Onderwijs‐ en examenregeling
Oriëntaalse Talen en Communicatie
2013‐2014 Examencommissie OTC
Inhoudsopgave Hoofdstuk 0 Begripsbepalingen ......................................................................................................... 4 Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen .............................................................................................. 9
artikel 1.1 Wettelijke grondslag en reikwijdte ............................................................................. 9 artikel 1.2
Openbaarheid en publicatie .................................................................................... 9
artikel 1.3
Onderwijs in het Nederlands ................................................................................... 9
artikel 1.4 Bescherming persoonsgegevens .................................................................................... 9 Hoofdstuk 2
Examencommissie ................................................................................................. 10
artikel 2.1
Taken en werkwijze ................................................................................................ 10
artikel 2.2
Samenstelling .......................................................................................................... 11
artikel 2.3
Examinatoren .......................................................................................................... 12
Hoofdstuk 3
Vooropleidingseisen en eisen postpropedeuse ................................................... 13
artikel 3.1
Vooropleidingseisen ............................................................................................... 13
artikel 3.2: Toelating ....................................................................................................................... 13 artikel 3.3: Nadere vooropleidingseisen ........................................................................................ 14 artikel 3.5: Inschrijving postpropedeutische fase – vooruitstuderen ........................................ 14 artikel 3.6: Ernstige overlast .......................................................................................................... 15 artikel 3.7: Iudicium abeundi ......................................................................................................... 15 Hoofdstuk 4
Inrichting opleidingen ............................................................................................ 16
artikel 4.1
Opleiding ................................................................................................................. 16
artikel 4.2
Opleidingscommissie ............................................................................................. 16
artikel 4.3
Studiepunten volgens European Credit Transfer System [ECTS] ...................... 16
artikel 4.4
Algemene inrichtingseisen ..................................................................................... 18
artikel 4.5
Inrichting propedeutische fase .............................................................................. 19
artikel 4.6
Inrichting postpropedeutische fase – differentiatie en minoren ....................... 19
Het postpropedeutisch programma .......................................................................................... 20 Afstudeerrichtingen .................................................................................................................... 20 Inrichting stages .......................................................................................................................... 20 Differentiatie en minoren .......................................................................................................... 21 artikel 4.7
Inrichting duale opleidingen ................................................................................. 22
artikel 4.8
Studieloopbaanbegeleiding .................................................................................... 22
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 2
artikel 4.9
Studieadvies in de propedeutische fase ................................................................ 23
artikel 4.10
Toegangsbeperking afstudeerrichtingen .............................................................. 23
artikel 4.11
Praktische oefeningen ........................................................................................... 24
Hoofdstuk 5
Inrichting examens en tentamens ......................................................................... 24
artikel 5.1
Tentamens ............................................................................................................... 24
artikel 5.2
Examen ..................................................................................................................... 25
artikel 5.3
Beoordelingen ......................................................................................................... 26
artikel 5.4
Organisatie van tentamens en examens ............................................................... 27
artikel 5.5
Inschrijving voor tentamens .................................................................................. 27
artikel 5.6
Fraude....................................................................................................................... 29
artikel 5.7 Voorzieningen – persoonlijke en bijzondere omstandigheden ............................... 29 artikel 5.8
Profileringsfonds ..................................................................................................... 30
artikel 5.9
Vrijstellingen en bepalingen inzake EVC’s ........................................................... 30
artikel 5.10
Bewaring tentamen‐ en examenstukken .............................................................. 31
artikel 5.11
Eigen bijdragen ....................................................................................................... 31
Hoofdstuk 6
Getuigschriften en verklaring ................................................................................ 33
artikel 6.1
Getuigschriften ........................................................................................................ 33
artikel 6.2
Schriftelijke verklaring ........................................................................................... 33
artikel 6.3
Publicatie excellente afstudeerscripties................................................................ 33
Hoofdstuk 7: Beroep en klachtrecht ................................................................................................. 34 artikel 7.1: Beroep ............................................................................................................................ 34 artikel 7.2: Klachtrecht ................................................................................................................... 34 Hoofdstuk 8
Slotbepalingen – vaststelling & wijziging ‐ evaluatie .......................................... 36
artikel 8.1
Hardheidsclausule .................................................................................................. 36
artikel 8.2
Onvoorziene omstandigheden – onverwijlde beslissing .................................... 36
artikel 8.3
Vaststelling en wijziging – inwerkingtreding ...................................................... 36
artikel 8.4
Evaluatie ................................................................................................................... 36
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 3
Hoofdstuk 0 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder:
Afstudeerrichting
Een door de Directie vastgestelde leerroute bestaande uit een samenhangend geheel van postpropedeutische onderwijseenheden. Dit samenhangend geheel kan bestaan uit een onderwijsprogramma van Zuydminoren en keuze‐eenheden. De afstudeerrichting wordt vermeld op het getuigschrift.
Assessment
Een beoordelingsinstrument of een set beoordelingsinstrumenten voor de toetsing van competenties met een toepassingsgericht karakter en gesitueerd in een levensechte context. Het begrip verwijst ook naar gestandaardiseerde procedures die het mogelijk maken eerder verkregen competenties vast te stellen.
Bacheloropleiding
Initiële hbo‐opleiding als bedoeld in de Artikel 7.3 en 7.3a WHW. Indien de student met goed gevolg het afsluitend examen heeft afgelegd wordt aan hem de graad Bachelor verstrekt. Aan de graad wordt voor iedere opleiding een toevoeging gehanteerd die door het College van Bestuur is vastgelegd.
Blok
Eén of meerdere onderwijseenheden die gezamenlijk gedurende een blokperiode worden aangeboden.
Blokperiode
Een blokperiode is één van de vier termijnen die een studiejaar omvat. Deze perioden hebben een vergelijkbare studielast. Voorafgaande aan een studiejaar worden de dagen waarop de onderscheiden blokperioden starten door het College van Bestuur vastgelegd.
Centrale De Centrale Medezeggenschapsraad (CMR) van Zuyd Hogeschool als bedoeld in Artikel Medezeggenschaps‐ 10.17 WHW. raad College van Beroep Het College van Beroep voor de Examens als bedoeld in Artikel 7.60 tot en met 7.63 WHW. voor de Examens College van Beroep Het College van Beroep Bijzonder Onderwijs als bedoeld in Artikel 7.68 WHW. Bijzonder Onderwijs College van Bestuur
Het College van Bestuur, als bedoeld in Artikel 10.2 WHW en tevens het instellingsbestuur conform Artikel 10.8 lid 2 WHW.
Competentie
Competentie is het vermogen om de aanwezige kennis, inzicht, vaardigheden en houding te benutten en verder te ontwikkelen om concrete activiteiten op adequate wijze te verrichten.
CROHO
Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs waarin alle opleidingen zijn vermeld, die, indien het afsluitend examen met goed gevolg is afgelegd, een getuigschrift hbo‐onderwijs opleveren met daarbij de behorende graad als bedoeld in Artikel 6.13 WHW
Cursusjaar
De verzameling van onderwijseenheden die volgens de onderwijs‐ en examenregeling binnen een studiejaar aangeboden wordt en die volgtijdelijk de gehele opleiding vormen. De studielast van een opleiding is in principe in vier cursusjaren opgedeeld.
Deeltijdse opleiding
Opleiding die zodanig is ingericht dat de student naast de onderwijsactiviteiten ook andere werkzaamheden kan verrichten. Deze werkzaamheden kunnen in de vorm van vrijstellingen studiepunten opleveren dan wel als onderwijseenheden worden aangemerkt onder door de Examencommissie te stellen eisen (zie Artikel 7.27 WHW).
Deelraad
De Medezeggenschapsraad van een faculteit conform Artikel 10.25 WHW.
Differentiatie‐ ruimte
De tot maximaal 120 EC's beperkte ruimte van de leerroute van een student die naar eigen inzicht kan worden ingevuld met een of meerdere Zuydminoren of met keuze‐eenheden.
Diploma
Het diploma supplement is een gestandaardiseerde bijlage met relevante gegevens over de
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 4
Supplement
studieloopbaan toegevoegd aan het getuigschrift/diploma en is gebaseerd op het model dat door de Europese Commissie, de Raad van Europa en CEPES, de onderwijsafdeling van de UNESCO is ontwikkeld.
Duale opleiding
Opleiding die zodanig is ingericht dat het volgen van onderwijs gedurende één of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. De opleiding bestaat dan uit een onderwijs‐ en een werkdeel. Het werkdeel is onderdeel van het onderwijsprogramma van de opleiding en kan dus studiepunten opleveren (zie: Art. 7.7 WHW).
EC
European Credit is een eenheid die gelijk is aan een studiepunt met het doel internationale studentenmobiliteit te faciliteren. De eenheid representeert 28 uren studielast en wordt aan de student toegekend als een tentamen met goed gevolg is afgelegd.
ECTS
European Credit Transfer System is het systeem waarin grensoverschrijdende mobiliteit van studenten mogelijk gemaakt wordt door studielast op vergelijkbare wijze (in European Credits) uit te drukken.
Examen
Het propedeutisch of afsluitend examen van een opleiding als bedoeld in Artikel 7.8 en 7.10 WHW.
Examencommissie
De conform de onderwijs‐ en examenregeling ingestelde commissie ten behoeve van het afnemen, de organisatie en de coördinatie van het propedeutisch en/of het afsluitende examen van één of meer opleidingen.
Examinator
Medewerker van de faculteit of een door de Directie aangewezen externe deskundige die bevoegd is tot het afnemen van tentamens. Medewerkers van de faculteit zijn examinator van die onderwijseenheden waarbij zij zijn belast met het verzorgen van het onderwijs.
Externe opdracht
Een verzoek dat door een andere rechtspersoon dan Zuyd Hogeschool aan een of meerdere opleidingen van deze hogeschool ter uitvoering wordt gedaan.
Extraneus
Degene die conform Artikel 7.32 WHW en verder als extraneus aan de hogeschool is ingeschreven.
Faculteit
Een organisatorische eenheid van één of meer opleidingen.
Directie
De leiding van een faculteit zoals bedoeld onder Artikel 10.3 lid 2 WHW.
Fraude
Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten daarvan door een student dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel door de examinator over zijn verwerving van competenties geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken.
Gaststudenten
Gaststudenten zijn studenten in spe, die gebruik maken van voorzieningen van de hogeschool, maar nog niet volledig voldoen aan de eisen voor toelaatbaarheid tot een bacheloropleiding.
Getuigschrift
Het door een Examencommissie afgegeven bewijsstuk dat het propedeutisch examen of het afsluitend examen van een in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs opgenomen opleiding met goed gevolg is afgelegd (zie: Art. 7.11 WHW).
Hogeschool
Zuyd Hogeschool, in stand gehouden door de Stichting Zuyd Hogeschool gevestigd te Heerlen.
Jaar van inschrijving
Het tijdvak vanaf de dag van inschrijving voor een opleiding tot aan het einde van de twaalfmaandse periode waarin de student onafgebroken ingeschreven staat.
Keuze‐eenheid
Een keuze‐eenheid kent een studielast van 3 EC's of een veelvoud daarvan. Een keuze‐ eenheid met een studielast van 3 EC's is één onderwijseenheid. Een keuze‐eenheid met een veelvoudige studielast van 3 EC's bestaat uit evenzoveel onderwijseenheden. Een student kan ervoor kiezen een tentamen van een of meerdere keuze‐eenheden af te leggen indien hij gerechtigd is de tentamens van de postpropedeutische fase af te leggen. Een keuze‐eenheid is als zodanig opgenomen in de Zuyd‐catalogus.
