GECORRIGEERD VERSLAG VAN EEN BIJEENKOMST VAN OVERHEID MET MAATSCHAPPELIJKE ORGANISATIES EN BEDRIJFSLEVEN OP DONDERDAG 23 MEI 2002 VAN 10.00 TOT 12.00 UUR ONDERWERP: LANDBOUWKUNDIGE RISICO’S VAN GGO’S (UITKRUISING) Organisatie: Projectbureau Biotechnologie van ministerie LNV Aanwezig: H. Boonstra (Greenpeace Nederland), W. Brandenburg (COGEM), F. van Dam (St. Consument en Biotechnologie), mw. L. Luttikholt (Platform Biologica), R. Janssen, P. Bertens, S. de Jong (Niaba), A. van Elsen, mw. A. van den Hurk (Plantum NL), P. Geraads (LTO-Nederland), B. Waterink (Projectgroep Biotechnologie Productschappen), K.J. Hin (Centrum voor Landbouw en Milieu), R. van der Graaf, C. van der Thiel (ministerie van VROM), mw. S. Ciere-Koolhaas, J. van de Wijnboom, mw. M. de Lange, F. van Dijken, mw. P. den Hartog, A. van Winden, E. Wermuth en mw. A. van der Neut (ministerie van LNV). Afwezig met kennisgeving: M. Horning (ministerie van EZ), R. Top, mw. L. van der Lem (ministerie van VWS) Uitgenodigd, maar niet aanwezig: Stichting Natuur en Milieu, Milieudefensie.
Doel van de bijeenkomst • Het kenbaar maken en uitdiepen van visies en standpunten naar elkaar toe; • Het verhelderen van de standpunten van maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven voor een duidelijke en complete rapportage aan de demissionaire en nieuwe bewindslieden. In de bijeenkomst worden geen beleidsopties vastgesteld. Het dossier “uitkruising” is een politiek dossier met een belangrijke Europese component. Het is ook een dossier waarbij steeds nieuwe kennis wordt ontwikkeld. Het CLM-rapport is inmiddels aangevuld met een rapportage van de situatie voor in Nederland geteelde gewassen. Op Europees niveau is dit jaar het Environmental Issue Report no 28 verschenen, dat ook over uitkruising gaat. Gisteren heeft de EUCommissie een onderzoek van het Joint Research Center gepubliceerd met scenario’s voor het naast elkaar bestaan van ggo-, conventionele en biologische gewassen in de Europese landbouw. De COGEM zal deze zomer aan de ministers van LNV en VROM een advies over effecten van uitkruising uitbrengen. Gewas- en teeltspecifieke knelpunten van uitkruising van ggo-gewassen naar ggovrije teelten en opties voor maatregelen CLM geeft een toelichting op het vervolgrapport over teelten in Nederland. Het gaat over zowel de zaaizaad- als de productieteelt. Belicht wordt dat de kans op uitkruising vooral speelt bij kruisbestuivende gewassen met zaad als eindproduct en meerjarige kruisbestuivende gewassen. Voorbeelden hiervan zijn koolzaad, maïs, grassen, aardbeien, appels en rogge. De bevindingen van CLM zijn vergelijkbaar met die van het Europese Report no 28. Er zijn dezelfde modelgewassen gebruikt (het Europese onderzoek heeft er een paar meer), de geraadpleegde literatuur en opzet van het rapport vertonen gelijkenis. Voor de conclusies geldt hetzelfde. Op basis van de samenvatting van het rapport van het Joint Research Center (JCR) kan met enige voorzichtigheid worden aangetekend dat er geen opmerkelijke verschillen zijn met de conclusies uit het CLM-rapport. Er worden dezelfde modelgewassen gebruikt (koolzaad, maïs, aardappel). Het JCR-rapport gaat verder dan uitkruising, ook vermenging verder in de keten wordt meegenomen. Maar ook hier komt koolzaad als hoog risicogewas uit de bus. Naar aanleiding van de toelichting worden de volgende kanttekeningen geplaatst: Gecorrigeerd verslag bijeenkomst Landbouwkundige risico’s van ggo’s (uitkruising) Ministerie van LNV: 20 augustus 2002
1
•
• •
•
•
Klassieke gewassen kunnen ook uitkruisen en is vergelijkbaar voor ggo-gewassen. Gevraagd wordt of de ervaringscijfers voor isolatieafstanden en isolatiemaatregelen bij het CLM-onderzoek zijn betrokken. Bevestigd wordt het onderzoek op basis van deze gegevens is uitgevoerd. Er zijn maar weinig studies beschikbaar met kwantitatieve data. Daarnaast worden voor uitkruising tussen conventioneel veredelde gewassen voor zaaizaadvermeerdering veelal een hogere norm voor vermenging gehanteerd. Het ware beter te spreken over de kans van uitkruising dan over de risico’s van uitkruising. Bij de COGEM gaat het niet om de kans van uitkruising, maar om het effect van uitkruising. In het milieu spelen veel meer factoren mee dan uitkruising alleen. Te denken valt aan interacties tussen gewassen door klimatologische omstandigheden, vitaliteit van pollen, genetische effecten tussen populaties (de zogenaamde wet van Hardy-Weinberg), verschil in bloeitijd, andere factoren die aan vermeerdering van een gewas bijdragen (naast zaad bijvoorbeeld ook stekken, takken). De COGEM geeft standaard een advies over het effect van het ggo-gewas op het milieu, waaronder ook wilde verwanten en buurgewassen. Benadrukt wordt dat de COGEM uitkruising bekijkt met het oog op veiligheid voor (natuurlijke) ecosystemen, en niet naar de kans op vermenging van ggovrije gewassen vanuit het oogpunt van eerlijkheid in de handel en keuzevrijheid van de consument. In deze bijeenkomst staat het “kwaliteitsaspect” dat te maken heeft eerlijkheid in de handel en keuzevrijheid centraal.
