Faculteit der Letteren
Radboud Universiteit
Onderwijs- en Examenregeling 2015 – 2016
Masteropleiding
Kunst- en Cultuurwetenschappen Specialisaties
- Creative Industries - Kunstbeleid en Mecenaat - Kunstgeschiedenis
Inhoud Deel 1: Algemeen ................................................................................................................................... 1 Paragraaf 1 – Algemeen ...................................................................................................................... 1 Artikel 1 – Toepasselijkheid van de regeling .................................................................................. 1 Artikel 2 – Begripsbepalingen ......................................................................................................... 1 Artikel 3 – De opleidingen .............................................................................................................. 2 Artikel 4 – Algemene eindtermen van de opleiding ........................................................................ 3 Artikel 5 – Vorm van de opleiding .................................................................................................. 3 Paragraaf 2 – Vooropleidingseisen ...................................................................................................... 3 Artikel 6 – Toelatingseisen.............................................................................................................. 3 Artikel 7 – Vervangende eisen voor toelating tot een masteropleiding met deficiënte vooropleiding................................................................................................................................... 3 Paragraaf 3 – Tentamens en examens ................................................................................................. 3 Artikel 8 – Het examen.................................................................................................................... 3 Artikel 9 – Vorm van tentamens ..................................................................................................... 3 Artikel 10 – Tijdvakken en frequentie van tentamens ..................................................................... 4 Artikel 11 – Geldigheidsduur .......................................................................................................... 4 Artikel 12 – Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag .......................................................... 4 Artikel 13 – Inzagerecht en nabespreking ....................................................................................... 5 Artikel 14 – Vrijstelling van tentamens........................................................................................... 5 Artikel 15 – Fraude en plagiaat ....................................................................................................... 6 Artikel 16 – Bewaartermijnen ......................................................................................................... 6 Artikel 17 – Uitslag examen ............................................................................................................ 6 Artikel 18 – Judicium ...................................................................................................................... 6 Artikel 19 – Volgorde onderwijs en tentamens ............................................................................... 7 Artikel 20 – Graad ........................................................................................................................... 7 Artikel 21 – Regels en richtlijnen.................................................................................................... 7 Paragraaf 4 – Studievoortgang, studiebegeleiding en studieadvies ..................................................... 8 Artikel 22 – Studievoortgang en studiebegeleiding ........................................................................ 8
Paragraaf 5 – Overgangs- en slotbepalingen ....................................................................................... 8 Artikel 23 – Honours Programma en Honours Academy ................................................................ 8 Artikel 24 – Bekendmaking............................................................................................................. 8 Artikel 25 – Inwerkingtreding ......................................................................................................... 8
Deel 2: Opleidingsspecifiek ................................................................................................................... 9 Paragraaf 6 – Algemene bepalingen .................................................................................................... 9 Artikel 26 – Toepasselijkheid algemeen deel .................................................................................. 9 Artikel 27 – Specifieke eindtermen ................................................................................................. 9 Artikel 28 – Taal.............................................................................................................................. 9 Paragraaf 7 – Samenstelling van de opleiding .................................................................................. 10 Artikel 29 – Samenstelling ............................................................................................................ 10 Artikel 30 – Praktische oefeningen ............................................................................................... 12 Paragraaf 8 – Tentamens en examens van de opleiding .................................................................... 12 Artikel 31 – Volgorde van de tentamens (‘volgtijdelijkheid’) ...................................................... 12 Artikel 32 – Beperking geldigheidsduur behaalde studiepunten ................................................... 13 Artikel 33 – Weging ...................................................................................................................... 13 Paragraaf 9 – Toelatingsvoorwaarden opleiding ............................................................................... 13 Artikel 34 – Toelating tot de opleiding ......................................................................................... 13 Artikel 35 – Overige vooropleidingen ........................................................................................... 13
Bijlagen ................................................................................................................................................. 14 Bijlage 1: Brugprogramma’s Kunst- en Cultuurwetenschappen ........................................................... 14 Bijlage 2: Premasters Kunst- en Cultuurwetenschappen....................................................................... 15
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016
Deel 1: Algemeen Paragraaf 1 – Algemeen Artikel 1 – Toepasselijkheid van de regeling 1. Deze onderwijs- en examenregeling is van toepassing op de initiële opleidingen die in de faculteit zijn ingesteld en beschrijft de geldende procedures, rechten en plichten met betrekking tot het onderwijs, de tentamens en de examens. Deel 1 van de regeling omvat bepalingen die van toepassing zijn op alle opleidingen; in Deel 2 zijn aanvullende specifieke bepalingen per opleiding opgenomen 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 7 van de structuurregeling van de Radboud Universiteit (hierna verder: de structuurregeling), wordt de OER vastgesteld of gewijzigd door de decaan nadat de opleidingscommissies daarover hebben geadviseerd en de facultaire gemeenschappelijke vergadering daarmee heeft ingestemd. Artikel 2 – Begripsbepalingen 1. De in deze regeling voorkomende begrippen hebben, indien die begrippen ook voorkomen in de structuurregeling, of in de wet, de betekenis die de Structuurregeling respectievelijk de wet daaraan geeft. 2. In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, afgekort tot WHW; b. de opleiding: de masteropleiding als bedoeld in de wet; c. student: hij of zij1 die is ingeschreven aan de Radboud Universiteit Nijmegen voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; d. (master)specialisatie: afstudeerrichting binnen een masteropleiding; e. (examen)onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; f. praktische oefening: een praktische oefening als bedoeld in art. 7.13 lid 2 onder d van de wet, in één van de volgende vormen: - het maken van een scriptie; - het verrichten van een literatuurstudie; - het deelnemen aan veldwerk of een excursie; - het maken van een werkstuk; - het verrichten van een stage; - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden; - de door de docent voorgeschreven opdrachten ter voorbereiding op een werkcollege. g. examencommissie: de examencommissie van de Faculteit der Letteren. Zie ook Structuurregeling Radboud Universiteit Nijmegen; h. examinator: degene die door de examencommissie wordt aangewezen ten behoeve van het afnemen van tentamens; i. tentamen: het onderzoek naar en de beoordeling van kennis, vaardigheden en inzicht van de student met betrekking tot een bepaalde onderwijseenheid, ongeacht de vorm waarin dit onderzoek plaatsvindt, door ten minste één daartoe door de examencommissie aangewezen examinator; j. deeltentamen: een tentamen van een examenonderdeel dat in gedeelten wordt afgelegd. Tenzij anders vermeld wordt in het vervolg van deze onderwijs- en examenregeling met een tentamen 1
In deze tekst worden met de termen student/hij/hem/enz. zowel mannelijke als vrouwelijke studenten bedoeld
-1-
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016
k.
