P. Koopman, J.M. Vervoorn
Thema: Onderwijsvernieuwingen in opleidingen tandheelkunde
Onderwijsinnovaties voor de digitale student Het huidige onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door docenten die zijn opgegroeid voor de revolutie in de informatie- en communicatietechnologie. Studenten daarentegen zijn zogenoemde ‘digital natives’: ze groeiden op omringd door digitale technologie. Studenten zijn gewend te ‘multitasken’ en verwachten in staat gesteld te worden te leren waar en wanneer ze willen. Het afstemmen van het hedendaagse onderwijs op de eigenschappen en verwachtingen van de student vereist heroverweging van de vorm en de methodologie van het onderwijs. Qua houding ten opzichte van onderwijsinnovaties zijn verschillende groepen docenten te onderscheiden, waaronder een groep die niet gemakkelijk onderwijsinnovaties accepteert. Aan opleidingen de uitdaging om het complete docentencorps te motiveren het onderwijs te transformeren naar een vorm die beter aansluit bij de huidige student. Om technologische innovaties succesvol in het onderwijs in te voeren, moeten studenten daarbij worden betrokken en moet voldoende aandacht worden besteed aan het kwalificeren van de docenten. Koopman P, Vervoorn JM. Onderwijsinnovaties voor de digitale student Ned Tijdschr Tandheelkd 2012; 119: 286-290 doi: 10.5177/ntvt.2012.06.12104
Inleiding De opleiding tot tandarts is een ontmoetingsplaats van verschillende generaties. Docenten zijn over het algemeen in een andere tijd opgegroeid dan studenten. De afgelopen decennia zijn er grote ontwikkelingen geweest op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie. Er heeft een ‘digitale revolutie’ plaatsgevonden. Deze ontwikkelingen in de informatie- en communicatietechnologie hebben een belangrijke invloed op het leven en het leren (en willen leren) van de hedendaagse studenten. Op dit moment is dan ook de unieke situatie ontstaan waarin onderwijs wordt gegeven door docenten die zijn opgegroeid voor de digitale revolutie, terwijl studenten er middenin zijn opgegroeid. Dit generatieverschil kan in leersituaties zichtbaar worden, bijvoorbeeld een student die tijdens een college met een smartphone in zijn hand zit, wat door de docent als storend en onprofessioneel wordt ervaren, terwijl de student in feite online een artikel raadpleegt dat net door de docent wordt aangehaald.
wel ‘digital natives’ genoemd (Prensky, 2001). Van de digital natives wordt aangenomen dat zij informatie snel kunnen ontvangen en verwerken. De verwerking van informatie uit verschillende bronnen gebeurt parallel en de digital native is gewend meerdere taken tegelijkertijd uitvoeren. Ze prefereren visueel materiaal boven tekst en verkiezen de mogelijkheid van willekeurige toegang tot materiaal boven een verhaal in een vaste volgorde. Digital natives functioneren het best in een netwerk met andere studenten. Ze verwachten snel en vaak een ‘beloning’ en zijn relatief ongeduldig. Tegenover de digital native staat de ‘digital immigrant’. Dat is iemand die niet is opgegroeid in de digitale wereld. Dit zijn over het algemeen mensen geboren voor 1980. Dit geldt voor een groot deel van de huidige docenten. De digital immigrant heeft in meer of mindere mate aspecten van de nieuwe technologieën overgenomen, maar houdt altijd een voet in het verleden. De digital immigrant docent heeft zelf geleerd om op lineaire wijze en in een individuele omgeving kennis tot zich te nemen. Prensky gaf in 2001 al aan dat een van de grootste problemen in het hedendaags onderwijs was dat het onderwijssysteem in de vorige eeuw niet ontwikkeld is voor de huidige student. Voor de digital immigrant docent die een ‘verouderde’ taal (van voor het digitale tijdperk) spreekt, is het moeilijk om de digital native studenten met hun heel nieuwe taal te bereiken, aldus Prensky.