Standpunten van bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties Aan aanwezigen wordt gevraagd om: • Hun visie te verwoorden en suggesties voor beleidsmaatregelen; • Aan de geven welke rol de overheid hierin zou moeten spelen, en welke rol de maatschappelijk organisaties en het bedrijfsleven zelf vervullen. Skal Met betrekking tot de technische maatregelen die in het CLM-rapport en vervolgrapport worden gesuggereerd, vraagt Skal zich af wie bij de invoering van de maatregelen verantwoordelijk is voor de handhaving bij de telers. Skal vindt dat de iendverantwoordelijkheid bij de overheid zou moeten liggen. Voor organisaties die de controle moeten uitvoeren, is het belangrijk dat de normen die moeten worden gehandhaafd, helder en eenduidig worden vastgesteld (precieze afstanden, exacte locaties, drempelwaarden voor het eindproduct). Voor controle van isolatieafstanden is het belangrijk dat de locaties van de teelt van ggo-gewassen bekend zijn. Tot slot vraagt Skal zich af wie de kosten draagt bij pollencompetitie. LTO-Nederland LTO-Nederland vindt de drempelwaarde van 1% die de EU heeft aangeven, arbitrair. Producenten die geen gebruik maken van gentechniek worden nu met het probleem opgezadeld. Als de overheid een drempelwaarde van 1% oplegt, dan moet de overheid ook de gevolgen voor haar rekening nemen. Aansprakelijkheid via privaatrechtelijke procedures acht LTO onjuist. De overheid moet ook hier met praktische oplossingen komen. De drempelwaarde van 1% moet geen wet van Meden en Perzen zijn. Er moet een goede relatie liggen tussen de drempelwaarde en de maatregelen. LTO vraagt zich af wat de consequenties zijn voor de productiekosten. LTO is bij isolatiemaatregelen geen voorstander van overgangszones. Het bedrijf dat het probleem veroorzaakt moet zelf maatregelen treffen. LTO vraagt zich af of het verstandig is op dit thema nationaal beleid te formuleren. LTO is van mening dat het verstandiger is dat in het kader van de EU te doen. Greenpeace Greenpeace is tegen de onomkeerbare verspreiding van genetisch gemanipuleerde organismen (ggo’s) in het milieu. De effecten van genetisch manipulatie op het functioneren van het genoom (stabiliteit, integriteit) en de relaties die het ggo aangaat met haar omgeving (geassocieerde Gecorrigeerd verslag bijeenkomst Landbouwkundige risico’s van ggo’s (uitkruising) Ministerie van LNV: 20 augustus 2002
2
biodiversiteit) zijn nog grotendeels onbekend. Greenpeace is daarom een voorstander van het voorkomen van uitkruising. Daarnaast maakt Greenpeace zich zorgen over de complicerende factor, die uitkruising van transgenen naar de biologische landbouw, vormt. Ggo’s vormen een nieuw bedrijfsrisico voor de biologische boer. De biologische landbouw is een positief voorbeeld van een streven naar een duurzame landbouw. Deze vorm van landbouw dient dan ook adequaat te worden beschermd en gesteund in haar verder ontwikkeling. Alvorens ggo’s de mogelijkheid van uitkruising te geven dienen een aantal kennislacunes in de moleculaire biologie en ecologie te worden opgevuld. Daarnaast dient een economisch plaatje te worden geschetst van de introductie van ggo’s in de