l. m. n. o. p.
q.
ook een deeltentamen bedoeld. De geldigheidsduur van een deeltentamen wordt door de opleiding bepaald; examen: toetsing waarbij door de examencommissie wordt vastgesteld of alle tentamens van de tot de opleiding behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd, voor zover de examencommissie niet heeft bepaald dat het examen tevens omvat een door haar zelf te verrichten onderzoek naar de kennis, inzicht en vaardigheden van de examinandus alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek; studiepunt (afgekort: ec): studiebelastingseenheid conform het European Credit Transfer System (ECTS), waarbij één studiepunt gelijk is aan 28 uren studie; werkdag: maandag t/m vrijdag met uitzondering van de erkende feestdagen en door het College van Bestuur vastgestelde verplichte vrije dagen; studiegids: de gids voor de opleiding, bevattende de specifieke informatie voor de opleiding; instelling: Radboud Universiteit Nijmegen; fraude: het handelen van een student dat erop gericht is het vormen van een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden of die van andere studenten geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken; plagiaat: het bij het maken van werkstukken, scripties en andere schriftelijke toetsen geheel of gedeeltelijk overnemen of parafraseren van teksten van andere auteurs zonder adequate bronvermelding en zonder dat duidelijk het begin en einde van citaten op adequate wijze is aangegeven.
Artikel 3 – De opleidingen 1. In de faculteit zijn de volgende bacheloropleidingen met een studielast van 180 ec. ingesteld: a. Algemene Cultuurwetenschappen b. Communicatie- en Informatiewetenschappen c. Duitse Taal en Cultuur d. Engelse Taal en Cultuur e. Geschiedenis f. Griekse en Latijnse Taal en Cultuur g. Kunstgeschiedenis h. Nederlandse Taal en Cultuur i. Romaanse Talen en Culturen j. Taalwetenschap De bacheloropleidingen omvatten een propedeutische fase van 60 ec. 2. In de faculteit zijn de volgende masteropleidingen met een studielast van 60 ec ingesteld: a. Communicatie- en Informatiewetenschappen b. Geschiedenis c. Kunst- en Cultuurwetenschappen d. Letterkunde e. Noord Amerika Studies f. Oudheidstudies g. Taalwetenschappen 3. In de faculteit zijn de volgende masteropleidingen met een studielast van 120 ec ingesteld: a. Europese Studies b. Taalwetenschappen (research), specialisatie Language and Communication c. Geschiedenis (research), specialisatie Historische Wetenschappen: Ideologie, Mentaliteit en Maatschappelijke Praktijk
-2-
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 d. Kunst- en Cultuurwetenschappen (research), specialisatie Kunst en Visuele Cultuur in storisch Perspectief e. Letterkunde (research), specialisatie Letterkunde en Literatuurwetenschap: Nieuwe Filologie Artikel 4 – Algemene eindtermen van de opleiding 1. De opleidingen beogen de studenten: a. kennis, inzicht en vaardigheden op het desbetreffende gebied bij te brengen; b. academisch te vormen, en c. voor te bereiden op een verdere (studie-)loopbaan. 2. Studenten aan wie voor één van de bacheloropleidingen genoemd in artikel 3.1 een graad als bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid van de wet is verleend, worden onvoorwaardelijk toegelaten tot ten minste één van de masteropleidingen van de universiteit. Artikel 5 – Vorm van de opleiding De opleiding wordt uitsluitend voltijds verzorgd.
Paragraaf 2 – Vooropleidingseisen Artikel 6 – Toelatingseisen Degene die voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde vooropleidingseisen wordt toegelaten tot de daarvoor in aanmerking komende opleidingen. Artikel 7 – Vervangende eisen voor toelating tot een masteropleiding met deficiënte vooropleiding 1. Indien niet aan alle toelatingseisen is voldaan maar de examencommissie van oordeel is dat de tekortkomingen binnen een redelijke termijn kunnen worden weggenomen, wordt desgevraagd de omvang en inhoud van een premasterprogramma vastgesteld. 2. Toelating tot de opleiding is pas mogelijk indien het premasterprogramma volledig is afgerond en aan alle toelatingseisen van de opleiding is voldaan.