Learning
Overeenkomst tussen een student en een Examencommissie waarin de afspraken met
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 5
agreement
betrekking tot de buitenlandse leeractiviteiten van de student worden vastgelegd door de betrokken onderwijsinstellingen conform de richtlijnen van het ECTS‐systeem.
Leerovereenkomst
Overeenkomst tussen een student en een Examencommissie die concrete bepalingen bevat met betrekking tot de leerroute van de student. De student en de Examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven, verbinden zich in de leerovereenkomst voor een vooraf bepaalde termijn.
Leerroute
De leeractiviteiten die de student volgtijdelijk of gelijktijdig wenst te ondernemen om de competenties behorend bij een opleiding te verwerven.
Leerwerk‐ overeenkomst
Overeenkomst tussen de student, de Examencommissie van de opleiding waarvoor hij staat ingeschreven en de organisatie waar de student zijn praktijkdeel van de opleiding doorloopt. Deze bevat concrete bepalingen met betrekking tot de externe leeractiviteiten binnen de leerroute van de student. Betrokken partijen, de student en de Examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven, verbinden zich in de leerovereenkomst voor een vooraf bepaalde termijn.
Major
De kern van onderwijseenheden van een opleiding, waarin alle studenten tentamens moeten afleggen om de competenties te bezitten die nodig zijn voor het behalen van een getuigschrift. De major vormt de basis voor de beroepsuitoefening en het keuzeonderwijs betreffende Zuydminoren en keuze‐eenheden.
Masteropleiding
Initiële hbo‐opleiding als bedoeld in de Artikel 7.3 WHW. Bij voltooiing van deze opleiding wordt aan de student de graad Master verleend.
Mbo‐opleiding
Een middenkaderopleiding of van een specialistenopleiding (zie Artikel 7.2.2, eerste lid, WEB) of van een door de minister aangewezen vakopleiding (zie: Artikel 7.2.2. eerste lid, WEB; voorheen mbo‐diploma).
Minorcommissie
De Minorcommissie toetst de Zuydminoren op formele eisen, studeerbaarheid en inhoudelijke kwaliteit. Bovendien adviseert zij de minoraanbiedende faculteit in dezen. Zij treedt op namens het instellingsbestuur.
Onderwijseenheid
Een samenhangend geheel van te verwerven competenties. Een onderwijseenheid wordt uitgedrukt in hele studiepunten.
Onregelmatigheid
Elk handelen of nalaten daarvan door een student, waardoor de goede gang van zaken in de onderwijsverzorging wordt verstoord; fraude daaronder niet begrepen.
Opleiding
Een samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht, vaardigheden en houding waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken (zie: Artikel 7.3 WHW). Opleidingen zijn voltijds, deeltijds of duaal ingericht en leiden op tot Bachelorniveau.
Opleidingsminor
Een opleidingsminor behoort tot het keuzeonderwijs van een opleiding en is alleen toegankelijk voor studenten die zijn ingeschreven voor desbetreffende opleiding.
Portfolio
Document waarin de student een beschrijving van de gerealiseerde en geplande competentieverwerving vastlegt.
Post‐ propedeutische fase
De fase van de opleiding die volgt op de propedeutische fase en die wordt afgesloten met een afsluitend examen.
Praktische oefening
Een praktische oefening bestaat uit een of meerdere samenhangende onderwijseenheden waarbij de examinator door observatie van de handelende student tot een beoordeling komt.
Propedeutische fase
De fase die wordt afgesloten met het propedeutisch examen (zie: Artikel 7.8 WHW).
StOER
De standaard onderwijs‐ en examenregeling die bestaat uit het hogeschoolbrede deel. Deze wordt per studiejaar vastgesteld door het College van Bestuur na instemming van de Centrale Medezeggenschapsraad.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 6
Student
Degene die, conform Artikel 7.32 tot en met 7.34 WHW of andere wettelijke regelingen, als student (voltijd, deeltijd, of duaal) aan de hogeschool is ingeschreven.
Studentendecaan
De medewerker die studenten raad geeft en voorlichting in studie‐ en studentaangelegenheden. Ook begeleidt en bemiddelt de studentendecaan bij persoonlijke problemen van materiële en immateriële aard.
Studieadvies
Het advies over het al dan niet voortzetten van de studie, dat in de loop van de propedeutische fase aan de student wordt uitgebracht. Aan dit advies kan een afwijzing verbonden zijn.
Studiejaar
Het tijdvak dat aanvangt op 1 september van enig jaar en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar, zoals bedoeld in Artikel 1.1 WHW.
Studielast
Het genormeerde tijdsbeslag van elke opleiding en van elke onderwijseenheid uitgedrukt in hele studiepunten (zie: Artikel 7.4 WHW) en zoals vastgelegd in de OER.
Studielast (nominaal)
De studielast exclusief het tijdsbeslag dat verbonden is aan hertentamens en de voorbereiding daarop.
Studieloopbaan‐ begeleider/mentor
De medewerker die de studievoortgang van de student bewaakt en de student hierin ondersteunt en begeleidt.
Studieplan
De leerroute, gebaseerd op onderwijseenheden, die een student overeenkomt met zijn mentor/studieloopbaanbegeleider teneinde het afsluitend examen af te leggen.
Tentamen
Aan elke onderwijseenheid is een tentamen verbonden. Het tentamen omvat een onderzoek naar de kennis, het inzicht, de houding en de vaardigheden van de kandidaat, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek (zie: Artikel 7.3 en 7.10 WHW).
Uitstroomprofiel
Combinatie van door de student gerealiseerde competenties na het met goed gevolg afgelegd hebben van het afsluitend examen.
Voorziening
Maatregel getroffen door een daartoe bevoegde medewerker of bevoegd orgaan van de hogeschool om de student in een dienst te voorzien met het doel de studievoortgang te ondersteunen of te begeleiden.
Voltijdse opleiding Een voltijdse opleiding is een opleiding die is ingericht zonder dat rekening is gehouden met het verrichten van andere werkzaamheden dan onderwijsactiviteiten. Werkzaamheden in de vorm van stages zijn onderdeel van het onderwijsprogramma van de opleiding en kunnen dus studiepunten opleveren. De student komt conform de WSF 2000 in aanmerking voor studiefinanciering. Vrijstelling
Gehele of gedeeltelijke ontheffing van de plicht tot het afleggen van een tentamen om te voldoen aan inschrijvings‐ of toelatingsvoorwaarden en/of verkrijgen van studiepunten inzake het afleggen van het propedeutisch of afsluitend examen.
WEB
De Wet educatie en beroepsonderwijs, zoals gepubliceerd in Staatsblad 1995 nr. 501, inclusief latere aanvullingen en wijzigingen.
Werkdag
Een werkdag, niet zijnde een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag of een door de overheid erkende nationale feestdag en niet vallend binnen de door het College van Bestuur jaarlijks vast te stellen roostervrije perioden.
WHW
De Wet op het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek, zoals gepubliceerd in Staatsblad 1992 nr. 593, inclusief latere aanvullingen en wijzigingen.
WSF 2000
De Wet op de studiefinanciering 2000, zoals gepubliceerd in Staatsblad 2000, nr. 571 inclusief latere aanvullingen en wijzigingen).
Zuydminor
Een Zuydminor kent een studielast van 15 EC's of een veelvoud daarvan. Een Zuydminor met een studielast van 15 EC's is één onderwijseenheid. Een Zuydminor met een veelvoudige studielast van 15 EC's bestaat uit evenzoveel onderwijseenheden. Een student kan ervoor kiezen een tentamen van een of meerdere Zuydminoren af te leggen indien hij gerechtigd is de tentamens van de postpropedeutische fase af te leggen. Een Zuydminor is als zodanig
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 7
opgenomen in Minoretalage en vormt een onderdeel van de curriculum‐ en cursusdatabase.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 8
Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
artikel 1.1 Wettelijke grondslag en reikwijdte lid 1
De onderwijs‐ en examenregeling en Studentenstatuut Zuyd Hogeschool bestaat uit twee delen: de standaard onderwijs‐ en examenregeling Zuyd Hogeschool [StOER], die als algemene kaderregeling integraal van toepassing is op alle opleidingen van de hogeschool én de onderwijs‐ en examenregeling [OER] per opleiding, die de invulling en uitwerking vormt van de StOER op opleidingsniveau. Een onderwijs‐ en examenregeling kan op onderdelen bestaan uit een gemeenschappelijke regeling voor de verschillende opleidingen van een faculteit. [Art. 7.13 WHW]
lid 2
Deze onderwijs‐ en examenregeling betreft Oriëntaalse Talen en Communicatie met CROHO nummer 34456 en het gaat om voltijd onderwijs. Deze regeling geldt voor alle aan deze opleiding ingeschreven studenten, tenzij uit de tekst het tegendeel blijkt.
lid 3
Deze regeling wordt vastgesteld door de directie, waaronder de opleiding Oriëntaalse Talen en Communicatie ressorteert en behoeft de instemming van de deelraad.
artikel 1.2 Openbaarheid en publicatie lid 1
De directie draagt zorg voor tijdige publicatie vóór de aanvang van het studiejaar van de geldende OER; de OER en de samenstelling, taken, bevoegdheden en werkwijze van de Examencommissie. Deze bekendmaking is zodanig, dat de student zich een goed oordeel kan vormen over de inhoud en de inrichting van het onderwijs en van de examens.
artikel 1.3 Onderwijs in het Nederlands lid 1
lid 2
Het onderwijs wordt ingericht in het Nederlands; de examens worden afgenomen in het Nederlands. In afwijking van vorig lid kan een andere taal worden gebezigd: wanneer het een opleiding met betrekking tot die taal betreft, of wanneer het onderwijs betreft, dat in het kader van een gastcollege door een anderstalige docent gegeven wordt, of indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt, een en ander steeds in overeenstemming met deze OER.
artikel 1.4 Bescherming persoonsgegevens lid 1
lid 2
lid 3
Zuyd Hogeschool verwerkt persoonsgegevens van studenten op behoorlijke en zorgvuldige wijze en in overeenstemming met Wet Bescherming Persoonsgegevens [WBP]. Zuyd Hogeschool is gerechtigd voor een goede vervulling van zijn taak deze persoonsgegevens te verwerken en ‐ niet limitatief ‐, het opslaan, opvragen, bijwerken, verstrekken of vernietigen daaronder begrepen. Deze verwerking geschiedt steeds voor het doel, waarvoor de gegevens worden verzameld. Zuyd Hogeschool is gerechtigd tot verwerking van deze gegevens op het moment van inschrijving
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 9
van de student.
