onder de doelgroep of dat men ‘niet weet wat men mist.’ Consequenties voor internetvoorziening De belangrijkste vuistregel bij het ontwerpen van websites met het oog op toegankelijkheid voor kleurenblinden is: zorg voor voldoende contrast tussen tekst en achtergrond, zeker als de achtergrond uit een afbeelding bestaat. Een trucje om de leesbaarheid van tekst tegen een achtergrondafbeelding te vergroten, is de afbeelding wat onscherp ('blurred') te maken. Voorts moeten de opmaakinstellingen van de webpagina overschreven kunnen worden door de browserinstellingen van de bezoekers. In de voorlichting zal in ieder geval gewezen moeten worden op het benutten van de browserinstellingen en de route naar daltonisering.
6.2.5
Doven & slechthorenden
In zijn algemeenheid blijkt het gebruik van internetvoorzieningen geen groot probleem voor doven en slechthorenden op te leveren, zolang er althans geen sprake is van auditieve elementen daarin. Knelpunten voor slechthorende comput ergebruikers, onder meer internetters, zijn - audiobestanden en videobestanden zonder beschrijvende toelichting; - ingewikkelde of lange teksten. Doven en slechthorenden hebben baat bij ondertiteling. Hiertoe is een techniek ontwikkeld onder de naam Synchronized Multimedia Integration Language (SMIL) door W3C. Naast SMIL zijn er vergelijkbare technieken zoals de Media Player van Microsoft, SAMI (Synchronized Accessible Multimedia Interchange). Deze technieken komen er op neer dat bijv. aan een videofragment met geluid een tekstbestand wordt toegevoegd waarbij bij elke zin wordt aangegeven op welk moment die zin zichtbaar moet worden. Deze oplossingsrichting is vooral geschikt voor postlinguale doven, d.w.z. degenen bij wie het taalvermogen al volledig tot ontwikkeling is gekomen. Niet voor alle doven/slechthorenden is het aanbieden van tekstalternatieven een oplossing. Sommige van hen zijn meer gebaat bij gebarentaal, vooral als het gaat om prelinguale doofheid, d.w.z. doofheid die stamt uit de periode waarin het taalvermogen nog niet (volledig) was ontwikkeld. Gebarentaal is voor hen het alternatief. Hiertoe is in EU-verband (eSIGN) een systeem ontwikkeld waarbij 2000 losse gebaren uit de Nederlandse Gebarentaal (NGT) zijn vervaardigd in vectorgebaseerde vorm. De gebaren die zijn beschreven worden weergegeven door middel van een driedimensionele figuur, een zgn. avatar, die de gebaren uitvoert. Ook in Nederland is een soortgelijk programma ontwikkeld onder de naam Vsign: het 11 12
gaat hierbij om filmpjes van gebaren die als kleine datapakketjes worden opgeslagen. De software is ontwikkeld in opdracht van het bureau Pragma Equal Access in Hoensbroek. Daarnaast wil Pragma in het kader van het EU MultiReader-project een vertaal-hulp voor doven ontwikkelen: een woord dat zij niet (her)kennen kan dan 'vertaald' worden via een gebaar uit het NGT. Echter, zoals al eerder opgemerkt, valt deze groep gehandicapten (mensen met prelinguale doofheid) buiten onze doelgroep. Consequenties voor internetvoorziening Voor doven en slechthorenden zijn twee voorzieningen van belang: - ondertiteling van videofragmenten als de auditieve component essentiële informatie bevat; - zorgen voor tekstequivalenten van audio-informatie.
6.2.6
Motorisch beperkten
Beperkingen in mobiliteit en motoriek omvatten ruwweg beperkingen bij lopen en zitten (met gevolgen voor de bereikbaarheid van de werkplek), spraakstoornissen en beperkingen bij het gebruik van muis en toetsenbord. De eerste twee handicaps vormen in het algemeen geen belemmering bij het gebruik van internetvoorzieningen. Blijft dus over de groep die moeite heeft met het gebruik van muis en toetsenbord. Te denken valt hierbij aan ontbrekende ledematen, maar ook trillende handen (ziekte van Parkinson) en RSI. Personen met een ernstige motorische handicap zijn afhankelijk van het gebruik van een speciale muis of toetsenbord, een zogenaamde hoofd-muis, spraakherkenning, enz, (zie verder onder hardware en drivers, par. 7.1). Mogelijke problemen voor deze 'muisbeperkte' internetgebruikers zijn: - tijd-gelimiteerde reacties in websites; - autorefreshment; - geen mogelijkheden om met het toetsenbord te navigeren in plaats van met de muis. De hindernissen liggen deels aan de inputkant van de interactie met webpagina's. Veel problemen kunnen al worden opgelost als er sprake is van een goede toetsenbordtoegankelijkheid, d.w.z. dat de aansturing niet afhankelijk is van analoge input zoals met de muis (die ergens overheen moet bewegen). Voorbeelden van lastige objecten zijn formulieren, uitklapmenu's, flash-objecten en Javascript-interactie voor zover deze niet vanuit het toetsenbord bedienbaar zijn. Daarnaast is een onduidelijke navigatiestructuur extra hinderlijk voor deze groep, omdat dan veel muisklikken, dan wel toetscombinaties nodig zijn om bij de relevante informatie te komen. Consequenties voor internetvoorziening De belangrijkste eisen aan webpagina's voor deze groep betreffen de toetsenbordtoegankelijkheid, het kunnen uitschakelen van tijdlimieten en een heldere navigatiestructuur.
6.3
Gehandicapte studenten: de landelijke situatie
In de lente van 2004 is voor het eerst een landelijk onderzoek gehouden onder studenten met een 13 handicap (Gebruikerstoets 'Studeren met een handicap 2004', F. Steenkamp en M. Bos ). In de Gebruikerstoets is gevraagd naar het oordeel van studenten met een handicap over de voorlichting, begeleiden en voorzieningen bij hun opleiding en onderwijsinstelling. De Gebruikerstoets is uitgevoerd door Choice, in het kader van de Nationale Studentenenquête - onder meer bekend van de jaarlijkse 'studentenoordelen' van de Keuzegids Hoger Onderwijs. In het onderhavige onderzoek kregen studenten met een handicap de kans om hun opleiding ook rapportcijfers te geven voor aspecten die speciaal voor hen relevant zijn. Bij de Gebruikerstoets is een steekproef van ruim 20.000 studenten ondervraagd. Van deze 20.000 zegt 5.5% een handicap of functiebeperking te hebben die hem of haar in de studie belemmert. Handicaps als gehoor-, gezichts- en bewegingsbeperking vormen slechts een kleine minderheid. Veel vaker voorkom end zijn dyslexie (48%), diverse psychische problemen (12%) en chronische ziekten (11%). Het aantal studenten dat binnen het gehele hoger onderwijs belemmeringen ondervindt in de voortgang van de studie, is moeilijk exact vast te stellen. Cijfers omtrent de instroom zijn niet bekend. 13
Steenkamp, F. & Bos, M. (2004). Gebruikerstoets “Studeren met een handicap 2004”. Leiden: Centrum Hoger Onderwijs Informatie voor Consument & Expert (Choice). http://www.handicap-studie.nl/upload/sitecontent/keuzegids%20choice.pdf IMPULS 2004 'Verruiming toegankelijkheid Internetdiensten OUNL'
16
Verschillende cijfers doen de ronde. Zo komen a-specifieke onderzoeken als de Studentenmonitor 2002 (Graaf de e.a., 2002)14 met een percentage van 5.2, het specifieke onderzoek van Verwey -Jonker 15 (2001) met een percentage van 5. 8, terwijl de Keuzegids 2004 (Choice) en percentage van 5.5 noemt.
6.4
Knelpunten door gehandicapte studenten ervaren: de situatie aan de OUNL
Met de gegevens uit de Gebruikerstoets als achtergrond is nagegaan welk deel van de populatie van OUNL-studenten te maken heeft met een functionele beperking die van invloed kan zijn op de studie. OUNL-studenten hebben bij inschrijving de mogelijkheid aan te geven d.m.v. een code welke omstandigheden van toepassing zijn, bijv. code 01 voor blindheid. Van de studenten die de codes 01 t/m 09 hebben opgegeven zijn de gegevens opgevraagd. Aangezien het inschrijfformulier de mogelijkheid biedt om slechts één code in te vullen, is vanuit de gegevens niet te achterhalen of er studenten zijn met meer dan één beperking. Als peildatum is 31 oktober 2004 gehanteerd. Op dat moment waren 22.991 studenten ingeschreven bij de OUNL. Van hen hebben er 526 (= 2.29%) aangegeven een functionele beperking te hebben die is onder te brengen in onderstaande categorieën (zie Tabel 3). Opvallend is het lagere percentage gehandicapten onder OUNL-studenten dan dat genoemd wordt in de eerder vermelde Gebruikerstoets. 01 02 03 04 05 06 07
Tabel 3: OUNL-studenten die een functionele beperking kenbaar hebben gemaakt Voor het doelgroepenonderzoek hebben we studenten benaderd die onderstaande beperkingen hebben. Vanwege privacyredenen hebben we ons beperkt tot de groep studenten die heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het doorgeven van hun gegevens (studenten wordt op het inschrijfformulier gevraagd of ze bezwaar hebben tegen het doorgegeven van gegevens). Uitgaande van de studenten die geen bezwaar hebben tegen het doorgeven van hun gegevens, ontstaat het beeld in Tabel 4: 01 02 03 04 09
Tabel 4: OUNL-studenten met een functionele beperking (doorgeven van gegevens vormt geen bezwaar)
14
Graaf, D. de, Jong, U. de, Korteweg, J. van, Leeuwen, M. van, Veen, I. van der. (2002) Nadere analyse studentenmonitor 2002. Amsterdam: SEO/SCO. zie M. Zalewski op Bugtraq-mailinglist 15
Broenink, N. & Gorter K. (2001). Studeren met een handicap. Utrecht: Verwey-Jonckerinstituut
N.B.: in de tabel zijn niet de studenten opgenomen met motorische beperkingen. De reden hiervoor is dat we die groep niet uit de gegevens kunnen traceren. Naast de mogelijkheid om aan te geven of er omstandigheden zijn die te maken hebben met lichamelijke en psychische stoornissen, hebben studenten de mogelijkheid om 'andere beperkingen' (code 18: anders) aan te geven. Deze groep telt 410 studenten van wie er 323 geen bezwaar hebben tegen het doorgeven van gegevens. 80 van hen geven verblijf in het buitenland als 'anders' aan en zijn daarom niet relevant voor het onderzoek. Een beperkt aantal (a-select getrokken) studenten is telefonisch dan wel schriftelijk benaderd, aan wie de volgende vragen gesteld zijn: -
Maakt u gebruik van de internetdiensten van de OUNL zoals Infonet/Studienet? Zo nee, waarom niet? Zijn er specifieke problemen voor zover die met uw beperking in verband staan? Welke wensen t.a.v. de internetdiensten heeft u? Maakt u op andere wijze gebruik van de computer? Problemen? Andere opmerkingen t.a.v. studeren aan de OUNL? Bent u bereid mee te werken aan het beproeven en beoordelen van de tussentijdse producten die uit het project voortvloeien?
6.4.1
Resultaten enquête algemeen
Een substantieel deel van de benaderde studenten maakt geen gebruik van de internetdiensten van de OUNL. Voor een aantal studenten is niet de beperking de reden dat men er geen gebruik van maakt, maar eerder dat er geen noodzaak is om Studienet te gebruiken. Studenten die wel gebruik maken van Studienet (en andere internet- en emailfaciliteiten) lopen vaak tegen problemen aan die enerzijds kunnen worden opgevangen met externe maatregelen (bijv. Daisy-apparatuur, onderwijsmaterialen op cd-rom), maar anderzijds blijven zij problemen ontmoeten waarvoor oplossingen te realiseren zijn. Met name voor slechtziende studenten leveren te kleine lettertypes problemen op. Zij zouden er bij gebaat zijn als er mogelijkheden zouden zijn om lettergrootte op eenvoudige wijze aan te passen. Ook kunnen een rustige achtergrond en een heldere opbouw van webpagina's bijdragen aan de toegankelijkheid. Slechthorenden kan men tegemoetkomen door ervoor te zorgen dat auditieve elementen op een alternatieve manier toegankelijk zijn, bijv. door altijd ondertiteling aan te brengen in videoprogramma's. Sommige studenten geven in het algemeen aan dat er ook behoefte is aan een goede opbouw van de sites (structuur, navigatie); daarnaast is er de wens om een beknopte site te maken voor mensen met een handicap i.v.m. vragen en het geven van informatie aan elkaar.
6.4.2
Resultaten enquête per categorie gehandicapten
Studenten met visuele beperkingen Een groep van 21 studenten met visuele beperkingen kon worden benaderd. Hoewel in deze groep vele gradaties voorkomen (van beperkt slechtziend tot blind) worden in het algemeen de volgende problemen gesignaleerd: - te kleine lettertypes; - slechte leesbaarheid van witte tekst op blauwe achtergrond; - problemen met het zien van details waardoor het lezen erg traag gaat; - problemen met het zien van kleur op kleur, bijv. blauwe tekst op een rode achtergrond; - te kleine pictogrammen; - problemen die te maken hebben met onduidelijke structuur en navigatieproblemen; - moeilijke toegang tot de gesloten discussiegroepen. De desbetreffende studenten geven aan dat een aantal maatregelen hen al tegemoet kan komen: - de mogelijkheid hebben om websites eenvoudig te vergroten; - voldoende contrast aanbrengen in het aangeboden materiaal: beter contrasterende kleuren van tekst en achtergrond; liefst donkere achtergrond en lichte, rustige kleur tekst; - kleuren kunnen verwijderen; IMPULS 2004 'Verruiming toegankelijkheid Internetdiensten OUNL'
18
-
websites rustiger van aard maken: beeld rustig maken met een vlak beeld, geen bewegende zaken en een rustige achtergrond; tekst omzetten in geluid; teksten in dikke, zwarte letters plaatsen tegen een witte of anders een heel licht gekleurde achtergrond; computerbril; vergrotingsapparatuur, vergrotingssoftware en een extra groot beeldscherm; vergrootglasoptie van Windows XP; beeldschermloep; voor blinden: tekst omzetten in braille op de brailleregel op het toetsenbord.