landbouwsamenleving. Dit onderzoek dient vanuit overheid en onafhankelijke kennisinstellingen te worden geïnduceerd en uitgevoerd. Financiering komt uiteraard van de ggo introducerende partij. Daarnaast dient, indien toch wordt besloten tot introductie, aansprakelijkheid goed te zijn geregeld. De meerkosten die genetische contaminatie door uitkruising met zich meebrengen liggen uiteraard bij de introducerende partij (De vervuiler betaalt). Plantum NL Het uitgangspunt voor Plantum NL is dat we het hebben over toegelaten ggo-rassen. Uitkruising is daarbij een natuurlijk proces en veiligheid geen probleem. Zelfs als je in de EU ggo’s in het milieu verbiedt, dan nog is uitkruising door de import van zaad niet voor 100% uit te sluiten. Plantum NL is van mening dat iedereen aansprakelijk is voor zijn eigen product. Dit geldt voor alle sectoren, die naast elkaar moeten kunnen bestaan. De overheid moet grenswaarden stellen en deze controleren, de producent moet er aan voldoen. Platform Biologica Biologica benadrukt dat de biologische landbouw geen gentechnologie gebruikt en ook niet wenst te ontvangen. Zonder gentechnologie produceren is een kwaliteitsaspect. De vraag in de markt is een product waar niets inzit. De sector wordt hierop afgerekend. Biologica stelt wel dat het volledig uitsluiten van vermenging niet realistisch is. Andere aspecten van biologische productie, zoals het niet gebruiken van synthetische bestrijdingsmiddelen, worden ook niet afgerekend op basis van analyses van het eindproduct, mits de algemene wettelijke bepalingen niet worden overschreden. Wel kunnen er tegenstrijdigheden ontstaan met andere wetgeving zoals de etiketteringsvoorschriften. Op basis van het CLM-rapport concludeert men dat er nog veel onduidelijk is. Het is daarom moeilijk om aan te geven wat het beleid zou kunnen doen. Het is belangrijk dat in de toekomst een eerlijke keuze tussen ggo- en non-ggoketens mogelijk blijft. Het instellen van een drempelwaarde in de EU is een hachelijke zaak om kwantitatieve gegevens ontbreken. De huidige 1% is een slag in de lucht. Als de biologische landbouw zich niet aan deze waarde kan houden, zou dit betekenen dat diezelfde sector om verhoging van de drempelwaarde zou moeten vragen. Dit zou een merkwaardig overkomen. Het is een kwestie van politieke onmacht dat telers onderling de problematiek van uitkruising moeten oplossen. Op een ander niveau moeten oplossingen worden getroffen, bijvoorbeeld door alleen ggo-gewassen toe te laten die niet of nauwelijks uitkruisen. Overigens is de zogenaamde terminatortechnologie hiervoor niet geschikt. Pollencompetitie is als maatregel niet toepasbaar voor de biologische landbouw. In de wetgeving voor biologische productie is vastgelegd dat op het gehele bedrijf volgens biologische richtlijnen moet worden gewerkt. Het is om die reden niet mogelijk om de randen van een perceel als gangbaar gewas te oogsten. Ten slotte wijst Biologica op de leefbaarheid van het platteland in relatie tot kruising. Het zal veel spanningen tussen boeren met zich meebrengen als je – wegens aansprakelijkheidskwesties - je buurman voorde rechter moet dagen. Dit moet worden voorkomen.
