Muzenstraat 61 Postbus 16107 2500 BC Den Haag telefoon(070)8881212 fax (070) 888 12 80
Aan: - de vertegenwoordigers van de provincies in de algemene vergadering; - de leden van het bestuur; en - de adviseurs van het bestuur.
In afschrift aan: - de colleges van Gedeputeerde Staten - (d.tv. de IPO-contactfunctionarissen); en - de statengriffiers. Inferprovinciaal Overieg
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk 36002/2006
datum 27-01-2006
onderwerp
IPO reactie op het rapport "Zonder wrijving geen glans" en aanvulling jaarplan IPO 2006 voor het onderdeel economic.
Geachte mevrouw, geachte heer, Hierbij nodig ik u uit voor de vergadering van de algemene vergadering van de vereniging Interprovinciaal Overieg (IPO) op donderdag 9 maart 2006 van 17.00 uur tot 20.00 uur in de Statenzaal van het provinciehuis van Utrecht, Pythagoraslaan 101 te Utrecht. Gelet op de inhoud van de concept-agenda zijn ook alle leden van het bestuur van het IPO en de beide adviseurs voor deze vergadering uitgenodigd. Er is een broodjesmaaltijd beschikbaar vanaf 16.30 uur, de vergadering begint om 17.00 uur. Vooruitlopend op de reguliere zending van de vergaderstukken treft u de vergaderstukken bij de volgende voorstellen aan: 1. Concept BPO-reactie op het rapport "Zonder wrijving geen glans" van de commissie-Hermans; en 2. aanvulling op het jaarplan van het IPO voor het onderdeel economic. De reguliere verzending van de vergaderstukken voor de vergadering van 9 maart zal plaatsvinden op 16 februari a.s. Met vriendelijke groet, INTERPROVINCIAAL OVERLEG,
PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJ1SEL Reg.nr.
a.d.
J. Franssen, Voorzitter.
3 0 JAN 2006 Routing
Inlichtingen bij Doorkiesnummer Bijlagen
.„
: J.A.M. Vernooij : 070 — 888 12 88 : twee
Bijl.:
Vergadering van de algemene vergadering IPO op 9 maart 2006 agendapuntSa
I n t e r p r o v i n c i a a l Overieg
Paraaf secretaris
Datum Inlichtingen bij Doorkiesnummer Bijlagen
: 27januari2006 : mevrouw drs.C.E. Roozemond/drs. H.G.L. de Rijk : 070 - 888 12 57 : een
Onderwerp
: IPO-inzet beleidsdossier Economic
Voorstel Bijgaand hoofdstuk 2.8 Economic van het IPO-jaarplan 2006, zoals vastgesteld door het IPO-bestuur, goedkeuren. Toelichting De adviescommissie Economische Zaken heeft op 9 juni jl. besloten tot een strategische bezinning op de inzet van het IPO bij het beleidsdossier Economische Zaken. Op 5 en 6 oktober jl. heeft de adviescommissie EZ hiertoe een masterclass gehouden, onder leiding van de heer W. Meijer. Tijdens de masterclass heeft de adviescommissie vastgesteld dat de economic zich in een richting ontwikkelt waarbij regie's op mondiaal niveau met elkaar concurreren. Het niveau van regie's is dan ook uiterst relevant voor economische beleid. Er bestaan daarom aanzienlijke kansen voor provincies om een economisch beleid te voeren dat significant bijdraagt aan de concurrentiekracht van de Nederlandse regio's. Een ambitieus en effectief economisch beleid van provincies vereist samenwerking tussen provincies bij de ontwikkeling van beleidsinstrumenten en versterking van de positie van de EZ-sector van de provincies binnen het maatBiilage Hoofdstuk 2.8 Economic van het IPO-jaarplan 2006.
schappelijk en bestuurlijk krachtenveld in Nederland. Het is daarom wenselijk dat het EZdossier binnen het IPO energiek wordt behartigd. Tevens heeft de adviescommissie vastgesteld dat de ontwikkeling van de economic een herorientatie van het EZ-beleid van de provincies noodzakelijk maakt. De kern van het EZ-beleid van provincies dient te bestaan uit de coordinatie van overheden, ondernemingen, onderzoek en onderwijs, de vier O's, ofwel de afstemming van arbeidsmarktbeleid, kenniseconomie en ondenvijs. Een dergelijke invulling van de EZportefeuille wijkt af van wat nu bij de provincies gebruikelijk is en raakt aan andere beleidssectoren. De lijn die tijdens de masterclass is uitgezet vormt de basis voor de bijdrage van de adviescommissie EZ aan het IPO-jaarplan voor 2006.
Vergadering van de algemene vergadering van de vereniging IPO op 9 maart 2006 Agendapunt 8a, bijlage
Interprovinciaal Overieg
• *f/l^^^
r 2.8
Economic
1. De ontwikkeling van de platformfunctie ten behoeve van het provinciale economisch beleid heeft prioriteit. Kern in de gezamenlijke inhoudelijke benadering is de regionale ambitie om onderzoek, onderwijs, ondernemers en overheden productief en innovatief te doen samenwerken. 2. Provincies onderschrij ven de inzet van het kabinet om economisch sterke clusters/regie's te ondersteunen. In aanvulling op de speerpunten van Pieken in de Delta zullen de provincies de ontwikkeling van gebiedsgerichte innovatieve programmafs stimuleren die de international concurrentiepositie kunnen versterken. Daarbij zal gewerkt worden volgens een vergelijkbaar format. In de gebiedsplannen is duidelijk welke toegevoegde waarde provincies hebben. Deze worden aan het kabinet gepresenteerd. De adviescommissie EZ van het IPO maakt afspraken met het kabinet over de afstemming en wederzijdse versterking van rijks- en provinciaal beleid. 3. Breedband Het IPO benut de platformfimctie om voort te bouwen op de bestaande samenwerking tussen provincies bij het ontwikkelen van internet marktplaatsen en van vraagbundeling. Het IPO vervult de functie van platform ook voor het versterken van de positie van de provincies bij de verdeling van middelen en bestuurlijke aandacht van het ministerie van EZ ten behoeve van breedband. Hiertoe is het regulier bestuurlijk overleg over breedband een belangrijk instrument. 4. EZencultuur Het belang van de regio en de stedelijke netwerken voor de ontwikkeling van de creatieve economic en initiatief op het terrein van innovatie Het IPO presenteert eind 2006 een overzicht van regionale initiatieven op het snijvlak van economic en cultuur (samen met beleidssector cultuur). 5. Structuurfondsen Het IPO blijft zich inzetten voor de beschikbaarheid van Structuurfondsen voor Nederland na 2006. Verder ijvert het IPO voor een hoge mate van decentraal beheer van beschikbare Structuurfondsen. 6. Bijdragen aan de Lissabonstrategie in het algemeen en aan het Nationaal Hervormingsplan in het bijzonder : het IPO maakt een overzicht van de activiteiten van de provincies die bijdragen aan de Lissabonstrategie van de EU. 7. Toerisme en recreatie In 2006 geeft het IPO een aanzet tot een^gemeenschappelijke lijn bij de marketing van het toeristisch product van de provincies. Aandachtspunten zijn aantrekkelijke regionale profielen en het gebruik van ICT. Verder zal het IPO de ontwikkeling van instrumenten voor gebiedsgericht beleid ten dienste van recreatie en toerisme steunen. Belangenbehartiging richting het Rijk zal worden ingezet om de kaders voor gebiedsgericht beleid door provincies te verbeteren.
Vergadering van de algemene vergadering IPO op 9 maart 2006 agendapunt8c
o
I n t e r p r o v i n c i a a l Overieg
JL Paraafsecretaris Datum Inlichtingen bij Doorkiesnummer Bijlagen
26januari2006 drs. G. Beukema/mevrouw mr. Y.C.C. Sinnige 070-8881258 twee
Onderwerp
IPO-reactie op het rapport "Zonder wrijving geen glans'Van de commissie Hermans over de tussentijdse evaluatie van de Wet dualisering provinciebestuur
Voorstel De bijgevoegde DPO-reactie op het rapport "Zonder wrijving geen glans" (bijlage 1) van de commissie Hermans over de tussentijdse evaluatie van de Wet dualisering provinciebestuur goedkeuren (bijlage 2) Toelichting Op 8 december jl heeft voorzitter Hermans van de commissie Evaluatie dualisering provinciebestuur zijn rapport "Zonder wrijving geen glans" (bijlage 1) aangeboden aan minister Pechtold van BVK. De commissie bestaat uit vijf leden: de heren. L.. Hermans (voorzitter), M. Bruinsma, J. Elbers, J. de Geus en mevrouw E. Hallensleben. De opdracht van minister Pechtold aan de commissie was een beeld te schetsen van de effecten van de wet Dualisering provinciebestuur in relatie tot het primaire doel ervan. De evaluatie is voorgeschreven in de wet Dualisering provinciebestuur die in werking is getredenop 12 maart 2003. De commissie heeft in alle provincies gesprekken gevoerd met delegaties uit Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten, de provinciespcretaris en de statengriffier. Verder zijn deelonderzoeken uitgevoerd door de Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap en door twee onderzoeksbureaus. Deze deelonderzoeken maken geen deel uit van het hoofdrapport.
De commissie doet de volgende aanbevelingen: 1. De staten zijn nog te kleurloos: versterk de volksvertegenwoordigende rol breng de kaderstellende rol weer terug naar oorspronkelijke betekenis breng meer balans in de controlerende rol zorg voor meer wrijving 2. Het college moet geen afspiegeling zijn: Zorg voor meerderheidscolleges op basis van een program Maak optimaal gebruik van de mogelijkheid van de gedeputeerden van buiten de staten expliciteer de actieve informatieplicht. 3. De rol van de commissaris van Koningin moet worden heroverwogen Ga door met de grondwetsherziening die de weg vrijmaakt voor het beeindigen van het voorzitterschap van de commissaris van de Koningin (cdK) van PS.
-2-
4. Het presidium moet de agenda bepalen Laat het presidium bestaan uit de vicevoorzitter van de staten en de commissievoorzitters. 5. De vergoedingen moeten gedifferentieerd worden Differentieer de vergoeding voor leden van het college, de staten en de CdK.
6. Elke provincie heeft recht op haar eigen aanpak en cultuur Geef ruimte aan eigen cultuur
Ga de structuur niet fundamenteel aanpassen In de bijgevoegde concept-IPO-reactie (bijlage 2) wordt waardering uitgesproken voor de opbouwende toonzetting van het rapport. De evaluatie heeft op een erg vroeg tijdstip plaatsgevonden, twee jaar na de invoering van het duale bestel. De duale cultuur moet vorm krijgen in de praktijk. Het is daarom goed dat de commissie maar weinig structuuraanpassingen voorstelt. Kortheidshalve wordt u verwezen naar bijgevoegde concept-IPOreactie dat op 19 januari 2006 door het bestuur van het IPO is vastgesteld.
Biilagen 1. Rapport "Zonder wrijving geen glans" van de commissie Hermans met bijlage; en 2. concept-IPO-reactie.
Vergadering van de algemene vergadering op 9 maart 2006 agendapunt 8c, bijlage 1
"ZONDER WRIJVING GEEN GLANS"
Rapport van de Commissie Evaluatie Provinciate Dualisering Den Haa§, 8 december 2005
VOORWOORD In het voorjaar van 2005 hebben wij, de Commissie Evaluatie Provinciate Dualisering de opdracht gekregen om de Wet dualisering provinciaal bestuur te evalueren. Gedurende de afgelopen maanden hebben wij gesprekken gevoerd in alle provincies om te bezien in hoeverre de dualisering daar wortel heeft geschoten. Bovendien hebben studenten van de Universiteit Utrecht en de bureau's Wolff MC en Firestarters namens ons op diverse terreinen onderzoek verricht. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik iedereen te bedanken die een bydrage heeft geleverd aan deze evaluatie. In het byzonder gaat onze dank uit naar alle betrokkenen binnen de provinciehuizen, de maatschappelyke organisaties, de gemeenten en de regionale media voor hun inbreng en de daarvoor beschikbaar gestelde tyd. Het rapport draagt de titel "zonder wrijving geen glans". Naar onze mening vraagt de dualisering om een levendig politick debat. De wrijving die daarby optreedt, is geen doel op zich, maar geeft glans aan het polilieke proces in de provincie, Wij hopen dat ons rapport een bydrage zal leveren aan dat type debat.