Studenten met auditieve beperkingen Vier van de elf respondenten maken geen gebruik van Studienet uit onwetendheid over de mogelijkheden hiervan (twee respondenten) of omdat de student geen internetverbinding heeft of omdat de student vindt dat het slechts beperkte toegevoegde waarde heeft. De overigen maken in meer of mindere mate gebruik van Studienet. De meesten ervaren geen problemen als gevolg van hun handicap. Eén res pondent heeft wel problemen doordat hij sterk afhankelijk is van liplezen. Deze categorie studenten ervaart in het algemeen problemen met video- en audio -onderdelen. Deze studenten kan men tegemoet komen door alle video -onderdelen te ondertitelen en voor audio-onderdelen alternatieven te bieden zoals teksten. Studenten met auditieve beperkingen hebben baat bij (dure) hoortoestellen. Een bijkomend probleem is dat men minder gebruik maakt van groepsbijeenkomsten. Ook wijst men op mogelijke faciliteiten in de studiecentra zoals een ringleiding. Studenten met concentratieproblemen Een steekproef van deze categorie studenten is telefonisch benaderd. Voor zover deze studenten Studieof Infonet gebruiken, geeft geen enkele respondent aan ernstige problemen te ervaren als gevolg van de beperking. Studenten uit de categorie 'anders' Zoals te verwachten komen in deze categorie studenten voor met uiteenlopende beperkingen. Eén van de twee studenten met een vroeger herseninfarct ervaart problemen door 'dubbelzien', maar dit speelt ook bij het lezen van (cursus)boeken. Voor één van de twee studenten met een vroegere hersenvliesontsteking is het gebruik van Studienet te inspannend. De ander heeft last van overprikkeling door het scherm en gebruikt daarom geen PC (ziet graag dat alle digitale materiaal ook schriftelijk toegankelijk is). Een student met RA (Reumatoide artritis) maakt gebruik van Studienet, ervaart problemen maar die houden geen verband met de beperking. Een student met focale dystonie (spasme) maakt geen gebruik van Studienet, nog niet nodig, misschien later. Ook treffen we hier een student aan met concentratieproblemen (ziekte van Meniere), die ook kampt met visuele problemen. Gebruikt geen Studie-/Infonet vanwege 'onoverzichtelijkheid', maar dat heeft niet te maken met de beperking. Wil graag via het net meer inhoudelijke, aanvullende informatie over cursussen, proeftentamens, e.d.. Een student met lage rugklachten geeft aan dat hij Studie-/Infonet probleemloos gebruikt. Een student met sclerodermie die slechts kort achtereen gebruik van de handen kan maken, gebruikt Studie-/Infonet niet, misschien wel in de naaste toekomst. Tot slot een student die herniapatiënt is en zonder problemen Studienet gebruikt.
De inventarisatie van typen handicaps waarmee wij rekening willen houden, levert ons een groot aantal hardwarematige en softwarematige voorzieningen op alsmede een scala van maatregelen die getroffen kunnen worden. De mate van toegankelijkheid van een website is de resultante van de handicap in relatie tot het type informatie (codering: tekst/beeld/geluid) en de kwaliteit van de website. In dit hoofdstuk bespreken we de voorzieningen die zich laten treffen op de werkplek van de student, d.w.z. extern. In het volgende hoofdstuk gaan we in op de interne voorzieningen, de voorzieningen die de instelling kan treffen. Aan het einde van hoofdstuk 8 (paragraaf 8.4) zetten we de externe en interne voorzieningen bij elkaar in een tabel.
7.1
Hardware en drivers
Studenten in de categorie 'blind en slechtziend' en studenten in de categorie 'motorisch beperkt' kunnen gebruik maken van hardwarematige voorzieningen met bijbehorende software (stuurprogramma of 16 driver). Bij hardware die de categorie 'blind en slechtziend' ter beschikking staat kan men denken aan spraaksynthesizers die de tekst van het computerscherm voorlezen. Synthetische stemmen zijn er in verschillende vormen. In het begin waren ze hardwarematig, maar sinds de komst van Windows zijn er heel wat softwarematige synthetische stemmen ontwikkeld. Schermuitleesprogramma's of screenreaders helpen blinde en slechtziende computergebruikers om te weten wat op het scherm verschijnt. Ze kunnen de tekst vergroten, de tekst voorlezen, de tekst in braille weergeven op een brailleleesregel of een combinatie van deze drie. Bij hardware die de categorie 'motorisch beperkt' ten dienste staat, kan men denken aan mond- en andere muizen, spraakherkenning, woordvoorspelling (bijv. met Skippy), schermtoetsenbord (in Windows zelf of met Keyvit), aanraakschermen, sip-and -puff invoer, alternatieve toetsenborden, joysticks, oogbesturing 17 (i.c.m. bijvoorbeeld Dasher e.d. software).
7.2
Instellingen Windows
Naast het gebruik van specifieke hardware kan de gehandicapte student gebruik maken van de mogelijkheden die Windows biedt om het eigen computerscherm in te stellen. Enerzijds moet de website van de informatieverstrekker die instelmogelijkheden ondersteunen, anderzijds moet de student de instelmogelijkheden van Windows optimaal benutten. Naast Windows zijn er ook andere besturingssystemen (Apple, Linux), maar we concentreren ons op Windows omdat we studenten bij de OUNL een Windows -computer met Microsoft-software aanbevelen. De reden hiervoor is dat alle toelichtingen, oefeningen en voorbeelden op Studienet betrekking hebben op deze configuratie, die ook door de medewerkers van de OUNL wordt gebruikt. Bovendien moet het een Windows-computer zijn indien men die wil gebruiken om de COO- programma's van de OUNL te bestuderen. Onderstaande opsomming geeft aan wat een slechtziende/blinde student kan doen om de informatievoorziening voor zichzelf te optimaliseren. Het inladen van afbeeldingen uitschakelen Omdat een niet-ziende geen nut heeft van de afbeeldingen op een pagina, kan het inladen ervan beter uitgeschakeld zijn. Vooral met een trage internetverbinding, kan dit de wachttijden drastisch beperken. Ook als een slechtziende graag de alt-tags te zien krijgt, is het nuttig om het inladen van afbeelding en uit te zetten. Het inladen en weergeven van GIF-animaties uitschakelen GIF -animaties zijn figuurtjes die continu bewegen om de pagina 'op te vrolijken'. Omdat een niet -ziende geen nut heeft van deze animaties, kan het inladen ervan beter uitgeschakeld zijn. Uitschakelen heeft ook 16
over pc-aanpassingen en gebruik windows voor leesgehandicapten: http://www.blindsupport.be/index.php Computer ook voor mensen met visuele beperkingen: http://members.home.nl/trapveld/ 17 Oogbesturing voor visueel gehandicapten: http://www.handicheck.net/artikel323.html Computeraanpassingen, verslag van ergotherapeute op http://www.msvnamsterdam.nl/ IMPULS 2004 'Verruiming toegankelijkheid Internetdiensten OUNL'
20
hier als voordeel dat men niet lang hoeft te wachten op het inladen bij een trage internetverbinding. Ook als een slechtziende graag de alt-tags te zien krijgt, is het nuttig om het inladen van GIF-animaties uit te zetten. Het uitvoeren van JavaScripts uitschakelen JavaScripts zijn kleine programma's, die in de computer binnengehaald worden en die op een internetpagina uitgevoerd worden. Met hulpmiddelen voor niet-zienden kunnen deze JavaScripts doorgaans niet gebruikt worden. Het binnenhalen van een pagina met JavaScripts gaat veel sneller indien de Java-functionaliteit van de browser wordt uitgeschakeld. Het inladen en weergeven van geluid uitschakelen Gebruikers van een spraaksynthesizer kunnen geluidsfragmenten op een webpagina als storend ervaren. Indien gewenst kan men geluidsfragmenten op webpagina's uitschakelen. Verwijderen van overbodige knoppenbalken Als men sneltoetsen gebruikt in plaats van de muis, zal men de knoppenbalken van de browser niet gebruiken. Om op het beeldscherm wat meer ruimte te creëren voor de eigenlijke webpagina's, kan men de knoppenbalken verwijderen. Instellen van lettertypes Als een slechtziende meer leescomfort ervaart bij het gebruik van één welbepaald lettertype, dan kan hij dit in de browser instellen. Het internetprogramma zal vanaf dat ogenblik elke pagina in dit lettertype tonen. Instellen van kleuren Als een slechtziende meer leescomfort ervaart bij het gebruik van welbepaalde kleurcombinaties, dan kan hij de tekst- en achtergrondkleuren via de browser instellen. Het internetprogramma zal vanaf dat ogenblik elke pagina met deze kleurencombinaties tonen. De zoomfunctie Wie problemen heeft met de tekstgrootte op de pagina's: in de meeste browsers is een zoom -functie beschikbaar. De toegankelijkheidsopties Tot slot bieden sommige browsers nog enkele extra toegankelijkheidsfuncties. Zie voor de bespreking van de instellingen bij Internet Explorer, bij Netscape Communicator (Morzilla) en bij Opera: http://www.blindsurfer.be/bsi009N.htm
7.3
Instellingen websites
Een derde optie om de informatievoorziening sterk te verbeteren, is de gehandicapte student een alternatief te bieden voor de onderdelen in de website die problemen op kunnen leveren. Dat kan op uiteenlopende manieren, van een simpel e aanpak tot een complexe oplossing. Een aanpak die de gemeente Den Bosch heeft toegepast, is de bezoeker de keuze geven om de website met alle multimediale voorzieningen te bekijken of de tekstvariant daarvan te bekijken waarin alle multimediale en dynamische onderdelen door teksten zijn vervangen. Een meer complexe aanpak is de bezoeker bij elke multimediale of dynamische component (video, audio, flash, stills) de keuze te geven voor een alternatieve tekstgeoriënteerde route. De meest eenvoudige aanpassing is een schermkeuze op de homepage van de website waarmee de lettergrootte kan worden ingesteld, bijvoorbeeld drie pictogrammen van een loep met A A A. Of een keuze uit (1) kleur, (2) zwarte letters op een witte 18 achtergrond, (3) witte letters op zwart. Het gaat hier dus om keuzen die de student kan maken. Voorwaarde om studenten keuzen te laten maken betekent wel dat men die keuzemogelijkheden moet aanbieden. En om daaraan tegemoet te komen dient de instelling daartoe voorzieningen te treffen. Het gaat dan om interne voorzieningen zoals we die in hoofdstuk 8 beschrijven.
18
Zwart op wit / wit op zwart of zwart op geel: http://www.hulpmiddelenadvies.nl instelbare lettergrootte: http://www.computerenhandicap.nl/kop.html en http://www.netkwesties.nl/ voorbeeld van opmaak wijzigen: wit op zwart, grote letters, geen css: http://www.bitje-special.hccnet.nl/index2.html IMPULS 2004 'Verruiming toegankelijkheid Internetdiensten OUNL'
21
8
Interne voorzieningen: programma van eisen
Om de internetdiensten van de OUNL optimaal toegankelijk te laten zijn voor gehandicapte studenten, kan de instelling een aantal maatregelen en voorzieningen treffen. Die maatregelen en voorzieningen zijn af te leiden uit het programma van eisen. In het programma van eisen formuleren wij de criteria waaraan vernieuwde internetdiensten van de OUNL moeten voldoen, willen deze netten optimaal toegankelijk zijn. Ook niet -gehandicapte studenten zullen profiteren van de verbeteringen in de informatievoorziening. Het programma van eisen is samengesteld uit de specifieke voorwaarden (afgeleid uit de eis die de specifieke hardware en software stelt), uit de algemene voorwaarden (afgeleid uit de mogelijkheden binnen Windows om het user interface naar persoonlijke voorkeur in te stellen) en uit de eisen die multimedia alternatieven stellen (afgeleid uit de keuzemogelijkheden die de OUNL haar gehandicapte studenten zou kunnen bieden).
8.1
Specifieke voorwaarden
De specifieke hardware waar de gehandicapte student gebruik van kan maken, wordt aangestuurd door stuurprogramma's of drivers. Wil deze specifieke software op de werkplek (extern) een vertaling kunnen mak en van de data die een website aanlevert naar de data die de hardware kan verstaan, dan dienen de tekens ASCII gecodeerd te zijn. Teksten die door middel van grafische afbeeldingen worden doorgegeven, laten zich niet vertalen. Alle commando's dienen ASCII gecodeerd te zijn. Die eis komt er op neer dat de informatie volledig via het toetsenbord bekeken of uitgelezen kan worden en de bezoeker van de website nergens afhankelijk is van de muis als aanwijzer.
8.2
Algemene voorwaarden
Wil de student gebruik kunnen maken van de instelmogelijkheden die Windows hem biedt, dan moet de programmatuur waarmee de website is opgezet aan een aantal algemene voorwaarden voldoen. Hiertoe 19 heeft het World Wide Web Consortium (W3C) richtlijnen ontwikkeld. Voor de betrokken professionals zijn die richtlijnen naar ijkpunten omgezet. In onderstaande lijst geven we de ijkpunten weer die voor onze problematiek van belang zijn. Algemeen W3C ijkpunt 1.1: Lever een tekstequivalent voor elk niet-tekstueel element. W3C ijkpunt 2.1: Zorg ervoor dat alle informatie die met behulp van kleur wordt overgebracht ook beschikbaar is zonder kleur, bijvoorbeeld uit de context of uit de opmaak. W3C ijkpunt 4.1: Geef duidelijk veranderingen aan in de natuurlijk taal van de documenttekst en van alle tekstequivalenten (bijvoorbeeld onderschriften). W3C ijkpunt 6.1 : Organiseer documenten zo dat ze zonder stylesheets gelezen kunnen worden. Als bijvoorbeeld een HTML-document wordt weergegeven zonder bijbehorende stylesheets, moet het nog steeds mogelijk zijn om het document te lezen. W3C ijkpunt 6.2: Zorg ervoor dat equivalenten voor dynamische content worden geactualiseerd, als de dynamische content verandert. W3C ijkpunt 7.1: Geef het scherm geen gelegenheid om te flikkeren totdat user agents gebruikers in staat stellen flikkering te sturen. W3C ijkpunt 14.1: Gebruik de duidelijkste en eenvoudigste taal die zich leent voor de content van een site. En als je afbeeldingen en images maps gebruikt W3C ijkpunt 1.2: Lever tekstlinks voor ieder actief gebied van een server-side image map. W3C ijkpunt 9.1: Lever client-side image maps in plaats van server-side image maps behalve waar de gebieden niet kunnen worden gedefinieerd met behulp van een beschikbaar geometrisch model. En als je tabellen gebruikt W3C ijkpunt 5.1: Voor tabellen met data: geef rij- en kolom-headers aan. W3C ijkpunt 5.2: Gebruik voor datatabellen met twee of meer logische niveaus van rij- of kolomheaders opmaak om data- en headercellen te associëren.
