onderwerp: Foto‛s trekken (media, beeld, drama) doelen: De kinderen kunnen gericht kijken. De kinderen kunnen een digitaal fototoestel hanteren. De kinderen kunnen een compositie samen stellen om te fotograferen. De kinderen kunnen de juiste afstand innemen van de compositie met hun fototoestel. De kinderen kunnen foto‛s afprinten vanaf de computer. De kinderen kunnen mooie plaatjes zoeken om te fotograferen met een zoekertje. De kinderen ontdekken verschillende standpunten en perspectieven van waaruit een foto genomen kan worden. De kinderen kunnen foto‛s trekken van groepjes kinderen van de klas. De kinderen kunnen aanwijzigingen geven en opvolgen over het verplaatsen van personen voor de te nemen foto. leermiddelen: verkleedkleren, drie digitale fototoestellen, computer met printer, WC-rolletjes, kartonnen kadertjes. werkwijze: 1) Waarnemen We bekijken klassikaal enkele foto‛s van groepjes sprookjesfiguren uit het boek van de Efteling. Welke vinden jullie de mooiste foto? Waarom? Wanneer is een foto mooi, goed, niet goed, duidelijk, ... 2) De klas wordt verdeeld in groepjes van 5. Ieder groepje kiest één van de foto‛s van de Efteling. We beginnen nu aan twee opdrachten zodat 3 groepjes kunnen beginnen met het fototoestel, nadien worden de toestellen doorgegeven aan de andere groepjes. opdracht 1: Eén van jullie is fotograaf. Je bedenkt samen 4 tableau vivants (dit begrip kennen de kinderen) bij het sprookje dat jullie gekozen hebben. De fotograaf neemt een foto van elk tableau vivant. Jullie mogen hiervoor de verkleedkoffer gebruiken. Na deze opdracht beginnen deze kinderen aan opdracht 2 en wachten nadien weer op het fototoestel. opdracht 2: Je hebt de afgelopen week weer heel wat geknutseld en gemaakt. Schik alles wat je gemaakt hebt op een plekje mooi bij elkaar. Om te controleren of je hiervan een mooie foto kan maken , kijk je vanop een afstand door het kartonnen kokertje. Kijk ook eens van heel laag naar boven, en van hoog naar je knutselwerkjes naar beneden. Wat verandert er? Staat het helemaal goed? Dan even wachten tot je het fototoestel krijgt. 3) Wanneer alle foto‛s genomen zijn sluit de leerkracht het fototoestel aan de computer aan en haalt de foto‛s binnen. De kinderen kunnen nu groepje pere groepje hun foto‛s afprinten en een filmpje maken van hun tableau vivants met een muziekje op de achtergrond. De groepjes die wachten op de computer werken aan hun fotoboekjes. Ze knutselen zelf met karton, papier, raffia en zijdepapier een fotoboek in elkaar waar nadien de foto‛s in gekleefd kunnen worden. 4) Als afronding van de activiteit tonen we alle foto‛s en de filmpjes met de computer op een groot scherm. De kinderen kunnen hun mening over de filmpjes tonen door het tonen van een sprookjesfiguur die er bij past. Ze verwoorden ook hun keuze voor dat sprookjesfiguur. De filmpjes kunnen nadien op de site van de klas / school geplaatst worden of op het einde van het trimester of jaar getoond op groot scherm aan de ouders samen met andere werkjes.
onderwerp: Poppenkast (beeld,drama,taal,media) doelen: De kinderen kunnen met een prtner een dialoog voorbereiden. De kinderen kunnen en durven bij de voorbereiding van een dialoog hun fantasie gebruiken. De kinderen kunnen met stokpoppen een dialoog brengen in een poppenkast. De kinderen kunnen en durven tijdens het spel improviseren door in te spelen op hun partner. De kinderen kunnen en durven hun spreektechniek oefenen. De kinderen kunnen het spel van anderen tactvol bespreken. De kinderen kunnen genieten van het zelf spelen en van het spel van anderen. De kinderen kunnen samenwerken. De kinderen kunnen bij het ontwerpen van stokpoppen, attributen en decor hun fantasie en creativiteit gebruiken. benodigdheden: overheadprojector, allerlei teken- en schildermateriaal, grote witte vellen, stokjes, het verhaal, poppenkast, kaartjes axenroos, schgerei en schrijfbladen. Voor deze activiteit wordt de klas ingedeeld in 6 groepen. Iedere groep bestaat zo uit 6 kinderen. De kinderen mogen zelf hun groepjes indelen. Ieder groepje beslist voor zich of het kiest voor een toneel of voor een poppenkast. Binnen ieder groepje worden drie taken verdeeld. Twee kinderen schrijven een dialoog of verhaallijn uit bij een zelfgekozen fragment van het verhaal. De keuze van het fragment gebeurt door de keuze van 1 van de vijf zintuigen, begin of slot. Op deze manier wordt uiteindelijk heel het verhaal voorgesteld. Er mogen veranderingen aangebracht worden in het verhaal, het einde kan een andere wending krijgen, personages mogen worden toegevoegd, ...Op deze manier kunnen de kinderen hun eigen fantasie een plaats geven in het verhaal. Twee kinderen zorgen voor het decor of achtergrond. Voor de poppenkast zal een achtergrond moeten uitgewerkt worden. Ook hierbinnen krijgen de kinderen een grote vrijheid. Zij kunnen of hun decor zelf schilderen, tekenen, ... naar eigen fantasie (gebasseerd op het verhaal) of ze kunnen de hulp inroepen van de overheadprojector om zelfgemaakte tekeningen te vergroten. Het te gebruiken materiaal is naar keuze. De poppenkast is reeds aanwezig in de klas. De overige twee kinderen werken de stokpoppen/ attributen voor het toneel uit. Hiervoor hebben ze weer verschillende mogelijkheden. Ze kunnen hun eigen tekentalent benutten of het boekje gebruiken waarin stap voor stap wordt voorgedaan hoe je personen tekent. De attributen die zij nodig achten voor het toneel worden zelf ontworpen en gemaakt. Ieder kind binnen de groep krijgt een kaartje van de axenroos omgehangen met daarop het dier dat zijn/haar taak uitbeeld in het groepswerk. wasbeer: moedigt de groep aan, motiveert wasbeer: zorgt voor het materiaal bever: vraagt aan leerkracht hulp indien nodig kameel: waakt erover dat er naar elkaar geluisterd wordt havik: bekijkt het proces kritisch en geeft feedback tussendoor leeuw: hakt de knoop door bij beslissingen, neemt de leiding op zich De groepjes zijn nu klaar om te starten met het groepswerk. Wanneer alles klaar is, de dialogen, attributen,decor/achtergrond, stokpoppen,... oefenen de groepjes hun stuk in. Hierbij letten zij op intonatie, expressie, mimiek, ... De groepjes worden hierin ondersteund door de leerkracht.