Loek Hermans De voorzitter van de Commissie Evaluatie Provinciate Dualisering Den Haag, 8 december 2005
INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding 1.1 De opdracht van de commissie 1.2 Onze werkwyze 2. Bevindingen en knelpunten 2.1. De algemene indruk 2.2, De machtsbalans tussen de Staten en het college 2.3. Provinciate Staten 2.3.1. Controleren, kaderstellen. volksvertegenwoordigen 2.3.2. De fractievoorzitters 2.3.3. Het gebruik van de instnimenten 2.3.4. Het presidium en het seniorenconvent 2.3.5. De rekenkamer 2.4. Het college van Gedeputeerde Staten 2.4.1. Actieve informatieplicht 2.4.2. De relatie tussen de gedeputeerde en de coalitiefractie 2.4.3. De gedeputeerde van buiten 2.4.4. De collegevorming 2.5. De Commissaris van de Koningin 2.6. De griffier, de secretaris en het ambtelyk apparaat 2.6.1. Degriffier 2.6.2. De secretaris 2.6.3. De ambtelyke organisatie 2.7. De relatie tussen de provinciate actoren en derden 2.7.1. Maatschappelyke organisaties 2.7.2. De burger 2.7.3. De media 2.7.4. De gemeenten 2.8. De kwaliteit van het bestuur 2.8.1. De kwaliteit van de discussie 2.8.2. De kwaliteit van de besluitvorming 3. Conclusies en aanbevelingen 3.1. De Staten zyn nog te kleurloos 3.2. Het college moet geen afspiegeling zyn 3.3. De rol van de Cdk moet worden heroverwogen 3.4. Het presidium moet de agenda bepalen 3.5. De vergoedingen moeten gedifferentieerd worden 3.6. Elke provincie heeft recht op haar eigen aanpak en cultuur 3.7. Slotopmerking
7 8 10 13 13 14 15 16 18 18 19 20 20 20 22 22 23 23 25 25 26 26 26 27 28 28 29 29 29 30 31 31 33 34 35 35 36 37
Bijlage 7 Samenstelling commissie en secretarial Bijlage 2 Plan van aanpak evaluatie Wet dualisering provinciehestuur Bijlage 3 Eindnoten
38 39 46
1
INLEIDING
Naar aanieiding van het eindrapport van de Staatscommissie Elzinga is in 2001 besloten om het gemeentelijk bestel te dualiseren. Als gevolg daarvan is in 2002 de Wet dualisering gemeentebestuur in werking getreden. De dualisering komt neer op een scheiding van taken tussen het vertegenwoordigende orgaan en het uitvoerende orgaan. Het uitvoerende orgaan bestuurt en het vertegenwoordigende orgaan heeft het recht van budget, oefent de verordenende bevoegdheid uit en controleert het uitvoerende orgaan.1 Hoewel de dualiseringsoperatie aanvankelyk vooral gericht was op hel gemeenteiyke niveau, heeft de wetgever daarna besloten dat ook het provinciaal bestuur gebaat zou zyn bij de invoering van een duaal stelsel. 2 Ook in kringen van de provincies zelf mocht het thema dualisering op de nodige belangstelling rekenen, getuige met name het rapport "Herkenbaar bestuur^ van de hand van Van Kemenade en Versteden. Ook het IPO sprak zich uit als voorstander van de invoering van een duaal stelsel op provinciaal niveau. De argumenten om het provinciaal bestuur te dualiseren waren: hel sireven naar harmonie tussen de Gemeentewet en de Provinciewet, de rolonduideiykheid die ook bestaat by de provincies.4 de versterking van de herkenbaarheid van het provinciaal besluur by burgers en maalschappelyke organisaties, mede met het oog op een versterking van de regierol van de provincie als stevig middenbestuur. Op 12 maart 2003 is de Wet dualisering provinciebestuur in werking getreden. De doelstellingen van deze wet zyn identiek aan die van de Wet dualisering gemeentebestuur, te weten: -
herstel van de positie van Provinciate Staten als het belangrykste politieke forum; herstel van de volksvertegenwoordigende functie van Provinciate Staten en versterking van de herkenbaarheid van het provinciate bestuur voor de burger.
De kern van de dualisering op provinciaal niveau bestaat uit de ontvlechting van de rollen van Provinciate Staten en Gedeputeerde Staten. Deze wordt gerealiseerd door het aanbrengen van een scheiding tussen de samenstelling. de functies en de bevoegdheden van de Staten en het college. De Wet dualisering gemeentebestuur schryft een verplichte evaluatie voor. Deze heeft inmiddels plaatsgevonden en heeft in december 2004 geleid tot het evaluatierapport van de stuurgroep evaluatie dualisering gemeentebestuur, ook wel de commissie Leemhuis genoemd, "Aangelegd om in vryheid samen te werken, Dualisering: bijsturing geboden". In de Wet dualisering provinciebestuur is een vergelykbare bepaling opgenomen. Ingevolge artikel XVII Wet dualisering provinciebestuur zendt Onze Minister voor 1 januari 2006 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. By brief van 2 mei 2005 heeft cte minister voor Bestuuriyke Vernieuwing en Koninkryksrelaties de Tweede Kamer geVnformeerd over de procedure en de samenstelling van de commissie Evaluatie Provinciate Dualisering.5 Deze commissie kreeg de opdracht van de minister om de doeltreffendheid en effecten van de Wet dualisering provinciaal bestuur te evalueren.
i.i. De opdracht van de commissie6 De minister heeft in het plan van aanpak7 de doelstelling van de evaluatie als volgt omschreven: schets een beeld van de effecten van de wet in relatie tot het primaire doel ervan. Waarby de evaluatie met name antwoord dient te geven op de volgende vragen: Hoofdvragen van de evaluatie 1. Welke wyzigingen in het functioneren van het provinciebestuur met name waar net de interactie tussen de verschillende provinciate actoren betreft zyn opgetreden (als direct dan wel indirect gevolg) en tegen welke knelpunten (by de invoering of by de werking van het slelsel) loopt men aan?
2. Welke effeclen en veranderingen hebben zich voorgedaan in rolopvattingen en attitudes bij provinciebestuurders en in hoeverre zijn deze het gevolg van de dualisering of wellicht van politieke veranderingen of andere omgevingsfactoren? 3. Wat is het effect van de dualisering op de machtsbalans tussen PS en GS? 4. Hoe ervaart men het dualistisch stelsel? 5. Heeft men de indruk dat de kwaliteit van het bestuur door de dualisering is verbeterd? 6. Heeft PS voldoende instrumenten om GS effectief te Controleren? 7. Welke effected heefl de dualisering op de ambtelijke organisatie? 8. Wordt een versterking van de herkenbaarheid van het provinciate bestuur ervaren (door maatschappelijke organisaties, media of burgers)? Deze vragen hebben te maken met structuur- en cultuurveranderingen. Volgens het plan van aanpak is het belangryk daarby te weten hoe het nieuwe stelsel wordt beleefd en hoe tegen de gewyzigde rollen wordl aangekeken. De opdracht 'was om bevindingen weer te geven op basis van de uitkomsten van onderzoeken en visitatiegesprekken. Daarby diende ook acht te worden geslagen op de politieke omgevingsfactoren tydens en na de invoering van de dualisering. Ook zou een overzicht van de wyze waarop de wettelyk verplichte veranderingen per 12 maart 2003 hun beslag hebben gekregen en welke effecten deze wyzigingen hebben op de onderlinge rolopvattingen aan bod moeten komen. Tevens werd gevraagd een beeld te geven van de invoering van de niet wettelyk verplichte veranderingen, zoals b.v. de instelling van een presidium, waarby eveneens het effect op de interacties tussen de verschillende doelgroepen zou worden aangegeven. Ook wordt gevraagd om een indicatie te geven van de indirecte veranderingen die byvoorbeeld waarneembaar zyn in veranderde rolopvattingen en attitudes door de overgang van een monistisch bestuursstelsel naar een dualistisch bestuursstelsel. Volgens het plan van aanpak dient in het rapport van de commissie aangegeven te worden welke aspecten van de wet aangepast dienen te worden en waar mogelyk een nieuwe cultuurimpuls nodig is.
Daarnaast hebben wy kennis genomen van de reactie van het IPO en de Vereniging van Griffiers, die de minister heeft ontvangen bij de totstandkoming van het plan van aanpak en deze betrokken by onze evalualie.
1.2. Onze werkwijze Wy hebben er voor gekozen om ons, met behulp van een drietal onderzoeken, een beeld te vormen van de stand van zaken met betrekking tot de provinciate dualisering. De commissie heeft in alle provincies gesprekken gevoerd met delegaties van leden van de Provinciate Staten, zowel van de coalitie- als van de oppositiefracties73 , Gedeputeerde Staten en de provinciesecretaris75 en statengriffier over de ervaringen met en de effecten van de Wet dualisering proyinciaal bestuur. Daarnaast heeft een gesprek plaatsgevonden met de Kring van Commissarissen van de Koningin. De acht hoofdvragen zyn in de gesprekken als leidraad gebruikt. Deze indrukken en ervaringen vormen het hart van dit rapport. De drie deelonderzoeken van de evaluatie zyn uitbesteed aan respectievelyk studenten van de Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap en aan de onderzoeksbureaus Wolff MC en Firestarters. Hoewel wy de opdrachtgever van deze rapporten zyn, is er voor gekozen deze als zelfstandige bron toe te voegen aan het hoofdrapport. Wij laten de deelonderzoeken ook voor zichzelf spreken.
De deelonderzoeken betreffen: AmbtelijkG organisatie9 Om de effecten van de dualisering op de ambtelijke organisatie te onderzoeken hebben wy een deelonderzoek laten uitvoeren door een viertal sludenten van de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek is mede in het kader van hun studie aan de Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap verricht.9 In het kader van het onderzoek zyn topambtenaren uit alle provincies geYnterviewd met vragen over de effecten van de dualisering voor hun werk en de verschillende actoren van het provinciaal besluur. Als bylage (Cd-rom) treft u het rapport "De scrioen wringt nog, maar we /open het er zelf wel uit "aan.
10
Group Decision Rooms (hiema GDR) Wy hebben daarnaasl door rniddel van GDR-sessies onderzoek laten verrichten naar de effecten van de dualisering op ambtenaren, maatschappelyke organisaties, gemeenten en de media. De bevindingen van het hierboven genoemde rapport van de studenten zyn daarin mede getoetst. Voor een beschryving van cJe GDR-methode en de resultaten van dil kwalitatieve onderzoek wordl verwezen naar het in de bylage (Cd-rom) bygevoegde rapport. EleMronische enquetes In de maand September is aan alle leden van Gedeputeerde en Provinciate Staten de mogelykheid geboden om, in een elektronische enquete georganiseerd door Firestarters, stellingen op basis van de hoofdvragen ten aanzien van de dualisering te beantwoorden. Het doel van deze enquete was om de kwalitatieve bevindingen ook kwantitatief te toetsten. De volledige onderzoeksresultaten zyn terug te vinden in de bijlage (Cd-rom). Naast deze bronnen hebben wij gebruik gemaakt van de informatie die door vrywei alle provincies zelf over dit onderwerp is gegenereerd. In hoofdstuk 2 geven wy een overzicht van onze bevindingen en knelpunten weer. Voor een heldere structuur is niet gekozen de vragen van de evaluatie als uitgangspunt te nemen, maar wordt er na enkele algemene bevindingen ingegaan op de verschiltende provinciate actoren. De deelvragen komen daarby aan bod. In hoofdstuk 3 worden de conclusies en aanbevelingen van de commissie beschreven.