Hoofdstuk 2
Examencommissie
artikel 2.1 Taken en werkwijze lid 1
De Directie stelt voor elke aan de faculteit verbonden opleiding of groep van opleidingen een Examencommissie in ten behoeve van het afnemen van examens en de organisatie en de coördinatie van de tentamens. [ART. 7.12 WHW] De Examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs‐ en examenregeling stelt ter zake kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. Zij heeft de opdracht om de kwaliteit van examens en tentamens te borgen
lid 2
De Examencommissie is belast met de volgende taken: a. met betrekking tot tentamens en examens: ‐ ‐
het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens; het vaststellen van regels met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens tentamens en de in dat verband te nemen maatregelen;
‐
het vaststellen en bekendmaken van dag en tijdstippen voor het afleggen van tentamens;
‐
het uitoefenen van het toezicht op het afnemen van tentamens, daaronder begrepen het voorkomen dat ten onrechte studiepunten worden toegekend, onthouden of verworven;
‐ ‐
het vaststellen en bekend maken van de uitslag van de tentamens en examens; het vaststellen van de richtlijnen en aanwijzingen om de uitslag van tentamens en examens te beoordelen, vast te stellen en bekend te maken; .; het verlenen van goedkeuring aan de student voor het afleggen van een tentamen in een door hem gekozen Zuydminor, keuze‐onderwijs anderszins of alternatief afstudeertraject;
‐ ‐
het aanwijzen van examinatoren; het afhandelen van fraude als hier bedoeld in [art.5.6 STOER].met betrekking tot vrijstellingen:
b. Met betrekking tot vrijstellingen: ‐
het beoordelen van vrijstellingsverzoeken ;
‐
het verlenen van vrijstelling van de verplichting deel te nemen aan praktische oefeningen al dan niet onder oplegging van vervangende eisen;
‐
het verlenen van vrijstellingen op basis van opleidingshistorie ‐waaronder mede begrepen een met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van een Associate Degree‐ opleiding‐ of een ervaringscertificaat..
c.
met betrekking tot verklaringen en getuigschriften: ‐ ‐
het uitreiken van het getuigschrift; het afgeven van een verklaring aan een student, die meer dan één tentamen van een onderwijseenheid met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift kan worden uitgereikt.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 10
d. met betrekking tot klachten en bezwaren het afhandelen van klachten met betrekking tot tentamens en examens; het afhandelen van bezwaren van studenten tegen studievoortgangsrapportages; het zorg dragen voor bemiddeling bij problemen in de studievoortgang van studenten die de taken van de Examencommissie betreffen. e. met betrekking tot evaluaties: ‐ ‐ ‐
‐
de gang van zaken tijdens tentamens, de vaststelling van de beoordelingen en de toepassing van het studieadvies;
‐ de productie van een jaarlijks verslag van haar werkzaamheden. lid 3
Naast het hier bepaalde in het tweede lid heeft de Examencommissie de volgende bevoegdheden: a.
met betrekking tot tentamens en examens: ‐
‐
het in individuele gevallen afwijken van het gestelde in de OER ter zake: de geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens; de vorm van het afleggen van een tentamen; de openbaarheid van mondeling af te nemen tentamens; het bepalen dat het examen een door de Examencommissie zelf te verrichten onderzoek bevat;
het bepalen dat niet ieder deeltentamen met goed gevolg behoeft te worden afgelegd; het verlenen van toestemming voor het afleggen van tentamens van de postpropedeutische fase voordat het propedeutisch examen met goed gevolg is afgelegd. b. met betrekking tot voorzieningen: ‐ ‐
‐
lid 4
het bepalen – na de studentendecaan gehoord hebbende‐ of een student, die een verzoek heeft ingediend voor het treffen van voorzieningen op basis van persoonlijke en bijzondere omstandigheden, functiebeperking(en). topsport en/of allochtone herkomst, recht heeft op deze voorzieningen.
De Examencommissie stelt een huishoudelijk reglement op ten behoeve van de regeling van zijn eigen werkzaamheden. Zie bijlage.
artikel 2.2 Samenstelling lid 1
In de Regeling voor de Examencommissies zijn de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de Examencommissie vastgelegd. De regeling is in te zien op Infonet.
lid 2
De Regeling voor de Examencommissies voorziet ook in een regeling voor de samenstelling en benoeming van de leden in de Examencommissie. Als lid wordt ten minste een externe deskundige benoemd, die geen deel uitmaakt van de eigen personele formatie van de faculteit. De Examencommissie bestaat uit de volgende leden:
voorzitter secretaris lid/ voorzitter‐plaatsvervanger lid
OER OTC 2013‐2014
Mevr. J. Kipke Dhr. M. Schrevel Mevr. A. Kalsbeek – Van Malde Mw. E. Coops
versie 1.0
Pagina 11
artikel 2.3 Examinatoren lid 1
Examinatoren worden door de Examencommissie aangewezen ten behoeve van het afnemen van de tentamens en de uitoefening van het toezicht daarop. Zij ontvangen ten bewijze daarvan een schriftelijke bevestiging met vermelding van de tentamens die door desbetreffende examinator worden afgenomen. Ten behoeve van het studentvolgsysteem zijn de per onderwijseenheid aangewezen examinatoren verantwoordelijk voor de juistheid van ingevoerde tentamenresultaten. Als examinator kunnen slechts worden aangewezen: leden van het personeel die met het verzorgen van het onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid zijn belast en ook deskundigen van buiten de instelling.
lid 2
De examinator die belast is met de verzorging van een onderwijseenheid of daartoe door de Examencommissie is aangewezen, stelt de beoordelingen van de tentamens vast. De Examencommissie stelt aan het begin van het studiejaar een lijst op met examinatoren, en stelt deze indien nodig in de loop van het jaar bij.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 12
Hoofdstuk 3
Vooropleidingseisen en eisen postpropedeuse
artikel 3.1 Vooropleidingseisen lid 1
lid 2
lid 3
lid 4
lid 5
Iemand kan slechts als student voor OTC worden ingeschreven, indien hij in het bezit is van: ‐ een diploma VWO of HAVO of MBO‐4 De bezitter van een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen aan een hogeschool of universiteit en degene aan wie de graad Bachelor of Master is verleend, is vrijgesteld van de in het eerste lid van dit artikel gestelde vooropleidingseis. [Art. 7.28‐1 WHW] De Directie verleent de bezitter van een bij ministeriële regeling aangewezen diploma, dat is aangemerkt als tenminste gelijkwaardig aan een in het eerste lid van dit artikel bedoeld diploma, vrijstelling van de daar gestelde vooropleidingseis. [Art. 7.28‐2 WHW] De Directie kan de bezitter van een ander diploma, dan genoemd in het derde lid van dit artikel, dat door de Examencommissie van desbetreffende opleiding als ten minste gelijkwaardig is aangemerkt en tevens als ten minste gelijkwaardig geldt aan een in het eerste lid van dit artikel bedoeld diploma, vrijstellen van de in het eerste lid van dit artikel gestelde vooropleidingseis. [Art. 7.28‐2 WHW] In geval het in het vierde lid van dit artikel bedoelde diploma een buiten Nederland afgegeven diploma is, kan de Directie van desbetreffende opleiding bepalen, dat vrijstelling van de in het eerste lid van dit artikel gestelde vooropleidingseis pas wordt verleend, nadat het bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs. [Art. 7.28‐2 WHW] De Directie kan ook bepalen dat de student wel wordt ingeschreven, maar pas dan tentamens mag afleggen, nadat het bedoelde bewijs is geleverd.
artikel 3.2: Toelating lid 1
De Faculteits directie kan een persoon van eenentwintig jaar of ouder, die niet voldoet aan de hier in artikel 3‐eerste lid gestelde vooropleidingseis, van die eis vrijstellen, indien hij bij onderzoek door de Examencommissie, blijk geeft van: ‐ geschiktheid voor het desbetreffende onderwijs; en ‐ van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van dat onderwijs. [Art. 7.29 WHW] Het onderzoek kan onder meer bestaan uit een of meer (taal‐ en
rekenvaardigheidtoetsen op havo‐eindexamenniveau in de vreemde taal en/of moedertaal. De aspirant‐student die op deze wijze aantoont ten minste over havo‐eindexamenniveau te beschikken, wordt toegelaten. De kosten van dit onderzoek zijn deels voor de student, deels voor de faculteit.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 13
lid 2
lid 3
lid 4
lid 5
lid 6
De Directie kan ten aanzien van een bezitter van een buiten Nederland afgegeven diploma, dat in eigen land toegang geeft tot een opleiding voor hoger onderwijs, afwijken van de in het eerste lid van dit artikel genoemde leeftijd en dat is in bijzondere gevallen ook mogelijk als geen diploma kan worden overgelegd. [Art. 7.29 WHW] Aan een persoon die (nog) niet voldoet aan de vooropleidingseisen en toelatingseisen voor een bacheloropleiding [Art. 7.24 t/m 7.29 WHW] kan gedurende maximaal zes maanden gastvrijheid worden geboden. In deze periode heeft deze persoon – als gaststudent – de gelegenheid om gebruik te maken van voorzieningen van de hogeschool. Een gaststudent is tevens gerechtigd tentamens af te leggen, waarvan de beoordeling pas dan door de Examencommissie wordt vastgesteld, nadat hij voldoet aan de vooropleidingseisen en toelatingseisen en zich heeft ingeschreven als student voor de bacheloropleiding, waarvan deze tentamens deel uitmaken. De Directie maakt de gaststudent bekend bij de Centrale Studentenadministratie direct nadat hij tot de toelating van de persoon als gast heeft besloten. De Directie kan op ieder moment besluiten de gastvrijheid te beëindigen en is eveneens gerechtigd een vergoeding te vragen voor de betoonde dienstverlening.
artikel 3.3: Nadere vooropleidingseisen lid 1
lid 2
lid 3
Bij ministeriële regeling zijn het profiel of de profielen aangewezen, waarop het diploma HAVO of VWO betrekking moet hebben, voordat een persoon kan worden ingeschreven voor een opleiding. Bij ministeriële regeling kunnen tevens vakken en andere programmaonderdelen worden aangewezen, die deel moeten hebben uitgemaakt van het examen ter verkrijging van het diploma HAVO of VWO genoemd in de eerste volzin. [Art. 7.25 WHW] Bij ministeriële regeling kunnen vakken en andere programmaonderdelen worden aangewezen, die deel moeten hebben uitgemaakt van het examen ter verkrijging van het diploma middenkaderopleiding, specialistenopleiding of van een bij ministeriële regeling aangewezen vakopleiding, voordat een persoon kan worden ingeschreven voor een opleiding. De Directie kan bepalen, dat een bezitter van een diploma of getuigschrift, zoals hier in lid 1 genoemd, dat niet voldoet aan de hier in lid 1 en 2 genoemde eisen, toch wordt ingeschreven op voorwaarde , dat dan wel is voldaan aan inhoudelijk vergelijkbare eisen, blijkend uit een door of namens de Examencommissie te verrichten aanvullend onderzoek. Aan deze vergelijkbare eisen moet de persoon hebben voldaan vóór de aanvang van de opleiding.
artikel 3.5: Inschrijving postpropedeutische fase – vooruitstuderen lid 1
Voor de postpropedeutische fase wordt een persoon slechts als student ingeschreven, indien hij in het bezit is van een getuigschrift van het propedeutisch examen van die opleiding. [Art. 7.30 WHW]
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 14
lid 2
lid 3
In geval een student het propedeutisch examen nog niet heeft behaald, dan wel in geval een student is vrijgesteld voor het afleggen van een of meer tentamens van de propedeutische fase, kan de Examencommissie aan een student ‐ op diens verzoek ‐ toestemming verlenen voor het reeds afleggen van één of meer tentamens van de postpropedeutische fase, tenzij dit ‐ en zulks uitsluitend naar het oordeel van de Examencommissie ‐ een goede studievoortgang verhindert. Indien een student op grond van de OER, vrijstelling heeft gekregen van het afleggen van het propedeutisch examen van die opleiding, wordt het bewijs van die vrijstelling voor de inschrijving voor de postpropedeutische fase van die opleiding gelijkgesteld aan het getuigschrift bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Het propedeutisch getuigschrift wordt in dat geval niet verstrekt.