Paragraaf 3 – Tentamens en examens Artikel 8 – Het examen De masteropleiding wordt afgesloten met het masterexamen. Artikel 9 – Vorm van tentamens 1. Tentamens worden in beginsel schriftelijk of mondeling afgelegd 2. De examencommissie kan bepalen dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. 3. Mondelinge tentamens zijn in beginsel niet openbaar waarbij in beginsel niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd wordt. 4. Het mondeling afnemen van tentamens geschiedt zo mogelijk in aanwezigheid van een tweede examinator of een door de examencommissie aangewezen waarnemer. In bijzondere gevallen kan de examencommissie bepalen dat een bandopname wordt gemaakt van het tentamen. 5. Aan studenten met een functiebeperking wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun beperking aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zonodig deskundig advies in alvorens te beslissen. -3-
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 6. Ten aanzien van een tentamen dat betrekking heeft op een onderdeel dat niet in de opleiding wordt onderwezen, geldt wat daarover in de voor dat onderdeel geldende onderwijs- en examenregeling is bepaald. Artikel 10 – Tijdvakken en frequentie van tentamens 1. Tot het afleggen van de tentamens wordt tweemaal de gelegenheid gegeven in het studiejaar waarin het betreffende onderwijs wordt gegeven. De datum van de eerste tentamengelegenheid dient aan het begin van het betreffende semester waarin het bij het betreffende onderdeel behorende onderwijs van start gaat, bekend te zijn. De datum van de tweede tentamengelegenheid dient bekend te zijn voordat de eerste gelegenheid heeft plaatsgevonden. Met betrekking tot de masterscriptie, de stage en andere onderdelen die niet met een tentamen worden afgesloten, kan de opleiding anders bepalen in het opleidingsspecifieke deel van deze regeling. 2. In een studiejaar waarin het onderwijs van een onderdeel voor het eerst niet meer wordt gegeven, wordt ten minste nog eenmaal gelegenheid gegeven het tentamen van het betreffende onderdeel af te leggen. 3. Werkstukken waarvoor door de opleiding of de docent(en) geen vaste inleverdata zijn vastgesteld, dienen uiterlijk 12 maanden na afloop van het onderdeel waarop ze betrekking hebben, te worden ingediend. Overigens dienen werkstukken altijd ten minste 30 dagen voor de dag waarop het examen wordt aangevraagd te worden aangeboden aan de examinator. 4. Een met goed gevolg afgelegd tentamen mag zonder de expliciete toestemming van de examencommissie niet herkanst worden. Indien deze toestemming wordt verleend, geldt het laatst behaalde cijfer. 5. Wanneer een tentamen dat niet met goed gevolg is afgelegd wordt herkanst, is het laatst behaalde cijfer bepalend voor het behaalde resultaat. 6. Studenten die zich via Osiris inschrijven voor cursussen zijn tevens aangemeld voor de eerste tentamengelegenheid in het desbetreffende studiejaar. Indien een student niet wenst deel te nemen aan het tentamen dient hij zich tijdig, uiterlijk 7 dagen voor de tentamendatum, af te melden via Osiris. 7. Studenten dienen zich uiterlijk 7 dagen voor de datum van de tweede tentamengelegenheid in te schrijven. Voor die tweede gelegenheid van periode 4 kunnen studenten zich op het laatst op 24 juni 2016 inschrijven. Studenten die zich niet of niet tijdig hebben ingeschreven lopen het risico dat zij niet aan het tentamen kunnen deelnemen. Artikel 11 – Geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van tot een eenjarige masteropleiding behorende examenonderdelen bedraagt 24 maanden. 2. De geldigheidsduur van tot een tweejarige masteropleiding behorende examenonderdelen bedraagt 36 maanden. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid kan de examencommissie met betrekking tot een onderdeel waarvan de geldigheidsduur is verstreken, op inhoudelijke gronden besluiten om de geldigheidsduur te verlengen. Artikel 12 – Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. De examinator stelt binnen 10 werkdagen na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en administreert het resultaat in Osiris. 2. De examinator stelt binnen 15 werkdagen na het afnemen van een schriftelijk tentamen de uitslag vast en administreert het resultaat in Osiris.