Andere verwachtingen over het onderwijs
Zoals gezegd, de huidige studenten zijn opgegroeid in een wereld waarin ze omringd zijn door digitale technologie. Computergames, e-mail, internet, sociale media en smartphones maken een integraal deel uit van hun leven en met behulp van deze technologieën staan ze voortdurend met hun sociale netwerk in verbinding. Zij worden daarom ook
Uit onderzoek blijkt dat het grootste deel van digital natives gebruikmaakt van internet voor het opzoeken van informatie, het doen van online aankopen en het spelen van online games. Ook maken zij veel gebruik van ‘instant messaging’ zoals Twitter voor het delen van informatie en het uitwisselen van links, foto’s, muziek en video’s (Lenhart et al, 2005). Toch blijkt ook dat er grote variatie bestaat in de vaardigheden en de ervaring die jongeren op dit gebied hebben (Lee, 2005). Men kan zich daarom afvragen in hoeverre de aan de digital natives toegeschreven eigenschappen gegeneraliseerd kunnen worden naar een complete generatie (Bennet et al, 2008). Ondanks dat is inmiddels duidelijk dat studenten geboren na 1980, ook wel ‘millennials’ genoemd, andere verwachtingen hebben over het onderwijs dan studenten van slechts 1 generatie daarvoor (Chambers, 2005). Ze prefereren bijvoorbeeld het leren in groepen en maken daarbij graag gebruik van moderne digitale technologieën bij het verzamelen van informatie en het communiceren met medestudenten, docenten en de opleiding (Howe en Strauss, 2003; Oblinger, 2003). Door de toenemende en diversiteit aan infor-
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
286
Digital natives en digital immigrants
119 | juni 2012
Koopman en Vervoorn: Onderwijsinnovaties voor de digitale student
matiestromen die studenten tot hun beschikking hebben, zijn nieuwe vormen van kennisverwerving en -overdracht mogelijk en ook noodzakelijk geworden. De moderne student leert meer dan voorheen, in het traditionele docent- en locatiegebonden onderwijs van de vorige eeuw, op verschillende manieren en op verschillende locaties (Wijngaards, 2004; Warger en Dobbin, 2009). Vergelijkbaar met ‘het nieuwe werken’ zou men dit ‘het nieuwe leren’ kunnen noemen.
Onderwijsinnovaties in het digitale tijdperk Waarom zou het onderwijs moeten veranderen? Allereerst omdat het huidige onderwijs nog te veel gebruikmaakt van ‘verouderde’ onderwijsmethoden. Er zijn nieuwe methoden die beter aansluiten bij de capaciteiten van de huidige studenten en die beter aansluiten bij de eisen die de maatschappij aan jonge beroepsbeoefenaren stelt (Mattheos et al, 2010). Daarnaast verwachten studenten moderne onderwijsmethoden en brengen ze die als digital natives ook zelf in de onderwijsomgeving binnen. Vernieuwing zal ook de kwaliteit van het onderwijs bevorderen. Bij het nadenken over de vorm en de methode zal ook het doel en de inhoud weer scherp worden gesteld. Het afstemmen van het onderwijs op de capaciteiten van digital natives vereist het heroverwegen van de vorm en de methodologie van het onderwijs. De inhoud blijft gelijk, maar een andere vorm is gewenst. Sneller, minder stap voor stap, aanbieden in parallelle vorm en via verschillende routes. Een goede manier om het onderwijs te vernieuwen is zowel top-down als bottom-up te werken. Met andere woorden, dus ook studenten betrekken bij het vernieuwingsproces. Vraag aan hen welke vorm van onderwijs wel werkt en welke niet. Huidige studenten zijn gewend om met laptops, smartphones en tablets op elk gewenst moment informatie op te zoeken (vrije kennis), informatie te delen met en te leren van online gemeenschappen via sociale media als Facebook, Twitter, Hyves, MSN enzovoorts. Studenten verwachten in staat te worden gesteld te leren waar en wanneer ze willen. Dit vereist een andere houding van docenten. Een van de speerpunten van de Universiteit van Amsterdam voor de komende jaren is dan ook de informatiehuishouding in te richten op ontsluiting volgens het principe ‘any place, any time, any device’ (Bakker, 2011). SURF is een samenwerkingsverband van universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstellingen waarin innovaties op het gebied van informatie- en communicatietechnologie worden onderzocht en gebruikt, met als doel de kwaliteit van hoger onderwijs en onderzoek te verhogen. Ook voor SURF is het stimuleren van het gebruik en het beschikbaar stellen van open materiaal een belangrijke prioriteit (Riksen, 2010).