Gecorrigeerd verslag bijeenkomst Landbouwkundige risico’s van ggo’s (uitkruising) Ministerie van LNV: 20 augustus 2002
3
Niaba De discussie over uitkruising van ggo-gewassen is niet reëel. Ook bij conventionele en biologische gewassen is uitkruising de gewoonste zaak van de wereld; het is een natuurlijk proces. Ggogewassen wijken hier niet van af. Als ggo-gewassen anders worden beoordeeld, hoe moet het dan met (non-ggo) gewassen die tot stand zijn gekomen met geavanceerde technologie? Krijgen we hierover dan ook een discussie over uitkruising? Passen dergelijke gewassen wel of niet binnen de systematiek van de biologische landbouw? Hoe ver gaan we? Niaba is voorstander van de eigen verantwoordelijkheid van de producent. Het is onmogelijk om een “pollenvangnet” om de EU te plaatsen. Drempelwaarden kunnen een nuttige functie vervullen, mits er een werkzaam systeem wordt opgezet. Niaba waarschuwt er voor dat internationaal de ontwikkelingen doorgaan. Indien maatregelen worden getroffen om uitkruising te beperken moet een systeem worden ontwikkeld dat op deze toekomstige ontwikkelingen is ingericht. Stichting Consument & Biotechnologie Het rapport van het Joint Research Center is een belangrijke aanzet en moet goed tegen het “wetenschappelijke” licht worden gehouden. C&B vindt het een groot hiaat dat er geen goede studies zijn om de drempelwaarde van 1% van voedingsmiddelen terug te vertalen naar drempelwaarden voor zaaizaad. De stichting is geen voorstander van de introductie van ggo-gewassen die niet uitkruisen door toepassing van apomixis en gurts (zoals terminatortechnologie). Dit moet gericht gebeuren. Zo kan deze technologie bijvoorbeeld van nut zijn bij een gewas als koolzaad. Bij zo’n type gewas zou anders de teelt van ggo-rassen moeten worden verboden. Projectgroep Biotechnologie Productschappen De projectgroep heeft over het onderwerp uitkruising overleg gehad met de meest betrokken sectoren, namelijk LTO en Plantum NL. Overeengekomen is dat zij zelf hun visie richting het projectbureau kenbaar maken. De projectgroep benadrukt, evenals in de brief van 4 april jl., dat uitkruising een volkomen natuurlijk proces is dat bij elk gewas overal in de wereld optreedt. Een landsgrens kan niet worden gezien als een “pollenbarrière”. De projectgroep vindt dan ook dat, als blijkt dat aanvullende maatregelen nodig zijn, deze maatregelen op EU niveau moeten worden voorgeschreven. Op dat niveau wordt wet- en regelgeving voorbereid, met name op het gebied van zaaizaden, traceerbaarheid & etikettering en novel food & feed. Naar aanleiding van vragen en discussie • Huidige overheidsbeleid met betrekking tot de 1%-drempel: wordt door alle betrokken departementen gesteund vanuit het oogpunt van keuzevrijheid van de consument. • Verordening voor de biologische landbouw: de bepalingen van de verordening zeggen niets over het eindproduct, zijn alleen gericht opde biologische productiemethode, waarbij het gebruik van gentech is verboden. De norm van 1% wordt opgelegd door andere regelgeving, waaraan de biologische landbouw ook moet voldoen. Voor Platform Biologica is het moeilijk een product te verkopen dat biologisch is en tevens een ggo-product omdat de vermenging met ggo’s boven de 1% uitkomt! • De meermaals genoemde Soil Association in UK heeft eigen private eisen voor biologische producten. • Een knelpunt is het nog niet gevalideerd zijn van identificatie- en detectiemethoden voor ggoproducten. • Pas op voor de economische effecten en schade alle ketens (ggo-, ggovrije en gentechvrije)! Gewaarschuwd wordt dat het principe van de vervuiler betaalt, wel eens als een boemerang kan werken op aansprakelijkheid voor andere dan ggo-aangelegenheden. • De COGEM bestudeert de mogelijkheden van “Good Agricultural Practice” opdat verschillende landbouwsystemen vreedzaam naast elkaar kunnen bestaan. Als dit mogelijkheden biedt, gloort er hoop.
Gecorrigeerd verslag bijeenkomst Landbouwkundige risico’s van ggo’s (uitkruising) Ministerie van LNV: 20 augustus 2002
4
•
In het kader van richtlijn 2001/18 wordt door de EU-lidstaten, in verband met de monitoring van de effecten van ggo-gewassen, een verplicht registratiesysteem voor de teelt van toegelaten ggo’s opgezet. Dit registratiesysteem kan eventueel ook voor andere doeleinden worden gebruikt.
Afspraken • Het verslag van deze bijeenkomst wordt aan een ieder ter correctie toegezonden. • Betrokken organisaties en bedrijfsleven kunnen ieder afzonderlijk tot uiterlijk eind juni aanstaande hun standpunt aanpassen en precisiëren op basis van de laatste informatie, via een schriftelijke reactie ter attentie van Anja van der Neut, projectdirectie Biotechnologie. • Het verslag, de (nadere) standpunten, het advies van de COGEM en de overige wetenschappelijke rapporten zullen LNV en VROM meenemen in hun ambtelijk advies aan de (nieuwe) bewindslieden. • De Europese context wordt uitdrukkelijk in de adviezen aan de bewindslieden betrokken. • Een ieder zal te zijner tijd (najaar 2002) worden geïnformeerd over de voortgang.
Gecorrigeerd verslag bijeenkomst Landbouwkundige risico’s van ggo’s (uitkruising) Ministerie van LNV: 20 augustus 2002
5