-4-
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid stelt de examinator de resultaten van tentamens en herkansingen van periode 4 vast binnen 5 werkdagen na afloop van de betreffende tentamenperiode. 4. De begeleider van de masterscriptie stelt het eindcijfer van dit onderdeel vast binnen de het tweede lid genoemde termijn. 5. Ten aanzien van een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamens bepaalt de examencommissie c.q. de examinator tevoren binnen welke termijn en op welke wijze de student een schriftelijke verklaring van de uitslag zal ontvangen. 6. Eindresultaten van examenonderdelen worden uitgedrukt in hele of halve cijfers waarbij 6,0 als laagste voldoende geldt. Daarbij gelden de volgende afrondingsregels: - Tot .,25 wordt naar beneden afgerond op .,0 - Van .,25 tot .,75 wordt afgerond op .,5 - Vanaf .,75 wordt naar boven afgerond op .,0 Bij afronding worden cijfers na de tweede decimaal genegeerd. 7. In afwijking van het bepaalde in het zesde lid wordt een einduitslag niet vastgesteld op 5,5. Een gemiddelde tussen 5,5 en 6,0 wordt afgerond naar 6,0. Een gemiddelde tussen 5,0 tot 5,5 wordt afgerond naar 5,0. Bij afronding worden cijfers na de eerste decimaal genegeerd. 8. Resultaten van deeltentamens mogen wel worden uitgedrukt in cijfers met 1 decimaal. Bij afronding worden cijfers na de eerste decimaal genegeerd. Artikel 13 – Inzagerecht en nabespreking 1. Na de bekendmaking van de uitslag van een mondeling tentamen vindt een nabespreking plaats tussen de examinator en de student, waarbij de gegeven uitslag nader wordt toegelicht. 2. Binnen een termijn van 4 weken na de bekendmaking van de uitslag van een anders dan mondeling afgelegd tentamen kan de student op zijn verzoek inzage verkrijgen in zijn beoordeeld werk en aan de desbetreffende examinator om een nabespreking verzoeken. De nabespreking vindt plaats op een door de examinator te bepalen plaats en tijdstip. 3. De examinator kan bepalen dat de inzage of kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste twee vaste tijdstippen. Indien de student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het tweede lid genoemde termijn. 4. In verband met de beperkte tijd tussen tentamenperiode 4 en herkansingsperiode 4 vindt inzage van een tentamen uit deze periodes plaats op de dag van bekendmaking van de betreffende resultaten. 5. Indien een collectieve nabespreking wordt georganiseerd, kan de student een verzoek als bedoeld in het tweede lid pas indienen, wanneer hij bij de collectieve nabespreking aanwezig is geweest en zijn verzoek motiveert, of indien hij door overmacht verhinderd is geweest bij de collectieve bespreking aanwezig te zijn. 6. Het bepaalde in het vijfde lid is ook van toepassing wanneer de examencommissie dan wel de examinator aan de student de gelegenheid biedt om zijn uitwerking te vergelijken met modelantwoorden. 7. Gedurende de in het tweede lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en opdrachten van het tentamen en zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Artikel 14 – Vrijstelling van tentamens 1. De examencommissie kan de student op diens verzoek vrijstelling verlenen van het afleggen van een tentamen (met inachtneming van hetgeen hieronder in lid 3 is vermeld), indien de student: -5-
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; b. hetzij aantoont door relevante werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken met betrekking tot het desbetreffende onderdeel. 2. Om in aanmerking te komen voor een masterdiploma kan een student voor maximaal de helft van het aantal studiepunten van een examen vrijgesteld worden. 3. Voor de masterscriptie wordt in geen geval vrijstelling verleend. Artikel 15 – Fraude en plagiaat 1. Wanneer een docent of surveillant tijdens een tentamen of bij het nakijken van een tentamen of een werkstuk fraude, plagiaat of andere onregelmatigheden constateert of vermoedt, deelt hij dit schriftelijk mede aan de examencommissie van de betrokken opleiding en aan de betrokken student. 2. De examencommissie beslist vervolgens binnen 10 werkdagen over de eventueel te nemen maatregelen. De examencommissie beslist niet dan nadat de student die het betreft door haar is gehoord, of althans daartoe in de gelegenheid is gesteld. Van het horen wordt een schriftelijk verslag gemaakt. 3. In geval van fraude tijdens het tentamen wordt de student uitgesloten van (verdere) deelname aan het tentamen. Uitsluiting heeft tot gevolg dat van het betreffende tentamen geen uitslag wordt vastgesteld. 4. Conform artikel 7.12b, lid 2 van de wet kunnen de door de examencommissie in geval van fraude of plagiaat te nemen maatregelen inhouden dat de student gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste 12 maanden het recht wordt ontnomen één of meer aan te wijzen tentamens en/of examens aan de instelling af te leggen. 