12
2
BEVINDINGEN EN KNELPUNTEN
2.1. De algemene mdruk Een van de vragen uit het plan van aanpak betrof de mogelyke wyzigingen in het functioneren van het provinciebestuur die zyn opgetreden, met name waar het de interactie lussen de verschillende provinciate acloren betreft. Daarby diende te worden ingegaan op de knelpunten die er by de invoering of by de werking van het stelsel zyn ontstaan. Daarnaasl werd in algemene zin de vraag gesteld hoe men in de provincies het dualistische stelsel ervaart. In de eerste plaats blykt dat men in provincieland nog zoekende is naar de beste wyze waarop aarj, de dualisering vorm kan worden gegeven.s Daarnaast is ons opgevallen dat de culturele verschillen per provincie erg groot zyn. Deze culturele verschillen zyn van invloed op de mate waarin men zich de duale werkwyze heeft eigen gemaakt. Wij zyn van oordeel dat de volgende drie ontwikkelingen kunnen worden onderscheiden. Onze eerste bevinding is dat de dualisering als een hefboom voor verandering werkt en een opleving van het provinciaal bestuur heeft bevorderd. Dit ondanks het feit dat een aantal van onze gesprekspartners hebben aangegeven dat een aantal van die veranderingen ook zonder de dualisering gerealiseerd had kunnen worden. Onze algemene indruk is dat de noodzaak tot veranderen in zyn algemeenheid wel aanwezig geacht wordt en dat het idee achter de dualisering als positief wordt ervaren. De breed gedragen conclusie is dat men niet terug wil naar het monisme, ook al hebben de provinciate actoren zeker nog niet het gevoel dat het stelsel al uitgekristalliseerd is.12 Daarnaast leidt de onzekerheid. die noodzakelykerwys met een operatie als deze gepaard gaat, tot een sterke mate van (interne) proceduregerichtheid.
13
Zo heeft de dualisering in de opstartfase in sommige gevallen geleid tot een scherpere scheiding tussen het college en de Staten.13 In sommige gevallen werden gedeputeerden geweerd by fractie- of commissievergaderingen of werd contact tussen ambtenaren en statenleden als ongewenst beschouwd. Het lykt er op dat het dualistische model lhans in rustiger vaarwater is gekomen. Niettemin btyft het nog zoeken naar de precieze betekenis van de dualisering, met name waar het gaat om de invulling van en de verhouding tussen bepaalde rollen. Tenslotte constaleren wy dal, ondanks hel feit dat de dualislische cultuur zeker nog niet overal in zyn geheel is doorgedrongen, het zelfbewuslzyn van de Staten is vergroot.14
2.2. De machtsbalans tvissen de Staten en het college E6n van de door ons te beantwoorden vragen was welk effect de dualisering heeft op de machtsbalans tussen de Staten en het college. Wy hebben geconstateerd dat in vrywel alle gevallen de machtsbalans lussen de Slaten en het college aan verandering onderhevig was en nog steeds is. Over het algemeen geldt dat er sprake is van een nieuw zelfbewustzyn van de Staten en dat deze de voorspelbaarheid van het gedrag van de Staten voor het college heeft verminderd. De Staten opereren zelfbewuster en de invloed van de gedeputeerde op zyn of haar fractie in de Staten is afgenomen. Het college ontmoet in de Slaten vaker wisselende meerderheden. Wy hebben ten aanzien van de machtsbalans drie ontwikkelingen gezien. In enkele provincies slaat de machtsbalans uit in het voordeel van de Slaten. In het begin was deze machtsbalans in enkele gevallen in onbalans doordat de Staien hun rol zo ruim opvatten dal er voor hel college weinig ruimte meer was om zelfslandig te opereren.15 Die verhoudingen ly'ken nu meer in evenwicht te komen. In een aantal andere provincies lykt naar onze indruk de dualisering (nog) geen of nauwelyks effect le hebben op de machtsverhouding.
14
Daarnaast hebben wij enkele provincies gezien waar de machtsbalans in het voordeel van het college uit is gevallen. Wy hebben sterk de indruk dat de hierboven genoemde ontwikkelingen niet alleen door de dualisering zyn gekomen maar dat andere factoren een belangryke invloed hebben gehad op de veranderde verhouding tussen de Staten en het college. In het byzonder verdienen vermelding de in sommige provincies geconstateerde collegevorming die sterk afweek van hetgeen gebruikelyk was. Hierop wordt in paragraaf 2.4.4. nader ingegaan. Daarnaast zyn als belangryke factoren aan te wyzen de grootte van de instroom van nieuwe Staten- en collegeleden16 en de eigen provinciate politieke cultuur. Een knelpunt is dat er nog onduidehjkheden bestaan over de rolverdeling tussen het college en de Staten, vooral als het gaat om de invulling van de kaderstelling.17 Dit heeft voor veel discussie gezorgd. Over de verschillende rollen zal in de volgende paragraaf een uiteenzetting gegeven worden. *
2.3. Provinciate Staten Naar het oordeel van onze gesprekspartners vormen de Staten het belangrykste politieke forum.18 De dualisering heeft aanleiding gegeven tot het ondernemen van een aantal nieuwe initiatieven. Voorbeelden van deze initiatieven zyn de meld- en belweek over Jeugdzorg georganiseerd door de Staten, de instelling van statenrapporteurs (die een provinciaal thema onderzoeken om vervolgens de inzet van de Staten te bepalen), onderzoekscommissies (byvoorbeeld over infrastructurele projecten), fractieondersteuning door studenten en de provinciate debatten op locatie. Volgens een aanlal zelfevalualies van de provincies is hel stalenwerk door de dualisering leuker geworden.19
De aleriheid van de politic! lykt ook te zyn toegenomen. Naar ons oordeel zyn de Staten weliswaar zelfbewuster, maar over het algemeen nog steeds reactief.20 Wy hebben de indruk dat de Slaten iels meer ruimte nemen in het politieke debat, maar dal dil nog weinig effect heeft op de uiteindelyke besluitvorming. Ook is het veelal moeilyk om de neiging mee te willen regeren te onderdrukken. In enkele gevallen stellen de Staten zich meer op als een collectief ten opzichte van het college dan als het provinciate politieke forum. In dat kader zyn wy het bestaan van een statenakkoord tegengekomen. Dus naast een coilegeakkoord hebben de Staten zelf een eigen akkoord.
2.3.1, Controleren, kaderstellen, volksvertegenwoordigen Volgens de Memorie van Toelichting by de Wet dualisering provinciebestuur20'1 dienen de Staien zich in hel duale bestel bezig te houden met kaderstelling, volksvertegenwoordiging en controle op de uitvoering van het beleid door het college.
2.3.1.1. De zwaarte van de respectieve rollen Volgens de leden van de Staten en het college die aan de enquete hebben deelgenomen dienen de statenleden de meeste tyd le besteden aan de volksvertegenwoordigende rol en daarna aan de kaderstellende rol. Niettemin blyken statenleden in de praktyk de meeste aandacht te besteden aan de controlerende rol, terwijl 92% van de respondenten dit niet wenselyk vindt.21
2.3.1.2. Controlerende rol De statenleden hebben in de praktijk de minste moeite met de controlerende rol. De statenleden geven aan dat ze over voldoende instrumenten beschikken om het college effectief te Controleren.22 Het gaat echter niet alleen om de beschikbare instrumenten, maar ook om de wyze waarop door de spelers van die instrumenten gebruik wordt gemaakt.
15
16
Wy hebben geconstateerd dat de Staten in sommige provincies de colleges meer dan vroeger afrekenen op hun prestalies. Dit heeft geleid tot een intensivering van de verantwoordingsplicht. De koppeling tussen kaderstelling en controle is echter volgens de amblenaren nog niet algemeen en onvoldoende.23
2.3.1.3. Kaderstellende rol Over de juisle invulling van de kaderstellende rol bestaat nog veel verwarring. Om hun kaderstellende rol waar te kunnen maken vragen statenleden het college dikwyls om in een startnotitie de mogelykheden uiteen te zetten. De bedoeling is dan dat de Staten uit de mogelykheden een keuze maken en op die manier het kader stellen. Vanuil de provinciate amblelyke top komt de reactie dat het voor het college veeial niet eenvoudig is om dergelyke startnotities te produceren. Het college heeft zelf immers vaak al een uitgesproken visie en dan heeft men moeile om nog alternatieven voor die visie le schelsen.24 '* Tydens de rondgang langs de provincies is ons opgevallen dal de Staten nog teveel met details en te weinig met de hoofdlynen bezig zyn. Dal beeld wordl ook bevestigd door de enquete: 72 % van de respondenten vindl dat de statenleden nog teveel met details bezig is.25 De attitude van de statenleden lykt nog onvoldoende gericht op het sturen op hoofdlynen.26
2.3.1.4. Volksvertegenwoordigende rol By de volksvertegenwoordigende rol van de Staten maken wy drie kanttekeningen. Ten eerste merken wy op dat de Staten deze rol altyd al hebben gehad en dat deze dus niel nieuw is. Ten tweede dient te worden bedacht dat deze rol een andere invulling heeft dan op lokaal niveau, omdat de statenleden nu eenmaal op een grotere afstand, zowei inhoudelyk als feilelyk, siaan van de burgers. Tenslotte bestaal er ook een spanningsveld tussen enerzyds een actieve invulling willen geven aan de volksvertegenwoordigende rol, waarby profilering is aangewezen, en anderzyds aan de kaderstelling, die over het algemeen door de burger minder wordt opgemerkt.
2.3.2. De fractievoorzitters De positie van de fractievoorzitters van collegepartyen, is door de dualisering sterk veranderd. Doordat de gedepuleerde geen lid meer is van de fractie is de positie van fractievoorzitter versterkl. De trend is dat de fractievoorzitters van de coalitiepartijen zich onafhankelyker van het college opstellen. Er is meer dan eens door onze gesprekspartners aangegeven dat veeial de sterkste oppositie in het duale bestel komt van de collegefracties.
2.3.3. Het gebruik van de instrumenten De onduidelykheid over hel begrip kaderstelling leidt er toe dat de staienleden zoekende zyn naar de grenzen van hun bevoegdheden. Dit heeft tot gevolg dat de Slaten in een aantal provincies de neiging hebben om mee te willen regeren. Daarvan is in het byzonder sprake als het gaat om zo door de provincies zelf genoemde piepsystemen by subsidieverstrekking door het college. In zo'n geval dient het college by subsidieverstrekking boven een bepaald bedrag eerst de Stalen in kennis te stellen. Reageren deze niet, dan kan de besluitvorming afgerond worden.
De dualisering heeft - naast de scheiding van verantwoordelykheden tussen de Staten en het college - enkele nieuwe instrumenten ge'mtroduceerd. In het byzonder noemen wy het recht van onderzoek. Dit instrumenl van de Staten is nog niet in de praktyk beproefd. Daarnaast zyn onder meer de griffie, de rekenkamer, de actieve informatieplicht en het burgerjaarverslag nieuw. Ook heeft de duaiisering reeds mogelyke instrumenlen opnieuw onderstreept. In het byzonder verdient vermelding het recht van initiatief.
17
18
De dualisering heeft er toe geleid dat van dil middel meer gebruik wordl gemaakt.27 In sommige provincies hebben wy geconstateerd dat de Staten veel tyd steken in het produceren van iniliatiefvoorstellen.28 Dergelyke activiteiten leggen een groot beslag op de beschikbare tyd van de statenleden. Bepalend is of een dergelyk voorstel een meerderheid in de Staten kan halen en of het college bereid is het voorstel uit te voeren. Over de effectivileit van dil instrument in dat licht kunnen wy thans nog onvoldoende duidelykheid geven.
2.3.4. Het presidium en het seniorenconvent Hoewel het niet verplicht is om een presidium in te stellen. is dit instituul nieltemin in iedere provincie ingevoerd. De samenslelling en de werkwyze van de presidia verschillen. Bovendien is men nog wat onwennig in de omgang met dit instituut. De vice-voorzitter van de Staten is in alle provincies lid van het presidium en in enkele gevallen voorzitter daarvan. Er zijn provincies waar naast de commissaris en de vice-voorzitter van de Stalen, ook de commissievoorzitters deel uitmaken van hel presidium. In andere provincies nemen de fractievoorzitters de plaats in van de commissievoorzitters. In de gevallen waarin alle fractievoorzitters deel uitmaken van het presidium, is de schyn van politick bedryven sterk. Dal gevoel lykt minder te spelen als de commissievoorzitters van het presidium deel uitmaken. De agendasetting door het presidium komt nog niet erg van de grond, de agenda van het college is veeial nog leidend.29 In enkele provincies werd aanvankelyk verondersteld dat hel presidium een apart seniorenconvent overbodig zou maken. In een aantal provincies is echler, daar waar het seniorenconvent afgeschaft was, dit weer in ere hersteld. Hoewel het college en de ambtenaren het presidium als een extra schakel en daardoor als vertragend en bureaucratiserend ervaren, heeft dit instituut een zeer belangryke bydrage geleverd in het dualiseringsproces.30
19
2.3.5. E*e
rekenkamer
Een nieuwe actor op provinciaal niveau is de (gemeenschappelijke) rekenkamer. De meeste provincies hebben er voor gekozen om met enkele andere provincies een gemeenschappelyke rekenkamer op te richten, door middel van een gemeenschappelyke regeling, Hoewel deze rekenkamers nog niel overal in bedryf zyn, zyn er by de oprichling daarvan wel enkele knelpunten geconstateerd. Het is opmerkelyk dat de ambtenaren voor de rekenkamer worden aangesteld door het college, in plaats van door de Slaten.