En als je frames gebruikt W3C ijkpunt 12.1: Geef elk frame een titel, zodat je identificatie en navigatie van een frame vergemakkelijkt. En als je applets en scripts gebruikt W3C ijkpunt 6.3: Zorg ervoor dat pagina's bruikbaar zijn, als scripts, applets of andere programmaobjecten uitstaan of niet worden ondersteund. Als dit niet mogelijk is, lever dan equivalente informatie op een alternatieve toegankelijke pagina. En als je multimedia gebruikt W3C ijkpunt 1.3: Totdat user agents automatisch de tekst van een beeldspoor hardop kunnen voorlezen kan je een auditieve beschrijving geven van de belangrijke informatie van het beeldspoor van een multimediapresentatie. W3C ijkpunt 1.4: Voor iedere tijdgerelateerde multimediapresentatie, bijvoorbeeld een (animatie)film, kan je equivalente alternatieven synchroniseren (bijvoorbeeld onderschriften of auditieve beschrijvingen van het beeldspoor) met de presentatie. En als het overige niet lukt W3C ijkpunt 11.4: Als je ondanks alle inspanningen geen toegankelijke pagina kan creëren, lever dan een link naar een alternatieve pagina die W3C-technologieën gebruikt, toegankelijk is, equivalente informatie (of functionaliteit) heeft en even vaak wordt geactualiseerd als de ontoegankelijke (oorspronkelijke) pagina.
8.3
Multimedia alternatieven
Studenten in de categorie 'blind en slechtziend' en studenten in de categorie 'doof en slechthorend' zullen gebruik kunnen maken van alternatieve routes voor multimediale of dynamische onderdelen in de informatievoorziening (video, audio, flash en stills). Een alternatief dat we de categorie 'blind en slechtziend' voor beeldmateriaal kunnen bieden, is het videomateriaal voorzien van een commentaarstem die de getoonde beelden benoemt en van toelichting voorziet. Ook kan de boodschap die met de video wordt overgebracht in een tekst worden samengevat. Een alternatief dat we de categorie 'doof en slechthorend' kunnen bieden in geval van geluidsfragmenten met gesproken woord, is deze fragmenten te voorzien van ondertitels. Een dialoog, interview of groepsgesprek zouden we kunnen uitschrijven en het protocol opvraagbaar maken. Waar van gesproken woord gebruik wordt gemaakt, zouden de sprekers zich op korte, heldere uitspraken moeten toeleggen.
In onderstaande tabel vatten we de maatregelen samen die de student kan treffen (E = extern) en de maatregelen die de instelling kan treffen (I = intern). tekst
beeld
geluid
dyslectisch
I korte zinnen
n.v.t.
n.v.t.
blind & slechtziend
E braille leesregel E omzetter tekst>braille E omzetter tekst>geluid E tekst vergroter E instellen lettertype E instellen contrast E gebruik zoomfunctie E grotere monitor
E ‘inladen beelden’ uit E ‘inladen animaties’ uit E javascripts blokkeren
n.v.t.
I correcte tabellen I correcte frames
I commentaarstem I samenvatting in tekst
n.v.t.
E instellen kleuren
E instellen kleuren E Daltoniseren
n.v.t.
I voldoende contrast
I voldoende contrast
n.v.t.
doof & slechthorend
n.v.t.
n.v.t.
I ondertiteling I protocolleren I korte zinnen
motorisch beperkt
E spraakbesturing E oogbesturing E aanraakbesturing
Tabel 5: Overzicht van interne en externe voorzieningen Alvorens prioriteiten vast te stellen en onderdelen van de internetdiensten te kiezen waarvoor prototypes kunnen worden ontworpen, moet vaststaan op welke wijze we de toegankelijkheid van de internetdiensten willen verbeteren. Willen we de bezoeker van één van de netten van de OUNL bij binnenkomst een keuze bieden, bijv. voor een tekstgeoriënteerde route? Of willen we in de internetdiensten verbeteringen aanbrengen door waar nodig alternatieve routes in te bouwen? Onze analyse van de problematiek van toegankelijkheid van websites wijst niet uit dat elk van de categorieën gehandicapte personen met een exclusief pakket maatregelen kan worden geholpen. Ook staat de inspanning om een website in diverse versies te ontwikkelen niet in verhouding tot het extra gemak dat de alternatieve routes opleveren voor de gehandicapte student. Om die redenen kiezen we niet voor Studienet in twee of meer versies maar voor één Studienet met waar mogelijk een alternatief voor lastige onderdelen zoals multimediale content. De volgende metafoor kan deze keuze verduidelijken. Een toegankelijke stoep (website) heeft of helemaal geen opstap (bevat geen lastige componenten) of heeft opritten en afritten voor invalidenwagens (een IMPULS 2004 'Verruiming toegankelijkheid Internetdiensten OUNL'
24
directe schakel naar het alternatief en terug). Er zijn voldoende redenen om stoepen verhoogd aan te leggen (multimediadrempels) en die van opritten en afritten (schakels naar samenvattende tekst, commentaarstem, e.d.) te voorzien. Er hoeven dan geen gescheiden paden aangelegd te worden, één voor gehandicapten en één voor de overige personen. Het pad dat voor ieder wordt aangelegd moet geen belemmeringen opwerpen en moet waar relevant een keuze voor het alternatief bieden.
Toetsing Internetdiensten a.d.h.v. het programma van eisen
In dit hoofdstuk beschrijven we vanuit expertperspectief in hoeverre binnen Studienet voldaan is aan de eisen van een voor gehandicapten toegankelijk website. We hebben getoetst of het huidige Studienet voldoet aan de richtlijnen van W3C voor zover dat de toegankelijkheid betreft van gehandicapte studenten. De toets is uitgevoerd in het voorjaar 2005. Gezien de omvang van Studienet was het ondoenlijk om elke pagina systematisch te toetsen op alle toegankelijkheidsaspecten. Daarom hebben we een search uitgevoerd naar representatieve pagina's van Studienet waar zich toegankelijkheidsproblemen voordoen. Ofschoon de gevonden toegankelijkheidsproblemen specifiek zijn voor de onderzochte pagina's geldt vaak dat de problemen zich ook voordoen op andere pagina's in Studienet. We hebben de toetsing van Studienet uitgevoerd aan de hand van de volgende opdrachten: Algemeen 1.1: Open de webpagina in de Opera browser en druk op de 'g'-toets om de weergave van afbeeldingen aan en uit te zetten. Daar waar 'image' of 'afbeelding' op de plek van de afbeelding staat ontbreekt het alt-attribuut of heeft deze een lege alt-tekst gekregen. 2.1: Een pagina bekijken in grijstinten kan als volgt: open de te bekijken webpagina in Internet Explorer (met JavaScript ondersteuning aan) en type dan het volgende in de adresbalk in: javascript:document.body.style.filter='gray()'; void(null); Ga na of er informatie verloren gaat doordat de kleuren niet duidelijk te onderscheiden zijn. 4.1: Scan de tekst op taalwisselingen. Als er woorden of zinnen gevonden worden in een andere taal, kijk dan of er in de HTML broncode ook gebruik is gemaakt van het lang-attribuut. 6.1: Met de testtool Snoop kan een webpagina bekeken worden zonder style sheets. Controleer of alles nog goed leesbaar is. 6.2: Zoek naar dynamische inhoud en controleer of de (tekst)equivalenten ook mee veranderen. Voorbeelden van dynamisch inhoud zijn: grafieken van beurskoersen, (reclame) banners, loopteksten, enz. 7.1: Inspecteer een webpagina visueel op flikkeringen die hinderlijk kunnen zijn en eplieptische aanvallen kunnen veroorzaken. Controleer vervolgens of het flikkeren gestopt kan worden. 14.1: Controleer of de zinnen niet te lang zijn (max. 18 woorden) en of er niet te veel moeilijke woorden gebruikt zijn waar eenvoudige alternatieven voor zijn. Als men afbeeldingen en image maps gebruikt 1.2: Kijk of er bij een image map coördinaten in de statusbalk weergegeven worden. In dat geval is er sprake van een server-side image map. Controleer vervolgens of er alternatieve tekstlinks zijn geleverd binnen dezelfde webpagina. 9.1: Ga na of de server -side image maps kunnen worden vervangen door client-side image maps. En als men tabellen gebruikt 5.1: Zoek visueel naar datatabellen en controleer de broncode. Controleer of de kolom - en/of rijkoppen zijn voorzien van
-elementen. 5.2: Zoek visueel naar complexe datatabellen. Complexe datatabellen zijn tabellen waar minimaal twee logische niveaus zijn gebruikt voor de kolom en/of rijkoppen. Controleer of
-elementen zijn gebruikt voor de kolom- en/of rijkoppen. Controleer of de datacellen op correcte wijze zijn geassocieerd met de kopcellen door middel van het scope- of headers-attribuut. Als men frames gebruikt 12.1: Bekijk de HTML broncode van de webpagina waarin de frames zijn gedefinieerd. Controleer of er title-attributen zijn gebruikt bij ieder frame element en of de title-tekst duidelijk aangeeft wat er in het betreffende frame te vinden is.
Als men applets en scripts gebruikt 6.3: Roep de pagina op in Opera en schakel via F12 JavaScript uit. Herlaad de pagina en controleer of alle informatie nog leesbaar is en of alle functionaltieit nog werkt: werken de links nog, kunnen formulieren nog verzonden worden, zijn submenus nog bereikbaar, enz. Als men multimedia gebruikt 1.3: Zoek naar videobeelden en controleer of een auditieve beschrijving van datgene dat in beeld gebeurt aanwezig is. Het kan ook zijn dat er een losse tekstversie is van de ondertiteling die in het videobeeld is ingebed. 1.4: Zoek naar multimediapresent aties (audio/video/PowerPoint/enz.) en controleer of daadwerkelijk een gesynchroniseerde ondertiteling of auditieve beschrijving wordt bijgeleverd. En als al het overige niet lukt 11.4: Controleer of er een toegankelijk alternatief is voor een grafische webpagina die niet toegankelijk is. Ga na of het alternatief goed bereikbaar is en daadwerkelijk toegankelijk.
Bevindingen n.a.v. de analyse. Er -
is getest op: Windows XP SP2 IE 6.0.2900 Opera 7.54 Mozilla Firefox 1.0
Algemeen W3C ijkpunt 1.1: Lever een tekstequivalent voor elk niet-tekstueel element. Uitzetten van tonen van afbeeldingen: - IE: menu-optie Tools -> Internet Options -> tabblad Advanced, onderdeel Multimedia, “show pictures” uitzetten. - Opera: drukken op “g” http://www.extranet.ou.nl/studie-alg-werkplek/ (Studienet-homepage): - IE: bij hoveren over “button”-plaatjes verschijnen de plaatjes weer (niet bij Opera) - Opera: sommige knop-plaatjes zijn helemaal verdwenen - Firefox: alle plaatjes helemaal verdwenen - geen tekstequivalent aanwezig voor plaatjes - bij aanstaan van plaatjes: bij gebruik van de tab-toets i.p.v. de muis verspringt wel de focus, maar wordt het focus-plaatje niet getoond http://www.extranet.ou.nl/studie-cursus-b43312/menu/start.htm: - afbeeldingen-menu (imagemap): geen alternatieftekst voor plaatjes, wel blijft menutekst zichtbaar - imagemap in zijn geheel niet zichtbaar op Firefox
W3C ijkpunt 2.1: Zorg ervoor dat alle informatie die met behulp van kleur wordt overgebracht ook beschikbaar is zonder kleur, bijvoorbeeld uit de context of uit de opmaak. Uitzetten van tonen van kleuren: - IE: menu-optie Tools -> Internet Options -> tabblad General, klik op accessibility, “ignore colors….” aanzetten http://www.extranet.ou.nl/studie-alg-werkplek/ (Studienet-homepage): - IE: vrijwel alles goed leesbaar, behalve enkele plaatjes-knoppen (“STUDIENET”) - overweging: wat moet er gebeuren met Flash-animaties, en anderssoortige video? Aanbeveling: maak 2 typen (1 in kleur, en 1 in grijstinten), en toon het type overeenkomend met de gebruikersinstelling - vergelijk bijvoorbeeld http://www.drempelsweg.nl/ -> heeft eigen knop om in kleur of zwart-wit weer te geven; werkt echter alleen indien gebruiker zelf accessibility niet op “ignore colors..” heeft ingesteld IMPULS 2004 'Verruiming toegankelijkheid Internetdiensten OUNL'
27
W3C ijkpunt 4.1: Geef duidelijk veranderingen aan in de natuurlijke taal van de documenttekst en van alle tekstequivalenten (bijvoorbeeld onderschriften). Bekeken is taalwisseling (stuk Engels in Nederlandse tekst) op: http://www.extranet.ou.nl/studie-cursus-o20411/studietaak1/index.htm - in sourcecode staat vóór begin van Engelse gedeelte “lang=JA” -> audioprogramma zal de nu volgende tekst met Japans/Javaans-accent gaan afspelen?? => moet zijn “lang=EN” - aan het begin van alle andere tekst moet komen: “lang=NL” - er moet ook een “lang=…”-code komen aan het begin van de alttekst voor plaatjes
W3C ijkpunt 6.1: Organiseer documenten zo dat ze zonder stylesheets gelezen kunnen worden. Als bijvoorbeeld een HTML-document wordt weergegeven zonder bijbehorende stylesheets, moet het nog steeds mogelijk zijn om het document te lezen. Testen op stylesheets is mogelijk met Snoop (bijvoorbeeld op http://www.accessibility.nl/internet/tools/snoop). Dit werkt echter niet op Studienet: wordt niet toegelaten tot Studienet-server. Instellen via IE: menu-optie Tools -> Internet Options -> tabblad General, klik op accessibility, dan “Format documents using my style sheet” aanvinken, en linken aan stylesheet “leeg.css”; verder moeten “ignore colors..”, “ignore font sizes..” en “ignore font styles…” aangevinkt zijn. Gekeken naar bijvoorbeeld: http://www.extranet.ou.nl/studie-cursus-c40312/, of ook http://www.extranet.ou.nl/studie-cursus-o20411/studietaak1/index.htm: - sommige teksten blijken door elkaar heen te lopen - linker venstergedeelte (met menu-opties) is te smal
W3C ijkpunt 6.2: Zorg ervoor dat equivalenten voor dynamische content worden geactualiseerd, als de dynamische content verandert. Er is geen dynamische content gevonden op Studienet.