Afb. 1. Verspreiding van innovaties volgens de innovatietheorie van Rogers.
product of idee) binnen een populatie (Rogers, 2003). Rogers onderscheidt 5 stadia in het acceptatieproces van de innovatie. Mensen die geconfronteerd worden met een innovatie zijn onder te brengen in een van deze 5 stadia (afb. 1). Bij de invoering van innovaties in het onderwijs zijn deze groepen ook te onderscheiden. De digital natives bevinden zich over het algemeen meer links in de grafiek, terwijl de digital immigrants zich meer aan de rechterkant van de grafiek bevinden. Docenten zijn grofweg in 3 groepen te onderscheiden: 1. docenten die zich de nieuwe digitale taal snel eigen maken en de nieuwe digitale mogelijkheden omarmen (‘innovaters’ en ‘early adopters’); 2. docenten die relatief neutraal staan ten opzichte van de digitale onderwijsinnovaties, maar bereid zijn de nieuwe onderwijsvormen na verloop van tijd in het eigen onderwijs te gebruiken (‘early’en ‘late majority’); en ten slotte 3. een kleine groep docenten die zich actief afzet tegen de nieuwe mogelijkheden (‘laggards’). De vraag voor de opleidingen is op welke wijze het complete docentencorps het beste kan worden ondersteund en gemotiveerd om het onderwijs te transformeren naar een vorm die beter aansluit bij de student van de 21e eeuw.
De feiten vooruit of achter de feiten aan?
Niet alleen van de opleidingen tot tandarts, maar ook van individuele docenten vraagt de invoering van nieuwe digitale technologieën veel. De innovatietheorie van Rogers omschrijft de verspreiding van een innovatie (een nieuw
De vraag is wat het beste moment is om onderwijsinnovaties in te voeren. Er bestaat altijd een spanningsveld tussen het wachten op het bewijs dat een onderwijsinnovatie ook echt werkt (achter de feiten aan) en het zelf vormgeven van de onderwijsinnovatie (voor de feiten uit). Innovators en early adopters willen eerder een nieuwe technologie uitproberen en de mogelijkheden ervan voor het eigen onderwijs onderzoeken, terwijl de late majority en de laggards juist liever aan bestaande (bewezen?) onderwijsvormen willen vasthouden en aangeven dat de nieuwe onderwijsvormen nog niet ‘evidence-based’ zijn. De meerderheid (‘early’ en ‘late majority’) bewaakt dat invoering van vernieuwingen stapsgewijs, zorgvuldig en niet overhaast plaatsvindt. Een beproefde methode om na de ‘innovators’ en de ‘early adopters’ ook de rest van de docenten mee te krijgen in de onderwijsinnovatie, is de nieuwe technologieën niet direct als vervanging van maar als uitbreiding op de bestaande onderwijsvormen in te voeren. Hierdoor kan het docentencorps zich blijven herkennen in de gebruikte onderwijsvormen en worden nieuwe mogelijkheden geleidelijk ontdekt en ingevoerd. Tijdens de stapsgewijze
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
287
Onbekend maakt onbemind
119 | juni 2012
Koopman en Vervoorn: Onderwijsinnovaties voor de digitale student
Afb. 2. Voorbeeld van het computerondersteund onderwijs ‘Looking for caries’ op het ACTA.
Afb. 3. De ACTA-overalltoets.
invoering kan het succes van de nieuwe onderwijsvormen worden onderzocht op effectiviteit en kan zij steeds meer evidence-based worden. Voorbeelden van technologieën die de mogelijkheden van bestaande onderwijsvormen in het tandheelkunde onderwijs succesvol kunnen uitbreiden zijn: Computer Ondersteund Onderwijs (Rosenberg et al, 2003), elektronische leeromgevingen (Feeney et al, 2008) en digitale toetssystemen (Olson en McDonald, 2004). Computer Ondersteund Onderwijs (COO) is een onderwijsvorm waarbij lesmateriaal via een computer wordt aangeboden. De computer maakt het mogelijk allerlei ondersteunend en verklarend materiaal te benutten, zoals foto’s, animaties, videofragmenten en geluid. Een voorbeeld van een COO-programma dat in het radiologieonderwijs van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) is ontwikkeld, is het programma ‘Looking for caries’ (afb. 2). In dit programma leren studenten cariës diagnosticeren in bitewing-opnamen. Uit een onderzoek van Mileman blijkt dat de docenten die begeleid werden door de makers van het COO-programma, de toepassing van het programma in het onderwijs zeer waarderen (Mileman et al, 2004).