Na het groepswerk wordt door iedereen een individuele evaluatie ingevuld over het groepswerk. Het toonmoment zal plaatsvinden op de tentoonstelling tijdens het grote zintuigenfeest. Op de tentoonstelling waar alle werkjes opgesteld staan, worden de ouders uitgenodigd. Tijdens deze tentoonstelling voeren de verschillende groepjes hun toneel of poppenkast op in chronologische volgorde van het verhaal.
Luisteren naar en schilderen op muziek (muziek,beeld,taal) doelen: De kinderen kunnen gericht luisteren. De kinderen kunnen een ritme weergeven in een lijn. De kinderen kunnen een kleur kiezen bij een muziekstuk. De kinderen kunnen verwoorden wat ze in muziek horen, welke sfeer het weergeeft. De kinderen kunnen een muziekstuk in vier tekeningen uitbeelden. De kinderen kunnen genieten van muziek.
leermiddelen:cd, cd-speler, verfmateriaal, wasco, kleurpotloden, tekenbladen, vormenwaaiers,kleurenwaaiers, schrijfblad met richtvragen, prenten droomvlucht en spookslot Efteling. werkwijze: 1) waarnemen We luisteren eerst naar de muziek van Het spookslot van de Efteling (Dance Macabre van Camille Saint Sans). Aan het einde van de muziek vertellen de kinderen waarover ze denken dat de muziek gaat. Was het vrolijk/ droevig/ spannend/ griezelig/ ... Waarom vind je dat? Hoe komt het dat de muziek ... klonk? Over wie zou het gaan? Waar zou het zich afspelen? Wanneer zou het zich afspelen? Wat zou er gebeuren? Welke kleur uit de kleurenwaaier past bij deze muziek? Welke lijnen of vormen uit de vormenwaaier past bij deze muziek? ...Is er iemand die deze muziek ergens van kent? In dien niet vertelt de leerkracht het verhaal bij ‘Dance Macabre‛. Een componist schrijft eigenlijk ook een verhaal, net zoals een auteur van een boek. Maar de componist gebruikt klanken en instrumenten in plaats van letters en prenten. 2) Midzomernachtsdroom (fragment) We gaan over naar het tweede muziekstuk. Met dit muziekstuk gaan de kinderen zelf aan de slag. We beluisteren eerst het stuk. Na het beluisteren kiezen de kinderen een woord, kleur en lijn uit hun waaiers. Ze schrijven voor zichzelf op bij de muziek: wie, wat gebeurt, waar, wanneer, ... De tweede keer dat we het fragment gaan beluisteren staan we klaar met verfpotjes en penselen. De muziek start en we stelen ons voor dat we de dirigent zijn van het spelende orkest. Eerst dirigeren we enkel met ons penseel. Na een tweetal minuten, dirigeren we verder op ons blad met verf. De kinderen kiezen de kleuren en lijnen die bij de muziek passen en schilderen de muziek. Ieder kind heeft verschillende vellen papier. Wanneer ze denken dat er een nieuw deel in het stuk begint, nemen ze een nieuw blad. Belangrijk is wel dat ze de bladen nummeren. 3) De kinderen hebben nu uitgebreid kennisgemaakt met het muziekstuk. Ze krijgen weer enkele vellen, maar met dit keer wasco/ kleurpotloden/stiften/ waterverf. We gaan nu het verhaal bij de muziek schilderen. Het muziekstuk duurt ongeveer 15 minuten, dit geeft ze de kans na te denken, terug te kijken naar hun waaiers en vragenblad. 4)Wanneer het verhaal getekend is, schrijven de kinderen bij iedere tekening (ongeveer 4 tekeningen) één of twee zinnen om kort te beschrijven wat op de tekening gebeurt. toonmoment: De kinderen leggen hun tekeningen in de juiste volgorde op hun bank. We wandelen door de klas. De leerlingen die iets willen vertellen over werk krijgen hiertoe de kans. De andere kinderen kunnen hierbij opmerkingen geven en vragen stellen.
slotmoment: De leerkracht toont wat anderen met de muziek gedaan hebben. Het verhaal wordt voorgesteld in de Efteling in de droomvlucht. De leerkracht vertelt hierbij ook de vereenvoudigde en op niveau aangepaste versie van Shakespeares verhaal van Midzomernachtsdroom.