W3C ijkpunt 7.1: Geef het scherm geen gelegenheid om te flikkeren totdat user agents gebruikers in staat stellen flikkering te sturen. Er zijn geen flikkeringen gevonden op Studienet.
W3C ijkpunt 14.1: Gebruik de duidelijkste en eenvoudigste taal die zich leent voor de content van een site. Gekeken naar woordlengte en aantal woorden per zin: - wat betreft woordlengte niets schrikbarends gevonden - heel veel zinnen bevatten meer dan 18 woorden
Gebruik van afbeeldingen en images maps W3C ijkpunt 1.2: Lever tekstlinks voor ieder actief gebied van een server-side image map. Geen server-side image maps gevonden. Omdat server-side image maps meestal niet toegankelijk zijn, heeft het de voorkeur waar mogelijk voor een client -side image map te kiezen. Uiteraard dienen ook client-side image maps te zijn voorzien van tekstlinks. W3C ijkpunt 9.1: Lever client-side image maps in plaats van server-side image maps behalve waar de gebieden niet kunnen worden gedefinieerd met behulp van een beschikbaar geometrisch model. Alleen client-side image maps gevonden.
Gebruik van tabellen W3C ijkpunt 5.1: Voor tabellen met data: geef rij- en kolom-headers aan. Er zijn verschillende pagina's met tabellen bekeken. Over het algemeen ontbreken headers (geen
elementen). W3C ijkpunt 5.2: Gebruik voor datatabellen met twee of meer logische niveaus van rij- of kolomheaders opmaak om data- en headercellen te associëren. Bekeken: http://www.extranet.ou.nl/studie-scholing-w04115/studietaak_14/studietaak_14.htm - ook hier geen
-elementen aanwezig
Gebruik van frames W3C ijkpunt 12.1: Geef elk frame een titel, zodat je identificatie en navigatie van een frame vergemakkelijkt. Er zijn verschillende pagina's bekeken die gebruik maken van frames. Het <TITLE>-attribuut wordt weliswaar gebruikt, maar de betekenis is niet altijd duidelijk.
Gebruik van applets en scripts W3C ijkpunt 6.3: Zorg ervoor dat pagina's bruikbaar zijn, als scripts, applets of andere programmaobjecten uitstaan of niet worden ondersteund. Als dit niet mogelijk is, lever dan equivalente informatie op een alternatieve toegankelijke pagina. Bekeken: http://www.extranet.ou.nl/studie-cursus-s06221/paginas/studietaak1/index.htm - met Opera: na uitschakelen JavaScript (via F12 -> uitvinken van JavaScript) verdwijnen de uitklapmenu’s (zijn gemaakt in JavaScript) - Firefox: werkt identiek aan Opera (uitschakelen JavaScript via Tools -> Options -> Web Features -> “enable JavaScript” uitvinken) - aanbeveling: o links anders oplossen (bijvoorbeeld allemaal tegelijk vertonen) o of test inbouwen op JavaScript -> als dat niet aanstaat, dan alternatief voor uitklapmenu inbouwen (HTML i.p.v. JavaScript, bijvoorbeeld bij klikken op “+” springen naar nieuwe pagina) Gebruik van multimedia W3C ijkpunt 1.3: Totdat user agents automatisch de tekst van een beeldspoor hardop kunnen voorlezen kan je een auditieve beschrijving geven van de belangrijke informatie van het beeldspoor van een multimediapresentatie. Bekeken: rtsp://streaming.ou.nl/studie/cursus/e35312/inleiding.rm - behoort bij cursus Management Accounting (inloggen noodzakelijk) - streaming media, afspelen via realplayer - alternatief (tekst/audio) is hier niet aanwezig
W3C ijkpunt 1.4: Voor iedere tijdgerelateerde multimediapresentatie, bijvoorbeeld een (animatie)film, kan je equivalente alternatieven synchroniseren (bijvoorbeeld onderschriften of auditieve beschrijvingen van het beeldspoor) met de presentatie. Niet gevonden (audio zou aanwezig moeten zijn bij Arrondissement Zomerweelde, maar link blijkt niet te werken). IMPULS 2004 'Verruiming toegankelijkheid Internetdiensten OUNL'
29
En als het overige niet lukt W3C ijkpunt 11.4: Als je ondanks alle inspanningen geen toegankelijke pagina kan creëren, lever dan een link naar een alternatieve pagina die W3C-technologieën gebruikt, toegankelijk is, equivalente informatie (of functionaliteit) heeft en even vaak wordt geactualiseerd als de ontoegankelijke (oorspronkelijke) pagina. Niet van toepassing.
10 Keuzen van onderdelen van Internetdiensten t.b.v. prototypen Met een vernieuwd Studienet dat volledig aan het programma van eisen voldoet, kan het merendeel van de knelpunten worden ondervangen. Waar content is opgenomen in een andere codering dan ASCII tekens, bijvoorbeeld audio, video, flash of grafische componenten, moet elke student naar het alternatief kunnen gaan en terug kunnen schakelen. Onze inspanning richt zich op de implementatie van een programma van eisen in onderdelen van Studienet. Die prototypen fungeren als voorbeeld hoe notoire knelpunten in Studienet zich laten verhelpen en anderzijds hoe voor lastige componenten alternatieve routes zijn te maken. Dat levert vooralsnog geen verbeterd Studienet op. Echter, bij het herontwerp en de implementatie van een vernieuwde Studienet kan ons programma van eisen één van de uitgangspunten worden. Het vernieuwde Studienet wordt dan voor een ieder maximaal toegankelijk, waarbij de student op relevante momenten kan kiezen voor het geboden alternatief. De schakelmomenten spelen in dit ontwerp een cruciale rol. Op elke plaats in Studienet moet de student kunnen kiezen voor een instelling van het user -interface dat bij zijn beperking of voorkeuren aansluit. Daartoe kan er naast de reeks standaardknoppen een weergaveknop worden opgenomen waarmee de student de lettergrootte kan aanpassen en waarmee de student alternatieve routes kan instellen voor ondermeer auditieve content, video content, flash(animatie) content en (foto)grafische content. Het keuzemenu bestaat uit het aanvinken van de opties: alternatief voor video (slechtziend of doof), alternatief voor audio (doof), alternatief voor flash (muisbeperkt), alternatief voor afbeeldingen (slechtziend of kleurenblind), instelbare lettergrootte (slechtziend)
Voor studenten met een handicap bevat het bestaande Studienet een aantal drempels, met name in de sfeer van multimediacomponenten. Wat als drempel wordt ervaren wisselt van student tot student. Bij elke drempel kan iedere student, ongeacht diens handicap, een alternatieve route kiezen. Wij maken voorlopig een alternatieve route voor een evident relevante videocomponent (prototype 1), audiocomponent (prototype 3), flashcomponent (prototype 5) en stillscomponent (prototype 7). Video kan evident relevant zijn als het gaat om de registratie van verschijnselen die gekend moeten worden, of als het interviews betreft of documentaires. Audio kan evident relevant zijn wanneer het complementaire codering betreft bij stills met complexe structuren, bij afbeeldingen van kunst, bij kaartmateriaal. Flash kan evident relevant zijn als het om simulatie van complexe processen gaat via interactieve animatie, bijvoorbeeld het functioneren van een motor onder wisselende omstandigheden. Naast de hierboven vermelde knelpunten kent Studienet ook een aantal drempels die een gevolg zijn van onhandige programmering m.b.t. zaken als vensters, frames, tabellen, stylesheets, of die een gevolg zijn van ondoordachte koppelingen, opmaak en redactie. Ook hiervoor geldt dat wat als knelpunt of als irritant wordt ervaren wisselt van student tot student. Waar mogelijk dienen we irritaties te voorkomen door elke student, of hij nu wel of geen handicap heeft, een route aan te bieden, welke de huidige onprofessionele route vervangt. Gezien de gesignaleerde problemen met schermteksten, venster- en interactiestructuren, maken we voor Studienet een verbeterde route voor een onderdeel dat een hoeveelheid niet voor het scherm geredigeerde tekst bevat (prototype 2), voor een onderdeel met een te verbeteren vensterstructuur (prototype 4) en voor een onderdeel met een verwarrende interactiestructuur (prototype 6). Een cursus van het type A biedt in het vernieuwde Studienet voor alle onderdelen een verbeterde route waar alle studenten van profiteren. Gehandicapte studenten profiteren daarenboven van de alternatieve routes op de plaatsen waar anders hun studievoortgang zou worden opgehouden. Een cursus van het type B is niet weggelegd voor gehoorgestoorde studenten die niet in staat zijn de relevante informatie in het aangeboden auditieve materiaal waar te nemen. (Bijna) dove studenten die ook met geavanceerde gehoorapparaten niet voldoende onderscheidend kunnen horen, zullen zo’n cursus niet kunnen volgen. We denken aan een cursus om fenomenen in muziek te kunnen aanwijzen en benoemen. Elke student zal daarin zijn eigen grenzen moeten bepalen. Voor dergelijke audiocomponenten kunnen we geen alternatief bieden. De leerinhoud is hier gekoppeld aan het medium geluid. Een cursus van het type C is voor slechtziende studenten die niet in staat zijn de relevante informatie in het aangeboden visuele materiaal waar te nemen, niet geschikt. We denken aan een cursus om fenomenen in kunstuitingen te kunnen aanwijzen en benoemen. Elke student zal daarin weer zijn eigen grenzen moeten bepalen. Voor dergelijke beeldcomponenten kunnen we geen alternatief bieden. De leerinhoud is hier gekoppeld aan het medium beeld (video, grafische en fotografische afbeeldingen, complexe schema’s e.d.).
11 Ontwikkeling en realisatie 11.1 Inleiding In het Impuls 2004-project “Verruiming toegankelijkheid Internetdiensten OUNL” is een aantal activiteiten uitgevoerd die ertoe moeten bijdragen dat de Internetvoorzieningen van de Open Universiteit Nederland (beter) toegankelijk zijn voor mensen met functionele beperkingen. Zoals aangegeven in de opdrachtafbakening vormden in de oorspronkelijke opzet Studienet en Infonet beide het onderzoeks- en vernieuwingsobject. Toch richt de scope van het project zich voornamelijk op het herontwerp en de herinrichting van Studienet en de websites die daarin zijn ondergebracht. Hiervoor is gekozen om studenten met name tegemoet te komen in hun studiefaciliteiten Vanuit de studie en analyses die in het project zijn uitgevoerd, is besloten om de prototypen te ontwerpen waarbij rekening wordt gehouden met verschillende toegankelijkheidaspecten: 1. interactiestructuur: het navigeren tussen onderdelen van de internetomgeving, binnen en tussen pagina's 2. pagina-indeling: functionele gebieden op de pagina die in een template is vast te leggen 3. pagina opmaak: vormgeving van de pagina -inhoud die we in een stylesheet is vast te leggen 4. media typering: voor de componenten video, audio, flash, stills, tekst (scherm/print) Juist op het punt om prototypen te gaan ontwikkelen voor de Studienetomgeving (in maart 2005), heeft het voornemen van College van Bestuur om de elektronische leeromgeving van de Open Universiteit Nederland te gaan baseren op de combinatie Blackboard/Edubox, definitief gestalte gekregen door het in gang zetten van de voorbereiding van de implementatie van Blackboard/Edubox. Deze beleidsbeslissing was reden om ons te beraden op mogelijke consequenties voor het project Impuls 2004. In ieder geval voldoende reden om stil te staan bij de vraag in hoeverre het wenselijk / zinvol is om de ingeslagen weg van een concentratie op het huidige Studienet te blijven volgen, dan wel een koerswijziging daarin uit te voeren.