artikel 3.6: Ernstige overlast lid 1
lid 2
lid 3
lid 4
De inschrijving van een student voor een opleiding wordt beëindigd ‐ tijdelijk dan wel permanent ‐ als die student door zijn gedragingen of uitlatingen ernstige overlast veroorzaakt voor medewerkers van de hogeschool, voor studenten ingeschreven voor een opleiding of externen die een functionele relatie met de hogeschool onderhouden. Onder ernstige overlast wordt een bedreiging voor het welzijn van hier genoemde personen eveneens gerekend. [Art. 7.57.h WHW] Inschrijving voor een opleiding kan door de Directie aan de student worden onthouden, indien deze student bij een opleiding van een andere onderwijsinstelling is verwijderd op grond van redenen als hier genoemd in lid 1. In het geval een medewerker van de hogeschool van mening is, dat de overlast als hier in lid 1 bedoeld, op een student van toepassing is, stelt hij de Directie hiervan onverwijld schriftelijk in kennis. De Directie neemt vervolgens een besluit inzake de beëindiging van de inschrijving als hier bedoeld in lid 1 doch wint voorafgaand daaraan advies in bij de betrokken medewerker(s).
artikel 3.7: Iudicium abeundi lid 1
lid 2
lid 3
De inschrijving van een student voor een opleiding wordt beëindigd, dan wel geweigerd, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen, waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. Het betreft hier ongeschiktheid voor de beroepsuitoefening van een extreem moreel en fysiek gewicht. [Art. 7.42 WHW] Inschrijving voor een opleiding kan door de Directie aan de student worden onthouden, indien deze student bij een opleiding van een andere onderwijsinstelling is verwijderd op grond van redenen genoemd hier in lid 1 en hij zich bij Zuyd Hogeschool voor een opleiding wenst in te schrijven die vergelijkbare competenties en gedrag vereist als de opleiding waarvan hij is verwijderd. In het geval een medewerker betrokken bij de onderwijsverzorging of een examinator van mening is, dat de ongeschiktheid als hier genoemd in lid 1 op een student van toepassing is, stelt hij onverwijld de Directie en de voorzitter van de Examencommissie hiervan schriftelijk in kennis.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 15
lid 4
lid 5
De voorzitter van de Examencommissie en ten minste één van de leden horen de student en vormen zich een oordeel over deze ongeschiktheid. De Directie neemt vervolgens een besluit inzake de beëindiging van de inschrijving doch wint voorafgaand daaraan advies in bij de Examencommissie.
Hoofdstuk 4
Inrichting opleidingen
artikel 4.1 Opleiding lid 1
Zie voor de doelstellingen en inhoud van de opleiding de bijlage.
artikel 4.2 Opleidingscommissie lid 1
Aan de opleiding is een Opleidingscommissie verbonden [ART. 10.3/C WHW]. Deze commissie is belast met het uitbrengen van advies over de inhoud van de OER en het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoering van de OER.
lid 2
Daarnaast heeft de commissie tot taak het gevraagd of uit eigen beweging adviseren van Directie en Deelraad ter zake alle andere aangelegenheden betreffende het onderwijs in de opleiding, waaronder doch niet uitsluitend: ‐
de inhoud van de opleiding en de daaraan verbonden examens;
‐ ‐
de eindtermen van de opleiding; de inrichting van de praktische oefeningen;
‐ ‐
de studielast van de opleiding en de verschillende onderwijseenheden; de studieadvisering gedurende het eerste jaar van inschrijving.
lid 3
In de Regeling Opleidingscommissie Zuyd Hogeschool – in te zien op Infonet ‐ is wijze benoeming en samenstelling van de Opleidingscommissie geregeld; de commissie bestaat dit studiejaar uit de volgende docentleden: Rob Kuster docent Chinees, voorz.
Theo Vijgen
docent Engels, secr.
De lijst met studentleden wordt aan het begin van het studiejaar bekendgemaakt
artikel 4.3 Studiepunten volgens European Credit Transfer System [ECTS] lid 1
Studiepunten zijn in regelingen en documenten van de opleiding gelijkgesteld aan European Credits (EC's). De totale studielast van een opleiding bedraagt 240 EC's; de studielast van onderwijseenheden wordt enkel in EC's met hele waarden uitgedrukt.
lid 2
De studielast van de propedeutische fase van een opleiding, waaraan een propedeutisch examen is verbonden, bedraagt 60 EC's. [ART. 7.8 WHW]
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 16
lid 3
Beoordelingen van tentamens worden door de examinatoren enkel verstrekt op basis van de Nederlandse tienpuntsschaal; óf op basis van daarmee in relatie staande kwalitatieve beoordelingsschaal. Voor de vergelijking van beoordelingen hanteren examinatoren de onderstaande conversietabel: Dutch grade
Description//
ECTS‐
ECTS‐
U.S.‐
OSIRIS‐
beschrijving
grade
definition
equivalen t
grade
A+
EX
10
excellent//
(>=9,5)
uitstekend
A
excellent ‐ outstanding performance
(excellent)
with only minor errors 9
very good//
A
A+
(8,5=<x<9,5) zeer goed 8
good//
(zeer goed) B
(7,5=<x<8,5) goed
very good ‐
A
above the average standard
Satisfactory//
C
(6,5=<x<7,5) ruim voldoende 6
sufficient//
(5,5<x<6,5)
voldoende
6 (x=5.5)
pass//
good ‐ generally sound work
(goed) B
with a number of notable errors D
satisfactory ‐ fair but with
voldoende
sufficient – performance
RV (ruim voldoende)
C
significant shortcomings E
GO
but with some errors 7
ZG
D
VO/VLD (voldoende/
meets the minimum criteria
voldaan) 5
almost sufficient//
FX
(4,5=<x<5,5) bijna voldoende
fail ‐ some more work required
F
before credit can be awarded
4
fail//
F
(3,5=<x<4,5) onvoldoende 3
poor//
fail ‐ considerable further
F
F
F
OV/NVD (onvoldoende/ niet voldaan)
very poor//
work is required
(2,5=<x<3,5) zeer onvoldoende
2
F
F
F
F
(1,5=<x<2,5) slecht 1
very poor//
(0,5=<x<1,5) zeer slecht
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 17
lid 4
Een tentamen is met goed gevolg afgelegd als de beoordeling 5,5 of hoger is. In kwalitatieve begrippen is dit sufficient/pass of voldoende en beter; de kwalificatie voldaan staat voor een voldoende resultaat.
lid 5
In geval van vereiste aanwezigheidsplicht van de student bij een praktische oefening deel uitmaakt van een beoordeling, dan vindt beoordeling van de aanwezigheidsplicht plaats op het niveau van een deeltentamen.
artikel 4.4 Algemene inrichtingseisen lid 1
De opleiding kent alleen een voltijds variant. ‐
officiële naam opleiding; Oriëntaalse Talen en Communicatie
‐
opleidingscode; CROHO 34456
‐ ‐
propedeutisch examen; 60 EC postpropedeutisch examen; 180 EC
‐ voltijd; ‐
Het onderwijs wordt gegeven in het Nederlands en het Engels. De tentamens en de examens worden afgenomen in het Nederlands of het Engels. In afwijking hiervan kan een andere taal worden gebruikt: wanneer het onderwijs betreft met betrekking tot die taal; wanneer de specifieke aard, de inrichting van het onderwijs en de kwaliteit van het onderwijs daartoe noodzaakt.
‐
Afstudeerrichtingen (met of Arabisch, of Chinees, of Japans): Language & Communication (LC), Communication Management (CM) of Business Management (BM)
Minoren en keuze‐eenheden: jaarlijks vast te stellen De opleiding kent een uit onderwijseenheden opgebouwde propedeutische fase en postpropedeutische fase. Een onderwijseenheid is een samenhangend geheel van te verwerven competenties en aan elke onderwijseenheid is een tentamen verbonden. Aan de propedeutische fase van elke opleiding is een propedeutisch examen verbonden; aan de postpropedeutische fase van elke opleiding is een afsluitend examen verbonden. ‐
lid 2
lid 3 lid 4
In voorkomende gevallen is vastgelegd of er meer momenten zijn in het studiejaar waarop een persoon zich kan inschrijven en wanneer deze inschrijving dan kan plaatsvinden. Studenten die een opleiding volgen voor een beroep, waaraan eisen in de wet zijn gesteld ten aanzien van verworven competenties voor de beroepsuitoefening, worden in de opleiding in de gelegenheid gesteld om aan die vereisten te voldoen.
lid 5
Aan een voor een opleiding ingeschreven student wordt per jaar van inschrijving ten minste een nominale studielast van 60 EC’s aangeboden en dit aanbod is ingepland in ten minste 40 cursusweken.
lid 6
Per blokperiode worden niet meer dan vijf onderwijseenheden en daaraan verbonden tentamens aangeboden. Praktische oefeningen zijn hieronder begrepen.
lid 7
De directie draagt zorg voor het aanbod van voldoende ingeroosterde contacturen om binnen het vastgestelde onderwijsconcept goede onderwijskwaliteit te realiseren en aannemelijk te maken dat de student betrokkenheid van de opleiding jegens zijn persoon en studie ervaart.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 18
Jaarlijks evalueert de directie met de opleidingscommissie en de Examencommissie de gerealiseerde contacturen.
artikel 4.5 Inrichting propedeutische fase lid 1
De studielast van de propedeutische fase van een opleiding, waaraan een propedeutisch examen is verbonden, bedraagt 60 EC's. [ART. 7.8 WHW].
lid 2
De propedeutische fase van de opleiding is zodanig ingericht, dat de student inzicht kan verwerven in de inhoud van de opleiding. De Directie verstrekt aan het einde van deze fase een advies aan de student ten aanzien van een vervolg van de opleiding. [ART. 7.8‐B WHW]. De Directie (ver)wijst ‐ indien aan de orde ‐ de student naar andere opleidingsmogelijkheden.
lid 3
De propedeutische fase wordt gedurende een studiejaar in vier blokperioden aangeboden. De blokperioden hebben een vergelijkbare omvang in duur en studielast. Het College van Bestuur stelt voorafgaand aan het studiejaar de startdag van de blokperioden vast en draagt zorg voor publicatie. In geval een onderwijseenheid vaker per studiejaar wordt aangeboden, is dit beschreven in de OER.
lid 4
De propedeutische fase maakt onderdeel uit van de major van de opleiding.
lid 5
Een student slaagt voor de propedeuse indien hij voor alle cursussen en cursusonderdelen van het propedeuseprogramma een voldoende beoordeling heeft ontvangen en daarmee de 60 EC van het propedeuseprogramma heeft behaald.
lid 6
Studenten mogen beginnen aan de postpropedeutische fase van de opleiding indien zij (eventueel na herkansing) aan het eind van het eerste jaar van inschrijving minimaal 40 EC voor het propedeutisch programma van de opleiding hebben behaald, waaronder de 28 EC voor de oriëntaalse taal en de 4 EC voor Zakelijk Schrijven .
lid 7
Studenten die aan het eind van het eerste jaar van inschrijving minder dan 40 EC voor het propedeutisch programma hebben behaald, of de 28 EC van de oriëntaalse taal en de 4 EC voor Zakelijk Schrijven niet hebben behaald, kunnen een bindend afwijzend studieadvies krijgen. Dit advies houdt in dat ze de studie moeten staken. Indien studenten wel de 28 EC voor de oriëntaalse taal hebben behaald, maar niet de 4 EC voor Zakelijk Schrijven, kan de examencommissie het bindend afwijzend studieadvies uitstellen. Zie verder artikel 4.9 van deze OER.
artikel 4.6 Inrichting postpropedeutische fase – differentiatie en minoren lid 1
OTC bevat een major met een omvang van 165 EC. De postpropedeutische fase van de opleiding kent verschillende afstudeerrichtingen, en een differentiatieruimte van 15 EC’s. Deze differentiatieruimte is ingericht voor het kunnen volgen van Zuydminoren of andere keuze‐ eenheden inclusief het afleggen van tentamens hierin.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 19
Het postpropedeutisch programma 1. 2. 3.