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
Them a: O nder wijs v er nieuwing en in opleiding en tandheelk unde
Een elektronische leeromgeving is een webgebaseerd softwaresysteem waarmee educatieve inhoud aangeboden wordt en waarmee het leerproces en de communicatie die nodig is voor het leren wordt ondersteund. Een elektronische leeromgeving maakt het mogelijk om voor een vak of een cursus een website te creëren waarin docenten mededelingen, onderwijsmaterialen, opdrachten, oefententamens enzovoorts voor studenten beschikbaar kunnen stellen. Studenten kunnen deze informatie raadplegen, opdrachten inleveren, toetsen maken en digitaal communiceren met medestudenten en docenten. De 3 tandheelkundeopleidingen in Nederland maken gebruik van Blackboard, dat ook wereldwijd een van de meest gebruikte elektronische leeromgevingen is. Digitaal toetsen wordt de laatste jaren steeds meer toegepast in het tandheelkundeonderwijs. De voordelen zijn legio. Zo kunnen studenten bijvoorbeeld na afname direct een beoordeling en feedback over hun toets krijgen, kunnen er multimediale toepassingen in toetsen worden verwerkt (bijvoorbeeld klinische afbeeldingen) en het is mogelijk grote databanken met toetsenvragen op te stellen waaruit toetsen automatisch kunnen worden gegenereerd. Een voorbeeld van een digitale toets is de ACTA-overalltoets (afb. 3). Deze toets wordt gebruikt om de samenhang tussen de verschillende theoretische vakken en de praktijk te benadrukken en te bevorderen. Naar aanleiding van een klinische patiëntencasus krijgen deelnemers vragen over een groot aantal facetten van de tandheelkunde (Wiegman et al, 2011; Schoonheim-Klein et al, 2012). Ook de MOOG Simodont Dental Trainer®, kortweg Simodont® genoemd, is een goed voorbeeld van een nieuwe onderwijsvorm die een uitbreiding is op bestaande onderwijsvormen (afb. 4). De Simodont® is een simulator waarmee tandheelkundige behandelingen met krachtenterugkoppeling in een virtuele omgeving kunnen worden getraind (Koopman, 2010; De Boer et al, 2012). In het preklinisch onderwijs van ACTA wordt de Simodont® ingezet naast traditionele onderwijsvormen waarbij de studenten leren boren in fantoomhoofden en geëxtraheerde gebitselementen. Naast een stapsgewijze invoering is ook voldoende tijd en aandacht voor de individuele docent die met de onderwijsinnovatie te maken krijgt een belangrijk aspect. Het simpelweg beschikbaar stellen van nieuwe mogelijkheden is niet voldoende. Een weloverwogen en begeleide invoering en kwalificatie van docenten is noodzakelijk. “Faculty require support to enable them to effectively use the technology to the benefit of their students. This support should be provided by the institution and it is suggested that, where possible, institutions should appoint an e-learning champion with good interpersonal skills to support and encourage faculty change” (Mattheos et al, 2008). Daarom is de invoering van de digitale portfolio binnen het ACTA gepaard gegaan met uitgebreide training van de docenten aan de computer. Dit leverde een positieve waardering op van de staf voor het gebruik van de digitale portfolio.
Onderwijsinnovatie en kwalificatie van docenten Bij het vormgeven van het onderwijs aan digital natives is
288
119 | juni 2012
Koopman en Vervoorn: Onderwijsinnovaties voor de digitale student
Afb. 4. De MOOG Simodont Dental Trainer®.