5. In aansluiting op de in lid 3 genoemde maatregelen kan een examencommissie in geval van plagiaat de student de verplichting opleggen een nieuw werkstuk te schrijven over een door de voor het examenonderdeel verantwoordelijke docent vast te stellen onderwerp. Artikel 16 – Bewaartermijnen De examinator bewaart de tentamens en andere onderdelen die meetellen bij de bepaling van de uitslag zoals werkstukken, opdrachten en dergelijke, ten minste twee jaar nadat het tentamen heeft plaatsgevonden. Masterscripties dienen gedurende ten minste zeven jaar bewaard te blijven. Artikel 17 – Uitslag examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, nadat de student de vereiste bewijzen heeft overgelegd van de door hem behaalde tentamens van de onderdelen van de opleiding. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding. Artikel 18 – Judicium 1. Met inachtneming van het in dit artikel bepaalde is de examencommissie het orgaan dat vaststelt of een, en zo ja welk, judicium wordt toegekend. 2. Het judicium a. "cum laude" wordt toegekend indien de gewogen gemiddelde uitslag van de eindbeoordeling van de in de lid 3 bedoelde onderdelen groter is dan of gelijk is aan 8,0, of b. "summa cum laude" wordt toegekend indien de gewogen gemiddelde uitslag van de eindbeoordeling van de in de lid 3 bedoelde onderdelen groter is dan of gelijk is aan 9,0. -6-
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 3. Het judicium wordt berekend over alle onderdelen van het examenprogramma waarvoor een cijfer is toegekend op een schaal van 1 tot en met 10, met uitzondering van de extracurriculaire onderdelen. 4. Als weegfactor bij de berekening van de gewogen gemiddelde uitslag, geldt het aantal ec's van het onderdeel als bedoeld in lid 3, tenzij in het opleidingsspecifieke deel anders is bepaald. 5. Het judicium wordt niet toegekend indien meer dan 10 procent van de totale studielast van het examenprogramma (zijnde een of meer onderdelen) is herkanst en als tentamens meer dan éénmaal zijn herkanst, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie om gemotiveerd anders te beslissen. 6. Het judicium wordt niet toegekend indien bij een van de onderdelen van het gehele examenprogramma fraude is geconstateerd. 7. In afwijking van het hierboven bepaalde geldt tot en met 1 september 2016 voor studenten die vanaf 1 september 2013 ononderbroken voor de opleiding staan ingeschreven, de judiciumregeling zoals die gold op 1 september 2014. Artikel 19 – Volgorde onderwijs en tentamens 1. Studenten die het bachelordiploma nog niet hebben behaald, kunnen desalniettemin door de examencommissie worden toegelaten tot het onderwijs van een aansluitende doorstroommasteropleiding als bedoeld in artikel 7.30a van de WHW. Deze toegang geldt voor een termijn van maximaal 12 maanden. 2. Studenten bedoeld in het eerste lid mogen pas deelnemen aan tentamens van de masteropleiding indien zij voor de masteropleiding staan ingeschreven. 3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 worden studenten die een premasterprogramma volgen niet toegelaten tot het onderwijs van een doorstroommasteropleiding. Zij mogen in alle gevallen enkel onderdelen uit het premasterprogramma volgen. 4. Studenten die gebruik maken van de flexibele instroomregeling dienen zich te houden aan de in de onderwijs- en examenregeling vastgelegde volgtijdelijkheid van de vakken. 5. Studenten mogen pas beginnen aan de masterscriptie wanneer ze voor de masteropleiding staan ingeschreven. 6. Studenten die krachtens dit artikel toegang hebben verkregen tot het onderwijs van de opleiding, hebben niet het recht het afsluitend examen van de opleiding af te leggen zolang zij niet in de master zijn ingeschreven. Artikel 20 – Graad 1. Aan degene die het masterexamen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Master of Arts” (MA) verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 21 – Regels en richtlijnen 1. Het faculteitsbestuur heeft in het bijzonder tot taak het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens. 2. In het Reglement Examencommissie Faculteit der Letteren stelt het faculteitsbestuur regels vast met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de tentamens en met betrekking tot de in dat verband te nemen maatregelen. 3. Het faculteitsbestuur kan aan de examinatoren richtlijnen en aanwijzingen geven met betrekking tot de beoordeling van degene die het tentamen aflegt en met betrekking tot de vaststelling van de uitslag van het tentamen.
-7-
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 Paragraaf 4 – Studievoortgang, studiebegeleiding en studieadvies Artikel 22 – Studievoortgang en studiebegeleiding 1. De decaan draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten, dat aan elke student desgevraagd binnen een redelijke termijn een overzicht kan worden verschaft van de op dat moment in het systeem vastgelegde behaalde resultaten. 2. De decaan draagt zorg voor een adequate studiebegeleiding
Paragraaf 5 – Overgangs- en slotbepalingen Artikel 23 – Honours Programma en Honours Academy Excellente masterstudenten van de letterenfaculteit kunnen deelnemen aan het Honours Programma voor masterstudenten van de Radboud Honours Academy. Artikel 24 – Bekendmaking De onderwijsdirecteur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling en van wijzigingen hierin. Artikel 25 – Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2015. Aldus vastgesteld bij besluit van de decaan van de Faculteit der Letteren op 31 juli 2015.