De opleiding kent een postpropedeutische fase met een omvang van 180 EC. De postpropedeutische fase wordt afgesloten met het bachelorexamen. Het examen omvat de tentamens van de cursussen en/of cursusonderdelen conform het volgende overzicht. De examenkandidaat slaagt als hij alle EC van alle cursussen en/of cursusonderdelen haalt.
Afstudeerrichtingen De student kiest uiterlijk in blok 2 van het tweede jaar voor één van de volgende afstudeerrichtingen: a) Language & Communication b) Communication Management c) Business Management De opleiding behoudt zich het recht voor om bij onvoldoende aanmeldingen voor één van deze richtingen te besluiten deze niet door te laten gaan
Inrichting stages Het opleidingsprogramma van de OTC kent twee stages: een buitenlandse studiestage in jaar 3 en de werkstage in jaar 4. Voor beide stages geldt dat een student met onvoldoende studieresultaten bij aanvang van de stageperiode verplicht kan worden de stage tot een nader tijdstip uit te stellen. Voor de studiestage in jaar 3 geldt dat degenen die gekozen hebben voor de afstudeerrichtingen Business Management of Communication Management het hoofdfaseprogramma tot en met blok 2.2, en degenen die Language & Communication hebben gekozen tot en met blok 2.4 dienen te hebben afgerond. Voor de praktijkstage in jaar 4 dient iedere student het volledige programma van jaar 3 met goed gevolg te hebben doorlopen. OF anders geformuleerd: een student kan pas deelnemen aan de studiestage of de praktijkstage als de student alle credits t/m 2 blokken voorafgaand aan deze stage heeft afgerond, tenzij de examencommissie anders beslist.
Buitenlandse studiestage a. De buitenlandse studiestage heeft plaats in een land waar de door de student gekozen oriëntaalse taal voertaal is. b. De stagecoördinator oriëntaals taalgebied zorgt voor de toewijzing en initiële begeleiding van de stage, hierbij ondersteund door het International Office. c. De stagecoördinator wijst aan de student een stagedocent toe. d. Tijdens de studiestage wordt de student indien mogelijk eenmaal door de stagecoördinator of door de aangewezen stagedocent bezocht (afhankelijk van land en regio). e. Een voldoende of onvoldoende beoordeling van de studiestage vindt plaats op basis van de aan de buitenlandse instelling behaalde credits en eventueel de punten toebedeeld op basis van een opdracht die door de opleiding is verstrekt. f. Indien de beoordeling onvoldoende is en reparatie van onvoldoende onderdelen niet mogelijk is of niet tot de gewenste resultaten heeft geleid, dient de student een vervangende
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 20
g. h. i.
opdracht te doen die in omvang gelijk is aan het aantal studiebelastingsuren dat voor de studiestage is bepaald. De student dient er rekening mee te houden dat een buitenlandse stage (soms hoge) extra kosten met zich mee brengt. De student dient zich te houden aan de door de opleiding vastgestelde vertrek‐ en retourdatum, tenzij de examencommissie anders beslist. Indien de student niet in staat is de extra kosten voor de studiestage te betalen kan hij na goedkeuring van de examencommissie via een alternatief programma alsnog de studiepunten die voor dit onderdeel staan behalen.
Werkstage a. De vierdejaarsstage wordt gevolgd bij een tot het werkveld behorende organisatie in Nederland of in het buitenland. b. De student zoekt voor een door de opleiding bepaalde datum zelf een stageplaats. De betreffende stagecoördinator bepaalt of deze stageplaats voldoet aan de door de opleiding gestelde eisen. Na het verstrijken van deze datum is de student verplicht een stageplaats die door de opleiding wordt aangeboden te accepteren (indien er een stageplaats beschikbaar is) of een stagevervangende opdracht uit te voeren. Er kan alleen sprake zijn van een stagevervangende opdracht en/of toegewezen stageplaats wanneer de student aantoonbaar voldoende moeite heeft verricht om een stageplaats te vinden (verzonden emails, afwijzingen van bedrijven/instellingen); indien dit niet het geval is zal de student in het volgende studiejaar opnieuw naar een stage op zoek moeten gaan. c. De stage mag niet doorlopen na de afstudeerdatum. d. De stagecoördinator wijst aan de student een stagedocent toe. e. Tijdens de stage van leerjaar 4 wordt de student indien mogelijk eenmaal door de stagedocent bezocht (afhankelijk van land en regio). f. Tijdens de stage wordt eenmaal een tussentijdse beoordeling en een eindbeoordeling opgemaakt. Deze beoordeling wordt door het stageverlenende bedrijf opgesteld. g. De definitieve beoordeling vindt plaats op basis van een stageverslag, een eindevaluatie, en op basis van de door de opleiding aangereikte stagebeoordelingsformulieren. h. Indien de beoordeling onvoldoende is en reparatie van onvoldoende onderdelen niet mogelijk is of niet tot de gewenste resultaten heeft geleid, dient de student de stage in zijn geheel over te doen of, indien de examencommissie hier toestemming toe verleent, een vervangende opdracht te doen die qua zwaarte gelijk is aan het aantal studiebelastingsuren dat voor de vierdejaarsstage is bepaald. i. De student dient er rekening mee te houden dat een buitenlandse werkstage extra kosten met zich meebrengt.
Differentiatie en minoren lid 2
Een Zuydminor bestaat uit een studielast van 15 EC's of een veelvoud daarvan. Het College van Bestuur verstrekt de status ‘Zuydminor’ aan een onderwijseenheid en deze wordt als zodanig gepubliceerd in de Minorenetalage.
lid 3
Deelname aan een Zuydminor en het recht om het tentamen af te leggen, staat open voor een student, die met goed gevolg het propedeutisch examen heeft afgelegd en op voorwaarde, dat de opleidingscoördinator deze deelname goedkeurt. Studenten die bij een andere instelling van hoger onderwijs staan ingeschreven, zijn eveneens toelaatbaar tot het volgen van een Zuydminor en het afleggen van het tentamen. Zij dienen aan de instapvoorwaarden te voldoen.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 21
lid 4
Voor de aanvang van het studiejaar legt de Examencommissie vast voor welke minoren of keuze‐eenheden studenten regulier tentamens kunnen afleggen. Deze worden voor het collegejaar 2013‐2014 nog nader bekendgemaakt
In overleg met de examencommissie kan een andere keuze binnen of buiten de hogeschool goedgekeurd worden. Lid 5 In overleg met de examencommissie kan de student ook kiezen voor een keuze‐eenheid van 15 EC binnen de opleiding of faculteit. Bij onvoldoende aanmeldingen kan het hoofd opleiding besluiten een keuze‐eenheid niet aan te bieden. lid 6 De Directie van de opleiding, die het aanbod van de Zuydminor of de keuze‐eenheid verzorgt, formuleert voor aanvang van het studiejaar de instapvoorwaarden voor desbetreffende Zuydminor of keuze‐eenheid. Deze eisen kunnen door Directies gezamenlijk worden geformuleerd, indien er verschillende faculteiten bij de verzorging van het onderwijs zijn betrokken. lid 7
lid 8
lid 8
In geval een student niet geplaatst kan worden in een Zuydminor, omdat het maximaal aantal plaatsen overschreden is, dan wel het minimum aantal plaatsen niet gehaald is, wordt deze in de gelegenheid om zich in te schrijven voor een andere Zuydminor of keuze‐onderwijs anderszins.
lid 9
In geval een Zuydminor van 15 EC’s op grond van inhoudelijke redenen of betrokkenheid van externen de duur van één blokperiode dient te overstijgen, kan de Directie met instemming van het College van Bestuur de studielast over meer blokperioden verdelen. Het voorgaande is eveneens van toepassing op een minor met een veelvoud van 15 EC’s.
De Directie kan deelname aan een Zuydminor ontzeggen op grond van een beperking van het aantal studenten, dat een tentamen kan afleggen in deze Zuydminor. Via inschrijving in OSIRIS legt een student zijn keuze voor het volgen van een Zuydminor vast. Bureau Onderwijs schrijft de student in voor de Zuydminor en bevestigt per E‐mail deze inschrijving. Voor een andere keuze‐eenheid volstaat aanmelding bij het hoofd opleiding en de examencommissie.
artikel 4.7 Inrichting duale opleidingen De opleiding Oriëntaalse Talen en Communicatie wordt alleen voltijds aangeboden.
artikel 4.8 Studieloopbaanbegeleiding lid 1
De studieloopbaanbegeleiding [SLB] van de opleiding is als volgt ingericht: In de propedeutische fase ‐
Krijgt de student een mentor toegewezen, die de student ten minste tweemaal per studiejaar spreekt over zijn studievoortgang,
Wordt de student een studieloopbaanbegeleidingstraject aangeboden in de vorm van een cursus ter waarde van 3 EC. In de postpropedeutische fase ‐
‐
Wijst de opleiding de student een mentor toe. De mentor heeft ten minste eenmaal per jaar een gesprek over de studievoortgang. De student maakt een afspraak met de mentor indien hij hem vaker dan eenmaal per jaar wil spreken over zijn studievoortgang.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 22
lid 2
Met voorafgaande instemming van de Examencommissie kan een student bij een andere onderwijsinstelling tentamen(s) afleggen. In geval het tentamen bij een onderwijsinstelling in het buitenland wordt afgelegd, dient daartoe door de betrokken onderwijsinstellingen een learning agreement te zijn ondertekend.
lid 5
In de opleiding wordt de bewaking van de studievoortgang van de student als volgt ingericht: ‐
De directie draagt zorg voor een tussentijdse rapportage aan de student over zijn studievoortgang. Deze is via Osiris het hele jaar door te raadplegen.