het kwalificeren van de digital immigrants een belangrijk aandachtspunt. In ‘The horizon report 2011’ van The New Media Consortium, een wereldwijd gerichte non-profitorganisatie die zich bezighoudt met het onderzoeken van het gebruik van nieuwe media en nieuwe technologieën, en EDUcause Learning Initiative, dat innovatieve technologie onderzoekt en innovaties in onderwijs met behulp van informatietechnologie promoot, wordt de belangrijkste uitdaging voor de invoering van technologische innovaties in het onderwijs als volgt omschreven: “Digital media literacy continues its rise in importance as a key skill in every discipline and profession. Teacher preparation programs are beginning to include courses related to digital media literacy, but progress continues to be slow. The challenge is exacerbated by the fact that digital technologies morph quickly at a rate that generally outpaces curriculum development.” (The New Media Consortium and EDUcause Learning Initiative, 2011). Een goed advies voor het kwalificeren van docenten binnen een onderwijsinstelling komt uit het onderzoek van Goldstuck (Goldstuck, 2011). Hij concludeerde dat kinderen nieuwe technologieën niet zozeer sneller adopteren dan volwassen omdat kinderen digitale natives zijn, maar omdat kinderen bepaalde eigenschappen van nature meer hebben dan volwassen “On the other hand – and this is the big discovery – children naturally do something that adults tend to avoid. They share their discoveries, and they ask each other about the tips, tricks, shortcuts and workarounds they have found. Adults – teachers and parents alike – tend to keep the good and the bad to themselves” (Goldstuck, 2011). Mitra en Rana zijn met hun ’Hole in the wall’-experiment tot dezelfde conclusie gekomen (Mitra en Rana, 2001). In dit experiment werd een computer in een muur in een achterstandsbuurt van Delhi ingebouwd en kregen kinderen vrije toegang tot die computer. Het experiment toonde aan dat kinderen uitstekend in staat bleken te zijn om zonder formele training de computer te leren bedienen en er complexe vraagstukken mee op te lossen. De kracht van samenwerking tussen de kinderen en de aangeboren nieuwsgierigheid van kinderen bleken de katalysator van het leren te zijn. Een deel van de eigenschappen toegedicht
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
Them a: O nder wijs v er nieuwing en in opleiding en tandheelk unde
aan digital natives zijn dus ook eigenschappen van jeugd in het algemeen. Deze eigenschapen zijn van voorbijgaande aard, maar waren ook in voorgaande generaties aanwezig. Beishuizen stelt dat kinderen in staat zijn nieuwe technologieën snel over te nemen, omdat zij gebruikmaken van ‘peer group learning’. Dit principe kan ook worden ingezet bij het adopteren van onderwijsinnovaties door docenten en onderwijshervormers. Docenten worden dan gestimuleerd kennis te delen en samen met collega’s actief kennis te construeren op het gebied van de nieuwe technologieën. Docenten bevinden zich dan in een zogenoemde ‘community of learners’ waarin elke deelnemer gelijkwaardig is en met een onderzoekende en nieuwsgierige houding op eigen wijze bijdraagt aan het persoonlijke leerresultaat en het leerresultaat van de groep als geheel (Beishuizen, 2004). Zo verdiepen zij zich op dezelfde manier als kinderen of digital natives in de nieuwe digitale technologieën. In de literatuur is discussie over het al dan niet bestaan van verschillen in eigenschappen en capaciteiten van jongere én oudere generaties. Meer fundamenteel onderzoek hiernaar en de verschillende manieren om met nieuwe technologieën te werken en te leren, is dan ook noodzakelijk (Bennet et al, 2008; Helsper en Eynon, 2010).
Slot Voor het onderwijs in het algemeen, maar uiteraard ook voor het tandheelkundeonderwijs in Nederland, is het een uitdaging om met het gegeven dat er verschillen zijn tussen digital natives en digital immigrants, de juiste vorm te vinden om onderwijsinnovaties in te voeren die door de docenten worden geaccepteerd en die aansluiten op de eigenschappen en capaciteiten van de hedendaagse student. Een beproefde methode is de onderwijsinnovaties stapsgewijs en in aanvulling op bestaande onderwijsvormen toe te laten passen en daarnaast voldoende aandacht te besteden aan het kwalificeren van docenten. In dit proces verandert de vorm van het onderwijs, terwijl de vakinhoud goed wordt bewaakt en bewaard. Literatuur * Bakker T. Informatiestrategie Universiteit van Amsterdam 2011-2014. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, 2011. * Beishuizen JJ. De vrolijke wetenschap. Over communities of learners als kweekplaats voor kenniswerkers. Amsterdam: Vrije Universiteit, 2004. Inaugurele rede. ® * Boer IR de, Bakker DR, Wesselink PR, Vervoorn JM. De Simodont in
het onderwijs. Ned Tijdschr Tandheelkd 2012; 119: 294-300. * Bennet S, Maton K, Kervin L. The ‘digital natives’ debate: a critical review of the evidence. Br J Educ Technology 2008; 39: 775-786. * Chambers DW. Generations. J Am Coll Dent 2005; 72: 27-35. * Feeney L, Reynolds PA, Eaton KA, Harper J. A description of the new technologies used in transforming dental education. Br Dent J 2008; 204: 19-28; Erratum in Br Dent J 2008; 204: 54. * Goldstuck A. The myth of the ‘digital born’. http://www.gadget.co.za/ pebble.asp?relid=3569 (geraadpleegd 30-11-2011). * Helsper E, Eynon R. Digital natives: where is the evidence? Br Educ Res J 2010; 36: 503–520.