11.2 Alternatieven Een aantal alternatieven diende zich aan. Keuze voor Blackboard/Edubox Binnen het project concentreren op de keuze voor Blackboard/Edubox. De vraag was echter in hoeverre wij invloed konden hebben op hoe de combinatie Blackboard/Edubox gestalte zou krijgen en hoe de inbedding in de praktijk zou verlopen. Een praktisch probleem was dat er nog geen Blackboardserver was ingericht en er ook nog geen definitieve termijn was waarop Blackboard in exploitatie zou worden genomen. Bekend is wel dat Blackboard in ieder geval een aantal standaardvoorzieningen heeft voor toegankelijkheid. Onderzoek naar welke mogelijkheden er nog extra kunnen worden gerealiseerd voor mensen met een functionele beperking en hoe dit kan worden gerealiseerd zou zinvol kunnen zijn. Keuze voor Studienet Studienet blijft nog enige tijd in de lucht (zeker tot eind 2006), hetgeen reden zou kunnen zijn om de ingeslagen weg voort te zetten en Studienet te gebruiken om ook richtlijnen af te geven voor andere omgevingen. Studienet kent een standaarddeel (de informatie-/catalogusfunctie) en de zgn. contentwebben, waarin bij een aantal cursussen de onderwijsmaterialen (werkboeken etc.) in speciaal aangemaakte websites worden onderbracht. In de nieuwe situatie wordt het standaarddeel ondergebracht in Blackboard. De cursussen die nu speciale contentwebben kennen en studenten daar via Studienet toegang toe verlenen, zullen weinig veranderen: de contentwebben zullen vooralsnog blijven bestaan en vanuit Blackboard kan er naar worden doorgelinkt. Echter, als in de contentwebben functionaliteiten worden geboden die ook in Blackboard zitten, is het op termijn verstandig van de Blackboard-functionaliteiten gebruik te gaan maken, aldus het implementatievoorstel Blackboard/Edubox. Gezien het feit dat de contentwebben nog niet zullen worden vervangen, is het mogelijk om binnen het project Impuls 2004 voor die omgeving een aantal prototypen uit te werken, zodat we op basis van die prototypen ervaringen m.b.t. toegankelijkheid kunnen opdoen en zinvolle informatie krijgen voor richtlijnen IMPULS 2004 'Verruiming toegankelijkheid Internetdiensten OUNL'
33
die men dient te hanteren bij toegankelijk maken van internetdiensten voor mensen met functionele beperkingen. Keuze voor Infonet Keuze voor Infonet zou op korte termijn een bepaalde spin-off kunnen hebben, omdat de plannen waren om in juli 2005 Infonet in aangepaste vorm voor studenten gereed te hebben. Alleen was in maart 2005 een te grote onzekerheid of er vanwege de deadline van het Infonetaanpassingen nog voldoende mogelijkheden zouden zijn om vanuit het project Impuls 2004 de toegankelijkheidsrichtlijnen binnen het Infonet te realiseren.
11.3 Keuze projectteam In het projectteam hebben we uitgebreid de keuzen en invulling overwogen die gemaakt moeten worden in het project Handicap en Studie. In de bespreking kwamen twee verschillende aanpakken van de problematiek aan de orde, t.w.: - kiezen voor een substantieel groter onderdeel van Studienet (contentweb) en hiervoor een alternatief contentweb te bouwen dat aan alle richtlijnen die we opstellen voldoet. Het vigerende en alternatieve contentweb kunnen naast elkaar gezet en vergeleken worden. Aan de hand van dit contentweb kunnen we de toegankelijkheidsproblematiek toelichten en illustreren en kunnen we richtlijnen afgegeven over de aanpak van de toegankelijkheidsproblematiek bij de internetdiensten van de OUNL. - het maken van prototypen voor de verschillende onderdelen van de internetdiensten die de OUNL kent, toegespitst op de aangewezen knelpunten. In deze aanpak stellen we praktische richtlijnen op ter verbetering van de toegankelijkheid van de vigerende elektronische internetdiensten van de OUNL zodat ze toegankelijk zijn voor mensen met functionele beperkingen en andere gebruikers van die diensten. De resultaten daarvan worden ondergebracht in een speciaal voor het project te ontwikkelen ‘OUNL-toegankelijkheidsweb’. Met dat web illustreren we waartoe onze richtlijnen voor nieuwe toegankelijke internetdiensten leiden en laten we zien hoe die richtlijnen gerealiseerd kunnen worden. Uiteindelijk zijn het de verschillende argumenten die voor en tegen de beide voorstellen zijn te opperen die hebben geleid tot het besluit om het project in grote lijnen verder in te vullen conform de opzet zoals we die in de tweede aanpak voorzien, nu het CVB besloten heeft de implementatie van Blackboard/Edubox verder in gang te zetten. Deze wending in de projectrealisatie, die met Handicap en studie is gecommuniceerd, biedt in ieder geval de mogelijkheid goed aan te sluiten op het voorwerk dat in het project is verricht. Hieronder staan de argumenten die meespelen in deze keuze. Vervolgens wordt uitgewerkt hoe we het project verder gestalte geven, zodat we in juli 2005 een gerealiseerd product hebben in de vorm van een OUNL-toegankelijkheidsweb waarmee we de toegankelijkheid van de huidige en toekomstige internetdiensten van de OUNL documenteren en kunnen demonstreren aan de opdrachtgever, de OUNLbetrokkenen en externe belangstellenden. Een belangrijk resultaat van dit project zal zijn dat we in het OUNL-toegankelijkheidsweb: - de verschillende toegankelijkheidsaspecten zullen beschrijven - aangeven op welke wijze de problematiek in technische zin kan worden opgelost en, indien dat niet mogelijk is voor bepaalde doelgroepen, op welke wijze alternatieve oplossingen zijn aan te dragen - deze oplossingen koppelen aan de richtlijnen (ijkpunten) van het W3C voor het maken van toegankelijke websites - oplossingen laten zien in gerealiseerde prototypen van gangbare en toekomstige internetdiensten van de OUNL en die duidelijk afzetten tegen tekortkomingen die zich in de huidige internetdiensten voordoen - de projectdocumentatie opnemen. De resultaten van het project zullen niet alleen toepasbaar zijn in de OUNL -situatie, maar zullen zich ook laten doorvertalen naar andere websites en internetdiensten buiten de OUNL. Argumentatie De aanpak waarbij we ervoor kiezen een OUNL-toegankelijkheidsweb te maken dat op meerdere elektronische diensten betrekking heeft dan alleen de contentwebben, onderbouwen we met de volgende argumenten:
De elektronische dienstverlening van de OUNL betreft niet alleen het contentweb van Studienet, maar ook Infonet, Blackboard/Edubox en andere diensten binnen Studienet. De relevante OUNL-diensten moeten dan ook in voorbeelden en non-voorbeelden aan bod komen. De specifieke vereisten van de uiteenlopende diensten en faculteiten moeten aandacht krijgen: wat zijn de problemen en de mogelijke oplossingen daarvoor. Alle medewerkers moeten ergens (h)erkenning van hun problematiek kunnen vinden. De boodschap van ons project mag niet zijn dat de problemen zich alleen voordoen bij een of twee geselecteerde contentwebben. Een contentweb is nooit representatief voor de inrichting van alle elektronische diensten van de OUNL. Bovendien biedt de keuze van één of twee contentwebben waarschijnlijk te weinig houvast om alle aspecten van de toegankelijkheidsprincipes goed te kunnen uitwerken. We moeten niet aan medewerkers vragen zelf de vertaling te maken van het voorbeeld contentweb naar de dienst waar zij voor verantwoordelijk zijn. Beter is om voor genoemde diensten te laten zien hoe de richtlijnen daar kunnen worden toegepast en welke technologie daarvoor beschikbaar is. Het OUNL-toegankelijkheidsweb moet een voorbeeldweb zijn waarin de richtlijnen worden gevolgd en dat voor gebruikers helder in elkaar steekt. Een web met het alternatieve contentweb (of delen daarvan) met links naar het vigerende contentweb en met links naar toelichtingen, laat zich niet makkelijk helder organiseren. Voor zowel een contentweb-omgeving als voor de Blackboard-omgeving kunnen we prototypen uitwerken zodat medewerkers direct daarmee aan de slag kunnen en direct op weg geholpen worden met programmatuur die aan de richtlijnen voldoet. De richtlijnen die we opstellen kunnen door het verantwoordelijke management van de OUNL worden gebruikt om stringente eisen te stellen aan de nieuw op te zetten ‘standaard Studienet -omgeving’ binnen Blackboard en aan contentwebben die (groepen van) medewerkers in Blackboard gaan opzetten. De rijkdom aan mogelijkheden om met studenten te communiceren (door al dat experimenteren in de diverse diensten en contentwebben) die medewerkers hebben ontwikkeld, moet recht worden gedaan. Dat mag je niet verengen tot één voorbeeld met specifieke content.
11.4 Uitwerking Bij de uitwerking van het project schenken we aandacht aan de elektronische leeromgevingen die aan de Open Universiteit Nederland worden gebruikt. Dat betekent dat er wordt aangesloten bij de analyses die zijn uitgevoerd bij de verschillende studentgroepen met functionele beperkingen bij de OUNL. Verder levert literatuuronderzoek dat is verricht input voor oplossingen die reeds voorhanden zijn op het gebied van de problematiek rond toegankelijkheid van internetdiensten voor gehandicapten en omtrent richtlijnen voor de bouw van toegankelijke websites. In het vervolg van het project zijn die bevindingen vertaald naar de praktijk van de OUNL. De praktijk van de toegankelijkheidsproblematiek werken we in het project uit aan de hand van de 4 toegankelijkheidsaspecten zoals we die in het project hebben onderscheiden: 1. interactiestructuur: het navigeren tussen onderdelen van de internetomgeving, binnen en tussen pagina's. - menustructuur - navigeerelementen weblocatie 2. pagina-indeling: functionele gebieden op de pagina die in een template zijn vast te leggen. - header - menu - content - kantlijn 3. paginaopmaak: vormgeving van de pagina-inhoud die in een stylesheet is vast te leggen. - lettergrootte - lettertype - letterstijl - kleuren - tabellen 4. media typering: voor de componenten video, audio, flash, stills, tekst (scherm/print) - video (ondertiteling, commentaarstem, samenvatting) - audio (tekst in de vorm van een protocol/samenvatting/omschrijving) - flash (video, animatie, tekst, audio) - stills (traploos inzoomen, diverse groottes beschikbaar) IMPULS 2004 'Verruiming toegankelijkheid Internetdiensten OUNL'
35
-
tekst (schermtekst schrijven of leestekst opgemaakt om uit te printen)
Per toegankelijkheidsaspect beschrijven we de problematiek die aan de orde is bij dat aspect en geven we aan welke maatregelen noodzakelijk zijn om tegemoet te komen aan verschillende groepen met functionele beperkingen. Ook geven we de grenzen aan van maatregelen en voorzieningen waar we wel nog in tegemoet kunnen komen en waar niet meer. Vervolgens willen we zoveel mogelijk per onderwijsen internetomgeving laten zien op welke wijze het betreffende toegankelijkheidsaspect in de huidige vorm gestalte heeft gekregen (en mogelijk tot problemen leidt) en daarnaast op welke wijze dat eruit ziet wanneer aanvaarde richtlijnen omtrent dat toegankelijkheidsaspect worden opgevolgd. Voor dat doel worden toegankelijke websites als prototypen uitgewerkt. Het resultaat is dat het project Impuls praktische richtlijnen oplevert ter verbetering van de toegankelijkheid van vigerende elektronische diensten: - voor de groep mensen die zich bezig houdt met het ontwerpen en bouwen van websites en internetdiensten, zeg maar de bouwers: wat kunnen ontwikkelaars doen om problemen met de toegang tot onze webdiensten te voorkomen en wat kunnen we doen om die diensten voor alle studenten meer toegankelijk te maken. Voor ontwikkelaars moeten de richtlijnen worden uitgewerkt tot op een technisch niveau dat direct kan worden nagevolgd. - voor de groep mensen die te maken krijgt met het invulling geven aan de websites, zeg maar de invoerders en docenten. Het moet duidelijk zijn voor de ontwikkelaars wat de elektronische diensten minder of slecht toegankelijk kan maken en voor welke groepen dat geldt. - voor gehandicapte studenten en andere afnemers van elektronische diensten, zeg maar de gebruikers: wat studenten zelf aan hun problemen met de toegang tot onze elektronische webdiensten kunnen doen in de thuissituatie. Op de hiervoor aangewezen knelpunten levert het project voorbeelden van technologie aan waarin de toegankelijkheid met betrekking tot deze knelpunten is verbeterd. Dit zijn werkende systemen waarvan de broncode vrij toegankelijk is en wordt gepubliceerd. De resultaten geven we weer in de OUNLtoegankelijkheidssite. De website zelf moet als voorbeeld dienen van een maximaal toegankelijke webdienst. Alle voorzieningen moeten zijn getroffen met voor de probleempunten een voorbeeldoplossing. Het project levert voorstellen op tot regulering van de elektronische dienstverlening van de OUNL. Dit kan in de vorm van ijkpunten, bijvoorbeeld een verdere uitwerking van de W3C ijkpunten. Naleving van die voorstellen levert enerzijds voor alle gebruikers een verbeterde elektronische dienstverlening op, en anderzijds voor gehandicapte studenten alternatieve routes op voor hen relevante onderdelen.
11.5 Concrete inrichting: Ounl-toegankelijkheidsweb Voor het project bouwen we een OUNL-toegankelijkheidswebsite die wordt ondergebracht binnen de onderwijs-/internetomgeving van de OUNL, met daarin een aantal onderdelen. De website wordt ingericht conform de toegankelijkheidsaspecten. Er zal ook plaats zijn om informatieverschaffing rondom het project (samenvatting, toelichting, rapportage e.d.) op te nemen. Binnen het project is al veel informatie verzameld omtrent toegankelijkheid. Deze informatie stellen we beschikbaar op de website. Het gaat dan o.a. om: - achtergrond van het project - verdere invulling en uitvoering - rapportage: het werkdocument - allerlei handige informatie omtrent toegankelijkheid - links - standaardisering, W3C, accessibility
Nota bene: nummering geeft de hiërarchische structuur van de webpagina’s aan. Deze nummering wordt alleen gebruikt om de structuur van de website vast te leggen, maar speelt in de presentatie geen rol. Een webpagina van 2 t/m 5 heeft op subniveau de volgende inhoudstructuur. Elk onderdeel van de content kan in een apart div worden gezet. 1 Toelichting van het betreffend aspect van toegankelijkheid 2 Richtlijnen die men kan hanteren bij het toegankelijkheidsaspect 3 Verwijzing naar W3C-richtlijnen en naar de ijkpunten, indien aanwezig 4 Screendumps van voorbeelden uit een van de OUNL webpagina’s of andere voorbeeldpagina’s van webdiensten. Ook zijn er verwijzingen naar non-voorbeelden uit een van de OUNL webpagina’s of uit andere webpagina’s 5 Een link naar de betreffende webpagina waar de screendump vandaan komt 6 Technologietoelichting.