‐
De student kan bezwaar aantekenen tegen onjuistheden in de voortgangsrapportage door binnen 20 werkdagen na bekendmaking de examencommissie schriftelijk op de hoogte te stellen van de vermeende onjuistheid. Bezwaar maken na deze datum is niet mogelijk.
lid 6
De studievoortgang van iedere student wordt aan het einde van ieder studiejaar door de Examencommissie vastgesteld.
lid 7
Een student die een beroep wenst te doen op extra voorzieningen, dient daartoe een verzoek in per tentamen(periode) in bij de studentendecaan. De decaan brengt advies uit aan de Examencommissie, die op het verzoek een besluit neemt en dat schriftelijk mededeelt aan de student. In geval van een langdurige of chronische beperking(en) is het verzoek om extra voorzieningen slechts één maal per studiejaar nodig.
lid 8
Voor studenten met persoonlijke, bijzondere omstandigheden of functiebeperking(en) is de studieloopbaanbegeleiding als volgt ingericht. In overleg met de decaan en de mentor, wordt in de examencommissie besloten welke speciale faciliteiten aan studenten met een persoonlijk, bijzondere omstandigheid of functiebeperking(en) kunnen worden geboden. Dit betreft zowel het volgen van de lessen als het afleggen van tentamens.
lid 9
De studieloopbaanbegeleiding voor studenten van allochtone herkomst is niet anders ingericht dan voor niet‐allochtone studenten. Via het mentorsysteem is er voldoende aandacht voor eventuele bijzondere problemen.
artikel 4.9 Studieadvies in de propedeutische fase De verstrekking van het studieadvies in de propedeutische fase is uitputtend geregeld in de Regeling Studieadvies Zuyd Hogeschool en in te zien via Infonet.
artikel 4.10 Toegangsbeperking afstudeerrichtingen lid 1 De student maakt uiterlijk aan het einde van het eerste blok van het tweede jaar kenbaar welke afstudeerrichting hij kiest. Deze keuze wordt vastgelegd door de examencommissie en ingevoerd in Osiris. Indien de student vooraf geen keuze maakt, behoudt de examencommissie het recht voor de student na overleg met betrokken docenten te plaatsen in een van de afstudeerrichtingen. Lid 2 Tussentijds overstappen naar een andere afstudeerrichting is niet mogelijk, tenzij de examencommissie anders beslist. De student dient dan rekening te houden met forse studievertraging. OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 23
lid 3
De Examencommissie kan beslissen, dat een voor die opleiding ingeschreven student slechts toegang heeft tot een of meer afstudeerrichtingen van die opleiding.[ART. 7.9 WHW].
lid 4
Een beslissing als in het derde lid van dit artikel bedoeld, is gebaseerd op de beoordeling of de door de student gekozen programmaonderdelen van de opleiding in voldoende mate aansluiten op de gekozen afstudeerrichting en houdt rekening met de behaalde tentamenresultaten, het gevolgde studieprogramma en diens studieplan. In zijn beslissing houdt de Examencommissie mede rekening met persoonlijke en bijzondere omstandigheden en stelt de student in de gelegenheid te worden gehoord, alvorens te beslissen.
artikel 4.11
Praktische oefeningen
lid 1
De Directie kan aan een of meer samenhangende onderwijseenheden de status ‘praktische oefening’ geven en vermeldt deze onderwijseenheden als zodanig in de OER.
lid 2
Bij een praktische oefening komt de examinator door observatie van de handelende student tot een beoordeling. De inrichting en organisatie van praktische oefeningen geschiedt onder de verantwoordelijkheid van de Examencommissie van een opleiding.
Hoofdstuk 5
Inrichting examens en tentamens
artikel 5.1 Tentamens lid 1
Een tentamen omvat een onderzoek naar de kennis, inzicht en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Een student die met goed gevolg een tentamen aflegt, legt daarmee ook een deel van het afsluitend examen af, dan wel heeft aldus de hiervoor beschreven competenties verworven. Een tentamen kan elektronisch worden afgelegd.[ART. 7.3 JO. 7.10 WHW]
lid 2
Aan elke onderwijseenheid is een tentamen verbonden. Een tentamen kan bestaan uit diverse samenhangende en ondeelbare deeltentamens. Voor ieder tentamen wordt beschreven hoe deze deeltentamens zich tot elkaar verhouden en/of zich verhouden tot het tentamen, waarvan zij deel uitmaken.
lid 3
Een tentamen – diverse samenhangende deeltentamens daaronder begrepen ‐ kunnen een assessment vormen; de voorwaarden gesteld aan het assessment en het afleggen daarvan zijn vastgelegd door de Examencommissie.
lid 4
Een student krijgt per jaar van inschrijving minimaal één hertentamen per tentamen of deeltentamen aangeboden. De Examencommissie kan hierop een uitzondering maken op grond van de termijn waarbinnen een onderwijseenheid een nieuw tentamen kan worden aangeboden.
lid 5
Het afleggen van een hertentamen is slechts mogelijk, indien het tentamen of deeltentamen van de onderwijseenheid niet met goed gevolg is afgelegd; tenzij de Directie hier anders heeft bepaald.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 24
lid 6
De Directie heeft de bevoegdheid één of meer studenten uit te nodigen, c.q. aan te wijzen om een externe opdracht uit te voeren als alternatieve invulling van één of meer programmaonderdelen van de major. Voorafgaande aan een dergelijk besluit wint de Directie advies in bij de Examencommissie over inhoud, niveau, omvang en organisatie van deze externe opdracht, teneinde vast te stellen, dat deze externe opdracht een adequate vervanging is van reguliere programmering in de major.
Lid 7 Een student die voor een opleiding van Zuyd Hogeschool staat ingeschreven en die al dan niet een graad voor die opleiding heeft behaald en buiten zijn studieprogramma van 240 EC’s extra tentamens wenst af te leggen, dient daartoe bij de Examencommissie een gemotiveerd verzoek in. De student geeft daarbij aan de inhoud, omvang en tijdstip van de onderwijseenheid waarin hij tentamen wenst af te leggen en welk doel hij daarmee nastreeft. De Examencommissie toetst of het ingediende verzoek voldoet aan de volgende criteria: ‐
de opleiding behoeft geen onredelijke extra inspanningen te leveren om de student te faciliteren;
‐
de Examencommissie oordeelt of de inhoudelijkheid van het te volgen onderwijs een bijdrage levert aan de versterking van de beroepsuitoefening;
‐
de student kan enkel tentamens afleggen die onder de verantwoordelijkheid van Zuyd Hogeschool worden aangeboden.
‐
De Examencommissie neemt binnen 10 dagen na ontvangst van het verzoek een gemotiveerd besluit en deelt dit mede aan de directie.
Lid 8
Aanwezigheidsplicht bij de onderwijsverzorging kan door de Examencommissie in die gevallen worden geëist, waarbij de examinator alleen door observatie van de handelende student tot een beoordeling kan komen; danwel een student in zijn handelen afhankelijk is van de persoonlijke aanwezigheid van medestudenten en vice versa.
Lid 9
In geval van vereiste aanwezigheidsplicht van de student bij een praktische oefening deel uitmaakt van een beoordeling, dan vindt beoordeling van de aanwezigheidsplicht plaats op het niveau van een deeltentamen.
artikel 5.2 Examen lid 1
Het examen is afgelegd, indien alle tentamens van de tot een opleiding of tot de propedeutische fase behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd, tenzij de OER bepaalt dat het examen tevens een door de Examencommissie zelf te verrichten aanvullend onderzoek omvat.
lid 2
Het examen van de opleiding is met goed gevolg afgelegd, indien een student 240 EC's heeft behaald op voorwaarde dat de student: ‐ ‐
alle tentamens van de major met goed gevolg heeft afgelegd; het tentamen van iedere door de Examencommissie vastgelegde minor of keuze‐eenheid met goed gevolg heeft afgelegd;
‐
voldaan heeft aan alle in de OER vermelde verplichtingen ter zake deelname aan praktische oefeningen;
‐
in voorkomende gevallen met goed gevolg een aanvullend onderzoek door de Examencommissie heeft afgelegd;
‐
in voorkomende gevallen een door de Examencommissie goedgekeurd portfolio bezit.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 25
Het afsluitend eindgesprek als laatste onderdeel van het examen wordt ten hoogste vier maal per jaar afgenomen, te weten in juli, augustus, na blok 1 en na blok 2. lid 3
Teneinde een examen met goed gevolg te kunnen afleggen, is een student is verplicht om te voldoen aan de voorwaarden, die vooraf op het niveau van onderwijseenheden door de Directie zijn gesteld. Tussentijdse bijstelling van vooraf gestelde verplichtingen is mogelijk tijdens de leerroute van een student, doch mag in geen geval de studievoortgang nadelig beïnvloeden.
lid 4
Het predikaat “cum laude” wordt toegekend indien het gemiddelde van de behaalde cijfers in de postpropedeutische fase 8 of hoger bedraagt en hierbij geen cijfer lager is dan 6. Tevens dient het cijfer voor de afstudeeropdracht, voor zover zulks deel uitmaakt van het eindexamen, 8 of hoger te zijn. De waardering voor de taalstage blijft bij de middeling buiten beschouwing, evenals alle onderdelen die niet met een cijfer maar met VO (voldoende) zijn gewaardeerd en onderdelen waarvoor vrijstelling (VR) is verleend. Een beoordeling met OV (onvoldoende) is niet toegestaan. Bij de berekening van het gemiddelde voor het predicaat “cum laude” dient er sprake te zijn van een gemiddeld cijfer 8 dat niet door afronding naar boven is verkregen.
artikel 5.3 Beoordelingen lid 1
Na het afleggen van een of meer hertentamens van een onderwijseenheid stelt de examinator het hoogst behaalde resultaat als resultaat voor deze onderwijseenheid vast.
lid 2
Alle tentamens van onderwijseenheden dienen met een voldoende resultaat te worden afgerond. Compensatie op het niveau van tentamens is niet mogelijk; op het niveau van deeltentamens kan een compensatieregeling wel worden gehanteerd.
lid 3
De Examencommissie kent onverwijld aan de student behaalde EC’s toe op grond van het met goed gevolg afleggen van een tentamen of hertentamen van een onderwijseenheid na vaststelling van de beoordeling van de examinator(en).
lid 4
Iedere student heeft het recht om de beoordeling van zijn tentamens in te zien en kennis te nemen van de wijze waarop de beoordeling tot stand is gekomen. Dit inzagerecht vervalt na 20 werkdagen na publicatie van de behaalde resultaten voor een tentamen.
lid 5
De geldigheid van voor tentamens behaalde resultaten of verleende vrijstellingen is in beginsel onbeperkt, op voorwaarde dat de student onafgebroken is ingeschreven voor desbetreffende opleiding, m.u.v. de tentamens afgelegd in de oriëntaalse taal (vijf jaar). Tevens kan de examencommissie in een dergelijk geval van de student eisen dat hij een of meerdere tentamens, waarvan de geldigheid is verstreken, geheel of gedeeltelijk, opnieuw zal afleggen
lid 6
Bij onderbreking van de inschrijving door de student is de Examencommissie gerechtigd de geldigheidsduur van de tentamenresultaten of vrijstellingen te beperken , dan wel te verlengen en kan bij herinschrijving een aanvullend of vervangend tentamen opleggen.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 26
artikel 5.4 Organisatie van tentamens en examens lid 1
Examinatoren en andere bij een tentamen betrokkenen bewaren volstrekte geheimhouding ten aanzien van de opgaven en opdrachten van een schriftelijk tentamen, totdat deze zijn uitgereikt aan de studenten.
lid 2
Een schriftelijk tentamen wordt afgelegd onder toezicht van ten minste één examinator of een daartoe aangestelde surveillant, die namens hem het toezicht uitvoert. Alle overige tentamens worden onder toezicht van ten minste één examinator afgelegd.
lid 3
Een student moet zich met zijn collegekaart kunnen legitimeren bij het afleggen van een tentamen. Is dit niet mogelijk, dan wordt hij direct uitgesloten van deelname en doet de examinator of surveillant daarvan melding aan de voorzitter van de Examencommissie.
lid 4
Een student dient bij het afleggen van een tentamen alle aanwijzingen op te volgen van de Examencommissie, de examinator of andere door Examencommissie aangewezen personen. Bij overtreding daarvan kan hij van (verdere) deelname worden uitgesloten.
lid 5
De regels die gelden met betrekking tot de goede gang van zaken voorafgaand, tijdens en na een tentamen en zijn vastgelegd in een tentamenregeling in te zien via Infonet.