289
119 | juni 2012
Koopman en Vervoorn: Onderwijsinnovaties voor de digitale student
Them a: O nder wijs v er nieuwing en in opleiding en tandheelk unde
* Howe N, Strauss W. Millennials go to college. Washington: American
Summary
Association of Collegiate Registrars and Admissions Officers, 2003. * Koopman P, Buis J, Wesselink P, Vervoorn JM. Simodont, a haptic
Innovations in education for the digital student
training simulator combined with courseware. Bio-algorithms and
A significant percentage of today’s teaching staff received their professional
med-systems 2010; 6: 117-122.
training before the revolution in information and communication technology
* Lee L. Young people and the internet: from theory to practice. Nordic J Youth Res 2005; 13: 315–326. * Lenhart A, Madden M, Hitlin P. Teens and technology: Youth are
took place. Students, by contrast, are so-called ‘digital natives’: they grew up surrounded by digital technology. Present day students are used to multitasking and expect to be facilitated in using educational facilities regardless
leading the transition to a fully wired and mobile nation. Washington:
of time and place. Adapting higher education to present day students’ study
Pew Internet & American Life Project, 2005.
behaviour and expectations requires reconsideration of educational form and
* Mattheos N, Stefanovic N, Apse P, et al. Potential of information
methods. Several types of staff can be distinguished in their attitude towards
technology in dental education. Eur J Dent Educ 2008; 12 (suppl. 1):
technological innovation in education. Among them are staff who are reluct-
85-91.
ant in accepting innovations. Dental schools face the challenge of finding
* Mattheos N, Schoonheim-Klein M, Walmsley AD, Chapple IL. Innovative
support for innovations with all their teaching staff, and to better adapt to
educational methods and technologies applicable to continuing pro-
the twenty-first century student. In order to introduce technological innova-
fessional development in periodontology. Eur J Dent Educ 2010; 14
tions successfully, students need to become involved and sufficient attention
(suppl. 1): 34-52.
must be paid to qualifying instructors.
* Mileman PA, Hout WB van den, Sanderink GCH. Looking for caries…? Teachers evaluate a program to improve caries diagnosis from radio-
Bron
graphs. Eur J Dent Educ 2004; 8: 35-42.
P. Koopman, J.M. Vervoorn
* Mitra S, Rana V. Children and the Internet: Experiments with minimally invasive education in India. Br J Educ Technol 2001; 32: 221-232. * Oblinger D. Boomers, gen-Xers and millennials: understanding the new students. Educause Review 2003; 38 (4): 37-47. * Olson BL, McDonald JL. Influence of online formative assessment upon student learning in biomedical science courses. J Dent Educ 2004; 68:
Uit het Onderwijsinsituut van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) Datum van acceptatie: 26 maart 2012 Adres: mw. dr. J.M. Vervoorn, ACTA, Gustav Mahlerlaan 3004, 1081 LA Amsterdam
[email protected]
656-659. * Prensky M. Digital natives, digital immigrants. MCB University Press 2001; 9. http://www.marcprensky.com/writing/prensky%20-%20 digital%20natives,%20digital%20immigrants%20-%20part1.pdf * Riksen D. SURF Meerjarenplan 2011-2014 ‘Samen excelleren’. Rotterdam: Veenman Drukkers, 2010. * Rogers EM. Diffusion of innovations. New York: The Free Press, 2003. * Rosenberg H, Grad HA, Matear DW. The effectiveness of computeraided, self-instructional programs in dental education: a systematic review of the literature. J Dent Educ 2003; 67: 524-532. * Schoonheim-Klein ME, Selms MKA van, Volgenant CMC, Wiegman HP, Vervoorn JM. Het beoordelen van de klinische competenties van studenten tandheelkunde. Ned Tijdschr Tandheelkd 2012; 119: 328-336. * The New Media Consortium, EDUcause Learning Initiative. The horizon report 2011. http://www.educause.edu/Resources/2011HorizonRep ort/223122 (geraadpleegd 30-11-2011). * Warger T, Dobbin G. Learning environments: Where space, technology and culture converge. Educause ELI Paper 1, October 2009. * Wiegman HP, Selms MKA van, Volgenant CMC, Koopman P, Egmond KJ van. ACTA-Overalltoets: test uw tandheelkundige kennis aan de hand van een klinische casus. Quality Practice; 4: 50-51. * Wijngaards G. Van e-student tot kenniswerker. Van organisatie- naar studentgeleid onderwijs. Rotterdam: InHolland, 2004. Inaugurele rede.
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
290
119 | juni 2012