-8-
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016
Deel 2: Opleidingsspecifiek Paragraaf 6 – Algemene bepalingen Artikel 26 – Toepasselijkheid algemeen deel Op deze masteropleiding is het bepaalde in het Algemeen Deel van dit reglement van toepassing voor zover daarvan in de navolgende bepalingen niet wordt afgeweken. Artikel 27 – Specifieke eindtermen Conform het bepaalde in artikel 4 beoogt de opleiding de student een verdieping van kennis, vaardigheden en inzicht bij te brengen op het gebied van de Kunst- en Cultuurwetenschappen, zodat deze na voltooiing van de opleiding beschikt over een adequate academische vorming, voorbereid is op een maatschappelijke functie in het verlengde van de opleiding en/of op een wetenschappelijke loopbaan binnen de discipline van de opleiding. Artikel 28 – Taal 1. Het onderwijs voor deze masteropleiding wordt verzorgd in het Nederlands of Engels en de tentamens en examens worden in beginsel afgenomen in de Nederlandse of Engelse taal. 2. Voor deelname aan het onderwijs en de tentamens in het Nederlands is een voldoende beheersing van het Nederlands vereist. Aan deze eis is voldaan indien de student ofwel: a. in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, behaald aan een Nederlandstalige instelling van voortgezet onderwijs binnen of buiten Nederland, ofwel b. in het bezit is van een diploma hoger beroepsonderwijs van een dergelijke instelling, ofwel c. in het bezit is van een toelatingsverklaring tot het wetenschappelijk onderwijs in Nederland, ofwel d. in het bezit is van een van de hierna te noemen diploma’s of certificaten: i. het diploma van het Staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma II (NT2II) ii. het RU-certifcaat Nederlands als tweede taal (RU-NT2); iii. het Certificaat Nederlands als vreemde taal, profiel Academische Taalvaardigheid óf profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs; iv. International Baccalaureate: Nederlands als Language A of Language B (Higher Level); v. Europees Baccalaureaat: Nederlands als tweede taal; vi. Verenigd Koninkrijk: Nederlands op GCE A-level (vanaf 1998); vii. International GCSE First Language; viii. Duitsland: Zeugnis der Allgemeinen Hochschulreife met Nederlands als Leistungsof Grundkurs; ix. Suriname: Vwo-diploma, propedeuse Anton de Kom universiteit; x. België: Diploma van Secundair Onderwijs (ASO), of xi. Overzeese gebiedsdelen: vwo-diploma met Nederlands als eindexamenvak dan wel een diploma hoger onderwijs. 3. Voor deelname aan het onderwijs en tentamens in het Engels is een voldoende beheersing van die taal vereist. Aan deze eis is in ieder geval voldaan wanneer de student: -9-
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 -
in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs; of in het bezit is van een diploma van voortgezet onderwijs, behaald aan een Engelstalige instelling van voortgezet onderwijs binnen of buiten Nederland; of in het bezit is van een diploma hoger beroepsonderwijs, of een van de onderstaande toetsen heeft afgelegd: a. de Test of English as a Foreign Language (TOEFL) met een score van 575 punten of hoger (paper based), 232 punten of hoger (computer based) of 90 punten of hoger (internet based); b. de International English Language Testing System( IELTS) met een score van 6.5 of hoger, c. Cambridge Certificate of Advanced English of Cambridge Certificate of Proficiency in English (minimumlevel C) d. a TOEIC test with a minimum score of 785. The modules 'Speaking and Writing' and 'Listening and Reading' have to be successfully completed..
Paragraaf 7 – Samenstelling van de opleiding Artikel 29 – Samenstelling 1. De opleiding omvat (onderscheiden naar specialisaties) de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast in ec. Voor de vormgeving van het onderwijs wordt verwezen naar de studiegids van de opleiding: studiegids.science.ru.nl/2015/arts/: Creative Industries Core Course Creative Industries Media Tourism Fashion Keuze uit onderstaande seminars (2 onderdelen) - Seminar Creativity and Arts Education - Seminar Creativity in Context - Seminar Things: Material Culture and the Politics of Identity - Seminar Trendwatching Keuze uit onderdelen van andere masterspecialisaties of aanbod seminars Creative Industries Masterscriptie Kunstbeleid en Mecenaat Kerncursus Kunstbeleid en Mecenaat Cultuursponsoring en mecenaat Museum en kunsthandel Onderzoeksstage Keuze uit onderstaande cursussen (1 onderdeel) - Beleidsinstrument: kunstsubsidies - Publiek en Podium - Cultuurbeleid en consumentensoevereiniteit Keuze uit onderdelen van de specialisaties Creative Industries, Kunstgeschiedenis en/of Literair bedrijf (Master Letterkunde) Scriptie
- 10 -
5 5 5 5 10 5 5 5 5 10 20
5 5 5 10 5 5 5 5 10 20
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 Kunstgeschiedenis Kerncursus kunstgeschiedenis Het kunsthistorisch métier Museum en kunsthandel Themacollege Keuze uit onderstaande cursussen (1 onderdeel) - Projectgroep I - Projectgroep II - Projectgroep III Keuze uit onderstaande cursussen (10 ec) - Materials and Techniques in Early Netherlandish Painting - Stage - Cursussen uit de specialisaties Creative Industries, Kunstbeleid en Mecenaat, en/of de specialisatie Klassieke Cultuur van de master Oudheidstudies - Keuze uit nog niet eerder gevolgde Projectgroepen Scriptie, inclusief scriptiewerkgroep en referaat
5 5 5 5 10 10 10 10 10 5 10
20
2. a. Voor alle hieronder vermelde hoor-/ en werkcolleges geldt een aanwezigheidsplicht: Creative Industries - Core Course Creative Industries - Media - Tourism - Fashion - Seminar Creativity and Arts Education - Seminar Creativity in Context - Seminar Things: Material Culture and the Politics of Identity - Seminar Trendwatching Kunstbeleid en Mecenaat - Kerncursus Kunstbeleid en Mecenaat - Beleidsinstrument: kunstsubsidies - Publiek en Podium - Cultuursponsoring en mecenaat - Museum en kunsthandel - Cultuurbeleid en consumentensoevereiniteit Kunstgeschiedenis - Kerncursus kunstgeschiedenis - Het kunsthistorisch métier - Museum en kunsthandel - Themacollege - Projectgroep I, II, III - Materials and Techniques in Early Netherlandish Painting b. Wanneer een student bij minder dan 80% maar bij tenminste 50% van de colleges van een onderdeel aanwezig is geweest, wordt hij uitgesloten van de tweede gelegenheid tot het afleggen van het tentamen dan wel de praktische oefening van het betreffende onderdeel c. Wanneer een student bij minder dan 50% van de colleges van een onderdeel aanwezig is geweest, wordt hij uitgesloten van de beide gelegenheden tot het afleggen van het tentamen dan wel de praktische oefening van het betreffende onderdeel. Daarmee kan het onderdeel in het betreffende collegejaar niet worden afgerond. - 11 -