2.4. Het college van Gedeputeerde Staten Onze indruk is dal de dualisering in algemene zin nog niet heeft geleid tot een aanscherping van de rol van het college als bestuurder, maar juist tot onzekerheid in zyn funclionereh. Die onzekerheid wordl veroorzaakl door het feit dat de vanzelfsprekende meerderheid die er tydens het monisme was voor collegevoorstellen nu ontbreekt. Als gevolg daarvan stelt het college zich over het algemeen nog voorzichlig op.31
2.4.1. Actieve informatieplicht De actieve informatieplicht is als nieuw element geYntroduceerd. Artikel 167. tweede lid Provinciewet bepaalt: "Zy (lees: Gedeputeerde Staten) geven Provinciate Staten alle inlichtingen die Provinciate Staten voor de uitoefening van hun taak nodig hebben." 32 Dit artikel geeft het college een actieve plicht tot het verschaffen van inlichtingen. Deze inlichtingen kunnen zowel mondeling als schriftelyk worden gegeven. De Memorie van Toelichting bepaalt dat "Gedeputeerde Staten en elk van hun leden afzonderlyk zijn gehouden Provinciate Staten van allerlei ontwikkelingen die voor hun taak van belang is uit eigen beweging te informeren."33 Over deze plicht bestaat veel onduidelykheid. Vanuit diverse provincies is er dan ook een roep om een verduidelyking van de reikwydle van deze plicht gehoord. Ten aanzien van de invulling van deze informatieplicht bestaan grote verschillen per provincie.34
20
Die invulling verschilt echter niel alleen per provincie, maar ook tussen de leden binnen een college. By collegeleden bestaat vaak onduidelykheid over hoe het beste met deze informatieplicht kan worden omgegaan. Geeft men veel informatie, dan klagen de Staten dat zy door de bomen het bos niet meer kunnen zien. geven ze weinig informatie, dan komt al snel argwaan om de hoek kyken. In het algemeen lyken de collegeleden geneigd om de Staten zeer uitvoerig te informeren, Uit de interviews met topambtenaren van de provincies komt de opvatting naar voren dat de kans dat een collegelid het zichzelf in politieke zin moeilyk maakt juist groter is als deze alle informatie doorstutirt.35 Door de toezending van al die informatie voelen de Statenleden zich namelyk als het ware uitgenodigd om zich intensief met de beleidsvoorbereiding of -uitvoering te bemoeien.36 De Gemeentewet bevat een vergelykbare bepaling. De minister voor Bestuurlyke Vernieuwing en Koninkryksrelaties heeft, in reactie op vragen uit de Eerste Kamer hierover, gesteld dat het primair een taak is van de gemeentelyke organen (en naar analogic dus ook de provinciate organen) om aan dit begrip een invulling te geven. Het is in het provinciate geval Provinciate Staten dat bepaalt of Gedeputeerde Staten aan zyn taak voldoet, met als uiterste dwangmiddel een motie van wantrouwen.37
21
2.4.2. De relatie tussen de gedeputeerde en de coalitiefractie Een van de meest zichtbare gevolgen van de dualisering is de strikte scheiding tussen college en Staten. In de beginfase van de dualisering bleken diverse fracties deze scheiding wel erg strikt op te vatten: de gedeputeerde bleek niel meer welkom by de fractievergaderingen. Inmiddels is deze houding veeial versoepeld, met name omdat men inziel dat de aanwezigheid van de gedeputeerde ertoe leidt dal men beter ge'i'nformeerd wordl. Wel wyzen de gesprekspartners erop dat gewaakt moet worden voor een informatievoorsprong van de coalitiefracties via de inbreng van hun gedeputeerde.38 Ondanks deze versoepeling heeft de dualisering natuurlyk wel geleid tot veranderde verhoudingen. Had de gedeputeerde in de fractie in een aantal gevallen een zware positie. nu is hy in veel gevallen een (politieke) geestverwante gast.
2.4.3. ^e gedeputeerde van buiten De introductie van de mogelykheid om een gedeputeerde te benoemen die geen verleden heeft in de Staten wordt in zyn algemeenheid als zeer positief ervaren.39 In zeven van de twaalf provincies zyn gedepuleerden van buiten de Staten benoemd.40 Deze gedeputeerden lyken van nature minder dicht by de fractie in de Staten te staan en zy brengen extra externe bagage mee. De band tussen gedeputeerden van buiten en de fractie van zyn of haar politieke kleur is minder sterk dan de relatie tussen de fraclie en gedeputeerden die hun oorsprong in de Staten hebben.41
22
2.4.4. ^e collegevorming De collegesamenstelling is zeer bepalend voor de verhoudingen tussen de Staten en het college. Wy hebben geconstateerd dat zich by de afgelopen collegeonderhandelingen enkele nieuwe onlwikkelingen hebben voorgedaan, waarvan er sommige op het conto van de duaiisering moeten worden geschreven. terwyl andere werden veroorzaakt door politieke omgevingsfacloren. Ter bevordering van het dualisme heeft men er in een provincie voor gekozen om een kleiner college le formeren dat wel kan rekenen op de steun van de meerderheid in de Staten. In andere provincies is om dezelfde reden juisl een soon afspiegelingscollege lolsiandgekomen. De reden daarvoor was om de verhouding tussen het college en de Staten zo scherp mogelyk te krygen. Wy hebben geconstateerd dat in twee provincies de collegeonderhandelingen ip die zin tot een ongebruikelyk resultaal hebben geleid, dal een fratetie die van oudsher een plek in het college" had buiten het college belandde. In een geval is de dualisering aangegrepen om een smaller meerderheidscollege te bewerkstelligen. In het andere geval was niet de dualisering, maar de aanwezige politieke situalie verantwoordelijk voor deze ontwikkeling. Niettemin heeft dit wel zyn weerslag gehad op de dualisering. De onwennigheid die de verhouding tussen het college en de nieuwe oppositieparty kenmerkte, werd nog eens versterkt door de onwennigheid die gepaard ging met de invoering van de dualisering.
Hoewel de CdK's dit punt onderschryven lyken zy loch weinig moeile le hebben met dit verschynsel. Enkele CdK's wyzen er op dat hun dubbelrol in de aanvangsfase juist een goede waarborg is gebleken tegen ontsporing van de dualisering. Zy zijn erin geslaagd om af en toe een brug te slaan tussen diametraal tegenover elkaar staande partyen. Bovendien wyzen enkele CdK's erop dal de dubbelrol hen in de gelegenheid slelt de kwaliteit van de besluilvorming te bewaken. Dit is vooral van belang nu de Staten soms de neiging vertonen zich sierker te willen profileren, hetgeen ten koste kan gaan van de kwalileit van de besluitvorming. Hoewel de andere provinciate actoren principieel moeite hebben met de dubbelrol van de CdK, bestaat waardering voor de wyze waarop deze daaraan in de praktyk invulling geeft. Zo wyst men er ook op dat als de CdK als lid van het college in een rolconflict belandt deze de hamer veeial overdraagt aan de vicevoorzitter van de Staten.
Vanoudsher is voor de gedeputeerden geen formele rol weggelegd in de benoemingsprocedure voor CdK's. Het feit dat de gedeputeerde in deze procedure struclureel afwezig is wordt in hel dualislische slelsel als onlogisch en onwenselyk ervaren. In hel nieuwe slelsel speelt de CdK immers een veel belangryker rol als lid van het college dan als voorzitter van de Staten. In de drie benoemingsprocedures die tot nu toe in het nieuwe bestel zyn afgerond, is het ontbreken van een structurele rol door de gedeputeerden als een gemis ervaren, hoewel zy overigens wel informeel bij de benoemingen zijn betrokken. Uit de onderzoeksresultaten kan niet worden afgeleid dat de dualisering effect heeft gehad op de rol van de CdK als ryksorgaan.
2.5. De Commissaris van de Koningin De dubbelrol die de Commissaris als voorzitter van het college en als voorzitter van de Staten vervult wordt door de gesprekspartners vrijwel unaniem op principiele gronden verworpen.42 Nu de dualisering gescheiden verantwoordelijkheden voorschry'ft, is het inderdaad principieel onjuist om beide functies in zich te verenigen.
23
24
2.6. De griffier, de secretaris en de ambtelijke organisatie 2.6.1. De griffier De griffie vormt een nieuw duaal element. De omvang en de werkwyze ervan verschillen nogal per provincie. De omvang loopt uiteen van 17 fte tot 4 fte. De modale griffie telt 6 fte. De kern van de functie is het ondersteunen van de Staten bij het invullen van hun kaderstellende, controlerende en volksvertegenwoordigende rol. In dit verband ondersleunl de griffie de Staten logistiek. In sommige provincies analyseert de griffie collegevoorstellen ten behoeve van de Slaten en voorziet ze van annolaties. Veel tyd en aandacht worden besleed aan het beantwoorden van procedurele vragen van de statenleden. De griffiers van sommige provincies hebben daarnaast ook uitdrukkelyk de taak om teJ^ezien in hoeverre de stukken van het college wel passen in het afgesproken format. Zo is by voorbeeld in een provincie afgesproken dat stukken van het college kort en bondig moeten zyn, een keuze uit meerdere alternatieven mogelyk moeten maken en de Staten niet voor voldongen feiten mogen plaalslen. Zy kyken daarbij soms ook naar de informalie zoals deze in het kader van de actieve informatieplicht aan de Staten worden gezonden, Tevens houdt de griffie vaak de toezeggingen en moties by en let zy op de doorlooptyd van stukken. In een aantal gevallen steekt de griffier ook meer politiek getinte ideeen in by fracties, al betracht men daarby wel de nodige terughoudendheid.
2.6.2. De secretaris De functie van de secretaris is door de invoering van een afzonderlijke griffier voor de Staten veranderd. De secretarissen voelen zich wat meer verwyderd van de Staten. Dit is een gevolg van hel feit dat er een echelon geschoven is tussen hen en de Staten, te weten de griffier. Een goede band met de Staten is echter voor het functioneren van de secretaris en daarmee voor het college onmisbaar. Het door de secretarissen geschetste beeld wordt door de colleges gedeeld. Overigens slagen veel secretarissen er wel in om langs informele weg de nodige informatie te vergaren, maar dat vraagt wel om een extra inspanning.