11.6 Disseminatieactiviteiten 20
Het web is voor iedere medewerker en student van de OUNL toegankelijk , maar is ook voor iedere 21 belangstellende buiten de OUNL toegankelijk . De site wordt voor medewerkers van de OUNL (ontwikkelaars, docenten en begeleiders) ontsloten vanuit de overige OUNL-webomgevingen (Infonet, Studienet, Huisnet en, zodra operationeel, Blackboard). Inzichten uit het Toegankelijkheidsweb kunnen ook bruikbaar zijn bij de inrichting van de nieuwe Blackboard elektronische omgeving. Het perspectief is dat de toegankelijkheidsprincipes worden geïmplementeerd in concrete cursusprojecten van de OUNL. 20 21
Daarnaast worden de resultaten binnen de OUNL nader onder de aandacht gebracht via de Informatiemarkt van de OUNL (31 augustus 2005) en Huisnet (de speciale informatie -site voor medewerkers de OUNL): hierin wordt een item gewijd aan het project en de opgeleverde producten. Via de Nieuwsbrief van de OUNL wordt het project ook aan de ‘buitenwereld’ kenbaar gemaakt. Op 28 november 2005 wordt het Impulscongres georganiseerd, als afsluiting van alle Impuls 2004 projecten. Vanuit dit project wordt een bijdrage geleverd aan het congres in de vorm van een presentatie van de uitvoering en de resultaten van het project.
Bijlagen Webtoegankelijkheid en standaardisering Webstandaarden zijn technologieën, ontwikkeld door het W3C en andere instanties, om webinhoud te creëren en interpreteren. Deze technologieën zijn ontworpen om documenten in de toekomst bruikbaar te houden én toegankelijk te maken voor zoveel mogelijk mensen. We onderscheiden: Structurele talen - HTML (Hypertext Markup Language) - XHTML (Extensible Hypertext Markup Language) - XML (Extensible Markup Language) Presentatie talen - CSS (Cascading Style Sheets) - MathML (Mathematical Markup Language) - SVG (Scalable Vector Graphics) Object Modellen - DOM (Document Object Model) Scripting talen - ECMAScript 262 (de gestandardiseerde versie van JavaScript) Talen voor Multimedia - SMIL (taal voor multimedia). Het gebruik van webstandaarden biedt naast een valide code een aantal voordelen. O.a. de site van de 22 Stichting Accessibilty somt de volgende voordelen van het gebruik van webstandaarden op: - Een site conform webstandaarden is beter toegankelijk voor zoekmachines en beter te evalueren en te indexeren door zoekmachines omdat de structuur van de pagina goed in elkaar zit en duidelijk is wat titels, koppen en inhoud van de pagina zijn; - Een eigen zoek machine op de site zal beter werken; - Zowel oudere als nieuwere browsers kunnen pagina's goed (of op zijn minst bruikbaar) weergeven; - Er is maar één site voor iedereen nodig. Een site conform webstandaarden is beter toegankelijk voor zowel een bezoeker die de website met een lage resolutie bekijkt, als een blinde met hulpapparatuur als iemand die de site met een mobiele telefoon bekijkt; - Meer bezoekers hebben toegang tot de site; - Door de scheiding van opmaak en presentatie kunnen bezoekers de site bijvoorbeeld bekijken met een ander style sheet, waardoor de site toch bruikbaar voor hen is; - Vermindering van bandbreedte (onder andere omdat alle opmaak in style sheets is vastgelegd) betekent lagere kosten. Standards-compliant bouwen betekent bouwen conform de webstandaarden: er zijn enkele sets richtlijnen die gebruikt dienen te worden tijdens het ontwikkelproces. We beschrijven hierna de belangrijkste instanties die zich bezig houden met de standaarden voor toegankelijke websites. W3C Door de explosieve wildgroei in het gebruik van Internet werd al snel de behoefte gevoeld aan een wereldwijde organisatie die de ontwikkelingen in goede banen leidt. Daartoe werd in 1994 het World Wide Web Consortium (W3C) opgericht. Het W3C is een toonaangevend internationaal consortium met meer dan 500 lidorganisaties die de standaarden voor het Web ontwerpt. De richtlijnen van het W3C worden met name door overheden, universiteiten en IT bedrijven onderschreven. Er zijn veel verschillende richtlijnen over toegankelijke websites ontwikkeld. Maar het W3C heeft de standaard vastgelegd en het is weinig zinvol om daar nog tegen in te gaan. W3C stelt zich ten doel voor het Web gemeenschappelijke specificaties te vinden, waardoor veel bedrijven onder de voortdurende snelle en dramatische veranderingen toch op hun eigen terrein kunnen opereren, daarbij bouwend op het door het Web gevormde globale informatiekader. Omdat de bij het Web gebruikte technologie zeer snel verandert, moet het W3C Consortium efficiënt en flexibel opereren, om tijdig in te kunnen spelen op de behoeften van de gebruikersgemeenschap. Ook moet W3C zich duidelijk 22
profileren als een neutraal forum, waarbij geen enkel lid a priori een zwaarder gewicht heeft dan de andere leden. Het W3C consortium richt zich vooral op de volgende onderzoeksgebieden: - nieuwe versies van Web protocollen en dataformats, zoals HTTP, XML, XHTML, Style Sheets, graphics formats en fonts; - real time: audio en video; - internationalisering van protocollen en dataformats; - Semantic Web; - privacy en demografie; - digitale handtekeningen; - elektronische handel en veilige elektronische betaalsystemen; - rechten van intellectueel eigendom; - toegang voor gehandicapten. 23 Op de website van W3C zijn alle standaarden en vele links naar bronnen op dit gebied te vinden. WAI Een onderdeel van het W3C is het Web Accessibility Initiative (WAI) dat zich bezighoudt met de toegankelijkheid van internet. Het WAI heeft een centrale rol gespeeld in het ontwikkelen van richtlijnen voor toegankelijke websites, met name bedoeld om ook gehandicapten te laten deelnemen aan het internet. Het WAI heeft daarvoor richtlijnen opgesteld: Web Content Accessibility Guidelines 1.0 24 (Richtlijnen voor de Toegankelijkheid van Web Content 1.0) (W3C,1999) . Inmiddels is er ook een 25 conceptversie 2.0, die weer aansluit bij nieuwere technologieën (W3C, 2005) . De meeste landen gaan uit van de toegankelijkheidsrichtlijnen van het W3C. Deze richtlijnen geven aan hoe je websites en webcontent in het algemeen toegankelijk kunt maken voor mensen met een handicap. Zij zijn bedoeld voor alle webcontentontwikkelaars (auteurs van webpagina's en ontwerpers van websites) en voor ontwikkelaars van authoring tools. Het belangrijkste doel van de richtlijnen is het bevorderen van de toegankelijkheid. Maar een positief neveneffect van het gebruik van de richtlijnen is ook dat de materialen minder afhankelijk worden van de gebruikte internetbrowser. Dat levert dus ook voordelen op voor het duurzaam ontwikkelen van materialen. De richtlijnen verbieden overigens niet het gebruik van afbeeldingen, video, etc., maar leggen uit hoe deze multimedia voor een breed publiek toegankelijk gemaakt kunnen worden. Een separaat document getiteld " Techniques for Web Content Accessibility Guidelines 1.0 26 (W3C, 2000)" , geeft aan hoe de ijkpunten m.b.t toegankelijkheid zijn te implementeren. Dit Techniekendocument bepreekt ieder ijkpunt uitvoerig en geeft voorbeelden van het gebruik van de Hypertext Markup Language (HTML), Cascading Style Sheets (CSS), Synchronized Multimedia Integration Language (SMIL) en de Mathematical Markup Language (MathML). In het Techniekendocument staan ook technieken voor het testen en valideren van documenten en een index van HTML-elementen en -attributen (en welke technieken er gebruik van maken). Het Techniekendocument is ontworpen om veranderingen in de technologie op te pikken en wordt vaker geactualiseerd. Richtlijnen voor de Toegankelijkheid van Web Content 1.0 is onderdeel van een serie richtlijnen uitgegeven door het WAI. In deze serie vindt men ook Authoring Tool Accessibility Guidelines (ATAG 1.0) (Richtlijnen voor de toegankelijkheid van Authoring Tools) en User Agent Accessibility Guidelines (UAAG 1.0) (Richtlijnen voor de toegankelijkheid van User Agents). Bouwers die zich bezig houden met ontwikkeling of implementatie van o.a. content management systemen hebben te maken met de Richtlijnen voor de toegankelijkheid van Authoring Tools. Deze richtlijnen geven uitleg aan ontwikkelaars van “authoring tools” (alle software die wordt gebruikt om content te produceren die via het web wordt gepubliceerd) waarmee toegankelijke webcontent wordt geproduceerd; daarnaast helpen de richtlijnen bij het ontwerpen van toegankelijke auteursinterface. De Richtlijnen voor de toegankelijkheid van User Agents geven aan wat software ontwikkelaars kunnen doen om “user agents” (browsers, multimedia-afspelers en andere typen van software die webcontent ophalen en weergeven) te verbeteren, zodat ze geschikt zijn om mensen met functionele beperkingen 23
http://www.w3.org/ W3C (1999), Richtlijnen voor de Toegankelijkheid van Web Content 1.0. Opgehaald van: http://www.w3c.nl/Vertalingen/2000/WAI- WEBCONTENT/WAI- WEBCONTENT-NL.html 25 W3C (2005), Web Content Accessibility Guidelines 2.0 W3C Working Draft 30 June 2005. Opgehaald van: http://www.w3.org/TR/WCAG20/ 26 W3C (2000), Techniques for Web Content Accessibility Guidelines 1.0 W3C Note 6 November 2000. Opgehaald van: http://www.w3.org/TR/WCAG10-TECHS/ 24
toegang te verschaffen tot het World Wide Web. Het toepassen van die richtlijnen verbetert toegankelijkheid door de eigen userinterface en door andere interne faciliteiten, inclusief de mogelijkheid om te communiceren met andere technologieën, met name technologieën die hulpapparatuur ondersteunen. ISO De ISO (International Organisation for Standardization) is een netwerk van nationale standaardisatie instellingen van 151 landen, op basis van één lid per land. ISO is geen vertegenwoordiging van overheden (zoals de VN), maar bekleedt een speciale positie tussen overheden en bedrijfsleven. ISO functioneert als brugorganisatie waarin consensus wordt verkregen over talrijke oplossingen die voldoen aan zowel de eisen van het bedrijfsleven, als ook van de meer algemene maatschappelijke eisen, zoals de behoeften van vertegenwoordigers van klanten en gebruikers. ISO heeft in 2001 de ‘Guidelines for standards developers to address the needs of older persons and persons with disabilities’(ISO/IEC Guide 71:2001) gepubliceerd. Deze richtlijnen bieden hulp aan schrijvers van relevante internationale standaarden over hoe er rekening kan worden gehouden met behoeften van ouderen en mensen met handicaps. Het doel is om: - te informeren, begrip te vragen en bewustwording te creëren over hoe menselijke capaciteiten invloed hebben op de bruikbaarheid van producten, diensten en omgevingen. - aan te geven wat het verband is tussen de eisen in standaarden en de toegankelijkheid en bruikbaarheid van producten en diensten. - mensen bewust te maken van de voordelen die toegankelijk ontwerpprincipes kunnen hebben voor een bredere afzetmarkt. De richtlijnen: - beschrijven het proces waarmee eisen van ouderen en mensen met beperkingen bij de ontwikkeling van standaarden betrokken kunnen worden. - verschaffen ontwikkelaars van standaarden hulpmiddelen (tabellen) om de relevante passages uit de standaarden te relateren aan de factoren die beoordeeld moeten worden zodat alle capaciteiten (en beperkingen) worden meegenomen. - geven beschrijvingen van de lichaamsfuncties en menselijke capaciteiten en de praktische gevolgen van beperkingen. - bevatten een lijst van bronnen die ontwikkelaars van standaarden kunnen gebruiken om specifieke hulpmiddelen te onderzoeken. De richtlijnen zijn algemene richtlijnen die nader gespecificeerd kunnen worden voor specifiek productenof dienstensectoren. IMS Het IMS Global Learning Consortium heeft in 2001 de Learner Information Package specificatie (IMS LIP 2001) gepubliceerd. Met behulp van deze specificatie kan informatie over studenten uitgewisseld worden in de vorm van een uitgebreid elektronisch CV. In aanvulling op de mogelijkheden om competenties, persoonlijke doelen, kwalificaties, diploma’s, interesses etc. vast te leggen, zijn de mogelijkheden om wensen en mogelijkheden rond toegankelijkheid te registreren in 2003 uitgebreid. Dit is gebeurd in de vorm van de Learner Information Package Accessibility for LIP-specificatie (IMS ACCLIP 2003). Als derde onderdeel is in 2004 de IMS AccessForAll Meta-data-specificatie (IMS 2004) gepubliceerd. Deze specificatie beschrijft extra metadatavelden die gebruikt kunnen worden om de toegankelijkheidseigenschappen van onderwijsmateriaal te beschrijven. De IMS AccessForAll Meta-dataspecificatie heeft als doel om het mogelijk te maken dat de eisen en mogelijkheden van onderwijsmateriaal en studenten gematched worden. Voor de student kunnen die bijvoorbeeld beschreven zijn met behulp van de IMS Learner Information Package -specificatie en voor het onderwijsmateriaal vormt de AccessForAll Meta-data-specificatie een toevoeging op de overige beschikbare metadata. Concreet betekent het bijvoorbeeld dat een student in zijn/haar profiel aangeeft dat tekst de voorkeur heeft boven afbeeldingen in verband met het gebruik van een screenreader. Als in de metadata van een Flash animatie is aangegeven waar een tekstversie van de animatie te vinden is, kan de leeromgeving die aanbieden in plaats van de Flash versie.