lid 6
Een student heeft recht op een tijdige publicatie van de vastgestelde beoordelingen van door hem afgelegde tentamens. Onder tijdig wordt hier verstaan: maximaal binnen 15 werkdagen na het afleggen van het tentamen, tenzij er aannemelijke redenen zijn om deze termijn te overschrijden en de student daarvan zo spoedig mogelijk in kennis is gesteld.
lid 7
Tussen het moment van tentamen én hertentamen van eenzelfde onderwijseenheid ligt ten minste een termijn van 5 werkdagen. Voorafgaand aan het hertentamen moet de student de gelegenheid van inzage zijn geboden van een eerder afgelegd tentamen of hertentamen.
artikel 5.5 Inschrijving voor tentamens lid 1
Voor het afleggen van tentamens en hertentamens van de onderwijseenheden van de major schrijft de student zich in conform een door de Examencommissie vastgelegde inschrijvingsprocedure.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 27
lid 2
lid 3
De student schrijft zich voor het afleggen van tentamens en hertentamens van de onderwijseenheden van de maior in. 1. Inschrijving voor het afleggen van tentamens en hertentamens zal plaatsvinden via de student‐omgeving van Osiris. De student dient voor inschrijving de voorgeschreven procedure te volgen die aan hem op een nader te bepalen tijdstip bekend zal worden gemaakt. 2. De student dient zich voor ieder toetsonderdeel zoals vermeld in Osiris in te schrijven ongeacht de toetsvorm. Voor deeltentamens die niet expliciet in Osiris worden genoemd volstaat inschrijving voor het tentamen. 3. De student ontvangt bij succesvolle inschrijving een automatische bevestiging op zijn Zuyd‐email account. De student dient deze bevestiging te printen en mee te nemen naar het tentamen, waar hij desgevraagd deze bevestiging aan de aanwezige medewerker(s) dient te tonen. Digitale versies van de bevestigingsemail – in welke vorm dan ook – worden niet geaccepteerd. Het tonen van het bewijs van inschrijving vrijwaart de student niet van het desgevraagd tonen van een geldige collegekaart voorzien van een goed lijkende pasfoto. 4. De student die desgevraagd geen geldig bewijs van inschrijving voor tentamens voor het desbetreffende tentamen kan overleggen zal niet worden toegelaten tot de tentamenlocatie en worden uitgesloten van deelname aan de desbetreffende tentamengelegenheid. 5. De student kan zich uitsluitend gedurende een periode van 5 werkdagen via de voorgeschreven procedure in Osiris inschrijven voor het volgen van een cursus, inclusief de bijbehorende tentamens en/of voor het afleggen van hertentamens. Deze inschrijfperiode zal in beginsel in lesweek 1 van ieder blok plaats vinden voor de reguliere tentamens, en in lesweek 5 voor de herkansingen van het voorafgaande blok (met uitzondering van de herkansingen van blok 4), telkens van maandagmorgen 00:01 uur tot en met vrijdagavond 23:59 uur. Inschrijving buiten deze periode is in beginsel niet mogelijk. Zie Infonet voor de data. 6. De student die zich – om welke reden dan ook – toch niet heeft ingeschreven voor cursussen en hertentamens kan zich enkel na betaling van een administratieve vergoeding bij het verkoopbureau uiterlijk 2 werkdagen voorafgaand aan tentamendatum en tijdstip en tijdens de reguliere openingstijden met een bewijs van betaling alsnog door Bureau Onderwijs laten inschrijven. Inschrijving via deze procedure buiten de openingstijden van Bureau Onderwijs is niet mogelijk. De inschrijving vindt slechts plaats tegen overleggen een betalingsbewijs van de administratieve vergoeding. De hoogte van deze vergoeding is vastgesteld op € 35,‐ per cursus dan wel individueel hertentamen. Na inschrijving bij Bureau Onderwijs ontvangt de student alsnog een bewijs van inschrijving voor het tentamen. Inschrijving voor een Zuydminor geeft de student buiten deelname aan het onderwijsaanbod ook recht op het afleggen van hertentamen(s) en het vereiste gebruik van onderwijsvoorzieningen van de hogeschool. Het maximum aantal hertentamens dat een student in een Zuydminor mag afleggen is: een De student dient zich in te schrijven voor het afleggen van een hertentamen van de Zuydminor of andere keuze‐eenheid en wordt daartoe uitgenodigd door de Examencommissie van de opleiding, die de Zuydminor of de keuze‐eenheid aanbiedt. In geval slechts een beperkt aantal studenten een tentamen kan afleggen, is ten minste bepaald, dat de volgorde van inschrijving geldt voor toewijzing tot het afleggen van het tentamen.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 28
artikel 5.6 Fraude lid 1
Onder fraude wordt verstaan: handelen of nalaten van een student – plagiaat daaronder begrepen ‐ waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt gemaakt.
lid 2
In geval fraude wordt geconstateerd of vermoed, deelt de examinator dit schriftelijk mee aan de Examencommissie onder overlegging van daartoe strekkende bewijsstukken. De Examencommissie stelt de student in de gelegenheid om te worden gehoord.
lid 3
De Examencommissie stelt vast of er inderdaad sprake is van fraude en deelt de student schriftelijk zijn besluit en sanctie – als genoemd in volgend lid ‐ mede, onder vermelding van de beroepsmogelijkheid bij het College van Beroep voor de Examens.
lid 4
Fraude wordt door de Examencommissie in een eerste geval bestraft door het ongeldig verklaren van het tentamen en een berisping, die aangetekend wordt in OSIRIS. In geval van herhaling volgt daarnaast uitsluiting van deelname aan alle tentamens voor een periode van zes maanden plus het advies om de opleiding te verlaten.
artikel 5.7 Voorzieningen – persoonlijke en bijzondere omstandigheden lid 1
De Examencommissie bepaalt – na het advies van de studentendecaan te hebben ingewonnen ‐ op welke wijze studenten met persoonlijke en bijzondere omstandigheden in de gelegenheid worden gesteld tentamens af te leggen. Deze omstandigheden betreffen: ‐ ‐
zwangerschap of (langdurige) ziekte; lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornissen;
‐
bijzondere familieomstandigheden te verstaan als: de verzorging van een langdurig zieke bloedverwant of binnen het eigen samenlevingsverband; dan wel het bestaan van langdurige psychische en/of sociale problemen al dan niet gepaard gaande met daaruit voortvloeiende financiële problemen in het eigen samenlevingsverband;
‐
lidmaatschap van CMR, Deelraad, Studentencommissie of Opleidingscommissie of andere door CvB te bepalen activiteiten, die de student ontplooit in het kader van de organisatie en het bestuur van de hogeschool;
‐
bestuurslidmaatschap van een stichting gericht op instandhouding van studentenvoorzieningen of een daarmee naar het oordeel van het CvB gelijk te stellen taak, waarvoor tevens de eis geldt van eindverantwoordelijkheid plus betekenisvol tijdsbeslag;
‐
bestuurslidmaatschap van een door het CvB of Directie erkende studentenorganisatie, waarvoor naast in relatie staan tot het functioneren van de hogeschool en haar faculteiten tevens de eis geldt van een betekenisvol tijdsbeslag;
‐ ‐
een onvoldoende studeerbare opleiding; topsport in de vorm van het beoefenen van een erkend topsportonderdeel of een vergelijkbare activiteit op het (inter)nationaal hoogste niveau (Regeling Topsport Zuyd Hogeschool);
andere omstandigheden die door het CvB of Directie als bijzondere omstandigheden worden aangemerkt. Een student die beroep wenst te doen op in voorgaande leden genoemde voorzieningen, dient daartoe een schriftelijk verzoek in bij de Directie. Het verzoek is met redenen omkleed en zo veel mogelijk voorzien van bewijsstukken en gaat vergezeld van een advies van de ‐
lid 2
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 29
studentendecaan. De Directie neemt binnen 15 werkdagen een besluit en deelt dat schriftelijk mede aan de student en in afschrift aan de Examencommissie, die zorg draagt voor de bewaring van het besluit tot het moment, waarop de student met goed gevolg het afsluitend examen heeft afgelegd. lid 3
Een student die verhinderd is deel te nemen aan een tentamen ten gevolge van overmacht of andere persoonlijke omstandigheden, dan vermeld in voorgaand lid, krijgt in alle redelijkheid alsnog de gelegenheid het betreffende tentamen af te leggen. De Examencommissie neemt hiertoe een besluit.
artikel 5.8 Profileringsfonds lid 1
Zuyd Hogeschool kent een profileringsfonds bestaande uit een set aan regelingen en voorzieningen gericht op financiële ondersteuning van studenten in de in de regeling gegeven omstandigheden. De hogeschool kent de volgende regelingen [Art. 7.51 WHW]: ‐ Regeling Noodfonds; ‐ Regeling Fonds Ondersteuning Studenten; ‐ Regeling Fonds Ondersteuning Studenten met Bijzondere Taken; ‐ Regeling Kennisbeurzen; ‐ Regeling Topsport.
artikel 5.9 Vrijstellingen en bepalingen inzake EVC’s lid 1
Buiten gevallen als hier genoemd in hoofdstuk 3 Vooropleidingseisen kan de Examencommissie op schriftelijk verzoek van een verzoeker met inachtneming van de OER vrijstelling verlenen van het afleggen van één of meer tentamens of het propedeutisch examen op grond van eerder met goed gevolg afgelegde tentamens of examens, of elders buiten het hoger onderwijs opgedane competenties, waaruit blijkt dat de student reeds aan de vereisten van het betreffende tentamen of examen heeft voldaan. De Examencommissie verstrekt de verzoeker een schriftelijk bewijs van de vrijstelling, dat tenminste de datum verlening, desbetreffende tentamen(s) en de geldigheidsduur vermeldt.