2.6.3. ^e arnbtelijke organisatie Een van de onderzoeksvragen richt zich specifiek op de effecten die de dualisering heeft gehad op de ambtelijke organisatie. Zowel uit de deelonderzoeken45 als de visitaliegesprekken is gebleken dal er in de beginfase van de dualisering in sommige provincies nogal wat verwarring bestond over de inlensiteit en de aard van het contact tussen medewerkers van de ambtelyke organisalie en de statenleden. Daardoor is in die provincies in het begin een verkrampte verhouding tussen beiden ontstaan. Deze verhouding is inmiddels overigens weer versoepeld. De invloed van het ambtelijk apparaat op de besluitvorming door de Staten lykt door de dualisering minder groot geworden.46
2,7. De relatie tussen de provinciale actoren en derden De slalen- en collegeleden vinden dat de griffie de dualisering stimuleert.43 Hel is dan ook niel verwonderlyk dat de griffier na het presidium de tweede plaats inneemt in het rytje van belangrykste voortrekkers van de dualisering. De topamblenaren onderschrijven het positieve beeld van het werk van de griffie in aigemene zin. Wel hebben zy soms moeite met de omvang van de griffie en geven zy aan dat er voor gewaakt moet worden dat de griffie uitgroeit tol een concurrerende afdeling ten opzichle van het ambtelyk apparaat.44
25
Tydens de visitatiegesprekken is de vraag gesteld of de dualisering heeft geleid tot een versterking van de herkenbaarheid van het provinciale bestuur by maatschappelyke organisaties, media of burgers. Wy hebben ons daarby naast de relatie met de burger ook gericht op de relatie met de overige genoemde acloren, alsmede de gemeenie. Uit de gesprekken blykt dat de dualisering tol nu toe geen versterking van de herkenbaarheid tot gevolg heeft gehad. Of. zoals een slatenlid
26
opmerkte: "Dualisering brengt de volksverlegenwoordiger niet dichler by de burger, dat moelen politic! doen." Ondanks het feit dat de Staten aanvankelyk veel tyd en energie hebben moeten steken in het vastleggen van procedures en werkafspraken hebben wy de indruk dat er meer contact is tussen provinciale actoren en derden, en dat er in sommige gevallen ook sprake is van een groter draagvlak voor de besluitvorming. Deze contacten met het veld hebben geleid tol een hogere werkdruk voor de statenleden.47 De statenleden zelf ervaren hun externe rol over het algemeen nog als lastig, maar men heeft deze rol sterker dan voorheen op het netvlies en de wil om die rol nader in te kleuren is aanwezig.
2.7.1. Maatschappelijke organisaties Ook ten aanzien van maatschappelyke organisaties biykt de herkenbaarheid ten gevolge van de dualisering niet te zyn toegenomen.48 Daarby dienl wel te worden aangelekend dat deze maatschappelyke organisaties reeds voordat net dualiseringstraject werd ingezet nauw beirokken waren by de provinciale beleidsvorming. Mel andere woorden, voor dergelijke organisaties was de provincie al zeer herkenbaar en die herkenbaarheid is door de dualisering niet toegenomen.49 Wel menen alle betrokkenen dat het aantal contacten tussen de Staten en maatschappelyke organisaties is toegenomen en zyn de maatschappelyke organisaties van mening dat het aantal lobbymogeiykheden door de dualisering is gegroeid. De colleges, de maatschappelyke organisaties en de ambtenaren wyzen er op dal de dualisering op het terrein van de inspraak tot verwarring aanleiding geeft. Zo worden over hetzelfde onderwerp soms zowel door het college als door de Staten hoorzittingen gehouden.50 Daardoor is het voor de maatschappelyke organisaties niet altyd duidelyk wie nu waar verantwoordelyk voor is.
2.7.2. De burger Ondanks hel feit dat op provinciaal niveau belangryke kaders worden aangegeven en projecten worden uitgevoerd die op langere termyn mede richting geven aan de vormgeving van ons land, lykt de algemene interesse van de burger in de provinciale politiek niet groot. Een oorzaak daarvan zou kunnen zyn dal de provinciale politiek zowel inhoudelyk als feitelijk verder van de burger afstaat dan de gemeentelyke. De aard van de provinciale verantwoordelykheden maakt dit begrypelyk. Het is dan ook een illusie om te denken dat de burger alles van de provincie zou willen of moeten weten.51 Als de burger echter belanghebbende is by een provinciaal besluit dan weet hy de weg naar het provinciehuis goed te vinden (byvoorbeeld by een herindeling). Niettemin lyken de provincies gehoor te geven aan de in de dualisering besloten oproep om de betrokkenen bewuster via hoorzittingen, werkbezoeken, persverklaringen in de media en het Internet te bereiken. Zo wordl ook gebruik gemaakt van de mogelykheid om de statenvergaderingen via het Internet te volgen. E6n van de nieuwe elementen sinds de invoering van de nieuwe Provinciewel is het burgerjaarverslag. Wy zien dat er door de provincies veel werk wordt gemaakt van deze burgerjaarverslagen. Het is ons echter niet gebleken dat burgerjaarverslagen een actief lezerspubliek hebben.
2.7.3. De media Van oudsher hebben de media structurele contacten met het college. Door de slerkere profileringsdrang van de Slaten is het aantal contacten tussen de Staten en de media toegenomen. Wy zien in toenemende mate dat verschillende griffies de afgelopen periode een communicatiemedewerker hebben aangetrokken. In een aantal gevallen is er een gemeenschappelyke communicatiemedewerker voor zowel de Staten als het college.
27
28
Wanneer de Stalen en het college uitspraken doen over hetzelfde onderwerp blyken deze nog niet de gewenste duidelykheid te geven over de verschillende posities. Hierdoor kan verwarring ontstaan over de gevolgen van uitspraken van beide partyen,
2.7.4. ^e gemeenten De gemeenten die aan het onderzoek hebben deelgenomen geven aan geen opvallend andere ervaringen te hebben met de provinciale dualisering in vergelyking met de andere externe actoren (maatschappelyke organisaties en media). De gemeenten ervaren over het algemeen dal er niet veel veranderd is in de contacten met de provincies. Hoewel er een extra beTnvloedingsmogeiykheid voor gemeenten lykt te zyn ontstaan, wordt hiervan pas gebruik gemaakt wanneer er issues zyn, met name in de sfeer van de ruimtelyke^brdening, en wanneer het contact met * Gedeputeerde Staten niet het gewenste resultaal oplevert. Opgemerkt moet worden dat zy daarbij niet de goede relatie met Gedeputeerde Slaten onder druk willen zelten.
2.8. De kwaliteit van het bestuur De vraag of men de indruk heeft dal de kwaliteit van het bestuur door de dualisering is verbeterd wordt per provincie verschillend beantwoord. In het navolgende zullen wij vooral ingaan op de kwaliteit van de politieke discussie en de besluitvorming.
2.8.1. De kwaliteit van de discussie De nadruk is nu meer dan in het begin op de inhoud komen te liggen. Wij hebben geconstateerd dat er goed nagedacht wordl over de wijze waarop de fraclies in de Staten meer met elkaar over de politieke hoofdlynen gaan discussieren. Door zo nu en dan in commissievergaderingen zonder gedeputeerden te discussieren, dwingen zy zichzelf vooral met elkaar in debat te gaan. Nietlemin lykt de kwaliteit van
de discussie in zyn algemeenheid nog niet veel te zyn verbeterd. In veel gevallen zyn commissievergaderingen nog vooral een vraag en antwoordspel tussen de Staten en het college. De fracties beperken de hun toekomende ruimte voor het voeren van een debat door reeds voorafgaand daaraan een standpunt in le nemen. Deze praktijk lykt de levendigheid van het debat niet te vergroten. De fracties stellen zich nog te veel vragend, afwachtend en reactief op. Statenleden die al wal langer lid zijn van de Staten, zijn echter positiever over de kwaliteit van het debat dan hun recent aangetreden collega's. Hoewel wy ook positieve voorbeelden hebben gezien, constateren wy in zyn algemeenheid dat het politieke debal in de Slaten en tussen de Staten en het college nog te weinig kleur heeft. Zowel de Staten als het college lyken nog moeite le hebben om politiek stelling te nemen.
2.8.2. De kwaliteit van de besluitvorming In enkele provincies bestaat de indruk dat de kwaliteit van de besluitvorming is afgenomen door de sterkere profileringsdrang van de Slaten. Door die profileringsdrang is de voorspelbaarheid van het gedrag van de Staten verminderd. Bovendien lyken de Staten eerder geneigd om gemaakte afspraken overboord te zetten, hetgeen de consistenlie van hel beleid niel bevorderl. In andere provincies bestaat echter de indruk dat het draagvlak voor en de kwaliteil van de besluitvorming door de dualisering juist is vergroot. Een gevolg van het duale bestel is. dat de contacten formeler zyn geworden, hetgeen ten koste kan gaan van de snelheid van besluitvorming.53 Werden in het monistische tydperk veel zaken informeel - veeial via de griffier, nu secretaris - aan de Staten gemeld, nu gaat dat via formele brieven van het college aan de Staten. De hoeveelheid papier lykt ook te zyn toegenomen.
30
29
3
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
In dit hoofdstuk geven wy onze conclusies en aanbevelingen. De doelstellingen van de Wet dualisering provinciaal bestuur zyn: herstel van de positie van Provinciale Staten als hel belangrykste politieke forum; herstel van de volksvertegenwoordigende functie van Provinciale Staten en versterking van de herkenbaarheid van het provinciale bestuur voor de burger. De versterking van de positie van de Staten is van belang gelet op de positie van de provincie als krachtig middenbestuur. De kern van onze aanbevelingen richt zich dan ook op het versterken van de provinciale politiek.
h. Breng de kaderstellende rol weer terug tot haar oorspronkelijke betekenis In enkele provincies vatten de Stalen de kaderstellende rol zodanig op dat zy de neiging vertonen mee te willen regeren. Bovendien stellen de Stalen in sommige provincies zich op als een collectief legenover het college, wat tot uitdrukking komt in de zogenaamde statenakkoorden. Volgens het rapport van de commissie Elzinga echter is de kaderstellende rol vooral gelegen in de hantering van het budgetrecht en de uitoefening van de regelgevende bevoegdheid.54
c. Breng meer balans in de controlerende rol De controlerende rol van de Staten mag niet ontaarden in een politieke afrekencuituur, maar moet zich er toe beperken het college scherp te houden. Bovendien moet het evenwicht met de andere twee rollen worden hersteld door de controlerende functie een minder dominante plaats toe te kennen.
3.1. De Staten zijn nog te Ideurioos In het kader van de dualisering worden drie rollen aan cle Staten toegedicht, te weten de volksvertegenwoordigende, de kaderstellende en de controlerende rol. Deze drie rollen komen nog niet goed uit de verf. Q. Vorsterk de volksvertegenwoordigende rol De Staten dienen zich meer als volksvertegenwoordiging op le werpen en zich als hel belangrykste politieke orgaan le gedragen. Zy dienen zich op le stellen als een forum waarin ideeen worden ingebracht en bediscussieerd. Daarby is een belangryke laak weggelegd voor de fracties in de Staten. Wy roepen hen dan ook op om ideeen te genereren en zich nadrukkelyker naar buiten toe te profileren.
d. Zorg voor meer wr'ijving Er is wryving nodig, niet omwille van de wrijving, maar omwille van de glans. Het politieke debat in de Staten en tussen de Staten en het college heeft te weinig kleur. De commissievergaderingen moeten meer gebruikt worden als politiek forum waarbij de aanwezigheid van de gedeputeerde niet op voorhand noodzakelyk is. Buiten aanwezigheid van de gedeputeerde worden de commissies meer gedwongen mel elkaar in (politiek) debat te gaan. De fracties in de Sialen dienen meer mel elkaar over de politieke hoofdlynen te discussieren. De initiatieven van het IPO/de Vernieuwingsimpuls55 om via debatscans het provinciale politieke debal te stimuleren spreken ons aan. Inmiddels is de Provinciewet in die zin aangepasl dat hel aanlal statenleden zal worden verminderd. Deze wetswyziging zal by de eerstvolgende statenverkiezingen voor het eerst effect hebben. Deze reductie zal naar ons oordeel het debat bevorderen en derhalve de dualisering ten goede komen.