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016
Artikel 30 – Praktische oefeningen 1. De volgende onderdelen, als genoemd in artikel 29, omvatten, eventueel naast het onderwijs in de vorm van hoor-, werk- of instructiecolleges, praktische oefeningen in de daarbij aangegeven vorm: Creative Industries - Core Course Creative Industries: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten - Media: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten - Tourism: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten - Fashion: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten - Seminar Creativity and Arts Education: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten - Seminar Creativity in Context: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten - Seminar Things: Material Culture and the Politics of Identity: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten - Seminar Trendwatching: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten Kunstbeleid en Mecenaat - Kerncursus Kunstbeleid en Mecenaat: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten - Beleidsinstrument: kunstsubsidies: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten - Podium en Publiek: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten - Cultuursponsoring en mecenaat: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten - Museum en Kunsthandel: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten - Cultuurbeleid en consumentensoevereiniteit: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten Kunstgeschiedenis - Kerncursus kunstgeschiedenis: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten - Het kunsthistorisch métier: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten - Museum en Kunsthandel: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten - Themacollege Kunstgeschiedenis: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten - Projectgroep I, II, III: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten - Materials and Techniques in Early Netherlandish Painting: mondelinge opdrachten, schriftelijke opdrachten 2. Het tentamen van een onderdeel genoemd in het eerste lid van dit artikel, kan niet worden afgelegd dan nadat de desbetreffende praktische oefeningen met voldoende resultaat zijn afgelegd: Niet van toepassing. 3. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de praktische oefening als het behalen van het des betreffende tentamen: Niet van toepassing
Paragraaf 8 – Tentamens en examens van de opleiding Artikel 31 – Volgorde van de tentamens (‘volgtijdelijkheid’) 1. Aan de tentamens en de daarbij behorende praktische oefeningen van de hierna te noemen onderdelen kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de tentamens van de daarbij vermelde onderdelen zijn behaald: - Scriptie na behalen van de betreffende Kerncursus of Core Course 2. Ten aanzien van een tentamen dat niet is genoemd in het eerste lid, omdat het betrekking heeft op een vak dat niet in het programma van de opleiding voorkomt, geldt wat daarover in de voor dat onderdeel geldende Onderwijs- en Examenregeling is bepaald.
- 12 -
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 Artikel 32 – Beperking geldigheidsduur behaalde studiepunten In afwijking van het bepaalde in artikel 11 gelden voor behaalde studieresultaten de hierna te noemen beperkingen: Niet van toepassing Artikel 33 – Weging Bij het toekennen van het judicium gaat de examencommissie uit van een gewogen gemiddelde, waarbij cijfers van vakken meetellen in verhouding tot de ec-waardering verbonden aan deze vakken.
Paragraaf 9 – Toelatingsvoorwaarden opleiding Artikel 34 – Toelating tot de opleiding 1. Toelaatbaar tot de opleiding is in ieder geval degene die het afsluiten examen van (een van) de volgende bacheloropleidingen hebben behaald: Specialisatie Creative Industries - BA Algemene cultuurwetenschappen - BA Kunstgeschiedenis (RU) Specialisatie Kunstbeleid en Mecenaat - BA Algemene cultuurwetenschappen - BA Kunstgeschiedenis Specialisatie Kunstgeschiedenis - BA Kunstgeschiedenis - BA Algemene cultuurwetenschappen (RU) 2. Met inachtneming van het bepaalde in lid 1 worden studenten die een bachelorgraad voor een opleiding genoemd in het eerste lid hebben behaald, onvoorwaardelijk toegelaten tot deze masteropleiding. 3. Studenten die een bachelorgraad in een andere letterenopleiding aan de Radboud Universiteit hebben behaald met een door de opleiding vastgesteld brugprogramma kunnen, indien nodig aangevuld met een premasterprogramma, toegelaten worden tot de opleiding. Dit brugprogramma komt in de plaats van de minorruimte van 30 ec. Zie ook bijlage 1. 4. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 is tevens toelaatbaar tot de opleiding degene die een door de opleiding vastgesteld premasterprogramma heeft afgerond. De examencommissie stelt voor aanvang van het premasterprogramma de inhoud daarvan vast. Daar waar sprake is van volgtijdelijkheid binnen het premasterprogramma wordt deze vooraf door de opleiding vastgesteld. Zie ook bijlage 2. Artikel 35 – Overige vooropleidingen Voor een bewijs van toelating komt in aanmerking degene die: a. in het bezit is van een getuigschrift dat naar het oordeel van de examencommissie ten minste gelijkwaardig is aan het diploma als bedoeld in artikel 34, lid 1, b. anderszins naar het oordeel van de examencommissie blijk heeft gegeven van geschiktheid voor het volgen van de opleiding.