Voor een uitgebreidere beschrijving verwijzen we naar “IMS AccessForAll Meta-data Overview”, Version 1.0 Final Specification27. Naast bovenvermelde documenten heeft IMS ook de “Guidelines for Developing Accessible Learning Applications, Version 1.0 White paper”28 uitgebracht. In dit document worden richtlijnen gepresenteerd die zijn opgesteld door de IMS Accessibility Project Group. De richtlijnen vormen het raamwerk voor de zgn. “distributed learning community”. Het raamwerk besteedt aandacht aan bekende oplossingen en aanpakken op het gebied van toegankelijkheid, maar besteedt ook aandacht aan implementatiemogelijkheden en -strategieën van de toegankelijkheidspraktijk. Verder komen ook aandachtsgebieden aan de orde waar nieuwe ontwikkelingen en innovatie nodig zijn om ervoor te zorgen dat onderwijs toegankelijk blijft voor iedereen, op elk moment en op elke plaats. Naast de reeds bestaande richtlijnen en standaarden van ander instanties, richten de IMS Accessibility Guidelines zich met name op ontwikkelingen in het online-onderwijsveld. De richtlijnen vervangen niet de bestaande geaccepteerde richtlijnen en aanbevelingen, maar vormen een aanvulling daarop in de vorm van verwijzingen en additionele informatie en oplossingen die aansluiten bij de bestaande richtlijnen. CEN/ISS CEN is het European Committee for Standardization. Dit instituut heeft als missie het promoten van vrijwillige technische standaarden in Europa in samenwerking met mondiale instellingen. ISSS is de Information Society Standardization System binnen CEN. CEN werkt volgens het landenmodel. SIX In Nederland is er één groep die zich expliciet bezighoudt met het bestuderen van standaarden voor eLearning, de Studie/werkgroep IMS/XML (SIX). SIX bestaat uit vertegenwoordigers van het Hoger Onderwijs, aanverwante instituten uit het reguliere onderwijs en enkele vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Het doel van SIX is door samenwerking kennis te verwerven en beschikbaar te maken over standaarden voor gegevensuitwisseling tussen software die relevant is voor het onderwijsproces. In het bijzonder richten ze zich op XML-standaarden en het IMS. Aandacht heeft de integratie van elektronische (of digitale) onderwijssystemen met administratieve en informatiesystemen. Nadrukkelijk is de blik gericht op het buitenland aangezien zowel de Europese als Amerikaanse keuzes hun weerslag zullen hebben op de inrichting van het Nederlands Hoger Onderwijs. Initiatieven, projecten, instanties Naast bovengenoemde instanties die zich bezig houden met de standaarden voor toegankelijke websites, zijn er ook vele (internationale) initiatieven, projecten, instanties die zich bezig houden met toegankelijkheid. We noemen : 29
Information Society Technologies Europese onderzoeksactiviteiten in het kader van de zgn. Framework Programma’s (FP5 en FP6), zoals bijvoorbeeld: 30 - eInclusion&EU The project is a coordination action with the objective of contributing to the development of "evidencebased" eInclusion and eAccessibility policies at EU and Member State levels. 31 - IPCA Project The IPCA project aims to develop a new intelligent interaction mechanism that will enable people with severe motor and speech disabilities to control standard, and especially web-based, applications. The system will be based on a flexible combination of existing non-invasive sensors and encoders able to control different physiological parameters, and a set of software tools that will allow the user to interact with existing computer applications. IPCA will facilitate user interaction with different Internet applications and services. - Multireader Project32 In practice, a growing number of people have serious problems with reading electronic information. 27
IMS (2003), IMS AccessForAll Meta-data Overview, Version 1.0 Final Specification. Opgehaald van: http://www.imsglobal.org/accessibility/accmdv1p0/imsaccmd_oviewv1p0.html 28 IMS (2002), IMS Guidelines for Developing Accessible Learning Applications Version 1.0 White Paper. Opgehaald van: http://www.imsglobal.org/accessibility/accessiblevers/index.html 29 http://www.cordis.lu/ist/ 30 http://www.einclusion-eu.org/ 31 http://www.ipca.info/home 32 http://www.multireader.org IMPULS 2004 'Verruiming toegankelijkheid Internetdiensten OUNL'
42
-
These problems focus on properties like orientation and navigation, usability and accessibility.The three key objectives of the MultiReader Project are: to develop a thorough understanding of the problems of navigating through and effectively using large multimedia documents such as eBooks and the WWW by both mainstream and print disabled readers; to design, implement and evaluate a prototypical electronic reading system which will meet the needs of both mainstream and print disabled readers; to participate in the development of emerging standards in multimedia and eBook technologies and influence them positively in terms of usability and accessibility for all users. Iris Project One of the main objectives of IRIS is to create a Design Support Environment (DSE) to enable Web designers and developers to consider the needs of people with disabilities and older people when creating Internet products and services. The DSE is a portal and Web publishing framework based upon leading-edge technologies. On top of it, the system supports advanced user and device profiling characteristics based upon the Composite Capabilities/Preference Profiles framework of W3C. The DSE will encapsulate as well different recommendations covering Design-for-All tools and methods, user modeling theories (usability) and accessibility guidelines and recommendations. 33
WAB cluster Het wabcluster is een samenvoeging van onderdelen van drie Europese projecten (SupportEAM, BenToWeb en EIAO). Doel is activiteiten te harmoniseren op het gebied van toegankelijkheid. Het gaat om harmonisatie van standaarden op het gebied van evaluatie tools en methoden maar ook om gebruikersonderzoek en samenwerking. Accessibility leidt dit cluster dat bestaat uit 24 Europese partners. Het cluster wordt betaald vanuit het Zesde Kaderprogramma van de Europese Unie. Er wordt intensief samengewerkt met W3C aan nieuwe standaarden voor webtoegankelijkheid en met andere organisaties zoals CEN voor standaardisering van evaluatie methodieken.
(SZ) Een al wat oudere student die geen gebruik maakt van internet. Hij kan daarom ook geen goede beoordeling geven. Wel maakt hij gebruik van de computer. Slechtziendheid wordt opgevangen door groter lettertype. Zou het dan ook op prijs stellen wanneer websites de mogelijkheid bieden om eenvoudig te kunnen vergroten. (SZ) Deze student geeft te kennen zelden gebruik te maken van internet. De reden is dat hij te veel last heeft van computervirussen. De student geeft aan dat hij veel last heeft van te klein lettertype in syllabi. Hij heeft bij een cursus meegemaakt dat het cursusmateriaal op zich goed toegankelijk is, maar dat bijbehorende syllabi slecht toegankelijk zijn omdat het gebruikte lettertype veel te klein is. Student geeft te kennen dat Windows XP een vergrootglasoptie heeft, waarvan gebruikt wordt gemaakt. Hij zet Word op 200%. Student is overigens van mening dat je weinig hebt aan Studienet: Studienet geeft alleen wijzigingen e.d. aan. Soms haalt student wel eens vragenlijsten ervan af. (SZ) Deze student bekijkt e-Modulair wel eens en gaat wel eens naar cursusinhoud. Moet bij de cursus “Nederland moderniseert” een eigen homepage gaan maken en verwacht daarbij tegen problemen aan te lopen. Maakt verder gebruik van Supernova (=software voor spraak). Ze maakt gebruik van tentamenvoorzieningen en maakt gebruik van een Daisyspeler. De wens is dat alle informatie uit schriftelijke Modulair ook op e-Modulair staat. Zou het fijn vinden als informatie als examenregels, contributie en dergelijke bij aanmelden per e-mail naar studenten worden gestuurd. De student weet niet dat die informatie te vinden is op Infonet. De student verwijst ook naar de website van “Drempels weg”, en bijvoorbeeld naar de pagina van AH die goed toegankelijk is; ze verwijst verder naar “anderslezen.nl”, die o.a. de faciliteit biedt om krantenartikelen op te halen. Deze krantenartikelen zijn opgeschoond en aangepast, zodat ze goed toegankelijk zijn voor mensen met (visuele) beperkingen. (SZ) Deze student is nog niet echt slechtziend, maar wordt daar in de toekomst waarschijnlijk wel mee geconfronteerd. Ze leest de site van Studienet soms wel eens snel door, leest wel eens artikelen, maar komt niet al te vaak op Studienet, omdat ze de voorkeur geeft aan het gewoon lezen van schriftelijke teksten. Wel maakt ze gebruik van internet voor het zoeken en downloaden van teksten, etc. die ze gebruikt in het onderwijs voor haar scholieren. Voor haar is het vooral belangrijk dat er voldoende contrast zit in de aangeboden materialen. (SZ) Student heeft van kind af aan beide ogen staar, is er al aan geopereerd, maar heeft nog steeds problemen. Is al wat ouder (77 jaar). Hij is wel al zover in de studie dat hij nog maar één vak hoeft te doen en dan nog de scriptie. Vindt het niet meer noodzakelijk om zich nog te gaan verdiepen in het gebruik van de computer. Hij kan ook geen gebruik maken van Studienet omdat hij daarvoor te slecht ziet. Roept wel eens de hulp van zijn kinderen in. Heeft contact gehad met Igna Kluytmans en maakt als vervolg daarop gebruik van banden met ingesproken teksten. Hij vindt dat een goede tegemoetkoming. Voor het lezen heeft hij bij de opticien een computerbril aangeschaft die wel enige verbetering biedt, maar ondanks dat is het lezen toch nog moeilijk. Het probleem is dat hem eigenlijk niemand goed kan adviseren welke maatregelen er te treffen zijn. Wel is hij heel positief over de OUNL en vindt het heel fijn dat hij de OUNL hem tegemoet komt bij de tentaminering (mag indien wenselijk apart zitten, mag meer tijd nemen). Deze student ziet vanwege de problemen met de computer af van eventuele deelname aan proeftoetsing van prototypes. (SZ) Student heeft nooit gebruik gemaakt van Studienet, maar dat heeft niet te maken met problemen ermee (student heeft andere problemen die los staan van het de beperking). Ze maakt bijvoorbeeld wel gebruik van Internetbankieren en daar ontmoet ze problemen als er kleine letters gebruikt worden. Ook maakt ze gebruik van emailfaciliteiten en ook daar zijn er weinig problemen.