31
32
3.2. Het college moet geen afspiegeling zijn e. Zorg voor meerderheidscolleges op basis van een program De collegesamenstelling is zeer bepalend voor de verhoudingen tussen Staten en college. Het vormen van een meerderheidscollege past beter by de dualiseringsgedachte dan een afspiegelingscollege. Bij de volgende collegevorming dient daarom te worden ingezet op de vorming van meerderheidscolleges in plaats van afspiegelingscolleges. Het programma dat de basis vormt voor de collegesamenwerking dient aan de Staten te worden voorgelegd. Deze kunnen het programma dan aanvaarden of verwerpen. Daarmee zyn de hoofdkaders voor de komende collegeperiode gegeven. De Staten kunnen een coilegeformateur van buiien kiezen. Deze heeft tot taak een college samen te stellen en een collegeprogramma te maken f. Maak optimaal gebruik*van de mogelijkheid van gedepuieerden van buiten Passend in de dualiseringsgedachte is ook de introductie van de mogelykheid om gedeputeerden te benoemen die geen verleden hebben in de Stalen. Deze mogelykheid wordt in zyn algemeenheid als zeer positief ervaren, omdat deze gedeputeerden van nature wat verder afstaan van de fracties in de Staten en zy hun extra externe ervaring inbrengen. g. Expliciteer de actieve informatieplicht Een belangryke voorwaarde voor een goede verhouding tussen Staten en college wordt vervuld door een goede vormgeving en invulling van de actieve informatieplicht van het college. De onduidelijkheid die veeial bestaat over de invulling van de actieve informatieplicht dient te worden weggenomen door gebruikmaking van de in 2003 uitgekomen handreiking.56
33
3.3. De rol van de Cdk moet worden heroverwogen h. Ga door met het voorstel tot herziening van de Grondwel, dat de weg vrij maakt voor het beeindigen van de rol van de Cdk als voorzitter van dn Staten, maar denk daarbij fundamenteel na over de positie van de Cdk , omdat deze onverminderd boven de partijen dient te blijven staan en over interventiemogelijkheden moet beschikken. Hoewel men vrywel unaniem van mening is dat de zittende Cdk's hun dubbelrol als voorziller momenleel goed vervullen, en de Cdk's er op wyzen dal daaraan ook enkele gunstige neveneffecten verbonden zyn, is deze combinatie van functies op principiele gronden ongewenst. Een benoemde Cdk dient boven de partijen te staan en over intervenliemogelykheden te beschikken. Naar ons oordeel is er daarom, ook na het schrappen van de rol van voorzitter van de Stalen, een rol voor de Staten in de benoemingsprocedure van de Cdk. Niettemin dient daarnaast de rol van de collegeleden en de secretaris by de benoemingsprocedure te worden verstrekt. In die situatie is de Cdk immers uitsluitend nog stemhebbend voorzitter van hel college. De rol van de Cdk als provinciaal orgaan is echter niet los te zien van de rol die deze ambtsdrager heeft als ryksorgaan. Nadat de Grondwelsherziening zyn beslag zal hebben gekregen zal de posilie van de Cdk dan ook in zyn algemeenheid moeten worden bekeken. Er is een directe relatie tussen de wijze waarop de Cdk wordt aangesteld en de aard van de rol die hy vervult. Een benoemde Cdk dient boven de partyen le staan. Indien deze geen voorzitter van de Staten meer is, dient deze naar ons oordeel wel hel recht van het woord te houden, instrumenlen te hebben als hoeder van de kwaliteit van besluitvorming c.q. de cohesie van beleid, de bescherming van cle polilieke minderheden en aan agendasetting le kunnen doen. Als hel zover is, verdienl hel derhalve aanbeveling om de Cdk goed le equiperen.
34
3-4- Het presidium moet de agenda bepalen
3.6. Hike provincie heeft recht op haar eigen aanpak en cultuur
/. iaat het presidium bestaan uit de (vice-)voorzitter van de Staten en de commissievoorzitters Wij constaleren dat het presidium in een aantal provincies (mede) bestaat uit alle fractievoorzitters. De politieke discussie verplaatst zich daardoor nogal eens van de plenaire Staten naar het presidium. Bovendien gaat een en ander ten koste van de eigenlyke taak van het presidium, te weten het bepalen van de agenda.
k, Geef ruimte aan de eigen cultuur De onderzoeken en de gesprekken hebben duidelyk gemaakt dat
3.5. De vergoedingen moeten gedifferentieerd worden j. Differentieer de vergoeding voor de leden van het college, de Staten en de Cdk. Het statenlid wordt onvoldoende gewaardeerd, wat uiteraard opk consequenties heeft voor de bereidheid om statenlid te worden. Met instemming hebben wij kennis genomen van het recente voorstel van de Commissie Dykstal57 om de vergoeding voor leden van Provinciale Staten met 31% te verhogen. In plaats van de voorgestelde generieke verhoging van de vergoeding van alle statenleden bevelen wy echter aan om die verhoging vooral te gebruiken om de vergoeding te differentieren naar analogic van de schadeloosstelling in de Tweede Kamer. Dal betekent dat in het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden de vergoeding voor de vice-voorzitter, de commissievoorzitters en de fractievoorzitters wordt verhoogd. Met name vanwege het feit dat het stalenlidmaatschap parttime is, en de vergoeding daarop dus is afgestemd, dienen extra inspanningen ook extra te worden beloond. De besparing die de vermindering van het aantal statenleden met zich mee brengt, kan worden benut voor de financiering van deze gewenste differentiatie. Tevens pleiten wij voor een gedifferentieerde vergoeding van
de dualisering in de diverse provincies op verschillende manieren is opgepakt en uilgewerkt. Wy beschouwen dil niet als een nadeel, maar integendeel als een welkom uitvloeisel van de cultuurverschillen die er tussen de provincies bestaan. /, Ga de structuur niet fundamenteel 'aanpassen Wy onderschryven de sterke roep vanuit de provincies om de structuur niet fundamenteel te wijzigen. Nietiemin hebben wy drie onvolkomenheden opgemerkt die om een kleine wetsaanpassing vragen. Het betreft ten eerste de benoeming van een gedeputeerde van buiten, met name waar het gaat om de procedure met betrekking tot de geloofsbrieven. Ten tweede geschiedt de aansteiling van de leden van de rekenkamer thans door het college, terwyl het vanuil dualisme bezien voor de hand ligt de benoeming door de Stalen te laten plaatsvinden. Tenslotte dienen de gedeputeerden en de secretaris een formeie rol te krygen in de benoemingsprocedure van de Cdk. De nadere uitwerking hiervan hangt samen met de positie van de Cdk, waarop wy In paragraaf 3.3 reeds zyn ingegaan.
siaten- en collegeleden en Cdk's, afhankelyk van inwonertal, naar analogic van de gemeentelyke vergoedingen.
35
36
3.7. Slotopmerking
BIJLAGE
Wy constateren in algemene zin dat de evaluatie wel kort na de invoering van de wet diende plaats te vinden. Bovendien is de bevoegdheidsverdeling tussen de Staten en het college in de medebewindswetgeving nog niet in overeenstemming gebrachl met de dualisering.58 Het gras is by wijze van spreken net gezaaid, terwyl wy hel er nu al uiltrekken om te zien of er al wortels aan zitlen. Mel de minister59 stellen wy vast dal de dualiseringsoperatie gelel op deze korte verslagperiode nog niet overal volledig zyn beslag heeft gekregen.
1
Samenstelling commissie en secretariaat Samenstelling commissie
Loek Hermans (voorzitter) Meine Bruinsma Jos Elbers Jan de Geus Edil Hallensleben
Samenstelling secretariaat
Nicole Zwart-Hendrikx Laurens Koetsveld
37
38
2. DOELSTELLINGEN BIJLAGE
2
Plan van aanpak evaluatie Wet dualisering provinciebestuur1 1.INLEIDING
De dualisering van het provinciebestuur is ingevoerd per 12 maart 2003. Het kabinet had in het regeerakkoord van 1998 reeds gekozen voor een - in de praktyk reeds in gang gezette - onlwikkeling naar meer dualisme op lokaal en provinciaal niveau. De Staalscommissie Dualisme en lokale democratie adviseerde in het jaar 2000 over de wyze waarop de dualisering van het lokaal bestuur vormgegeven kon worden. Hoewel de taakopdracht aan de Staatscommissie zich niel uilstrekte in de richting van het provinciaal toestuur, heeft de commissie hier wel aandacht aan besteed. De redenen hiervoor waren dat het onderwerp dualisering op de nodige belangstelling van de provincies zelf kon rekenen en dat ook vanuit de Tweede Kamer werd gesteld dat de dualisering zich niet moest beperken tol alleen de lokale besluurslaag aangezien het formele bestuursstelsel van provincie grote gelykenis vertoont met die van gemeenten. Het kabinet volgde het advies van de Staatscommissie in hoofdlynen2. De kern van de dualisering is de ontvlechting van de rollen van Provinciale Stalen (als algemeen bestuur) en het college van Gedeputeerde Staten (als dagelyks bestuur). De ontvlechting van rollen wordt gerealiseerd door het aanbrengen van een scheiding tussen de samenstelling. de functies en de bevoegdheden van PS en GS. Dil heeft zyn besiag gekregen in de Wet dualisering provinciebesluur. In artikel XVII van de wet dualisering provinciebestuur is bepaald dat de wet moet worden geevalueerd. De rapportage zal voor 1 januari 2006 aan het parlement worden gezonden.
De wet formuleert de (lange termyn) doelstellingen van de dualisering als volgr. Herstel van de posilie van Provinciale Staten als het belangrykste provinciale politieke forum; Herstel van de volksvertegenwoordigende functie van Provinciale Staten; Versterking van de herkonbaarheid van het provinciale besluur voor de burger. Voor de evaluatie van de wet is artikel XVII van belang. Hierin staat: "Onze Minister zendt v66r 1 januari 2006 aan de Staten-Generaal een verslag over de doellreffendheid en de effecien van deze wet in de praktijk". De doelstelling van de evaluatie is dus om een beeld te schetsen van de effecten van de wet in relatie tot het primaire doel van de wet. Met andere woorden: in hoeverre zyn de veranderingen, zoals die in de wet zijn bepaald, ingevoerd en welke effecten hebben de structuurwijzigingen gehad in termen van; a) veranderde rolopvatting binnen provincies; b) een versterking van de eenheid van het beleid van het college van GS; c) de versterking van de positie van de politieke partyen in de provinciale democratie. De nadruk in deze evaluatie zal liggen op hel traceren van mogelyke knelpunten by de structuur- en cultuurveranderingen. Daarby zal uiteraard aandacht worden besteed aan de toezeggingen die in het parlement zijn gedaan in verband met de dualisering. Al naar gelang de uitkomsten van het onderzoek daartoe aanleiding geven, kan gedacht worden aan stimuleringsmaatregelen en eventueel ook aan reparatiewetgeving. De evaluatie komt, twee jaar na de invoering van een veelomvattend veranderingstraject, op een relatief vroeg tydstip. Daarnaast speelt mee dat de bevoegdheidsverdeling tussen PS en GS in de medebewindswetgeving nog niel in overeenstemming is met de dualisering3.
39
40
Het is dus zeer wel mogelyk dat deze evaluatie nog niet het eindbeeld geeft of kan geven. De evaluatie kan daarentegen wel gezien worden als (exlra) impuls voor de dualisering van hel provinciebestuur.
Visitatiegesprekken Op basis van de uitkomslen van het onderzoek organiseert de commissie een aantal gesprekken met deelnemers uit verschillende provincies en/ of doeigroepen (byv. het maatschappelyk middenveld en journalisten). Daarin worden de gevonden feiten en analyses
De evaluatie van de Wet dualisering provinciebestuur zal verschillen van de op 15 december 2004 afgeronde evaluatie
geverifieerd. Ook wordt ingezel op het ontwikkelen van ideeen om de cultiiurverandering mogelyk verder te ondersteunen.
dualisering gemeentebestuur'1. Dit komt voornamelyk door een aantal belangryke factoren: Het aantal provincies is in vergelyking met het aantal gemeenten zeer overzichtelyk. Een merendeel van de provincies (lien) hebben zelf al onderzoek gedaan naar de effecten van de
Bevindingen van de commissie Op basis van het onderzoek en de visitatiegesprekken stelt de commissie een rapport op dat aangeboden wordl aan de minister voor BVK.
dualisering in de praktijk. Deze informatiebronnen kunnen voor deze evaluatie gebruikbaar zyn. De resultaten en aanbevelingen van de
Over/eg met het IPO over evaiuatierapport
commissie evaluatie dualisering gemeentebestuur (voorzover van
Het eindrapport van de commissie is vervoigens voorwerp van
toepassing) kunnen worden gebruikt by de evaluatie dualisering
bestuurlyk overleg tussen de minister voor BVK en IPO.
provinciebestuur. Kabinetsstandpunt Ondanks dat de aanleiding voor het uitvoeren van een wetsevaluatie niet
Het kabinetsstandpunt over de evaluatie zal ten slotte rond 1 januari
verschilt, zorgen deze factoren ervoor dat de evaluatie voor provincies
2006 naar het parlemenl worden gezonden.
geen kopie kan zyn van de evaluatie dualisering gemeentebesturen.