Lid 2
Vrijstelling worden verstrekt onder verantwoordelijkheid van de Examencommissie waarbij zij zorg draagt voor de zorgvuldigheid van de oordeelsvorming door examinatoren. Examencommissie betracht terughoudendheid bij het verstrekken van vrijstellingen op basis van de volgende uitgangspunten: ‐
bij een besluit worden altijd de oordelen van meerdere inhoudsdeskundige examinatoren betrokken;
‐
de verworven competenties zijn ten minste gelijkwaardig aan het niveau en de inhoud van de competenties van de onderwijseenheid waarvan wordt overwogen het tentamen geheel of gedeeltelijk vrij te stellen;
het oordeel van examinatoren wordt geveld op basis van geldige documenten waaronder begrepen het ervaringscertificaat. De geldigheid wordt bepaald op basis van de inhoudelijke actualiteit van verworven competenties. De Examencommissie houdt een verslag bij over de verstrekte vrijstellingen. ‐
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 30
Lid 3
Vrijstellingen kunnen op basis van een ervaringscertificaat verleend worden indien: ‐
de in het ervaringscertificaat beschreven verworven competenties qua niveau en inhoud ten minste gelijkwaardig zijn aan de competenties van de onderwijseenheden waarvan wordt overwogen het tentamen vrij te stellen;
‐ ‐
het ervaringscertificaat per competentie het niveau en inhoud bewijst; het ervaringscertificaat afkomstig is van een erkend aanbieder van competentiemetingen;
‐
het ervaringscertificaat niet ouder is dan vijf jaar.
artikel 5.10 Bewaring tentamen‐ en examenstukken lid 1
De bewaartermijn van schriftelijk tentamenwerk en/of andere bewijsstukken bedraagt minimaal 60 werkdagen na vaststelling van de beoordeling door de Examencommissie, tenzij de Examencommissie anders heeft bepaald. Na afloop van de bewaartermijn wordt het werk vernietigd of geretourneerd aan desbetreffende student(en). Het door de examinator afgegeven bewijs dat een tentamen met goed gevolg is afgelegd, wordt 10 jaar bewaard.
lid 2
Bewijsstukken voor het verstrekken van een getuigschrift bewaart de Directie gedurende een periode van tenminste 30 jaar en deze omvatten tenminste: ‐
de persoonsgegevens van de student;
‐
opleiding en datum van het propedeutisch examen dat met goed gevolg is afgelegd;
opleiding en datum van het afsluitend examen dat met goed gevolg is afgelegd. Bewijsstukken voor het verstrekken van een verklaring [art. 7.11 WHW] bewaart de Directie gedurende een periode van tenminste 10 jaar en deze omvatten: ‐
lid 3
‐
de persoonsgegevens van de student;
‐ ‐
de opleiding en periode van inschrijving van de student; een overzicht van de met goed gevolg afgelegde tentamens.
artikel 5.11 Eigen bijdragen lid 1
De inschrijving van een student kan niet afhankelijk gesteld worden van andere geldelijke bijdragen, dan het collegegeld voor voltijdse/ opleidingen of het examengeld voor de extraneus. Kosten voortvloeiend uit de wettelijke verplichtingen ter zake onderwijsverzorging worden niet bij de student in rekening gebracht, tenzij sprake is van noodzakelijk te maken kosten voor onderwijsbenodigdheden of onderwijsvoorzieningen strikt voor eigen gebruik door de student en deze kosten redelijk en billijk zijn en worden gemaakt voor deelname aan het onderwijs of het afleggen van tentamens. [ART. 7.46 WHW]
lid 2
De Directie bepaalt op grond van inhoud en aard van major‐blokken, minoren en keuze‐ eenheden de noodzakelijkheid van onderwijsbenodigdheden of voorzieningen én of deze strikt voor eigen gebruik zijn. Verplichte afname via de hogeschool is niet toegestaan, tenzij de Directie – gegeven de wettelijke kaders – daartoe gegronde reden heeft.
lid 3
De Directie kan de kosten van niet‐noodzakelijke onderwijsbenodigdheden en voorzieningen slechts met diens instemming bij de student in rekening brengen.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 31
lid 4
De Directie stelt jaarlijks een kostenindicatie op van de in voorgaande leden genoemde onderwijsbenodigdheden of voorzieningen en maakt deze indicatie ruim voorafgaand aan elk studiejaar kenbaar aan ingeschreven studenten.
lid 5
In lijn met het in [ART 7.7 OER] bepaalde, kan een student, die op grond van aantoonbare persoonlijke en bijzondere omstandigheden, de kosten van onderwijsbenodigdheden of voorzieningen niet kan betalen, de Directie schriftelijk verzoeken om een financiële voorziening of ontheffing van de betalingsverplichting. De Directie neemt een besluit en deelt dat schriftelijk mede aan de student. De directie laat zich daarbij adviseren door de studentendecaan.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 32
Hoofdstuk 6
Getuigschriften en verklaring
artikel 6.1 Getuigschriften lid 1
Ten bewijze dat een tentamen met goed gevolg is afgelegd, reikt de examinator een daarop betrekking hebbend bewijsstuk uit. [ART. 7.11 WHW]
lid 2
Ten bewijze dat een propedeutisch examen met goed gevolg is afgelegd, verstrekt de Examencommissie een bewijsstuk, waarop in elk geval is vermeld: de opleiding [zoals vermeld in CROHO], de examenonderdelen en de datum laatste accreditatie of toets nieuwe opleiding. Ondertekening geschiedt ten minste door de Directie en de voorzitter van de Examencommissie.
lid 3
Ten bewijze dat een afsluitend examen met goed gevolg is afgelegd, verstrekt de Examencommissie een getuigschrift, waarop in elk geval is vermeld: de opleiding [zoals vermeld in CROHO], de examenonderdelen en in voorkomende gevallen welke wettelijke bevoegdheid daaraan is verbonden, de graad en de datum laatste accreditatie of toets nieuwe opleiding. Ondertekening geschiedt ten minste door de Directie en de voorzitter van de Examencommissie.
lid 4
De Directie verleent de graad ‘bachelor’ aan de student, die met goed gevolg het afsluitend examen van een opleiding heeft afgelegd; aan de graad wordt een vermelding toegevoegd van het vakgebied of het beroepenveld, waarop de graad betrekking heeft.
lid 5
De Examencommissie geeft niet eerder een getuigschrift af, totdat de Directie heeft verklaard, dat het getuigschrift kan worden afgegeven. [ART. 7.58‐4 WHW] Het getuigschrift wordt gedateerd op de dag, waarop de Examencommissie vaststelt, dat de student met goed gevolg het afsluitend examen heeft afgelegd en deze dag geldt als het moment van afstuderen.
lid 6
Op het getuigschrift wordt de vermelding ‘cum laude’ gebruikt, wanneer voldaan is aan de voorwaarden daartoe, zoals vastgelegd in de OER door de Examencommissie. Studenten waaraan vrijstellingen zijn verleend, komen ook in aanmerking voor deze vermelding. Zie artikel 5.2, lid 4.
lid 7
Het getuigschrift van de opleiding wordt aangevuld met een Diploma Supplement [ART. 7.11‐3 WHW].
artikel 6.2 Schriftelijke verklaring Lid 1
Degene die meer dan één tentamen met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift kan worden uitgereikt conform art. 6.1‐3 OER, ontvangt desgevraagd een schriftelijke verklaring, waarin de tentamens zijn vermeld, die met goed gevolg zijn afgelegd en voorzien van de behaalde studiepunten. [ART. 7.11‐2 WHW].
artikel 6.3 Publicatie excellente afstudeerscripties
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 33
lid 1
lid 2
lid 3
Afstudeerscripties die als excellent worden aangemerkt, worden ter publicatie aangeboden aan de HBO‐kennisbank [www.HBO‐ kennisbank.nl] Onder excellent wordt verstaan: een afstudeerscriptie, die met het cijfer 8 of hoger is beoordeeld. De Directie draagt zorg voor de interne aanlevering van excellente afstudeerscripties aan de bibliotheek. Afspraken omtrent geheimhouding worden daarbij onverkort geaccepteerd en kunnen zo leiden tot het niet‐ aanbieden van de afstudeerscriptie voor publicatie. Externe aanbieding van de excellente afstudeerscripties aan de HBO‐ kennisbank geschiedt door de bibliotheek en uitsluitend onder het regime van de volgende Creative Commons‐licentie: naamsvermelding: naam auteur niet‐commercieel: het afstudeerwerkstuk mag niet benut worden voor commerciële doeleinden geen afgeleide werken: het afstudeerwerkstuk mag niet gewijzigd of bewerkt worden. Licentiebepalingen: http://creativecommons.org/licenses/by‐nc‐nd/3.0/nl/.
Hoofdstuk 7: Beroep en klachtrecht artikel 7.1: Beroep lid 1
Tegen een door de Directie of Examencommissie genomen beslissing op grond van deze StOER kan een student beroep aantekenen bij het College van Beroep voor de Examens, conform het Reglement College van Beroep voor de Examens Zuyd Hogeschool. De regeling is in te zien op Infonet.
lid 2
lid 3
lid 4
lid 5
Een student die beroep heeft aangetekend op basis van de Reglement College van Beroep voor de Examens Zuyd Hogeschool behoudt het recht op het afleggen van tentamens, op voorwaarde dat hij staat ingeschreven voor desbetreffende opleiding. Een student of extraneus – zowel aanstaand of voormalig daaronder begrepen ‐ kan als belanghebbende een bezwaar richten tot de Geschillenadviescommissie inzake betaling collegegeld, inschrijving, beëindiging, graadverlening enz. [Art. 7.16 WHW] De student tekent bezwaar of beroep aan via het loket rechtsbescherming, dat bereikbaar is per mail:
[email protected]; enkel bezwaar of beroep via dit loket ingediend, wordt in behandeling genomen. Een student die in beroep gaat, behoudt het recht op het afleggen van tentamens, op voorwaarde dat hij staat ingeschreven voor desbetreffende opleiding.
artikel 7.2: Klachtrecht lid 1
Een student ‐ individueel of deel uitmakend van een groep ‐ kan als belanghebbende een klacht indienen bij de Ombudsman over een gedraging van een medewerker of orgaan van de hogeschool conform het bepaalde in Regeling Ombudsvoorziening Zuyd Hogeschool. De regeling is in te zien op Infonet.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 34
lid 2
lid 3
lid 4
Een student kan ‐ geconfronteerd met ongewenste gedragingen ‐ alle vormen van geweld, discriminatie, agressie, seksuele intimidatie, pesten, treiteren, combinaties van dit gedrag en andere vormen van ongewenst gedrag ‐ een student een klacht indienen bij een van de Vertrouwenspersoon conform het bepaalde in Klachtenregeling Ongewenste Omgangsvormen Zuyd Hogeschool. De regeling is in te zien op Infonet. Een student die een klacht wenst in te dienen en een beroep wenst te doen op de Klachtenregeling Ongewenste Omgangsvormen of de Regeling Ombudsvoorziening doet dit via het klachtenloket (
[email protected]) op Infonet. Een student die een klacht of bezwaar indient op grond van dit artikel, behoudt het recht op het afleggen van tentamens, op voorwaarde dat hij staat ingeschreven voor desbetreffende opleiding.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 35
Hoofdstuk 8
Slotbepalingen – vaststelling & wijziging ‐ evaluatie
artikel 8.1 Hardheidsclausule In geval door toepassing of tussentijdse wijziging van de OER het belang van een individuele student gedurende diens onafgebroken inschrijving onevenredig wordt geschaad, kan de student een schriftelijk verzoek indienen bij de Examencommissie tegen deze toepassing van de regeling op hem. De Examencommissie neemt binnen 15 werkdagen een besluit en weegt daarin af het individuele belang van de student tegen het belang van de opleiding en stelt de student daarvan schriftelijk in kennis.
artikel 8.2 Onvoorziene omstandigheden – onverwijlde beslissing In gevallen waarin deze regeling niet voorziet en onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, neemt de Directie een besluit – de voorzitter van de Examencommissie gehoord – en deelt dat onverwijld mede aan belanghebbende.
artikel 8.3 Vaststelling en wijziging – inwerkingtreding lid 1
Vaststelling en wijziging van de OER geschiedt op voorstel van de Examencommissie en behoeft instemming van de Deelraad; de Directie stelt de OER vast. Over de OER en wijziging daarvan, kan de Opleidingscommissie advies uitbrengen.
lid 2
Deze onderwijs‐ en examenregeling treedt in werking vanaf 1 september 2013 en kan worden aangehaald als: OER|Oriëntaalse Talen en Communicatie|2013‐2014
artikel 8.4 Evaluatie De Directie draagt zorg voor een regelmatige evaluatie van de OER en betrekt daarbij in elk geval het tijdsbeslag voor de studenten, ter bewaking/bijstelling van de studielast. [ART. 7.14 WHW] Deze evaluatie vindt ten minste eenmaal in de vier jaar plaats.
OER OTC 2013‐2014
versie 1.0
Pagina 36