- 13 -
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016
Bijlagen Bijlage 1: Brugprogramma’s Kunst- en Cultuurwetenschappen Specialisatie Creative Industries: Op basis van het bachelorexamen van een opleiding van de Faculteit der Letteren van de RU, met daarbinnen of daarbovenop de volgende onderdelen kan de student worden toegelaten tot deze specialisatie: Creative Industries
ec
Popular Aesthetics Screen Cultures The Culture of Fashion Aangevuld met 15 ec aan onderdelen ACW (aanschuifonderwijs)
5 5 5
baopleiding ACW ACW ACW
jaar B3 B3 B3
Studenten die in plaats van de drie eerstgenoemde onderdelen andere onderdelen uit de bachelor Algemene Cultuurwetenschappen afronden, kunnen ook tot de specialisatie Creative Industries worden toegelaten. De genoemde cursussen genieten echter de voorkeur en bieden de beste voorbereiding.
Specialisatie Creative Industries: Op basis van het bachelorexamen van een opleiding van de Faculteit der Letteren van de RU, met daarbinnen of daarbovenop de volgende onderdelen kan de student worden toegelaten tot deze specialisatie: ec
bajaar opleiding Kunstbeleid en Organisatie 5 ACW B2/3 Screen Cultures 10 ACW B2/3 Aangevuld met 15 ec aan onderdelen ACW of Kunstgeschiedenis (aanschuifonderwijs) Kunstbeleid en Mecenaat
Studenten die in plaats van de twee eerstgenoemde onderdelen andere onderdelen uit de bachelor Algemene Cultuurwetenschappen of Kunstgeschiedenis afronden, kunnen ook tot de specialisatie Kunstbeleid en Mecenaat worden toegelaten. De genoemde cursussen genieten echter de voorkeur en bieden de beste voorbereiding.
Specialisatie Kunstgeschiedenis: Op basis van het bachelorexamen van een opleiding van de Faculteit der Letteren van de RU, met daarbinnen of daarbovenop de volgende onderdelen kan de student worden toegelaten tot deze specialisatie: Kunstgeschiedenis 30 ec aan onderdelen Kunstgeschiedenis waarvan minimaal 15 ec aan onderdelen op B2/B3-niveau (aanschuifonderwijs)
- 14 -
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016
Bijlage 2: Premasters Kunst- en Cultuurwetenschappen Ingangseisen voor de premasters: 1. Toelating tot de premasterprogramma’s van de specialisaties Creative Industries en/of Kunstbeleid en Mecenaat is mogelijk op basis van een diploma van een HBO-opleiding met daarbinnen ten minste 30 ec’s kunsthistorische of cultuurhistorische vakken. De 30 studiepunten kunnen ook tijdens de HBO-opleiding worden gehaald met vakken van de bacheloropleiding Algemene Cultuurwetenschappen, bijvoorbeeld: - Geschiedenis der kunsten 1 en 2, Europese cultuur, Kunststroming, Repertoire en Esthetica (eerste semester) - Geschiedenis der kunsten 3 en 4, Tekstcultuur, Intertekstualiteit, minor Kunstbeleid of Cultuurtheorie en Values of Culture (tweede semester) Invulling van dit voortraject dient altijd in overleg met de studieadviseur vastgesteld te worden. 2. Toelating tot het premasterprogramma van de specialisatie Kunstgeschiedenis is in principe alleen mogelijk op basis van een diploma van een Kunstacademie (zowel de richting Docent Kunst & Vormgeving als de richting Autonome Kunst). Alle andere, maar altijd kunst- en cultuur gerelateerde HBO-opleidingen kunnen ter beoordeling aan de examencommissie worden voorgelegd. Premasterprogramma specialisatie Creative Industries: Creative Industries Analyse van Muziek, Tekst en Beeld Popular Aesthetics (Engels) Screen Cultures (Engels) The Culture of Fashion (Engels) City Culture (Engels) Cultuurtheorie Values of Culture (Engels) Podiumcultuur Bachelorwerkstuk
ec 10 5 5 5 5 10 5 5 10
Premasterprogramma specialisatie Kunstbeleid en Mecenaat: Kunstbeleid en Mecenaat Analyse van Muziek, Tekst en Beeld Vulgar Culture (Engels) Visual Culture (Engels) Muziekcultuur City Culture (Engels) Tekstcultuur: Intermedialiteit Kunstbeleid en Organisatie Onderzoeksseminar Culturele Sector Bachelorwerkstuk
ec 10 5 5 5 5 5 5 10 10
Premasterprogramma specialisatie Kunstgeschiedenis: Kunstgeschiedenis Kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen I Kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen II Kunstgeschiedenis van de Vroegmoderne periode, Noord-Europa Kunstgeschiedenis van de Vroegmoderne periode, Zuid-Europa Methoden en vaardigheden 2
ec 5 5 5 5 5
- 15 -
Onderwijs- en Examenregeling 2015 - 2016 Methoden en vaardigheden 3 Werkgroep en excursie Parijs Denken over kunstgeschiedenis: theorie en historiografie Keuze uit - Gouden Eeuwen: de kunst van de barok in Italië en de Nederlanden - Perspectives on Photography: History and Theory (c. 1839-present) - Het boek als kunstwerk Bachelorwerkstuk
- 16 -
5 10 5 5 5 5 10