4. DE COMMISSIE 3. DE AANPAK De commissie beslaat uit personen met gezag uit de kringen van hel De evaluatie van de provinciale dualisering richt zich in elke fase van het onderzoek op alle Nederfandse provincies. De evaluatie zal in hoofdlynen uit de volgende fasen bestaan;
openbaar bestuur en de wetenschap en begeleidt het onderzoek naar de effecten van de dualisering van het provinciebestuurbestuur. Conform het plan van aanpak zal de commissie een onderzoek (laten) verrichten en een aantal visitaliegesprekken (doen) organiseren. De commissie
Instelling Commissie
bepaalt de keuze van de onderzoekers en heeft als opdrachl het
Minister voor BVK stelt een Commissie in en verleent deze de opdracht
onderzoek en de onderzoekers onafhankelyk en kritisch te begeleiden.
onderzoek uil te (laien) voeren overeenkomstig dit plan van aanpak.
De commissie rapporteert aan de minister voor BVK over de resultaten van het onderzoek. De commissie wordt ondersteund door een
Onderzoek
secrelariaal vanuil hel ministerie van BZK.
Onder verantwoordelijkheid van de commissie wordt onderzoek verricht naar de doeltreffendheid en effecten van de wet. Hierby gebaiikmakend van het reeds beschikbare onderzoeksmateriaal van de provincies.
41
42
5. HOOFDVRAGEN VAN DE EVALUATIE
6. RESULTATEN VAN DE EVALUATIE
De evaluatie dient met name antwoord te geven op de volgende vragen:
De commissie geeft zyn bevindingen weer op basis van de uitkomsten van het onderzoek en de visitatiegesprekken. De volgende aspecten komen daarby aan de orde:
• Welke wijzigingen in het functioneren van het provinciebestuur met name waar het de interactie tussen de verschillende provinciate actoren taetreft zijn opgetreden (als direct dan wel indirect gevolg) en tegen welke knelpunten (by de invoering of by de werking van het stelsel) loopt men aan? • Welke effeclen en veranderingen hebben zich voorgedaan in rolopvattingen en attitudes by provinciebestuurders en in hoeverre zyn deze hel gevolg van de dualisering of wellicht van politieke veranderingen of andere omgevingsfactoren? • Wat is het effect van de dualisering op de machtsbalans tussen PS en GS? • Hoe ervaart men het dualistisch stelsel? • Heeft men de indruk dat de kwaliteit van het bestuur door de dualisering is verbeterd? • Heeft de PS voldoende?insirumenten om het GS effeclief te controleren? • Welke effecten heeft de dualisering op de ambtelyke organisalie? • Wordt een versterking van de herkenbaarheid van het provinciale bestuur ervaren (door maatschappelyke organisaties, media of burgers)? Deze vragen hebben alle te maken met structuur- en cultuurveranderingen evenals de rolopvattingen en percepties van betrokkenen. Belangryk daarby is te weten hoe men het nieuwe stelsel beleeft en hoe men legen de gewyzigde rollen aankykt. Door dit als uitgangspunt te nemen by het traject van de rondetafelgesprekken kan deze evaluatie tevens voor (hernieuwde) aandacht voor het proces van cultuurverandering zorgen. Op basis van de signalering van knelpunten kunnen dan condities voor oplossingsrichtingen ontwikkeld worden.
43
• •
•
•
• •
Een schets van de politieke omgevingsfactoren tydens en na de invoering van de dualisering. Een overzicht van de wyze waarop de wettelyk verplichte veranderingen per 12 maart 2003 en welke effecten deze wyzigingen hebben op de onderlinge rolopvattingen. Een beeld van de invoering van de niet wettelyk verplichte veranderingen, zoals b.v. de instelling van een presidium, waarby eveneens het effect op de interacties tussen de verschillende doelgroepen zal worden beschouwd. Een indicatie van indirecte veranderingen die byvoorbeeld waarneembaar zyn in veranderde. rolopvattingen en attitudes door de overgang van een monistisch bestuursstelsel naar een dualistisch bestuursstelsel (cultuurveranderingen). Een indruk hoe men het stelsel ervaart en of men van mening is dat de kwaliteit van hel provinciebesluur verbeterd is. Het effect van de dualisering op de machtsbalans tussen PS en GS.
Uit de evaluatie moet kunnen worden afgeleid welke aspecten van de wet aangepast dienen te worden of waar mogelyk een nieuwe cultuurimpuls nodig is. Tevens zal aan de provinciale politici worden gevraagd of de provinciate politiek naar hun mening voor burgers interessanter, zichlbaarder, levendiger is geworden en of burgers zich door de dualisering meer by het provinciebestuur betrokken voelen. Hel valt echter te betwyfelen of burgers die veranderingen in de inlerne werkwyze nu reeds kunnen waamemen of op hun waarde schatten.
44
7. DE PLANNING
Kwartalen
,
BIJLAGE ,
Eindnoten
Activiteiten
1
Eerste kwartaal 2Q05^* $.'., Sarnenstellen£tt instellen commbsfer /., [' ; \ \ V, ; V X\" j 2*1, ^Concept plan> van aanpak voorleggen aalfi - , >s'u' Yo *, ^'? J'^::' '^ ;"fe)evant^ partffen.* ,-; > < ; . >;_s>t r -''-, ^ 7 " l '•!^ ^ ' ' < ^ » ' I &' ^ :/
... i 1 ',
./'
' ' 5 < ' . . ' *' *t
2
3
4
5 6 7
7a
,
v
•
-
.
r
'
7b 8
N
jai^obl^!^^^^^^
it
v v
' * ^ ' ; 1 0 ^ Vorbereidenkablnets 9
12
13
Op 2 mei 2005 toegezonden aan de Tweede Kamer, 30 114. nr. 1 Kamerstukken II, 1999-2000, 26 800 VII, nr. 42 De medebewindswetgeving naar verwachting in het najaar van 2005 in werking treden. Rapport van de Stuurgroep evaluatie dualisering gemeentebestuur. "Aangelegd om in vnjheid samen te werken, Dualisering: bysturing geboden" (www.m/nb2rk.n//evaluatiedualisering)
45
3
14 15 16
17
Vergelijk Staatscommissie dualisme en lokale democralie, Dualisme en lokale democratie, Den Haag 2000, p. 15 Kamerstukken II, 2001/02, 28 384, nr. 3, p. 7; Staatscommissie dualisme en lokale democratie, Dualisme en lokale democratie, Den Haag 2000, 16 Kemenade, J.A. van en Versteden, CJ. Horkenbaar Bestuur, Haarlem, 1999 Kamerslukken II, 2001/02, 28 384, nr. 3, p. 2 en 7 Kamerstukken II. 2004/05, 3011-4, nr. 1 Zie voor de samenstelling van de commissie, bijlage .1 Zie ook het plan van aanpak van de evaluatie Wet dualisering provinciebestuur, bijlage 2 behalve met de Staten van Limburg behalve met de secretaris van Npord-Brabant Wanneer in dit rapport de term ambtenaren wordt gebruikt worden alleen die provinciale ambtenaren bedoeld die vallen onder de secretaris en dus het college. Dit in tegenstelling tot de griffier en de medewerkers van de griffie Op deze plaats wil de commissie Rogier Elshoul. Boudewijn Grievink, Mark Mayenburg en Jeanne Roeland heel hartelyk bedanken voor hun enthousiaste inzet Vergelijk ook conclusies uit de zelfevaluaties van Noord-Holland, Overyssel, Groningen Drenlhe, Utrecht, Zeeland en Limburg, "Evaluatie Dualisering Provincies", p. 69/70 en "De schoen wringt nog, maar we lopen hel er zelf wel uit". p. 11 Vergelijk ook "Aangelegd om in vryheid samen te werken, Dualisering: bysturing geboden", p. 15 "De schoen wringt nog, maar we lopen het er zelf wel uit", p. 13 "Evaluatie Dualisering Provincies", p. 68/69 De instroom van nieuwe statenleden in de onderzochte periode is grool, Rond de 58% van de statenleden hebben alleen eryaring. met het duale systeem. "Evaluatie Duaiisering Provincies", p. 67/68. Ook uit de zelfevalualies bly'kt dat in de provincies Noord-Holland, Drenthe, Utrecht, Zeeland en Limburg er nog onduidelykheid is over de rolverdeling van het college en de Stalen
46
18
19
20
"Online enquetes Evaluatie Wet Dualtsering Provinciebestuur", p.
37
Kamerstukken I. 2005/06, 28995, I
10.
38
Vergelyk ook "Aangelegd om in vryheid samen te werken, Dualisering: bijsturing geboden", p, 23
Vergelyk ook de conclusies van de zelfevaluaties van Overyssel, Drenthe, Utrecht, Limburg
39
"De schoen wringt nog. maar we lopen het er zelf we! uit". p. 12
"De schoen wringt nog, maar we lopen het er zelf wel uit", p. 11
40
Er zyn twaalf gedeputeerden 'van buiten' benoemd. Dat is 17% van
20a
Kamerstukkenll. 2001/02. 28384. nr. 3, p. 5
21
"Online enquetes Evaluatie Wet Dualisering Provinciebestuur", p. 10
het totale aantal gedeputeerden 41
Vergelyk ook "Aangelegd om in vrijheid samen te werken,
42
Vergelyk ook "Aangelegd om in vryheid samen te werken,
"De schoen wringt nog. maar we lopen het er zelf wel uit", p. 11.
43
"Online enqueles Evalualie Wet Dualisering Provinciebesluur"
"Evaluatie
44
"De schoen wringt nog, maar we lopen het er zelf wel uit", p. 12
Dualisering: bijsturing geboden", p. 23
en "Evaluatie Dualisering Provincies", p. 67/68 22
Vergelijk ook "Aangelegd om in vryheid samen te werken, Dualisering: bysturing geboden", p. 22
23
Dualisering Provincies",p. 69-70
24
"De schoen wringt nog, maar we lopen het er zelf wel uit", p. 12
25
Vergelyk ook "Aangelegd om in vryheid samen te werken,
Dualisering: bijsturing geboden", p. 17
45
Dualisering; bysturing geboden", p. 22, "De schoen wringl nog.
46
"Evaluatie Dualisering Provincies", p. 69/70
maar we lopen het er zelf wel uil", p. 13 en de zelfevaluaties van
47
Vergelyk ook "Aangelegd om in vryheid samen te werken,
Noord-Holland, Overyssel, Groningen Drenthe, Utrecht, Zeeland en
Dualisering: bijsturing geboden", p. 22 48
Limburg 26
Het rapport "Online enquetes Evaluatie Wet Dualisering
"Evaluatie Dualisering Provincies", p. 18, 70/71, Evaluatie Dualisering Provincies, Byiage 2", p. 24/25 en "Online enquetes Evaluatie Wet Dualisering Provinciebestuur". p. 25.
Provinciebestuur" laat &en dat 48% van de ondervraagden aangeeft dat de Staten nog niet voldoende zyn toegerust om op
49
"De schoen wringt nog, maar we lopen het er zelf wel uit", p. 13
hoofdlynen te sturen. Vergelyk ook "Evaluatie Dualisering
50
"De schoen wringl nog, maar we lopen het er zelf wel uil", p. 12 en
Provincies", p. 67/68 en "De schoen wringt nog, maar we lopen
"Aangelegd om in vrijheid samen te werken, Dualisering: bysturing geboden", p. 22
het er zelf wel uit", p. 13 27
"De schoen wringt nog, maar we lopen het er zelf wel uit" en "Evaluatie Dualisering Provincies"
Ook ten aanzien van het gebruik van het recht van initiatief bestaat
51
"Evaluatie Dualisering Provincies", p. 70/71 en "De schoen wringt nog, maar we iopen het er zelf wel uil". p. 13
geen eenduidig beeld. In een provincie zijn acht initiatiefvoorstellen gedaan, terwyl in andere provincies niet 66n initiatiefvoorstel is
52
ingediend.