(SZ) Student heeft wel gebruik gemaakt van Studienet, maar doet dat niet meer omdat ze er niet zoveel behoefte aan heeft. Onlangs wel nog omdat ze iets moest opzoeken over de scriptie. Student kent fasen in slechtziendheid: er is een periode geweest waarin ze heel veel problemen heeft gehad, maar later werd ze door ervaring toch een stuk handiger in een aantal zaken die ook met de computer te maken hebben. Ze ontdekte waar mogelijkheden zaten om dingen aan te passen in de computer, bijvoorbeeld letters groter zetten. Student geeft de aanbeveling dat in de eerste plaats voor een slechtziende het beeld rustig moet zijn, met een vlak beeld, geen bewegende dingen en een rustige achtergrond. Nadat student 2 laserbehandelingen achter de rug had, had ze minder behoeft aan lettergrootte aanpassingen. Voor haar zijn nu de ruimtes tussen de letters veel belangrijker: dat moet overzichtelijk zijn. (SZ) T.g.v. hersenstaminfarct drie jaar geleden is de mobiliteit ernstig beperkt en heeft de student last van een nystagmus (een oogafwijking waarbij de beelden die men ziet, constant bewegen) Maakt gebruik van Studienet en ervaart problemen. De problemen houden niet verband met de beperking. Student vindt het een prima studie, met doorgaans goed materiaal (behalve de cd’s en de video’s): video is ouderwets en cd/dvd zijn van dusdanige kwaliteit dat het beeld heel onrustig is. (SZ) Student heeft een visuele beperking. Heeft de resoluties van de pc aangepast naar 800 x 600 en kan sommige kleuren niet onderscheiden. Voorbeeld als er in rood of geel is geschreven is dat niet te lezen. Maakt gebruik van Studienet en/of Infonet en ervaart problemen met Studienet en/of Infonet, die verband houden met de beperking. Student zou erg gebaat zijn met bij een blauwe achtergrond graag zoveel mogelijk de kleur van de letters in wit. De laatste tijd begint de student toch moeite te krijgen met de studieboeken, namelijk kleine lettertype en bij veel boeken een soort weerkaatsing zeker als men met een lamp leest (in deze lange donkere dagen). (SZ) Visuele handicap: rechter oog blind, linkeroog visus van 12%. Student maakt bij studie gebruik van Studienet en/of Infonet en ervaart problemen. De problemen houden niet verband met de be perking. De student zou graag makkelijker toegang hebben tot de gesloten discussiegroepen. Verder zou de student graag gemakkelijker erachter willen komen hoe bij de discussiegroepen te komen. Vraagt nu erg veel lezen. Wellicht bijv. door bijgevoegde software of een gemakkelijkere aanmeldingsprocedure. (SZ) Student heeft een beperkt gezichtsvermogen, zowel ver weg als dichtbij. Maakt bij de studie gebruik van Studienet en/of Infonet en ervaart daarbij problemen die verband houden met de beperking. Bij Studienet heeft de student nagenoeg geen problemen met het lezen van de tekst. Bij Infonet ligt dat anders. De tekst op deze site is in het algemeen weergegeven in witte letters op een blauwe achtergrond. Dit is voor slechtzienden erg moeilijk te lezen. Het is niet te lezen. De tekst moet voor slechtzienden afgedrukt worden in vrij dikke, zwarte letters op een witte, of anders een hele licht gekleurde achtergrond. Dit zou een verbetering zijn voor de student. Verder vind de student dat de OU op de juiste wijze rekening houdt met de beperking en waar nodig de aanpassingen verzorgt. (SZ) Student maakt gebruik van Studienet en ervaart geen problemen daarmee. Student heeft wel de behoefte aan de mogelijkheid om uit te vergroten. Aangezien een aantal opdrachten op de computer van het studiecentrum OU moeten worden uitgevoerd, heeft de student tot nu toe niet de indruk gekregen dat er kan worden ingespeeld op mensen met een visuele beperking ???? (SZ) Student heeft oogklachten. Ze maakt bij de studie gebruik van Studienet en/of Infonet en ervaart geen problemen daarmee. (SZ) Student heeft een visuele handicap waardoor o.a. het lezen van (elektronische) teksten relatief meer inspanning vergt. Student maakt bij de studie gebruik van Studienet en/of Infonet en ervaart problemen die verband houden met de beperking. De student zou baat hebben bij grotere letters en beter contrasterende kleuren van tekst en achtergrond. Liefst donkere achtergrond en lichte (rustige) kleur tekst. Over het algemeen is de student zeer tevreden over de wijze waarop er met de handicap wordt omgegaan. Met tentamens zijn er altijd vergrote opgaven (A3 formaat) en met hoorcolleges houden docenten voldoende rekening (daar waar mogelijk) met de slechtziendheid. (SZ) Student is slechtziend, heeft moeite met het zien van details waardoor lezen erg traag gaat en kleine lettertypes niet (goed) te lezen zijn. Daarnaast heeft hij in zijn centrale gezichtsveld een zwarte vlek
waardoor zaken wegvallen (omgekeerd tunnelvisie) en is het zien van kleur op kleur problematisch, bijvoorbeeld blauwe tekst op een rode achtergrond. Student maakt bij de studie gebruik van Studienet en/of Infonet en ervaart problemen daarmee die verband houden met de beperking. (SZ) Student is slechtziend. Ze werkt thuis met een groter beeldscherm en gebruikt een beeldschermloep (apparaat waarbij je schriftelijk materiaal onder de monitor legt). Ze heeft problemen met kleuren en lettergrootte. In Studienet (ze bedoelt Infonet) is de witte kleur van de letters en de blauwe achtergrond geen goede combinatie. Bovendien zitten er vaak nog allerlei storende figuren in de achtergrond. Voor haar geldt: hoe groter het contrast, hoe beter. Als je dieper in de website komt (en dan bedoelt ze Studienet), dan kom je vaker pdf-documenten tegen. Deze kennen een klein lettertype dat volgens haar niet is te vergroten. Ze heeft ook een cursus in Edubox gedaan (Gezondheidpsychologische interventies) en dat gaat moeizaam omdat je veel moet doorklikken. Leent zich ook niet echt om uit te printen. Het gaat ook om structuur problemen: op een bepaald moment weet men met allerlei hyperlinks niet meer precies waar men zich bevindt. Ook heeft de student moeite met sommige ondersteunende programma’s, zoals een testpracticum bij Diagnostiek: in bureaulade zitten vragen, achter schilderij bevinden zich personen, etc.. Dat is misschien leuk bedacht, maar voor haar moeilijk te volgen. Student wijst ons voor de toegankelijkheid op het toepassen van de richtlijnen van de stichting Accessibilty. Ook is een stuk bewustwording bij onderwijsmakers van belang. Men is bij de OUNL wel van goede wil, maar doet toch niets extra. Student is bereid aan pilots mee te doen. Overigens is ze zelf aan het overwegen om voor haar afstuderen een onderzoek naar stigmatisering bij OUNL studenten met een beperking te gaan doen. Ze krijgt vooralsnog geen ingang in gegevens. (SZ) Student is slechtziend. Ze maakt gebruik van vergrotingsapparatuur. Probleem is het contrast, vooral bij veel kleuren; letters zijn dan te klein.. Zij heeft de wens dat de kleuren eraf kunnen worden gehaald en dat de letters zijn te vergroten. Ook zijn pictogrammen vaak heel klein. Student vindt het vermoeiend om langs elektronische weg te studeren. Ze krijgt de boeken aangeleverd op A3-formaat. Wil meewerken aan pilots. Wijst nog op een OUNL-cursus die uit de roulatie is: handicap en samenleving. (SZ) De student is slechtziend: aan één oog blind en bij het ander oog is het zicht ong. 1/3, met een waas die verschuift. De handicap maakt het lastig voor hem om gebruik te maken van internet. Hij heeft een paar keer geprobeerd zich aan te melden bij Studienet, maar zonder succes. Hij heeft eigenlijk ook alle tijd nodig om te besteden aan de studie en merkt dat het bij oriënterende studies niet zo hard nodig is om gebruik te maken van Studienet. Hij heeft wel contacten met een mentor. Heeft verder niet zoveel problemen met de computer: kan van het beeldscherm lezen, maakt gebruik van een laptop om samenvattingen e.d. te maken, kost wel wat meer tijd. (SZ en kleurenblind) Student is slechtziend; restvisus 10 tot 15 %, en volledig kleurenblind (achromatopsie). De student maakt gebruik van vergrotingsapparatuur, vergrotingssoftware en een extra groot beeldscherm. Deze hulpmiddelen stellen haar in staat te studeren. De student maakt bij de studie gebruik van Studienet en/of Infonet en ervaart daarmee problemen die verband houden met de beperking. Student zou erbij gebaat zijn wanneer er meer contrast zou zijn. Ze is tevreden over de faciliteiten die de Open Universiteit biedt. Jammer dat het Studiecentrum Deventer gesloten is. Nu is ze aangewezen op Zwolle en dat kost zoveel reistijd dat ze heeft moeten besluiten niet meer deel te nemen aan begeleidingsbijeenkomsten. De faciliteiten tijdens tentamens zijn uitstekend verzorgd. (B) Student studeert met behulp van een Daisyspeler en maakte gebruik van een Victo-reader-pro (=een aangepaste cassetterecorder). de OUNL is inmiddels gestopt met het aanbieden van cassettebandjes, aangezien die techniek eigenlijk verouderd is. Voor bepaalde doeleinden wordt de computer gebruikt: - email - “anderslezen.nl”. Hier kunnen ook boeken worden gedownload die kunnen worden gelezen, bijvoorbeeld Rechtswetenschappen en Ars Equi. Er kan vanaf het scherm gelezen worden: per regel wordt de tekst omgezet in brailletekst op de brailleregel op het toetsenbord. Student is goed te spreken over het werk van de FNB. Persoonlijk komt hij niet op Internet, wel samen met een vriend worden wel eens dingen gezocht op Internet. Zelf kan hij de muis niet gebruiken. Hij is benieuwd of het voor hem ook mogelijk is om deel te nemen aan discussiegroepen. Verder heeft
hij als wens dat sites goed worden opgebouwd, vergelijkbaar met “anderslezen.nl”. Voor de goede orde voegt hij eraan toe dat hij een laat-blinde is. (SH en SZ) Heeft een gehoorbeperking en een visuele beperking. Hij volgt de master Actief kleren. Student maakt veel gebruik van internet. De student heeft het vorig jaar de cursus Geo-informatica gedaan. Het probleem is dat hij bij gebruik van internet hulpmiddelen nodig heeft: een “vergrootglas” voor mensen met een visuele beperking is erg welkom. Het zou aanzienlijk helpen als je delen van de webpagina groter kunt maken, als webpagina’s rustiger van aard zijn; bij veel tekst zou het prettig zijn als de tekst zou worden uitgelezen. Student maakt bij telefoneren gebruik van een versterkte telefoon en heeft twee 2 peperdure hoorapparaten. Voor mensen met een auditieve beperking is het wenselijk dat bij videomaterialen ondertiteling aanwezig is. Student weet ook dat er tools zijn die het mogelijk maken om tekst in geluid om te zetten. Probleem is dat je altijd een toetsenbord nodig hebt, maar er zijn ook programma’s die tekst kunnen inlezen. Student moet binnenkort deelnemen aan miniconferentie en hij vraagt zich af of in de accommodaties (bijvoorbeeld op de SC) gebruik wordt gemaakt van ringleidingen. (SH) Maakt gebruik van Studienet, maar ontmoet daarbij niet al te veel problemen. Wel als ze gebruik moet gaan maken van videomaterialen en audio. Ze doet de cursus Inleiding in de psychologie en daar zitten opdrachten in waar ook audio in voorkomt. Meestal krijgt ze dan hulp van de omgeving. De student zou heel erg geholpen zijn als dat soort mediagebruik wordt ondertiteld. Daarnaast heeft ze minder behoefte om gebruik te maken van groepsbijeenkomsten, omdat die vaker moeilijk te volgen zijn vanwege haar beperking. Verder kan de student geen specifieke problemen melden m.b.t. de studie aan de OUNL. (SH) Student is zwaar slechthorend. Ze maakt geen gebruik van Studienet en/of Infonet, omdat het een beperkte toegevoegde waarde heeft. Student heeft behoefte aan meer mogelijkheden tot begeleiding door docenten en mogelijkheden tot uitwisseling met andere studenten per computer. N.B. Studiebijeenkomsten kunnen problemen opleveren voor mensen met een auditieve beperking. (concentratie, diversen) Student heeft problemen met korte afstanden lopen, heeft concentratieproblemen, boeken te zwaar. Tentamen duurt te lang. Schrijven gaat langzamer. Student maakt geen gebruik van Studienet en/of Infonet. De reden is: teveel achter de pc. De student ervaart problemen met Studienet en/of Infonet die verband houden met de beperking. De student denkt dat het handig is om een beknopte site te maken voor mensen met een “handicap” i.v.m. vragen en elkaar informatie geven. (diversen) Beperkingen: slechtziend, rolstoelgebonden, hand/armfunctiestoornissen, vermoeidheid vanwege een spierziekte. Student maakt bij de studie gebruik van Studienet en/of Infonet en ervaart geen problemen met Studienet en/of Infonet? Student is blij dat de OU bestaat zodat ze in eigen tempo kan studeren, ook is het geweldig dat studiecentrum Eindhoven zorgt dat de student deel kan nemen aan de tentamens. (diversen) De beperkingen bestaan uit: beenprothese; geheugenproblemen (vooral bij tentamens zonder boeken mist de student de steun van woordherkenning, maar gelukkig is het geheugen nog goed genoeg om mee te doen); ‘kokerblik’, waardoor lezen voor de student spellen is en hij bijv. bij een presentatie niet even snel op een blaadje kan kijken. De student maakt bij de studie gebruik van Studienet en/of Infonet en ervaart geen problemen die te maken hebben met de beperking. De student is blij dat Cobi de Blécourt-Maas hem overtuigd heeft dat het zin heeft door te studeren met enkele aanpassingen, zoals wat meer (lees)tijd bij tentamens en de wijze waarop zij de student nu begeleidt.
Studenten met concentratieproblemen 27. verdwijnende beperking, maakt gebruik van m.n. studienet, geen specifieke problemen, geen wensen, studeren gaat prima. 28. maakt geen gebruik van internetdiensten, geen PC, wel eens geprobeerd op sc, kreeg problemen, maar hebben volgens haar niet met (verdwijnende) beperking te maken. 29. beperking verergerd, maakt geen gebruik van internetdiensten, geen wensen, liever isschien contactonderwijs.
30. maakt gebruik van studienet, geen problemen, geen specifieke wensen, is zeer tevreden over OUNLstudie, heeft speciale tentamenvoorzieningen (syndroom van G. de la T.). 31. maakt weinig gebruik van studienet, heeft er nog niet de moeite voor genomen, geen problemen die voortvloeien uit beperking, heeft speciale tentamenvoorzieningen. Maakt gebruik van studienet, geen problemen die samenhangen met beperking, vindt wel dat er teveel info wordt gegeven (wil meer structurering), afstand tot het sc is probleem. 32. maakt (nog) geen gebruik van studienet, ervaart dus geen problemen. 33. maakt geen gebruik (meer) van studienet vanwege telefoonkosten, geen specifieke problemen met studienet door beperking (schizofrenie). 34. maakt (nog) geen gebruik van studienet, dus (nog) geen problemen, maakt wel op andere manieren gebruik van PC voor studie maar ervaart geen problemen, tevreden over hoe studiecentrum omgaat met haar beperking. 35. heeft veel meegemaakt, kon op die momenten zich niet goed op de studie concentreren, is geen structureel probleem. 36. ziek te bed, mag niet gestoord worden. 37. heeft tot nu toe geen gebruik gemaakt van studie-/infonet, ervaart dus geen problemen, gaat zich binnenkort op haar studiecentrum oriënteren op internetgebruik. 38. maakt gebruik van studienet, vond het in het begin wat chaotisch maar dat heeft volgens haar niet met haar beperking te maken (faalangst), verder verloopt alles vlotjes. 39. heeft de studie inmiddels afgebroken, gebruikte geen info/studienet (vroeger burn-out gehad) 40. maakt heel weinig gebruik van studienet, ervaart geen problemen, schrijven van rapporten e.d. is eerder probleem vanwege medicijngebruik. 41. maakt gebruik van Studienet, kan niet te lang met PC werken door concentratieproblemen, vindt werken met nieuws-/discussiegroepen omslachtig omdat niet alle discussies van dat moment in één keer gedownload kunnen worden. 42. maakt gebruik van info/studienet, geen problemen i.v.m. beperking. Studenten in de categorie “anders” 43. Herseninfarct: gebruikt Studienet, zonder problemen. 44. Herseninfarct: ervaart problemen door 'dubbelzien', maar dit speelt ook bij het lezen van (cursus)boeken. 45. Hersenvliesontsteking: één respondent gebruikt Studienet, maar niet van harte: is te inspannend. 46. Hersenvliesontsteking: respondent heeft last van overprikkeling door het scherm en gebruikt daarom geen PC (ziet graag dat alle digitale materiaal ook schriftelijk toegankelijk is). 47. RA (Reumatoide artritis): student maakt gebruik van studienet, ervaart problemen maar die houden geen verband met beperking. 48. Focale dystonie (spasme): student maakt geen gebruik van Studienet, nog niet nodig, misschien later. 49. Concentratieproblemen: student lijdt aan ziekte van Meniere en heeft ook visuele problemen. Gebruikt geen studie-/infonet vanwege 'onoverzichtelijkheid', maar heeft niet te maken met de beperking. Wil graag via het net meer inhoudelijke, aanvullende informatie over cursussen, proeftentamens, enz. 50. Lage rugklachten: student is voor 25% arbeidsongeschikt, gebruikt Studie-/infonet zonder problemen, is zeer tevreden over studie en de OUNL.