53
"Evaluatie Dualisering Provincies. Byiage 2", p. 24/25
28
"De schoen wringt nog. maar we lopen het er zelf wel uit", p. 11
54
Zie Staatscommissie dualisme en lokale democralie. deel F,
29
Vergelyk ook "Aangelegd om in vryheid samen te werken, Dualisering: bysturing geboden", p. 22
55
www.vernieuwingsimpulsprovincies.nl
"De schoen wringt nog, maar we lopen het er zelf wel uit" en
56
30
Samenvatting en aanbevelingen, p. 15.
"De schoen wringt nog, maar we lopen het er zelf wel uit", p. 13
32
Arlikel 179 lid 2 Provinciewet geeft dezelfde opdracht aan de
Den Haag 2003. 57
Kamerstukken II, 2001/02, 28 384, nr, 3, p. 35
34
"Online enquetes Evaluatie Wet Dualisering Provinciebestuur", p. 19
58
"De schoen wringt nog, maar we lopen het er zelf wel uit", p. 13
36
Handreiking Actieve Informatieplicht,
De medebewindswetgeving zal naar verwachting op 8 maart 2006 in werking treden. (Wet dualisering provinciale medebewindsbevoegdheden, Stb. 2005, nr, 532)
en "Evaluatie Dualisering Provincies", p. 70/71 35
Adviescommissie rechtspositie politieke ambtsdragers, Advies Beloningsverhoudingen Politieke Ambtsdragers, november 2005.
Commissaris van de Koningin voor het door hem gevoerde beleid, 33
"Handreiking De actieve informatieplicht van hel college van burgemeester en wethouders: vraag en antwoord", VNU Uitgevenj,
"Online enquetes Evaluatie Wet Dualisering Provinciebestuur" 31
Er hebben 6 gemeenten deelgenomen
59
Kamerstukken II, 2004/05, 30 114, nr 1, p 4.
www.vernieuwingsimpulsprovincies.nl, 8 juli 2003
47
48
Colofon
Het rapport van de Commissie Evaluatie Provinciale Dualisering en de bijlagen zyn beschikbaar via de website van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkryksrelaties, www.minbzk.nl/evaluatiedualisering Vormgeving: Drukwerk: Omslag met Cd-rom:
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkryksrelaties, Directie Communicatie en Informatie, Grieye Huitema Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkryksrelaties, Directie Communicatie en Informatie Drukkery Excelsior. Den Haag
December 2005 48782
49
50
Muzenstraat 61
Vergadering van de algemene vergadering op 9 maart 2006 agendapunt 8e, bijlage 2
Postbus 16107 2500 BC Den Haag telefoon(070)8881212
fax (070) 888 12 80
Aan de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkryksrelaties Postbus 20011 2500 EA DEN HAAG
Inter provincisal Overieg
; *D
CONCEPT
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
datum
onderwerp
Reactie op het evaluatierapport "Zonder wrijving geen glans"
Geachte heer Pechtold, Hierbij treft u onze reactie aan op het evaluatierapport "Zonder wrijving geen glans" van de commissie Hermans over dualisering van het provinciebestuur. In de eerste plaats spreken wij onze waardering uit voor de constructieve benadering van de commissie van het provinciale dualisme. De commissie heeft er oog voor dat de evaluatie erg vroeg na de invoering van het duale bestel plaatsgevonden heeft, zodat de duale bestuurscultuur nog voor een groot deel vorm moet krijgen. In dit verband vinden wij de beeldspraak van de commissie goed gekozen dat het gras net gezaaid is, terwijl we het er nu al uittrekken om te Mjken of er wortels aanzitten. Om die reden beoordelen wij het positief dat de commissie een zeer beperkt aantal structuurwijzigingen aanbeveelt. Dualisering moet nu eerst in de praktijk verder tot ontwikkeling worden gebracht. Het primaire doel van de Wet dualisering provinciebestuur is verduidelijking en verheldering van de rollen binnen het provinciebestuur. Hiermee zou worden bijgedragen aan het vergroten van de herkenbaarheid van de provincie voor de burger. In het evaluatierapport missen wij echter aandacht voor de vraag in hoeverre de wijze waarop het duale bestel voor de provincies wettelijk is vormgegeven de provincies adequate handvaten biedt om dit doel te realiseren. De evaluatie betreft vooral de wijze waarop de provincies dualisering hebben vormgegeven. In het navolgende gaan wij in op de conclusies en aanbevelingen van de commissie. De Staten zijn nog te kleurloos De commissie beveelt aan: versterk de volksvertegenwoordigende rol; breng de kaderstellende rol weer terug naar oorspronkelijke betekenis;
Inlichtingen bij Doorkiesnummer Bijlagen
: mevrouw mr. Y.C.C. Sinnige : 070 - 888 12 58 : geen
-2-
breng meer balans in de controlerende rol; en zorg voor meer wrijving. Deze bevindingen van de commissie zijn herkenbaar. De drie rollen van de staten in het duale stelsel (volksvertegenwoordigen, controleren en kaderstellen) moeten in de praktijk nog verder uitkristalliseren. Daar is tijd voor nodig. Wij verwachten dat ook de komende bestuursperiode van Provinciale Staten hiervoor nog benut moet worden. Het is in de eerste plaats aan de provincies zelf om daar vorm en invulling aan te geven. Ook voor politieke partijen is een belangrijke verantwoordelijkheid weggelegd. Bij de samenstelling van de verkiezingslijsten moet worden gezocht naar kandidaten die niet mee willen besturen, maar juist tegenwicht willen bieden aan het bestuur. De Vemieuwingsimpuls 'Dualisme en provinciale democratie' heeft als een van de speerpunten het bevorderen van het debat in Provinciale Staten. In 2004 heeft de Vemieuwingsimpuls een debattraining aangeboden aan alle statenleden. Ruim honderdvijftig statenleden hebben van dit aanbod gebruik gemaakt. Zoals in het rapport wordt aangehaald organiseert de Vemieuwingsimpuls dit jaar een debatscan, waarbij in iedere provincie het duale debat in een statencommissievergadering wordt geobserveerd. Iedere provincie krijgt daarvan een verslag met aanbevelingen, die in de desbetreffende commissie en het presidium besproken kunnen worden. Als alle provincies bezocht zijn (februari 2006) dan brengt de Vemieuwingsimpuls een totaalrapport met conclusies en aanbevelingen uit over de staat van het debat in de provincies. Deze activiteiten zijn aanvullend op de initiatieven die de provincies zelf op dit terrein ontplooien. In de provincies ligt het zwaartepunt. Het college moet geen afspiegeling zijn De commissie doet de volgende aanbevelingen: zorg voor meerderheidscolleges op basis van een program; maak optimaal gebruik van de mogelijkheid van de gedeputeerden van buiten de staten; en expliciteer de actieve informatieplicht. Over de eerste twee aanbevelingen spreken wij ons niet uit. Het is aan de provinciale politici en bestuurders om te bepalen of deze aanbevelingen overgenomen moeten worden. Wij vragen ons overigens af of bij de formatie het versterken van de duale verhoudingen een rol van betekenis zal spelen. De commissie constateert dat de introductie van de actieve informatieplicht van het college aan de staten veel onduidelijkheid met zich meebrengt. De provincies hebben deze informatieplicht zeer verschillend ingevuld. Verschillende provincies vragen om een nadere verduidelijking van de reikwijdte van deze plicht. De Handreiking die de gemeentelijke Vemieuwingsimpuls in 2003 heeft uitgebracht kan als hulpmiddel toegepast worden. Voor het overige zijn wij van mening dat ook deze nieuwe plicht in de praktijk moet uitkristalliseren: welke informatie, op welk moment en op welke wijze moet het college aan de Staten geven? Van belang is dat de Staten het college erop aanspreken indien de informatievoorziening niet naar wens verloopt, zodat op basis hiervan een goede werkwijze gevonden kan worden. De rol van de CdK moet worden heroverwogen De commissie beveelt aan de grondwetsherziahing door te zetten die de weg vrijmaakt voor het beeindigen van het voorzitterschap van de CdK van de staten. Het is volgens de commissie van belang daarbij fundamenteel na te denken over de positie van de CdK, omdat deze onverminderd boven de partijen moet blijven staan en over interventiemogelijkheden moet blijven beschikken. Ons is niet gebleken dat er zich problemen voordoen in verband met de dubbelrol van de CdK als voorzitter van zowel het college als de Staten. In de praktijk geven zij op een goede wijze invulling aan beide rollen.
-3-
Ook los van de ingediende grondwetsherziening strekkend tot het deconstitutionaliseren van het voorzitterschap van de staten is het van belang aandacht te besteden aan de benoemingsprocedure van de CdK. Zoals de commissie terecht constateert is het college nu niet formeel betrokken bij deze procedure, terwijl de CdK een belangrijke rol heeft als voorzitter van het college. Wij zijn het met de commissie eens dat de commissaris het zogenaamde 'recht van het woord' in de Staten moet behouden indien hij geen voorzitter meer is van de staten. Ook anderszins moet hij voldoende toegerust zijn om als hoeder van goede besluitvorming(-sprocessen) op te kunnen blijven treden. Zo nodig zal daar aanvullend instrumentarium voor moeten komen. Het ligt voor de hand de positie van de Commissaris van de Koningin als provinciaal en rijksorgaan in zijn algemeenheid te bezien indien de grondwetswijziging zijn beslag heeft gekregen. Het presidium moet de agenda bepalen De commissie beveelt aan dat het presidium bestaat uit de vice-voorzitter van de staten en de commissievoorzitters. Over deze aanbeveling van de commissie nemen wij geen standpunt in. In de provincies is het presidium verschillend vormgegeven. Er zijn provincies met een presidium en een seniorenconvent en provincies met een presidium mede bestaande uit fractievoorzitters. In diverse provincies is de CdK lid van het presidium. Het is ons inziens aan de Staten van de individuele provincies om hiervoor de voor hen meest passende vorm te kiezen. De vergoedingen moeten gedifferentieerd worden De commissie stelt voor in het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden de vergoeding voor de vice-voorzitter, de commissievoorzitters en de fractievoorzitters te verhogen. In opdracht van het IPO heeft het bureau SGBO begin 2005 een rapport over de werkbelasting van statenleden uitgebracht. De Werkgroep rechtspositie statenleden voortkomend uit de Algemene Vergadering van het IPO heeft naar aanleiding daarvan een aantal aanbevelingen uitgewerkt, die ter advisering aan de Commissie Dijkstal zijn gestuurd aan minister Remkes. Volledigheidshalve is deze brief bij gesloten (bijlage 1). Uit het onderzoek van SGBO is naar voren gekomen dat er sprake is van een aanzienlijke taakverzwaring van de fractievoorzitters. De werkgroep stelt voor de vergoeding van deze statenleden aan te laten sluiten bij de regeling van fractievoorzitters van de Eerste Kamer. Uit het onderzoek is niet naar voren gekomen dat de vergoeding van de commissievoorzitters en de vicevoorzitters omhoog zou moeten. De vergoeding van deze laatste categoric zou opnieuw bezien moeten worden indien de CdK niet langer voorzitter is van Provinciale Staten. Het is te verwachten dat de werkbelasting van de vice-voorzitter van de Staten dan aanmerkelijk toeneemt. Uit het onderzoek van SGBO is tenslotte niet naar voren gekomen dat de werkbelasting van Statenleden verband houdt met het inwonertal van de provincies. Elke provincie heeft recht op haar eigen aanpak en cultuur De commissie vindt dat ruimte aan de eigen cultuur van de provincies geboden moet worden om dualisering vorm te geven. Wij sluiten ons van harte bij deze aanbeveling aan. Er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden. Ook sluiten wij ons aan bij de oproep van de commissie om de structuur niet fundamenteel aan te passen. Dualisme moet eerst goed wortel schieten. De schop erin zetten verstoort dit proces maar.
-4-
De drie onderwerpen waarvoor de commissie een wetsaanpassing bepleit1 komen ons niet onlogisch voor. Bij de eventuele verdere uitwerking daarvan worden wij graag betrokken. Met vriendelijke groet, MTERPROVINCIAAL OVERLEG,
J. Franssen, voorzitter.
1
De geloofsbrievenprocedure voor de gedeputeerde van buiten, aanstelling van de leden van de rekenkamer door PS in plaats van door GS en de formele rol voor secretaris en gedeputeerde bij de benoemingsprocedure van de CdK.